Reactie Natuurpunt op beleidsnota Omgeving

NOTA Natuurpunt
Natuurpunt dienst beleid
van
datum
4/11/2014
onderwerp Reactie beleidsnota omgeving
aan
status
Parlement
definitief
Reactie Beleidsnota Omgeving
Leeswijzer
Deze nota is een reactie van de dienst beleid van Natuurpunt op de beleidsnota 2014 - 2019
Omgeving van minister Joke Schauvliege, die in het parlement ter bespreking voorligt. Niet
alle delen worden besproken, we focussen ons op Ruimte, Water en Natuur en richten ons
op de hoofdlijnen voor Natuurpunt en/of sprekende voorbeelden. Voor de eenvoud volgen
we de opbouw van de beleidsnota.
Algemeen
Concrete, meetbare ambities ? De minister maakt in haar beleidsnota bijna nergens
duidelijk welke concrete milieu-ambities ze wil realiseren. Enkel in het geval van de IHD’s en
de extra toegankelijke natuur in de Vlaamse Rand, staan er concrete doelen voorop. Voor
nabije natuur, stadsbossen, waterkwaliteit, bescherming tegen overstromingen, het
mestprobleem, afbakening van extra groen en verweving, … is het onduidelijk wat de
minister concreet wil realiseren. De minister kondigt aan “gekwantificeerde en gedragen
doelstellingen” te willen gebruiken, maar ondertussen worden de gekwantificeerde en
gedragen doelen die de vorige regering heeft afgesproken in het Pact 2020, in alle stilte
afgevoerd.
Onevenwicht tussen private en maatschappelijke belangen.
De begrippen “no gold plating” en “level playing field” uit het regeerakkoord gaan uit van een
zienswijze die milieubeleid vooral ziet als een beperking op de economische ontwikkeling, in
plaats van een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame economische ontwikkeling.
Dat onevenwicht zet zich door in de beleidsnota en is bijzonder zichtbaar in de onderdelen
“instrumenten” en “ruimte”, waar een onevenwicht zit tussen de maatschappelijke en de
private belangen in bvb. vergunningen of planschade/planbaten. Ook in de architectuur van
de gebiedsgerichte projecten ontbreken de garanties voor de realisatie van de Vlaamse
doelstellingen.
1 || 7
Horizontale oriëntaties
Versnelling
In navolging van het decreet complexe projecten en omgevingsvergunning, zet de minister
verder in op versnelling van procedures. Naast versnelling moet dit ook leiden tot kwalitatief
betere vergunningen. Opvallend is hoe de beleidsnota veel nadruk legt op het versnellen,
maar amper of niet op het beter vergunnen. Denk hierbij aan inspraak en hoe rekening te
houden met effecten op natuur.
Inzake versnellen is het opvallend dat de minister het principe ‘lex silentio’ verder zal
onderzoeken. Dit betekent dat vergunningen geacht worden stilzwijgend te zijn verleend als
de overheid niet tijdig een beslissing neemt. In de omgevingsvergunning is nu al voorzien dat
een vergunning waartegen beroep wordt aangetekend, behouden blijft indien het beroep niet
tijdig wordt behandeld. Het is duidelijk dat de rechten van belanghebbende derden (o.a.
natuurverenigingen) hier geschaad worden. De Raad van State gaf eerder al aan dat hier
een schoentje wringt.
Compenserende vergoedingen
De overheid kan de waarde van een grond sterk doen dalen of stijgen, bv. door bouwgrond
te schrappen of net bij te maken. Vlaanderen kent tientallen systemen om die minwaarden te
vergoeden en meerwaarden te laten terugvloeien naar de schatkist. Tussen beiden bestaat
een groot onevenwicht: schade wordt doorgaans vergoed aan 80%, terwijl baten (tot max.
20%) niet of amper terugvloeien.
De minister zet verder in op de harmonisering van deze compenserende vergoedingen, maar
focust daarbij op de harmonisering van een 30-tal schadesystemen onderling, terwijl het
onevenwicht tussen schade- en batensystemen net het probleem is: ze vormt een enorme
financiële rem voor ruimtelijke (her)ordening. Dit uit zich in gebiedsgerichte processen waar
het onderling wisselen van bestemmingen (zgn. ‘zuivere planologische ruil’) de overheid
handen vol geld kost, terwijl het budgetneutraal moet zijn. De harmonisatie moet zich dus
vooral hier op richten.
