"Beantwoording Kamervragen over 2e suppletoire

> Retouradres
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum
11 december 2014
Betreft
Antwoord op de schriftelijke vragen met Kamerstuk 34 085 VII
en 34 085 XVIII
Begroten, Budgetteren en
Verantwoorden
Financieel Economische Zaken
Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de Tweede Kamer
over de 2e suppletoire begrotingen 2014 van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
De antwoorden hebben betrekking op de vragen die gesteld zijn over de 2 e
suppletoire begroting 2014 voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
en voor Wonen en Rijksdienst (XVIII).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
dr. R.H.A. Plasterk
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
drs. S.A. Blok
Pagina 1 van 12
34 085 VII
Wijziging van de begrotingsstaten van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 (wijziging
samenhangende met de Najaarsnota)
Nr.
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld ….. december 2014
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het
voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer
verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de
daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag
acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Berndsen – Jansen
De wnd. griffier van de commissie,
Hendrickx
Blz
Nr
Vraag
1
Waarom wordt de betaling namens alle departementen van de
egalisatieverordening aan het Rijksvastgoedbedrijf gerealloceerd naar het
centraal apparaatsartikel (€ 160 miljoen) en zo ook van de baten-lastendiensten
(€ 107 miljoen)? Waarom gebeurt dat nu en niet reeds eerder? Waar zijn deze
middelen binnengekomen?
van
tot
3
Antwoord: Het nieuwe huisvestingsstelsel voor kantoren treedt in 2016 in
werking. In aanloop hiernaar zijn departementen in de gelegenheid gesteld om
hun openstaande egalisatieschulden in 2014 en 2015 te voldoen. Deze afkoop
van egalisatieschulden aan het Rijksvastgoedbedrijf heeft plaatsgevonden via de
begroting BZK. BZK heeft de bedragen ontvangen op het artikel Algemeen maar
vindt het meer zuiver om deze betalingen als een betaling aan een SSO
zichtbaar te maken. Het Rijksvastgoedbedrijf classificeert als een SSO. Om deze
betaling mogelijk te maken vanaf Centraal Apparaat heeft intern BZK een
reallocatie plaatsgevonden.
2
Waarom werd niet eerder rekening gehouden met ontvangsten voor de
huisvesting van de RGD (€ 17 miljoen).
4
Pagina 2 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
Antwoord: Bij 1e suppletoire begroting wordt een inschatting gemaakt voor het
lopende jaar van zowel de uitgaven als de ontvangsten en bij 2e suppletoire
begroting vindt een additionele mutatie plaats als de definitieve omvang bekend
is. De inschatting bij 1e suppletoire was te laag en is nu gecorrigeerd.
3
Wat is de reden dat de restanttaakstelling op de AIVD over de jaren 2017-2022
naar voren wordt gehaald? Houdt dit in dat de AIVD momenteel onderbesteedt
en dus niet maximaal gebruik maakt van haar budget?
5
Antwoord: Het gaat hier om een beperkte onderuitputting over het jaar 2014.
Oorzaak betreft ondermeer een hogere personele uitstroom dan aanvankelijk
geraamd als gevolg van de taakstelling op de AIVD in het regeerakkoord van
Rutte-II. Volgens de begrotingsregels zou dit eigenlijk vervallen aan de
algemene middelen, maar het kabinet is akkoord met behoud voor de AIVD.
Door deze uitgaven door te schuiven naar latere jaren ontstaat er dekking voor
een deel van de resterende taakstelling. De € 5,5 mln. betreft dus geen
reductie van de onderzoekscapaciteit van de dienst.
4
Wat zijn de meerjarige consequenties van het vervroegen van de taakbijstelling
van de AIVD in artikel 2.1?
5
Antwoord: Er is geen sprake van vervroeging van de taakbijstelling van de AIVD.
5
Waarom is de € 5,5 mln bij de AIVD niet tot besteding gekomen in 2014?
5
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3
6
In welke jaren komt de € 5,5 mln. die bij Najaarsnota wordt afgeboekt, wel tot
besteding?
