Toelichting selectie maandrapporteurs (vanaf 2014) Inleiding DNB is verantwoordelijk voor het opstellen van macroeconomische data van Bijzondere Financiele Instellingen (BFI’s) voor de betalingsbalans, de International Investment Position en de Nationale Rekeningen. Ten behoeve van deze verplichting verzamelt DNB gegevens van individuele BFI’s waarbij zij een onderscheid maakt tussen rapporteurs die gedetailleerde maanden jaarrapportages indienen (maandrapporteurs), en rapporteurs die slechts eenmaal per jaar een beperkte uitsplitsing van de balans rapporteren (benchmarkrapporteurs). Deze notitie geeft een toelichting bij de in rapportagejaar 2014 geïntroduceerde methodiek van het selecteren van maandrapporteurs versus benchmarkrapporteurs. Deze methodiek is gestoeld op het mechanisme van een kanssteekproef met ophoging voor niet geselecteerde eenheden. Achtergrond De in 2014 geïntroduceerde methodiek betreft een sterke wijziging ten opzichte van de daarvoor gebruikte methodiek. Voorheen werd gebruik gemaakt van een zogeheten cut-off steekproef: alle eenheden met een balansomvang groter dan een bepaalde grenswaarde kregen een verplichting als maandrapporteur, en eenheden onder deze grenswaarde kregen een benchmarkverplichting. In reactie op de sterk toegenomen omvang van de populatie BFI’s heeft DNB onderzoek gedaan naar alternatieve – meer efficiënte, d.w.z. minder rapporteurs en betere kwaliteit data – methodes welke gebruik maken van kanssteekproeven. Cluster van BFI’s als basiseenheid In 2013 is het cluster van tot één concern behorende BFI’s als de basiseenheid geïntroduceerd voor de bepaling van de rapportageverplichting. In principe impliceert dit dat alle tot één concern behorende BFI’s hetzelfde rapportageprofiel hebben. Echter, een uitzondering is gemaakt voor zeer kleine BFI’s (met een balansomvang kleiner dan € 40 mln). Deze krijgen alleen een benchmarkverplichting, ook al heeft het cluster waartoe deze behoren een maandverplichting.1 Methode De populatie wordt onderverdeeld in drie segmenten: een topsegment, een middensegment en een onder-segment. Alle clusters in het topsegment krijgen een maandverplichting. Clusters in het onderste segment krijgen een benchmarkverplichting. Deze twee segmenten zijn vergelijkbaar met de voorheen toegepaste methode van een cut-off steekproef. Nieuw is een middensegment waaruit aselect clusters worden geselecteerd welke een 1 Uitzonderingen zijn wanneer deze BFI’s met een klein balanstotaal relevant blijken voor bepaalde V&W posten zoals omzet uit royalties en licenties. maandverplichting krijgen.2 Niet-geselecteerde clusters in het middensegment krijgen een benchmarkrapportage. Doordat de geselecteerde clusters gezamenlijk representatief worden verondersteld voor de niet-geselecteerde clusters (deze veronderstelling is getoetst) kan een ophoging ingeboekt worden voor de niet-geselecteerde clusters. Zodoende kan met minder rapporteurs een hogere kwaliteit macrocijfers worden bereikt. Grenswaarden selectiecriteria Onderzocht is op basis van welke selectiecriteria een optimale representativiteit van de steekproef kan worden bereikt. Hieruit bleek dat niet op balanstotaal moet worden geselecteerd, maar op de individuele balansposten van de balans zoals uitgevraagd in de benchmarkenquête. Ter illustratie toont tabel 1 de grenswaarden per balanspost voor de selectie van de steekproef in 2014. Hierbij geldt dat wanneer een cluster aan één van genoemde criteria voldoet deze tot betreffend stratum behoort. Zie voor de actuele grenswaarden de op e-line geplaatste tabel. Bijvoorbeeld een cluster met deelnemingen (activa) ter waarde van meer dan € 15.266 mln behoort tot het topsegment (ongeacht de andere balansposten). Hetzelfde geldt voor een cluster met meer dan € 11.541 mln aan concernleningen en één van de andere grenswaarden. De tabel toont aanmerkelijke verschillen tussen de grenswaarden. Bijvoorbeeld de grenswaarden voor effecten liggen veel lager. Een cluster met meer dan € 464 mln effectenbezit behoort tot het topsegment. Dit komt doordat uit het onderzoek is gebleken dat effectenbezit weinig gecorreleerd is met andere balansposten en bovendien relatief breed gespreid in de populatie. Om een betrouwbare schatting te maken is het daarom nodig gebleken voor effecten de grenswaarde relatief laag vast te stellen. Om tot het middensegment te behoren zal een cluster op elk van de balansposten kleiner moeten zijn dan betreffende ondergrenzen van het topsegment, en tevens voor één van de balansposten groter dan de betreffende