Daarnaast neemt de beleidsnota de vrees niet weg dat de harmonisatie van de
schadesystemen onderling zal leiden tot hogere schadevergoedingen. Er zijn systemen die
vertrekken van de geïndexeerde aankoopwaarde van het goed (werkelijke schade), terwijl
andere systemen vertrekken van de verkoopwaarde van het goed (speculatieve
meerwaarde). Het risico is reëel dat men het hoogste stelsel zal hanteren als maatstaf voor
de harmonisering.
Indien men de planbaten en planschadesystemen onderling niet harmoniseert, zal de kloof
tussen beiden, en dus ook de financiële rem voor ruimtelijke (her)ordening nog veel groter
worden dan dat ze nu al is.
2 || 7
Ruimte
Druk op ruimte
De minister vertrekt van een goede omgevingsanalyse: de ruimtedruk in Vlaanderen is zeer
groot, en (sub)urbanisatie viert hoogtij. De aanhoudende vraag naar meer
woongelegenheden combineren met haar ambitie om de open ruimte maximaal te vrijwaren,
is dan ook dé uitdaging. Zuinig ruimtegebruik wordt één van de uitgangspunten voor een
nieuw Beleidsplan Ruimte.
Het ontwerp Witboek van minister Muyters werkte dit principe onvoldoende uit. Het feit dat
minister Schauvliege nu een stap terug zet tot het Groenboek biedt op dit punt kansen. Het
ontbreekt echter aan ambitie en concrete voorstellen om in Vlaanderen echt werk te maken
van een verhardingsstop.
Netwerken voor natuur
De minister erkent dat het netwerk natuur moet groeien. De ruimtebalans uit het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen blijft de ambitie, alsook de realisatie van het VEN en IVON
(natuurverbindingen en -verwevingsgebieden) die al jaren aansleept. Doch, ook hier
ontbreekt een concrete doelstelling (hectares én timing) en toont de minister weinig ambitie
om de noodzakelijke inhaalbeweging te maken.
Inzake uitvoering wil de minister evolueren van bestemmingsplannen naar realisatiegerichte
omgevingsplannen, zgn. gebiedsontwikkeling. Dat is goed, want in het verleden bleven
groene bestemmingen al te vaak dode letter op het terrein. De minister wil de
gebiedsgerichte processen voortaan laat afhangen van draagkracht (niet éénduidig
gedefinieerd in de nota), in plaats van te vertrekken vanuit duidelijke (kwantitatieve)
doelstellingen. Dat is bijzonder risicovol: huidige landgebruikers zijn vaak a priori gekant
tegen iedere vorm van verandering en zo’n discours leidt vaak tot minder ambitie en/of het
wegschuiven van doelen.
Naast een goede regie per gebiedsproject, is het van cruciaal belang dat wordt ingezet op
een goede regie over alle gebiedsgerichte projecten heen, om te bewaken dat de realisatie
van Vlaamse doelstellingen over alle projecten heen verzekerd is. Op dit punt blijft de
beleidsnota veel te vaag.
Geen RUPs voor natuur, wel voor landbouw ?
De maximale bescherming van de open ruimte gaat aan twee snelheden. Voor natuur
(bestemmingen) maakt de minister een voorbehoud als er ook andere economische of
financiële belangen spelen. De minister houdt niet vast aan het instrument RUP om meer
groen te realiseren, maar biedt ook geen duidelijk alternatief. Daarbovenop voorziet de
versnelling van procedures ook dat investeringsprojecten kunnen afwijken van een
bescherming als natuurgebied. Voor landbouw beoogt de minister net het omgekeerde. De
omzendbrief Herbevestigde Agrarische Gebieden – die aangeeft hoe overheden omzichtig
moeten omspringen met ingrepen in HAG – zal ze verder uitvoeren. En RUPs worden net
wél ingezet voor voldoende rechtszekere ruimte voor land- en tuinbouw.
