05-mei 2014.indd - natuur

Maandblad
va n
Natuur- en
Vogelvrienden
Mei 2014
Opgericht 25 januari 1947
Bestuur van de Natuur en Vogelvrienden:
Voorzitter: John Vergouwen / Stoopstraat 72, Roosendaal / 0165 - 55 68 82
Secretaris: Toon van Bekhoven / Bredaseweg 129, Roosendaal / 0165 - 55 76 59
Penningmeester: Cor Ros / Mussendonk 25, St. Willebrord / 06 - 51 69 59 33
TT-commissaris: Peter Koopman / Bernhardstraat 18, Halsteren / 06 - 51 89 88 97
Ringencommissaris: A. Dierks / Edisonstraat 110, Roosendaal / 06 - 20 40 52 56
Ereleden: J. Maas, Chr. Doggen, M. Suijkerbuijk, S. van Staay.
Redactie maandblad: John Vergouwen / Stoopstraat 72 / 06 - 29 10 86 39
[email protected]
Contributie: U kunt uw contributie voldoen: 35 euro / jeugd 17,5 euro,
door deze over te maken op IBAN nr. NL91INGB0002405631,
t.n.v. Natuur- en Vogelvrienden Roosendaal.
Vergeet niet uw eigen naam te vermelden.
Ook kunt u natuurlijk op de vergadering uw contributie voldoen.
Voor kwaliteit en perfecte service naar
Gastelseweg
*Wij komen geheel vrijblijvend met stalen bij u aan huis.
Gastelseweg 36Tel. 0165 - 55 75 58
4702 TB RoosendaalFax 0165 - 55 82 64
w w w. t a p i j t d r i v e - i n . n l
2
Uitnodiging
Voorwoord
Hierbij nodigen wij u uit voor de maandelijkse ledenvergadering
op maandagavond 12 mei 2014 a.s. in Huis ten Halve,
Kruisstraat 60 te Roosendaal. Aanvang van de vergadering is 19.30 uur.
AGENDA
Opening
Notulen door dhr. van Bekhoven
In- en uitgaande stukken
Kweekpraatje
Pauze met lotenverkoop
Kweekpraatje
Verloting
Rondvraag
Sluiting
Om te beginnen wil ik Siem
Swaneveld nogmaals complimenteren met de presentatie van
vorige vergadering. Het was een
mooie en interessante presentatie.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Door de zachte winter heeft heel
veel ongedierte de winter met gemak
overleefd. Steek uw hoofd niet in
het zand en blijf alert betreffende dit
jaarlijks terugkerende probleem.
Ik hoop natuurlijk zeer enthousiaste
leden met goede berichten aan te
treffen. In andere bladen verneem ik
wel eens, dat liefhebbers de hobby
de rug toe keren in verband met het
jaarlijks terugkerende probleem van
bloedluis, vedermijt e.d.
Komende vergadering
hebben we weer het jaarlijks
terugkerende kweekpraatje.
Tot nu heb ik geen berichten
vernomen van kwekers waar het
slecht zou gaan met de kweek.
Echter wil ik u alvast wel
waarschuwen. Hou goed
uw nestjes met jongen in de
gaten betreffende bloedluis of
dergelijk ongedierte.
Verder zullen we nog even aandacht
geven aan eventuele opzet van onze
fietstocht en feestavond.
John Vergouwen.
3
Notulen
L edenve r gade r i ng
7 april 2013 - 19.30 uur
een kleine discussie over het invoeren
van de namen. We gaan de lijsten
voortaan goed controleren of iedereen
de zelfde lijst heeft. Het voeren van de
vogels gaan we zo doen dat iedereen
een eigen rij heeft, waar hij of zij
verantwoordelijk voor is. Verder zijn
we tevreden over de samenwerking en
gaan we samen zo verder.
Afwezig met kennisgeving:
A. van Beek, H. Rijpers,
A. Rijpers.
Aanwezig: 23 leden.
1. De voorzitter opent de
vergadering en heet iedereen
hartelijk welkom. Op deze
avond een presentatie door Siem
Swaneveld van zijn vakantie
op Costa Rica alwaar hij mooie
opname heeft gemaakt.
6. Siem houd zijn Power Point presentatie over Costa Rica waar hij in 2010
op vakantie geweest is. Eigenlijk weet
iedereen dat het daar een prachtige en
rijke natuur is, maar als je de foto’s ziet
denk je dat Siem constant in een volière
rondloopt. Hij heeft ook oog voor
reptielen, vleermuizen, apen, kikkers
planten enz. enz.
Het is een zeer vreedzaam land waar
het er op het eerste gezicht heel relaxed
aan toe gaat. Maar wat een indruk
maakt de vogelpracht, het is geweldig
met allerlei honingeters, kolibries en
vogels die je alleen in dierentuinen
aantreft. Siem bedankt dat je ons laat
meedelen met al dit moois.
2. Notulen van de vorige vergadering
worden onveranderd goedgekeurd.
3. Stemmen over de agenda punten
van de N.B.v.V., welke gelijk gezind
gestemd werden als vereniging.
De eerste 4 waren verkiesbare
bestuursleden waar iedereen voor was
en het laatste agendapunt was om de
jeugdleeftijd terug te brengen van 16
naar 18 jaar, daar was iedereen op
tegen. Deze stem resultaten worden op
de districtsvergadering overgedragen.
7. Rondvraag:
- Arjan Dierks meldt dat tot 5 mei de
ringen besteld kunnen worden voor de
eerste ringenbestelling.
- Jan Dirven heeft gehoord dat de
vlaggetjes op de Nederlandse
kampioenschappen in de toekomst
komen te vervallen en alleen medailles
uitgereikt worden.
- John Vergouwen deelt mede, dat het
nieuwe vraagprogramma betreffende
postuurkanaries overgenomen gaat
worden van het C.O.M. Wat een en
ander inhoudt zullen we terug vinden in
het nieuwe vraagprogramma 2015.
4. De N.B.v.V. is bezig een cursus voor
te bereiden om de leden te certificeren
om vogels te houden. Iets soortgelijks
is in Duitsland enkele jaren terug al
gebeurd en heeft alles te maken met het
dieren welzijn en de nieuwe eisen die
ze daarbij gaan stellen.
5. Een deel van het bestuur is naar
de Edelzanger geweest om de t.t. te
evalueren. Financieel was het zeer
goed, met zoveel inzenders. Wel was er
4
8. Mededeling door onze voorzitter:
Cor Ros heeft te kennen gegeven te
willen stoppen als penningmeester, we
zijn bezig met enkele mensen te polsen
maar nog niets is concreet.
10. Sluiting door de voorzitter:
Wel thuis en tot de volgende keer.
