Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen (IDVV) Actieplan Afstemming in de keten Eindrapportage onderzoekscluster 3, Afstemming in de keten Actieplan Afstemming in de keten Colofon Uitgegeven door Informatie Telefoon Uitgevoerd door Datum Status Rijkswaterstaat Harry Buursen / Remko Smit / Frans de Mol 06-11368551 / 06-21649871 / 06-51599289 Panteia/NEA, Erasmus Universiteit, TNO 30 september 2013 Definitief IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Woord vooraf Dit rapport is de eindrapportage van het onderzoekscluster 3 ‘afstemming in de keten’ van het onderzoeksprogramma Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Scheepvaart (IDVV). Om in de toekomst de groeiende hoeveelheid goederen betrouwbaar, vlot en duurzaam te kunnen vervoeren, is het nodig dat de binnenvaart een groter aandeel in het vervoerssysteem gaat innemen. Daartoe heeft Rijkswaterstaat samen met de markt in het onderzoeksprogramma van het programma IDVV kennis ontwikkeld over hoe de aantrekkelijkheid van de binnenvaart vergroot kan worden voor de beslissers in de logistieke keten. De focus hierbij ligt op het containervervoer. Dit is gedaan door kennis op te doen over: 1. De noodzakelijke vernieuwingen in de binnenvaartsector 2. Hoe de infrastructuur beter benut kan worden 3. Hoe de afstemming in de logistieke keten verbeterd kan worden 4. Hoe de vaartuigen sneller schoner kunnen worden en 5. Door het verder ontwikkelen van innovaties Het eindproduct is een advies dat kan rekenen op draagvlak bij markt en overheid. In het advies staan conclusies, acties en maatregelen voor de periode 2014-2020 om de opgedane kennis, inzichten en aanbevelingen in praktijk te realiseren. Meer informatie over IDVV en het onderzoeksprogramma kunt u vinden op: www.rijkswaterstaat.nl/IDVV Hier kunt u ook al de achtergrondrapporten van het onderzoeksprogramma downloaden. IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Inhoud Woord vooraf—4 Summary—8 Samenvatting—10 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 Inleiding—13 Achtergrond—13 Cluster 3 – Afstemming in de keten, positionering—13 Scope van het actieplan—14 Samenhang cluster 3 met de drie transitiepaden—15 Samenhang cluster 3 met lopende initiatieven—16 Leeswijzer—16 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 Containerbinnenvaart: huidige markt en vooruitblik 2014-2020—18 Ontwikkelingen vraagzijde: hoeveel wordt vervoerd, voor wie en hoe?—18 Aanbodzijde: netwerk, vloot, actoren, business modellen (huidige situatie)—20 Containerterminal netwerk—20 Vloot binnenschepen—22 Marktpartijen en business modellen—22 Business modellen in de vaargebieden—24 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 Uitdagingen en afstemmingsproblemen 2014-2020—27 Inleiding—27 Algemene uitdagingen actieplan—28 Uitdagingen in de hardware—28 Uitdagingen in de orgware—31 Uitdagingen in de software—34 Aanvullende uitdagingen per vaargebied—36 4 Opzet en inhoudactieplan—39 4.1 Inleiding—39 4.2 Voorgestelde maatregelen en doelstelling actieprogramma—41 4.3 Samenhang en clustering maatregelen en uitdagingen—43 4.4 Generieke maatregelen—45 4.5 ORGWARE: Horizontale & verticale samenwerking in de keten (markt)—46 4.5.1 Verkennen samenwerking bedrijven—47 4.5.2 Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten—47 4.5.3 Implementatie samenwerking—48 4.6 HARDWARE: Beter benutten en optimaliseren infrastructuur (markt & overheid)—49 4.6.1 Dialoog markt en overheidovercontainerterminalnetwerk—49 4.6.2 Aandacht terminals en empty depots stadsregio Rotterdam—51 4.6.3 Openingstijden achterland terminals—51 4.6.4 Uniformiteit inning havengelden—52 4.6.5 Concessiemanagement voor containerbinnenvaart—53 4.6.6 Dialoog en acties vaarwegen ten behoeve van containerbinnenvaart en ontwikkeling bundelingsconcepten Doel—54 4.7 SOFTWARE: tools—55 4.7.1 Simulatie model—55 4.7.2 Stimuleren en faciliteren informatie-uitwisseling en planningstools—56 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 5 Haalbaarheid en effectschatting—58 5.1.1 Voorbeeld kostenbesparingen voor marktpartijen en consument—58 5.1.2 Indicatieve kosten maatregelen actieplan—60 5.2 Concluderend, het netto effect voor de maatschappij—61 Bijlage: Kwalitatieve maatschappelijke en bedrijfsmatige effecten—62 Maatschappelijke effecten—62 Bedrijfsmatige effecten—65 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Summary The IDVV program focuses in particular on the inland navigation container market, because this type of inland navigation is believed to be critically important to achieve the modal split targets, which were set for the Maasvlakte II area in the Port of Rotterdam. Despite the present uncertain economic situation in Europe container volumes to/ from the Port of Rotterdam are expected to grow steeply in the long run (2030). The IDVV modelling scenarios are based on this growth expectation, which, moreover, is believed to be highest in the period until 2020. It is expected, more in particular, that the inter-mainport traffic between Rotterdam and Antwerp will increase the most, followed by the container traffic on the River Rhine. Container transport by inland navigation will remain very important for shippers, forwarders and distribution centres located in the Netherlands in the traditional operating areas in WestBrabant, Nijmegen-Maas, the Great-Amsterdam area and regions in the Northern part of the Netherlands. Market players active in container transport will however have to meet the changing requirements of shippers in the next decade. It is expected that transport service will increasingly become similar to commodities with a guaranteed availability and quality. Comfort will increasingly important to shippers. This will manifest itself in specific demands with respect to sustainability, maximum flexibility, confidentiality and transparency. Notice that these are requirements which will be added to the normal transport requirements. The total transport service will, therefore, become much more complex. Furthermore, the cargo shipped and the destination of transport will not any longer be fixed in advance to a specific transport mode. The available capacities of transport equipment and infrastructure, together with the specific properties of the cargo shipped will, in real-time, be the decisive factors in the modal choice between road, water, air or rail. This situation is what is meant by the term “synchromodality”. Anticipation and connection to such developments requires a transition of the IWT industry. For inland container navigation faces many challenges and bottlenecks need to be removed in the period 2014-2020. The challenges are connected to the supply chains in container transport and concern more in particular: increasing the scale of operations and the coordination between in the various market parties acting within container supply chains. In order to boost the industry in meeting these challenges a package of measures is proposed for the period 2014-2020. The measures explicitly use knowledge infrastructure, information and software. The package emphasizes “better utilisation” of available resources of market parties. In the present market, which is characterised by overcapacity, there is little need for new hardware such as vessels, new terminals and new waterways. Instead of more “hardware” one needs more “orgware”: an improved organisation and management of container flows. From the experiences gained in the project, it appears that much can already be achieved by improving information and by providing insight to Pagina 8 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 actors active in the container supply chains. Surprisingly, parties that are active in the container supply chains often have a very limited scope, knowledge of the activities and problems of other parties in the same chain. This is the reason why in IDVV a simulation tool was developed which was capable to provide such insight to market parties. Improving the coordination, let alone collaboration is not a natural inclination for companies which have to act in a competitive market environment. By offering companies insights into the container supply chain that cross the boundaries of the companies themselves, companies become aware of entirely new possibilities to improve their business and to create win-win solutions. This process requires and is accelerated by a neutral party which organises informal meetings between companies in the supply chain or in a particular geographic operating area. In 2013 this type of meeting, which were called “gaming” sessions, were organised within the framework of the IDVV project. These sessions were highly appreciated by the companies that were attending those meetings. Thus, it is recommended to continue such meetings in the period 2014-2020 possibly in connection with similar initiatives in other programmes, e.g. NLIP, Nextlogiq, KernnetLogistiek and Lean & Green Barge. Increased commercial collaboration is necessary to reduce the number of ship movements in the port of Rotterdam, to increase call sizes at terminals and to offer new services to customers located in the hinterland of the port. Increasing the call size per terminal is possible by combining various flows and container line services to hinterland destinations. Research results indicate that the setting-up of so called “hub” and “hop” concepts en re-using empty containers is required in order to diminish the pressure on deep-sea terminals, where otherwise, as a consequence the growth of the container volumes, waiting times, which are already high, will skyrocket. This threatens to increase costs, lower reliability of transport services with adverse effects for modal split rates. It should be pointed out, that the initiative to explore the opportunities for commercial collaboration shall be entirely with the companies themselves. The IDVV project only offered some support to these actions (e.g. legal, organisational or financial advice) provided that the competition in the markets was not affected by the collaboration. Apart from commercial collaboration and stronger coordination across various links of the supply chain, the project gives also some practical, hands-on recommendations about optimising the use of resources in container transport, e.g. about reducing waiting times in sea ports, the need to reduce port dues in inland ports, increasing the capacity of waterways, improving the accessibility of container vessels on the IWT network etc.. The complete package of proposed actions, when carried out, is expected to result in a significantly higher level of efficiency and quality of service in inland container transport by water. The scale of operations will increase, resulting in lower costs and a higher level of reliability of service and allowing an increase in the frequency of service of the terminals. Preliminary estimates with advanced models indicate that transport cost reductions may amount to 10-20% as well as a reduction of CO2 emission of 40%, a 50% reducting of waiting times at terminals and a doubling in the frequencies of barge services. Pagina 9 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Samenvatting Binnen IDVV ligt de nadruk op het verhogen van het vermogen van de containerbinnenvaart om in te spelen op de modal split doelstelling zoals geformuleerd voor de Maasvlakte II. Aan de binnenvaart wordt een sleutelrol toegedicht als het gaat om het vervoer van de verwachte hoeveelheid containers van en naar het achterland van de Rotterdamse haven. Ondanks de huidige onzekere economische situatie in Europa, wordt voor de lange termijn (2030) een forse groei verwacht van het containertransport van en naar de Rotterdamse haven. De verschillende