Behandelwijzer chemotherapie

Behandelwijzer chemotherapie
Inhoudsopgave
pagina
1.
2.
2.1
2.2
2.3
3.
3.1
3.2
3.3.
4.
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.9
4.10
4.11
4.12
4.13
4.14
4.15
4.16
4.17
4.18
5.
5.1
6.
7.
8.
9.
10
3
3
4
4
4
4
5
6
6
5
5
6
6
6
7
7
8
8
9
9
9
9
9
9
10
10
10
10
11
11
11
12
13
14
14
Behandelwijzer
De cytostatica kuur
Doelgerichte therapie
Afdeling Dagverpleging, D1 Zuid
Afdeling 3 Noord
Controles tijdens de chemotherapie
Bloedafname
Afspraak met de oncologieverpleegkundige en specialist
Medicijngebruik tijdens chemotherapie
Bijwerkingen tijdens de chemotherapie
Haaruitval
Misselijkheid en braken
Verminderde eetlust
Invloed op de aanmaak van bloedcellen
Mondverzorging
Irritatie en/of ontstekingen in de mond
Veranderingen in het ontlastingspatroon
Huidveranderingen
Hand-voet-syndroom
Branderige ogen
Invloed op het zenuwstelsel
Allergische reacties
Invloed op de hartspier
Invloed op vruchtbaarheid
Invloed op de menstruatie
Invloed op de seksualiteit
Vermoeidheid, verminderede energie
Invloed op uw psychische gesteldheid
Koorts
Wanneer contact opnemen met de arts?
Omgaan met uitscheidingsproducten thuis
Telefoonnummers
Ondersteuning tijdens en na uw chemotherapie
Informatie over uw ziekte en behandeling
Informatie voor kinderen
Behandelwijzer
U ontvangt deze informatie omdat u binnenkort start met uw behandeling tegen kanker. Deze
behandeling kan bestaan uit chemotherapie soms in combinatie met doelgerichte therapie.
Een ander woord voor chemotherapie is een behandeling met cytostatica.
1.
Informatie over de behandeling
Voordat de behandeling begint, vertellen de specialist en de oncologieverpleegkundige u
over de behandeling die u gaat krijgen. Aangezien het om veel informatie gaat, is het niet
eenvoudig om alles in één keer te onthouden. Daarom is deze informatie opgeschreven in
deze behandelwijzer, zodat u thuis alles nog eens rustig na kan lezen. Omdat niet alle
informatie voor iedereen van toepassing is, kunnen er hoofstukken ontbreken.
2.
De cytostatica kuur
Cytostatica zijn medicijnen die erop gericht zijn om de celdeling te stoppen. De cytostatica
stoppen niet alleen de deling van de kankercellen, maar ook van andere cellen in het
lichaam. Kankercellen delen zich sneller dan gezonde cellen en herstellen zich minder goed.
Hierdoor is de cytostatica werkzaam.
Chemotherapie kan worden gegeven met de als doel om te genezen:
een aanvullende (adjuvante) behandeling: om mogelijke microscopische uitzaaiingen
na een operatie verwijderen.
als een 'neo-adjuvante' behandeling: de tumor verkleinen met chemotherapie zodat
deze gemakkelijker weg geopereerd kan worden.
bij een klein aantal vormen van kanker is de chemotherapie afdoende om de kanker
helemaal te vernietigen.
Chemotherapie kan ook gegeven worden als genezen niet meer mogelijk is. Dan is het doel
van de behandeling om bijvoorbeeld de levensduur te verlengen. Of om klachten te
verminderen. In dat geval spreekt men over palliatieve behandeling.
De meeste cytostatica worden toegediend via een infuus, sommige in tabletvorm. Vaak
bestaat een kuur uit een combinatie van verschillende cytostatica, aangevuld met enkele
andere medicijnen, die bijvoorbeeld bepaalde bijwerkingen tegengaan. U krijgt een
schematisch overzicht met daarop de medicijnen en de meest voorkomende bijwerking van
uw kuur.
Voor toediening van de cytostaticakuur komt u naar de dagverpleging of naar een
verpleegafdeling in het ziekenhuis. De verpleegkundige legt het infuus aan en begeleidt u
verder tijdens de behandeling.
Als u een cytostaticakuur in tabletvorm moet ondergaan, dan krijgt u van de specialist een
recept mee. Dit recept kunt u bij uw eigen apotheek inleveren. Houdt u er rekening mee dat
de apotheek de cytostaticatabletten moet bestellen en dat dit soms enige dagen kan duren.
Na toediening van de cytostaticakuur kunnen bijwerkingen optreden. Het is niet voorspelbaar
of dit bij u het geval zal zijn. Het optreden van bijwerkingen en de mate waarin, kan per
patient verschillen en zegt niets over het effect van de behandeling op uw ziekte.
2.1
Doelgerichte therapie (targeted therapy) of immunotherapie
Bij sommige kuren kunnen naast de chemotherapie ook andere medicijnen gegeven worden.
Dit noemen we doelgerichte therapie (targeted therapy) of immunotherapie. Deze medicijnen
richten zich speciaal op de kankercellen, in tegenstelling tot de cytostatica die invloed
uitoefenen op alle cellen. Indien u meer wilt weten over deze manier van behandelen, kunt u
de oncologieverpleegkundige vragen om de folder „Doelgerichte therapie‟.