Dan hebben we o.a. het kweekpraatje,
want we zijn altijd weer benieuwd hoe
het bij een ander gaat met de kweek.
9. Loterij: welke deze keer
53,05 euro opbrengt.
Toon van Bekhoven.
U i t s l a g puzzel april
De puzzel van april werd door meerdere personen juist ingevuld.
De iris-cheque ging naar Nel van Staay. Van harte gefeliciteerd!
Wij feliciteren
www.natuur-vogelvrienden.nl
2 mei
A. Dierks
9 mei
W.J.M. Vissers
11 mei
W. de Jong
23 mei
P. van de Bosch
31 mei
J. Brocatus
5
Kalsdonksestraat 146
4702 ZJ Roosendaal
Tel.: 0165 - 53 75 34
[email protected]
Al Ruim
46 jaar een
begrip in
Roosendaal!
Gespecialiseerd op duiven- en vogelgebied. Wij bieden U
optimale kwaliteit tegen concurrerende prijzen. Ook hebben
wij voor U de mogelijkheid om uw aankopen thuis te laten
bezorgen. Dit kan op woensdag vanaf 15.30 uur en zaterdag
tussen 15.00 en 17.00 uur. Uiteraard is dit geheel gratis. Maak
ook gebruik van onze spaarkaart, vraag naar de voorwaarden.
Let op!!! nieuwe openingstijden MET ingang van 30 september!
Maandag gesloten. Dinsdag t/m donderdag 8.30 - 17.30 uur.
Vrijdag 8.30 - 19.00 uur. Zaterdag 8.30 - 17.00 uur.
6
Vuurgoudhaantje (Regulus ignicapullus)
De roep van het Vuurgoudhaantje is lager dan van
Goudhaantje. De zang is
een eentonige, versnellende
herhaling van ´zis´-tonen.
vanaf het beginvan deze eeuw breiden
ze zich uit in noordelijke richting, zefls
tot in Denemarken.
Komt in Nederland voor als:
Jaarvogel. In 1928 broedden ze voor
het eerst in Nederland. Ze overwinteren
voornamelijk in het westelijke deel
van Frankrijk en rond de Middellandse
Zee, maar ze komen hier ook wel
overwinterend voor. In april en
september/oktober vindt de doortrek
plaats.
Herkenning: L 9 cm. Eigenlijk
verschilt het Vuurgoudhaantje
in gedrag, grootte en vorm
niet van het Goudhaantje. Een
duidelijk verschil is dat het
Vuurgoudhaantje een opvallend
witte wenkbrauwstreep en
een zwarte oogstreep heeft en
meer bronsgroen gekleurde
bovendelen.
Als men goed oplet kunnen
de wat wittere onderzijde en
de bronsoranje gloed op de
zijhals worden waargenomen.
Maar zover komt het
meestal niet, want het zijn
beweeglijke vogeltjes, terwijl
de gele of oranje kruinstreep,
respectievelijk bij een wijfje
of mannetje, bij beide soorten
gemakkelijk zijn te zien.
Bedreigd of niet? Het ouder worden
van de bossen werkt in het voordeel van
het Vuurgoudhaantje. De vervanging
van Sparren door inheemse loofsoorten
heeft een negatieve invloed op hun
voorkomen. De aantallen kunnen sterk
fluctueren, wat ten dele samenvalt
met strenge winters in West- en ZuidEuropa. Medio jaren tachtig nam hun
aantal in Zuid-West-Drenthe na koude
winters met zo’n 40% af.
Aantal broedparen in Nederland:
5.000-8.000
Biotoop: Bij voorkeur broeden
ze in wat oudere hoogopgaande,
dichte sparrenbossen met
een voorliefde voor Fijnspar,
Zilverspar en Douglasspar. Maar
daarentegen komen ze ook voor
in gemengd loofbos, vooral op
diluviale gronden. Buiten de
broedtijd worden ze ook vaak
buiten naaldhout aangetroffen,
vaker solitair dan de gewone
Goudhaantjes..
Broedgebied: Ze broeden vooral
in Zuid- en Midden-Europa en
7
Australische boskalkoen
- Alectura lathami
- Australian Brushturkey
voornamelijk bij gevaar en als ze gaan
slapen, dat doen ze in bomen. Het zijn
echte groepsdieren, ze trekken in flinke
groepen door het woud. Hun poten zijn
aangepast aan het grondleven en hebben
zeer sterke klauwen. Hiermee woelen ze
de bosbodem om op zoek naar voedsel.
Dat voedsel bestaat uit reptielen, amfibieën, insecten en larven, zaden en fruit.
De Australische boskalkoen is
een van de 22 soorten binnen
de familie grootpoothoenders
(Megapodiidae). De verschillende
soorten komen voor in Azië, in
Australië en op verschillende
eilanden daar tussenin. Het
geslacht Alectura bevat slechts
één soort, onze boskalkoen. De
naam alectura staat voor penseel of
borstel, wat voor ons niet helemaal
duidelijk is. Ook niet duidelijk
is de naam van de ontdekker. De
Engelse ornitholoog John Latham
wordt genoemd als ontdekker van
het geslacht Alectura, maar Grey
wordt gezien als eerste beschrijver
van de boskalkoen. En dat terwijl
het geslacht alleen de boskalkoen
als soort heeft. Vreemd.
Het broedproces is bijzonder te noemen,
deze kalkoensoort broedt namelijk niet
zelf de eieren uit maar maakt gebruik
van de broei in een berg compost. De
berg bouwen de vogels zelf als groep.
Zo’n groep bestaat normaliter uit een
dominante haan, wat “ondergeschikte”
mannetjes, een aantal hennen en jonge
dieren. Een broedheuvel wordt het hele
jaar keurig onderhouden en eigenlijk
constant uitgebreid, er zijn heuvels
gevonden van enkele meters in doorsnee.
In de broedtijd wordt de keelzak (eigenlijk
is het een lel, maar keellel is zo’n raar
woord) bij de haan een stuk langer en
feller van kleur. Ook het rood op de
kop wordt feller. De dominante haan
inspecteert de broedheuvel en maakt er
een flink aantal gaten in. Hij controleert
de temperatuur door zijn kop diep in de
heuvel te steken. Vermoed wordt dat
de vogel de temperatuur meet met zijn
tong, maar bewezen is dat nog nooit.
Door meer gaten te maken of juist door
meer materiaal op de heuvel te leggen,
beïnvloeden de vogels de temperatuur
binnenin de heuvel. Hoe ze weten wat te
doen, is niet geheel duidelijk, kennelijk
communiceert de haan met de andere
groepsleden. Dàt het systeem werkt is wèl
duidelijk, het lukt de boskalkoenen de
heuvel constant op precies 34 graden te
houden.