ondergrens van het middensegment. Tot slot behoren alleen clusters waarvan elk van de balansposten kleiner is dan betreffende ondergrens van het middensegment tot het onder-segment. Tabel 1 Grenswaarden per balanspost (ondergrenzen; miljoenen euro´s; selectie 2014) Deelnemingen Concernleningen Effecten Overig Financieel Rapportageplicht cluster Verkeer Stratum Actief Passief Actief Passief Actief Passief Topsegment 15.266 14.803 11.541 5.998 464 2.208 4.934 1.291 477 492 360 189 53 475 120 91 Middensegment Actief Passief Maand en jaar Selectie: maand en jaar. Overige: benchmark Onderste 0 0 0 0 0 0 0 0 Benchmark segment 2 In feite gaat het om twee middensegmenten, oftewel strata genoemd, die allebei een andere trekkingskans hebben. Dit is voor het principe echter niet van belang. Atypische clusters Naast bovenstaande ‘reguliere’ selectie op basis van balansposten is er nog een mogelijkheid geselecteerd te worden als zogeheten atypisch cluster. Dit betreft clusters die niet representatief worden geacht voor andere clusters in de populatie en daarom niet als basis van een ophoging mogen dienen, maar wel van belang zijn om zelf meegeteld te worden in de macrocijfers. Het betreft bijvoorbeeld clusters die (aanzienlijke) omzet genereren uit royalties en licenties. Ondanks dat deze clusters mogelijk niet aan de eerder genoemde criteria van het top voldoen krijgen ook deze clusters een maandverpliching. Verversen steekproef Om de steekproef in de middensegment representatief te houden voor de populatie zal een zekere mate van verversing nodig zijn. Gezien de grote dynamiek van de populatie BFI’s is dit van groot belang. Om verschillende redenen is het echter onwenselijk om de gehele populatie (in het aselecte middensegment) jaarlijks volledig te vernieuwen. Denk hierbij aan continuïteit en opstartkosten van nieuwe rapporteurs. Het jaarlijks verversen van éénderde van de aselecte steekproef in het middensegment is optimaal gebleken. Dit komt naar schatting neer op 100-150 nieuwe rapporteurs per jaar. Nieuwe BFI’s en sterk groeiende BFI’s Nieuw aangemelde BFI’s krijgen slechts dan een maandverplichting met onmiddellijke ingang wanneer deze (i) behoren tot een cluster met een maandverplichting en tevens zelfstandig een balansomvang hebben groter dan € 40 mln, ofwel (ii) tot het topstratum behoren. Voor dit laatste kijken we uit praktische overwegingen naar het balanstotaal (in 2014 bedraagt deze grens € 9 mrd), en niet naar de grenswaarden uit tabel 1. Wanneer niet aan één van deze twee criteria (i of ii) wordt voldaan krijgen betreffende BFI’s in eerste instantie een benchmarkverplichting. In de eerstvolgende jaarlijkse verversing van de steekproef kan deze BFI alsnog geselecteerd worden als maandrapporteur voor het jaar daarop, volgens boven beschreven methode. Van bestaande BFI’s in het onderste segment3 die sterk in omvang toenemen wordt verwacht dat deze (of hun vertegenwoordiger) DNB hierop attenderen. Om praktische overwegingen hanteren we hierbij een grens van € 500 mln (balansomvang). Voor deze entiteiten geldt hetzelfde als voor nieuw opgerichte BFI’s. Deze krijgen een maandverplichting met onmiddellijke ingang wanneer deze (i) behoren tot een cluster met een maandverplichting4 ofwel (ii) tot het topstratum behoren. Gevolgen voor rapporteurs ten opzichte van de voorgaande methode Rapporteurs worden, net als in voorgaande jaren, geïnformeerd indien hun rapportageverplichting wijzigt. Indien rapporteurs geen brief ontvangen blijft de huidige 3 Inclusief BFI’s kleiner dan € 40 mln die tot een cluster met een maandverplichting behoren, maar zelf geen maandverplichting hebben vanwege hun geringe omvang. 4 En tevens zelfstandig een balansomvang hebben groter dan € 40 mln. rapportageverplichting gehandhaafd. Inzicht in de selectiemethode is dus strikt genomen niet nodig. Wel biedt inzicht in de selectiemethode antwoorden op vragen waarom de ene rapporteur wel als maandrapporteur wordt geselecteerd, terwijl een andere vergelijkbare of zelfs grotere rapporteur slechts een benchmarkverplichting heeft. Ook biedt dit een antwoord op de vraag waarom de rapporteur van het ene op het andere jaar opeens als maandrapporteur is geselecteerd (of juist niet) terwijl de rapporteur niet wezenlijk veranderd is ten opzichte van het voorgaande jaar. Tot slot kan niet op basis van alleen balanstotaal worden afgeleid of een cluster een maandverplichting zal krijgen, maar hangt dit af van de balansopbouw. Vragen Voor vragen kunt u contact opnemen met uw relatiebeheerder.
© Copyright 2024 ExpyDoc