Maandblad va n Natuur- en Vogelvrienden Mei 2014 Opgericht 25 januari 1947 Bestuur van de Natuur en Vogelvrienden: Voorzitter: John Vergouwen / Stoopstraat 72, Roosendaal / 0165 - 55 68 82 Secretaris: Toon van Bekhoven / Bredaseweg 129, Roosendaal / 0165 - 55 76 59 Penningmeester: Cor Ros / Mussendonk 25, St. Willebrord / 06 - 51 69 59 33 TT-commissaris: Peter Koopman / Bernhardstraat 18, Halsteren / 06 - 51 89 88 97 Ringencommissaris: A. Dierks / Edisonstraat 110, Roosendaal / 06 - 20 40 52 56 Ereleden: J. Maas, Chr. Doggen, M. Suijkerbuijk, S. van Staay. Redactie maandblad: John Vergouwen / Stoopstraat 72 / 06 - 29 10 86 39 [email protected] Contributie: U kunt uw contributie voldoen: 35 euro / jeugd 17,5 euro, door deze over te maken op IBAN nr. NL91INGB0002405631, t.n.v. Natuur- en Vogelvrienden Roosendaal. Vergeet niet uw eigen naam te vermelden. Ook kunt u natuurlijk op de vergadering uw contributie voldoen. Voor kwaliteit en perfecte service naar Gastelseweg *Wij komen geheel vrijblijvend met stalen bij u aan huis. Gastelseweg 36Tel. 0165 - 55 75 58 4702 TB RoosendaalFax 0165 - 55 82 64 w w w. t a p i j t d r i v e - i n . n l 2 Uitnodiging Voorwoord Hierbij nodigen wij u uit voor de maandelijkse ledenvergadering op maandagavond 12 mei 2014 a.s. in Huis ten Halve, Kruisstraat 60 te Roosendaal. Aanvang van de vergadering is 19.30 uur. AGENDA Opening Notulen door dhr. van Bekhoven In- en uitgaande stukken Kweekpraatje Pauze met lotenverkoop Kweekpraatje Verloting Rondvraag Sluiting Om te beginnen wil ik Siem Swaneveld nogmaals complimenteren met de presentatie van vorige vergadering. Het was een mooie en interessante presentatie. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Door de zachte winter heeft heel veel ongedierte de winter met gemak overleefd. Steek uw hoofd niet in het zand en blijf alert betreffende dit jaarlijks terugkerende probleem. Ik hoop natuurlijk zeer enthousiaste leden met goede berichten aan te treffen. In andere bladen verneem ik wel eens, dat liefhebbers de hobby de rug toe keren in verband met het jaarlijks terugkerende probleem van bloedluis, vedermijt e.d. Komende vergadering hebben we weer het jaarlijks terugkerende kweekpraatje. Tot nu heb ik geen berichten vernomen van kwekers waar het slecht zou gaan met de kweek. Echter wil ik u alvast wel waarschuwen. Hou goed uw nestjes met jongen in de gaten betreffende bloedluis of dergelijk ongedierte. Verder zullen we nog even aandacht geven aan eventuele opzet van onze fietstocht en feestavond. John Vergouwen. 3 Notulen L edenve r gade r i ng 7 april 2013 - 19.30 uur een kleine discussie over het invoeren van de namen. We gaan de lijsten voortaan goed controleren of iedereen de zelfde lijst heeft. Het voeren van de vogels gaan we zo doen dat iedereen een eigen rij heeft, waar hij of zij verantwoordelijk voor is. Verder zijn we tevreden over de samenwerking en gaan we samen zo verder. Afwezig met kennisgeving: A. van Beek, H. Rijpers, A. Rijpers. Aanwezig: 23 leden. 1. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen hartelijk welkom. Op deze avond een presentatie door Siem Swaneveld van zijn vakantie op Costa Rica alwaar hij mooie opname heeft gemaakt. 6. Siem houd zijn Power Point presentatie over Costa Rica waar hij in 2010 op vakantie geweest is. Eigenlijk weet iedereen dat het daar een prachtige en rijke natuur is, maar als je de foto’s ziet denk je dat Siem constant in een volière rondloopt. Hij heeft ook oog voor reptielen, vleermuizen, apen, kikkers planten enz. enz. Het is een zeer vreedzaam land waar het er op het eerste gezicht heel relaxed aan toe gaat. Maar wat een indruk maakt de vogelpracht, het is geweldig met allerlei honingeters, kolibries en vogels die je alleen in dierentuinen aantreft. Siem bedankt dat je ons laat meedelen met al dit moois. 2. Notulen van de vorige vergadering worden onveranderd goedgekeurd. 3. Stemmen over de agenda punten van de N.B.v.V., welke gelijk gezind gestemd werden als vereniging. De eerste 4 waren verkiesbare bestuursleden waar iedereen voor was en het laatste agendapunt was om de jeugdleeftijd terug te brengen van 16 naar 18 jaar, daar was iedereen op tegen. Deze stem resultaten worden op de districtsvergadering overgedragen. 7. Rondvraag: - Arjan Dierks meldt dat tot 5 mei de ringen besteld kunnen worden voor de eerste ringenbestelling. - Jan Dirven heeft gehoord dat de vlaggetjes op de Nederlandse kampioenschappen in de toekomst komen te vervallen en alleen medailles uitgereikt worden. - John Vergouwen deelt mede, dat het nieuwe vraagprogramma betreffende postuurkanaries overgenomen gaat worden van het C.O.M. Wat een en ander inhoudt zullen we terug vinden in het nieuwe vraagprogramma 2015. 4. De N.B.v.V. is bezig een cursus voor te bereiden om de leden te certificeren om vogels te houden. Iets soortgelijks is in Duitsland enkele jaren terug al gebeurd en heeft alles te maken met het dieren welzijn en de nieuwe eisen die ze daarbij gaan stellen. 5. Een deel van het bestuur is naar de Edelzanger geweest om de t.t. te evalueren. Financieel was het zeer goed, met zoveel inzenders. Wel was er 4 8. Mededeling door onze voorzitter: Cor Ros heeft te kennen gegeven te willen stoppen als penningmeester, we zijn bezig met enkele mensen te polsen maar nog niets is concreet. 10. Sluiting door de voorzitter: Wel thuis en tot de volgende keer. Dan hebben we o.a. het kweekpraatje, want we zijn altijd weer benieuwd hoe het bij een ander gaat met de kweek. 