De boskalkoen komt voor aan
de gehele oostkust van Australië,
van het milde zuid-oosten tot het
tropische noord-oosten met heuse
regenwouden. In de dichte bossen
aan de kust en op bergketens
leven deze grote kalkoenen een
grootdeels verscholen leven.
Ze zijn rond de 70 cm groot.
In het noord-oosten komt één
ondersoort voor, de Alectura
lathami purpureicollis. Deze is wat
kleiner dan de nominaatvorm en
heeft een paarse keelzak waar de
nominaatvorm een felgele heeft.
Boskalkoenen leven voornamelijk
op de grond, maar kunnen wel
kleine stukken vliegen. Ze vliegen
8
Als de heuvel naar wens is, maakt de haan
lage geluiden en pronkt door zijn lichaam
heen en weer te zwaaien. Hij probeert zo
meerdere hennen te verleiden tot paren.
Dat lukt vaak en elke hen legt een flink
aantal groene eieren in de gaten in de
heuvel. Per hen 12 tot 15 stuks maar liefst,
zodat er in één heuvel enorm veel eieren
komen te liggen. Elk ei wordt toegedekt
en de broei in de heuvel zorgt voor het
ontwikkelen van de embryo’s. De groep,
en vooral de haan, houdt de temperatuur
goed in de gaten door regelmatig de gaten
open te maken en de kop diep in de heuvel
te duwen, soms moet er wat materiaal af,
soms wat er bij.
vader) toch zoveel mogelijk voorkomen.
Boskalkoenen kunnen rond de 20 jaar oud
worden.
Onderzoek heeft aangetoond dat de
temperatuur van de broedheuvel zeer
nauwkeurig bijgehouden wordt en daarbij
nog een vreemd verschijnsel ontdekt. Als
de temperatuur de hele broedperiode 34
graden is, komen er evenveel hennen als
hanen uit. Als de temperatuur iets lager is,
komen er meer haantjes en als het net wat
warmer was, worden er meer hennetjes
geboren. Dit verschijnsel was al bekend
bij reptielen maar nog niet eerder bij
vogels gevonden. Ook bleek dat als de
temperatuur maar een paar tienden hoger
was dan 34 graden, de jongen sterker
waren dan anders. Dit is tot nu toe niet
verklaard.
Of je dit broeden moet noemen weten wij
niet, maar na 7 weken komen de eieren
toch uit. Dan is het echter plotseling
gedaan met enige vorm van broedzorg,
de jongen moeten zichzelf uitgraven en
de oudervogels kijken er totaal niet naar
om. Ze hebben geen eitand en moeten
de schaal openbreken met hun poten.
Voor rovers als slangen en varanen
waren veel eieren al een prima prooi,
jonge boskalkoenen lusten ze ook wel.
De natuur heeft de jongen echter een
voorsprong gegeven. Ze hebben erg
lang in het ei gezeten en zijn daarom als
behoorlijk ontwikkeld als ze uitkomen.
Ze hebben zelfs al veren en zodra ze
opgedroogd zijn, kunnen ze al een stukje
vliegen naar een veilige boom. De term
nestvlieders zou ze dan ook te kort doen,
je zou haast nestvliegers moeten zeggen.
De Australische boskalkoen, een aparte
vogel met een paar vreemde geheimen.
Jonge boskalkoenen zwermen uit en
zoeken een groep om zich bij aan te
sluiten of richten zelf een nieuwe op
met jongen uit andere nesten. Op deze
manier wordt inteelt (veel jongen van één
9
Abdims ooievaar
- Ciconia abdimii
- Abdim’s Stork
In de regentijd verzamelen zich nog
veel grotere groepen zodra er een
sprinkhanenplaag is. Abdims ooievaars
eten namelijk vooral insecten en
sprinkhanen vormen hun favoriete
voedsel. Ook larven van allerlei
andere insecten worden gegeten, zodat
landbouwers in die regio’s vaak erg
blij zijn met hun komst. In veel landen
worden ze zelfs sprinkhaanvogels
genoemd en worden ze gezien als
brengers van regen en geluk. Heel wat
oogsten zijn gered door grote groepen
van deze insecteneters.
De Abdims ooievaar leeft in
Afrika, in veel landen ten zuiden
van de Sahara. Zijn naam
dankt hij aan de toenmalige
gouverneur van Soedan. Het is
een echte kolonievogel, groepen
van honderden exemplaren zijn
vaak te zien op uitgestrekte
graslanden. Deze ooievaarsoort
is een stuk kleiner dan “onze”
ooievaar, hij meet slechts zo’n
75 cm. Man en vrouw zijn even
groot, maar de mannen zijn vaak
wel iets zwaarder gebouwd.
Ook deze ooievaar heeft grote,
brede vleugels, ideaal om op te
zweven.
Een klein nadeel is dat de ooievaars
ook erg vaak en veel drinken als ze
zoveel droge insecten eten. Water is
vaak schaars en tienduizend ooievaars
slurpen aardig wat weg.
10
Naast insecten worden ook kleine
knaagdieren en reptielen gegeten.
Elk koppel Abdims ooievaars
produceert 2 of 3 eieren, de jongen
die daar uit komen, eten per dag zo’n
60% van hun eigen gewicht, dus de
beschikbare hoeveelheid voedsel moet
echt gigantisch zijn. Beide ouders
zorgen voor de jongen, met 4 weken
kunnen ze staan in het nest en ze
vliegen uit als ze 2 maanden oud zijn.
In de broedtijd trekken de meeste
abdims naar het noordoosten van
Afrika, daar begint in april de regentijd.
Duizenden koppels broeden dan
samen in bomen of op rotsen. Abdims
ooievaars bouwen zeer grote nesten,
van takken vooral.
Door die luchtige bouwstijl kunnen
veel andere en kleinere vogels ook
een plekje in zo’n nest vinden, niet
zelden huizen er meer dan 10 koppels
andere vogels in één nest. De ooievaars
profiteren hier van doordat veel
kleinere vogels de kleine en schadelijke
insecten opeten. De kleintjes
genieten bescherming door de grote
hoofdbewoner.
Zoals meer reigers en ooievaars
hebben de abdims een handig maar
in onze ogen wat smerig trucje om
zich te koelen. Ze laten hun ontlasting
opzettelijk over hun poten lopen. Het
verdampen hiervan ontrekt warmte aan
de vogels zelf.
11
Vo g e l m e s t a l s i n d i c a t o r v o o r v e r s c h i l l e n d e z i e k t e n
Om te kunnen begrijpen wat
mogelijke oorzaken zijn van
veranderingen in het uiterlijk
van vogelmest is het vereist dat
men enige kennis heeft van de
anatomische bijzonderheden van
verterings- en urinekanaal van
een vogel.