2.2
Afdeling Dagverpleging, D1 Zuid
De afdeling Dagverpleging, D1 Zuid beschikt over 7 bedden / stoelen, verdeeld over 3
kamers, speciaal voor de behandeling met chemotherapie. Ook de verpleegkundigen die
daar werken zijn extra opgeleid om de chemo te mogen toedienen.
Wanneer u komt voor een kuur op D1 Zuid kunt u rechtstreeks naar de afdelling gaan en u
melden bij de balie. De afdelingsverpleegkundige brengt u dan naar uw stoel of bed.
Op de dagverpleging mag u tijdens de kuur iemand meebrengen die u gezelschap kan
houden.
Wanneer u voor de eerste kuur komt, houdt de verpleegkundige een kort opname gesprek
met u en kunt u alle vragen die er mogelijk nog zijn aan haar/hem stellen. Wilt bij de eerste
kuur ook de medicijnen meenemt die u voorgeschreven hebt gekregen, dan kan de
(oncologie-)verpleegkundige met u bespreken wanneer u deze in moet nemen.
De verpleegkundigen van de afdeling verzorgen regelmatig de workshop “Look good, feel
better”. Tijdens deze workshop krijgt u tips en adviezen over de verzorging van het uiterlijk
en u gaat zelf aan de slag met huidverzorging en make-up. De folder „Look good, feel better‟,
kunt u meenemen van de afdeling.
Zie hoofdstuk 7 voor telefoonnummers.
2.3
Afdeling 3 Noord, longafdeling
De longafdeling bevindt zich op afdeling 3 Noord. Op deze afdeling bevinden zich tevens de
intensive care en hartbewaking. Als u chemotherapie krijgt op de longafdeling is dit omdat u
ook ‟s nachts infuustherapie nodig heeft. U dient er dus rekening mee te houden dat u
nachtkleding etc. mee moet nemen bij opname. Bij uitzondering worden soms ook
chemokuren gegeven die in dagbehandeling plaatsvinden.
Als u de eerste keer op de afdeling komt zal de verpleegkundige een uitgebreid
opnamegesprek met u voeren. Alle volgende keren wordt een korte vragenlijst afgenomen
gericht op de chemokuur.
De mogelijkheid bestaat voor één van uw familieleden om op de eerste dag van de eerste
kuur op de afdeling te blijven tot uiterlijk 20.00 uur. Voor dit familielid worden maaltijden
geregeld. Op andere dagen en bij vervolgkuren wordt uw bezoek vriendelijk verzocht van de
bezoektijden gebruik te maken (zie hiervoor www.rivas.nl). Mocht u vragen hebben of een
punt van aandacht willen bespreken neem dan contact op met de afdelingsverpleegkundige.
Zie hoofdstuk 7 voor telefoonnummers.
3.
Controles tijdens de chemotherapie.
Tijdens de chemotherapie wordt u intensief gecontroleerd. Voor elke behandeling bekijkt uw
behandelend specialist, door middel van een bloedonderzoek of uw bloed weer voldoende
hersteld is na de laatste chemotherapie. Het afnemen van het bloed gebeurt kort voor de
volgende kuur.
Bloedafname
U krijgt na het polibezoek of tijdens de kuur een labformulier en bij sommige behandelingen
ook een formulier voor een röntgenfoto mee naar huis. Hiermee kunt u op de afgesproken
dag bij de bloedafname in de Centrale Hal bloed laten afnemen. Patiënten die
chemotherapie krijgen, worden met voorrang geholpen bij het laboratorium. U kunt opt de
aanmeldzuil bij de bloedafname in de Centrale Hal een keuzeknop indrukken. Voor u geldt
dat u de knop „cito‟ moet indrukken.
Afspraak met de oncologieverpleegkundige en specialist
Aansluitend op de bloedafname, heeft u een afspraak met een van de
oncologieverpleegkundigen en daarna bij de specialist. Bij deze bezoeken zullen de
verpleegkundige en daarna de arts met u bespreken of en welke bijwerkingen u heeft van de
behandeling. Soms is het lastig om terug te halen welke klachten u precies had, omdat er
dan alweer drie weken zijn verstreken. Sommige patiënten houden daarvoor een beknopt
dagboek bij van hun klachten. Wanneer het bloed niet voldoende is hersteld, wordt de
volgende chemotherapie uitgesteld. U krijgt dan een nieuw labformulier en een (telefonische)
afspraak mee.
Medicijngebruik tijdens chemotherapie.
Voordat u start met uw behandeling met chemotherapie, zal de specialist met u doornemen
welke andere medicatie u gebruikt. Wanneer hier tijdens uw behandeling verandering in
komt, adviseren we u dit te overleggen op de eerstvolgende controle op de polikliniek. Het is
van belang om in de gaten te houden of alle medicatie die u gebruikt ook gecombineerd kan
worden met de chemotherapie.
Dit geldt ook voor gebruik van homeopathische medicatie of andere voedingssupplementen.
Tijdens de chemotherapie adviseren wij u ook om geen grapefruit of grapefruitsap te eten of
drinken, omdat dit de werking van sommige chemotherapeutica beïnvloedt.