9. Loterij: welke deze keer 53,05 euro opbrengt. Toon van Bekhoven. U i t s l a g puzzel april De puzzel van april werd door meerdere personen juist ingevuld. De iris-cheque ging naar Nel van Staay. Van harte gefeliciteerd! Wij feliciteren www.natuur-vogelvrienden.nl 2 mei A. Dierks 9 mei W.J.M. Vissers 11 mei W. de Jong 23 mei P. van de Bosch 31 mei J. Brocatus 5 Kalsdonksestraat 146 4702 ZJ Roosendaal Tel.: 0165 - 53 75 34 [email protected] Al Ruim 46 jaar een begrip in Roosendaal! Gespecialiseerd op duiven- en vogelgebied. Wij bieden U optimale kwaliteit tegen concurrerende prijzen. Ook hebben wij voor U de mogelijkheid om uw aankopen thuis te laten bezorgen. Dit kan op woensdag vanaf 15.30 uur en zaterdag tussen 15.00 en 17.00 uur. Uiteraard is dit geheel gratis. Maak ook gebruik van onze spaarkaart, vraag naar de voorwaarden. Let op!!! nieuwe openingstijden MET ingang van 30 september! Maandag gesloten. Dinsdag t/m donderdag 8.30 - 17.30 uur. Vrijdag 8.30 - 19.00 uur. Zaterdag 8.30 - 17.00 uur. 6 Vuurgoudhaantje (Regulus ignicapullus) De roep van het Vuurgoudhaantje is lager dan van Goudhaantje. De zang is een eentonige, versnellende herhaling van ´zis´-tonen. vanaf het beginvan deze eeuw breiden ze zich uit in noordelijke richting, zefls tot in Denemarken. Komt in Nederland voor als: Jaarvogel. In 1928 broedden ze voor het eerst in Nederland. Ze overwinteren voornamelijk in het westelijke deel van Frankrijk en rond de Middellandse Zee, maar ze komen hier ook wel overwinterend voor. In april en september/oktober vindt de doortrek plaats. Herkenning: L 9 cm. Eigenlijk verschilt het Vuurgoudhaantje in gedrag, grootte en vorm niet van het Goudhaantje. Een duidelijk verschil is dat het Vuurgoudhaantje een opvallend witte wenkbrauwstreep en een zwarte oogstreep heeft en meer bronsgroen gekleurde bovendelen. Als men goed oplet kunnen de wat wittere onderzijde en de bronsoranje gloed op de zijhals worden waargenomen. Maar zover komt het meestal niet, want het zijn beweeglijke vogeltjes, terwijl de gele of oranje kruinstreep, respectievelijk bij een wijfje of mannetje, bij beide soorten gemakkelijk zijn te zien. Bedreigd of niet? Het ouder worden van de bossen werkt in het voordeel van het Vuurgoudhaantje. De vervanging van Sparren door inheemse loofsoorten heeft een negatieve invloed op hun voorkomen. De aantallen kunnen sterk fluctueren, wat ten dele samenvalt met strenge winters in West- en ZuidEuropa. Medio jaren tachtig nam hun aantal in Zuid-West-Drenthe na koude winters met zo’n 40% af. Aantal broedparen in Nederland: 5.000-8.000 Biotoop: Bij voorkeur broeden ze in wat oudere hoogopgaande, dichte sparrenbossen met een voorliefde voor Fijnspar, Zilverspar en Douglasspar. Maar daarentegen komen ze ook voor in gemengd loofbos, vooral op diluviale gronden. Buiten de broedtijd worden ze ook vaak buiten naaldhout aangetroffen, vaker solitair dan de gewone Goudhaantjes.. Broedgebied: Ze broeden vooral in Zuid- en Midden-Europa en 7 Australische boskalkoen - Alectura lathami - Australian Brushturkey voornamelijk bij gevaar en als ze gaan slapen, dat doen ze in bomen. Het zijn echte groepsdieren, ze trekken in flinke groepen door het woud. Hun poten zijn aangepast aan het grondleven en hebben zeer sterke klauwen. Hiermee woelen ze de bosbodem om op zoek naar voedsel. Dat voedsel bestaat uit reptielen, amfibieën, insecten en larven, zaden en fruit. De Australische boskalkoen is een van de 22 soorten binnen de familie grootpoothoenders (Megapodiidae). De verschillende soorten komen voor in Azië, in Australië en op verschillende eilanden daar tussenin. Het geslacht Alectura bevat slechts één soort, onze boskalkoen. De naam alectura staat voor penseel of borstel, wat voor ons niet helemaal duidelijk is. Ook niet duidelijk is de naam van de ontdekker. De Engelse ornitholoog John Latham wordt genoemd als ontdekker van het geslacht Alectura, maar Grey wordt gezien als eerste beschrijver van de boskalkoen. En dat terwijl het geslacht alleen de boskalkoen als soort heeft. Vreemd. Het broedproces is bijzonder te noemen, deze kalkoensoort broedt namelijk niet zelf de eieren uit maar maakt gebruik van de broei in een berg compost. De berg bouwen de vogels zelf als groep. Zo’n groep bestaat normaliter uit een dominante haan, wat “ondergeschikte” mannetjes, een aantal hennen en jonge dieren. Een broedheuvel wordt het hele jaar keurig onderhouden en eigenlijk constant uitgebreid, er zijn heuvels gevonden van enkele meters in doorsnee. In de broedtijd wordt de keelzak (eigenlijk is het een lel, maar keellel is zo’n raar woord) bij de haan een stuk langer en feller van kleur. Ook het rood op de kop wordt feller. De dominante haan inspecteert de broedheuvel en maakt er een flink aantal gaten in. Hij controleert de temperatuur door zijn kop diep in de heuvel te steken. Vermoed wordt dat de vogel de temperatuur meet met zijn tong, maar bewezen is dat nog nooit. Door meer gaten te maken of juist door meer materiaal op de heuvel te leggen, beïnvloeden de vogels de temperatuur binnenin de heuvel. Hoe ze weten wat te doen, is niet geheel duidelijk, kennelijk communiceert de haan met de andere groepsleden. Dàt het systeem werkt is wèl duidelijk, het lukt de boskalkoenen de heuvel constant op precies 34 graden te houden. De boskalkoen komt voor aan de gehele oostkust van Australië, van het milde zuid-oosten tot het tropische noord-oosten met heuse regenwouden. In de dichte bossen aan de kust en op bergketens leven deze grote kalkoenen een grootdeels verscholen leven. Ze zijn rond de 70 cm