5
Antwoord: In de jaren 2018 tot en met 2022 zullen deze middelen worden
gerealiseerd.
7
Hoe kan het dat er in 2014 onderuitputting is bij de AIVD, terwijl de AIVD
tegelijkertijd mensen moet lenen van de politie om jihadisten en Syriëgangers in
de gaten te houden?
5
Antwoord: Zie antwoord op vraag 8.
8
Worden de geleende politieagenten betaald door de zendende dienst of komt
hun inzet ten laste van het AIVD-budget, waarmee feitelijk gezien de AIVD nog
sterker onderbezet zou zijn dan nu lijkt?
5
Antwoord: Het kabinet heeft de AIVD opgedragen op korte termijn de capaciteit
voor onderzoek naar terrorisme te intensiveren. De werving van het nieuwe
personeel neemt geruime tijd in beslag, gelet op het doorlopen van de
benodigde procedures voor werving, screening en opleiding van medewerkers.
Daarom is besloten om gebruik te maken van kennis en expertise van de
Nationale Politie om zo doende op korte termijn toch de onderzoekscapaciteit te
Pagina 3 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
kunnen versterken. Deze additionele inzet komt ten laste van de begroting
2015 van de AIVD.
9
Betreft de onderuitputting van de personeelskosten AIVD niet ingevulde
formatieplaatsen op het gebied van onderzoekscapaciteit en operationele inzet?
Zo ja, waarom is het niet mogelijk voldoende goed gekwalificeerd personeel te
vinden?
5
Antwoord: Het werven, screenen en opleiden van medewerkers neemt geruime
tijd in beslag, waardoor formatieplaatsen niet direct kunnen worden bezet. Zie
ook het antwoord op vraag 3.
10
Hoe verhoudt de verlaging van het AIVD-budget zich tot de kasschuif
taakstelling AIVD van 10 mln. uit de voorlopige uitkomsten bij Miljoenennota
2015?
5
Antwoord: Het betreft dezelfde kasschuif. Volgens de begrotingsregels dient het
bedrag voor 2014 ook te worden opgenomen in de tweede suppletoire begroting
2014.
11
Waarom is het doorschuiven van geld bij de AIVD naar latere jaren een
‘technische mutatie’?
5
Antwoord: De mutatie is aangemerkt als een technische mutatie, omdat deze
geen invloed heeft op het gevoerde beleid.
12
Hoeveel fte had de AIVD extra kunnen inzetten in 2014, als de 5,5 mln, die bij
Najaarsnota wordt doorgeschoven naar latere jaren, in 2014 tot besteding was
gekomen?
5
Antwoord: Geen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
13
Wat verklaart de verlaagde ontvangsten voor het VUT-fonds (32 miljoen euro)?
5
Antwoord: Er wordt minder van de regeling gebruikt wordt omdat mensen
langer doorwerken. Hierdoor hoeft het fonds minder te lenen en betalen ze ook
minder terug.
14
Kan een toelichting worden gegeven op de mutatie van ongeveer 5,5 miljoen
euro bij de AIVD, zoals opgenomen in de tabel bij beleidsartikel 2? In hoeverre
kan worden gegarandeerd dat deze mutatie de operationele sterkte van de AIVD
niet raakt?
8
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 11.
15
Kunt u de mutaties onder beleidsartikel 6.2, 6.3 en 6. 5 nader toelichten?
Waarom is meer budget noodzakelijk om de e-voorzieningen binnen de
Generieke Digitale Infrastructuur beschikbaar te houden (in totaal ca. € 20
miljoen)? Waarom was dit niet voorzien? (artikel 6)
9
Pagina 4 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
Antwoord: Voor het jaar 2014 zijn de lasten van de voorzieningen uit de
Generieke Digitale Infrastructuur die in beheer zijn bij BZK gelijk gemaakt aan
de beschikbare begrotingsgelden. Als gevolg hiervan werd een rem gezet op
zowel het beheer en met name de doorontwikkeling van de huidige
voorzieningen.