4
Bijwerkingen tijdens de chemotherapie
Bij het kuurschema voor uw specifieke kuur hebt u een overzicht gekregen van de
bijwerkingen die daarbij het meest voorkomen. In dit hoofdstuk staat een opsomming van
allerlei mogelijke bijwerkingen van cytostatica en wat u daar eventueel tegen kunt doen. Niet
alle bijwerkingen komen bij alle kuren voor. Ook kunnen per kuur andere bijwerkingen
optreden. De mate waarin de bijwerkingen optreden, zegt niets over het effect van de
behandeling op de ziekte.
Bijwerkingen veroorzaakt door chemotherapie:
4.1
Haaruitval
Sommige cytostatica veroorzaken complete haaruitval, andere soorten alleen gedeeltijke
haaruitval of verslechterde kwaliteit van het haar. Wanneer u het haar behoudt, kan het haar
kwetsbaarder zijn. Als uw haar helemaal gaat uitvallen, dan begint dat gemiddeld na 3
weken. Veel mensen vinden het prettig om het haar kort te laten knippen voor het uit gaat
vallen. Bij snel uitvallend haar kan de hoofdhuid gevoelig of zelfs pijnlijk zijn. Naast het
hoofdhaar kan ook de andere lichaamsbeharing verminderen of verdwijnen. Dit treedt
meestal pas op na enkele kuren.
Bij sommige kuren kan geprobeerd worden om het haar te behouden door middel van
hoofdhuidkoeling. Omdat niet voor alle chemokuren deze koeling even effectief is, zal per
patient besproken worden of u daarvoor in aanmerking kunt komen.
Voor aanvang van de behandeling wordt met u besproken of u een pruik wilt gaan dragen en
waar u die kunt kopen. U krijgt een informatiefolder met adressen van verschillende kappers.
U krijgt ook een machtiging waarmee u (een deel van) de kosten voor de pruik kunt
declareren bij de ziektekostenverzekeraar. Jaarlijks wordt vastgesteld wat de
basisvergoeding is voor een pruik. Kijk uw polisvoorwaarden na of u in aanmerking komt
voor aanvullende vergoedingen.
U haar komt altijd weer terug. Het haar gaat weer groeien als u de cytostaticakuur achter de
rug heeft en soms al tijdens de behandeling. Wanneer u na de chemotherapie het haar wilt
gaan verven of een permanent wilt nemen, is het zinvol om dat in overleg met de kapper te
doen. Uw haar en hoofdhuid zijn de eerste tijd na de kuur kwetsbaarder.
Voor meer informatie kunt U ook de folder "goed verzorgd, beter gevoel" raadplegen.
4.2
Misselijkheid en braken
Misselijkheid en braken kan met medicijnen tegenwoordig voor een groot deel voorkomen
worden. Tijdens de kuur krijgt u deze medicijnen tegen misselijkheid in het infuus. Vrijwel
altijd krijgt u ook (een recept voor) medicijnen tegen misselijkheid mee naar huis. De
oncologieverpleegkundige zal met u bespreken wanneer u deze medicatie moet innemen.
Wanneer u misselijk blijft (ondanks medicijnen tegen misselijkheid) neem dan contact op met
de oncologieverpleegkundige.
Het is belangrijk dat u de eerste dagen na de kuur veel drinkt, zodat de extra afvalstoffen het
lichaam kunnen verlaten via de urine. Drink dan dagelijks minstens 1,5 à 2 liter (= 10 tot 15
glazen). Te weinig drinken kan een misselijk gevoel vergroten. Na een paar dagen kunt u
weer zoveel gaan drinken als u normaal gewend bent.
Als u hebt overgegeven, laat de maag dan weer langzaam wennen aan vast voedsel. Begin
met een biscuitje of een beschuit. Gebruik regelmatig kleine maaltijden. Een lege maag kan
ook een misselijk gevoel geven.
4.3
Verminderde eetlust, smaakverandering en gewichtsveranderingen
Smaakverandering kan leiden tot verminderde eetlust. Daar is weinig tegen te doen.
Probeer veel verschillende producten uit en eet kleine porties verdeeld over de dag. Sterke
smaakmakers zoals mosterd, ketchup en kruiden kunnen een vieze smaak soms maskeren.
De smaak herstelt zich meestal na enkele dagen, maar het kan soms langer duren voordat
de smaak weer helemaal terug is. Probeer ervoor te zorgen dat het eten er aantrekkelijk
uitziet als u weinig proeft.
Het komt vaak voor dat patiënten de eerste dagen na de kuur weinig eetlust hebben en
afvallen. Daarna lukt het meestal weer om voldoende te eten en het gewichtsverlies te
herstellen. Blijft u echter afvallen dan wordt de diëtiste gevraagd voor advies.
Soms kunnen warme gerechten tegen staan, als alternatief kunt u bijvoorbeeld koude salade
eten. Of vleeswaren in plaats van warm vlees. Wanneer vlees in zijn geheel tegen staat,
wordt vis soms beter verdragen. Laat eventueel iemand anders voor u koken wanneer dat bij
u de eetlust ontneemt of het te inspannend is.