De enzymen die in de alvleesklier
geproduceerd worden zijn erg belangrijk voor de vertering van vetten en
zetmeel.
De meeste vogelsoorten hebben
een krop. Het is een zakachtige
verwijding van de slokdarm die
dient als voedselopslagplaats.
In de krop word het voer
bevochtigd, maar er vind geen
vertering plaats.
Niet alle vogelsoorten bezitten een
blinde darm. Ze ontbreken bijvoorbeeld
bij papagaaiachtigen, vinken en duiven.
Op het eind mondt de darm uit in de
cloaca.
Omdat de vogeldarm relatief kort is, is
de passagesnelheid en dus de verblijf in
de darm kort.
Hier monden eveneens de urineleider
en de geslachtsorganen uit. Het gevolg
hiervan is dat een vogel mest en urine
niet gescheiden, zoals bij zoogdieren,
uitscheidt, maar gezamenlijk. Een
andere belangrijke bijzonderheid is dat
vogels geen urineblaas hebben, maar
dat hun urine in geconcentreerde vorm
als urinezuur worden uitgescheiden.
De uitwerpselen van vogels bestaan
dientengevolge uit de volgende
onderdelen.
Een vogelmaag bestaat uit twee
gedeelten: de kliermaag en de
spiermaag.
Allereerst bereikt het voer de
kliermaag waar door in de
maagwand gelegen klieren
belangrijke verteringssappen
als maagzuur en pepsine aan de
voedselbrij worden toegevoegd.
Vervolgens word de voedselbrij
in de spiermaag mechanisch
gekneed en vermalen. Hierbij
doen kleine steentjes, die
de vogel in de vorm van
bijvoorbeeld maagkiezel hebben
opgenomen, goede hand- en
spandiensten. Dit mag dan ook
niet aan het menu ontbreken!
Mest: een bruinachtige tot groenachtig
gekleurde streng met een min of
meer vaste structuur. dreamweaver,
fireworks en paintshop pro Urine: a.
urinezuurkristallen: een witachtige
tot witachtig geel gekleurde massa b.
Vloeibaar urinegedeelte: doorzichtige,
kleurloze vloeistof.
Nadat de voedselbestanddelen
de maag verlaten hebben
bereiken ze het eerste gedeelte
van de dunne darm. Hier
monden de uitgangen van de
alvleesklier uit.
Het uiterlijk, de vorm en de kleur, maar
ook de hoeveelheid van de uitscheiding
word beinvloed door diverse
omstandigheden.Bij gezonde vogels
onder andere door soort, tijdstip van
de dag, voersoort en voerhoeveelheid,
12
de opgenomen hoeveelheid water en
eventuele voortplantingsactiviteit.Bij
zieke vogels worden veranderingen in
de mest onder andere veroorzaakt door
infecties, parasieten, vergiftigingen,
aandoeningen van de darmen,
de nieren of van de alvleesklier
of voedingsfouten.Wanneer de
vogelliefhebber dagelijks routinematig
de mestkwaliteit in de gaten houd,
kunnen veranderingen snel opgemerkt
worden.Het kan aanwijzingen geven
om een vroege diagnose van diverse
aandoeningen te kunnen vaststellen en
kan daardoor bijdragen tot een snelle
oplossing van het probleem.Enkele
typische veranderingen van de mest en
eventuele oorzaken.Op basis van beide
onderdelen van de uitscheiding van
een vogel moet onderscheid gemaakt
worden in veranderingen van de
mest en veranderingen van de urineuitscheiding.
Verandering van de mest.
Kleurverandering
Bij een gezond dier treden kleurveranderingen op als gevolg
van het eten van sterk gekleurde
voedermiddelen als jeneverbessen,
vlierbessen, kersen of wortels of
door een voerovergang (bijvoorbeeld
het overgaan van zaden- naar
korrelvoeding).
Opvallend donkere of roodachtige
gekleurde mest
Als gevolg van bijmenging van bloed.
Is het bloed afkomstig uit het voorste
13
Geelachtige tot groenachtig
gekleurde mest:
Een dergelijke kleur mest komt voor
bij ziekten van de lever ten gevolge
van de verhoogde uitscheiding van
galkleurstoffen.
gedeelte van de darmen, dan word het
gedurende de darmpassage gedeeltelijk
aangetast en verkleurt daardoor tot
zwartbruin. Is het bloed afkomstig uit
het laatste stuk van de darm, dan is de
mest min of meer rood tot roodbruin
van kleur.
Mogelijke oorzaken: ontstekingen van
de lever door bacterien (bv. Psittacosepapegaaienziekte), virussen (Ziekte
van Pacheco) of darmparasieten.
Leverbeschadigingen, bijvoorbeeld
door vergiften, kunnen tot ssortgelijke
verkleuringen aanleiding geven.
Bleek grijsbruin en volumineus.
Een dergelijke kleur word aangetroffen
bij zware aandoeningen van de
alvleesklier ten gevolge van een
verstoorde vet- en zetmeelvertering.
Mogelijke oorzaken: verwondingen,
bijvoorbeeld door vreemde
voorwerpen, zware infecties (met name
bacteriele infecties) sterke besmetting
met darmparasieten (bijvoorbeeld
coccidien), vergiftiging (bijvoorbeeld
door zware metalen).
Weke, natte mest
Bij een gezond dier treft men weke,
natte mest aan ten gevolge van een
voerwisseling of de opname van
grotere hoeveelheden zachtvoer, fruit of
groenten.
Echte diarree: er wordt geen echte mest
gevormd; soms kunnen gasblaasjes in
de mest te zien zijn, terwijl de mest
tevens kan stinken. Vaak kunnen
tegelijkertijd met de diarree ook
kleurveranderingen te zien zijn waarbij
de mest groen of geelachtig is.
Mogelijke oorzaken:
bacteriele infectie, virusinfectie,
schimmelvergiftiging of parasieten.
Bijmenging in de mest
Parasieten: slechts bij een zeer sterke
besmetting kunnen met het blote oog
wormen in de mest gezien worden.
Meestal is echter microscopisch
14
onderzoek nodig om te kunnen
vaststellen of er parasieten of hun
eieren in de mest aanwezig zijn.
verschijnselen leiden. Onderzoek van
recente datum geeft aan dat het bij
grasparkieten hoogst waarschijnlijk
gaat om schimmels.
Onverteerde voerbestanddelen
Een alarmsignaal dat aangeeft dat er
een zware ziekte heerst in de krop,
maag of de darmen. De vogel heeft veel
te leiden van een verteringsstoornis. Hij
vreet mogelijk weliswaar veel, maar
kan het niet goed verteren waardoor hij
snel gewicht en kracht verliest.