IDVVscenario’skennen een behoorlijke bandbreedte, maar gaan allen uit van een groei van het aantal containers op de lange termijn. De grootste jaarlijkse groei wordt verwacht in de periode tot 2020. Het inter-mainport verkeer tussen Rotterdam en Antwerpen zal naar verwachting het sterkst stijgen en ook het internationale containervervoer over de Rijn groeit sterk. De containerbinnenvaart blijft een belangrijke rol spelen voor in Nederland gevestigde verladers, expediteurs en distributiecentra in de traditionele logistieke vaargebieden zoals West-WestBrabant, Nijmegen-Maas, Groot-Amsterdam en Noord-Nederland. De spelers actief in de containerbinnenvaart zullen moeten anticiperen op deze groei en de veranderende logistieke eisen van verladers om de gevraagde rol waar te kunnen maken. De visie is dat transport in de periode naar 2030 meer en meer een commodity wordt: de beschikbaarheid is gegarandeerd en de kwaliteit is een gegeven. Voor verladers komt gemak steeds meer centraal te staan. Dit vertaalt zich in een toenemend belang van de volgende logistieke eisen voor de containerbinnenvaart: duurzaamheid, maximale flexibiliteit, virtualisering, vertrouwen en transparantie. Dit bovenop de reeds bestaande eisen, zodat het totaalpakket waaraan de containerbinnenvaart moet voldoen complexer wordt. Een en ander betekent dat lading en bestemming niet langer zijn vastgeklonken aan een vervoerswijze. Beschikbare capaciteit van vervoermiddelen en infrastructuur bepalen samen met de aard van de lading de keuze voor weg, water, lucht of spoor: synchromodaliteit. De aansluiting op deze toekomstige ontwikkelingenvereist een transitie. Er ligt een groot aantal uitdagingen en op te lossen knelpunten voor de containerbinnenvaart. Deze uitdagingen hebben voor een deel betrekking op afstemming in de keten in de periode 2014-2020. Immers ook in de containerbinnenvaart draait het om massa en schaalgrootte, met name in organisatorisch perspectief. Schaalgrootte qua organisatie brengt de benodigde efficiency en kwaliteit. Om te helpen de uitdagingen het hoofd te bieden wordt voor de periode 2014-2020 een pakket van onderling samenhangende maatregelen aanbevolen om de afstemming in de keten te verbeteren. Het betreft maatregelen waarbij uitdrukkelijk kennis, software en databases worden ingezet. Het accent ligt daarbij zeer sterk op het “Beter Benutten” van middelen door marktpartijen. Over het algemeen is er weinig tot geen behoefte aan nieuwe infrastructuur of schepen (hardware). Het gaat vooral om de zoPagina 10 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 genaamde “orgware” en de software die nodig is om tot afstemming te komen waardoor de beschikbare middelen beter benut worden. Het blijkt namelijk uit praktijkervaringen dat al heel veel kan worden bereikt door de markt gericht informatie en inzicht aan te reiken. Het overzicht en de informatie in de markt van de containerbinnenvaart is immers voor veel marktpartijen beperkt en er is weinig zicht op de keten als geheel en het effect van gedrag van de verschillende partijen in de keten. In IDVV cluster 3 is daarom gewerkt aan databases en een simulatietool, die effectieve en efficiënte middelen zijn gebleken om het inzicht van marktpartijen in de keten te vergroten en aldus het inzicht in de markt te verbeteren. Afstemming, laat staan daadwerkelijke samenwerking, blijkt bovendien vanwege onderlinge concurrentie niet altijd een natuurlijke reactie te zijn van de bedrijven. Door bedrijven gericht meer inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de markt over de bedrijfsgrenzen heen is veel voordeel te behalen. Dan ziet men vaak dat een echte sprong in kwaliteit en efficiency van de binnenvaart gemaakt kan worden. In dat proces is een katalyserende rol weggelegd voor een neutrale partij om dit proces van afstemming en samenwerking tussen ketenpartijen te faciliteren. Het proces dat in 2013 met de gaming sessies binnen IDVV al op gang is gebracht is als zeer waardevol benoemd door de marktpartijen en andere stakeholders. De belangrijke aanbeveling is dus om dit proces te continueren in de periode 2014-2020. Daarbij ligt aansluiting met initiatieven zoals Nextlogic, Kernnet Logistiek en Lean&GreanBarge voor de hand. Samenwerking in de keten is onder andere nodig om het aantal scheepvaartbewegingen in de drukke haven van Rotterdam te beperken en om nieuwe diensten via binnenvaart te kunnen aanbieden richting verladers in het achterland. Het vergroten van de call size per terminal kan door bundeling van stromen en diensten van/naar het achterland. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er gewerkt moet worden aan het realiseren van “hub” en “hop”-concepten (en combinaties daarvan) en het doorgebruik van lege containers in het achterland. Wanneer hier niet op ingespeeld wordt zal bij een groei in het containervervoer de druk op slots op de deepsea-terminals in Rotterdam toenemen, waarbij oplopende wachttijden het gevolg zijn en leiden tot hogere kosten en lagere betrouwbaarheid. Dit is een groot risico voor het realiseren van de modal split doelstelling. Benadrukt dient te worden dat het initiatief voor daadwerkelijke samenwerking tussen marktpartijen ligt bij de betreffende marktpartijen zelf. Wel kunnen marktpartijen indirect worden ondersteund wanneer zij constateren dat samenwerking bemoeilijkt wordt door juridische, organisatorische en/of complexe financiële aspecten. Daarnaast worden ook enkele maatregelen voorgesteld in de marktomgeving van de containerbinnenvaart. Deze maatregelen richten zich op het bevorderen van een meer doelmatig en gestructureerd gebruik van terminalcapaciteit en containers,het oplossen van barrières in de sfeer van havengelden voor containerschepen en het proces voor het reduceren van de wachttijden van containerschepen bij terminals in zeehavens. Pagina 11 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Andere onderdelen van dit flankerende pakket van maatregelen zijn gericht op de toegankelijkheid en doorstroming van vaarwegen zoals de openingstijden van sluizen en de hoogte van bruggen ten behoeve van de containerschepen. Een actieve dialoog tussen overheid en het betrokken bedrijfsleven (container barge operators, terminals, verladers) wordt aanbevolen om per vaargebied c.q. corridor de meest effectieve en efficiente acties te bepalen die van belang zijn voor de containerbinnenvaart. Hierbij biedt het Kernnet Logistiek een belangrijk beleidskader vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Verwacht wordt dat metde voorgestelde acties een aanzienlijke efficiency verbetering kan worden bereikt en de kwaliteit van de dienstverlening kan worden verbeterd. De belangrijkste effecten komen voort uit een schaalvergroting en verhoging van de beladingsgraad van schepen en minder wachttijd bij terminals. Hierdoor zal de productiviteit van het containervervoer sterk kunnen toenemen. De kosten gaan daardoor omlaag terwijl het transport betrouwbaarder wordt en de terminals met een hogere frequentie kunnen worden bediend. Simulaties laten zien dat in enkele gevallen besparingen mogelijk lijken die oplopen tot boven de 1020% van de kosten voor de transportketen waarbij er een verdubbeling van het aantal afvaarten per week kan plaatsvinden, een halvering van de wachttijd van schepen en 40% minder CO2 uitstoot. Pagina 12 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In het programma Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen (IDVV) wordt ervan uitgegaan dat binnenvaart een groter aandeel gaat innemen in het vervoerssysteemvoor het betrouwbaar, vlot, veilig en duurzaam vervoeren van toekomstige goederenstromen. Dit vanwege de verwachte toekomstige groei van de goederenstromen door de aanleg van Maasvlakte 2 en de daaraan gekoppelde modal split afspraken voor het achterlandvervoer (45% per binnenvaart). Hiertoe ontwikkelt Rijkswaterstaat samen met de markt in het Kennisspoor van IDVV kennis over hoe de aantrekkelijkheid van de binnenvaart vergroot kan worden voor de beslissers in de logistieke keten, opdat meer vervoer over water plaats kan vinden en de capaciteit van de vaarwegen beter wordt benut. Belangrijke voorwaarden voor een aantrekkelijke binnenvaart zijn: Efficiëntie: grote volumes tegen lage kosten; Betrouwbaarheid: zekere of voorspelbare tijden; Schoon: minstens zo schoon als wegvervoer; Veiligheid: in de toekomst minstens hetzelfde veiligheidsniveau als nu. 1.2 Cluster 3 – Afstemming in de keten, positionering Binnen het Kennisspoor van IDVV (spoor 3) richt het cluster ‘Afstemming in de keten’ (cluster 3)zich met name op de volgende vragen: Welke afstemmingsmaatregelen tussen ketenpartijen zijn nodig om de efficiëntie en de betrouwbaarheid van de binnenvaart te verbeteren? Wat is er nodig om deze maatregelen succesvol geïmplementeerd te krijgen? Om antwoord te geven op deze vragen is een reeks van activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben geresulteerd in dit rapport, waarin een actieplan wordt gepresenteerd. In figuur 1.1 is schematisch het actieplan gepositioneerd ten opzichte van de andere activiteiten binnen cluster 3, de overkoepelende input vanuit cluster 1 en de Implementatiestrategie voor het hele kennisspoor van IDVV. Het onderzoeksteam van cluster 3 (Afstemming in de keten) heeft de resultaten van cluster 1 “SysteemvernieuwingBinnenvaart” als vertrekpunt genomen. Vervolgens is gebruik gemaakt van inzichten uit Werk Pakket (WP) 3.1 waarin een analyse is gemaakt van de betrokken actoren in de binnenvaartketen en de business modellen van deze actoren. Daarnaast is in WP 3.2 een analyse gemaakt van zowel de vraagzijde (goederenstromen) als de aanbodzijde (infrastructuur) van het multimodale containernetwerk. In WP 3.3 werd mede op basis van de hiervoor beschreven onderdelen een inventarisatie gemaakt van de maatregelen gericht op een betere afstemming tussen ketenpartijen die leiden tot een efficiencyslag en een hogere betrouwbaarheid in de binnenvaartketen. De analyse van de maatregelen was input voor WP 3.4 waarin met behulp van simulaties en games een strategische scenario verkenning van de binnenvaart werd uitgevoerd en via sessies met verschillende stakeholders wenselijke maatregelen in vaargebiedenverder werden besproken. Pagina 13 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Tenslotte zijn in WP 3.5 pilots uitgevoerd. Uiteindelijk zijn in WP 3.6 al deze resultaten gebruikt voor het opstellen van een actieplan voor de implementatie van maatregelen, het nu voorliggende document. Dit actieplan vormt het afsluitende onderdeel van cluster 3 en biedt daarmee een belangrijke hoeksteen voor de implementatiestrategie van het gehele Kennisspoor van IDVV (spoor 3). Figuur 1.1:Schematisch overzicht positie actieplan 1.3 Scope van het actieplan Het actieplan richt zich op verbetering van afstemming van de processen in de containerbinnenvaart. Binnen deze scope gaat het dan vooral om maatregelen die ertoe leiden om veel efficiënter om te gaan met de productiemiddelen in die processen. Het gaat dus vooral om het bereiken van effecten zoals: het verhogen van de beladingsgraad van schepen; het realiseren van schaalvergroting; het reduceren van de wachttijden van schepen, c.q. het verhogen van de frequenties binnen de vaarschema’s; het verbeteren van de betrouwbaarheid; het verlagen van overslagkosten door bundeling van volumes op containerterminals. Daarbij is het sleutelwoord vooral “Samenwerking” waarbij partijen in de keten gezamenlijk middelen, informatie en lading delen om een grote efficiëntie en kwaliteitsslag te maken op het gebied van frequenties en betrouwbaarheid van diensten. Zodoende kan de containerbinnenvaart als modaliteit een sterke partij zijn binnen synchromodale vervoersconcepten. Het actieplan beperkt zich dus tot de optimalisatie van de logistieke processen binnen de containerbinnenvaart. Het richt zich dus niet op de afstemming met wegvervoer en spoorvervoer (synchromodaal); de prioriteit wordt gegeven aan het realiseren van een verbeterslag binnen de Pagina 14 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 containerbinnenvaart.Er wordt dus niet direct gedoeld op marketing, nieuwe dienstverlening en nieuwe markten voor de container binnenvaart. Echter kunnen nieuwe klanten en markten wel een spin-off zijn van de verbeterde performance van containerbinnenvaart. Een voorbeeld hiervan is dat door hogere frequenties te bieden tegen lage kosten en hoge betrouwbaarheid ook het continentale vervoer kan gaan meeliften met schepen die maritieme containers vervoeren. Ten aanzien van de scope van dit rapport wordt verder opgemerkt dat de aanbevelingen met name gericht zijn op de Nederlandse partijen, aangezien de Nederlandse operators ook een grote rol spelen op de buitenlandse waterwegen en terminals. 