In sommige gevallen komen patiënten juist veel aan in gewicht tijdens de chemokuren. Dit is
net zo vervelend als veel afvallen. Wanneer u merkt dat u meer dan enkele kilo's aankomt
tijdens de kuur, overleg dan met de oncologieverpleegkundige. Ook andere vragen over
voeding kunt u bespreken met de oncologieverpleegkundige. Wanneer dit nodig is, kan zij
voor u een afspraak maken met de diëtist.
4.4
Invloed op de aanmaak van bloedcellen
In het beenmerg worden continu nieuwe bloedcellen aangemaakt. Wanneer u cytostatica
krijgt, wordt dit proces verstoord. Er worden tijdelijk minder nieuwe bloedcellen aangemaakt.
Voor elke kuur wordt uw bloed gecontroleerd om te zien of er weer voldoende nieuwe
bloedcellen zijn aangemaakt om de volgende kuur te kunnen krijgen. In het bloed zijn rode
bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
De rode bloedcellen:
Deze cellen zijn belangrijk bij het transport van zuurstof door uw lichaam. Wanneer daar een
tekort aan ontstaat, spreekt men van bloedarmoede. De klachten die men kan krijgen bij
bloedarmoede zijn: vermoeidheid, „lood in de benen‟, het alsmaar koud hebben, kortademig
zijn. In het algemeen kunt u zelf niets doen om deze bijwerking te voorkomen. Het slikken
van extra vitamines of ijzertabletten heeft geen zin. Deze hebben geen invloed op het herstel
van het beenmerg. In sommige gevallen is dan een bloedtransfusie nodig of injecties om de
aanmaak van de rode bloedcellen te bevorderen.
De witte bloedcellen:
Deze cellen zorgen voor de afweer. Een tekort aantal witte bloedcellen maken het lichaam
vatbaarder voor infecties. En wanneer er een infectie optreedt, reageert het lichaam daar
heftiger op. Bij een infectie kan koorts optreden.
Neem bij koorts boven de 38.5 °C of hoger, of bij koude rillingen, altijd direct contact op met
de oncologieverpleegkundige voor overleg. Wanneer u 's avonds of in het weekend koorts
krijgt, neemt u direct contact op met de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis (zie
Hoofdstuk 5 „Koorts‟).
Het aantal witte bloedcellen is het laagst 10 tot 14 dagen na de kuur. Probeer met name in
die periode contact met zieke mensen met infecties te vermijden.
De bloedplaatjes
Deze plaatjes zijn nodig om het bloed te laten stollen. Wanneer er te weinig bloedplaatjes
zijn, ontstaat een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus of een wondje dat lang
blijft doorbloeden. Bij het spontaan ontstaan van blauwe plekken en/of het regelmatig
voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus, neem dan contact op met de
oncologieverpleegkundige. Doe dit ook wanneer u bloed ziet in de urine of de ontlasting.
Heeft u pijnklachten en wilt u een pijnstiller gebruiken, neem dan géén Asperine. Deze
pijnstiller werkt namelijk bloedverdunnend. Gebruik liever Paracetamol of overleg met uw
arts of de oncologieverpleegkundige. Houdt u er wel rekening mee dat paracetamol ook
koorts kan maskeren.
4.5
Mondverzorging
Door de behandeling kunt u last krijgen van irritatie, beschadiging of ontsteking van
het mondslijmvlies. Een goede mondverzorging tijdens de cytostaticakuren is daarom
belangrijk.
Poets regelmatig (4x per dag) uw tanden met een zachte tandenborstel en een
fluoride houdende tandpasta.
Flossen of met tandenstokers de ruimte tussen de tanden en kiezen reinigingen: dit
alleen wanneer men dit al gewend is en het kan uitvoeren zonder het tandvlees te
beschadigen.
Spoel 4 tot 6 x daags uw mond krachtig, met bolle wangen, met water.
Bij droge lippen meerdere keren per dag invetten met vaseline uit een tube, dan
ontstaan kloofjes minder snel.
Bij een droge mond regelmatig drinken en eventueel kauwen op suikervrije kauwgom.
Wanneer u een gebitsprothese draagt, spoel deze na iedere maaltijd af met water.
Poets de prothese 1x daags en bewaar de prothese ‟s nachts in water. Reinig de
mond zoals hierboven beschreven is.
Voor een gewone gebitscontrole kunt u naar de tandarts gaan, maar wanneer een
uitgebreidere behandeling noodzakelijk is, overleg dan met de arts of
oncologieverpleegkundige over het tijdstip van behandelen.
4.6
Irritatie en/of ontsteking in de mond.
Ga door met de hierboven beschreven mondverzorging.
Spoel 4 tot 6 x daags uw mond krachtig, met bolle wangen, met zout water (een
theelepel zout oplossen in een glas lauw water).
Als er pijnlijke plekjes in uw mond ontstaan, overleg dan met de
oncologieverpleegkundige of uw huisarts.
Wanneer u pijnklachten in uw mond krijgt, dan verdient het aanbeveling om overdag
uw gebitsprothese uit te laten.
Om de pijn te verzachten kunt u paracetamol innemen, sommige patiënten hebben
baat bij zuigen op ijs.
U kunt de voeding aanpassen; niet te warm of te koud van temperatuur en niet te
scherp gekruid. Voeding eventueel pureren.
