Elke euro voor Vlaamse cultuur verdien je royaal terug Hoe goed is de huisvader die cultuur doet bloeden? 20 september 2014 | Jan Goossens Jan Goossens – en met hem de hele cultuursector – kijkt met argusogen naar de Septemberverklaring van de Vlaamse regering nu maandag. Want Sven Gatz mag dan de gedroomde man zijn, het valt te hopen dat hij behalve minister van Cultuur ook een minister van Loyale Investeringen blijkt te zijn. Wie? Directeur KVS. Wat? Nu nog verder op cultuur besparen is onverantwoord. Het water staat de sector al aan de lippen, nu nog extra inspanning vragen is de cultuur verdrinken. Als de op til zijnde besparingen van de regering-Bourgeois in alle publieke sectoren één positief neveneffect hebben, dan dit: dat culturele en sociale werkers, onderwijsmensen en het middenveld gedwongen worden om de rangen te sluiten en met één stem te spreken. Hopelijk komen we verder dan spreken. Een solidaire samenleving verbeelden en bouwen vereist immers samenwerking over de sectoren heen. Zolang we in onze deelgebieden ondernemers in eigenbelang blijven, zijn we de speelbal van andere agenda’s. Verdeel en heers, het blijft een vruchtbare strategie voor beleidsmakers die de perceptie willen creëren dat specifieke sectoren onvoldoende draagvlak hebben – democratisch onderwijs, een ecologische transitie met kernuitstap, een kritische culturele sector. Maar hoeveel Vlamingen voelen zich lekker in een zelfstandiger Vlaanderen waarin al die common goods in de verdrukking komen? Is dit onze gezamelijke toekomst: een Vlaamse overheid die zich sterker dan ooit terugtrekt uit de sectoren waarmee burgers hun samenleving vorm geven, ten voordele van consumenten en bedrijven die gepamperd worden met recepten waarvan de impact in binnen- en buitenland sterk betwijfeld wordt? In de cultuur dreigen we extra emmers over ons heen te krijgen, terwijl het water ons al jaren aan de lippen staat. Al blijft Sven Gatz de cultuurminister van wie we stiekem droomden, toch wordt het haast onmogelijk om iedere extra euro die uit onze budgetten verdwijnt als iets anders te zien dan een motie van wantrouwen van Bourgeois I in onze publieke sector. Het vet en de soep Verwacht de regering dat we nogmaals het onderscheid maken tussen verstandig en onverstandig besparen, terwijl we weten dat schrappen vanaf nu de kwaliteit van onze kerntaak aantast en tot naakte ontslagen leidt? De kaasschaafbesparingen verplichtten ons tot kritische zelfbevraging, dat is altijd nuttig. Maar het vet is echt wel van de soep in de Vlaamse culturele organisaties, zo er al ooit vet was. Ieder overschotje of beetje marge sneuvelde, al jaren wordt nog nauwelijks aangeworven. Personeelsploegen zijn gekrompen, lonen werden bevroren. Ticketprijzen moesten omhoog, wat vervelend is omdat we ook de financieel zwakkeren in onze zalen willen zien – voor hen is 30 euro per voorstelling te veel. Volle zalen zijn een belangrijker doelstelling dan ooit en diverse alternatieve financieringsvormen boorden we zelf aan. Maar op een bepaald moment wordt het simpel: als de stadstheaters het voorbije decennium de eigen inkomsten verveelvoudigden, hun overheidssteun sinds 2006 niet eens meer fatsoenlijk geïndexeerd zagen, hun ploegen afslankten en hun werking maximaal rationaliseerden, dan is de rek eruit. Dat wil niet zeggen dat kleinere organisaties de inspanningen moeten dragen. Schrap je bij die artiesten en gezelschappen, dan moeten ze wel bij grote huizen aankloppen. Bovendien zijn ze een essentieel onderdeel van een rijk kunstenlandschap. Hoe graag we deze nieuwe minister ook zien, er zijn van die dingen die je ons beter niet meer vraagt. Waarom zouden we ons nog pragmatisch opstellen, terwijl alleen een collectief ‘nee’ van zelfrespect