1.4 Samenhang cluster 3 met de drie transitiepaden Ten aanzien van de geschetste transitiepaden in cluster 1 gaat het in cluster 3 primair om de “grootschalige industriële transport corridors”, zoals ook weergegeven in de volgende figuur. Figuur 1.2:Schematisch overzicht positie actieplan Dat transitiepad is gebaseerd op de ontwikkeling en organisatie van “lopende banden” voor maritieme containers tussen zeehavens en het achterland. Vervolgens kunnen zich spin-offs ontwikkelen, zoals het aankoppelen van continentale lading (denk aan 45 voet pallet wide containers of tankcontainers). De markt van het continentale vervoer kan daarbij gezien worden als een meer grillige innovatie met een high yield / high-risk karakter gezien de innovatieve status en de potentiële winst die mogelijk is ten opzichte van wegvervoer. Ook het transitiepad “fijnmazige distributie” komt daarmee dus zijdelings in beeld. Ook kan worden gedacht aan het ontsluiten van regionale bestemmingen die niet langs de hoofdcorridors liggen, bijvoorbeeld middels hop – of hub concepten. Indirect wordt ook bijgedragen aan het transitiepad vergroening omdat het verbeteren van de containerbinnenvaart performance op gebied van kosten en kwaliteit mogelijk zal resulteren in hogere brandstofefficiency en een hogere modal split. De verhoging van het vervoersaandeel binnenvaart heeft positieve effecten voor de duurzaamheid. Er wordt ten aanzien van de schepen en de milieuperformance in cluster 3 echter geen aandacht besteed aan vergroening van de vloot containerschepen. Pagina 15 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 In dit kader wordt er verwezen naar de resultaten van het cluster schone vaartuigen en met name naar de revisie van de wettelijke normen die vanuit Brussel zullen worden opgelegd en de financiering die verwacht wordt vanuit Brussel voor ontwikkeling en implementatie van nieuwe technieken zoals LNG en nabehandelingstechnieken die men al toepast in de automotive sector (Euro VI). Dit is echter wel een randvoorwaarde gezien de toenemende maatschappelijke druk dat binnenschepen groener worden (zoals de eis dat alleen nog schepen met minimaal een CCR2 motor toegang krijgen tot Maasvlakte 2 vanaf het jaar 2025). Ten opzichte van de andere clusters is er een samenhang met het cluster Beter Benutten, vooral waar het gaat om infrastructurele maatregelen die betrekking hebben op de containertransport via waterwegen. Hierbij kan worden gedacht aan doorvaarthoogte van bruggen, bedieningstijden van sluizen en bruggen (containervaart wil graag 24/7 opereren) en aan de betere benutting van het beschikbare terminalnetwerk. Met het cluster Innovatie is er ook een duidelijk raakvlak. Een aantal innovaties die zijn begeleid in het cluster innovatie hebben ook betrekking op de containerbinnenvaart. Bovendien is er met name op organisatorische vlak nog veel innovatie nodig in de containerbinnenvaart, de zogenaamde ‘orgware’ gericht op samenwerking tussen partijen in de containerbinnenvaartketen. 1.5 Samenhang cluster 3 met lopende initiatieven De uitdagingen en/of knelpunten en bijbehorende maatregelen die worden beschreven in dit actieplan zijn veelal gebaseerd op ervaringen en constateringen van marktpartijen in praktijk. Naast IDVV spoor 3 zijn er andere lopende initiatieven waarin hard gewerkt wordt om de container binnenvaart te stimuleren en afstemming in de keten tussen marktpartijen te verbeteren. Te denken valt aan de initiatieven Nextlogic, Beter Benutten, Strategisch Platform Logistiek, etc. Met name Nextlogic is hierbij relevant, omdat in dit programma ook intensief wordt gewerkt tussen ketenpartijen waarbij afstemming om te komen tot efficiency verbeteringen centraal staat. In enkele hoofdstukken van dit actieplan is daarom aangegeven waar de maatregelen aansluiten op lopende initiatieven. De maatregelen in dit actieplan zijn input voor het eindadvies van het gehele IDVV kennisspoor. In dat eindadvies,dat eind september 2013 wordt opgeleverd aan Rijkswaterstaat, wordt specifieker ingegaan op andere maatregelen die opgepakt worden of aansluiten bij lopende initiatieven en wordt nader inzicht gegeven in de stakeholders die logischerwijs in aanmerking komen voor de follow-up van acties en maatregelen. 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 2 van het rapport gaat kort in op de (te verwachten) ontwikkelingen in de markt en marktomgeving in het tijdvak 2014-2020 met de focus op de containerbinnenvaart. Dit materiaal betreft een beknopte toespitsing en recapitulatie en validatie van de analyses in cluster 1. Vervolgens geeft hoofdstuk3de voornaamste uitdagingen en afstemmingsproblemen. Dit hoofdstuk schept dus het kader waaropde acties en maatregelen gericht moeten worden . In hoofdstuk 4 wordt de voorgestelde set van maatregelen en acties gepresenteerd en beschreven. Daarbij wordt de onderlinge samenhang van de maatregelen gepresenteerd. Tevens wordt aangeven hoe de maatrePagina 16 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 gelen kunnen worden gerelateerd aan de in hoofdstuk 3 geïdentificeerde uitdagingen. Vervolgens volgt in hoofdstuk 5 eenkortepresentatievan (te verwachten) effecten van het actieplan. Voor sets van maatregelen wordt ingegaan op zaken als: te verwachten effecten (naar verschillende criteria), de aspecten rondom haalbaarheid en een globale orde grootte schatting van de kosten en baten. Pagina 17 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 2 Containerbinnenvaart: huidige markt en vooruitblik 2014-2020 In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op ontwikkelingen aan de vraagzijde (2.1) en ontwikkelingen aan de aanbodzijde (2.2) van de containerbinnenvaart. Daarbij wordt gekeken naar huidige en toekomstige ontwikkelingen met een focus op de periode 2014-2020. 2.1 Ontwikkelingen vraagzijde: hoeveel wordt vervoerd, voor wie en hoe? In IDVV ligt de nadruk op het vermogen van de containerbinnenvaart om te voldoen aan de modal split doelstelling zoals geformuleerd voor de Maasvlakte 2. Aan de binnenvaart wordt een sleutelrol toegedicht als het gaat om het vervoer van de verwachte hoeveelheid containers van en naar het achterland van de Rotterdamse haven. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven hoeveel containerlading wordt verwacht, voor wie wordt vervoerd en welke eisen aan de containerbinnenvaart worden gesteld door verladers - hoe moet de containerbinnenvaart gaan functioneren om de gewenste rol waar te kunnen maken? Hierbij wordt gebruik gemaakt van het in onderzoekscluster 1 ‘Systeemvernieuwing Binnenvaart’ ontwikkelde toekomstperspectief voor de containerbinnenvaart met als tijdshorizon 2030 en de inzichten uit onderzoekscluster 3 ‘ Afstemming in de Keten’. In de afgelopen decennia is het marktaandeel van de totale binnenvaart in het goederenvervoer in de Europese Unie niet verbeterd, maar geleidelijk aan met enkele procentpunten teruggelopen. Het teruglopend marktaandeel van de binnenvaart doet zich in alle (internationale) corridors voor. Het containervervoer vormt hierop een positieve uitzondering. In de containerbinnenvaart lijkt het marktaandeel zich te stabiliseren en de laatste jaren zelfs licht te stijgen. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van figuur 2.1. Hieruit valt af te leiden dat het aantal containers dat per binnenvaartschip wordt vervoerd in de haven van Rotterdam in de periode 2002-2010 is gestegen. In dezelfde periode daalt het marktaandeel aanvankelijk enkele procenten om vervolgens in 2010 iets hoger uit te komen (ten opzichte van 2002). In de jaren 2011 en 2012 lijkt de lichte stijging in het marktaandeel door te zetten, respectievelijk 33,4% en 35,3% (percentage gerelateerd aan vervoerde hoeveelheid containers in TEU (Havenbedrijf Rotterdam, 2013)). Figuur 2.1 Marktaandeel van de modaliteiten in het achterlandvervoer van containers vanuit de haven van Rotterdam (in aantal containers x 1000) Binnenvaart Spoorvervoer Wegvervoer Totaal achterland 2002 1.089 302 2.002 3.393 32,1% 8,9% 59,0% 100% 2004 1.188 358 2.332 3.878 30,6% 9,2% 60,1% 100% 2006 1.364 486 2.619 4.469 30,5% 10,9% 58,6% 100% 2008 1.413 596 2.676 4.685 30,2% 12,7% 57,1% 100% 2010 1.462 441 2.520 4.423 33,0% 10,0% 57,0% 100% Bron: Havenbedrijf Rotterdam, 2013 Ondanks de huidige onzekere situatie in Europa gerelateerd aan de Eurocrisis, wordt voor de lange termijn (2030) ten aanzien van het aantal containers een voortgaande groei verwacht van het containertransport Pagina 18 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 van en naar de Rotterdamse haven1. De IDVV-scenario’s kennen weliswaar een behoorlijke bandbreedte, maar gaan allen uit van een groei van het aantal containers op de lange termijn. De grootste jaarlijkse groei wordt verwacht in de periode 2010-2020 – het tijdvak dat het actieplan bestrijkt. De groeivoet loopt uiteen van 4% (in het lage RC scenario 2) tot 7% (in het hoge groei GE scenario). Na 2020 neemt de groei af. Tussen 2030 en 2040 is de jaarlijkse groei 1,4% in het RC scenario en in het GEscenario bijna 5%. De hoge groei tussen 2010 en 2020 wordt verklaard door de veronderstelde toename van het aandeel binnenvaart van 33% in 2010 tot 38% in 2020. Het relatieve aandeel van het containervervoer via de binnenvaart zal daarboven nog verder toenemen als gevolg van de modal split afspraken met de nieuwe terminal operators op de Tweede Maasvlakte die nog niet in deze scenario’s zijn verwerkt. Hoewel het onzeker is hoe en in welke mate de groei zich van jaar tot jaar zal gaan manifesteren, is duidelijk dat de groei in het achterlandvervoer plaatsvindt in de containerstromen naar alle vaargebieden op de Rijn. Het inter-mainport verkeer tussen Rotterdam en Antwerpen zal naar verwachting het sterkst stijgen. De containerbinnenvaart blijft een belangrijke rol spelen voor in Nederland gevestigde verladers, expediteurs en distributiecentra in de traditionele logistieke vaargebieden zoals WestBrabant, Nijmegen-Maas, Groot-Amsterdam en Noord-Nederland (zie figuur 2.2) Figuur 2.2Container vervoer (in miljoen TEU) via de binnenvaart per vaargebied 2010 en 2040 GE 1 In onderzoekscluster 1 zijn vijf megatrends aan de vraagzijde gedefinieerd die hierbij van belang zijn. Deze trends zijn: (1) daling bevolking, vergrijzing en verstedelijking in West-Europa, (2) een transitie naar nieuwe grondstoffen, (3) verdere informatisering en nieuwe technologieën, (4) structurele daling kredietverlening en externe financiering in publieke en private sector en (5) aanhoudende maatschappelijke aandacht voor veiligheid en duurzaamheid. 