In mei is uw Kamer geïnformeerd over de structurele financieringsproblematiek
van de generieke digitale infrastructuur (Kamerstukken II, 2013-2014, 26643,
nr 314) waarin is aangekondigd dat onder regie van de Digicommissaris een
meerjarig financieringsarrangement opgesteld zal worden ten behoeve van
besluitvorming bij Voorjaarsnota 2015/Begroting 2016. Voor 2014 is deze
problematiek incidenteel opgelost, onder andere door dekking vanuit de
prijsbijstelling.
16
Bent u bereid specifieker toe te lichten wat de forse mutatie inhoudt op de
materiële uitgaven (€ 162 miljoen)? Waarom dienen departementen de
egalisatieschuld af te lossen? Houdt dit verband met de centralisatie van de
vastgoedorganisatie? Waarom waren deze aflossingen niet al eerder
meegenomen? (artikel 11)
12
Antwoord: Voor de betaling namens alle departementen van de
egalisatievordering aan het Rijksvastgoedbedrijf worden de ontvangen bijdragen
gerealloceerd van art 12. Algemeen naar het centraal apparaatsartikel.
Daarnaast zijn voor de uitvoering van werkzaamheden voor het ministerie van
Onderwijs Cultuur & Wetenschappen (OCW) ten behoeve van het ROC Leiden
middelen overgeboekt naar het centraal apparaatsartikel van BZK. Per 1 januari
2016 verandert de systematiek van beprijzing en facturering van
Rijkskantoorlocaties in het nieuwe stelsel van Centrale Eenheidsprijzen.
Departementen moeten om die reden voor 1 januari 2016 hun
egalisatieschulden voldoen aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB).Bij 2 e suppletoire
begroting zijn de laatste bijdragen vanuit andere departementen ontvangen.
Derhalve kon de betaling niet eerder plaatsvinden. Zie ook het antwoord op
vraag 1.
17
Waarom was bij de ontvangsten nog geen rekening gehouden met de
ontvangsten voor de huisvesting van de RGD? (artikel 11)
12
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 2.
18
Waarom is er een herschikking van budgetten ten behoeve van hogere lasten
met betrekking tot de externe inhuur van de Dienst van de Huurcommissie
nodig?
13
Antwoord: Zoals aangegeven bij beleidsartikel 1 Woningmarkt van de 2 e
suppletoire begroting 2014 van W&R, wordt de bijdrage 2014 aan de Dienst van
de Huurcommissie (DHC) verhoogd vanwege lagere legesontvangsten en hogere
kosten van de in 2012 doorgevoerde reorganisatie. Dekking hiervoor vindt
ondermeer plaats uit het budget voor externe inhuur op artikel 11 Centraal
Apparaat van de 2e suppletoire begroting 2014 van BZK. Er is dus geen sprake
van hogere lasten voor externe inhuur bij de DHC.
Pagina 5 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
19
Waarom moet prijsbijstelling worden ingezet om de e-overheidsvoorzieningen
beschikbaar te houden? (artikel 13)
15
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 15.
Pagina 6 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
34085-XVIII
Wijziging van de begrotingsstaten van Wonen en
Rijksdienst voor het jaar 2014 (wijziging
samenhangende met de Najaarsnota)
Nr.
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN
ANTWOORDEN
Vastgesteld … december 2014
De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet,
heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen. Met de vaststelling van het verslag acht de
commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
voorzitter van de commissie,
Geurts
griffier van de commissie,
Van der Leeden
Nr
Blz
Vraag
van
1
Kunt u aangeven voor hoeveel de fondsen voor energiebesparing (zowel Fonds
Energiebesparing Huursector (FEH) en Nationaal Energiebespaarfonds (NEF))
zijn benut, tegen welke rentes en tegen welk gemiddeld leenbedrag?
