Copro 14039 T.a.v. de heer drs. L.A.M. van Halder PER EMAIL Betreft: Verantwoordingsvraagstukken ‘Zorg in transitie’ Sectorproblemen bij care- en jeugdzorg Geachte heer Van Halder, Zoals 6 maart jl. met u besproken, leiden de transities in de sectoren Care en Jeugdzorg tot een aantal (verantwoordings)vraagstukken die niet zijn voorzien. Enerzijds is sprake van een spanningsveld tussen administratieve eisen en verantwoordingsvoorschriften. Anderzijds heeft discontinuïteit in de bekostiging grote consequenties voor de instellingen. Zonder volledig te zijn, brengen wij bij u vier kritische vraagstukken onder de aandacht voor discussiedoeleinden: 1. CARE: Spanningsveld administratieve eisen en verantwoordingseisen 2. CARE: Verantwoordingsvraagstukken vanaf 2015 3. CARE: Bestemming AWBZ-middelen en -reserves 4. JEUGDZORG: Frictiekosten transitie en continuïteitsproblematiek 1. CARE: Spanningsveld administratieve eisen en verantwoordingsvoorschriften Wij nemen in de Care-sector een spanningsveld waar: enerzijds is sprake van een ontwikkeling, (en speerpunt van uw beleid) om de administratieve lasten voor instellingen te verminderen. Anderzijds nemen de verantwoordingseisen steeds meer toe, voorvloeiend uit het speerpunt de fraude in de zorgsector te bestrijden. Dit heeft geleid tot de status quo waarin de intramurale zorgverlening niet meer op cliëntniveau behoeft te worden geregistreerd. Voor de extramurale zorgverlening is door de NZa medio 2013 aangegeven dat geen tijdregistratie (minutenregistratie) behoeft te worden bijgehouden. Daarnaast is sprake van experimenten met regelarme zorg en invoering van systemen met als uitgangspunt ‘planning is realisatie’. Tegelijkertijd is zeer recent aangekondigd dat de normen in het AWBZ-controleprotocol 2014 zullen worden aangescherpt. Zo heeft de NZa de instellingen eind februari jl. geïnformeerd dat ze voldoende waarborgen moeten treffen dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de gerealiseerde zorg ook feitelijk is geleverd aan de cliënt. Accountants moeten dit controleren. Voor 2013 is nog sprake van een overgangssituatie, waarbij voor de extramurale zorg vaak nog een tijdregistratie beschikbaar is en voor de intramurale zorg (evenals in 2012) de aanwezigheid van de cliënt en een passende CIZ-indicatie voldoende worden geacht voor het antwoord op de vraag of de zorg feitelijk is geleverd. 1 Copro 14039 Instellingen kunnen op dit moment niet voldoen aan de aangescherpte normen voor de feitelijke levering van zorg. Het gevolg is dat over 2014 bij de bekostigingsverantwoordingen in de AWBZ geen goedkeurende controleverklaringen zouden kunnen worden verstrekt. Dit werkt door in de jaarrekeningen 2014. Het behoeft nauwelijks nadere toelichting dat een en ander ook met extra administratieve lasten en mogelijk extra financieringslasten gepaard zal gaan. Een andere beleidslijn is ‘populatiebekostiging’ waarbij de relatie tussen de bekostiging, de feitelijke geleverde zorgprestatie en bekostiging van de individuele cliënt niet meer het primaat heeft. Een voorbeeld hiervan is de toekomstige bekostiging van de wijkverpleegkundige en de VP/PV-zorg die wordt overgeheveld naar de Zvw. Ook tegen de achtergrond hiervan zijn waarborgen rondom het vraagstuk van feitelijk geleverde zorg niet helder. 2. CARE: Verantwoordingsvraagstukken vanaf 2015 Met ingang van 2015 zullen vanwege de diverse decentralisaties de gemeenten verantwoordelijk worden voor een groot deel van de langdurige zorg en voor de jeugdzorg. Wij hebben de indruk dat bij gemeenten grote onduidelijkheid bestaat over registratie, verantwoording en controle. Weliswaar heeft de VNG twee transitiebureaus ingesteld (waarin ook uw ministerie participeert), maar wij hebben de indruk dat het vraagstuk van verantwoording en controle onvoldoende prioriteit heeft. Daarbij komt dat de problematiek die nu speelt met één NZa en 32 zorgkantoren en 11 provincies, straks wordt verdeeld over ruim 400 gemeenten. Indien de eisen rond registratie, verantwoording en controle niet tijdig worden gestroomlijnd, voorzien wij grote problemen om tot een goedkeurende verklaring te komen bij de verantwoording van instellingen vanaf 2015. Weliswaar ligt de primaire verantwoordelijkheid hiervoor bij de gemeenten en de VNG, maar wij zien hier ook een rol voor uw ministerie in het kader van de transitie. 