groot. In het noord-oosten komt één ondersoort voor, de Alectura lathami purpureicollis. Deze is wat kleiner dan de nominaatvorm en heeft een paarse keelzak waar de nominaatvorm een felgele heeft. Boskalkoenen leven voornamelijk op de grond, maar kunnen wel kleine stukken vliegen. Ze vliegen 8 Als de heuvel naar wens is, maakt de haan lage geluiden en pronkt door zijn lichaam heen en weer te zwaaien. Hij probeert zo meerdere hennen te verleiden tot paren. Dat lukt vaak en elke hen legt een flink aantal groene eieren in de gaten in de heuvel. Per hen 12 tot 15 stuks maar liefst, zodat er in één heuvel enorm veel eieren komen te liggen. Elk ei wordt toegedekt en de broei in de heuvel zorgt voor het ontwikkelen van de embryo’s. De groep, en vooral de haan, houdt de temperatuur goed in de gaten door regelmatig de gaten open te maken en de kop diep in de heuvel te duwen, soms moet er wat materiaal af, soms wat er bij. vader) toch zoveel mogelijk voorkomen. Boskalkoenen kunnen rond de 20 jaar oud worden. Onderzoek heeft aangetoond dat de temperatuur van de broedheuvel zeer nauwkeurig bijgehouden wordt en daarbij nog een vreemd verschijnsel ontdekt. Als de temperatuur de hele broedperiode 34 graden is, komen er evenveel hennen als hanen uit. Als de temperatuur iets lager is, komen er meer haantjes en als het net wat warmer was, worden er meer hennetjes geboren. Dit verschijnsel was al bekend bij reptielen maar nog niet eerder bij vogels gevonden. Ook bleek dat als de temperatuur maar een paar tienden hoger was dan 34 graden, de jongen sterker waren dan anders. Dit is tot nu toe niet verklaard. Of je dit broeden moet noemen weten wij niet, maar na 7 weken komen de eieren toch uit. Dan is het echter plotseling gedaan met enige vorm van broedzorg, de jongen moeten zichzelf uitgraven en de oudervogels kijken er totaal niet naar om. Ze hebben geen eitand en moeten de schaal openbreken met hun poten. Voor rovers als slangen en varanen waren veel eieren al een prima prooi, jonge boskalkoenen lusten ze ook wel. De natuur heeft de jongen echter een voorsprong gegeven. Ze hebben erg lang in het ei gezeten en zijn daarom als behoorlijk ontwikkeld als ze uitkomen. Ze hebben zelfs al veren en zodra ze opgedroogd zijn, kunnen ze al een stukje vliegen naar een veilige boom. De term nestvlieders zou ze dan ook te kort doen, je zou haast nestvliegers moeten zeggen. De Australische boskalkoen, een aparte vogel met een paar vreemde geheimen. Jonge boskalkoenen zwermen uit en zoeken een groep om zich bij aan te sluiten of richten zelf een nieuwe op met jongen uit andere nesten. Op deze manier wordt inteelt (veel jongen van één 9 Abdims ooievaar - Ciconia abdimii - Abdim’s Stork In de regentijd verzamelen zich nog veel grotere groepen zodra er een sprinkhanenplaag is. Abdims ooievaars eten namelijk vooral insecten en sprinkhanen vormen hun favoriete voedsel. Ook larven van allerlei andere insecten worden gegeten, zodat landbouwers in die regio’s vaak erg blij zijn met hun komst. In veel landen worden ze zelfs sprinkhaanvogels genoemd en worden ze gezien als brengers van regen en geluk. Heel wat oogsten zijn gered door grote groepen van deze insecteneters. De Abdims ooievaar leeft in Afrika, in veel landen ten zuiden van de Sahara. Zijn naam dankt hij aan de toenmalige gouverneur van Soedan. Het is een echte kolonievogel, groepen van honderden exemplaren zijn vaak te zien op uitgestrekte graslanden. Deze ooievaarsoort is een stuk kleiner dan “onze” ooievaar, hij meet slechts zo’n 75 cm. Man en vrouw zijn even groot, maar de mannen zijn vaak wel iets zwaarder gebouwd. Ook deze ooievaar heeft grote, brede vleugels, ideaal om op te zweven. Een klein nadeel is dat de ooievaars ook erg vaak en veel drinken als ze zoveel droge insecten eten. Water is vaak schaars en tienduizend ooievaars slurpen aardig wat weg. 10 Naast insecten worden ook kleine knaagdieren en reptielen gegeten. Elk koppel Abdims ooievaars produceert 2 of 3 eieren, de jongen die daar uit komen, eten per dag zo’n 60% van hun eigen gewicht, dus de beschikbare hoeveelheid voedsel moet echt gigantisch zijn. Beide ouders zorgen voor de jongen, met 4 weken kunnen ze staan in het nest en ze vliegen uit als ze 2 maanden oud zijn. In de broedtijd trekken de meeste abdims naar het noordoosten van Afrika, daar begint in april de regentijd. Duizenden koppels broeden dan samen in bomen of op rotsen. Abdims ooievaars bouwen zeer grote nesten, van takken vooral. Door die luchtige bouwstijl kunnen veel andere en kleinere vogels ook een plekje in zo’n nest vinden, niet zelden huizen er meer dan 10 koppels andere vogels in één nest. De ooievaars profiteren hier van doordat veel kleinere vogels de kleine en schadelijke insecten opeten. De kleintjes genieten bescherming door de grote hoofdbewoner. Zoals meer reigers en ooievaars hebben de abdims een handig maar in onze ogen wat smerig trucje om zich te koelen. Ze laten hun ontlasting opzettelijk over hun poten lopen. Het verdampen hiervan ontrekt warmte aan de vogels zelf. 11 Vo g e l m e s t a l s i n d i c a t o r v o o r v e r s c h i l l e n d e z i e k t e n Om te kunnen begrijpen wat mogelijke oorzaken zijn van veranderingen in het uiterlijk van vogelmest is het vereist dat men enige kennis heeft van de anatomische bijzonderheden van verterings- en urinekanaal van een vogel. De enzymen die in de alvleesklier geproduceerd worden zijn erg belangrijk voor de vertering van vetten en zetmeel. De meeste vogelsoorten hebben een krop. Het is een zakachtige