Verhandelbare bouwrechten
Positief is het onderzoek dat de minister plant naar verhandelbare bouwrechten. De
gewestplannen hebben immers een erfenis nagelaten van te veel en vooral slecht gelegen
bouwgronden. Het aansnijden daarvan is om vele redenen onwenselijk, maar gebeurt nog
steeds aan een hoog tempo. Het leidt niet alleen tot ruimtelijke wanorde, maar ook hoog
oplopende kosten voor allerhande nutsleidingen, riolering, basismobiliteit,… Verhandelbare
bouwrechten kunnen dit oplossen.
3 || 7
Inzetten op kwaliteitsvolle, multifunctionele groenblauwe verbindingen
Het is opvallend hoe vaak het woord “groenblauwe” verbindingen valt in de beleidsnota. De
invulling ervan is minder duidelijk. De nadruk wordt vooral gelegd op stedelijke elementen
zoals stads(rand)bossen, en toegankelijk groen. Natuurpunt vraagt een kwaliteitsvolle,
multifunctionele invulling conform de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020. Zo kan groene
infrastructuur een belangrijke rol spelen bij adaptatie aan klimaatverandering met het oog op
het voorkomen van overstromingen, opslag van water, afkoelen van steden en opname van
CO2. In zo’n netwerk krijgen ook soorten de ruimte om te reageren op veranderende
klimaatomstandigheden. Stadsrandbossen en kleine landschapselementen zijn hier niet
voldoende: een volwaardig netwerk omvat ook moerassen, valleien, weilandcomplexen,
bossen in uiterwaarden en veenpoelen.
Water
Ruimte voor water
De minister herbevestigt het principe vasthouden, bergen, afvoeren en koppelt het aan het
nieuwe concept van de “meerlaagse waterveiligheid” of de “drie P’s” (protectie, preventie,
paraatheid). Het geheel heeft echter twee grote zwakke plekken:
1. Door de focus op waterbeheer krijgt “vasthouden” (op het land) te weinig aandacht.
De minister voorziet weliswaar meer initiatieven inzake erosie (zie verder), maar er
zijn geen concrete acties voorzien om de “verstening” af te remmen
2. De aanpak negeert veel kansen voor natuurlijke waterberging en focust op harde
maatregelen (wachtbekkens, dijken). Er zal nauw moeten worden toegezien op de
afspraak dat de protectiemaatregelen bekeken zullen worden in gebiedsgerichte
integrale projecten om maximaal multifunctionele win-wins te realiseren.
Afvalwatersanering, drinkwater en financiering
Exit scheiding ? Het idee dat we afvalwater en hemelwater best scheiden, wordt op de
helling gezet. Nu kan dat idee best wat nuancering verdragen in de kernstad (verbeterde
gemengde stelsels) maar daarbuiten staat deze vuistregel nog steeds als een huis.
De aangekondigde hervorming van het financierings- en reguleringskader voor alle actoren
is noodzakelijk en biedt veel potenties voor efficiëntiewinsten – veel zal hier afhankelijk zijn
van de concrete uitwerking.
De hervorming van de tarifering voor drinkwater en afvalwater is echter zeer problematisch.
Indien men de variabele vergoeding voor waterlevering, waterafvoer en –zuivering
vermindert, zoals aangekondigd, zal de prikkel om te investeren in waterefficiëntie dalen.
Daarmee zal men de daling van het huishoudelijke drinkwaterverbruik doen stoppen en
maakt men Vlaanderen dus kwetsbaarder in periodes van droogte en afhankelijker van
buitenlandse invoer. Bovendien is het idee om de vaste vergoeding te verminderen ifv
kindertal of de gezinsomvang, in tegenspraak met het vervuiler betaalt principe. Als sociale
correctie schiet het idee dan weer duidelijk tekort. Een progressieve tarifering voor
drinkwater en een regeling die afkoppeling zou belonen, zijn veel slimmere maatregelen.
Een sluitende visie op de financiering van de watersector werd ook de vorige legislatuur
beloofd door deze minister. We hopen dat er deze keer wél aan gewerkt wordt.
4 || 7
Stroomgebiedbeheerplannen
Het meest opvallende bij de stroomgebiedbeheerplannen is het feit dat de minister de
ambities uit het Pact 2020 “vergeet”. Een duidelijk signaal aan het middenveld dat die
engagementen mee heeft afgesloten.