tot
0
Antwoord: Een eigenaar-bewoner kan sinds 21 januari 2014 bij het Nationaal
Energiebespaarfonds zijn investering in energiebesparende maatregelen van zijn
woning financieren. Conform het Woonakkoord heeft dit fonds een revolverend
karakter dat voor driekwart door private partijen wordt gevoed. Per 3 november
2014 is de rente 3,1% voor bedragen tot 5.000 euro (looptijd 7 jaar) en 3,5%
voor meer dan 5.000 euro (looptijd 10 jaar). Daarnaast wordt eenmalig 2%
afsluitkosten gerekend. De rente is vaak aftrekbaar. Tot en met oktober 2014
zijn er 767 aanvragen voor een energiebespaarlening gedaan voor een
totaalbedrag van ruim € 9 mln. euro. De aanvragen zijn omgezet in leningen
voor een totaalbedrag van € 5,3 mln. met een gemiddeld leenbedrag van bijna
11.600 euro. In oktober 2014 waren er van deze aanvragen nog 112 aanvragen
in behandeling.
Een corporatie die woningen met een borg van het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw (WSW) renoveert met een zeer hoog ambitieniveau, kan sinds 6
oktober 2014 25% van zijn investering lenen bij het FEH. De rente is dan 0,5%.
Tussen 6 oktober en 1 december 2014 is er één aanvraag ingediend voor een
bedrag van 1.485.000 euro (voor 99 huurwoningen). Dit is daarmee ook het
gemiddelde (aangevraagde) leenbedrag.
Een corporatie die woningen renoveert zonder borg van WSW en een
particuliere verhuurder die woningen renoveert met een zeer hoog
ambitieniveau, kan sinds 17 november 2014 25% van zijn investering lenen bij
Pagina 7 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
het FEH voor een rente van 1,9%. Er zijn door hen nog geen aanvragen
ingediend.
Het verschil in rentepercentage tussen het FEH en het NEF wordt verklaard door
verschillende vormen van financiering van de fondsen en verschillende
uitvoeringskosten.
2
Hoeveel bedragen de extra beveiligingskosten van Noordeinde 66 en waarom is
dit niet eerder via de begroting verantwoord? Waren deze kosten al wel eerder
begroot? Zo ja, waarom dan deze overschrijding?
0
Antwoord: Zoals eerder met uw Kamer gedeeld wordt, omwille van de veiligheid, geen
uitspraak gedaan over de kosten van beveiliging om te voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.
3
Welk deel van extra kosten betreft de verbouwing van Noordeinde 66?
0
Antwoord: De kosten voor de verbouwing van Noordeinde betreffen de reeds
eerder aan uw Kamer gemelde verbouwingskosten van € 3,7 mln. € 0,6 mln.
van deze kosten worden op dit moment begrotingstechnisch verwerkt.
4
Wat zijn nu, inclusief en exclusief beveiliging, de totale kosten voor de
verbouwing van Noordeinde 66?
0
Antwoord: De kosten van de verbouwing van Noordeinde 66 bedragen € 3,7 mln. exclusief
beveiliging. Over de kosten van beveiliging worden geen mededelingen gedaan om te
voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.
5
Waarom waren de nu doorgevoerde mutaties gedurende het begrotingsdebat
over de Koning nog niet voorzienbaar, respectievelijk nog niet aan de Kamer
gemeld?
0
Antwoord: Het deel van de mutatie, dat betrekking heeft op Noordeinde 66,
vormt onderdeel van de bij de begrotingsbehandeling 2015 gemelde kosten van
€ 3,7 mln. De begrotingsregels schrijven voor dat waar de mutatie betrekking
heeft op 2014 deze moet worden opgenomen in de 2 e suppletoire begroting
2014 en niet primair in de Ontwerpbegroting 2015.
6
Hoeveel van de 30 miljoen euro vanuit de Sociaal Economische Raad-bijdrage
(SER) wordt besteed aan subsidie, niet zijnde uitvoeringskosten?
4
Antwoord: Van de rijksmiddelen van 30 mln. euro die in het kader van het
Energieakkoord beschikbaar zijn, wordt over de jaren 2014 tot en met 2016 in
totaal 15 mln. euro als subsidie aan de VNG beschikbaar gesteld voor de
regionale ondersteuningsstructuur bij gemeenten, waaronder regiocoördinatoren
(ter ondersteuning van de inzet van gemeenten ter bevordering van
energiebesparing). De overige 15 mln. euro wordt ingezet voor het systeem
voor het vernieuwde energielabel voor woningen. Uit geen van beide van de
genoemde budgetten worden directe subsidies verstrekt aan burgers en/of
bedrijven.