Maar ook andere aandoeningen van
maag, darmen, alvleesklier of een
besmetting met parasieten kunnen een
rol spelen.
Ik hoop dat dit artikel een beetje bij
kan dragen met het herkennen van
veranderingen in de mest en de daarbij
behorende aandoening. Ga overigens
nooit experimenteren met medicijnen,
maar probeer eventueel wat mest op te
vangen om dit door een dierenarts te
laten onderzoeken.
Mogelijke oorzaak: het kan een
neurologische verwijding van de
maag zijn, een ongeneeslijke virale
infectieziekte (bij papegaaien)
Bij grasparkieten kan een infectie
met ``megabacterien`` tot dezelfde
Ronnie Vermulst
Zorg en aandacht voor uw dier
Dierenartsen:
B. Mangnus, H. van de Looij en M. van den Bosch
Gastelseweg 45, 4702 SZ Roosendaal 0165-557500
www.gezelschapsdierenkliniekroosendaal.nl
15
Vedermijt, niet gekeurd!
Sinds vijf jaar bestaan er
voor het keuren van kleur- en
postuurkanaries aangescherpte
regels ten aanzien van ongedierte
en vanaf keurseizoen 1997 ook
voor de tropische vogels en
parkieten. Kon het constateren van
luizen of mijten in het verleden
door de keurmeester nog worden
afgedaan met een punt aftrek in
de rubriek conditie, bij toepassing
van de nieuwe regel wordt de
vogel niet meer gekeurd en krijgt
in de catalogus de vermelding
NG.
voorkomen en ze daarom niet altijd
kunnen waarnemen. Dit artikel is bedoeld
om duidelijkheid te verschaffen over de
verschillende soorten ongedierte die bij
kanaries kunnen worden aangetroffen.
Mijn kennis op het gebied van tropische
vogels en parkieten schiet in deze materie
tekort.
Bij kanaries kunnen drie soorten luizen en
mijten voor problemen zorgen, namelijk
de rode bloedmijt, de veerluis en de
vedermijt.
Rode bloedmijten worden meestal niet
op vogels aangetroffen en zullen op
tentoonstellingen niet voor problemen
zorgen. Dit is wel de mijt die de
meeste schade kan aanrichten in de
kweekperiode. Door het zuigen van bloed
uit nestjongen, maar ook oudervogels
(denk aan broedende poppen), kunnen
deze binnen een dag worden gedood.
Het zal geen verbazing wekken
dat er de laatste tijd veel te doen
is geweest over ongedierte bij
tentoonstellingsvogels. Inzenders
die bestraft werden voor de
aanwezigheid van luizen of mijten
op hun showdiertjes ervaren dit
vaak als een vernedering, omdat
zij denken dat zij gezien worden
als een liefhebber die het niet
zo nauw neemt met de hygiëne
in zijn vogelverblijven. Deze
gedachte berust echter op een
misverstand, want...
Veerluizen worden wel op de
vogel aangetroffen, namelijk in de
donsbevedering. Deze beestjes kunnen
zich snel in de bevedering en van
vogel op vogel verplaatsen. Veerluizen
zijn donker van kleur en één tot twee
millimeter lang. Hierdoor zijn ze goed
waarneembaar en zal de liefhebber de
besmetting meestal snel opmerken.
Vedermijten zijn echter beduidend
kleiner en daardoor veel minder
goed waarneembaar. Bovendien zijn
vedermijten veel minder bekend dan
veerluizen. Juist door deze onbekendheid
hebben deze mijten bij showvogels
de meeste problemen veroorzaakt.
Vedermijten zijn roodbruin van kleur en
slechts ongeveer een halve millimeter
lang en maar ongeveer eentiende
millimeter breed! Toch kan een
IEDEREEN DIE WELEENS
VOGELS TENTOONSTELT
OF AANSCHAFT KAN
EEN LUIZEN- OF
MIJTENBESMETTING
OPLOPEN!!!
Het grote gevaar schuilt
namelijk in het feit dat de meeste
liefhebbers niet op de hoogte zijn
van de verschillende luizen en
mijten die bij de vogels kunnen
16
vedermijtbesmetting goed met het blote
oog worden waargenomen, met name
doordat de verblijfplaats van deze mijten
zeer karakteristiek is.
(vedermijten) zal er voor zorgen dat
na enkele dagen de bevedering vrij
is van luizen of mijten. Als dan nog
ongedierte aanwezig is moeten we de
behandeling herhalen. Omdat eieren
van luizen of mijten niet of nauwelijks
te lijden hebben van het insecticide kan
het noodzakelijk zijn de behandeling na
een paar weken een keer te herhalen. In
de meeste gevallen is het aan te bevelen
alle vogels uit een vlucht waar veerluizen
of vedermijten zijn aangetroffen te
behandelen. Bedenk altijd bij het gebruik
van insecticide dat u met vergif werkt.
Lees daarom goed de gebruiksaanwijzing
en test de doelmatigheid en eventuele
schadelijkheid van het te gebruiken
middel door eerst één vogel te behandelen
en na een aantal dagen het resultaat
te beoordelen, alvorens alle vogels te
behandelen. Zorg er ook altijd voor dat de
behandeling in een zeer goed geventileerd
vertrek wordt uitgevoerd!
Vedermijten bevinden zich altijd,
schijnbaar bewegingloos, aan de
onderkant van vleugel- en staart- pennen,
meestal dicht aan de schacht van de veer.
Bovendien liggen ze vaak op rijen in
de groeven van de veer. Met het blote
oog kunnen de mijten het beste worden
waargenomen door de onderkant van
de staartveren bij voldoende opvallend
licht, dus niet met doorschijnend licht, te
bekijken. Een besmetting met vedermijt
begint meestal in de staartpennen,
pas bij een langdurige besmetting
zullen ook de vleugelpennen mijten
vertonen. Veel mensen verwarren een
vedermijtbesmetting met vervuiling in de
staart door ingedroogd bloed of denken
dat het ontlasting van mijten betreft. Een
ander wijdverbreid misverstand is dat
een vedermijtbesmetting altijd gepaard
gaat met gaten in de bevedering doordat
deze door de mijten is weggevreten. Dit
treedt echter alleen op bij een langdurige
en zware besmetting door vedermijlen.
Veel vaker is het ontstaan van gaten
in de bevedering het gevolg van een
verontreiniging met bloed die niet of niet
tijdig is uitgewassen.