4.7
Veranderingen in het ontlastingspatroon
Er is sprake van diarree wanneer u meerdere malen per dag waterdunne ontlasting heeft.
Wat u moet doen bij diaree:
zorg dat u voldoende drinkt, minimaal 2 liter vocht per 24 uur.
Gebruik per dag ook een paar koppen bouillon en/of tomaten-groentesap.
Neem vaker kleine maaltijden, zonder gasvormers zoals prei, ui en kool.
Gebruik weinig suiker vanwege de laxerende werking.
Pas bij diarree uw voeding aan, eet bijvoorbeeld banaan, droge witte rijst, appelmoes,
crackers, uitbreiden met wit kippenvlees, gekookt ei, pasta zonder saus.
Hebt u langer dan 2 dagen diarree, overleg dan met de oncologieverpleegkundige.
Voor sommige cytostatica kuren zijn speciale voorschriften hoe te handelen bij
diarree; deze zijn terug te vinden op uw kuurschema.
Wat moet u doen bij obstipatie (verstopping):
zorg dat u voldoende drinkt, minstens 2 liter vocht per dag.
Gebruik een vezelrijke voeding: bruin of volkoren brood, groente en fruit.
Ook huis-tuin-en keukenmiddeltjes zoals gedroogde pruimen of Roosvicee „Lax‟
kunnen helpen om verstopping te voorkomen.
Hebt u langer dan twee dagen, dan voor u gebruikelijk is, geen ontlasting gehad,
overleg dan met de oncologieverpleegkundige of uw huisarts.
Soms wordt obstipatie ook veroorzaakt door medicijnen tegen misselijkheid , de
oncologie verpleegkundige bespreekt dit met u wanneer dit bij u van toepassing is.
4.8
Huidveranderingen
Onder invloed van de medicijnen kan uw huid droog worden. Het gebruik van een
vochtinbrengende creme of bodylotion kan dan prettig zijn. Ook de slijmvliezen in uw mond,
neus of vagina kunnen veel droger worden. Overleg met de oncologieverpleegkundige
wanneer u klachten hiervan heeft.
Uw huid kan ook gevoeliger zijn dan normaal en sneller verbranden in de zon. U kunt
gewoon naar buiten, maar vermijd overmatig zonlicht (ga niet zonnebaden of onder de
zonnebank) Gebruik een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor wanneer u in
de zon komt. Neem bij plotselinge huiduitslag altijd contact op met de
oncologieverpleegkundige.
Sommige cytostatica veroorzaken veranderingen van de nagels. Deze kunnen brozer
worden, brokkelig, strepen krijgen of zelfs loslaten. Overleg met de
oncologieverpleegkundige wanneer u problemen met de nagels krijgt.
Onder invloed van sommige cytostatica kunt u "vocht vasthouden". Meestal uit dit zich in
dikkere enkels en onderbenen. Wanneer u dit bemerkt, neem dan contact op met de
oncologieverpleegkundige.
4.9
Hand-voet-syndroom
Sommige medicijnen kunnen specifieke huidklachten aan handpalmen en/of voetzolen
veroorzaken. Dit wordt het hand-voet syndroom genoemd. De klachten kunnen, oplopend in
ernst, bestaan uit:
gevoeligheid,
tintelingen,
roodheid,
jeuk,
zwelling,
blaren of
vervellen van de huid.
Een goede verzorging van de handen en voeten is van belang om problemen te voorkomen
of te beperken. Draag geen schoenen die knellen/ erg strak zitten. Vet de handen en voeten
regelmatig in met zalf. Recept hiervoor kunt u krijgen van de internist. Wanneer u last hebt
van dit syndroom, vermijd dan hitte door zonlicht en warm water. De specialist of
oncologieverpleegkundige bespreekt met u wanneer deze klacht specifiek bij uw
behandeling van toepassing is, en ook wanneer u contact met hen moet opnemen.
4.10 Branderige ogen
Wanneer de slijmvliezen van de ogen erg droog zijn, of wanneer uw wimpers en
wenkbrouwen dunner zijn geworden, kunt u last krijgen van branderige, geïrriteerde ogen. U
kunt dit het beste melden aan oncologieverpleegkundige of uw specialist. Deze kan u
eventueel oogdruppels voorschrijven. Soms komt het voor dat de ogen juist erg gaan tranen.
Hier is minder makkelijk iets aan te doen.
4.11 Invloed op het zenuwstelsel
Sommige cytostatica kunnen beschadigingen veroorzaken aan de zenuw uiteinden. Dit kan
zich uiten in tintelende handen, minder gevoel in de vingertoppen of een tintelend, verdoofd
gevoel in de voeten. Kenmerkend is dat deze klachten beginnen in de tenen en vingertoppen
en zich kunnen uitbreiden naar het bovenste deel van de ledematen. De klachten kunnen
nog lang aanhouden en verdwijnen soms niet helemaal na het stoppen van de behandeling.
Ook kan oorsuizen voorkomen bij sommige soorten cytostatica. Meld deze klachten
wanneer u daar last van hebt bij de specialist.
