Geesteswetenschappen Call for proposals Museumbeurzen 2014-2016 eerste ronde Den Haag, september 2014 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Inhoud 1 2 3 4 5 6 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Beschikbaar budget 1 1.3 Geldigheidsduur call for proposals 3.1 Wie kan aanvragen 3 3.2 Wat kan aangevraagd worden 3 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden 4 3.4 Het opstellen van de aanvraag 4 3.5 Specifieke subsidievoorwaarden 5 3.6 Het indienen van een aanvraag Beoordelingsprocedure 6 4.1 Procedure 6 4.2 Criteria Contact en overige informatie 8 5.1 Contact 8 5.2 Overige informatie Doel Richtlijnen voor aanvragers Bijlage(n): Nederlandse Kennisagenda Museale Veld 1 2 3 5 7 8 9 1 Hoofdstuk 1: Inleiding / Museumbeurzen 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In de museumbrief ‘Samen werken, samen sterker’ kondigde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan museumbeurzen beschikbaar te willen stellen in het kader van talentontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek. De aanleiding hiervoor was het advies van de Raad voor Cultuur, de Koninklijke Nederlandse Academie van wetenschappen en de Museumvereniging om de wetenschapsfunctie van musea te versterken. “Wetenschappelijk onderzoek vormt de bron voor nieuwe verhalen die met de collectie kunnen worden verteld. Ook is wetenschappelijk onderzoek van belang om kennis te ontwikkelen over behoud en beheer van de collectie, over educatiemethodieken en over de mogelijkheden voor musea van moderne technologieën als digitalisering.” (Museumbrief ‘Samen werken, samen sterker’, 10-06-2013) Om richting te geven aan het museumonderzoek is een Nederlandse Kennisagenda voor het Museale veld ontwikkeld. Binnen deze kennisagenda zijn drie onderzoekslijnen benoemd: 1. onderzoek dat erop gericht is de betekenis van het museum als kennis- en leeromgeving en als plek van verhalen te vergroten 2. onderzoek dat erop gericht is de belevingswaarde voor de bezoeker te vergroten en daarmee de impact van het museum te versterken 3. onderzoek dat erop gericht is dat musea hun toegevoegde waarde voor de samenleving verder uitbouwen en zichtbaar maken. NWO zet haar instrumentarium in om de museumbeurzen beschikbaar te stellen. Eerder al initieerde NWO ‘Promoveren in de kunsten’ en ‘Science for Arts’; programma’s waarbinnen eveneens een relatie tussen wetenschappelijk onderzoek en het onderzoek in het culturele werkveld gelegd wordt. 1.2 Beschikbaar budget Voor het financieringsinstrument Museumbeurzen is tot en met 2016 een bedrag van maximaal 800.000 euro beschikbaar. De aanvragen kunnen in twee rondes worden ingediend. De eerste ronde opent op 9 oktober 2014 en sluit op 1 maart 2015. De tweede ronde opent op 15 september 2015 en sluit op 15 november 2015. In de eerste ronde is een budget van maximaal 400.000 euro beschikbaar. In de tweede ronde zal een gelijk budget beschikbaar zijn. Tenzij er in de eerste ronde sprake is van onderuitputting. Dan wordt het budget voor de tweede ronde met het bedrag van de onderuitputting opgehoogd. Binnen elke ronde is sprake van twee typen beurzen. Primair is de financiering bedoeld voor onderzoeksvoorstellen waarvan het resultaat een wetenschappelijke publicatie is. Daarnaast kunnen per ronde maximaal twee aanvragen voor (het voltooien van) promotieonderzoek worden gehonoreerd. 1.3 Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 2 maart 2015. 