Verslag van de vergadering nr. 2014-6 van het Raadgevend comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen van 24 september 2014 FAVV Herman Diricks (Voorzitter), Jean-Marie Dochy, Bert Matthijs, Véronique Berthot, Vicky Lefevre, Jacques Moës, Timothy Hutsebaut, Jean-Philippe Maudoux, Géraldine Boseret, Olivier Wilmart en Xavier Van Huffel Jean-François Heymans, vertegenwoordiger van Minister Laruelle. Stijn Vandeweyer en Tim de Meyer, vertegenwoordigers van de firma Deloitte Evelyne De Jonghe, vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO Chris Boyen (secretaris) en Sophie Deprit (verslaggeefster). Leden van het Raadgevend Comité EL PL Bert Véronique /Ardies Luc 1 Braem Steve Carlos/Jonckheere Caroline 1 Brouckaert Véronique/Bosmans Roger EL PL Melis Cédric/Nick Laurence v Mijten Erik/Mintiens Koen 1 1 Nijs Katrien/Van Moeseke Wim Cools Romain/David Marquenie 1 Sonnet Eric/Ogiers Luc Cornu T./Van Daele Daniel/Hautekeur Ch. 0 Nys Annelore/Gillabel Jeroen Coulonval Daniel/Granados Ana 1 Poriau Pierre/Nys Laurent Debergh Renaat/De Wijngaert Lambert 1 Pottier Jean-Luc/Landuyt Marc 0 0 0 1 1 De Craene Ann/Appeltans Philippe v v Schirvel Carole/Jacquinet Stéphanie 0 Dejaegher Yvan/Hoeven Erik 1 Segers Dina/Vandecavey Brigitte 1 Fronik Bram/Henrotte Bénédicte 0 Semaille Marie-Laurence/Masure Alain 1 Diels Eve/ Sterckx Romain 1 Smagghe Thierry/Leroux Frans 0 De Greve Nathalie/Janssens Bente Moreau Thomas/Velghe Jan Kindt Thomas/Fonteyn Freija/Spenik Kathleen v v 1 Tamigniaux Daphné/Bruynseels Erik Teughels Caroline/Loncke Peter Vandamme Hendrik/De Swaef Peter 1 1 1 Hallaert Johan/De Lange Els 1 Vandenbosch Michel/De Greef Ann 0 Horion Benoit/De Boosere Isabel/Carl Berthot v Jaeken Peter/Persoons Davy 1 Vandevelde Renaat / Thise Sophie Fonck Myriam/Lesceux Jonathan 1 Van Damme Eddy/ Denoncin Albert 1 Lauryssen Sigrid/Maertens Gwendoline 1 Van de Meerssche Eric/Verschueren Yves v Velz Alfred/Mendez Murielle 0 1 Aanwezig 0 Afwezig 1 Vandenbroucke Joost/Van den Broeck A. v Pagina 1 van 7 Verontschuldigd 1 1 Dagorde 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 Goedkeuring van de dagorde Feedback stakeholdersbevraging door Deloitte Controleprogramma 2015 Actualiteit: SciCom symposium 2014 : improving the safety of the food chain through risk prevention in plant and animal production Opvolging acties: werking RC: bespreking suggesties Classificatie en publicatie van de inspectieresultaten: communicatieplan Een uiteenzetting over de epidemiologische enquête uitgevoerd ten gevolge van de brucellosehaarden bij runderen in 2010 en 2012 Presentatie van het aangifteformulier van de heffingen 2015 Varia Point 1. Goedkeuring van de dagorde 1. De dagorde wordt goedgekeurd. Point 2. Feedback stakeholdersbevraging door Deloitte 2. De Voorzitter verduidelijkt de context van deze enquête die bij de sectoren uitgevoerd werd. De vertegenwoordigers van Deloitte zullen de resultaten van deze studie uiteenzetten en de leden van het RC kunnen alle vragen stellen die ze wensen. 3. Stijn Vandeweyer geeft een samenvatting van de resultaten van de enquête op basis van zijn PowerPoint-presentatie (zie: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt2_deloitte-favvstakeholderbevraging2014_nl.pdf ). Hij overloopt de doelstellingen en de methodologie van de enquête, de resultaten ervan (SWOT- analyse van de enquête, evolutie van de gevoeligheid van de thema's sinds 2008, aanbevelingen van de stakeholders voor de 3 hoofdthema's) en de aanbevelingen die de firma suggereert. 