2 RC-scenario is het lage groeiscenario in het langetermijnprognoses van Welvaart en Leefomgeving (WLO) en staat voor regionalcommunities. Naast het RC scenario worden GE- (Global Economy – hoge groei) en SE-scenario (Strong Europe – middelmatige groei tussen RC en GE in) veel gebruikt bij langetermijnprognoses. Pagina 19 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Bron: TNO, WP 3.2 Ten aanzien van de vraag hoe de containerbinnenvaart zou moeten functioneren, kan worden gesteld dat het aansluiten op veranderende logistieke eisen van verladers van groot belang. De containerbinnenvaart moet op een aantal terreinen doorontwikkelen om volwaardige mee te kunnen in de trend naar synchromodale oplossingen en het bieden van een efficiente, betrouwbare en flexibele transportdiensten. Transport wordt in de periode naar 2030 meer en meer een commodity: de beschikbaarheid is gegarandeerd en de kwaliteit gegeven. Voor verladers komt gemak steeds meer centraal te staan. Dit vertaalt zich in een toenemend belang van de volgende logistieke eisen voor de containerbinnenvaart: duurzaamheid, maximale flexibiliteit, virtualisering, vertrouwen en transparantie. Dit bovenop de reeds bestaande eisen, zodat het totaalpakket waaraan de containerbinnenvaart moet voldoen complexer wordt. Een en ander betekent dat lading en bestemming niet langer zijn vastgeklonken aan een vervoerswijze. Beschikbare capaciteit van vervoermiddelen en infrastructuur bepalen samen met de aard van de lading de keuze voor weg, water, lucht of spoor: synchromodaliteit. Samenvattend geldt ten aanzien van de vraagzijde het volgende: het (absolute en relatieve) aandeel van containervervoer per binnenvaart gaat naar verwachting groeien in komende jaren. Het voldoen aan de logistieke eisen aan de (container)binnenvaart is een van de randvoorwaarden om de gewenste rol waar te kunnen maken. 2.2 Aanbodzijde: netwerk, vloot, actoren, business modellen (huidige situatie) 2.2.1 Containerterminal netwerk Het netwerk van terminals is landelijk dekkend: iedere regio in Nederland is minimaal door 1 terminal ontsloten. De capaciteit van de containerterminals is tot 2020 zeker toereikend. Bovendien ligt er vaak nog ruimte voor het verhogen van de capaciteit van bestaande terminals, door bijvoorbeeld de verruiming van openingstijden en de inzet van extra kranen of fysieke uitbouw van de terminal (kades, opslag terrein). Ten aanzien van het terminalnetwerk van terminals is geconstateerd dat de terminals over het algemeen verzorgingsgebieden hebben die enige Pagina 20 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 overlap met elkaar vertonen. Vooral in de regio West-Brabant en regio Amsterdam kan een klant kiezen uit meerdere terminals. In de Rotterdamse haven is daarnaast sprake van nog steeds toenemende versnippering van terminals. Daardoor dreigt de havenverblijftijd van containerschepen verder op te lopen. Zonder veranderingen in de logistieke concepten en meer afstemming in de keten kan dit tot negatieve effecten leiden op de omlooptijden. Het merendeel van de terminals ligt aan groot vaarwater en een aantal vaarwegen wordt mogelijk opgewaardeerd (Zuid-Willemsvaart, Wilhelminakanaal, Twentekanaal). Het zijn enkele sluizen en de doorvaarthoogtes die in het bijzonder van belang zijn in verband met de wachttijd en het aantal lagen containers dat vervoerd kan worden. Ten aanzien van sluizen zijn er knelpunten op de relatie Rotterdam – Antwerpen (Kreekrak- en Volkeraksluis). Daarnaast is ook de sluis Weurt een mogelijk knelpunt voor terminals langs de Maas en de Prinses Margrietsluis voor binnenvaartterminals in de omgeving van Groningen. Een ander aspect is laag water dat regelmatig voorkomt op de Rijn. In deze situaties werken de operators met laagwatertoeslagen, waardoor de intermodale oplossingen (tijdelijk) duurder worden. Soms wordt dan ook het spoorvervoer ingezet als alternatief voor de binnenvaart tijdens laag water periodes. Pagina 21 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 2.2.2 Vloot binnenschepen Ten aanzien van de beschikbare vlootcapaciteit is sprake van een reservecapaciteit van circa 30%. Mede gelet op productiviteitsverhoging (1% per jaar) en ook mogelijkheden om efficiency te verhogen wordt er over het algemeen geen tekort aan scheepsruimte verwacht — zeker gegeven de huidige overcapaciteit van circa 1 miljoen ton laadvermogen aan grote schepen. Een mogelijk knelpunt is wel dat de vloot in de toekomst moet voldoen aan eisen op het gebied van luchtkwaliteit (zoals CCR II gecertificeerde motoren) om nog toegang te krijgen tot havengebieden. Dit is met een verouderde vloot een grote uitdaging, zoals ook de beschikbaarheid van benodigde arbeidskracht een punt van zorg is, gelet op de beperkte instroom van jonge mensen en de vergrijzing. Circa 70% van de binnenvaartvloot is in handen van schipper-eigenaren met kleinschalige bedrijfsvoering. Samenwerking in coöperatievorm tussen schipper-eigenaren kan helpen schaalvoordelen in de bedrijfsvoering te realiseren. Juist in de containerbinnenvaart verbinden veel schippereigenaren zich aan andere partijen (zoals barge-operators) die containerbinnenvaart organiseren en de schipper-eigenaren inhuren voor de middellange en lange termijn. 2.2.3 Marktpartijen en business modellen De binnenvaartsector kenmerkt zich door een groot aantal actoren dat ieder een eigen rol speelt. Deze actoren hebben verschillende relaties met elkaar: ze nemen deel aan het vervoer of de behandeling van containers – ze zijn zo dus afhankelijk van elkaar. Soms delen ze een waterweg, of terminalcapaciteit. Kenmerkend is dat de actoren een bepaalde beslissingsonafhankelijkheid hebben. Ze nemen beslissingen over hun eigen handelen en zullen dat doen afhankelijk van hun eigen belang en oriëntatie. In WP 3.1 is een aantal business modellen gedefinieerd en bestudeerd dat helpt ontwikkelingen in de containerbinnenvaart te begrijpen. Op basis van deze analyse kunnen twee belangrijke conclusies worden getrokken: Ketenmarktpartijen (zowel horizontaal als verticaal in de keten) zijn in veel gevallen niet bereid uit zichzelf te gaan samenwerken: samenwerking komt niet vanzelf tot stand. Er bestaat geen generieke oplossing voor afstemmingsproblemen in de containerbinnenvaartketen. Bij de analyse van maatregelen moet worden gekeken naar dominante businessmodelperspectievenper vaargebied. Deze combinatie bepaalt de voorwaarden voor gezamenlijke actie. Er zijn vijf businessmodel perspectieven in de binnenvaart geschetst. Deze bieden inzicht in de strategische oriëntatie van verschillende actoren ingegeven door de aangeboden dienst, de interne organisatie, het type klant dat wordt bediend en de financiële aspecten. Meer gedetailleerde informatie over de business modellen is te vinden in het WP 3.1. rapport. Pagina 22 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Bron:IDVV spoor 3, Cluster 3 – Afstemming in de keten, Werkpakket 3.1 Business Modellen Achterland netwerk operator perspectief Een achterland netwerk ontstaat wanneer uit een bepaalde regio voldoende volume beschikbaar is om een netwerk tussen de zee-terminal en een aantal inland-terminals in die regio op te zetten en te onderhouden. Dit gebeurt vooral bij versnippering van ladingvolumes. De netwerk operator zal de lading bundelen door bijvoorbeeld te ‘hoppen’ langs verschillende terminals in die regio. Een voorbeeld hiervan is Contargo die van/naar Rotterdam en Antwerpen over de Rijn containers transporteert van/naar eigen terminals in Neuss, Mainz, Frankfurt, Worms, Mannheim en Karlsruhe. Een ander voorbeeld is Danser die zich concentreert op slim varen en bundelen van stromen zonder eigen terminals (ofwel terminalonafhankelijk). Rederijperspectief De rederij heeft als hoofdactiviteit het transport van de containers van zeehaven naar zeehaven. De rederij kan daarbij ook de eigenaar van de containers zijn. In het rederijperspectief organiseert de rederij de containerstroom van en naar het achterland. Hiervoor contracteert de rederij partijen (terminals, transporteurs) in het achterland. De rederij heeft daarbij belang van bundeling van de containerstroom om zoveel mogelijk containers gelijktijdig te transporteren en de bezettingsgraad van binnenvaartschepen te optimaliseren. Een voorbeeld van dit perspectief is het Inland CY concept van Maersk. Hierbij gebruikt de rederij tot op heden binnenvaart netwerk-oplossingen van andere aanbieders. Het is mogelijk dat de rederij ook eigen diensten gaat opereren (zoals MSC al meerdere treinen van en naar Antwerpen heeft rijden naar het achterland). Zee-terminal perspectief Bij het zee-terminal perspectief heeft de stuwadoor in de haven de regie over de logistiek van en naar het achterland. Het belang van de zeeterminal is een hoge beladingsgraad en snelle doorvoer van en naar het achterland. De zee- terminal wil de beschikbare infrastructuur op de terminal optimaal benutten. Wanneer een zee-terminal in een regio in het hinterland voldoende volume heeft kan de terminal werken volgens het pushsysteem. Hierbij blijven containers niet langer op de deep-sea terminal staan in afwachting van actie van de ontvanger (pull), maar reizen in een proactieve flow per binnenvaartschip of trein direct naar inland terminals in het achterland (push). De andere kant op kan door tijdige aanPagina 23 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 levering van exportlading op de inland terminals, waardoor de zeeterminal ook containers per binnenvaartschip naar zich toe kan halen op het moment dat dit in het logistieke systeem het beste past (Pull). Voorbeeld van dit perspectief is het European Gateway Services (EGS) concept van Europe Container Terminals (ECT). Dit werkt naar eigen binnenvaartterminals zeer goed; uitrol / samenwerking met andere terminals is lastiger; deze terminals trachten vanuit hun eigen perspectief aan netwerk varianten te bouwen Neutrale regisseursperspectief De neutrale regisseur heeft zelf geen middelen in eigendom. Voor het uitvoeren van het transport van en naar het achterland worden partijen in de keten gecontracteerd. Door containerstromen van verschillende verladers te combineren kan de regisseur optimaal gebruik maken van het gecontracteerde netwerk. Voorbeelden van partijen die opereren vanuit dit perspectief zijn expediteurs en logistiek dienstverleners. Zij maken gebruik van hun sterke (wereldwijde) IT systemen en netwerken om de regie van het netwerk volledig in eigen hand te houden. In de containerbinnenvaart komt dit eigenlijk nog niet voor. Verzorgingsgebied-perspectief In het verzorgingsgebied staat het ontsluiten van vervoersstromen van de verlader naar het binnenvaartsysteem centraal. De inland–terminal en (vooral) de verlader spelen hierin hoofdrollen in de coördinatie van hun netwerk. Een voorbeeld is Containerterminal MCS Leeuwarden vanwaar voornamelijk containers voor Friesland Campina gevaren worden. Het verzorgingsgebied-perspectief staat onder druk door de grote hoeveelheid terminals die aangedaan moeten worden in R’dam (en / of Antwerpen). Hierdoor is de punt-punt verbinding eigenlijk geen punt-punt verbinding te noemen. Met een groeiende volume van en naar het achterland zijn netwerk-varianten noodzakelijk om efficiënt te blijven en daarmee concurrerend te blijven ten opzichte van het wegvervoer. 