2 Hoofdstuk 2: Doel / Museumbeurzen 2 Doel Het programma Museumbeurzen is erop gericht de talentontwikkeling en het wetenschappelijk onderzoek in het museale veld te bevorderen. Het is de bedoeling dat de onderzoeksresultaten direct ten goede komen aan de museale praktijk. Daarom kunnen alleen museummedewerkers onderzoeksvoorstellen indienen. Het aan te vragen onderzoek dient aan te sluiten bij de Nederlands Kennisagenda voor het Museale veld. Een verkorte weergave van de Kennisagenda is als bijlage toegevoegd aan deze call for proposals. Naast het wetenschappelijk doel kunnen de onderzoeksprojecten die binnen het programma worden uitgevoerd, aanleiding zijn om richtlijnen en criteria voor het waarderen van wetenschappelijk museaal onderzoek verder te ontwikkelen en aan te scherpen. 3 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Museumbeurzen 3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1 Wie kan aanvragen Aanvragen kunnen worden ingediend door individuele museummedewerkers. De directeur van de instelling van waaruit de aanvraag wordt ingediend treedt altijd als mede-aanvrager op. Bij elke aanvraag is een hoogleraar betrokken. Als het gaat om promotieonderzoek dan betreft het hier de beoogd promotor. Het aan te vragen onderzoek sluit nadrukkelijk aan bij de collectie(s) en/ of de signatuur van het museum of de musea van waaruit de aanvraag wordt ingediend. Het museum van waaruit de aanvraag wordt ingediend is geregistreerd of voorlopig geregistreerd bij het Museumregister. De museummedewerkers die als hoofdaanvragers optreden voldoen aan de volgende voorwaarden: - Zij beschikken over een masterdiploma – of zijn op gelijkwaardige wijze gekwalificeerd; Op het moment van indienen zijn zij minimaal een jaar in dienst bij de instelling van waaruit zij de aanvraag indienen; Zij hebben in ieder geval een aanstelling bij de instelling van waaruit zij aanvragen gedurende de looptijd van het onderzoek. Medewerkers met een aanstelling bij verschillende instellingen kunnen ook aanvragen indienen. Als mede-aanvrager geldt dan een van de directeuren van de instellingen van waaruit de aanvraag wordt ingediend. De voorwaarden die hierbij aan de museummedewerker worden gesteld als hoofdaanvrager blijven gelijk. Museummedewerkers die al gestart zijn met een (promotie)onderzoek kunnen ook aanvragen. Deze financiering kan alleen worden aangevraagd als uit de planning blijkt dat promotie binnen een jaar mogelijk is. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als uit de planning en de werkgeversverklaring blijkt dat de instelling de onderzoeker in de periode na het aangevraagde onderzoek in staat stelt om het promotieonderzoek binnen vier jaar te voltooien. Daarnaast kunnen onderzoekers, waaraan dezelfde eisen gesteld worden als aan de museummedewerkers zoals hierboven beschreven, van de volgende kennisinstelling aanvragen indienen: - 3.2 Het RKD – Nederlands Instituut voor kunstgeschiedenis Wat kan aangevraagd worden Het budget is bedoeld voor onderzoeksbeurzen die het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek mogelijk maken; het onderzoek dient te resulteren in één of meerdere publicaties. Daarnaast kunnen per ronde maximaal twee promotiebeurzen worden uitgegeven, ten behoeve van het (voltooien van) promotieonderzoek. Let op: Het gaat hier om een vervangingssubsidie. Dat betekent dat de middelen gebruikt moeten worden om een vervanger in te huren voor (een deel van de) werkzaamheden van de aanvrager. Onderzoeksbeurzen Voor de onderzoeksbeurzen kan maximaal €50.000 worden aangevraagd. De subsidie wordt gebruikt voor: 4 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Museumbeurzen - Vervangingskosten tot een maximum van €40.000. De aanvrager wordt gevraagd aan te geven op welke wijze in vervanging wordt voorzien. NB: het gaat hier om de kosten van de vervanger(s). - Materiële kosten tot een maximum van €5.000, die direct gerelateerd zijn aan het project, zoals bijvoorbeeld kosten voor kennisoverdracht, kennisbenutting, kosten voor internationalisering of materiaaltechnisch onderzoek. - €5.000 voor eigen onderzoek van de begeleidend hoogleraar. Promotiebeurzen Voor de promotiebeurzen kan maximaal €62.500 worden aangevraagd op