Pagina 8 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
7
Wat zijn de redenen dat het aantal aanvragen bij het NEF achterblijven op de
planning?
4
Antwoord: Het aantal aanvragen voor een lening is tot nu toe lager dan
verwacht was bij de start van het fonds. In mijn brief van 28 oktober 20141 gaf
ik u aan dat de belangrijke oorzaak hiervan in mijn ogen is dat een particuliere
eigenaar zich eerst bewust moet zijn van het nut van energiebesparing,
handelingsperspectief moet krijgen en overtuigd moet worden om daadwerkelijk
een investering te doen. Een laagrentende lening alleen zal mensen niet tot
energiebesparing bewegen. Daarvoor zijn in het Energieakkoord afgesproken
maatregelen als de voorlichtingscampagne, de energieprestatiegarantie en de
energieloketten in alle regio’s van groot belang. Pas dan gaat de woningeigenaar
op zoek naar de financiële mogelijkheden. De meeste van deze maatregelen
worden binnenkort gerealiseerd.
Verder zal ik vanaf januari 2015 aan alle eigenaar-bewoners een voorlopig
energielabel toesturen. Dit zal naar verwachting een belangrijke impuls geven
aan de bewustwording voor het nemen van energiebesparende maatregelen.
Hierbij zal ik ook wijzen op de mogelijkheden voor het gebruik van het Nationaal
Energiebespaarfonds.
Ook van bouwers en installateurs is daadkracht nodig wat betreft het ontzorgen
van eigenaar-bewoners bijvoorbeeld door het aanbieden van integrale
oplossingen en het aanbieden van de hierboven genoemde
energieprestatiegarantie. Hierover zijn in het Energieakkoord afspraken gemaakt
met onder meer Bouwend Nederland en Uneto-VNI. Als dit integrale pakket uit
het Energieakkoord is gerealiseerd, kan een woningeigenaar kiezen voor
energiebesparing en gaat hij op zoek naar financiering. Daarnaast doet het
bestuur van het NEF voorstellen om het fonds binnen de kaders van het
Woonakkoord- toegankelijker te maken en beter onder de aandacht te brengen.
Ik zal u hierover nader informeren.
8
Hoe ziet de herschikking van budget vanuit het Programma Energiebesparing
eruit?
4
Antwoord: Binnen het Beleidsprogramma Energiebesparing worden diverse
opdrachten en subsidies verstrekt. De in de tweede suppletoire begroting
verwerkte herschikking betreft een overboeking van subsidies naar opdrachten.
In de budgettaire tabel van beleidsartikel 2 ‘Woonomgeving en bouw’ zijn de
mutaties hiervoor gesaldeerd weergegeven. Onderdeel hiervan is de aan de VNG
beschikbaar gestelde subsidie naar aanleiding van het Energieakkoord voor
duurzame groei. In 2014 betreft het € 5 mln die bij opdrachten was begroot,
maar als subsidie wordt verantwoord.
Voorts wordt het budget voor het programma energiebesparing in 2014 met €
4,3 mln. verlaagd. Dit betreft een kasschuif naar 2015 als gevolg van een
aangepaste planning voor de ontwikkeling en uitrol van het vernieuwde
energielabel.
Ten slotte wordt vanuit het programma energiebesparing € 3 mln. overgeboekt
naar het instrument ‘Bijdragen aan baten- lastendiensten’ in verband met de
1
TK 2014-2015, 33779, nr. 4.
Pagina 9 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
jaarlijkse bevoorschotting aan het RVO in het kader van de opdracht 2015 voor
de uitvoering van projecten op het gebied van energiebesparing.
9
Kunt u toelichten waarom de Dienst van de Huurcommissie (DHC) extra geld
nodig heeft en waar de dekking is gevonden?