3. CARE: Bestemming AWBZ-middelen en -reserves Door de hervorming van de langdurige zorg zal een groot deel van de zorg die momenteel op basis van de AWBZ wordt geleverd, niet langer vanuit de AWBZ worden gefinancierd. Instellingen bereiden zich hierop voor en maken aanloopkosten ten laste van de AWBZ. Dit levert de vraag op of deze aanloopkosten ten laste van de AWBZ mogen worden gebracht. Daarnaast de vraag, of en in welke mate het collectief gefinancierde gebonden vermogen ingezet mag worden voor de nieuwe activiteiten die in de plaats komen van de huidige AWBZ zorg. Zoals met u besproken, kan de NZa hierover geen duidelijkheid verstrekken en is deze vraag bij uw Ministerie gelegd. Wij verzoeken u om op dit punt snel duidelijkheid te verschaffen, omdat dit al de jaarrekening 2013 raakt. Overigens verwachten wij dat het niet mogelijk zal zijn om de specifieke aanloopkosten in 2013 goed te traceren, omdat deze zijn verweven in de totale organisatiekosten en niet afzonderlijk worden geadministreerd. 4. JEUGDZORG: Frictiekosten transitie en het continuïteitsproblematiek Wij attenderen u er op dat gesignaleerde knelpunten rond de invoering van de nieuwe Jeugdwet al in de jaarrekening 2013 van de jeugdzorginstellingen tot uitdrukking zal komen. Deze jaarrekeningen bevinden zich in een eindstadium. De gesignaleerde vertraging in het 3e voortgangsrapport Transitie Stelselherziening Jeugd van 4 maart jl. heeft consequenties voor het inzicht in het perspectief van jeugdzorginstellingen en Bureaus Jeugdzorg (portfolio, vastgoed, personeel en overige financiële aspecten). 2 Copro 14039 Daarnaast komen vanuit de jaarverslaggeving twee specifieke vraagstukken naar voren die samenhangen met de transitie van de jeugdzorg met ingang van 1 januari 2015: 1. Frictiekosten De frictiekosten voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg zijn ingeschat. Het is echter onduidelijk hoe die zullen worden bekostigd. Provincies zijn van mening dat zij de frictiekosten niet mogen betalen met gelden vanuit de Wet op de Jeugdzorg. Volgens hen mogen de instellingen hiervoor geen voorziening vormen. Dit botst met de verplichting vanuit de jaarverslaggeving. Bovendien veroorzaakt dit vraagstuk onzekerheid over het vermogen en resultaat van de instellingen, zolang niet duidelijk is wie de frictiekosten gaat betalen. 2. Continuïteitsvraagstuk Op dit moment hebben provincies de subsidierelatie met de instellingen per 1 januari 2015 opgezegd, terwijl er nog geen garanties zijn op de subsidies van gemeenten vanaf 2015. Bij het opstellen van de jaarrekeningen 2013 moeten instellingen en hun accountants een inschatting maken van de continuïteitsverwachting. Een dergelijke inschatting dient minimaal een periode van 12 maanden na datering van de jaarrekening te beslaan. In een dossier als de jeugdzorg zou dit minimaal een inschatting tot en met eind 2015 moeten omvatten. Onder de huidige omstandigheden is het veelal niet mogelijk om een goede inschatting te maken. 3. BTW en voorfinanciering Er is onduidelijkheid over het BTW-vraagstuk. Voor zover er al toezeggingen zijn vanuit gemeenten is niet duidelijk of hierover 21% BTW betaald moet worden; dit draagt bij aan de hiervoor genoemde onzekerheid. Daarnaast is er ook nog geen duidelijkheid over de financieringsstructuur. Omschakeling van een subsidierelatie met voorfinanciering naar een inkooprelatie is alleen goed mogelijk indien ook in die setting sprake is van voorfinanciering. Gelet op de zeer beperkte reserves die instellingen mogen aanhouden, kan financiering achteraf leiden tot grote liquiditeitsproblemen. Wij verzoeken u om op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te verschaffen over bovengenoemde vraagstukken. Ten slotte Wij merken op dat bovengenoemde ontwikkelingen ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de medewerkers, het vastgoed en voortbestaan van de instellingen in het algemeen. Hierdoor kan de continuïteit van de zorgverlening onder druk komen te staan. Hierbij willen wij u nog wijzen op aanbeveling 3A uit de Rapportage Platform Publieke Sector: Zorg als sectorminister zoveel mogelijk voor stabiliteit in de regelgeving rond verslaggevings- en verantwoordingseisen en kies bij wijzigingen voor een zorgvuldig implementatietraject. Het Platform geeft hierbij aan dat bij aanpassingen tijdigheid van groot belang is. Wijzigingen doorvoeren gedurende het jaar is vaak complex en tegen het jaareinde zelfs onuitvoerbaar. 3 Copro 14039 Wij zijn graag bereid om op korte termijn met u van gedachten te wisselen over de in deze brief gesignaleerde vraagstukken en mogelijke oplossingen hiervoor. Uw suggestie om deze thema’s in een overleg tussen uw Ministerie (HLZ), de NZa en Coziek te bespreken nemen wij graag over. Hoogachtend, drs. J.A. Walhout RA Voorzitter NBA Sectorcommissie Coziek 4
© Copyright 2024 ExpyDoc