verwijding van de slokdarm die dient als voedselopslagplaats. In de krop word het voer bevochtigd, maar er vind geen vertering plaats. Niet alle vogelsoorten bezitten een blinde darm. Ze ontbreken bijvoorbeeld bij papagaaiachtigen, vinken en duiven. Op het eind mondt de darm uit in de cloaca. Omdat de vogeldarm relatief kort is, is de passagesnelheid en dus de verblijf in de darm kort. Hier monden eveneens de urineleider en de geslachtsorganen uit. Het gevolg hiervan is dat een vogel mest en urine niet gescheiden, zoals bij zoogdieren, uitscheidt, maar gezamenlijk. Een andere belangrijke bijzonderheid is dat vogels geen urineblaas hebben, maar dat hun urine in geconcentreerde vorm als urinezuur worden uitgescheiden. De uitwerpselen van vogels bestaan dientengevolge uit de volgende onderdelen. Een vogelmaag bestaat uit twee gedeelten: de kliermaag en de spiermaag. Allereerst bereikt het voer de kliermaag waar door in de maagwand gelegen klieren belangrijke verteringssappen als maagzuur en pepsine aan de voedselbrij worden toegevoegd. Vervolgens word de voedselbrij in de spiermaag mechanisch gekneed en vermalen. Hierbij doen kleine steentjes, die de vogel in de vorm van bijvoorbeeld maagkiezel hebben opgenomen, goede hand- en spandiensten. Dit mag dan ook niet aan het menu ontbreken! Mest: een bruinachtige tot groenachtig gekleurde streng met een min of meer vaste structuur. dreamweaver, fireworks en paintshop pro Urine: a. urinezuurkristallen: een witachtige tot witachtig geel gekleurde massa b. Vloeibaar urinegedeelte: doorzichtige, kleurloze vloeistof. Nadat de voedselbestanddelen de maag verlaten hebben bereiken ze het eerste gedeelte van de dunne darm. Hier monden de uitgangen van de alvleesklier uit. Het uiterlijk, de vorm en de kleur, maar ook de hoeveelheid van de uitscheiding word beinvloed door diverse omstandigheden.Bij gezonde vogels onder andere door soort, tijdstip van de dag, voersoort en voerhoeveelheid, 12 de opgenomen hoeveelheid water en eventuele voortplantingsactiviteit.Bij zieke vogels worden veranderingen in de mest onder andere veroorzaakt door infecties, parasieten, vergiftigingen, aandoeningen van de darmen, de nieren of van de alvleesklier of voedingsfouten.Wanneer de vogelliefhebber dagelijks routinematig de mestkwaliteit in de gaten houd, kunnen veranderingen snel opgemerkt worden.Het kan aanwijzingen geven om een vroege diagnose van diverse aandoeningen te kunnen vaststellen en kan daardoor bijdragen tot een snelle oplossing van het probleem.Enkele typische veranderingen van de mest en eventuele oorzaken.Op basis van beide onderdelen van de uitscheiding van een vogel moet onderscheid gemaakt worden in veranderingen van de mest en veranderingen van de urineuitscheiding. Verandering van de mest. Kleurverandering Bij een gezond dier treden kleurveranderingen op als gevolg van het eten van sterk gekleurde voedermiddelen als jeneverbessen, vlierbessen, kersen of wortels of door een voerovergang (bijvoorbeeld het overgaan van zaden- naar korrelvoeding). Opvallend donkere of roodachtige gekleurde mest Als gevolg van bijmenging van bloed. Is het bloed afkomstig uit het voorste 13 Geelachtige tot groenachtig gekleurde mest: Een dergelijke kleur mest komt voor bij ziekten van de lever ten gevolge van de verhoogde uitscheiding van galkleurstoffen. gedeelte van de darmen, dan word het gedurende de darmpassage gedeeltelijk aangetast en verkleurt daardoor tot zwartbruin. Is het bloed afkomstig uit het laatste stuk van de darm, dan is de mest min of meer rood tot roodbruin van kleur. Mogelijke oorzaken: ontstekingen van de lever door bacterien (bv. Psittacosepapegaaienziekte), virussen (Ziekte van Pacheco) of darmparasieten. Leverbeschadigingen, bijvoorbeeld door vergiften, kunnen tot ssortgelijke verkleuringen aanleiding geven. Bleek grijsbruin en volumineus. Een dergelijke kleur word aangetroffen bij zware aandoeningen van de alvleesklier ten gevolge van een verstoorde vet- en zetmeelvertering. Mogelijke oorzaken: verwondingen, bijvoorbeeld door vreemde voorwerpen, zware infecties (met name bacteriele infecties) sterke besmetting met darmparasieten (bijvoorbeeld coccidien), vergiftiging (bijvoorbeeld door zware metalen). Weke, natte mest Bij een gezond dier treft men weke, natte mest aan ten gevolge van een voerwisseling of de opname van grotere hoeveelheden zachtvoer, fruit of groenten. Echte diarree: er wordt geen echte mest gevormd; soms kunnen gasblaasjes in de mest te zien zijn, terwijl de mest tevens kan stinken. Vaak kunnen tegelijkertijd met de diarree ook kleurveranderingen te zien zijn waarbij de mest groen of geelachtig is. Mogelijke oorzaken: bacteriele infectie, virusinfectie, schimmelvergiftiging of parasieten. Bijmenging in de mest Parasieten: slechts bij een zeer sterke besmetting kunnen met het blote oog wormen in de mest gezien worden. Meestal is echter microscopisch 14 onderzoek nodig om te kunnen vaststellen of er parasieten of hun eieren in de mest aanwezig zijn. verschijnselen leiden. Onderzoek van recente datum geeft aan dat het bij grasparkieten hoogst waarschijnlijk gaat om schimmels. Onverteerde voerbestanddelen Een alarmsignaal dat aangeeft dat er een zware ziekte heerst in de krop, maag of de darmen. De vogel heeft veel te leiden van een verteringsstoornis. Hij vreet mogelijk weliswaar veel, maar kan het niet goed verteren waardoor hij snel gewicht en kracht verliest. Maar ook andere aandoeningen van maag, darmen, alvleesklier of een besmetting met parasieten kunnen een rol