Behandeling van vogels met een luizenof mijtenbesmetting dient voor veerluizen
en vedermijten plaats te vinden door
gebruik te maken van een geschikt
insecticide. Hiervoor zijn een aantal
doelmatige middelen in spuitbussen
in de handel verkrijgbaar. Een kleine
hoeveelheid van één van deze producten
aanbrengen op de rug- en borstbevedering
(veerluis) of op de vleugels en staart
Bestrijding van rode bloedmijten vereist
een andere aanpak. Alle kieren en
naden in het vogelverblijf, zitstokken,
broedkooien (met name onderkant van
zandladen) moeten worden behandeld
met insecticide. Er zijn voor dit doel een
aantal langdurig werkzame preparaten
te koop. Voor sommige van deze is het
echter vereist dat de vogels gedurende
enkele dagen uit de vogelruimte
verwijderd worden!
Ter afsluiting wil ik iedere kanariekweker
aanraden de eigen kanaries, en vooral ook
recent aangekochte vogels, nauwkeurig
te inspecteren op de aanwezigheid van
met name vedermijten zoals hierboven is
beschreven. Herhaal dergelijke controles
steekproefsgewijs.
17
Caribische flamingo
De bouw van de flamingo.
Met hun enorm lange nek en
poten, roze kleur en geknikte
snavel zijn flamingo’s
onmiskenbaar. Er zijn 5 soorten
waaronder de Caribische of
Rode flamingo het kleurigste
is. Flamingo’s zijn sociale
dieren. De verwantschap
tussen flamingo’s en andere
vogelgroepen is onduidelijk.
Terwijl onderzoek van hun
lichaamseiwitten op een
verwantschap met reigers duidt,
wijst hun gewoonte om tijdens
de vlucht te snateren en hun
aantrekkingskracht op parasieten
op een band met watervogels.
Sinds kort denkt men aan een
verwantschap met waadvogels.
De flamingo behoort bij het
rijk der dieren, de afdeling
gewervelden, en tot de klasse
vogels en tot de orde reigerachtigen. De flamingo behoort
tot de familie Phoenicopteridae
met vijf soorten en twee
ondersoorten. Ze behoort
tot de afdeling gewervelde
omdat de flamingo tweezijdig
symmetrisch is en een inwendig
skelet heeft. De flamingo hoort
tot de groep vogels omdat zijn
huid bedekt is met veren, hij
warmbloedig is, zijn ademhaling
met longen plaatsvindt, hij zich
voortplant met eieren met een
kalkschaal en zich voortbeweegt
in de lucht. Net zoals de
fregatvogel, de witstaartbuizerd
en de Geelvleugel Amazone.
De lokale flamingo met de
Latijnse naam Phoenicopterus
ruber ruber wordt in het Papiaments
Chogogo genoemd. Het geluid dat de
vogels maken lijkt en beetje op dat van
een gans: een vrij hoog nasaal geluid.
Het klinkt een beet je als “Chogogo”,
en dat is ook de naam die men aan de
vogel heeft gegeven. Chogogo is een
opvallende, met geen andere soort te
verwarren broedvogel van Bonaire, die
op alle drie Benedenwindse Eilanden en
vroeger ook wel op St Maarten is waar
genomen. Volwassen vogels bedekt
met oranjerode veren en veertjes, met
zwarte slagpennen, die vooral in de
lucht opvallen. De banaanvormige
snavel is van een filterapparaat
voorzien.
Flamingo´s zijn watervogels.
Ze zijn ongeveer 2 meter groot.
Ze wegen 2 tot 4.5 kg. Ze hebben
een lange hals met 19 wervels en
slagpennen in hun veren. De flamingo´s
hebben ook een grote tong. De poten
en hals zijn, in verhouding tot de romp,
langer dan die van enige andere vogel.
Tussen de 3 voorste tenen zitten er
zwemvliezen. Op zijn snavel zitten
hoornplaatjes. Met deze snavel filtert
hij kleine waterdiertjes uit het water
en eet hij ze op. Zijn kromme snavel
wordt tijdens het zoeken van voedsel
ondersteboven gehouden dus de
bovensnavel beneden. Het zijn de enige
vogels die zo eten. Hoe meer ze eten
hoe gekleurder ze zijn dat is dan van
roze tot vuurrood.
De voortbeweging van de flamingo.
De flamingo kan vliegen, lopen en
zwemmen. Om te kunnen vliegen heeft
de flamingo vleugels die bedekt zijn
met slagveren waardoor de vogel in de
18
lucht kan blijven als hij zijn vleugels
ritmisch beweegt. De slagveren
kunnen de wind goed tegenhouden
zodat hij kan opstijgen. Flamingo’s
vliegen in lange rijen, met uitgestrekte
hals en achteraanslepende poten.
Een opstijgende flamingo: de zwarte
slagpennen zorgen voor de draagkracht.
Om te kunnen lopen in diep water heeft
de flamingo lange poten die net zo
groot zijn als de rest van zijn lichaam.
Ze hebben een lengte van ongeveer 1
meter. Tussen de tenen van hun poten
zitten zwemvliezen. Hierdoor kunnen
ze moeilijk wegzakken in de modderige
bodem en kunnen ze zwemmen.
van de bovenste snavelhelft naar buiten
geperst, zodat het voedsel achterblijft.
Voedseldeeltjes tot 0,5 mm uit het water
gezeefd met gesloten snavel, maar
ze kunnen ook grotere voorwerpen
tot ongeveer 10 mm binnenlaten. De
manier waarop her voedsel wordt
gezocht: van lopend tot zwemmend
het oppervlakte water op zoek naar
pekelkreeftjes, het ‘grondelen’ naar
poppen van de zoutvlieg, het lopend
grijpen van slakjes, zoutvliegpoppen of
pekelkreeftjes, het met de zwemvliezen
opwoelen van zoutvlieglarven en
slakjes uit het bodemslib, soms
het reigerachtig jagen op kleine
tandkarpertjes, tot het lopend opslokken
van organisch slib met algen, bacteriën
en protozoën.
De omlaag geknikte banaanvormige
snavel van de flamingo is uniek in het
vogelrijk. De flamingo’s gebruiken
de snavel om een mengsel van water
en modder in hun bek te zuigen, dat
vervolgens door een zeefsysteem
van lamellen gaat. Door dit filtervoedingssysteem kunnen de vogels
kleine diertjes en planten opnemen
uit de modderige brij waarin ze staan.
De microscopische kleinen algen die
ze eten, zorgen voor de typische roze
kleur. Vogels die in de dierentuin
worden gehouden krijgen speciaal
voedsel om te voorkomen dat hun kleur
verbleekt.
Voedsel van de flamingo.
Flamingovoedsel: Algen en diatomeen
uit het oppervlaktewater. Crustaceen,
rotifera en wormen uit diepere lagen.