4. De Voorzitter stelt voor om de vragen van de leden in twee te splitsen : eerst deze over de presentatie en daarna de meer algemene en diverse vragen teneinde een gestructureerd overzicht te hebben van het standpunt van de sectoren. De Voorzitter voegt hieraan toe dat de resultaten in hun geheel eveneens beschikbaar zijn maar het gaat erom na te gaan of de globale resultaten van de enquête overeenstemmen met het aanvoelen van de sectoren. 5. Marie-Laurence Semaille komt terug op het deel dat aan de administratieve boetes gewijd is ; het gebrek aan transparantie van het Agentschap werd reeds aangekaart op het vlak van de bepaling van het bedrag van de boetes, de weging die gegeven wordt, het verschil tussen de boetes, enz. De mogelijkheid om een vergadering te beleggen waar dit aspect meer gedetailleerd wordt besproken, werd reeds aangekaart. De Voorzitter bevestigt dat de Commissarissen van de administratieve boetes het jaarverslag 2013 van deze dienst in oktober zullen uiteenzetten. Op dat moment kunnen vragen hieromtrent worden gesteld. 6. Johan Hallaert bemerkt dat de presentatie geen grote verrassing aan het licht brengt. Hij heeft een vraag m.b.t. de "perceptie" die soms voor bepaalde punten wordt aangehaald en niet voor andere. De Voorzitter antwoordt dat bij het nalezen van het document men ziet dat de perceptie niet noodzakelijk een negatieve connotatie heeft, maar voortvloeit uit een gebrek aan objectieve of tegenstrijdige elementen in het dossier, waardoor er geen uniformiteit mogelijk is. Stijn Vandeweyer bevestigt dit en voegt hieraan toe dat de enquête samengesteld is uit verschillende elementen, ze bevat geregeld tegenstrijdige bemerkingen i.v.m. onze kennis van de werking van het FAVV of andere elementen van de studie. Deze perceptie is niet noodzakelijk onjuist, maar moet genuanceerd worden. Er moet vooral bekeken worden hoe dit probleem voor de organisatie kan opgelost worden. Vragen over het volledige document : 7. Erik Mijten bemerkt dat niet enkel de leden van het RC bevraagd werden maar ook bepaalde operatoren van verschillende sectoren. Gaan de bemerkingen/resultaten in dezelfde zin ? De Voorzitter haalt de slides aan waarin de adviezen van de individuele operatoren en de sectoren Pagina 2 van 7 opgenomen zijn. Hij citeert als voorbeeld slide 22 : "Meent u dat het FAVV voldoende kennis heeft over de sectoren, bedrijven en processen om een adequaat controleprogramma op te stellen? (Verwerkt het FAVV de gegevens/kennis waarover ze beschikt op een adequate manier in haar controleprogramma's ?)" Er wordt een verschil vastgesteld in de manier waarop individuele operatoren en federaties de kwestie aanpakken. De cijfers tonen aan dat de operatoren meer overtuigd zijn dat het Agentschap voldoende kennis heeft van de sectoren/bedrijven dan de federaties. Men moet zich dus afvragen wat de reden is van deze verschillende visie. Hij vervolgt dat de hieromtrent gegeven feedback niet helemaal overeenstemt met de feedback die hij persoonlijk gekregen heeft van de operatoren die aan de enquête hebben deelgenomen. Hij stelt dat de feedback van de operatoren zeer negatief was, niet enkel van de operatoren van de primaire productie, maar ook van de horeca en de kleinhandel. Hij had gehoord dat de mening van de operatoren weinig positief was. Stijn Vandeweyer legt uit dat het gaat om een kwalitatieve enquête met als doel de negatieve en positieve opmerkingen te kwantificeren. Het verslag richt zich op de belangrijkste elementen. Enkel de elementen waarmee men het meest eens was, werden in het verslag opgenomen. Slechts in één enkele gemeenschappelijke sessie heeft zich een ingewikkelde discussie voorgedaan. Het ging in feite om een operator die niet tevreden was over het feit dat bij de uitvoering van de vorige enquête er te weinig aandacht geschonken werd aan de anonimiteit van de persoon in kwestie. Dit had vooral een negatieve sfeer tijdens die sessie gecreëerd. 