10 Hoe kan de ervaringskennis van cliënten een gelijkwaardige

10
Hoe kan de ervaringskennis
van cliënten een
gelijkwaardige positie
krijgen?
In deze ronde tafel komt aan de orde
waarom de ervaringskennis van jeugd én
ouders niet of in een te laat stadium
gebruikt wordt. Het gaat om inzet van
ervaringskennis bij de hulpverlening, de
kwaliteit van aanbieders en het beleid
van gemeenten en landelijke overheid.
Een grote groep enthousiaste deelnemers was aanwezig om mee te discussiëren over het vraagstuk hoe de
ervaringskennis van cliënten een gelijkwaardige positie kan krijgen. Uiteraard waren cliënten, jongeren én
ouders en hun ondersteuners, ruim vertegenwoordigd. Verder namen vertegenwoordigers van instellingen,
gemeenten en medewerkers van onderwijsopleidingen deel aan het gesprek.
Om recht te doen aan alle aanwezige ervaringskennis in deze sessie, van alle verschillende partijen, is in deze
sessie ervoor gekozen om in kleinere en grotere groepen uit te wisselen over dit vraagstuk. Als eerste is in
kleine groepjes in sneltreinvaart in kaart gebracht - waarom het zo belangrijk is dat ervaringskennis een
gelijkwaardige positie krijgt – wat het in praktijk toch steeds weer zo lastig maakt en wat er nodig is om
toch deze gelijkwaardige positie te realiseren.
1. Waarom is het zo belangrijk dat ervaringskennis een gelijkwaardige positie krijgt?
Samenvattend: Aandacht voor ervaringskennis zorgt voor effectievere zorg en ondersteuning. Jongeren en
ouders hebben expertise die indien die meegenomen wordt zorgt voor een passender aanbod, gemotiveerdere
cliënten en jongeren en ouders weten als beste wat behouden moet blijven en wat er nodig is.
Cliëntenparticipatie zorgt niet alleen voor het aanboren van de eigen kracht van jongeren en ouders maar
heeft ook een voorbeeldfunctie voor aan andere ouders en jongeren.
2. Wat maakt het lastig om ervaringskennis in een gelijkwaardige positie te krijgen?
Samenvattend: Professionele en beleidsdeskundigheid blijft in praktijk voorop staan, wetenschappelijke
kennis en ervaringskennis worden niet als gelijkwaardig beoordeeld. De verhouding tussen hulpverlener en
cliënt is ongelijk; hulpverleners varen teveel op hun algemene professionele kennis en te weinig op de
specifieke ervaringskennis van de cliënt. Ook door jongeren en ouders wordt ervaringskennis lang niet altijd
niet van belang gevonden.
3. Wat is er nodig om ervaringskennis van cliënten een gelijkwaardige positie te geven?
Samenvattend: Een cultuuromslag, ondersteund door structuur, die bij gemeenten en instellingen zorgt voor
het besef dat betrokkenheid van jeugdige en ouders noodzakelijk en essentieel is. Gemeenteambtenaren en
hulpverleners die echt en open luisteren naar de ervaringen van ouders en jongeren. Openheid & ruimte en
waar nodig ondersteuning voor expertise van ervaringsdeskundigen. Goede voorbeelden kunnen hierbij
behulpzaam zijn.
Drie dilemma’s centraal
De deelnemers aan de binnenring van de ronde tafel hebben hun bijdrage geleverd door drie dilemma’s
centraal te stellen vanuit hun verschillende perspectieven op dit thema; Ellen Loykens (Molendrift), Nely
Sieffers (Coöperatie Ouderkracht voor het Kind), Nelleke Melse, Arnold Kassing en Tjalt Galstra
(Jeugdwelzijnsberaad) en Jojanneke Kraan (Gemeente Leiden) hebben hun eigen ervaringen bij dit dilemma
toegelicht.
Vervolgens is in drie groepen gesproken over deze dilemma’s: Wat zien we nu, wat is de huidige situatie? Wat
is de gewenste situatie, waar willen we heen? En wat is er nodig om daar te komen? Deze sessies leverden
drie concrete bouwstenen voor een gelijkwaardige positie van de ervaringskennis van cliënten.