Het pekelkreeftje, de soort Artemia
Salina van de bladpootkreeften,
komt voor in zeer zout water zoals
pekelmeren en zoutpannen. De eieren
van de kreeftjes zijn zeer bestand tegen
uitdroging en worden soms verkocht als
vissenvoer. Als drinkwater gebruiken
de flamingo`s zeewater; tijdens zware
regenbuien kunnen ze ook regenwater
tussen hun veren opvangen en drinken.
Flamingo’s gebruiken hun gebogen
snavels om kleine planten en dieren
uit het oppervlak van vijvers, meren
en ander stilstaand water te filteren.
Met hun kop naar beneden en hun
snavel onder water drukken de vogels
de onderste helft van hun snavel tegen
de bovenste. Het water wordt door de
zeefachtige structuur aan de binnenkant
Flamingo’s zijn pas geslachtsrijp na 5
of 6 jaar, leggen 1 ei perjaar en leven
lang ongeveer 20 jaar. De flamingo
plant zichzelf voort van maart tot mei.
Als de flamingo’s elkaar gevonden
hebben gaan ze dansen. Een paring
begint met een inleiding; dat dansen
heet baltsen. Daarna landt de man op de
19
rug van het vrouwtje. Het valt niet mee
het evenwicht te bewaren.
de jongen voeden, want de flamingo’s
die nog maar 7 weken oud zijn kunnen
kropmelk produceren en de naburige
jongen voeden. De jongen zijn bedekt
met een dichte grijze donslaag.
Wanneer de flamingo’s 30 dagen
oud zijn, kunnen ze meestal geheel
zelfstandig eten en bij 60 dagen zijn ze
in staat om te vliegen. De flamingo’s
zijn volwassen als ze 5 jaar oud zijn.
Flamingo’s kunnen in het wild
meer dan 20 jaar oud worden en in
gevangenschap zelfs 40 jaar.
De voortplanting van de flamingo.
Het nest is een modderheuvel in een
kegelvorm. Het is ongeveer 30 cm hoog
en van boven ook 30 cm breed met
boven in een kuiltje. Het ei kan ook
gelegd worden op vrijwel onbedekte
rotsen, maar altijd omringd door
het water. De modder voor het nest
wordt met de snavel bijeengeschraapt
en met de voeten aangestampt. De
nesten kunnen meerdere jaren gebruikt
worden, soms moeten ze wel wat
hersteld worden. De flamingo legt
maar 1 ei. Dit ei wordt zowel door
het vrouwtje als door het mannetje
uitgebroed. De broedduur is 28 à
30 dagen. Bij de geboorte heeft een
flamingo kuiken grijze nestveren.
Ze snavel is recht en roze en heeft
hij opgezwollen roze pootjes, die
binnen een week zwart worden. Na
het uitkomen blijven de jongen 5-12
dagen op het nest. Daarna leven ze in
“crèches”, dit zijn groepen tussen de
nesten in de kolonie. Na 4 tot 6 weken
komen de jonge flamingo’s ook buiten
de kolonie. Ze kunnen al heel jong
goed rennen en zwemmen. Er zitten in
elke groep jongen van verschillende
leeftijden. De jongen worden alleen
door hun eigen ouders gevoerd. Andere
volwassen flamingo’s in de groep letten
niet op de jongen en voeren ze ook niet.
Het jong krijgt speciale kropmelk, een
eiwitrijk secreet dat, onder invloed
van hormonen, alleen geproduceerd
wordt door flamingo’s en duiven. Het
lijkt er op dat de roep van het jong de
kropproductie op gang zet. Ook nietbroedende volwassen vogels kunnen
De vijanden van de flamingo.
Volwassen flamingo`s hebben weinig
natuurlijke vijanden. Dat komt omdat
flamingo`s graag in onherbergzame
plaatsen leven, waar de plassen slecht
begroeid zijn, zodat er weinig andere
vogels of dieren leven. Flamingo’s zijn
zeer schuw. De jonge flamingo’s zijn
wel kwetsbaar als hun ouders voedsel
zoeken. Daarom worden de jongen
door andere ouders opgevangen en
beschermd in crèches. Als de volwassen
flamingo’s zich bedreigd voelen stijgen
ze op in een grote vlucht waardoor ze
veel indruk maken en de kans dat ze
gevangen worden kleiner wordt.
Sinds lang geleden is eigenlijk de
mens de grootste bedreiging voor de
flamingo. Zo werd vroeger de flamingo
niet om zijn veren gejaagd, maar
werd zijn tong in de Romeinse tijd als
delicatesse beschouwd en gegeten bij
feestmaaltijden. Nu spelen moderne
bedreigingen een grote rol.
Bonaire is één van de weinige
broedplaatsen van roze flamingo’s ter
wereld. In het verleden is het aantal
behoorlijk afgenomen door motorboten,
20
Puzzel mei 2014
Inzendingen in te leveren bij John Vergouwen.
Onder de goede inzenders wordt volgende maand
een iris-cheque van 5 euro verloot.
21
Swaans ijzerhandel
Zevenbergen
Uw adres voor:
x
Professionele hand en elektrische gereedschappen.
Hang & Sluitwerk.
x
x
Lijmen & kitten.
x
Graveerwerk, belettering en naamborden.
Inbraakbeveiligingen en tevens montage.
x
x
Bevestigings materialen.
x
Goede service & vakkennis.
x
Voor particulier en bedrijf.
x
Eigen bezorgdienst voor bedrijven.
x
Regio center voor dewalt elektrisch gereedschap.
Swaans ijzerhandel langenoordstraat 103 Zevenbergen
Tel. 0168-323439
fax. 0168-325627
22
23











vliegtuigen, eierenverzamelaars en de
vogeljacht: Slechts 1500 flamingo’s
bleven er uiteindelijk over. Een grote
zoutfabrikant Akzo Nobel, heeft
alles gedaan om de flamingo’s te
behouden, te beschermen en het aantal
te vergroten. Er werd zelfs een speciaal
reservaat opgezet. Dit bleek een groot
succes te zijn: de flamingo’s kwamen
weer terug en het aantal groeide.
Doordat de flamingo’s zeer schuw
zijn, is het niet mogelijk dicht bij de
flamingo’s te komen. De zoutwinning
kan nu zonder gevolgen voor de
flamingo’s doorgaan. Nu zijn er tussen
de 15.000 en 20.000 flamingo’s.
Ook in Venezuela worden door de
bouw van huizen de voedselgebieden
bedreigt.