2.2.4 Business modellen in de vaargebieden In cluster 3zijn 13 vaargebieden onderscheiden. Daarvan zijn er in het vervolg van cluster drie 6 vaargebieden geselecteerd die als representatief kunnen worden beschouwd. Over deze 6 vaargebieden1 kunnen ten aanzien van de businessmodel perspectieven de volgende uitspraken worden gedaan (gebaseerd op WP 3.1 en 3.2). Noord Nederland Het vaargebied Noord-Nederland ontwikkelt zich richting 2020 met grote zekerheid tot het verzorgingsgebiedperspectief. In het verzorgingsgebiedperspectief staat het ontsluiten van vervoersstromen van de verlader naar het binnenvaartsysteem centraal. De inlandterminaloperator en de verlader spelen in dit perspectief een grote rol. Aan de aanbodzijde is sprake van een kleine geconsolideerde groep van Inland Terminal Operators met meerdere terminals in Noord-Nederland (zoals MCS, HCL, IMS). Zij bieden de verladers een totaalproduct aan; dus inclusief voor- en na- 1 Het vaargebied Beneden-Rijn is aanvankelijk niet nader bestudeerd in 3.1 en 3.2 ten aanzien van de businessmodellen en vraag/aanbod terminals. Dit vaargebied is hier toegevoegd omdat het wel tot de zes representatieve vaargebieden behoort en er een gamingsessie aan is gewijd. Pagina 24 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 transport. Een grote verlader in Noord-Nederland is Friesland Campina met vestigingen in Leeuwarden, Bedum, Beilen en Marum. Groot Amsterdam Over het vaargebied Groot-Amsterdam is grote onzekerheid over de ontwikkelingsrichting. De mogelijke richtingen zijn dat de haven van Amsterdam zich als zeehaven of als achterlandterminal ontwikkelt richting 2020. Wanneer Amsterdam de zeehavenfunctie behoudt zal het rederijperspectief leidend zijn. In het rederijperspectief zorgen containerrederijen in grote stromen voor de aanvoer van maritieme containers (cross-trade en shortsea). Amsterdam speelt dan een belangrijke rol in het intermainport verkeer tussen Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Als Amsterdam zich op het gebied van de containeroverslag ontwikkelt als achterlandterminal zal het netwerkoperatorsperspectief leidend zijn. Pagina 25 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Nijmegen Maas Over het vaargebied Nijmegen-Maas kan met zekerheid worden gesteld dat een vergaande differentiatie van drie businessmodellen voor dit vaargebied van toepassing is. Dit is, ten eerste, het verzorgingsgebiedperspectief door de aanwezigheid van grote dominante verladers in deze regio (Xerox, OCE, Nedcar, DSM en Sabic) en een groot aantal inland terminaloperators. Ten tweede speelt het vaargebied een belangrijke rol in de ontsluiting vanuit de zeezijde in het deepsea-terminal perspectief. Het vaargebied heeft een strategische ligging ten opzichte van het Duitse achterland. Nu al zijn terminaloperators zoals BCTN, Waalhavengroep/Born en ECT Venlo in dit vaargebied actief. De verwachting is dat terminaloperators meer extended gate concepten richting dit vaargebied ontwikkelen. Ten derde is het neutrale regisseursperspectief leidend. Grote logistieke dienstverleners als K&N, DHL, en Ceva zullen richting 2020 invloed hebben en houden op dit vaargebied, mede ondersteund door de aanwezigheid van logistieke hotspots zoals Venray, Venlo, Born en Nijmegen. Rotterdam-Antwerpen In de Rotterdam–Antwerpen vaart blijft met grote zekerheid de containeroverslag groeien. In combinatie met verdere schaalvergroting in de containervaart leidt dit tot een sterkere behoefte aan herpositionering van containers tussen de twee hubs en de herpositionering van lege containers (inter-mainportverkeer). Het deep-sea-terminal perspectief en het rederij perspectief zijn dominant richting 2020. West Brabant Met zekerheid blijft het huidige verzorgingsgebiedperspectief leidend in het vaargebied West-Brabant. De inland terminaloperators − veelal opgericht door lokale logistieke dienstverleners – zijn actief in het bedienen van regionale verladers. De regionale verladers zijn onder meer de distributiecentra van LG, Calvin Klein, Aldi, Ricoh, Sony, Samsung, Fujifilm en Ikea; allen met een sterke Europese focus. Hoewel het verzorgingsgebiedperspectief leidend is, is ook het deep-sea terminalperspectief van invloed, met name in het westen van het vaargebied. Beneden Rijn Het vaargebied Beneden-Rijn ligt als enige van de te bestuderen vaargebieden niet in Nederland. Dit vaargebied kent vooral een achterlandoperatorsperspectief; hierin is uit een bepaalde regio voldoende volume te halen om daarvoor specifiek een netwerk tussen de deep-sea-terminal en een aantal inland-terminals te onderhouden. In het verzorgingsgebied Beneden-Rijn werkt een groot aantal inlandterminals samen in het netwerk Neska-Intermodal. Ten tweede speelt het vaargebied een belangrijke rol in de ontsluiting vanuit de zeezijde in het deep-sea-terminal perspectief; ECT is actief in Duisburg en Neuss (extended gateway services). Tot besluit Nu de vraagzijde en aanbodzijde in dit hoofdstuk kort zijn toegelicht is de vraag gerechtvaardigd of de binnenvaart op basis van een confrontatie tussen vraag en aanbod in staat is zijn toekomstige rol te vervullen. We zullen zien dat er om de rol goed te kunnen vervullen een systeemvernieuwing nodig is en er een aantal belangrijke uitdagingen aan de orde is op het terrein van afstemming dat aandacht verdient. Deze uitdagingen komen in het volgende hoofdstuk aan bod. Pagina 26 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 3 Uitdagingen en afstemmingsproblemen 2014-2020 3.1 Inleiding De realisatie van het in onderzoekscluster 1 geschetste toekomstperspectief voor de binnenvaart voor 2030 brengt voor de containerbinnenvaart een fundamentele systeemvernieuwing of transitie met zich mee. Momenteel wordt de binnenvaart nog niet in staat geacht om de op grond van dit perspectief gewenste en noodzakelijke rol in de achterlandlogistiek op zich te nemen binnen de context van een synchromodaal vervoerssysteem. De huidige prestaties zijn onvoldoende voor realisatie van de ambities. Dit leidt tot een groot aantal uitdagingen en op te lossen problemen voor de containerbinnenvaart. Deze uitdagingen hebben voor een deel betrekking op afstemming in de keten 2014-20201. Er is genoeg aanleiding om de afstemming in de containerbinnenvaartketen te verbeteren. Het aandeel van containerbinnenvaart in Rotterdam zal groeien, mede door de modal split eisen voor de Maasvlakte 2. En terminals op Maasvlakte 2 krijgen een dedicated“barge-feeder” infrastructuur. Daarnaast blijft duurzaamheid een erg belangrijke eis vanuit verladers; de containerbinnenvaart heeft wat betreft uitstoot van CO2 ‘traditioneel’ een voorsprong op het wegvervoer. Vanuit deze verladers is ook in toenemende mate aandacht voor synchromodaal denken met hierbinnen grote kansen voor de containerbinnenvaart. Er lopen verschillende initiatieven in de markt op het gebied van ketenafstemming. Deels zijn die initiatieven al in IDVV-programma’s opgenomen. Dit actieplan werkt de op te lossen uitdagingen uit in een samenhangend overzicht. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de uitdagingen tussen 2014 en 2020. In het vorige hoofdstuk concludeerden wij dat samenwerking tussen de verschillende ketenpartijen niet voor de hand ligt en dat afhankelijk van het vaargebied en/of het verzorgingsgebied uitdagingen te formuleren zijn. Om die reden bespreken wij in dit hoofdstuk eerst wat de algemene belemmeringen zijn die samenwerking in de keten in de weg staan (paragraaf 3.2) en ten tweede in paragraaf 3.3 een aantal vaargebied specifieke uitdagingen. De beschrijving van de algemene en vaargebied specifieke uitdagingen om afstemming in de containerbinnenvaartketen te verbeteren is gebaseerd op de volgende drie onderdelen in cluster 3: WP 3.3, waarin een inventarisatie en globale evaluatie is gemaakt van de maatregelen gericht op een betere afstemming, 1 In cluster 1 zijn onder meer een visie 2030 en drie transitiepaden ontwikkeld. De focus van cluster 3 ligtopafstemming in de keten tot 2020. Recente ontwikkelingen vormen geen aanleiding om de langetermijnvisie met als tijdshorizon 2030 aan te passen. Immers, de gesignaleerde problematiek die aan de basis staat is nog steeds actueel (en is ook bevestigd in de verschillende gaming sessies in het kader van werkpakket 3.4 en andere bijeenkomsten over containerbinnenvaart).De transitiepaden (1) grootschalige industriële corridors, (2) radicale vergroening en (3) fijnmazige distributie krijgen een plek in de implementatiestrategie. Pagina 27 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 WP 3.4, waarin een strategische scenarioverkenning binnenvaart heeft plaatsgevonden en sessies met marktpartijen zijn georganiseerd (met behulp van games) en waarbij de marktpartijen veel inzicht hebben gegeven in uitdagingen en knelpunten, WP 3.5 waarin maatregelen in de praktijk worden getest (pilots) om efficiency te verhogen: het samenwerken tussen terminal- en barge operators in het achterland (MCS - CTU pilot) om lading te bundelen en herpositionering van containers te optimaliseren het loskoppelen van vaardiensten en inland terminal activiteiten. 3.2 Algemene uitdagingen actieplan De uitdagingen of potentiële belemmeringen van het actieplan kunnen worden ingedeeld naar uitdagingen in de hardware, orgware en software. Zij bepalen het ‘speelveld’ voor de stakeholders c.q. de uitgangpunten voor een betere afstemming in de keten. De hardware richt zich op aanwezigheid, capaciteit en het gebruik van binnenhavens, zee- en achterlandterminals, schepen, vaarwegen, sluizen en bruggen. Orgware gaat onder meer over de eigendoms- en beslisrechten (contractuele relaties) omtrent het gebruik van de hardware. Dit gaat dan om redenen waarom zowel verticale als horizontale samenwerking niet of moeilijk tot stand komt; financiële incentives die leiden tot al dan niet efficiënt gebruik van de hardware. Softwarericht zich op het ‘geprogrammeerd’ efficiënter gebruik maken van de terminals, schepen, vaarwegen, sluizen en bruggen. In de praktijk lopen de verschillende vormen veelal door elkaar: bepaalde ‘hardware’ concepten vergen voor een efficiënt gebruik ook een aangepaste organisatiestructuur (‘orgware’) en een ondersteunend informatiesysteem (‘software’). 3.2.1 Uitdagingen in de hardware De volgende 6 uitdagingen zijn geïdentificeerd onder de categorie “Hardware”: H1: Groot aantal terminals aan zowel de zeezijde als inhet achterland, dedicated infrastructuur zeehavens, voldoende ruimte voor grote schepen H2: Groot aantal achterlandterminals en rol overheid H3: Depot functie terminals Maasvlakte H4: Openingstijden achterlandterminals H5: Havengeld in bepaalde binnenhavens H6: Capaciteit en openingstijden van de vaarwegen, sluizen en bruggen H1: Groot aantal terminals aan zowel de zeezijde als in hetachterland, dedicated infrastructuur zeehavens, voldoende ruimte voor grote binnenvaartschepen In Rotterdam zijn er 23 afzonderlijke terminals voor containers (naast deep-sea terminals zijn dit empty depots en stukgoed/ro-ro terminals). Met de ontwikkeling van Maasvlakte 2 zal dit aantal verder toenemen waarbij het risico bestaat dat grote volumes opgedeeld worden in kleinere volumes per terminal. Het grote aantal terminals aan de zeezijde leidt tot kleinere aantallen containers per terminal (kleinere call size) waardoor een schip door een haven van terminal naar terminal moet hoppen om alle containers te laden die hij moet vervoeren (en vice versa met de export retourlading en lege containers). Pagina 28 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Het grote aantal terminals in het achterland zorgt voor (te) lage beladingsgraden van de schepen naar elk van deze terminals of voor langere omlooptijden vanwege langere verblijftijden in de Rotterdamse haven. Door aanleg van nieuwe terminals in het achterland kan dit probleem in potentie nog groter worden: een verdere fragmentatie van lading dreigt als iedere terminal eigen schepen hanteert met punt-punt vaardiensten tussen terminal en zeehaven waarbij gehopt moet worden langs terminals in Rotterdam om het schip vol te krijgen. Als de verzorgingsgebieden van deze terminals overlappend zijn, kan dit in combinatie met een overcapaciteit aan terminals leiden tot sterke concurrentie tussen inlandterminals waarbij de volumes te versnipperd worden om op een duurzame manier efficiënte en betrouwbare diensten te bieden. Een voorbeeld hiervan is de