spelen. Ik hoop dat dit artikel een beetje bij kan dragen met het herkennen van veranderingen in de mest en de daarbij behorende aandoening. Ga overigens nooit experimenteren met medicijnen, maar probeer eventueel wat mest op te vangen om dit door een dierenarts te laten onderzoeken. Mogelijke oorzaak: het kan een neurologische verwijding van de maag zijn, een ongeneeslijke virale infectieziekte (bij papegaaien) Bij grasparkieten kan een infectie met ``megabacterien`` tot dezelfde Ronnie Vermulst Zorg en aandacht voor uw dier Dierenartsen: B. Mangnus, H. van de Looij en M. van den Bosch Gastelseweg 45, 4702 SZ Roosendaal 0165-557500 www.gezelschapsdierenkliniekroosendaal.nl 15 Vedermijt, niet gekeurd! Sinds vijf jaar bestaan er voor het keuren van kleur- en postuurkanaries aangescherpte regels ten aanzien van ongedierte en vanaf keurseizoen 1997 ook voor de tropische vogels en parkieten. Kon het constateren van luizen of mijten in het verleden door de keurmeester nog worden afgedaan met een punt aftrek in de rubriek conditie, bij toepassing van de nieuwe regel wordt de vogel niet meer gekeurd en krijgt in de catalogus de vermelding NG. voorkomen en ze daarom niet altijd kunnen waarnemen. Dit artikel is bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over de verschillende soorten ongedierte die bij kanaries kunnen worden aangetroffen. Mijn kennis op het gebied van tropische vogels en parkieten schiet in deze materie tekort. Bij kanaries kunnen drie soorten luizen en mijten voor problemen zorgen, namelijk de rode bloedmijt, de veerluis en de vedermijt. Rode bloedmijten worden meestal niet op vogels aangetroffen en zullen op tentoonstellingen niet voor problemen zorgen. Dit is wel de mijt die de meeste schade kan aanrichten in de kweekperiode. Door het zuigen van bloed uit nestjongen, maar ook oudervogels (denk aan broedende poppen), kunnen deze binnen een dag worden gedood. Het zal geen verbazing wekken dat er de laatste tijd veel te doen is geweest over ongedierte bij tentoonstellingsvogels. Inzenders die bestraft werden voor de aanwezigheid van luizen of mijten op hun showdiertjes ervaren dit vaak als een vernedering, omdat zij denken dat zij gezien worden als een liefhebber die het niet zo nauw neemt met de hygiëne in zijn vogelverblijven. Deze gedachte berust echter op een misverstand, want... Veerluizen worden wel op de vogel aangetroffen, namelijk in de donsbevedering. Deze beestjes kunnen zich snel in de bevedering en van vogel op vogel verplaatsen. Veerluizen zijn donker van kleur en één tot twee millimeter lang. Hierdoor zijn ze goed waarneembaar en zal de liefhebber de besmetting meestal snel opmerken. Vedermijten zijn echter beduidend kleiner en daardoor veel minder goed waarneembaar. Bovendien zijn vedermijten veel minder bekend dan veerluizen. Juist door deze onbekendheid hebben deze mijten bij showvogels de meeste problemen veroorzaakt. Vedermijten zijn roodbruin van kleur en slechts ongeveer een halve millimeter lang en maar ongeveer eentiende millimeter breed! Toch kan een IEDEREEN DIE WELEENS VOGELS TENTOONSTELT OF AANSCHAFT KAN EEN LUIZEN- OF MIJTENBESMETTING OPLOPEN!!! Het grote gevaar schuilt namelijk in het feit dat de meeste liefhebbers niet op de hoogte zijn van de verschillende luizen en mijten die bij de vogels kunnen 16 vedermijtbesmetting goed met het blote oog worden waargenomen, met name doordat de verblijfplaats van deze mijten zeer karakteristiek is. (vedermijten) zal er voor zorgen dat na enkele dagen de bevedering vrij is van luizen of mijten. Als dan nog ongedierte aanwezig is moeten we de behandeling herhalen. Omdat eieren van luizen of mijten niet of nauwelijks te lijden hebben van het insecticide kan het noodzakelijk zijn de behandeling na een paar weken een keer te herhalen. In de meeste gevallen is het aan te bevelen alle vogels uit een vlucht waar veerluizen of vedermijten zijn aangetroffen te behandelen. Bedenk altijd bij het gebruik van insecticide dat u met vergif werkt. Lees daarom goed de gebruiksaanwijzing en test de doelmatigheid en eventuele schadelijkheid van het te gebruiken middel door eerst één vogel te behandelen en na een aantal dagen het resultaat te beoordelen, alvorens alle vogels te behandelen. Zorg er ook altijd voor dat de behandeling in een zeer goed geventileerd vertrek wordt uitgevoerd! Vedermijten bevinden zich altijd, schijnbaar bewegingloos, aan de onderkant van vleugel- en staart- pennen, meestal dicht aan de schacht van de veer. Bovendien liggen ze vaak op rijen in de groeven van de veer. Met het blote oog kunnen de mijten het beste worden waargenomen door de onderkant van de staartveren bij voldoende opvallend licht, dus niet met doorschijnend licht, te bekijken. Een besmetting met vedermijt begint meestal in de staartpennen, pas bij een langdurige besmetting zullen ook de vleugelpennen mijten vertonen. Veel mensen verwarren een vedermijtbesmetting met vervuiling in de staart door ingedroogd bloed of denken dat het ontlasting van mijten betreft. Een ander wijdverbreid misverstand is dat een vedermijtbesmetting altijd gepaard gaat met gaten in de bevedering doordat deze door de mijten is weggevreten. Dit treedt echter alleen op bij een langdurige en zware besmetting door vedermijlen. Veel vaker is het ontstaan van gaten in de bevedering het gevolg van een verontreiniging met bloed die niet of niet tijdig is uitgewassen. Behandeling van vogels met een luizenof mijtenbesmetting dient voor veerluizen en vedermijten plaats te vinden door gebruik te maken