4.12 Allergische reacties
Sommige cytostatica kunnen allergische reacties veroorzaken. Bij een aantal kuren krijgt u
daarom van te voren medicijnen om deze reactie te onderdrukken. Wanneer dit mogelijk bij
uw kuur te verwachten is, zal de oncologieverpleegkundige dit met u bespreken. Als u tijdens
het inlopen van het infuus "vreemde" lichamelijke reacties ervaart, waarschuw dan direct de
verpleegkundige van de afdeling.
4.13
Invloed op de hartspier
Sommige cytostatica kunnen gevolgen hebben voor de hartspier. Wanneer dit bij u van
toepassing kan zijn, zal de specialist dit met u bespreken en zonodig onderzoek doen naar
het effect van de behandeling op uw hartspier.
4.14 Invloed op vruchtbaarheid
Van bepaalde soorten cytostatica kunt u onvruchtbaar raken. Soms is de onvruchtbaarheid
tijdelijk, soms is het blijvend. De specialist bespreekt met u of de medicijnen die u krijgt,
blijvende onvruchtbaarheid kunnen veroorzaken. Als de kans daarop groot is, dan wordt de
mogelijkheid besproken om een eventuele latere kinderwens toch in vervulling te kunnen
laten gaan, bijvoorbeeld door het invriezen van sperma.
Tijdens een behandeling met chemotherapie is het niet wenselijk voor u of uw partner om
zwanger te raken.
De anticonceptiepil is minder betrouwbaar bij braken en of diarree. Let hierop wanneer u dit
als bijwerking van de chemokuur krijgt.
4.15 Invloed op de menstruatie
Cytostatica kunnen veranderingen teweeg brengen in het verloop van de menstruatie.
Afhankelijk van het soort cytostatica wisselt dit van een keer overslaan tot het wegblijven van
de menstruatie. Bij sommige vrouwen stopt de menstruatie helemaal tijdens de kuur en zij
komen dan direct in de overgang. Dit kan gepaard gaan met overgangsklachten. In welke
mate u last krijgt van overgangsverschijnselen en hoe hinderlijk u deze ervaart, is voor
iedere vrouw verschillend. Heeft u vragen of problemen op dit gebied dan kunt u dit
bespreken met uw specialist of oncologieverpleegkundige.
4.16 Invloed op de seksualiteit
Door de ziekte en de behandeling kan de zin in vrijen verminderen. De behoefte aan
intimiteit en tederheid kan juist toenemen. Dit is voor elke patiënt en zijn of haar partner weer
anders. Het is een onderwerp dat meestal niet zo snel besproken wordt, maar dat wel voor
spanningen kan zorgen.
Door de behandeling kunnen de zenuwuiteinden in de geslachtsorganen veranderd gevoelig
zijn, hetgeen gevolgen kan hebben voor de sexualiteitsbeleving. Ook het slijmvlies in de
vagina kan droger worden. Een glijmiddel bij geslachtsgemeenschap kan dan een oplossing
zijn.
Aarzel niet om problemen of vragen op dit gebied te bespreken met uw arts of
oncologieverpleegkundige.
4.17 Vermoeidheid, verminderde energie
Bij veel patiënten ontstaan vermoeidheidsklachten tijdens de behandeling met
chemotherapie. U kunt merken dat u minder energie hebt, sneller vermoeid raakt en sneller
geëmotioneerd bent. Probeer hier rekening mee te houden in uw dagelijkse leven. Neem
voldoende tijd om te rusten, maar probeer ondanks uw vermoeidheid toch in beweging te
blijven. Helemaal niks meer doen, maakt de vermoeidheid niet minder. Het is voor veel
mensen wel moeilijk om hun dagelijkse activiteiten aan te moeten passen aan hun
verminderde energie.
Door de medicijnen kunt u merken dat u zich minder goed kunt concentreren, sneller dingen
vergeet of sneller afgeleid bent. Na de behandeling herstelt dit weer, maar er zijn patiënten
bij wie deze klachten niet helemaal verdwijnen.
Na de kuur hebben sommige patiënten nog langere tijd last van vermoeidheid. Bespreek dit
met uw oncologieverpleegkundige; er zijn verschillende revalidatieprogrammas om u helpen
om uw conditite weer op te bouwen.
4.18 Invloed op uw psychische gesteldheid
Door de ziekte en of de behandeling raken patiënten soms tijdelijk uit balans. Om u zo goed
mogelijk te kunnen ondersteunen op alle fronten, zowel lichamelijk als geestelijk, zullen de
(oncologie) verpleegkundigen regelmatig met u bespreken hoe het met u gaat. Op een
aantal momenten zullen zij door middel van de lastmeter - dit is een vragenlijst- proberen
om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen aan uw mogeljike behoefte aan ondersteuning.
Voel u vrij om contact op te nemen met de oncologieverpleegkundige wanneer u behoefte
heeft aan begeleiding. Zie ook Hoofdstuk 8: „Ondersteuning tijdens en na uw behandeling
met chemotherapie‟.
5.
Koorts
Koorts kun je op verschillende manieren meten: rectaal, in het oor, onder de oksel en onder
de tong. Bij het opnemen van de temperatuur onder de oksel of onder de tong moet u er een
halve graad bij optellen. Een temperatuur van 38° C gemeten onder de oksel of onder de
tong staat gelijk met een temperatuur van 38.5° C.
