VOORBEELDTOETS WISKUNDECURSUS VU

VOORBEELDTOETS WISKUNDECURSUS VU-FPP
1.
1
π‘Ž2
2
π‘Ž3
=
1. βˆ’βˆšπ‘Ž
1
2. 6
βˆšπ‘Ž
3.
2.
4
βˆšπ‘Ž3
1
Gegeven is de functie β„Ž: π‘₯ β†’ 2π‘₯. Voor welke waarde van x is de helling
(richtingscoëfficiënt) van de grafiek van h gelijk aan 1?
1
1. Als π‘₯ = βˆ’ 2
1
2. Als π‘₯ = 2
3. Voor geen enkele waarde van x
3.
Oogkleur is genetisch bepaald. Stel dat voor een bepaald ouderpaar de kans op een
1
1
blauwogig kind gelijk is aan 2, de kans op een groenogig kind gelijk is aan 4, en de
1
kans op een bruinogig kind ook gelijk is aan 4. Het stel wil drie kinderen. Hoe groot
is de kans dat twee van hun kinderen groene ogen hebben en één kind blauwe ogen
heeft?
1.
2.
3.
1
32
1
16
3
32
4.
Welke grafiek hoort bij de functie 𝑓: π‘₯ β†’
1
?
𝑒 (π‘₯βˆ’2)
ο€Ή
y
ο€Έ
ο€·
ο€Ά

c

b
ο€³
ο€²
a
ο€±
ο€­ο€Ά


ο€­ο€³
ο€­ο€²
ο€­ο€±
O
ο€±
ο€²
ο€³


x
ο€­ο€±
ο€­ο€²
1. a
2. b
3. c
5.
Gegeven is de functie f met het functievoorschrift 𝑓: π‘₯ β†’ √π‘₯ 2 βˆ’ 2.
Wat is het Domein van functie f?
1. βŸ¨β†, βˆ’βˆš2] en [√2, β†’βŸ©
2. [0, β†’βŸ©
3. ℝ
6.
Het Centraal Bureau voor de statistiek rapporteert: β€œIn 2013 kwamen er 162
duizend immigranten naar Nederland. De grootste groep migranten is afkomstig
uit Polen. Per saldo vestigden zich in 2013 bijna 10 duizend in Polen geboren
personen in Nederland.” Wat w as in 2013 het percentage Polen ond er d e
im m igranten naar N ed erland ?
1. Ongeveer 0,06%
2. Ongeveer 6%
3. Ongeveer 16%
OP DE VOLGENDE PAGINA VINDT U DE OPEN VRAGEN
Open vragen
Let op: u kunt alleen punten voor een antwoord ontvangen als u laat zien hoe u aan het
antwoord bent gekomen door redeneerstappen of berekeningen op te schrijven.
1. Gegeven zijn de functies 𝑓(π‘₯) = 2π‘₯ βˆ’ 2 en 𝑔(π‘₯) = π‘₯ 2 + 3π‘₯ βˆ’ 4.
a. Bepaal de snijpunten met de x-as en met de y-as voor de grafiek van f.
(1 punt)
b. Bepaal de snijpunten met de x-as en met de y-as voor de grafiek van g (als deze
snijpunten er zijn).
(2 punten)
c. Bepaal of de grafieken van f en g elkaar snijden en zo ja, bereken de coördinaten van
het snijpunt of de snijpunten.
(2 punten)
d. Schets de grafieken van f en g in een assenstelsel.
(1 punt)
2.
3𝑦 = 𝑦 βˆ’ 6π‘₯
a. Los op: {
2π‘₯ = βˆ’π‘¦ + 1
2
b. Los op: log π‘₯ + 2log(π‘₯ βˆ’ 4) = 2log 12
(2 punten)
(3 punten)
3. Het aantal muizen in een bepaald gebied neemt exponentieel toe met de formule
𝑀 = 𝐡 βˆ™ 1,70𝑑 Hierbij stelt M het aantal muizen voor, t is de tijd in aantal jaren, en B is
het aantal muizen waarmee het begon bij t = 0. Neem aan dat er in het begin 8 muizen
waren (dus B = 8).
a. Hoeveel muizen zijn er na 10 jaar? Rond af op hele muizen.
(1 punt)
b. Na hoeveel jaar zijn er 10.000 muizen? Rond naar boven af op hele jaren. (2 punten)
Toen er 15.000 muizen waren kwam een uilenfamilie in het gebied wonen. Sindsdien nam
het aantal muizen af met de formule 𝑀 = π‘ˆ βˆ™ 𝑔𝑑 . In deze formule staat M weer voor het
aantal muizen in een bepaald jaar, U staat voor het aantal muizen toen de uilen erbij
kwamen (dus 15.000), t is weer de tijd in jaren en g is de groeifactor. Vijf jaar (dus als t = 5)
nadat de uilen in het gebied kwamen wonen is het aantal muizen afgenomen tot 10.000.
c. Bepaal de groeifactor g in twee decimalen nauwkeurig.
(2 punten)
Punten mc:
0-2 goed: 0 pt; 3 goed: 1 pt; 4 goed: 2 pt; 5 goed: 3 pt; 6 goed: 4 pt.
Punten open vragen: maximaal 16
Eindcijfer = 1 + (punten mc +
punten open vragen
2
9
) βˆ™ 12