8. De vraag waarom de operatoren een verschillende visie dan die van de federaties kunnen hebben, wordt volgens Romain Cools gedeeltelijk verduidelijkt doordat een federatie tal van verschillende operatoren onder zich heeft die allemaal een individuele visie hebben. Dit resulteert in pro's en contra's, diegenen die overtuigd zijn en die niet overtuigd zijn, enz. De federatie moet proberen om een evenwicht in visie te communiceren en een gulden middenweg te zoeken op het vlak van communicatie. Dit is de voornaamste reden waarom het advies van de federaties soms genuanceerd is. 9. De Voorzitter beaamt dat de federaties de info intern kunnen gebruiken zodat de verdedigde standpunten ook voldoende op het terrein zouden aangemoedigd worden. 10. De Voorzitter herinnert eraan dat de leden vragen kunnen richten aan Chris Boyen ([email protected]), indien ze er nog zouden hebben. Hij bedankt de vertegenwoordigers van de firma Deloitte. Point 3. Controleprogramma 2015 11. Jean-Philippe Maudoux stelt de inhoud voor van de analyseprogrammatie 2015 en de vergelijking van de evolutie t.o.v. 2014 op basis van zijn PP-presentatie. (zie : http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt3_nl_program2015-comcon-dia_nl.pdf ). Hij bespreekt eerst en vooral de stappen in de programmering (programmering, codering) en een samenvatting van het analyseprogramma 2015, waarin hij een verdeling van de analyses weergeeft volgens de monsternemers, de matrices en de onderzochte groepen parameters en overloopt de fluctuaties van de uitgevoerde tests in de verschillende sectoren t.o.v. 2014. Hij eindigt tenslotte bij twee gevallen ter illustratie van de horizontale aanpak van de controles en de complementariteit van de analyses met de inspecties. Het eerste geval heeft betrekking op de tests die uitgevoerd zijn in het kader van Salmonella in de varkenssector en het tweede heeft betrekking op de problematiek van aflatoxines in de zuivelsector. 12. Yvan Dejaeger heeft 2 vragen bij de presentatie: a) met hoeveel sectorale bemonsteringsplannen er wordt rekening gehouden bij de implementatie van het controleprogramma?; b) heeft het FAVV een globaal beeld van de verdeling tussen import en lokale productie? 13. Jean-Philippe Maudoux antwoordt dat wat de sectorale bemonsteringsplannen betreft, er 6 werden opgesteld door verschillende verenigingen. Voor dierenvoeding werden 3 plannen ingediend door : - BEMEFA; - SYNAGRA (voor granen), Pagina 3 van 7 - de maalderijen (het FAVV voorziet geen bemonstering van diervoeders op het niveau van de maalderijen). Bovendien werd een bemonsteringsplan opgestart in de zuivelsector door CBL, een ander in de aardappelsector voor de opsporing van residuen van bestrijdingsmiddelen en fytosanitaire controles en een laatste heeft betrekking op rundvlees. 14. Walter Van Ormelingen bevestigt dat er een goedgekeurd bemonsteringsplan bestaat voor de aardappelsector waarmee wordt rekening gehouden in het kader van de residuen van bestrijdingsmiddelen. 15. Romain Cools weet dat men rekening houdt met de analyses die door de sector worden uitgevoerd op het vlak van residuen van pesticiden, maar naast deze analyses, voert Belgapom ook analyses uit voor de opsporing van zware metalen in aardappelen en analyses voor de opsporing van pathogenen (Clavybacter, Ralstonia). Het is interessant te weten in welke mate er hiermee rekening wordt gehouden. De vraag is of deze van het totaal aantal analyses zullen worden afgetrokken. Hij sluit zich aan bij de vraag van Bemefa. 16. Indien een goedgekeurd bemonsteringsplan voldoet aan de vereisten van het FAVV dan spreekt het voor zich dat de gegevens in aanmerking worden genomen, stelt Walter Van Ormelingen. Maar de invloed van deze cijfers is vrij klein. Indien gewenst, kunnen meer gedetailleerde gegevens worden verschaft aan Romain Cools. 