Dilemma 1:
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat in de hulpverlening écht en professioneel geluisterd wordt,
zodat zorg echt vorm krijgt samen met het gezin en niet over het gezin heen. Dit dilemma
wordt nog lastiger wanneer verschillende professionals het met elkaar eens zijn, maar het
gezin een andere opvatting heeft. Het is bekend dat wanneer je als hulpverlener echt en
oprecht vraagt naar het perspectief van de cliënt dat hulp effectiever is en dat de cliënt
tevreden is over de ondersteuning. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de ervaringskennis van
de cliënten echt een plaats krijgt in het behandeltraject? Ingebracht door Ellen Loykens
(Molendrift) en Nely Sieffers (Coöperatie Ouderkracht voor het Kind)
Huidige situatie:
In praktijk is te weinig terug te zien dat professionals/ hulpverleners echt en professioneel luisteren. Het is
een leerpunt om dit ter discussie te stellen. Op dit moment worden hulpverleners niet ‘beloond’ voor echt
luisteren – maar gelden andere doelstellingen in het beoordelen van de kwaliteit van een
hulpverleningstraject. Er moet meer aandacht zijn voor de kwaliteit in de hulpverlening en de kwestie of
hulpverleners echt uitgaan van de eigen ervaring en kracht van ouders en jongeren.
Gewenste situatie:
Hulpverleners hebben een open houding en niet een vooropgezet plan op het moment dat ze een gesprek
aangaan met ouders en jongeren. Ze zitten er niet om te beoordelen of veroordelen, maar sluiten echt aan bij
het perspectief van de cliënt. Ouders en jongeren worden echt betrokken in het vormgeven van hulp en
ondersteuning en ervaringsdeskundigheid wordt goed ingezet.
Hoe komen we van de huidige naar de gewenste situatie?
Een belangrijke stap in het realiseren van gelijkwaardige positie voor de ervaringskennis van cliënten is dat
het dossier in beheer komt van de cliënt. Hiervoor is nodig dat er meer bekendheid komt over de huidige
mogelijkheden om het beheer van het dossier door ouders en jongeren en dit ook wettelijk vastleggen zodat
dit het uitgangspunt wordt. Op dit moment is er al heel veel geregeld en vastgelegd over het beheer van je
eigen dossier (tot 12 jaar beheren de ouders het dossier, tussen 12-16 besluiten ouders en jongeren
gezamenlijk en vanaf 16 kan een jongere zijn eigen dossier beheren). Een dossier moet alle perspectieven
bevatten, niet alleen van de hulpverlener maar ook van de kinderen, jongeren en de ouder(s).
Bouwsteen 1
Het dossier moet de verschillende perspectieven waaronder van kind, ouders en hulpverlener bevatten. Er
moet meer bekendheid gegeven worden en wettelijk vastgelegd over beheer van dossier door de jongeren en
ouders zelf.
Dilemma 2:
De kracht en creativiteit van jongeren wordt vaak platgeslagen door de vorm waarin hun
participatie georganiseerd wordt. Jongeren die in cliëntenraden participeren en ondersteund
worden door het JWB zijn in de afgelopen jaren uitgegroeid tot zeer gelijkwaardige
gesprekspartners. Hoe zorgen we ervoor dat zij niet ten onder gaan aan dit succes, doordat ze
overvraagd worden, zonder het effect te zien van hun inzet? Jongeren zijn ook expert over
vorm en inhoud en proces, moet ook van onderop vormgegeven worden. Ingebracht door het
JeugdWelzijnsBeraad (Nelleke Melse, Arnold Kassing en Gjalt Talstra)
Huidige situatie:
Het uitgangspunt is dat de regie bij de cliënt komt te liggen, maar cliënten hebben geen invloed op de
vormgeving van beleid over hulp en ondersteuning bij gemeenten. De agenda wordt bepaald door de
gemeente en jongeren en ouders worden onvoldoende betrokken bij de agendasetting en hoe inspraak vorm
krijgt. Ook is per gemeente of regio de participatie van jongeren en ouders verschillend of zelfs helemaal niet
geregeld. Er is vaak wel veel kennis over de transitie bij jongerenraden en cliëntenraden, maar er is nog
steeds een vertekend beeld van de jongeren in de jeugdzorg.
Gewenste situatie:
De regie echt bij ouders en jongeren en een gelijkwaardige positie voor cliënten en professionals. Het moet
voor gemeenten een eer zijn dat jongeren willen komen en gemeenten moeten het vanzelfsprekender vinden
dat zij intensief contact onderhouden met de basis: jongeren die te maken hebben met jeugdhulp. Hiervoor is
het van belang dat er een structuur neergezet wordt waardoor gemeenten, professionals, ouders en jongeren
elkaar kunnen vinden en er ruimte is voor echte ontmoeting. Dat betekent ook zorgdragen voor financiën en
continuïteit in het contact.