situatie in Amsterdam. Ontvlechting van de dienstverlening van zeeschepen en de binnenvaart in terminals kan mogelijk de verblijftijden reduceren. Sommige partijen menen dat door het gebruik van dedicated infrastructuur op de nieuwe deepsea-terminals en de bestaande deepsea terminals het iets rustiger zou kunnen worden (huidige volume wordt de komende jaren verdeeld over meer terminals) en dat de binnenvaart beter afgehandeld zal worden. Andere partijen betwijfelen of dit werkelijk tot een verbetering gaat leiden. Het afhandelen van hele grote binnenschepen (bijvoorbeeld in het kader van hub en hop concepten) die naar een kleiner aantal terminals in Rotterdam gaan met grote call sizesblijkt op dit moment in de praktijk vaak minder eenvoudig dan de handling van kleinere schepen. Kleine schepen kunnen vaak snel en flexibel tussendoor worden geladen/gelost terwijl voor een groter schip er wat groter tijdbeslag en meer kadelengte nodig is en dit eerder conflicteert met de planning van de ontvangst van de zeeschepen. Voor een betrouwbare afhandeling van juist de grote (efficiente) schepen die een hoofdrol moeten spelen in industriële hub/hop concepten op de corridors moeten betrouwbare slots afgesproken kunnen worden met de stuwadoors in de zeehaven. Dit is een belangrijke uitdaging gezien de prioriteit die doorgaans wordt gegeven aan het behandelen van zeeschepen en de contracten die stuwadoors enkel hebben met de zeerederijen die deze zeeschepen direct aansturen. H2: Groot aantal achterlandterminals en rol overheid Het grote aantal terminals aan de landzijde wordt in alle vaargebieden herkend als belangrijke belemmering voor een betere afstemming in de keten. Veelal wordt hierbij gesuggereerd dat de overheid moet afzien van het stimuleren/subsidiëren van de aanleg van nieuwe terminals. Er wordt gezegd dat er een consolidatie en zelfs in bepaalde vaargebieden een sanering zou moeten plaatsvinden waarbij terminals gesloten zouden moeten worden, mogelijk met sloopsubsidie van (diezelfde) overheid die eerder subsidie heeft verstrekt.Tijdens de sessie voor vaargebied NoordNederland kwam dit duidelijk naar voren. Marktpartijen geven aan dat Nederlandse gemeentes en provincies, maar ook Duitse gemeentes, mogelijk een marktverstorende rol spelen, met name rondom nieuwe toetreders in de markt. Immers door subsidieverlening wordt (een gedeelte van) het investeringsrisico afgewenteld op de overheid terwijl reeds gevestigde ondernemers geen subsidie krijgen. Pagina 29 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 In tegenstelling tot de vervoerende partijen die er belang bij hebben voldoende volume te bundelen op de terminals (driver voor een beperkt aantal terminals) geven verschillende verladers aan het juist belangrijk te vinden een terminal te hebben die dicht bij hun eigen locatie ligt (driver voor veel terminals op veel locaties). Er is dus sprake van een trade-off tussen enerzijds een concentratie van containersstromen, zodat schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd op het gebied van de frequenties, inzet van (grote) schepen en overslagkosten op de (grote) terminals. Aan de andere kant nemen bij een fijnmaziger netwerk van terminals de voor-na transport afstanden tussen terminal en klant af. Deze kosten kunnen ook een grote rol spelen in de totale ketenkosten. Het is daardoor van de situatie afhankelijk hoe groot de verzorgingsgebieden kunnen zijn. Bepalende factoren zijn de volumes, de beschikbare terminal capaciteit en de maximale omvang van schepen. Bij gebieden met kleinere vaarwegen met een hoog volume aan containers ligt een dichter netwerk van terminals voor de hand, zoals de situatie in Noord-Brabant. Een generieke uitspraak over de optimale dichtheid van netwerken is daarom niet mogelijk. H3: Depot functie terminals Maasvlakte Het grote aantal terminals in Rotterdam wordt in alle vaargebieden herkend als belangrijke belemmering. Ook het feit dat de nieuwe terminals op de Maasvlakte geen depot functie hebben voor lege containers wordt als beperking gezien. Momenteel moet voor lege containers altijd langs de ‘city terminals’ worden gevaren. Het is dus een uitdaging om te zorgen dat er wel empty depots worden gepositioneerd op de Maasvlakte 2 zodat de bezettingsgraad en omloopsnelheid van schepen kan verbeteren. H4: Openingstijden achterlandterminals De beperkte openingstijden van achterlandterminals wordt in alle vaargebieden gezien als belangrijke belemmering. Het zijn veelal de gemeentes die de vergunning hiertoe verlenen. Naast de beperkte openingstijden kunnen ook de verschillen in openingstijden tussen de inland terminals in een vaargebied een belangrijke belemmering vormen voor bundeling in een hub of voor het hoppen langs de terminals. H5: Havengeld in bepaalde binnenhavens Een belangrijke belemmering voor initiatieven zoals het onderling uitwisselen van containers via een hub of hoppen is het havengeld dat in bepaalde binnenhavens in Nederland moet worden betaald. Het havengeld verschilt per haven in hoogte en in de manier van berekening. Sommige havens zijn wel ingericht op containeroverslag en is de grondslag gebaseerd op het aantal overgeslagen volle container. In veel andere binnenhavens is echter de grondslag van het binnenhavengeld gebaseerd op traditioneel bulktransport waarbij vaak het bruto tonnage van het schip bepalend is voor de te havengelden. Ook de manier van aanmelding bij de havenmeester en het innen van het havengeld is zeer verschillend. Een recent rapport van de Nederlandse Vereniging van Binnenhavens (maart, 2013) laat deze verschillen zien. Met name de hoge kosten voor havengeld die bij de zogenaamde ‘hop concepten’ kunnen optreden vormen een barrière voor een efficiëntere containerbinnenvaart volgens de marktpartijen. Het maakt de containerterminals in een binnenhaven meer of minder aantrekkelijk voor initiatieven om bundeling en uitwisseling te verbeteren. Dit kan worden gezien Pagina 30 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 als een ongewenst effect van deze havengelden. Gezien de sterke versnippering van verschillende grondslagen en het sterk lokale karakter omtrent de besluitvorming over de havengelden, is het een grote uitdaging om hier enige harmonisatie en afstemming te verkrijgen en een eerlijker systeem met een gelijk speelveld en een tarifering waarbij efficiënte logistieke concepten worden gestimuleerd in plaats van afgeremd. H6: Capaciteit en openingstijden van de vaarwegen, sluizen en bruggen Een belangrijke voorwaarde voor een betere afstemming in de keten is de kwaliteit van de vaarweginfrastructuur. Hierbij gaat het om de waterwegen en om de kunstwerken zoals sluizen en bruggen. Enerzijds zijn er in het fysieke netwerk beperkingen qua afmetingen. Marktpartijen gaven aan dat er in hun optiek behoefte is aan opschalen van de dimensies, zoals hogere bruggen zodat een extra laag containers kan worden meegenomen. Ook loopt een aantal sluizen in het netwerk tegen de grens van hun capaciteit aan. Dit leidt tot langere wachttijden en enige onbetrouwbaarheid. Verder speelt soms ook de hoog- en laagwatersituaties een rol. In aanvulling op de beschikbaarheid van sluizen en bruggen zijn ook de openingstijden van sluizen en bruggen van belang. In bijna alle vaargebieden wordt door de marktpartijen gepleit voor het verruimen van openingstijden van sluizen en bruggen ten einde een 24/7 operatie te kunnen uitvoeren met de schepen, zodat het geïnvesteerde kapitaal (schepen, kranen, kades) beter kan worden benut en ook het nadeel van langzaam vervoer per schip beperkt blijft ten opzichte van andere landmodaliteiten. 3.2.2 Uitdagingen in de orgware De volgende zes uitdagingen zijn geïdentificeerd en geclusterd onder de categorie “Orgware” O1: O2: O3: O4: O5: O6: Geen contract tussen deep-sea terminals en barge operators Eigendomsstructuur lege containers: merchant/carrier haulage Verschillende business drivers en het belang benutten eigen assets Vertrouwen in samenwerking Mededinging en onderlinge contracten en samenwerkingsvormen Onzekerheid over economische ontwikkelingen O1: Geen contract tussen deep-sea terminals en barge operators Er bestaat geen directe contractuele relatie tussen de binnenvaartoperator enerzijds en de diepzee terminaloperator anderzijds. Dit geeft geen directe incentive aan beide partijen om door betere afstemming de havenverblijftijd van binnenvaartschepen te verkorten. Containerbinnenvaartschepen worden hoofdzakelijk aan de diepzeekades behandeld. Aan de diepzeekade wordt prioriteit gegeven aan diepzeeschepen, terwijl aan de dedicatedbarge-feeder terminal prioriteit wordt gegeven aan de feeders. De binnenvaart moet daarmee letterlijk achteraan aansluiten. De bestaande diepzee container terminals hebben daarbij vaak nog onvoldoende capaciteit beschikbaar voor een efficiënte afhandeling van de containerbinnenvaart. O2: Beperkte uitwisseling lege containers in achterland: merchant/carrier haulage Het eigendom van maritieme containers ligt bij rederijen. Door het ontbreken van incentives tussen partijen in de keten komt het efficiënt door- Pagina 31 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 gebruik van lege containers in het achterland niet altijd tot stand. Daardoor worden er onnodig veel lege containers getransporteerd. De belemmering is minder groot in het geval van carrier haulage, waar de rederij zelf het achterlandvervoer organiseert en hiertoe zelf het contract aan gaat met achterlandpartijen. De herpositionering van lege containers kan onderdeel van het contract zijn. Echter, de meeste containers worden merchanthaulage vervoerd. Hierbij organiseert een derde partij het achterlandvervoer. Bij deze achterlandpartijen ligt er vaak geen incentive om te zoeken naar doorgebruik mogelijkheden van de lege container. Daarbij komt dat de terminal operator veelal ook de functie heeft van de barge operator. De barge operator heeft geen directe incentive, want het transport van de lege containers betekent een bijdrage aan de bezettingsgraad van de schepen en draagt bij aan de revenuen van de operatie. Zeker in de huidige tijden van overcapaciteit aan schepen, is er weinig animo om transportbewegingen te elimineren. De kostenvoordelen zijn er veelal voor de zeerederij (o.a. Maersk, MSC), maar deze moeten dan bereid zijn deze voordelen te delen met de achterlandpartijen die de organisatie kunnen verzorgen van het doorgebruik van de container. Indirect gezien zouden barge- en terminal operator aanvullend profijt kunnen hebben. Uiteindelijk kan met doorgebruik van lege containers een lagere prijs voor de transportketen opleveren en zal een aanzuigende werking hebben op ladingstromen via binnenvaart. Indirect resulteert dit in meer containers voor schepen en meer overslagbeweging voor de terminal operator. O3: Verschillende business drivers en het belang benutten eigen assets In de binnenvaartketen zijn verschillende actoren actief, namelijk de barge operators, deep-sea terminal operator, individuele schippers, expediteurs, rederijen, inland terminal operators, en deze laatste vaak in combinatie als wegvervoerder of aanbieder van spoordiensten. Allen hebben eigen business drivers. Zo is de barge operator gericht op een efficiënt gebruik van eigen schepen. Voor rederijen is de herpositionering van hun asset – de container – een belangrijke driver. Informatie en beheersing van informatiestromen is de belangrijkste asset van de expediteur. Voor de afzonderlijke partijen is het in veel gevallen in hun belang hun eigen assets eerst maximaal te gebruiken en daarna pas aan samenwerking te gaan denken. Dit terwijl het vanuit ketenperspectief nuttig of nodig kan zijn dat er veel meer verdergaand wordt afgestemd of samengewerkt. O4: Vertrouwen in samenwerking Afgezien of marktpartijen