5.1
Wanneer contact opnemen met de arts als u koorts heeft?
Wanneer u een temperatuur heeft van 38.5° C of hoger neem dan contact met ons op.
Tijdens kantooruren op doordeweekse dagen met de oncologie verpleegkundige: (0183) 64
46 31.
In de avonduren en in het weekend met de Spoedeisende hulp: (0183) 64 44 11.
Bij de volgende klachten adviseren we u om contact op te nemen met de oncologie
verpleegkundige of met de huisarts
Koude rillingen
Langdurige bloedneus (langer dan 30 minuten)
Blauwe plekken zonder dat u bent gevallen of u hebt gestoten
Aanhoudend bloeden van een wondje ( langer dan 30 minuten)
Bloed in de urine of ontlasting
Wanneer u blijft braken ondanks de medicijnen tegen misselijkheid
Wanneer u langer dan 24 uur diarree hebt
Wanneer u last krijgt van obstipatie
Wanneer u last krijgt van plotselinge ernstige toename van benauwdheid
Als u twijfelt over klachten of als u zich onzeker voelt, neem dan contact op de
oncologieverpleegkundige. Tijdens kantooruren op doordeweekse dagen: (0183) 64 46 31.
Buiten kantoortijden met uw huisarts of huisartsenpost.
6.
Omgaan met uitscheidingsproducten thuis
In de uitscheidingsproducten (urine, ontlasting, braaksel en wondvocht) van patiënten die
met cytostatica worden behandeld, bevinden zich resten van cytostatica. Hoelang deze
resten aanwezig zijn, hangt af van het soort cytostatica. Onder aan de bladzijde met meest
voorkomende bijwerkingen over uw kuur staat opgeschreven hoe lang deze resten
aantoonbaar zijn. Alleen in die periode adviseren wij u om de hieronder beschreven
maatregelen te nemen.
Toiletgang:
Voor alle patiënten geldt: ga zittend plassen, dit voorkomt spetteren.
Spoel de toilet na gebruik 2x door met de deksel erop.
Was uw handen na elke toiletgang.
Wasgoed:
Kleren en beddengoed kunnen gewoon in de wasmachine bij het andere wasgoed
gewassen worden, behalve wanneer de kleding of de lakens doordrenkt zijn van
urine, braaksel of ontlasting. In dat geval moet u het apart wassen. Trek dan, bij
voorkeur, latex wegwerphandschoenen aan als u de was in de machine stopt. Was
het eerst op een koud voorspoelprogramma en daarna volgens het gewone
programma voor het betreffende wasgoed.
Schoonmaak:
Het toilet schoonmaken: draag bij voorkeur latex wegwerphandschoenen.
Maak het toilet 1x per dag schoon met een huishoudelijk schoonmaakmiddel (geen
chloor of chloordoekjes). Trek daarna de handschoenen uit en was de handen.
Verzorgen van een stoma:
Bij het verzorgen en verschonen van een stoma adviseren wij u om latex
wegwerphandschoenen te dragen. Stop het gebruikte stoma zakje in een wegwerpzakje en
vervolgens in een andere plastic zak. Daarna kan alles in de vuilnisbak.
Het gebruik van incontinentiemateriaal:
Wanneer u chemotherapie krijgt, kan de huid gemakkelijker geirriteerd raken wanneer u
incontinentiemateriaal draagt. Wanneer u daar last van heeft, gebruik dan een barrière
crème of neem contact op met de oncologie verpleegkundige.
Bij het verschonen van het incontinentiemateriaal adviseren we u om dit in twee plastic
zakken te doen, daarna kan alles in de vuilnisbak gestopt worden.
Wanneer u huishoudelijke hulp krijgt, of verzorgd wordt door medewerkers van de
thuiszorg, vertel hen dan dat u behandeld wordt met cytostatica.
Rivas protocol voor medewerkers huishoudelijke hulp is op te zoeken op het intranet;
Onder zorg in de regio
Zorg thuis-thuiszorg
Voorschriften
Cytostaticabeleid thuiszorg
Werkinstructie huishoudelijke verzorging.
7.
Telefoonnummers
Beatrix ziekenhuis: (0183)64 44 44
Internisten/oncologen
bereikbaar via de interne polikliniek van maandag tot en met vrijdag van 08.30 –
16.00; kijk voor het telefoonnummer op uw afspraken kaartje.
Longartsen:
bereikbaar via de long polikliniek van maandag tot en met vrijdag van 08.30 – 16.00;
kijk voor het telefoonnummer op uw afspraken kaartje.
Transmuraal oncologie verpleegkundige:
Bereikbaar van maandag tot en met vrijdag 8.30 -17.00 telefonisch (0183) 64 46 31.
Afdeling Dagverpleging, D1 Zuid
Bereikbaar van maandag tot en met vrijdag 8.30 -17.00 telefonisch (0183) 64 47 52
Afdeling 3 Noord (longafdeling)
Bereikbaar telefonisch (0183) 64 47 69
Spoedeisende hulp (SEH): (0183) 64 44 11
8.