De aankondiging dat men de inspanningen wil focussen is verstandig. Er zou echter nog
meer gebruik moeten gemaakt worden van de integratie via de bekkens. Echt harde
garanties voor de uitvoering van de aan de IHD gekoppelde maatregelen, ontbreken helaas.
Hét zwakke punt is echter de volstrekt inadequate aanpak van het mestprobleem (zie
aldaar).
Nog meer besturen ?
Ook frappant: de ambitie om nieuwe polder- en wateringbesturen op te richten. Dit is
volstrekt in tegenspraak met de interne staatshervorming: daar werd gesteld er “per
beleidssector slechts twee bestuursniveaus zouden mogen zijn”. In casu de facto
Vlaanderen en de provincies. De polders en wateringen hebben hun relevantie – minstens
als bestuur – al lang verloren.
MAP: ongeloofwaardig
Reeds in 2011 maakte minister Schauvliege een afspraak met Europa om tegen 2018 een
aanvaardbare waterkwaliteit te realiseren in landbouwgebied (maximum 5% van de MAPmeetpunten met een overschrijding). Ook dit engagement is “vergeten” in de beleidsnota en
de vage bewoordingen die ervoor in de plaats staan, lijken aan te sturen op verder uitstel.
Dat is voor Natuurpunt zwaar onder de lat.
Ook de voorgestelde maatregelen zijn, zelfs op hoofdlijnen, niet geloofwaardig. Het
maatregelenpakket bouwt verder op de maatregelen die genomen werden in de periode
2011 – 2014 en die behaalden niet de noodzakelijke resultaten. Een aanpak aan de bron
ontbreekt volledig. Een resultaatgericht mestbeleid vraagt een daling van het aantal
landbouwdieren in Vlaanderen. Een eerste stap hiervoor is een bevriezing van de
mogelijkheid tot uitbreiding mits mestverwerking.
De aanpak van het fosfaatprobleem zal in de komende jaren de hoeksteen zijn om propere
rivieren te krijgen. 70% van de MAP-meetpunten overschrijden de norm en fosfaat wordt nu
ook een bedreiging voor ons grondwater. De aanpak van het fosfaatprobleem zou dé grote
prioriteit moeten zijn in de volgende jaren, maar het woord ontbreekt volledig in dit deel van
de beleidsnota.
Bodem
Erosie: eindelijk vervuiler-betaalt-principe?
100.000 ha landbouwgrond is sterk erosiegevoelig, en op amper de helft van die percelen
zijn er plannen om erosiebestrijdende maatregelen te verplichten. De rest van het probleem
moet opgelost worden met vrijwillige maatregelen: een dure grap voor de samenleving, die
bovendien geen duurzame oplossing biedt. Terwijl industrie en huishoudens via
milieuheffingen en facturen betalen voor de vervuiling die ze veroorzaken ontspringt een deel
van de landbouwers de dans. Natuurpunt verwacht een responsabiliseringsbeleid in de vorm
van verplichte erosiebestrijdende maatregelen op alle erosiegevoelige percelen. De kiemen
hiervoor liggen alvast in de beleidsnota: de minister geeft aan dat waar nodig de verplichte
erosiemaatregelen kunnen uitgebreid worden.
5 || 7
Natuur
Nabije Natuur
Het beleidsplan heeft aandacht voor voordelen van lokaal groen zoals klimaatbuffering en
meer aantrekkelijke woongebieden, maar nabije natuur is duidelijk geen topprioriteit voor de
minister. Voor de rand rond Brussel is er een concrete ambitie (1000 ha extra toegankelijk
groen), maar voor de rest ontbreken concrete doelstellingen in hectares, groennormen of
harde euro’s.
De minister zet vooral in op sensibilisatie en kennisdeling en slechts zeer beperkt op acties.
Via het project Natuur in je buurt (en de bijhorende vlotte website) krijgt het Agentschap voor
Natuur en Bos de opdracht om (een onbepaald aantal) stadsbossen en nieuwe en creatieve
lokaal gedragen groenprojecten uit de grond te stampen. Er komt eveneens “een lerend en
inspirerend netwerk in samenwerking met de lokale besturen, regionale landschappen en
natuurverenigingen om kennis rond natuurbeheer uit te wisselen”.