wel of geen onderling contract hebben en afgezien of zij alleen gedreven zijn om een goede benutting van hun eigen assets te realiseren, blijkt in alle vaargebieden dat vertrouwen een zeer belangrijke voorwaarde is voor betere afstemming in de keten. De mate van concurrentie is daarbij ook belangrijk. Wanneer partijen niet bedreigend voor elkaar zijn, op verschillende markten actief zijn en elkaar wat gunnen is het makkelijker om tot samenwerking te komen dan binnen een situatie met overcapaciteit aan terminals en partijen die om dezelfde klant vechten. Vertrouwen is daarbij veelal gebaseerd op gewoontes, tradities en (historische) verhoudingen tussen de partijen (waaronder successen of mislukking in ketensamenwerking uit het verleden). Uit de gamingsessies (WP 3.4) blijkt dat sommige relaties tussen verschillende marktpartijen zich beter ontwikkelen dan andere. Bijvoorbeeld ontwikkelt horizontale samenwerking tussen barge- en inland terminal operators zich makkelijker dan verticale samenwerking in de keten tussen inland termiPagina 32 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 nal, barge operator, expediteur en rederij). Verder blijkt dat het bouwen aan duurzame relaties sterk varieert per vaargebied. Een belangrijke voorwaarde die bijdraagt aan een duurzame relatie en vertrouwen tussen marktpartijen is de termijn waarop contracten worden aangegaan. Wanneer dit op korte termijn gebeurt (bijvoorbeeld per week of per maand) komt dit een duurzame relatie en het vertrouwen niet ten goede. Ook het persoonlijke contact, begrip en inzicht in de posities van de ketenpartijen is een voorwaarde voor onderlinge samenwerking. O5: Mededinging, onderlinge contracten en samenwerkingsvormen Initiatieven om tot betere samenwerking in de keten te komen leiden soms tot collusie (heimelijke verstandshouding). Dit is in tegenspraak met het concurrentiebeleid van de Europese Commissie, gecontroleerd door de ACM (Autoriteit Consument en Markt, voorheen Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA)). Dit kan een mogelijke juridische belemmering vormen voor verdergaande samenwerking. Door de partijen in alle vaargebieden wordt de mededingingswetgeving wel herkend als één van de belangrijkste voorwaarden voor ketensamenwerking. Het aantal marktpartijen is immers beperkt qua omvang, zeker als men kijkt vanuit een regionale invalshoek. Vormen van samenwerking, bijvoorbeeld horizontale samenwerking tussen terminaloperators en barge operators, kunnen daardoor al snel de schijn tegen hebben van een kartelvorming en onderlinge prijsafspraken en afgestemd gedrag. Bij een eerste analyse van de huidige maatregelen in WP 3.3 blijkt dat juridische aspecten rond samenwerking in de containerbinnenvaart hiertoe geen fundamentele problemen geven. Samenwerkingsinitiatieven kunnen door een verhoging van kwaliteit en efficiency immers juist resulteren in kostenbesparingen.En wanneer de kostenbesparingen ook voordeel opleveren voor de klant (verladers, carriers) worden de samenwerkingsinitiatieven in de regel door de ACM toegelaten, temeer deze bijdragen aan duurzaamheid c.q. reductie van externe kosten voor de maatschappij. De logistieke concepten die momenteel worden bestudeerd, zoals hub- en hop concepten voldoen duidelijk aan deze criteria. Echter, ACM zal vooraf geen goedkeuring geven over bepaalde samenwerkingsverbanden. ACM komt alleen in actie na klachten of bij signalen dat er sprake zou zijn van ongeoorloofde kartelvorming. Het is zaak om zich bewust te blijven van de mededingingswetgeving en de spelregels in acht te nemen en de behaalde voordelen dus ook door te rekenen. Door ketensamenwerking veranderen de onderlinge verhoudingen tussen markpartijen. Er zijn verschillende vormen en mengvormen van organisatiemodellen. Ook kan ketensamenwerking worden ondergebracht in allerlei rechtsvormen (VOF, BV, CV, coöperatie, enz.). Afgezien van de vorm is het belangrijk formeel afspraken te maken over onder meer: (a) verhoudingen (zeggenschap en financieel) tussen partners; (b) toe- en uittreding deelnemers; (c) stemrecht binnen het samenwerkingsverband; (d) winstverdeling; (e) bekostiging organisatie en kostenverdeling en (f) risicoverdeling en aansprakelijkheid. O6: Onzekerheid over economische ontwikkelingen Initiatieven voor betere afstemming in de keten komen makkelijker tot stand wanneer partijen zekerheid hebben over de toekomst. Ondanks de Pagina 33 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 groeiverwachtingen richting het jaar 2020, is er voor de korte termijn veel onzekerheid over de economische ontwikkelingen en daarbij de ontwikkeling van de vraag naar containervervoer. Daardoor bestaat het risico dat markpartijen te afwachtend zijn ten aanzien van investeringen in afstemmingsmaatregelen. De “sense of urgency” om te investeren in verbeteringen wordt niet overal gezien. De onzekerheid over de economische ontwikkeling heeft niet alleen invloed op het afwachtende gedrag van marktpartijen. Ook het investeringsklimaat en de bereidwilligheid van banken om krediet te verstrekken kan verslechteren. 3.2.3 Uitdagingen in de software De volgende twee uitdagingen zijn geïdentificeerd met betrekking tot de software: 1. S1: behoefte aan een standaard voor het delen van informatie 2. S2: organiseren van de kennisborging S1: Behoefte aan een standaard voor het delen van informatie Beschikbaarheid van informatie is één van de belangrijkste voorwaarden voor een betere afstemming in de keten. De containerbinnenvaart kent tal van innovaties op het gebied van informatie-uitwisseling en ICT. De belemmeringen in de informatie-uitwisseling liggen vooral op het technische en commerciële vlak. Voor veel partijen is het bezit van kennis en informatie een strategische asset waardoor geen deling plaatsvindt.De vraag blijft vaak onbeantwoord hoe ervoor te zorgen dat de juiste informatie op het juiste niveau in het juiste format op het juiste moment gedeeld kan worden tussen de juiste ketenpartijen. Een algemeen geldende standaard om dit snel en eenvoudig te doen ontbreekt vooralsnog. Deze standaard moet vervolgens interoperabel zijn met de bestaande informatie systemen en platforms die momenteel in gebruik zijn. Zodoende kan er ook over bedrijfsgrenzen inzicht gegeven worden in de planning van terminals en transportmiddelen. S2: Organiseren van de kennisborging Duidelijk is geworden dankzij de inzet van IDVV Kennisspoor Cluster 3 als faciliterend instrument dat het veel toegevoegde waarde heeft om databases en simulatietools te hanteren als middel om ketenpartijen inzicht te verschaffen in mogelijkheden om containerbinnenvaart te optimaliseren. Hiervoor is aandacht besteed aan de bouw van databases en een simulatiemodel. De praktijk is echter dat ladingstromen soms verschuiven, dat het terminal netwerk wordt aangepast en dat vaarschema’s veranderen. Het is zaak om deze informatie te blijven actualiseren om zodoende de toepasbaarheid van de simulatietools te garanderen. Daarbij is als beperking gesignaleerd dat met name de Nederlandse vaargebieden goed zijn onderzocht met betrekking tot de containerterminals en de situatie rondom de afwikkeling van binnenschepen via de vaarwegen. Het is wenselijk om een geografische uitbreiding toe te passen door minimaal ook Duitsland en België toe te voegen aan de scope van het model. Daarnaast is het in het kader van het streven naar synchromodaliteit wenselijk om andere vervoersmodaliteiten toe te voegen, zoals vervoer per spoor en wegvervoer (inclusief LZV’s). Aangezien het programma IDVV eindig is, is het een uitdaging om te zorgen voor de continuïteit rondom het proces met marktpartijen en (lokale) overheden over optimalisatie van containerlogistiek via binnenvaart. De databases en simulatie- Pagina 34 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 tools vormen daarbij belangrijke ingrediënten om dit proces te voeden met nieuwe inzichten zodat partijen betrokken blijven. Pagina 35 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 3.2.4 Aanvullende uitdagingen per vaargebied Naast de algemene uitdagingen gelden er ook een aantal vaargebiedspecifieke uitdagingen. Deze komen hieronder aan de orde en zijn mede gebaseerd op de resultaten van de gamingsessies met participatie van veel markpartijen die in het kader van cluster 3 zijn gehouden. Groot-Amsterdam Van alle vaargebieden bestaat over het vaargebied Groot-Amsterdam vooralsnog de meeste onzekerheid over de ontwikkelingsrichting. De mogelijke richtingen zijn dat de haven van Amsterdam zich op het gebied van containeroverslag ontwikkeld als zeehaven of dat Amsterdam een draaischijf wordt in het achterlandtransport, bijvoorbeeld als inland hub voor Rotterdam en Antwerpen. Ondanks deze onzekerheid staat vast dat het vaargebied relatief klein is en dat het vaargebied een hoge dichtheid kent aan containerterminals, terwijl er wel grote schepen kunnen varen binnen het ARA gebied. Uit de gamingsessie bleek dat er een uitdaging zit in de capaciteitsplanning van de terminals en het efficiënt verdelen van volumes tussen de sterk concurrerende terminals. Bij een stagnatie van de groei is ruim voldoende terminalcapaciteit beschikbaar. Het sluiten van enkele terminals kan dan economisch voordeel opleveren vanwege de schaaleffecten door consolidatie van stromen. Een relatief groot percentage (60-70%) in het vaargebied Groot-Amsterdam wordt carrier haulage vervoerd. De belemmering van ontbrekende contractuele relaties tussen deep-sea terminal en barge operator speelt hier minder. Daarnaast bleek uit de gamingsessie dat een hub een aantrekkelijke optie kan zijn voor dit vaargebied. De uitdaging is het zoeken van een locatie mede door de optie van Noord-Nederland op deze hub te laten aansluiten. Een hopfunctie in het vaargebied kan gegeven de hoge dichtheid aan terminals in een klein gebied kansrijk zijn. Een barrière voor het toepassen van hub of hop concepten waarbij terminals in Amsterdam worden aangelopen is de relatief hoge uitgave aan havengeld dat in de Amsterdamse haven moet worden betaald. Dit havengeld wordt in Amsterdam berekend op basis van het laadvermogen van het schip en is dus onafhankelijk van de call size, terwijl bij hop en hub concepten (of combinaties daarvan) er vaak sprake is van een beperkt deel van de totale lading die bij een hub- of hop terminal wordt uitgewisseld en dit ook binnen een korte tijd kan plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot bulkschepen waarop de grondslag voor het havengeld in Amsterdam gebaseerd is. Noord-Nederland Noord-Nederland ontwikkelt zich richting 2020 in het verzorgingsgebiedsperspectief; de inlandterminaloperator en de verlader spelen in dit perspectief een belangrijke rol. Het vaargebied kent een groot aantal inland terminals, maar ten opzichte van Groot-Amsterdam, is het vaargebied fysiek groter. De uitdaging voor dit vaargebied ligt in de capaciteitsplanning van terminals. Tijdens de gamingsessie bleek dat voor NoordNederland bij een groei van 2 % per jaar voor de komende 5 jaar ruim voldoende capaciteit beschikbaar is. Zelfs bij het sluiten van een aantal terminals is er nog voldoende overslagcapaciteit aanwezig. Voor het vaargebied Noord-Nederland lijkt een hub een aantrekkelijke optie. Samenwerking met het vaargebied Groot-Amsterdam kan dit aantrekkelijker maken. Een uitdaging zit in het concretiseren van deze samenwerking. Voor een hopfunctie in dit vaargebied geldt dezelfde uitdaPagina 36 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 ging als in Groot-Amsterdam. Aanvullend op een passende berekening van havengeld, is extra aandacht gewenst voor de openingstijden van terminals en de bedieningstijden van sluizen en bruggen in NoordNederland. Nijmegen-Maas Over het vaargebied Nijmegen-Maas kan met zekerheid worden