basis van vier jaar fulltime onderzoek. De looptijd van het project mag ook twee jaar zijn. De omvang van de onderzoekstijd wordt dan automatisch gehalveerd. De minimale onderzoekstijd bedraagt 6 maanden fulltime onderzoek. De vergoeding wordt steeds naar rato van de onderzoekstijd berekend. De subsidie kan gebruikt worden voor: - Vervangingskosten tot een maximum van €50.000. De aanvrager wordt gevraagd aan te geven op welke wijze in vervanging wordt voorzien. NB: het gaat hier om de kosten van de vervanger(s). - Materiële kosten tot een maximum bedrag van €12.500 die direct gerelateerd zijn aan het project, zoals bijvoorbeeld kosten voor kennisoverdracht, kennisbenutting, kosten voor internationalisering of materiaal-technisch onderzoek. De kosten van overhead zoals kosten voor computers/laptops, reguliere software en andere kosten die behoren bij de standaard faciliteiten van de kennistellingen komen niet voor subsidie in aanmerking. Ook algemene kosten voor coördinatie zijn uitgesloten. Nietgespecificeerde kosten zoals een stelpost ‘onvoorzien’ komen niet voor subsidie in aanmerking. 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden De uiterste termijn voor het indienen van de aanvragen is voor de eerste ronde 2 maart 2015 om 12.00u GMT. Voor de tweede ronde sluit de indieningstermijn op 15 november om 12.00u GMT. Aanvragen kunnen na de deadline niet meer worden verbeterd of aangevuld. Er kan één aanvraag per instelling worden ingediend. 3.4 Het opstellen van de aanvraag De subsidieaanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet en het aanvraagformulier. − De factsheet kan direct in het elektronisch aanvraagsysteem Iris van NWO ingevuld worden. − Het aanvraagformulier staat op de subsidiepagina van dit programma op de NWO-website. Dit formulier moet, zodra het ingevuld is, als PDF bestand toegevoegd worden aan de Iris factsheet. NB: de pdf mag op geen enkele manier beveiligd zijn, in verband met de elektronische leesbaarheid van de gegevens. De aanbevelingsbrief van de begeleidend hoogleraar wordt als onbeveiligde pdf in het aanvraagsysteem toegevoegd. Datzelfde geldt voor de werkgeversverklaring. Als er sprake is van meerdere werkgevers, dan is het verplicht per werkgever een werkgeversverklaring toe te voegen. Aanvraagformulier Het aanvraagformulier bevat: − Een curriculum vitae (CV) van de aanvrager; − Een duidelijke beschrijving van het voorgestelde onderzoek in maximaal 2000 woorden, 5 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Museumbeurzen inclusief voetnoten, literatuurreferenties en tekst in illustraties; en een beschrijving van de aansluiting op de kennisagenda Musea − Een aanbeveling van de begeleidend hoogleraar. De begeleidend hoogleraar (promotor) en de directeur van de aanvragende instelling dienen beiden de laatste pagina van het aanvraagformulier te ondertekenen. Deze ondertekende pagina moet als pdf bij de aanvraag worden ingediend. Aanbeveling hoogleraar De begeleidend hoogleraar moet verbonden zijn aan een van de Nederlandse universiteiten. De aanbeveling gaat in op de kwaliteit en motivatie van de aanvrager, op de kwaliteit en relevantie van het voorgestelde onderzoek, en op de manier waarop begeleiding van de aanvrager vormgegeven zal worden. Met de brief geeft de promotor aan dat hij/zij het onderzoeksvoorstel onderschrijft en van mening is dat het van gedegen wetenschappelijke kwaliteit is. De promotor stelt vast dat het realistisch is om het onderzoek uit te voeren binnen de door de aanvrager aangegeven beschikbare tijd. Tevens geeft hij/zij aan bereid te zijn om de aanvrager te begeleiden. NWO weegt deze verklaring mee in de beoordeling van de aanvraag. Verklaring werkgever Een verplichte bijlage bij de aanvraag is een verklaring van de werkgever, waarin de werkgever aangeeft dat de betreffende werknemer al