17. De Voorzitter vraagt dat Jean-Philippe Maudoux in het kort het principe van dit plan uiteen zet en de impact dat het heeft op het FAVV. Overigens zal hij eveneens antwoorden op de tweede vraag van Yvan Dejaegher. 18. Ten opzichte van de verdeling tussen de ingevoerde en de op binnenlands vlak geproduceerde producten, kan Jean-Philippe Maudoux tijdens deze vergadering geen precies antwoord geven. De basisgegevens zouden echter moeten toelaten om deze informatie eruit te halen en we kunnen overwegen dit punt in de sectorvergaderingen mee te nemen om de verdeling tussen de producties te onderzoeken. Betreffende het feit om sectorale bemonsteringsplannen in rekening te nemen, wil de methodologie dat de inspanningen die de operatoren in het kader van hun autocontrole leveren in aanmerking worden genomen. Hij voegt hieraan toe dat het FAVV de criteria heeft omschreven die worden genomen om het aantal analyses te verminderen in het kader van de officiële controle. Deze criteria hebben met name betrekking op de invoering door de beroepsorganisaties van een sectoraal bemonsteringsplan op een (statistische) wetenschappelijke basis, dat daarna voor advies aan het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap wordt voorgelegd teneinde de sector te adviseren. De sector is gehouden om aan de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité te voldoen. Er wordt eveneens aan de verenigingen, die van een vermindering willen genieten, gevraagd om hun bemonsteringsresultaten aan het FAVV voor te leggen, erop toe te zien dat het bemonsteringsplan geïmplementeerd wordt door een representatief deel van de sector rekening houdende met het aantal operatoren en de productie. Er wordt bovendien gevraagd dat een deel van de monsters door onafhankelijke organismen zou worden genomen. In bepaalde gevallen, wanneer er geen officiële norm voor contaminanten bestaat, wordt gevraagd dat de operatoren dezelfde limietwaarden gebruiken als deze die het Agentschap gebruikt (vb. actielimiet voor mycotoxines, microbiologische criteria). Het verminderingspercentage dat het FAVV hanteert kan van 5% naar 20% gaan. De prevalenties van de non-conformiteiten en de ernst van het opgespoorde gevaar zullen worden afgewogen. Indien het gevaar ernstig is en er veel non-conformiteiten zijn, zal de vermindering minimaal zijn (5%). In het tegenovergestelde geval zouden de verminderingen aanzienlijker kunnen zijn (tot en met 20%). 19. Romain Cools bedankt Jean-Philippe Maudoux voor de technische uiteenzetting. Voor de sectoren die reeds over een sectoraal bemonsteringsplan beschikken of diegenen die dit in de toekomst willen invoeren, wil hij de volgende ervaring delen, meer bepaald inzake de problematiek van het opsporen van zware metalen, o.a. in aardappelen, is gebleken dat dankzij die interactie tussen de sector en het Agentschap, ons land beschikt over het hoogste aantal analyseresultaten om het debat dat hieromtrent op Europees niveau wordt gevoerd, gaande te houden. Voor het Agentschap zou de kleinste investering voor de sectoren kunnen doorgaan daar waar de gegevens reeds beschikbaar zijn. Dit vertegenwoordigt op termijn een voordeel voor het budget Pagina 4 van 7 van het Agentschap en men kan zich ook concentreren op de sectoren waar dit niet het geval is. De bedrijven die deelnemen aan een sectoraal bemonsteringsplan voeren het uit in het kader van hun ACS. Maar zij stellen echter vast dat er "free riders" actief kunnen zijn. Bedrijven die geen lid zijn van de vereniging nemen geen deel aan het bemonsteringsplan (betalen hier niet voor), maar genieten wel van het algemeen voordeel. Hij vraagt dat het Agentschap bij de inspecties van nabij nagaat of deze voorwaarde voor een ACS nageleefd is. 20. De Voorzitter merkt op dat het om een sociaal fenomeen gaat wat de "free riders" betreft. Het Agentschap denkt de nodige maatregelen te treffen, indien mogelijk en op voorwaarde dat ze deel uitmaken van zijn bevoegdheden. 