Het is hier echt een waterdier. Het
broeden in Bonaire heeft voornamelijk
plaats in het Pekelmeer, maar ook
in Goto en in Slagbaai broeden zij
soms in kleine aantallen. In 1964
kreeg de zoutwinningmaatschappij
toestemming om op de Zuidpunt
van Bonaire op grote schaal zot te
winnen, ook daar waar de flamingo`s
broeden. Door verschillende natuurbeschermingsorganisaties werd een
broedreservaat van 55 ha midden
tussen de zoutpannen uitgespaard. In
1969 kwam de constructie van dijken
enz. klaar en nog datzelfde jaar gingen
de flamingo`s daar broeden. Maar
er kwam een voedselprobleem: door
gips neerslag op de bodem van de
zoutpannen werd hun hoofdvoedsel,
de popen en larven van de pekelvlieg,
onbereikbaar. Het voornaamste voedsel
bestaat nu uit kleine zeeslakjes in
het ringmeer tegen de dijk. De meest
bezochte voedselgebieden zijn het
Pekelmeer en Goto, maar ook in
Venezuela: speciaal de broedende
vogels maken dagelijks vluchten
naar de moerasgebieden aan de
Venezolaanse noordkust en met het
daar gezochte voedsel worden de
jongen gevoerd. Buiten de broedtijd
houdt het grootste deel van de populatie
zich langs de kust van Venezuela op.
Zo gauw de jongen kunnen vliegen,
vertrekken deze ook over zeenaar het
100 km zuidelijker gelegen vasteland.
De totale populatie die Bonaire als
broedterrein heeft, wordt in 1985
geschat op10.000 tot 12.000. Het
voortbestaan van deze populatie hangt
ten eerst af van een goed gericht
organisatie van de zoutpannen op
Bonaire, zodat de voedselvoorraad
Het leefgebied van de flamingo.
De bekendste en meest verbreide
soort is de gewone flamingo
(Phoenicopterus ruber), waarbinnen
men twee ondersoorten onderscheidt:
de Europese roze flamingo (Ph. r.
roseus) heeft een (niet aaneengesloten)
verspreidingsgebied dat zich uitstrekt
van Zuid-Europa (Camargue, Spanje),
Noordwest-Afrika, Oost-Afrika naar
de Kaspische Zee, Iran en India. De
tweede ondersoort, de rode flamingo
(Ph. r. ruber), komt voor in het
Caribische gebied en het aangrenzende
vasteland, van Florida tot de Amazone.
Hij is vooral als broedvogel van
Bonaire bekend. Door beschermende
maatregelen is de achteruitgang van
het aantal rode flamingo’s tot staan
gebracht.
Op Curaçao en Bonaire vinden we
rode flamingo (Caribische flamingo).
24
niet nog verder achteruit gaat en ten
tweede van een strenge bescherming
van de Venezolaanse voedselgebied
waarbij vooral het door de groei van de
steden bedreigde reservaat Cuare, bij
Chihirivichein Falcon, van groot belang
is. Sinds 1988 wordt er ook gebroed
in het reservaat Los Olivitos bij
Maracaibo in Venezuela. Bonaire heeft
een van de grootste flamingokolonies
van het westelijk halfrond. In 2000
wordt die op Bonaire op ongeveer
15.000 flamingo`s geschat. Het
merendeel van de vogels bevindt zich
in het reservaat bij de zoutpannen in het
zuiden, waar ze hun eieren leggen in
kegelvormige nesten van modder. Een
andere grote kolonie zit in Gotomeer, in
het noordwesten. Maar ook in en rond
de Lacbaai en op verschillende plaatsen
in het Washington/Slagbaai Nationaal
park leven groepen flamingo`s. Tijdens
een rondrit over Bonaire heeft Evelien
ver weg de kolonie, bij het Pekelmeer
gezien.
Op Curaçao broedt de flamingo nu niet.
De flamingo´s komen hier alleen hun
voedsel halen. Je kan ze zien in groepen
tot 300 stuks in de Salina bij St. Marie,
Jan Kok, bij het Lagoon van Jan Thiel
en bij de Salina van St.Michiel. In 1991
werden er bijna 50 nesten gebouwd.
Door verstoringen kwam de flamingo´s
niet tot broeden.
Pekelkreeftjes
Het Pekelkreeftje Artemia salina is
voor het eerst beschreven in 1755.
De officiële benaming sinds 1979 is
Artemia. Men vindt Artemia soort in
veel natuurlijke zoutmeren.
25
Hun uniek biologisch systeem stelt
hen in staat in water te leven met
een zeer hoge zoutconcentratie, dit is
hun enige overlevingskans om niet te
worden opgegeten. Zowel zout- als
zoetwatervissen eten deze kreeftjes
namelijk maar deze zijn niet in staat
om te leven in heel zout water. Hun
aantal is dan ook afhankelijk van het
zoutgehalte. Zakt het zoutgehalte, dan
zullen er meer vissen opduiken en
worden de pekelkreeftjes uitgedund.
Wordt het zoutgehalte te hoog, dan
kunnen uiteindelijk zelfs volwassen
pekelkreeftjes niet meer overleven.
groen. Pekelkreeftjes die uit water
komen met een hoog zoutgehalte zullen
rood zien. Ze krijgen die rode kleur
doordat ze een speciaal hemaglobine
(eiwit verbinding) aanmaken, dat veel
zuurstof kan opnemen en zo het geringe
zuurstofgehalte van zout water kunnen
leven. Leven de kreeftjes echter in
water met een iets lager zoutgehalte,
dan hebben ze een groene kleur door de
vele groene algen die ze verteren.
De kreeftjes zijn heel gevoelig voor
milieuveranderingen en omdat ze
makkelijk te kweken zijn worden
ze vaak gebruikt als proefdieren bij
toxicologische proeven.
Levende pekelkreeftjes zijn een ideaal
voer voor vissen, omdat het hun eetlust
bevorderd en tevens hun jachtgevoel
aanwakkert. Het intensief gebruik van
pekelkreeftjes als visvoeder, werd
voor het eerst toegepast in 1924 in het
Steinhart-aquarium in San Francisco.
Daar ontdekte men wat een fantastisch
natuurlijk visvoer levende Artemia
was. Darna was de behoefte aan het
pekelkreeftje wereldwijd niet meer
te stoppen. Pekelkreefteitjes (die
niet groter zijn dan een zandkorrel)
zijn bij bijna elke dierenwinkel wel
te verkrijgen. Ze zijn makkelijk te
kweken. Eén gram van de eitjes bevat
ongeveer 325.000 stuks. Verder worden
er ook volwassen pekelkreeftjes in
de handel aangeboden. Je kan ze
ofwel diepgevroren, ofwel levend
kopen, verpakt in een hermetisch
gesloten plastic zak, die voorzien is
van de nodige zuurstof. Tegenwoordig
worden ze ook drooggevroren of
in vlokvorm op de markt gebracht.
Sommige Artemiasoorten hebben
een rode kleur, andere zijn dan weer
26
27