5
Antwoord: Bij de Dienst van de Huurcommissie blijven de te ontvangen leges
achter ten opzichte van de raming. De oorzaak hiervan is dat in de raming
uitgegaan was van één uniform legesbedrag voor alle verhuurders van € 450
zoals dat was opgenomen in het wetsvoorstel Modernisering en vereenvoudiging
van de werkwijze van de huurcommissie (33 698). Bij de behandeling van dit
wetsvoorstel in de Tweede Kamer is dit voornemen door middel van een nota
van wijziging ingetrokken. Verhuurders die aantonen dat zij geen
rechtspersoonlijkheid hebben en door de Huurcommissie in het ongelijk worden
gesteld, blijven daardoor € 25 betalen in plaats van € 450. De verwachte
legesderving in 2014 bedraagt € 0,768 mln..
Daarnaast zijn de kosten van de in 2012 doorgevoerde reorganisatie hoger dan
eerder voorzien. De oorzaak hiervan is dat is gebleken dat het moeilijker is om
voor medewerkers die in het kader van genoemde reorganisatie niet geplaatst
konden worden, een nieuwe baan te vinden. In de Jaarrekening 2013 was als
voorziening voor deze kosten in 2014 en verder een bedrag van bijna € 3,3 mln.
opgenomen. De verhoging bedraagt € 0,4 mln.
Tenslotte is besloten tot een bijdrage ter versterking van het eigen vermogen
van DHC van € 0,64 mln.
De dekking is gevonden in een verlaging van het budget voor 'Bevordering eigen
woningbezit', onderdeel van het Beleidsartikel 1, Woningmarkt, van de Begroting
van Wonen en Rijksdienst, en een verlaging van het budget voor externe inhuur
op artikel 11, Centaal Apparaat van de begroting 2014 van BZK.
10
Waarom blijven de te ontvangen leges van de Huurcommissie achter?
5
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 9.
11
Hoe komt het dat de kosten van de reorganisatie hoger zijn en hoeveel hoger is
dat ten opzichte van de geraamde kosten?
5
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 9.
12
Hoe hoog is het resterende budget voor de uitvoeringskosten van de
inkomensafhankelijke huurverhoging?
5
Antwoord: Het resterende budget 2014 bedraagt €807.000. De jaarlijkse
uitvoeringskosten van de Belastingdienst bedragen ca. €1,4 mln.. Hiervan is
reeds € 0,4 mln. bij Voorjaarsnota 2012 aan de Belastingdienst overgeboekt. In
2015 zal het resterende bedrag van € 1 mln., wederom aan de de
Belastingdienst ter beschikking worden gesteld..
13
Hoe hoog zijn de uitvoeringskosten van de inkomensafhankelijke huurverhoging
jaarlijks?
5
Pagina 10 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
Antwoord: zie het antwoord op vraag 12
14
Kunt u toelichten waardoor de onderbenutting van het onderdeel
Innovatieregelingen gebouwde omgeving is ontstaan en waar de vrijval nu voor
wordt aangewend?
6
Antwoord: Enkele projecten uit het programma Energiesprong hebben
vertraging opgelopen door een uitlopende voorbereidingsperiode en worden
daardoor met vertraging opgeleverd. Als gevolg hiervan schuift de afronding en
daarmee de financiële afwikkeling van deze projecten door naar 2015/2016.
Deze verschuiving zal in de eerste suppletoire begroting 2015 worden verwerkt.
Er is geen sprake van vrijval.
Het niet-bestede deel van het budget voor de Innovatieregelingen gebouwde
omgeving in 2014 is ingezet voor bevoorschotting op de bijdrage aan de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor activiteiten op het gebied van
energiebesparing in de gebouwde omgeving in 2015.
15
Kunt u toelichten waar de onderbenutting in het Programma Bouwregelgeving
door is ontstaan, of dit wordt omgezet naar 'subsidies' en zo ja, aan wie de
subsidies worden toegekend en voor welke periode?