van een geschikt insecticide. Hiervoor zijn een aantal doelmatige middelen in spuitbussen in de handel verkrijgbaar. Een kleine hoeveelheid van één van deze producten aanbrengen op de rug- en borstbevedering (veerluis) of op de vleugels en staart Bestrijding van rode bloedmijten vereist een andere aanpak. Alle kieren en naden in het vogelverblijf, zitstokken, broedkooien (met name onderkant van zandladen) moeten worden behandeld met insecticide. Er zijn voor dit doel een aantal langdurig werkzame preparaten te koop. Voor sommige van deze is het echter vereist dat de vogels gedurende enkele dagen uit de vogelruimte verwijderd worden! Ter afsluiting wil ik iedere kanariekweker aanraden de eigen kanaries, en vooral ook recent aangekochte vogels, nauwkeurig te inspecteren op de aanwezigheid van met name vedermijten zoals hierboven is beschreven. Herhaal dergelijke controles steekproefsgewijs. 17 Caribische flamingo De bouw van de flamingo. Met hun enorm lange nek en poten, roze kleur en geknikte snavel zijn flamingo’s onmiskenbaar. Er zijn 5 soorten waaronder de Caribische of Rode flamingo het kleurigste is. Flamingo’s zijn sociale dieren. De verwantschap tussen flamingo’s en andere vogelgroepen is onduidelijk. Terwijl onderzoek van hun lichaamseiwitten op een verwantschap met reigers duidt, wijst hun gewoonte om tijdens de vlucht te snateren en hun aantrekkingskracht op parasieten op een band met watervogels. Sinds kort denkt men aan een verwantschap met waadvogels. De flamingo behoort bij het rijk der dieren, de afdeling gewervelden, en tot de klasse vogels en tot de orde reigerachtigen. De flamingo behoort tot de familie Phoenicopteridae met vijf soorten en twee ondersoorten. Ze behoort tot de afdeling gewervelde omdat de flamingo tweezijdig symmetrisch is en een inwendig skelet heeft. De flamingo hoort tot de groep vogels omdat zijn huid bedekt is met veren, hij warmbloedig is, zijn ademhaling met longen plaatsvindt, hij zich voortplant met eieren met een kalkschaal en zich voortbeweegt in de lucht. Net zoals de fregatvogel, de witstaartbuizerd en de Geelvleugel Amazone. De lokale flamingo met de Latijnse naam Phoenicopterus ruber ruber wordt in het Papiaments Chogogo genoemd. Het geluid dat de vogels maken lijkt en beetje op dat van een gans: een vrij hoog nasaal geluid. Het klinkt een beet je als “Chogogo”, en dat is ook de naam die men aan de vogel heeft gegeven. Chogogo is een opvallende, met geen andere soort te verwarren broedvogel van Bonaire, die op alle drie Benedenwindse Eilanden en vroeger ook wel op St Maarten is waar genomen. Volwassen vogels bedekt met oranjerode veren en veertjes, met zwarte slagpennen, die vooral in de lucht opvallen. De banaanvormige snavel is van een filterapparaat voorzien. Flamingo´s zijn watervogels. Ze zijn ongeveer 2 meter groot. Ze wegen 2 tot 4.5 kg. Ze hebben een lange hals met 19 wervels en slagpennen in hun veren. De flamingo´s hebben ook een grote tong. De poten en hals zijn, in verhouding tot de romp, langer dan die van enige andere vogel. Tussen de 3 voorste tenen zitten er zwemvliezen. Op zijn snavel zitten hoornplaatjes. Met deze snavel filtert hij kleine waterdiertjes uit het water en eet hij ze op. Zijn kromme snavel wordt tijdens het zoeken van voedsel ondersteboven gehouden dus de bovensnavel beneden. Het zijn de enige vogels die zo eten. Hoe meer ze eten hoe gekleurder ze zijn dat is dan van roze tot vuurrood. De voortbeweging van de flamingo. De flamingo kan vliegen, lopen en zwemmen. Om te kunnen vliegen heeft de flamingo vleugels die bedekt zijn met slagveren waardoor de vogel in de 18 lucht kan blijven als hij zijn vleugels ritmisch beweegt. De slagveren kunnen de wind goed tegenhouden zodat hij kan opstijgen. Flamingo’s vliegen in lange rijen, met uitgestrekte hals en achteraanslepende poten. Een opstijgende flamingo: de zwarte slagpennen zorgen voor de draagkracht. Om te kunnen lopen in diep water heeft de flamingo lange poten die net zo groot zijn als de rest van zijn lichaam. Ze hebben een lengte van ongeveer 1 meter. Tussen de tenen van hun poten zitten zwemvliezen. Hierdoor kunnen ze moeilijk wegzakken in de modderige bodem en kunnen ze zwemmen. van de bovenste snavelhelft naar buiten geperst, zodat het voedsel achterblijft. Voedseldeeltjes tot 0,5 mm uit het water gezeefd met gesloten snavel, maar ze kunnen ook grotere voorwerpen tot ongeveer 10 mm binnenlaten. De manier waarop her voedsel wordt gezocht: van lopend tot zwemmend het oppervlakte water op zoek naar pekelkreeftjes, het ‘grondelen’ naar poppen van de zoutvlieg, het lopend grijpen van slakjes, zoutvliegpoppen of pekelkreeftjes, het met de zwemvliezen opwoelen van zoutvlieglarven en slakjes uit het bodemslib, soms het reigerachtig jagen op kleine tandkarpertjes, tot het lopend opslokken van organisch slib met algen, bacteriën en protozoën. De omlaag geknikte banaanvormige snavel van de flamingo is uniek in het vogelrijk. De flamingo’s gebruiken de snavel om een mengsel van water en modder in hun bek te zuigen, dat vervolgens door een zeefsysteem van lamellen gaat. Door dit filtervoedingssysteem kunnen de vogels kleine diertjes en planten opnemen uit de modderige brij waarin ze staan. De microscopische kleinen algen die ze eten, zorgen voor de typische roze kleur. Vogels die in de dierentuin worden gehouden krijgen speciaal voedsel om te voorkomen dat hun kleur verbleekt. Voedsel van de flamingo. Flamingovoedsel: Algen en diatomeen uit het oppervlaktewater. Crustaceen, rotifera en wormen uit