21. Sigrid Lauryssen vraagt of er een link is naar de recalls. Men stelt vast dat er tal van recalls gebeurd zijn in de loop van deze laatste maanden op het vlak van microbiologie (E Colli, listeria, salmonella, enz.). De Voorzitter bemerkt dat een recall een individueel element is en sommige aspecten zijn in de risico-analyse opgenomen voorafgaand aan de programmering. Vicky Lefevre verduidelijkt dat dit een van de factoren vormt die zijn opgenomen, namelijk de RASFF en de recalls (de nadruk wordt gelegd op bepaalde parameters in bepaalde producten). 22. Joost Vandenbroucke vraagt of de controle op het gebruik van antibiotica in de tabel is opgenomen. Wat is op dit vlak de evolutie ? Het betreft een prioriteit voor het Agentschap, die reeds werd doorgevoerd, namelijk met de controle op het antibioticagebruik in de veeteelt, bemerkt Jean-Philippe Maudoux. Jef Hooyberghs antwoordt dat bij de inspecties, onderzocht wordt of antibiotica aanwezig zijn op het bedrijf en nagegaan wordt of alle documenten in orde zijn. Wat het gehele antibioticagebruik betreft, publiceert het Geneesmiddelenagentschap elk jaar statistieken in die zin (gebruik van diergeneesmiddelen in strikte zin + gemedicineerde voormengsels). Het Agentschap voert controles uit op landbouwbedrijven. Deze gegevens zijn in verschillende statistieken opgenomen. In de loop van de laatste jaren heeft men een neerwaartse tendens vastgesteld. De Voorzitter vermeldt andere initiatieven in die zin, zoals bvb. AMCRA, dat het mogelijk gemaakt heeft acties te ondernemen in de diervoedersector om op termijn tot een minimaal of therapeutisch antibioticagebruik te komen. Het Agentschap verliest deze problematiek niet uit het oog. 23. Besluit : het programma werd uitgewerkt in het kader van een ongewijzigd beleid. Indien er bijkomende budgettaire beperkingen dienen te worden genomen, zullen het controleprogramma en de ingeplande analyses misschien moeten gewijzigd worden. De medewerkers van DG Laboratoria staan al aan het maximum van hun capaciteit. Andere budgettaire beperkingen zullen dus een impact op dit programma hebben. Het gaat om een synthese van het uitgebreid programma. Andere technische vragen kunnen in de werkgroep worden aangekaart of in overleg met DG Controlebeleid. Point 4. Actualiteit : SciCom symposium 2014 : improving the safety of the food chain through risk prevention in plant and animal production 24. Xavier Van Huffel leidt het voorgestelde thema in. Olivier Wilmart zal uitleg geven m.b.t. dit symposium op basis van zijn PP-presentatie (zie : http://www.afsca.be/comiteconsultatif/rapportsreunions/_documents/2014-09-15_punt4_nlfr_scicom-symposium-2014_programma.pdf ). 25. Olivier Wilmart geeft een detail van het programma van het symposium en de enquête weer, evenals de bespreking achteraf. Olivier Wilmart vraagt vrijwilligers van de leden van de sectoren om aan deze rondetafelgesprekken deel te nemen. 26. Erik Mijten stelt voor de vraag in zijn sector te bekijken. 27. De Voorzitter vraagt aan Chris Boyen het mailadres van Olivier Wilmart mee te delen, zodat de vertegenwoordigers van de 4 aangeduide sectoren (zie dia 5) hem kunnen meedelen of ze willen deelnemen aan de rondetafelgesprekken. 28. Johan Hallaert stelt voor om een voorstel uit te werken. Olivier Wilmart noteert dat Sigrid Lauryssen aanwezig zal zijn voor de sector van de consumenten. De Voorzitter benadrukt dat deze ontmoeting belangrijk is in het belang van de consumenten. Daarom wenst hij dat de consumentenorganisaties zouden vertegenwoordigd zijn. Alle vragen kunnen worden gericht aan Olivier Wilmart ([email protected] ). Hij stelt dat men zich reeds kan inschrijven voor het symposium, deelname is gratis voor de leden/plaatsvervangers van het RC. Pagina 5 van 7 Point 5. Opvolging acties: werking RC: bespreking suggesties 29. Vanaf 2015 worden de vergaderingen van het RC ingepland op dinsdag en woensdag (afwisselend en telkens om 9h30), verduidelijkt de Voorzitter. Dit gebeurt in gevolge de reacties vanwege de leden van het RC m.b.t. de werking van het RC. 30. De vergaderkalender voor 2015 is als volgt bepaald : JANUARI Vrijd. 23/01/2015 FEBRUARI Woensd. 25/02/2015 MAART APRIL Dinsd. 24/03/2015 Woensd. 29/04/2015 (onder voorbehoud) MEI Dinsd. 19/05/2015 JUNI Woensd. 17/06/2015 SEPTEMBER Dinsd. 22/09/2015 OKTOBER Woensd. 28/10/2015 NOVEMBER Dinsd. 24/11/2015 Punt 6. Classificatie en publicatie van de inspectieresultaten: communicatieplan 31. Lieve Busschots stelt dit onderwerp voor op basis van een PP-presentatie die naderhand naar de leden van het RC zal worden gestuurd. Zij overloopt achtereenvolgens de algemene principes van het systeem, de visuele classificatie die werd gekozen, de timing van het project (zij benadrukt het verschil tussen het nulmoment en het startmoment). Bij het startmoment wordt het resultaat vermeld van de laatste controle die plaatsvond voor het nulmoment met een gunstig / gunstig met opmerkingen resultaat, maar binnen de eigen basis-inspectiefrequentie reeds gepubliceerd als ook de nog geldige certificaties (smiley) en validaties dit voor de operatoren die geen controle hebben gehad tussen nulmoment en startmoment (voortdurende aanpassing). Daarna geeft zij in detail het communicatieplan voor de operatoren. Deze communicatie wordt intern via opleiding (PCE, ombudsdienst, meldpunt, Financiering en onthaal) ondersteund en ook wordt een eigen webpagina ontwikkeld voor de publicatie van de resultaten. Op extern vlak, zal elke operator via individuele brief vóór 10 oktober 2014, in de mate van het mogelijke, worden verwittigd. De beroepsorganisaties en de OCI's zullen eveneens bij het project betrokken worden. 32. De Voorzitter hoopt dat deze communicatiecampagne vruchten zal afwerpen en dat een dergelijk systeem aan de verwachtingen van de consumenten zal voldoen en aan de vereisten van de Raad van State. Hij hoopt dat het mogelijk is om in de loop van de eerste helft van 2015 te landen. 33. Ana Granados stemt erin toe dat de federaties de documenten niet krijgen vóór de operatoren, maar de uiteengezette presentatie zou hun kunnen toelaten op vragen van de operatoren te antwoorden. De timing zou nuttig kunnen zijn. 34. Lieve Busschots wil dat de brieven aan de operatoren worden verstuurd voordat de presentatie op internet komt want heel wat journalisten zouden vragen kunnen stellen of een artikel laten verschijnen voordat de operator verwittigd is. 35. De Voorzitter vraagt dat Lieve Busschots de presentatie aan de leden van het RC als vertrouwelijk zou toesturen. Ze stelt dit te doen via het secretariaat. 36. Pierre Poriau vraagt of in de brief die individueel aan iedere operator wordt gericht, het FAVV ook kan vermelden wat zijn situatie zal zijn in het systeem dat wordt ingevoerd. Dit zou volgens hem een grote stimulans zijn. De Voorzitter bemerkt dat dit problemen zal geven als men aan de operator zijn situatie kenbaar zal maken zonder te weten welke die situatie volgend jaar zal zijn. Deze berekening in de brief meedelen zal een bijkomende inspanning vergen van ICT, wat niet mogelijk is op dit moment. Pagina 6 van 7 37. Aan de hand van de categorieën en de informatie in de brief kunnen de operatoren in Foodweb gaan bekijken wat hun situatie is, voegt Vicky Lefevre hieraan toe. Elke operator kan zijn situatie op die manier eruit afleiden. 38. Pierre Poriau vraagt om een woordje uitleg bij de brief te voegen om de operator aan te moedigen op Foodweb na te gaan welke zijn situatie is. 39. De Voorzitter bemerkt dat het Agentschap een mailing wil die zo weinig mogelijk kost. Dus is het niet mogelijk om bij de brief een brochure te voegen, maar het FAVV zal zijn website nieuw leven inblazen om alle info betreffende Foodweb onder de aandacht te brengen. Hij voegt hieraan toe dat, in het kader van openbaarheid van bestuur, het de burgers toegestaan is om documenten op te vragen. Het FAVV denkt er momenteel over na om de volledige informatie als consultatie te laten staan, om zich te schikken naar de toepassing van de wet betreffende openbaarheid van bestuur. Punt 7 : Een uiteenzetting over de epidemiologische enquête uitgevoerd ten gevolge van de brucellosehaarden bij runderen in 2010 en 2012 40. Géraldine Boseret geeft een uiteenzetting over de globale evolutie van brucellose sinds de jaren 80 (zie: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt7-_brucellose-gbt-rc-vv3-nl.pdf ). Zij geeft commentaar bij de uitbraken die in 2010 en 2012 aan het licht kwamen. Er werd beslist om in deze context een grondig onderzoek te voeren om de oorzaak te bepalen die aan de oorsprong van de insleep van brucellose ligt (biologische oorzaak of via contact). Zij verduidelijkt daarna in detail het verloop van de enquête en de relevante hypotheses die door deze studies konden opgemaakt worden. Ten slotte suggereert zij denkpistes i.v.m. het toezicht op brucellose in België. 41. De Voorzitter stelt dat er rekening moet worden gehouden met de veranderende situatie. Hij benadrukt het belang van deze enquêtes en de aandacht die het Agentschap daaraan besteedt. Het doel is de uitgebreide PPT aan het Agrofront voor te leggen om dit technisch te bespreken. 42. Erik Mijten stelt dat het nodig is om in brucellose/abortusprotocol te investeren. Dit is volgens hem de sleutel tot het succes voor wat de bestrijding van deze ziekte betreft. 43. Jean-François Heymans merkt op dat onlangs de vacaties die aan de dierenartsen voor brucellose werden uitbetaald, verhoogd werden. Zij worden dus betaald wanneer zij onvoldragen dieren doorgeven. Hierdoor is het mogelijk hen aan te moedigen om stappen in de bestrijding van de ziekte te ondernemen. 44. De Voorzitter herinnert aan het belang van een goede opleiding en samenwerking tussen het Agentschap en DGZ-Arsia. Maar een consistent beleid ter zake is nodig. Hij bemerkt dat het FAVV momenteel werkt aan een herziening van de huidige regelgeving waardoor de bestrijding van brucellose nog efficiënter kan gebeuren. Punt 8 : Presentatie van het aangifteformulier van de heffingen 2015 45. Jacques Moës stelt het nieuwe aangifteformulier voor de heffingen voor (zie : http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt8_formulaire_nl_v1_180914.pdf http://www.afsca.be/comiteconsultatif/rapportsreunions/_documents/2014-09-15_punt8_dformulier.pdf ). Hij verduidelijkt dat het Agentschap reeds de heffingen voor 2015 voorbereidt. De leden van het RC hebben de voorgestelde formulieren gekregen. Hij stelt vast dat er t.o.v. 2014 niets is veranderd aan het voorliggende document. Hij herinnert eraan dat voortaan 93% van de aangiftes elektronisch gebeuren en dus is de papieren aangifte marginaal geworden. De volgende vergadering van het RC heeft plaats op woensdag 22 oktober 2014 om 9u30. ******************** Pagina 7 van 7
© Copyright 2024 ExpyDoc