minstens één jaar bij de organisatie te werk is gesteld en dat de onderzoeker in ieder geval gedurende de looptijd van het onderzoek bij de instelling aangesteld zal zijn. De werkgever verklaart tevens bekend te zijn met de subsidievoorwaarden van NWO. 3.5 Specifieke subsidievoorwaarden Op deze call for proposals zijn de Algemene Subsidiebepalingen van NWO van toepassing. De gehonoreerde aanvragen dienen uiterlijk 6 maanden na toekenning van de subsidie van start te gaan. Van projecten die niet zijn gestart, houdt het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen zich het recht voor de subsidie in te trekken. 3.6 Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag bij NWO kan alleen via Iris, het elektronisch aanvraagsysteem. Aanvragen die niet via Iris zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen Irisaccount in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen Irisaccount heeft, dient deze dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit is om eventuele aanmeldproblemen nog op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een Iris account heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de Iris helpdesk. Let op! Aanvragers vullen als instelling de naam van de instelling in waar de begeleidend hoogleraar aan verbonden is. 6 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Museumbeurzen 4 Beoordelingsprocedure 4.1 Procedure De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze call for proposals toegepast. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWOmedewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing. 4.1.1 Beoordeling aanvraag Omdat het om kleine projecten gaat met relatief bescheiden budgetten, is hierop hoofdstuk 2, art. 2.2.5 van de NWO-regeling subsidies van toepassing, dat regelt dat in bepaalde gevallen afgezien kan worden van het inschakelen van externe referenten. Daarom worden geen referentencommentaren ingewonnen. Een breed samengestelde commissie is verantwoordelijk voor de beoordeling van de onderzoeksvoorstellen. In de commissie hebben zitting: vertegenwoordigers van de universiteiten en vertegenwoordigers vanuit het museale veld met aantoonbare wetenschappelijke onderzoekservaring. De beoordelingscommissie kan – indien nodig – externe experts inschakelen, zowel uit de wetenschappelijke als uit de museale praktijk. De beoordeling vindt plaats volgens de in 4.2 opgestelde criteria. Na de beoordeling prioriteert de commissie de aanvragen en stelt een advies op voor het gebiedsbestuur Geesteswetenschappen. 4.1.2 Beslissing Het gebiedsbestuur Geesteswetenschappen toetst de voorstellen marginaal en neemt het definitieve besluit. Hierna ontvangen de kandidaten zo snel mogelijk bericht van de uitslag. NWO voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering. Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties. Alleen aanvragen met de kwalificatie Goed en hoger komen in aanmerking voor financiering. 4.1.3 Tijdpad (PM) - 2 maart 2015: uiterste indieningsdatum eerste ronde - Eind april: Besluit versturen - Begin mei: indieners informeren De toekenning van de beurzen uit de tweede ronde vindt in 2016 plaats. 7 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Museumbeurzen 4.2 Criteria Bij de beoordeling zijn de volgende criteria van belang: Wetenschappelijke Kwaliteit 1. Mate waarin het aangevraagde onderzoek aansluit op het doel van de regeling. 2. Mate waarin aangesloten wordt op de Nederlandse Kennisagenda voor het Museale Veld. 3. Belang van het voorstel voor het museale onderzoeksveld in het algemeen en de aanvragende instelling in het bijzonder. Dit blijkt onder meer uit de wijze waarop het onderzoek verbonden is met de museale praktijk. 4. Helderheid van het onderzoeksvoorstel. 5. Kwaliteit van het voorgestelde onderzoek, blijkend uit het voorstel en de aanbeveling van de begeleidend hoogleraar. 