6
Antwoord: Er is per saldo sprake van een omzetting van ‘opdrachten’ naar
‘subsidies’ op het beleidsprogramma bouwregelgeving. Door deze herschikking
vindt de verantwoording plaats op het juiste instrument. Belangrijkste
subsidieontvangers zijn in 2014 Nederlands Normalisatie Instituut (voor NENnormen), Stichting Bouwkwaliteit (SBK) en het omgevingsloket Online. In de
meeste gevallen betreft het jaarlijkse (project-) subsidies.
16
Kunt u toelichten waarvoor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO)
in het kader van het Programma Bouwproductie 4,8 miljoen euro erbij krijgt?
6
Antwoord: In 2014 is bijna 3 mln. euro ingezet voor een aanvullende opdracht
aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van de invoering
van het systeem voor het vernieuwde energielabel. Deze middelen maken
onderdeel uit van de totaal 15 mln. euro aan rijksmiddelen die hiervoor
meerjarig beschikbaar zijn in het kader van het Energieakkoord. Voorts is in
2014 ca. 1,9 mln. euro ingezet voor bevoorschotting op de bijdrage aan de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor activiteiten op het gebied van
energiebesparing in de gebouwde omgeving in 2015.
17
Is de extra bijdrage structureel of incidenteel? (artikel 3)
8
Antwoord: De extra bijdrage is incidenteel.
18
Waardoor dreigt een negatief eigen vermogen bij het agentschap
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)? (artikel 3)
9
Antwoord: Het eigen vermogen van UBR is eind 2013 gering positief. In 2014
verwacht UBR een negatief resultaat van € 6, 8 miljoen. Dit verklaart de
mogelijke totstandkoming van een negatief eigen vermogen bij UBR.
Pagina 11 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)
Dit verlies wordt grotendeels veroorzaakt doordat onvoldoende financiële
dekking op de loge loonschalen trajecten. Ook is het verlies te wijten aan de
reorganisatiekosten bij twee organisatieonderdelen, die niet-tarief gefinancierd
zijn.
19
Kunt u toelichten welke tegenvallers er zijn bij de vervreemding van onroerend
goed of grond waardoor de zakelijke lasten toenemen?
9
Antwoord: Zoals in de toelichting bij de 2e suppletoire begroting is aangegeven,
zijn er meer gebouwen dan verwacht in portefeuille, waardoor ook de zakelijke
lasten hoger zijn. Er is sprake van langere doorlooptijden in het afstootproces,
waardoor meer panden langer in portefeuille blijven. Daarnaast is sprake van
tariefverhogingen door Waterschappen.
20
Hoe hoog zijn de extra kosten die gemaakt zijn voor onderhoud aan de
beveiliging van Koninklijke Woon- en Werkverblijven en waar is het geld precies
aan uitgegeven?
9
Antwoord: Over de kosten van beveiliging worden geen mededelingen gedaan
om te voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.
21
Kunt u alle toenames van lasten in tabel 3.2 toelichten?
12
Antwoord:
 Externe inhuur: De externe inhuur wordt jaarlijks begroot op basis van verwachte workload voor dat jaar. Voor een belangrijk deel is dit gerelateerd aan de capaciteit ten behoeve van eenmalige projecten. De capaciteit hiervoor wordt begroot op de gemiddelde
omvang van de laatste drie jaar. De opdrachtgevers hebben in 2014 aanzienlijk meer
projectcapaciteit gevraagd dan was begroot. Door de rekenmethode van een 3-jaarlijks
gemiddelde zal de realisatie steeds beter in verhouding zijn met de begroting.
 Materiële kosten waarvan apparaat ICT: materiële kosten voor de eenmalige projecten
van opdrachtgevers laten zich moeilijk voorspellen. Dit kan van jaar tot jaar verschillen.
De stijging is geheel te relateren aan projecten ten behoeve van de opdrachtgevers aan
wie die deze kosten doorbelast worden.
 Bijzondere lasten: De bijzondere lasten zijn kosten die betrekking hebben op geleverde
prestaties in het vorige begrotingsjaar welke ten tijde van de jaarafsluiting niet bekend
waren.
Pagina 12 van 12
pagina’s (inclusief voorblad)