diepere lagen. Het pekelkreeftje, de soort Artemia Salina van de bladpootkreeften, komt voor in zeer zout water zoals pekelmeren en zoutpannen. De eieren van de kreeftjes zijn zeer bestand tegen uitdroging en worden soms verkocht als vissenvoer. Als drinkwater gebruiken de flamingo`s zeewater; tijdens zware regenbuien kunnen ze ook regenwater tussen hun veren opvangen en drinken. Flamingo’s gebruiken hun gebogen snavels om kleine planten en dieren uit het oppervlak van vijvers, meren en ander stilstaand water te filteren. Met hun kop naar beneden en hun snavel onder water drukken de vogels de onderste helft van hun snavel tegen de bovenste. Het water wordt door de zeefachtige structuur aan de binnenkant Flamingo’s zijn pas geslachtsrijp na 5 of 6 jaar, leggen 1 ei perjaar en leven lang ongeveer 20 jaar. De flamingo plant zichzelf voort van maart tot mei. Als de flamingo’s elkaar gevonden hebben gaan ze dansen. Een paring begint met een inleiding; dat dansen heet baltsen. Daarna landt de man op de 19 rug van het vrouwtje. Het valt niet mee het evenwicht te bewaren. de jongen voeden, want de flamingo’s die nog maar 7 weken oud zijn kunnen kropmelk produceren en de naburige jongen voeden. De jongen zijn bedekt met een dichte grijze donslaag. Wanneer de flamingo’s 30 dagen oud zijn, kunnen ze meestal geheel zelfstandig eten en bij 60 dagen zijn ze in staat om te vliegen. De flamingo’s zijn volwassen als ze 5 jaar oud zijn. Flamingo’s kunnen in het wild meer dan 20 jaar oud worden en in gevangenschap zelfs 40 jaar. De voortplanting van de flamingo. Het nest is een modderheuvel in een kegelvorm. Het is ongeveer 30 cm hoog en van boven ook 30 cm breed met boven in een kuiltje. Het ei kan ook gelegd worden op vrijwel onbedekte rotsen, maar altijd omringd door het water. De modder voor het nest wordt met de snavel bijeengeschraapt en met de voeten aangestampt. De nesten kunnen meerdere jaren gebruikt worden, soms moeten ze wel wat hersteld worden. De flamingo legt maar 1 ei. Dit ei wordt zowel door het vrouwtje als door het mannetje uitgebroed. De broedduur is 28 à 30 dagen. Bij de geboorte heeft een flamingo kuiken grijze nestveren. Ze snavel is recht en roze en heeft hij opgezwollen roze pootjes, die binnen een week zwart worden. Na het uitkomen blijven de jongen 5-12 dagen op het nest. Daarna leven ze in “crèches”, dit zijn groepen tussen de nesten in de kolonie. Na 4 tot 6 weken komen de jonge flamingo’s ook buiten de kolonie. Ze kunnen al heel jong goed rennen en zwemmen. Er zitten in elke groep jongen van verschillende leeftijden. De jongen worden alleen door hun eigen ouders gevoerd. Andere volwassen flamingo’s in de groep letten niet op de jongen en voeren ze ook niet. Het jong krijgt speciale kropmelk, een eiwitrijk secreet dat, onder invloed van hormonen, alleen geproduceerd wordt door flamingo’s en duiven. Het lijkt er op dat de roep van het jong de kropproductie op gang zet. Ook nietbroedende volwassen vogels kunnen De vijanden van de flamingo. Volwassen flamingo`s hebben weinig natuurlijke vijanden. Dat komt omdat flamingo`s graag in onherbergzame plaatsen leven, waar de plassen slecht begroeid zijn, zodat er weinig andere vogels of dieren leven. Flamingo’s zijn zeer schuw. De jonge flamingo’s zijn wel kwetsbaar als hun ouders voedsel zoeken. Daarom worden de jongen door andere ouders opgevangen en beschermd in crèches. Als de volwassen flamingo’s zich bedreigd voelen stijgen ze op in een grote vlucht waardoor ze veel indruk maken en de kans dat ze gevangen worden kleiner wordt. Sinds lang geleden is eigenlijk de mens de grootste bedreiging voor de flamingo. Zo werd vroeger de flamingo niet om zijn veren gejaagd, maar werd zijn tong in de Romeinse tijd als delicatesse beschouwd en gegeten bij feestmaaltijden. Nu spelen moderne bedreigingen een grote rol. Bonaire is één van de weinige broedplaatsen van roze flamingo’s ter wereld. In het verleden is het aantal behoorlijk afgenomen door motorboten, 20 Puzzel mei 2014 Inzendingen in te leveren bij John Vergouwen. Onder de goede inzenders wordt volgende maand een iris-cheque van 5 euro verloot. 21 Swaans ijzerhandel Zevenbergen Uw adres voor: x Professionele hand en elektrische gereedschappen. Hang & Sluitwerk. x x Lijmen & kitten. x Graveerwerk, belettering en naamborden. Inbraakbeveiligingen en tevens montage. x x Bevestigings materialen. x Goede service & vakkennis. x Voor particulier en bedrijf. x Eigen bezorgdienst voor bedrijven. x Regio center voor dewalt elektrisch gereedschap. Swaans ijzerhandel langenoordstraat 103 Zevenbergen Tel. 0168-323439 fax. 0168-325627 22 23 vliegtuigen, eierenverzamelaars en de vogeljacht: Slechts 1500 flamingo’s bleven er uiteindelijk over. Een grote zoutfabrikant Akzo Nobel, heeft alles gedaan om de flamingo’s te behouden, te beschermen en het aantal te vergroten. Er werd zelfs een speciaal reservaat opgezet. Dit bleek een groot succes te zijn: de flamingo’s kwamen weer terug en het aantal groeide. Doordat de flamingo’s zeer schuw zijn, is het niet mogelijk dicht bij de flamingo’s te komen. De zoutwinning kan nu zonder gevolgen voor de flamingo’s doorgaan. Nu zijn er tussen de 15.000 en 20.000 flamingo’s. Ook in Venezuela worden door de bouw van huizen de voedselgebieden bedreigt. Het is hier echt een waterdier. Het broeden in Bonaire heeft voornamelijk plaats in het Pekelmeer, maar ook in Goto en in Slagbaai broeden zij soms in kleine aantallen. In 1964 kreeg de zoutwinningmaatschappij toestemming om op de Zuidpunt van Bonaire op