Hoe komen we van de huidige naar de gewenste situatie?
Jongeren en ouders moeten beter onderhandelen over de agendasetting, voorwaarden en vorm van hun
participatie, hoe zij het gesprek met gemeenten en instellingen aan willen gaan. Gemeenten en instellingen
moeten ruimte maken om jongeren zelf te laten bepalen hoe, om recht te doen aan hun perspectief en
creativiteit. Dat kan ook betekenen dat niet altijd met dezelfde groep wordt overlegd, maar er van wisselende
samenstelling sprake is. Succesvolle uitwisseling en participatie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van gemeenten, instellingen én ouders en jongeren. Hiervoor is het nodig om meer kennis te delen over
participatie.
Bouwsteen 2
Cliënten en cliëntenraden moeten rol opeisen bij structurele samenwerking op lokaal/regionaal niveau. Dus
niet meer alleen blij zijn met dat je gevraagd wordt, maar ook aangeven onder welke voorwaarden men in
gesprek wil, zowel m.b.t. vorm, inhoud en locatie.
Dilemma 3: Er zijn bij gemeenten vaak zoveel overwegingen om jongeren maar niet van te
voren te betrekken bij beleidsvorming, de angst om ze te overvragen, het idee dat beleid te
abstract en processen te bureaucratisch zijn. Hoe kunnen gemeenten participatie structureel
vormgeven zodat het voor iedereen, inclusief jongeren, zinvol blijft. Hoe zorg je als gemeente
dat je gedurende de komende jaren de kennis en expertise van jongeren en ouders goed en
zinvol blijft benutten? Ingebracht door Jojanneke Kraan, beleidsmedewerker Jeugd gemeente Leiden.
Huidige situatie:
Gemeente Leiden organiseert participatie nu in grote bijeenkomsten en kleinere werkgroepen. De te
bespreken thema’s worden bepaald door vragen vanuit de gemeenten maar ook op basis van vragen en input
van ervaringsdeskundigen op deze thema’s. De terugkoppeling is voor jongeren en ouders essentieel voor
hun betrokkenheid.
Gewenste situatie:
Het is van belang dat ouders en jongeren zichtbaar resultaat zien van hun input in beleid en ook het effect
van hun betrokkenheid zien. Dat betekent niet dat al hun wensen ingewilligd moeten worden, maar wel dat
toegelicht wordt hoe hun input is verwerkt. Voor participatie van alle doelgroepen is het van belang dat er
een combinatie wordt gemaakt tussen formele structuren, zoals adviesraden en meer informele ontmoeting,
doordat ambtenaren op werkbezoeken gaan bij instellingen, informeel contact hebben met ouders en
jongeren maar ook door goede inzet van social media. Differentiëren, niet alleen in vormen, maar ook in
thema’s van gesprekken en in fases van het beleidstraject is hier een belangrijke succesfactor.
Hoe komen we van de huidige naar de gewenste situatie?
Om de gewenste situatie te bereiken zijn gemeenten nodig die open staan en ook echt het gesprek aan willen
gaan met ervaringsdeskundigen. Vrijheid voor de beleidsmedewerker om dit te doen ontstaat door een
integrale visie en (financiële) ruimte vanuit de gemeente, de erkenning van het belang van
ervaringsdeskundigheid. Gemeenteambtenaren met lef kunnen hier het verschil maken. Een (klein) budget
voor initiatieven van jongeren kan een grote stimulerende werking hebben.
Bouwsteen 3
Gemeenten moeten open staan en echt gesprek aan WILLEN gaan met cliënten. Daarvoor is nodig een visie
en beleid op cliëntenparticipatie, betrokken bestuurders en ambtenaren met lef die ruimte krijgen.
Bouwstenen
•
Dossier in beheer van cliënt
a. Het dossier moet alle perspectieven (jongere, ouder(s), hulpverlener) bevatten.
b. Er moet meer bekendheid komen over huidige mogelijkheden van beheer dossier door ouders en
jongeren. Wettelijk vastleggen.
•
Cliënten en cliëntenraden moeten rol opeisen bij structurele samenwerking op lokaal/regionaal niveau.
Dus niet meer alleen blij zijn met dat je gevraagd wordt, maar ook onder welke voorwaarden zoals vorm
en inhoud.
•
Gemeenten hebben visie en beleid nodig op inzet ervaringsdeskundigheid en voorwaarden om dit samen
met cliënten (org.) te organiseren. Ambtenaren en bestuurders met lef die de ruimte krijgen.