6. Benadering/methodologie. Geschiktheid van de gekozen benadering in relatie tot het uit te voeren onderzoek. 7. Mate van innovativiteit van het onderzoek (nieuwe informatietechnologie voor het publieksbereik, benutting van erfgoedbronnen voor de creatieve industrie, ontwikkeling van effectieve educatiemethodieken). 8. Haalbaarheid blijkend uit werkplan in relatie tot de beschikbare onderzoekstijd. Maatschappelijke relevantie 1. Actualiteit van het onderwerp. 2. Maatschappelijke relevantie (in aansluiting op maatschappelijke waarde musea zoals beschreven in de publicatie ‘Meer dan Waard: De maatschappelijke betekenis van musea’ http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Meer%20dan%20waard.pdf). 3. Aandacht voor de manier waarop kennisoverdracht zal plaatsvinden. Kwaliteit van de aanvrager 1. Voorgaande resultaten van de onderzoeker op het onderzoeksgebied (tentoonstellingen, (bestands)catalogi, publicaties, onderzoeksprojecten) blijkend uit het cv. 2. Motivatie voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek blijkend uit de toelichting op het aanvraagformulier. Genoemde prioriteringscriteria verhouden zich tot elkaar als 3:2:1 Prioritering Als aanvragen na beoordeling gelijk eindigen, wordt, in volgorde van belangrijkheid, naar de volgende criteria gekeken: 1. wetenschappelijke kwaliteit 2. de mate waarin de aanvragen over de verschillende wetenschapsgebieden verdeeld zijn. 3. de mate waarin de aanvragen passen binnen de Nederlandse Kennisagenda voor het Museale veld. 8 Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Museumbeurzen 5 Contact en overige informatie 5.1 Contact 5.1.1 Inhoudelijke vragen Voor meer informatie neemt u contact op met: J.J. van Kersen 070 – 344 08 21 [email protected] 5.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem Iris Bij technische vragen betreffende het gebruik van Iris neemt u contact op met de Iris helpdesk. Leest u alstublieft eerst de handleiding voordat u de helpdesk om raad vraagt. Bereikbaarheid Iris helpdesk: van maandag t/m vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur, telefoonnummer 0900-696 47 47. Helaas ondersteunen niet alle buitenlandse providers het bellen naar 0900-nummers. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen aan [email protected]. 5.2 Overige informatie Op de financieringspagina van het programma is de meest recente informatie te vinden. Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Postbus 93425 2509 AC Den Haag 9 Hoofdstuk 6 Bijlage(n) / Museumbeurzen 6 Bijlage(n) Bijlage : Kennisagenda Musea Onderzoekslijnen Maatschappelijke Waarde Musea 1. Musea genereren kennis en context 2. Musea bieden emotie en inspiratie 3. Musea verrijken de samenleving Collectiewaarde Educatieve waarde Belevingswaarde Verbindende waarde Economische waarde 1. Musea genereren kennis en context Musea hebben met hun unieke collecties een kapitaal waarvan de waarde niet overschat kan worden, niet alleen cultureel, maar ook als bron van kennis in de huidige kennissamenleving Met de collectie als de constante bron in een veranderende maatschappelijke context zoeken musea steeds opnieuw naar de betekenis van voorwerpen in relatie tot de maatschappelijke actualiteit. Bij die continue zoektocht naar (potentiële) betekenissen worden verbindingen gelegd tussen collecties en kennis ‘binnen’ en ‘buiten’ het museum. Hoe kunnen musea de betekenis van het museum als kennis- en leeromgeving en als plek van verhalen te vergroten. Daarvoor is nodig: • Hoe kan meer inzicht worden gekregen in de verouderingsprocessen van materiele en born-digital objecten en collecties, over conservering en restauratie, geschiedenis van collectievorming? • Hoe kan kwaliteit van het museum voor het onderwijs worden versterkt, door het vergroten van kennis binnen musea over