Om tegemoet te komen aan de grote maatschappelijke vraag naar meer nabije natuur (zie
de Grote Natuur-enquête) is dit erg mager. Nuttige aanvullingen zouden kunnen gaan over
de realisatie van de Vlaamse groennormen, een doelstelling inzake de stadsbossen, een
stedelijk groen(behoefte)plan, pilootprojecten rond welzijn, gezondheid en groen, …
Biodiversiteit en ecosystemen
Soortbescherming
De minister engageert zich voor de opmaak van vier soortbeschermingsprogramma’s per
jaar deze legislatuur. Dat is positief – maar ze moeten ook uitgevoerd worden. Daarom is de
ambitie om tegen 2020 70% van de benodigde maatregelen in uitvoering brengen om de
instandhoudingsdoelen voor soorten tegen 2050 te kunnen realiseren, minstens even
belangrijk.
Het Soortenbesluit beschermt de soorten in bijlage 1 (categorie 1, 2 en 3). De minister stelt
een doorvertaling van de Rode Lijsten voorop in bijlage 1 van het Soortenbesluit. Dat is
positief, tenminste als de wetenschappelijke informatie ook daadwerkelijk doorwerkt in betere
bescherming. Bij de aanpassing van het besluit moet ook het probleem van de “dubbele
sleutel” opgelost worden.
Parallel aan het “natuur in je buurt” verhaal, ontbreekt er hier een ondersteuning van
soortenbeschermingsprojecten door lokale actoren voor provinciale prioritaire soorten,
regionaal belangrijke soorten, habitattypische fauna en Rode Lijstsoorten.
Invasieve soorten: de handel aanpakken
De minister zet sterk in op een plan van aanpak rond invasieve soorten met als voornaamste
insteek preventie. Dat is positief. Op het terrein schieten de acties echter vaak te kort. Na
meldingen via waarnemingen.be/exoten moet er een systeem komen dat opvolging
verzekert. Gezien de vele invasieve soorten vraagt Natuurpunt om een prioriteitenlijst op te
maken op basis van economische en ecologische overwegingen, en hieraan gekoppeld een
provincie-overschrijdende aanpak voor elk van deze soorten, inclusief maatregelen in de
handel en desnoods opgelegde beheermaatregelen.
6 || 7
Instandhoudingsdoelstellingen
De uitvoering van het Natura 2000-beleid is prioritair voor de minister en concreet gemaakt in
de herbevestiging van het engagement voor een tijdige uitvoering. Zo zal tegen 2020 70%
van de oppervlakte aan Europese habitats en 70% van de maatregelen voor Europese
soorten in uitvoering zijn. Voor de drie Natura 2000-gebieden zonder doelen, worden
komend jaar doelen gemaakt. Daarmee zorgt de minister voor de broodnodige opvolging van
het voorbije overleg. De uitvoering kan eindelijk van start gaan, vier jaar na de Europese
deadline.
Grote onduidelijkheid blijft echter het beschikbare budget. Er worden meer centen beloofd,
maar hoeveel en waarvoor is niet duidelijk. Een tempoversnelling in aankopen, inrichting en
beheer van natuurgebieden is noodzakelijk, alsook een sluitende cofinanciering voor LIFE.
De link tussen de realisatie van deze doelen en het waterbeleid is echter onvoldoende sterk,
de link met het mestbeleid is afwezig.
Twee zaken ontbreken tenslotte: de IBA’s moeten nog een Natura 2000 statuut krijgen en de
natuurrijke militaire gebieden worden niet vermeld.
De PAS: structurele aanpak milieudruk door stikstof
De minister neemt de opmaak van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) op als
operationele doelstelling, maar de nota bevat geen concrete maatregelen of ambities. De
“prioritaire” maatregelen voor de volgende 4 jaar blijven beperkt tot onderzoek en flankerend
beleid. Deze zijn noodzakelijk, maar volstrekt onvoldoende. Concrete actie is nodig om de
uitstoot door verkeer, veeteelt en industrie te doen dalen, om zo de stikstofdeposities te doen
dalen tot aan de kritische drempelwaarden. De koppeling met het mestactieplan dient
verduidelijkt te worden en er is nood aan een concreet ecologisch en financieel kader voor
herstelmaatregelen in de natuurgebieden op korte termijn.
7 || 7