Ondersteuning tijdens en na uw chemotherapie
Kanker is een ziekte die voor veel mensen zwaar is. Niet alleen lichamelijk, maar ook
emotioneel, sociaal en psychisch. Het komt daardoor regelmatig voor dat mensen uit balans
raken. Ook voor de naasten is het vaak een moeilijke periode. Tijdens uw behandeling met
chemotherapie willen we u en uw naasten dan ook zo goed mogelijk begeleiden. In
gesprekken met de (oncologie) verpleegkundigen zullen we regelmatig met u bespreken hoe
het met u gaat.
Lastmeter
In de behandelperiode vragen de verpleegkundigen u een lastmeter in te vullen wat als
hulpmiddel gebruikt wordt om inventariseren of u baat zou hebben bij extra ondersteuning.
Maatschappelijk werk of psychologische ondersteuning
Soms is het zinvol om met één van onze maatschappelijk werksters in gesprek te gaan of
met één van onze psychologen. Wannneer dat het geval is zullen de oncologie
verpleegkundigen met u bespreken hoe dat te regelen. U mag ook altijd zelf rechtstreeks
contact opnemen met het maatschappelijk werk van het Beatrix Ziekenhuis telnummer:
(0183) 64 44 61 of (0183) 64 47 71
Geestelijk verzorgers
Binnen het Beatrixziekenhuis zijn ook geestelijk verzorgers werkzaam. Wanneer u het prettig
vindt, kan ook met hen een afspraak worden gemaakt via telefoonnummer (0183) 64 48 83.
Psychosociale begeleiding
Buiten het ziekenhuis zijn er natuurlijk ook diverse mogelijkheden voor het krijgen van steun.
Het Helen Dowling Intstituut in Utrecht ( www.hdi.nl) en de Vruchtenburg in Rotterdam
(www.devruchtenburg.nl) bieden psychosociale begeleiding aan mensen met kanker en hun
naasten. Die begeleiding komt nooit in de plaats van de medische behandeling, maar is
gericht op de emotionele, psychologische en relationele gevolgen van uw ziek zijn.
Inloophuis De Blauwe Annemoon
Inloophuis De Blauwe Anemoon ( www.deblauweannemoon.nl) is een inloophuis voor (ex)
patiënten en naasten. Het is een aantal dagdelen per week geopend. Tijdens de
openingstijden kunt u altijd binnen lopen voor een kop koffie of thee. Bovendien worden er
diverse activiteiten georganiseerd waarvoor u zich kunt aanmelden per e-mail of telefoon.
9.
Informatie over uw ziekte en behandeling.
Naast de informatie van uw specialist en van de oncologieverpleegkundige willen patiënten
soms ook andere bronnen van informatie bekijken. Hieronder hebben we een aantal
mogelijkheden voor u opgeschreven.
Algemene informatie vindt u op www.rivas.nl/beatrixziekenhuis .
Informatie centrum
Het Beatrixziekenhuis beschikt over een Informatiecentrum om u te helpen met het
opzoeken van informatie. Het Informatiecentrum beschikt over heel veel schriftelijke en
digitale informatie, bijvoorbeeld: folders/brochures, tijdschriften, boeken, internet en
DVD‟s/CD‟s. U kunt er zelf informatie opzoeken bijvoorbeeld op het internet, maar u kunt ook
hulp vragen aan de medewerkers. De informatie vanuit het Informatiecentrum is een
aanvulling op de informatie die u van uw zorgverlener heeft ontvangen.
U vindt het informatiecentrum in de Centrale Hal van het Beatrixziekenhuis, in een ruimte
samen met de Leef& winkel. Het Informatiecentrum is geopend van maandag tot en met
vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur. U kunt ook telefonisch contact opnemen via (0183) 64 48 82.
Het e-mailadres is: [email protected]
Patiëntenverenigingen.
Voor de meeste soorten kanker is een patiëntenvereniging, die specifiek informatie heeft
over een bepaalde soort kanker en alles wat daarmee samenhangt. Dit kan ook een goede
manier zijn om met lotgenoten in contact te komen, of meer te weten te komen hoe andere
patiënten omgaan met bepaalde problemen. Vier veel voorkomende soorten kanker die in
het Beatrix ziekenhuis behandeld worden met chemotherapie zijn long-, darm-, borst- en
prostaatkanker.
www.darmkanker.info
www.longkanker.info
www.borstkanker.nl
www.prostaatkanket.nl
Daarnaast is het KWF ( www.kwf.nl ) natuurlijk een goede bron voor informatie.
10.
Informatie voor kinderen
Voor uitleg aan uw (klein) kinderen over de behandeling zijn bijvoorbeeld boekjes te
gebruiken zoals Chemo-Kasper, Radio-Robbie. U kunt deze inzien op de dagverpleging. Ze
zijn te bestellen via www.webwinkel.vokk.nl.
Er zijn ook verschillende boeken speciaal voor kinderen te leen bij het Informatiecentrum in
de Centrale Hal van het Beatrixziekenhuis.
Een hele goede website voor kinderen, en hun ouders, is www.kankerspoken.nl Hier kunt u,
of uw kind veel informatie vinden die aansluit bij de belevingswereld van kinderen. De
oncologie verpleegkundigen hebben een aantal boeken die u kunt inzien als u meer zou
willen weten over de begeleiding van uw kinderen. Daarnaast kunnen zij u doorverwijzen
naar gespecialieerde hulpverleners.