getuigt? Waarom moeten wij onze ‘subsidies’ verantwoorden, terwijl er nooit een kritisch politiek debat is over de ‘investeringen’ in bankiers die met ons geld goochelden en in bedrijfsleiders die ‘overheidssteun’ voor jobcreatie al te vaak omzetten in extra winsten? Luk Van den bosch, voorzitter van het Overleg Kunstenorganisaties, heeft een punt als hij ervoor pleit dat culturele organisaties dezelfde fiscale voordelen zouden krijgen als voetbalclubs. Vlaamse cultuurmensen werken hard voor veel minder geld dan bij onze voetbalclubs wordt verdiend. Toch halen we resultaten die kenners in binnen- en buitenland ons benijden. Al zijn die moeilijk kwantificeerbaar, ze zijn niet minder reëel, zoals de studie ‘De waarde van cultuur’ van Pascal Gielen aantoonde. Daarnaast maken alle organisaties deel uit van een reële culturele economie en bieden ze solide werkgelegenheid. Of telt culturele werkgelegenheid niet mee? Net zomin als culturele ontslagen, die onvermijdelijk zijn als er weer wordt beknibbeld op de Vlaamse middelen die zijn toegezegd voor 2015 en 2016? Goed bestuur? Verbazend is ook dat het ontbreekt aan een helder Vlaams financieel plaatje en aan een onderbouwde discussie over de voorgestelde recepten. We moeten vooral schaapachtig achter dezelfde heilige slogan aanlopen: als een goede huisvader mag Vlaanderen niet meer uitgeven dan het ontvangt. Dat een overheid geen modaal huisgezin is en er beter een ander investeringsbeleid en vorm van boekhoudkunde op nahoudt, legde Nobelprijswinnaar Paul Krugman tot vervelens toe uit. Dat besparingswoede economieën niet op gang trekt, maar nog vertraagt en tot grotere werkloosheid leidt, onderkennen ondertussen econoom Paul De Grauwe, Mario Draghi van de Europese Centrale Bank, Christine Lagarde van het IMF en stilaan Angela Merkel zelf. Dat de recente cultuurbesparingen niet meer dan ‘peanuts’ opleveren voor de schatkist, maar de Vlaamse cultuur stilaan onherstelbare schade toebrengen, snapt een klein kind. En als het over alternatieve financiering gaat: kan een Vlaamse regeringsdelegatie met Amerikaanse artiesten als Robert Wilson en Peter Sellars gaan praten, zodat ze met eigen oren horen hoe die hun baanbrekend werk maakten dankzij Europese subsidies en ondanks onbetrouwbare Amerikaanse mecenassen? Al deze non-argumenten en -alternatieven passen zogezegd in ‘goed bestuur’. Ze doen ook ideologische strategieën vermoeden gericht tegen sectoren die quantité négligeable dreigen te worden in een nieuw Vlaanderen, waar de baseline ‘small government, big business’ een haast religieuze connotatie krijgt. Al wordt die evolutie voorgesteld als een begrotingstechnische en apolitieke wetmatigheid, ze heeft alles met politieke keuzes en overtuigingen van doen. Overheidsmanagers van het jaar Wat wij van de Vlaamse minister-president en de minister van Cultuur verwachten in de Septemberverklaring, is eenvoudig. Vlaanderen is ook dankzij zijn artiesten en cultuurwerkers een topregio in de wereld. Als je ziet welke maximale resultaten er de voorbije 25 jaar met relatief kleine investeringen werden behaald, dan moeten er behalve topartiesten heel wat ‘overheidsmanagers van het jaar’ in de cultuur rondlopen. Een minister-president die wil dat Vlaanderen een innovatief topmerk én een regio van welvarende burgers met gemeenschappelijke waarden blijft, die bespaart niet op cultuur, zéker niet in tijden van crisis. En een minister van Cultuur mag uiteraard inzetten op internationalisering en alternatieve financiering, maar wij hebben vooral een minister van loyale overheidsinvesteringen in onze lokale culturele rijkdom nodig. Dat Sven Gatz daarvan overtuigd is, daar twijfelen we niet aan. Maar volgt de rest van de Vlaamse regering?
© Copyright 2024 ExpyDoc