grote schaal zot te winnen, ook daar waar de flamingo`s broeden. Door verschillende natuurbeschermingsorganisaties werd een broedreservaat van 55 ha midden tussen de zoutpannen uitgespaard. In 1969 kwam de constructie van dijken enz. klaar en nog datzelfde jaar gingen de flamingo`s daar broeden. Maar er kwam een voedselprobleem: door gips neerslag op de bodem van de zoutpannen werd hun hoofdvoedsel, de popen en larven van de pekelvlieg, onbereikbaar. Het voornaamste voedsel bestaat nu uit kleine zeeslakjes in het ringmeer tegen de dijk. De meest bezochte voedselgebieden zijn het Pekelmeer en Goto, maar ook in Venezuela: speciaal de broedende vogels maken dagelijks vluchten naar de moerasgebieden aan de Venezolaanse noordkust en met het daar gezochte voedsel worden de jongen gevoerd. Buiten de broedtijd houdt het grootste deel van de populatie zich langs de kust van Venezuela op. Zo gauw de jongen kunnen vliegen, vertrekken deze ook over zeenaar het 100 km zuidelijker gelegen vasteland. De totale populatie die Bonaire als broedterrein heeft, wordt in 1985 geschat op10.000 tot 12.000. Het voortbestaan van deze populatie hangt ten eerst af van een goed gericht organisatie van de zoutpannen op Bonaire, zodat de voedselvoorraad Het leefgebied van de flamingo. De bekendste en meest verbreide soort is de gewone flamingo (Phoenicopterus ruber), waarbinnen men twee ondersoorten onderscheidt: de Europese roze flamingo (Ph. r. roseus) heeft een (niet aaneengesloten) verspreidingsgebied dat zich uitstrekt van Zuid-Europa (Camargue, Spanje), Noordwest-Afrika, Oost-Afrika naar de Kaspische Zee, Iran en India. De tweede ondersoort, de rode flamingo (Ph. r. ruber), komt voor in het Caribische gebied en het aangrenzende vasteland, van Florida tot de Amazone. Hij is vooral als broedvogel van Bonaire bekend. Door beschermende maatregelen is de achteruitgang van het aantal rode flamingo’s tot staan gebracht. Op Curaçao en Bonaire vinden we rode flamingo (Caribische flamingo). 24 niet nog verder achteruit gaat en ten tweede van een strenge bescherming van de Venezolaanse voedselgebied waarbij vooral het door de groei van de steden bedreigde reservaat Cuare, bij Chihirivichein Falcon, van groot belang is. Sinds 1988 wordt er ook gebroed in het reservaat Los Olivitos bij Maracaibo in Venezuela. Bonaire heeft een van de grootste flamingokolonies van het westelijk halfrond. In 2000 wordt die op Bonaire op ongeveer 15.000 flamingo`s geschat. Het merendeel van de vogels bevindt zich in het reservaat bij de zoutpannen in het zuiden, waar ze hun eieren leggen in kegelvormige nesten van modder. Een andere grote kolonie zit in Gotomeer, in het noordwesten. Maar ook in en rond de Lacbaai en op verschillende plaatsen in het Washington/Slagbaai Nationaal park leven groepen flamingo`s. Tijdens een rondrit over Bonaire heeft Evelien ver weg de kolonie, bij het Pekelmeer gezien. Op Curaçao broedt de flamingo nu niet. De flamingo´s komen hier alleen hun voedsel halen. Je kan ze zien in groepen tot 300 stuks in de Salina bij St. Marie, Jan Kok, bij het Lagoon van Jan Thiel en bij de Salina van St.Michiel. In 1991 werden er bijna 50 nesten gebouwd. Door verstoringen kwam de flamingo´s niet tot broeden. Pekelkreeftjes Het Pekelkreeftje Artemia salina is voor het eerst beschreven in 1755. De officiële benaming sinds 1979 is Artemia. Men vindt Artemia soort in veel natuurlijke zoutmeren. 25 Hun uniek biologisch systeem stelt hen in staat in water te leven met een zeer hoge zoutconcentratie, dit is hun enige overlevingskans om niet te worden opgegeten. Zowel zout- als zoetwatervissen eten deze kreeftjes namelijk maar deze zijn niet in staat om te leven in heel zout water. Hun aantal is dan ook afhankelijk van het zoutgehalte. Zakt het zoutgehalte, dan zullen er meer vissen opduiken en worden de pekelkreeftjes uitgedund. Wordt het zoutgehalte te hoog, dan kunnen uiteindelijk zelfs volwassen pekelkreeftjes niet meer overleven. groen. Pekelkreeftjes die uit water komen met een hoog zoutgehalte zullen rood zien. Ze krijgen die rode kleur doordat ze een speciaal hemaglobine (eiwit verbinding) aanmaken, dat veel zuurstof kan opnemen en zo het geringe zuurstofgehalte van zout water kunnen leven. Leven de kreeftjes echter in water met een iets lager zoutgehalte, dan hebben ze een groene kleur door de vele groene algen die ze verteren. De kreeftjes zijn heel gevoelig voor milieuveranderingen en omdat ze makkelijk te kweken zijn worden ze vaak gebruikt als proefdieren bij toxicologische proeven. Levende pekelkreeftjes zijn een ideaal voer voor vissen, omdat het hun eetlust bevorderd en tevens hun jachtgevoel aanwakkert. Het intensief gebruik van pekelkreeftjes als visvoeder, werd voor het eerst toegepast in 1924 in het Steinhart-aquarium in San Francisco. Daar ontdekte men wat een fantastisch natuurlijk visvoer levende Artemia was. Darna was de behoefte aan het pekelkreeftje wereldwijd niet meer te stoppen. Pekelkreefteitjes (die niet groter zijn dan een zandkorrel) zijn bij bijna elke dierenwinkel wel te verkrijgen. Ze zijn makkelijk te kweken. Eén gram van de eitjes bevat ongeveer 325.000 stuks. Verder worden er ook volwassen pekelkreeftjes in de handel aangeboden. Je kan ze ofwel diepgevroren, ofwel levend kopen, verpakt in een hermetisch gesloten plastic zak, die voorzien is van de nodige zuurstof. Tegenwoordig worden ze ook drooggevroren of in vlokvorm op de markt gebracht. Sommige Artemiasoorten hebben een rode kleur, andere zijn dan weer 26 27
© Copyright 2025 ExpyDoc