leren en leereffecten? Ook de kennis over de toepassingsmogelijkheden van verschillende typen museumcollecties binnen het schoolcurriculum is nog beperkt. • Wat is de rol van het museum als kennisbron gezien de informalisering van de kennis over erfgoed? Daarvoor is onder meer kennis nodig van de receptie van de bezoeker en het rendement van museumbezoek. In samenhang daarmee is ook meer kennis vereist over de aard, kwaliteit, betrouwbaarheid en opbrengsten van de kennis die ‘amateurexperts’ inbrengen en de wijze waarop daarin begeleiding mogelijk of wenselijk is. • Op welke wijze kan het museum een rol spelen in het toegankelijk maken van wetenschappelijk onderzoek? • Onder welke randvoorwaarden kan het onderzoek worden versterkt door publiekprivate samenwerking en commerciële toepassingen van de resultaten van het onderzoek? 2. Musea bieden emotie en inspiratie Het publiek van vandaag is ‘cultureel omnivoor’ geworden en laat zich niet makkelijk binden. Daarbij komt een verlangen naar ‘onderdompeling, intense ervaringen, sfeer en reuring’. Musea zijn ook plaatsen van herinnering en zetten aan tot het beleven van identiteit, individueel en collectief. Belevingswaarde gaat in de eerste plaats over het vermogen van musea mensen te raken en te inspireren. 10 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Museumbeurzen Hoe kunnen musea belevingswaarde voor de bezoeker te vergroten en daarmee de impact van het museum te versterken. Daarvoor is nodig: • Hoe kunnen musea beleving bewust inzetten als instrument bij het genereren van betekenis, inspiratie en het teweegbrengen van krachtige (leer)ervaringen? • Wanneer vinden dergelijke ‘transformerende’ ervaringen plaats en hoe worden ze veroorzaakt? Dit vraagt om meer kennis en inzicht in verschillende typen – op beleving gerichte – interventies en methodieken in het museum (zoals narrativiteit, role playing, living history, gebruik van nieuwe media e.d.) voor verschillende categorieën bezoekers. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van het vele onderzoek dat meer algemeen naar ‘experiences’ en beleving is gedaan. • Wat is de betekenis en impact van authenticiteit als unieke waarde voor museale beleving in een samenleving die meer en meer wordt gedomineerd door virtual reality en hoe kan dit worden ingezet om de maatschappelijke inbedding van het museum te versterken? • Waardoor wordt de ervaring van de individuele bezoeker gevormd en gestuurd en hoe kan het museum de museumbeleving personaliseren? 3. Musea verrijken de samenleving Musea leveren een belangrijke maatschappelijke bijdrage aan de samenleving, zowel in materiële als in immateriële zin. Musea verbinden: generaties, plaatsen, netwerken, verhalen, personen en organisaties. Musea dragen daarnaast aanzienlijk bij aan de lokale en nationale economie. Hoe kunnen musea hun toegevoegde waarde voor de samenleving verder uitbouwen en zichtbaar maken. Daarvoor is nodig: • Op welke wijze kan de sociale rol van musea en de toegevoegde economische waarde en de daarbij behorende prestaties zichtbaar gemaakt worden en beoordeeld? • Welke betekenis hebben digitalisering, nieuwe partnerschappen en veranderingen in de bekostigingsstructuur van musea (minder subsidie, meer private middelen) voor museale bedrijfs- en verdienmodellen? • Op welke wijze kan de sociaal-economische bijdrage aan de stad en regio in beeld worden gebracht en gemonitord? • Hoe kunnen nieuwe publieksgroepen worden bereikt en een duurzame relatie met het museum en de collectie opbouwen? • Op welke manier kan het museum een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg en de maatschappelijke betekenis van de collectie en museale organisatie verbreden en versterken? Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag september 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc