Verslag van de vergadering nr. 2014-6 van het Raadgevend

Verslag van de vergadering nr. 2014-6 van het Raadgevend comité
van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen van 24 september 2014
FAVV
Herman Diricks (Voorzitter), Jean-Marie Dochy, Bert Matthijs, Véronique Berthot, Vicky Lefevre, Jacques
Moës, Timothy Hutsebaut, Jean-Philippe Maudoux, Géraldine Boseret, Olivier Wilmart en Xavier Van Huffel
Jean-François Heymans, vertegenwoordiger van Minister Laruelle.
Stijn Vandeweyer en Tim de Meyer, vertegenwoordigers van de firma Deloitte
Evelyne De Jonghe, vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO
Chris Boyen (secretaris) en Sophie Deprit (verslaggeefster).
Leden van het Raadgevend Comité
EL PL
Bert Véronique /Ardies Luc
1
Braem Steve Carlos/Jonckheere Caroline
1
Brouckaert Véronique/Bosmans Roger
EL PL
Melis Cédric/Nick Laurence
v
Mijten Erik/Mintiens Koen
1
1 Nijs Katrien/Van Moeseke Wim
Cools Romain/David Marquenie
1
Sonnet Eric/Ogiers Luc
Cornu T./Van Daele Daniel/Hautekeur Ch.
0
Nys Annelore/Gillabel Jeroen
Coulonval Daniel/Granados Ana
1 Poriau Pierre/Nys Laurent
Debergh Renaat/De Wijngaert Lambert
1
Pottier Jean-Luc/Landuyt Marc
0
0
0
1
1
De Craene Ann/Appeltans Philippe
v
v Schirvel Carole/Jacquinet Stéphanie
0
Dejaegher Yvan/Hoeven Erik
1
Segers Dina/Vandecavey Brigitte
1
Fronik Bram/Henrotte Bénédicte
0
Semaille Marie-Laurence/Masure Alain
1
Diels Eve/ Sterckx Romain
1
Smagghe Thierry/Leroux Frans
0
De Greve Nathalie/Janssens Bente
Moreau Thomas/Velghe Jan
Kindt Thomas/Fonteyn Freija/Spenik Kathleen
v
v
1
Tamigniaux Daphné/Bruynseels Erik
Teughels Caroline/Loncke Peter
Vandamme Hendrik/De Swaef Peter
1
1
1
Hallaert Johan/De Lange Els
1
Vandenbosch Michel/De Greef Ann
0
Horion Benoit/De Boosere Isabel/Carl Berthot
v
Jaeken Peter/Persoons Davy
1
Vandevelde Renaat / Thise Sophie
Fonck Myriam/Lesceux Jonathan
1
Van Damme Eddy/ Denoncin Albert
1
Lauryssen Sigrid/Maertens Gwendoline
1
Van de Meerssche Eric/Verschueren Yves
v
Velz Alfred/Mendez Murielle
0
1
Aanwezig
0
Afwezig
1 Vandenbroucke Joost/Van den Broeck A.
v
Pagina 1 van 7
Verontschuldigd
1
1
Dagorde
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9
Goedkeuring van de dagorde
Feedback stakeholdersbevraging door Deloitte
Controleprogramma 2015
Actualiteit: SciCom symposium 2014 : improving the safety of the food chain through risk prevention
in plant and animal production
Opvolging acties: werking RC: bespreking suggesties
Classificatie en publicatie van de inspectieresultaten: communicatieplan
Een uiteenzetting over de epidemiologische enquête uitgevoerd ten gevolge van de
brucellosehaarden bij runderen in 2010 en 2012
Presentatie van het aangifteformulier van de heffingen 2015
Varia
Point 1. Goedkeuring van de dagorde
1. De dagorde wordt goedgekeurd.
Point 2. Feedback stakeholdersbevraging door Deloitte
2. De Voorzitter verduidelijkt de context van deze enquête die bij de sectoren uitgevoerd werd. De
vertegenwoordigers van Deloitte zullen de resultaten van deze studie uiteenzetten en de leden
van het RC kunnen alle vragen stellen die ze wensen.
3. Stijn Vandeweyer geeft een samenvatting van de resultaten van de enquête op basis van zijn
PowerPoint-presentatie (zie:
http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt2_deloitte-favvstakeholderbevraging2014_nl.pdf ). Hij overloopt de doelstellingen en de
methodologie van de enquête, de resultaten ervan (SWOT- analyse van de enquête, evolutie van
de gevoeligheid van de thema's sinds 2008, aanbevelingen van de stakeholders voor de 3
hoofdthema's) en de aanbevelingen die de firma suggereert.
4. De Voorzitter stelt voor om de vragen van de leden in twee te splitsen : eerst deze over de
presentatie en daarna de meer algemene en diverse vragen teneinde een gestructureerd
overzicht te hebben van het standpunt van de sectoren. De Voorzitter voegt hieraan toe dat de
resultaten in hun geheel eveneens beschikbaar zijn maar het gaat erom na te gaan of de globale
resultaten van de enquête overeenstemmen met het aanvoelen van de sectoren.
5. Marie-Laurence Semaille komt terug op het deel dat aan de administratieve boetes gewijd is ; het
gebrek aan transparantie van het Agentschap werd reeds aangekaart op het vlak van de bepaling
van het bedrag van de boetes, de weging die gegeven wordt, het verschil tussen de boetes, enz.
De mogelijkheid om een vergadering te beleggen waar dit aspect meer gedetailleerd wordt
besproken, werd reeds aangekaart. De Voorzitter bevestigt dat de Commissarissen van de
administratieve boetes het jaarverslag 2013 van deze dienst in oktober zullen uiteenzetten. Op dat
moment kunnen vragen hieromtrent worden gesteld.
6. Johan Hallaert bemerkt dat de presentatie geen grote verrassing aan het licht brengt. Hij heeft een
vraag m.b.t. de "perceptie" die soms voor bepaalde punten wordt aangehaald en niet voor andere.
De Voorzitter antwoordt dat bij het nalezen van het document men ziet dat de perceptie niet
noodzakelijk een negatieve connotatie heeft, maar voortvloeit uit een gebrek aan objectieve of
tegenstrijdige elementen in het dossier, waardoor er geen uniformiteit mogelijk is. Stijn
Vandeweyer bevestigt dit en voegt hieraan toe dat de enquête samengesteld is uit verschillende
elementen, ze bevat geregeld tegenstrijdige bemerkingen i.v.m. onze kennis van de werking van
het FAVV of andere elementen van de studie. Deze perceptie is niet noodzakelijk onjuist, maar
moet genuanceerd worden. Er moet vooral bekeken worden hoe dit probleem voor de organisatie
kan opgelost worden.
Vragen over het volledige document :
7. Erik Mijten bemerkt dat niet enkel de leden van het RC bevraagd werden maar ook bepaalde
operatoren van verschillende sectoren. Gaan de bemerkingen/resultaten in dezelfde zin ? De
Voorzitter haalt de slides aan waarin de adviezen van de individuele operatoren en de sectoren
Pagina 2 van 7
opgenomen zijn. Hij citeert als voorbeeld slide 22 : "Meent u dat het FAVV voldoende kennis heeft
over de sectoren, bedrijven en processen om een adequaat controleprogramma op te stellen?
(Verwerkt het FAVV de gegevens/kennis waarover ze beschikt op een adequate manier in haar
controleprogramma's ?)" Er wordt een verschil vastgesteld in de manier waarop individuele
operatoren en federaties de kwestie aanpakken. De cijfers tonen aan dat de operatoren meer
overtuigd zijn dat het Agentschap voldoende kennis heeft van de sectoren/bedrijven dan de
federaties. Men moet zich dus afvragen wat de reden is van deze verschillende visie.
Hij vervolgt dat de hieromtrent gegeven feedback niet helemaal overeenstemt met de feedback
die hij persoonlijk gekregen heeft van de operatoren die aan de enquête hebben deelgenomen. Hij
stelt dat de feedback van de operatoren zeer negatief was, niet enkel van de operatoren van de
primaire productie, maar ook van de horeca en de kleinhandel. Hij had gehoord dat de mening
van de operatoren weinig positief was. Stijn Vandeweyer legt uit dat het gaat om een kwalitatieve
enquête met als doel de negatieve en positieve opmerkingen te kwantificeren. Het verslag richt
zich op de belangrijkste elementen. Enkel de elementen waarmee men het meest eens was,
werden in het verslag opgenomen. Slechts in één enkele gemeenschappelijke sessie heeft zich
een ingewikkelde discussie voorgedaan. Het ging in feite om een operator die niet tevreden was
over het feit dat bij de uitvoering van de vorige enquête er te weinig aandacht geschonken werd
aan de anonimiteit van de persoon in kwestie. Dit had vooral een negatieve sfeer tijdens die
sessie gecreëerd.
8. De vraag waarom de operatoren een verschillende visie dan die van de federaties kunnen
hebben, wordt volgens Romain Cools gedeeltelijk verduidelijkt doordat een federatie tal van
verschillende operatoren onder zich heeft die allemaal een individuele visie hebben. Dit resulteert
in pro's en contra's, diegenen die overtuigd zijn en die niet overtuigd zijn, enz. De federatie moet
proberen om een evenwicht in visie te communiceren en een gulden middenweg te zoeken op het
vlak van communicatie. Dit is de voornaamste reden waarom het advies van de federaties soms
genuanceerd is.
9. De Voorzitter beaamt dat de federaties de info intern kunnen gebruiken zodat de verdedigde
standpunten ook voldoende op het terrein zouden aangemoedigd worden.
10. De Voorzitter herinnert eraan dat de leden vragen kunnen richten aan Chris Boyen
([email protected]), indien ze er nog zouden hebben. Hij bedankt de vertegenwoordigers van
de firma Deloitte.
Point 3. Controleprogramma 2015
11.
Jean-Philippe Maudoux stelt de inhoud voor van de analyseprogrammatie 2015 en de
vergelijking van de evolutie t.o.v. 2014 op basis van zijn PP-presentatie. (zie :
http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt3_nl_program2015-comcon-dia_nl.pdf ).
Hij bespreekt eerst en vooral de stappen in de programmering (programmering, codering) en een
samenvatting van het analyseprogramma 2015, waarin hij een verdeling van de analyses
weergeeft volgens de monsternemers, de matrices en de onderzochte groepen parameters en
overloopt de fluctuaties van de uitgevoerde tests in de verschillende sectoren t.o.v. 2014. Hij
eindigt tenslotte bij twee gevallen ter illustratie van de horizontale aanpak van de controles en de
complementariteit van de analyses met de inspecties. Het eerste geval heeft betrekking op de
tests die uitgevoerd zijn in het kader van Salmonella in de varkenssector en het tweede heeft
betrekking op de problematiek van aflatoxines in de zuivelsector.
12. Yvan Dejaeger heeft 2 vragen bij de presentatie: a) met hoeveel sectorale bemonsteringsplannen
er wordt rekening gehouden bij de implementatie van het controleprogramma?; b) heeft het FAVV
een globaal beeld van de verdeling tussen import en lokale productie?
13. Jean-Philippe Maudoux antwoordt dat wat de sectorale bemonsteringsplannen betreft, er 6
werden opgesteld door verschillende verenigingen.
Voor dierenvoeding werden 3 plannen ingediend door :
-
BEMEFA;
-
SYNAGRA (voor granen),
Pagina 3 van 7
-
de maalderijen (het FAVV voorziet geen bemonstering van diervoeders op het niveau van de
maalderijen).
Bovendien werd een bemonsteringsplan opgestart in de zuivelsector door CBL, een ander in de
aardappelsector voor de opsporing van residuen van bestrijdingsmiddelen en fytosanitaire
controles en een laatste heeft betrekking op rundvlees.
14. Walter Van Ormelingen bevestigt dat er een goedgekeurd bemonsteringsplan bestaat voor de
aardappelsector waarmee wordt rekening gehouden in het kader van de residuen van
bestrijdingsmiddelen.
15. Romain Cools weet dat men rekening houdt met de analyses die door de sector worden
uitgevoerd op het vlak van residuen van pesticiden, maar naast deze analyses, voert Belgapom
ook analyses uit voor de opsporing van zware metalen in aardappelen en analyses voor de
opsporing van pathogenen (Clavybacter, Ralstonia). Het is interessant te weten in welke mate er
hiermee rekening wordt gehouden. De vraag is of deze van het totaal aantal analyses zullen
worden afgetrokken. Hij sluit zich aan bij de vraag van Bemefa.
16. Indien een goedgekeurd bemonsteringsplan voldoet aan de vereisten van het FAVV dan spreekt
het voor zich dat de gegevens in aanmerking worden genomen, stelt Walter Van Ormelingen.
Maar de invloed van deze cijfers is vrij klein. Indien gewenst, kunnen meer gedetailleerde
gegevens worden verschaft aan Romain Cools.
17. De Voorzitter vraagt dat Jean-Philippe Maudoux in het kort het principe van dit plan uiteen zet en
de impact dat het heeft op het FAVV. Overigens zal hij eveneens antwoorden op de tweede vraag
van Yvan Dejaegher.
18. Ten opzichte van de verdeling tussen de ingevoerde en de op binnenlands vlak geproduceerde
producten, kan Jean-Philippe Maudoux tijdens deze vergadering geen precies antwoord geven.
De basisgegevens zouden echter moeten toelaten om deze informatie eruit te halen en we
kunnen overwegen dit punt in de sectorvergaderingen mee te nemen om de verdeling tussen de
producties te onderzoeken.
Betreffende het feit om sectorale bemonsteringsplannen in rekening te nemen, wil de
methodologie dat de inspanningen die de operatoren in het kader van hun autocontrole leveren in
aanmerking worden genomen. Hij voegt hieraan toe dat het FAVV de criteria heeft omschreven
die worden genomen om het aantal analyses te verminderen in het kader van de officiële controle.
Deze criteria hebben met name betrekking op de invoering door de beroepsorganisaties van een
sectoraal bemonsteringsplan op een (statistische) wetenschappelijke basis, dat daarna voor
advies aan het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap wordt voorgelegd teneinde de
sector te adviseren. De sector is gehouden om aan de aanbevelingen van het Wetenschappelijk
Comité te voldoen.
Er wordt eveneens aan de verenigingen, die van een vermindering willen genieten, gevraagd om
hun bemonsteringsresultaten aan het FAVV voor te leggen, erop toe te zien dat het
bemonsteringsplan geïmplementeerd wordt door een representatief deel van de sector rekening
houdende met het aantal operatoren en de productie. Er wordt bovendien gevraagd dat een deel
van de monsters door onafhankelijke organismen zou worden genomen.
In bepaalde gevallen, wanneer er geen officiële norm voor contaminanten bestaat, wordt
gevraagd dat de operatoren dezelfde limietwaarden gebruiken als deze die het Agentschap
gebruikt (vb. actielimiet voor mycotoxines, microbiologische criteria).
Het verminderingspercentage dat het FAVV hanteert kan van 5% naar 20% gaan. De prevalenties
van de non-conformiteiten en de ernst van het opgespoorde gevaar zullen worden afgewogen.
Indien het gevaar ernstig is en er veel non-conformiteiten zijn, zal de vermindering minimaal zijn
(5%). In het tegenovergestelde geval zouden de verminderingen aanzienlijker kunnen zijn (tot en
met 20%).
19. Romain Cools bedankt Jean-Philippe Maudoux voor de technische uiteenzetting. Voor de
sectoren die reeds over een sectoraal bemonsteringsplan beschikken of diegenen die dit in de
toekomst willen invoeren, wil hij de volgende ervaring delen, meer bepaald inzake de problematiek
van het opsporen van zware metalen, o.a. in aardappelen, is gebleken dat dankzij die interactie
tussen de sector en het Agentschap, ons land beschikt over het hoogste aantal analyseresultaten
om het debat dat hieromtrent op Europees niveau wordt gevoerd, gaande te houden. Voor het
Agentschap zou de kleinste investering voor de sectoren kunnen doorgaan daar waar de
gegevens reeds beschikbaar zijn. Dit vertegenwoordigt op termijn een voordeel voor het budget
Pagina 4 van 7
van het Agentschap en men kan zich ook concentreren op de sectoren waar dit niet het geval is.
De bedrijven die deelnemen aan een sectoraal bemonsteringsplan voeren het uit in het kader van
hun ACS. Maar zij stellen echter vast dat er "free riders" actief kunnen zijn. Bedrijven die geen lid
zijn van de vereniging nemen geen deel aan het bemonsteringsplan (betalen hier niet voor), maar
genieten wel van het algemeen voordeel. Hij vraagt dat het Agentschap bij de inspecties van nabij
nagaat of deze voorwaarde voor een ACS nageleefd is.
20. De Voorzitter merkt op dat het om een sociaal fenomeen gaat wat de "free riders" betreft. Het
Agentschap denkt de nodige maatregelen te treffen, indien mogelijk en op voorwaarde dat ze deel
uitmaken van zijn bevoegdheden.
21. Sigrid Lauryssen vraagt of er een link is naar de recalls. Men stelt vast dat er tal van recalls
gebeurd zijn in de loop van deze laatste maanden op het vlak van microbiologie (E Colli, listeria,
salmonella, enz.). De Voorzitter bemerkt dat een recall een individueel element is en sommige
aspecten zijn in de risico-analyse opgenomen voorafgaand aan de programmering. Vicky Lefevre
verduidelijkt dat dit een van de factoren vormt die zijn opgenomen, namelijk de RASFF en de
recalls (de nadruk wordt gelegd op bepaalde parameters in bepaalde producten).
22. Joost Vandenbroucke vraagt of de controle op het gebruik van antibiotica in de tabel is
opgenomen. Wat is op dit vlak de evolutie ? Het betreft een prioriteit voor het Agentschap, die
reeds werd doorgevoerd, namelijk met de controle op het antibioticagebruik in de veeteelt,
bemerkt Jean-Philippe Maudoux. Jef Hooyberghs antwoordt dat bij de inspecties, onderzocht
wordt of antibiotica aanwezig zijn op het bedrijf en nagegaan wordt of alle documenten in orde
zijn. Wat het gehele antibioticagebruik betreft, publiceert het Geneesmiddelenagentschap elk jaar
statistieken in die zin (gebruik van diergeneesmiddelen in strikte zin + gemedicineerde
voormengsels). Het Agentschap voert controles uit op landbouwbedrijven. Deze gegevens zijn in
verschillende statistieken opgenomen. In de loop van de laatste jaren heeft men een neerwaartse
tendens vastgesteld. De Voorzitter vermeldt andere initiatieven in die zin, zoals bvb. AMCRA, dat
het mogelijk gemaakt heeft acties te ondernemen in de diervoedersector om op termijn tot een
minimaal of therapeutisch antibioticagebruik te komen. Het Agentschap verliest deze problematiek
niet uit het oog.
23. Besluit : het programma werd uitgewerkt in het kader van een ongewijzigd beleid. Indien er
bijkomende budgettaire beperkingen dienen te worden genomen, zullen het controleprogramma
en de ingeplande analyses misschien moeten gewijzigd worden. De medewerkers van DG
Laboratoria staan al aan het maximum van hun capaciteit. Andere budgettaire beperkingen zullen
dus een impact op dit programma hebben. Het gaat om een synthese van het uitgebreid
programma. Andere technische vragen kunnen in de werkgroep worden aangekaart of in overleg
met DG Controlebeleid.
Point 4. Actualiteit : SciCom symposium 2014 : improving the
safety of the food chain through risk prevention in plant and
animal production
24.
Xavier Van Huffel leidt het voorgestelde thema in. Olivier Wilmart zal uitleg geven m.b.t. dit
symposium
op
basis
van
zijn
PP-presentatie
(zie
:
http://www.afsca.be/comiteconsultatif/rapportsreunions/_documents/2014-09-15_punt4_nlfr_scicom-symposium-2014_programma.pdf ).
25.
Olivier Wilmart geeft een detail van het programma van het symposium en de enquête weer,
evenals de bespreking achteraf. Olivier Wilmart vraagt vrijwilligers van de leden van de sectoren
om aan deze rondetafelgesprekken deel te nemen.
26.
Erik Mijten stelt voor de vraag in zijn sector te bekijken.
27.
De Voorzitter vraagt aan Chris Boyen het mailadres van Olivier Wilmart mee te delen, zodat de
vertegenwoordigers van de 4 aangeduide sectoren (zie dia 5) hem kunnen meedelen of ze willen
deelnemen aan de rondetafelgesprekken.
28.
Johan Hallaert stelt voor om een voorstel uit te werken. Olivier Wilmart noteert dat Sigrid
Lauryssen aanwezig zal zijn voor de sector van de consumenten. De Voorzitter benadrukt dat
deze ontmoeting belangrijk is in het belang van de consumenten. Daarom wenst hij dat de
consumentenorganisaties zouden vertegenwoordigd zijn. Alle vragen kunnen worden gericht aan
Olivier Wilmart ([email protected] ). Hij stelt dat men zich reeds kan inschrijven voor het
symposium, deelname is gratis voor de leden/plaatsvervangers van het RC.
Pagina 5 van 7
Point 5. Opvolging acties: werking RC: bespreking suggesties
29. Vanaf 2015 worden de vergaderingen van het RC ingepland op dinsdag en woensdag
(afwisselend en telkens om 9h30), verduidelijkt de Voorzitter. Dit gebeurt in gevolge de reacties
vanwege de leden van het RC m.b.t. de werking van het RC.
30. De vergaderkalender voor 2015 is als volgt bepaald :
JANUARI
Vrijd. 23/01/2015
FEBRUARI
Woensd. 25/02/2015
MAART
APRIL
Dinsd. 24/03/2015
Woensd. 29/04/2015
(onder voorbehoud)
MEI
Dinsd. 19/05/2015
JUNI
Woensd. 17/06/2015
SEPTEMBER
Dinsd. 22/09/2015
OKTOBER
Woensd. 28/10/2015
NOVEMBER
Dinsd. 24/11/2015
Punt 6. Classificatie en publicatie van de inspectieresultaten:
communicatieplan
31. Lieve Busschots stelt dit onderwerp voor op basis van een PP-presentatie die naderhand naar de
leden van het RC zal worden gestuurd. Zij overloopt achtereenvolgens de algemene principes van
het systeem, de visuele classificatie die werd gekozen, de timing van het project (zij benadrukt het
verschil tussen het nulmoment en het startmoment). Bij het startmoment wordt het resultaat
vermeld van de laatste controle die plaatsvond voor het nulmoment met een gunstig / gunstig met
opmerkingen resultaat, maar binnen de eigen basis-inspectiefrequentie reeds gepubliceerd als
ook de nog geldige certificaties (smiley) en validaties dit voor de operatoren die geen controle
hebben gehad tussen nulmoment en startmoment (voortdurende aanpassing).
Daarna geeft zij in detail het communicatieplan voor de operatoren. Deze communicatie wordt
intern via opleiding (PCE, ombudsdienst, meldpunt, Financiering en onthaal) ondersteund en ook
wordt een eigen webpagina ontwikkeld voor de publicatie van de resultaten. Op extern vlak, zal
elke operator via individuele brief vóór 10 oktober 2014, in de mate van het mogelijke, worden
verwittigd. De beroepsorganisaties en de OCI's zullen eveneens bij het project betrokken worden.
32. De Voorzitter hoopt dat deze communicatiecampagne vruchten zal afwerpen en dat een dergelijk
systeem aan de verwachtingen van de consumenten zal voldoen en aan de vereisten van de
Raad van State. Hij hoopt dat het mogelijk is om in de loop van de eerste helft van 2015 te landen.
33. Ana Granados stemt erin toe dat de federaties de documenten niet krijgen vóór de operatoren,
maar de uiteengezette presentatie zou hun kunnen toelaten op vragen van de operatoren te
antwoorden. De timing zou nuttig kunnen zijn.
34. Lieve Busschots wil dat de brieven aan de operatoren worden verstuurd voordat de presentatie op
internet komt want heel wat journalisten zouden vragen kunnen stellen of een artikel laten
verschijnen voordat de operator verwittigd is.
35. De Voorzitter vraagt dat Lieve Busschots de presentatie aan de leden van het RC als vertrouwelijk
zou toesturen. Ze stelt dit te doen via het secretariaat.
36. Pierre Poriau vraagt of in de brief die individueel aan iedere operator wordt gericht, het FAVV ook
kan vermelden wat zijn situatie zal zijn in het systeem dat wordt ingevoerd. Dit zou volgens hem
een grote stimulans zijn. De Voorzitter bemerkt dat dit problemen zal geven als men aan de
operator zijn situatie kenbaar zal maken zonder te weten welke die situatie volgend jaar zal zijn.
Deze berekening in de brief meedelen zal een bijkomende inspanning vergen van ICT, wat niet
mogelijk is op dit moment.
Pagina 6 van 7
37. Aan de hand van de categorieën en de informatie in de brief kunnen de operatoren in Foodweb
gaan bekijken wat hun situatie is, voegt Vicky Lefevre hieraan toe. Elke operator kan zijn situatie
op die manier eruit afleiden.
38. Pierre Poriau vraagt om een woordje uitleg bij de brief te voegen om de operator aan te
moedigen op Foodweb na te gaan welke zijn situatie is.
39. De Voorzitter bemerkt dat het Agentschap een mailing wil die zo weinig mogelijk kost. Dus is het
niet mogelijk om bij de brief een brochure te voegen, maar het FAVV zal zijn website nieuw leven
inblazen om alle info betreffende Foodweb onder de aandacht te brengen.
Hij voegt hieraan toe dat, in het kader van openbaarheid van bestuur, het de burgers toegestaan
is om documenten op te vragen. Het FAVV denkt er momenteel over na om de volledige
informatie als consultatie te laten staan, om zich te schikken naar de toepassing van de wet
betreffende openbaarheid van bestuur.
Punt 7 : Een uiteenzetting over de epidemiologische enquête
uitgevoerd ten gevolge van de brucellosehaarden bij runderen in
2010 en 2012
40. Géraldine Boseret geeft een uiteenzetting over de globale evolutie van brucellose sinds de jaren
80 (zie: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt7-_brucellose-gbt-rc-vv3-nl.pdf ).
Zij geeft commentaar bij de uitbraken die in 2010 en 2012 aan het licht kwamen. Er werd beslist
om in deze context een grondig onderzoek te voeren om de oorzaak te bepalen die aan de
oorsprong van de insleep van brucellose ligt (biologische oorzaak of via contact). Zij verduidelijkt
daarna in detail het verloop van de enquête en de relevante hypotheses die door deze studies
konden opgemaakt worden. Ten slotte suggereert zij denkpistes i.v.m. het toezicht op brucellose
in België.
41. De Voorzitter stelt dat er rekening moet worden gehouden met de veranderende situatie. Hij
benadrukt het belang van deze enquêtes en de aandacht die het Agentschap daaraan besteedt.
Het doel is de uitgebreide PPT aan het Agrofront voor te leggen om dit technisch te bespreken.
42. Erik Mijten stelt dat het nodig is om in brucellose/abortusprotocol te investeren. Dit is volgens hem
de sleutel tot het succes voor wat de bestrijding van deze ziekte betreft.
43. Jean-François Heymans merkt op dat onlangs de vacaties die aan de dierenartsen voor
brucellose werden uitbetaald, verhoogd werden. Zij worden dus betaald wanneer zij onvoldragen
dieren doorgeven. Hierdoor is het mogelijk hen aan te moedigen om stappen in de bestrijding van
de ziekte te ondernemen.
44. De Voorzitter herinnert aan het belang van een goede opleiding en samenwerking tussen het
Agentschap en DGZ-Arsia. Maar een consistent beleid ter zake is nodig. Hij bemerkt dat het
FAVV momenteel werkt aan een herziening van de huidige regelgeving waardoor de bestrijding
van brucellose nog efficiënter kan gebeuren.
Punt 8 : Presentatie van het aangifteformulier van de heffingen 2015
45. Jacques Moës stelt het nieuwe aangifteformulier voor de heffingen voor (zie :
http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0915_punt8_formulaire_nl_v1_180914.pdf
http://www.afsca.be/comiteconsultatif/rapportsreunions/_documents/2014-09-15_punt8_dformulier.pdf ). Hij verduidelijkt dat het Agentschap reeds de heffingen voor 2015 voorbereidt. De
leden van het RC hebben de voorgestelde formulieren gekregen. Hij stelt vast dat er t.o.v. 2014
niets is veranderd aan het voorliggende document. Hij herinnert eraan dat voortaan 93% van de
aangiftes elektronisch gebeuren en dus is de papieren aangifte marginaal geworden.
De volgende vergadering van het RC heeft plaats op woensdag 22 oktober 2014 om 9u30.
********************
Pagina 7 van 7