gesteld dat een vergaande differentiatie van drie business modellen voor dit vaargebied leidend is: het verzorgingsgebiedperspectief, het deep-seaterminal perspectief en het neutrale regisseursperspectief. Het vaargebied is relatief klein. Het verzorgingsgebied van terminals in dit vaargebied heeft relatief veel overlap met de terminals in de vaargebieden BenedenRijn (bijvoorbeeld Duisburg) en West-Brabant (bijvoorbeeld Den Bosch). Op dit moment heeft het vaargebied Nijmegen-Maas voldoende terminals. Echter door de overlap met andere vaargebieden, ligt een uitdaging vooral in het plannen van de terminalcapaciteit binnen het vaargebied en over de overlappende vaargebieden heen. Het vaargebied is relatief jong (veel recent opgerichte terminals). Huben/of hopconcepten zouden in principe kunnen, maar praktijkervaring over deze concepten ontbreekt vooralsnog. Wel zijn partijen BCTN en Danser in gesprek met elkaar over de positionering van Nijmegen als hub. Vaarweg specifieke aandachtspunten voor Nijmegen-Maas zijn de beperkte brughoogtes op de Maas (maximaal 3 lagen containers) en de bedieningstijden van de sluizen. Beneden-Rijn Het vaargebied Beneden-Rijn ligt als enige van in detail bestudeerde vaargebieden middels de gamingsessies buiten Nederlands grondgebied. Het kent overlap qua verzorgingsgebied van de terminals met de vaargebieden Nijmegen-Maas en Twente. Dit vaargebied kent vooral een achterlandoperatorsperspectief; ten tweede speelt het vaargebied een belangrijke rol in de ontsluiting van deep-sea-terminals (extended gateway voor ECT). In de sessie met marktpartijen lag veel nadruk op samenwerking tussen terminaloperators in het gebied. Het gaat om terminals van Duitse logistieke partijen en ECT. In het vaargebied bestaat een voortdurende kans op de komst van nieuwe terminals. De beslissing hierover wordt beïnvloed door lokale Duitse overheden die hier in het algemeen positief tegenover staan. Voor het vaargebied Beneden-Rijn is het hubconcept als kansrijk gekwalificeerd. Het concept wordt al onderzocht gezien het aanwezige volume en de (voldoende) afstand tussen de terminals. De gamingsessies onderschrijven dit. Het hopconcept wordt reeds toegepast in dit vaargebied, mede gezien de afstand naar Rotterdam en Antwerpen en de mogelijkheid om grote schepen in te zetten. Hierin liggen geen specifieke uitdagingen, behalve intensivering van het concept. Ondanks de kansrijkheid van beide concepten ligt een uitdaging op de bundeling van stromen tussen de deep-sea terminal operators in Rotterdam. West-Brabant In het vaargebied West-Brabant blijft het verzorgingsgebiedperspectief leidend. Het vaargebied West-Brabant kenmerkt zich door een groep inlandterminaloperators - veelal opgericht door lokale logistieke dienstverPagina 37 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 leners – die regionale verladers bedienen. Een groot deel van de inlandterminals werkt al samen in BIM. Een uitgangspunt is om binnen het vaargebied vooral de hardware (terminals, vaarweg, bruggen en sluizen) goed op orde te houden. Er is geen behoefte aan uitbreiding van terminal capaciteit; dit werd bevestigd in de gamingsessies. In het vaargebied West-Brabant bleek een algeheel hub concept niet te werken. Dit komt mede door de kleine afstanden tussen de terminals. Vaargebied West-Brabant maakt al gebruik van een hopconcept tussen Tilburg en Oosterhout. Een mogelijkheid voor hoppen tussen Veghel, Den Bosch en Waalwijk en de rol van een onafhankelijk barge operator kan nader worden onderzocht. Ook is het denkbaar dat een hub wel toegevoegde waarde zou kunnen hebben voor kleinere ladingstromen en voor het uitwisselen en doorgebruik van lege containers. Uitdagingen voor West-Brabant lijken vooral buiten het vaargebied te liggen; meer specifiek in de haven van Rotterdam. De vaartijd tussen het vaargebied WestBrabant en Rotterdam is kort. Vooral de lange verblijftijd van containerbinnenvaartschepen in de zeehaven Rotterdam heeft een directe doorwerking op het vaargebied en is een aandachtspunt (gebrek aan contractuele relatie tussen deep-sea terminal operator en barge operator). Rotterdam-Antwerpen In het vaargebied Rotterdam–Antwerpen zijn het deep-sea-terminal perspectief en het rederij perspectief dominant richting 2020. Het vaargebied kent een beperkt achterland en kenmerkt zich vooral door intermainport vervoer voor de herpositionering van (lege) containers tussen de hubs Rotterdam en Antwerpen aangestuurd door rederijen. Naast de deep-sea terminals in beide zeehavens is er een beperkt aantal inland terminals (zoals de Markiezaat in Bergen op Zoom) dat succesvol opereert en voldoende eigen volume kan genereren. Gezien de dikke stromen direct tussen Rotterdam en Antwerpen zijn huben hopconcepten op de directe as eigenlijk niet aan de orde. Wel zou een hub denkbaar kunnen zijn voor het opbouwen van een draaischijf voor lading op andere vaargebieden die mogelijk minder volumineus zijn. Hierbij kan gedacht worden aan transportrelaties van/naar NoordFrankrijk via Gent/Terneuzen. Een vaargebied specifieke uitdaging voor het faciliteren van het intermainport vervoer is de capaciteit van de Volkerak- en Kreekraksluizen. Ook het gebrek aan een contractuele relatie tussen de binnenvaartoperator en de diepzee terminaloperator is een zeer relevante uitdaging in het vaargebied. Juist het feit dat er geen sprake is van dedicatedbarge terminals bij sommige deep-sea terminals in Rotterdam en Antwerpen wordt in dit vaargebied extra gevoeld. Pagina 38 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4 Opzet en inhoudactieplan 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de motivatie voor het actieplan, de structuur en afzonderlijke maatregelen van het actieplan gepresenteerd. In hoofdstuk 5 zal worden ingegaan op de effecten, haalbaarheid, kansen en risico’s. Het actieplan is aan de praktijkervaringen van marktpartijen ontleend, hetgeen in hoofdstuk 3 is beschreven. Uitgaande van de uitdagingen die daar werden geïdentificeerd, zijn passende acties gedefinieerd die de marktpartijen kunnen helpen om deze uitdagingen aan te gaan. De voorgestelde acties zijn vervolgens in een samenhangend kader gebracht. Het is overduidelijk geworden uit de analyses en vele contacten met ketenpartijen en andere stakeholders dat de nadruk van acties en maatregelen moet liggen op het realiseren van de volgende hoofddoelen: Meer samenwerking en afstemming in de containerlogistiek: Ook in de containerbinnenvaart draait het om massa en schaalgrootte. Schaalgrootte brengt efficiency en kwaliteit en uit de gaming is gebleken dat er nog een grote sprong te maken is op dit gebied. Hiervoor is intensieve samenwerking over bedrijfsgrenzen nodig, maar dit blijkt geen natuurlijke reactie te zijn van de bedrijven, integendeel. Echter, we zien dat pas een echte sprong in kwaliteit en efficiency van de binnenvaart gemaakt worden als partijen met elkaar in bepaalde mate informatie delen, lading onderling uitwisselen en middelen zoals de (rest)capaciteit van schepen en terminals met elkaar gaan benutten. Zodoende kan met minder middelen een betere prestatie worden geleverd (lagere kosten, hogere kwaliteit). Dit gaat echter niet vanzelf en waarschijnlijk ten koste van een aantal partijen. Wantrouwen in het delen van informatie, fragmentatie van lading (versnippering terminals zeehaven en achterland) en diensten, en het ontbreken van inzicht in voordelen van samenwerking, wijzen erop dat marktpartijen zelf geen optimale oplossing tot stand brengen. Er is dus een katalyserende rol weggelegd voor een neutrale partij om dit proces van afstemming en samenwerking tussen ketenpartijen voort te zetten en verder op gang te brengen. Geadviseerd wordt het proces dat binnen IDVV op gang is gebracht, onder meer in de gamingssessies (WP3.4) en pilots (WP3.5), voort te zetten en verder uit te bouwen. De databases en simulatietool die hiervoor gehanteerd zijn, bieden hierbij een effectief en efficiënt middel om dit proces te faciliteren en om marktpartijen te interesseren en inzicht te geven. Zodoende kan een verandering in het paradigma onder bedrijven plaatsvinden: het is beter om binnen samenwerkingsverbanden te opereren dan individueel, mits de deelnemende partij voldoende kan meedelen in deze winst die de samenwerking oplevert. De verdeelsleutels tussen kosten en baten en samenwerkingsvormen zijn dus essentieel om verder te ontwikkelen. Naast het opbouwen van vertrouwen en best practices is er behoefte aan uniforme standaarden om informatie met elkaar te delen die aansluit op verschillende systemen die door de bedrijven gebruikt worden. Aansluiting hiervoor Pagina 39 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 ligt via Spoor 2 IDVV en Nextlogic bij Rijkswaterstaat, Connect en Havenbedrijf Rotterdam (uitvoeringsagenda havenvisie 2030). Daarbij voorzien we een rol voor het Strategisch Platform Logistiek om de benodigde activiteiten op te nemen en financieel te ondersteunen in het kader van de uitvoeringsagenda onder de kop Synchromodaal Transport. Focus op beter benutten van beschikbare resources zoals vaarwegen, terminals en schepen: Er is over het algemeen reeds voldoende hardware beschikbaar zoals containerterminals en de vloot van droge lading schepen die containers kunnen vervoeren. Sterker nog: het toevoegen van nieuwe gesubsidieerde inland containerterminals en nieuwe schepen wordt in het algemeen afgeraden omdat dit de overcapaciteit vergroot. Enkel op specifieke punten zouden er mogelijk nog nieuwe overslagterminals kunnen komen om een betere service te bieden aan klanten 1. Verder is de kwaliteit van de fysieke waterwegen in Nederland reeds op een hoog niveau. Het gaat daarbij vooral om het realiseren van kortere omlooptijden, hogere frequenties en hogere bezettingsgraden. Hier ligt vooral een taak voor de marktpartijen: het gaat met name om een betere aansturing en het delen van middelen met elkaar, zodat over de bedrijfsgrenzen, planning en inzet van de middelen kan worden geoptimaliseerd. Een vraagstuk daarbij is het inzicht in de bedrijfsmatig effecten en de kosten en baten van samenwerking en de verdeling tussen de deelnemende partijen van deze kosten en baten. Daarnaast ligt er echter ook duidelijk een link met de randvoorwaarden die overheden bieden op het gebied van de infrastructuur. Een dialoog (afstemming) tussen markt en overheid is nodig om te zorgen dat de beschikbare infrastructuur op slimme wijze kan worden ingezet, met name is er behoefte aan afstemming op regionaal niveau (o.a. openingstijden sluizen, plannen omtrent terminals, brughoogten) maar gestuurd vanuit een landelijke visie. Aansluiting op Kernnet Logistiek, SVIR, de Bereikbaarheidsagenda en de gebiedsteams ligt hierbij voor de hand. Met IDVV is er een proces tussen de diverse stakeholders vormgegeven dat in eerste instantie inzicht geeft over de situatie. Vervolgens dient dit proces te resulteren in het verkennen van verbetertrajecten en naar concrete implementatie. 1 Bijvoorbeeld wordt er onderzoek gedaan naar een kleinschalige terminal in omgeving Gouda als terminal die aansluit op de lijn Alphen a/d Rijn – Rotterdam (hop concept). Pagina 40 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.2 Voorgestelde maatregelen en doelstelling actieprogramma De set van maatregelen is een samenhangend geheel van gewenste acties. Daarom wordt het gedefinieerd als een “actieprogramma” dat bestaat uit een reeks van samenhangende maatregelen en acties. In figuur 4.1 worden de samenhangende maatregelen en acties in het actieprogramma weergegeven op het gebied van samenwerking (orgware), benutting (hardware) en faciliterende middelen/tools (software). De maatregelen op het gebied van samenwerking en orgware (oranje) zijn vooral gericht op marktpartijen in de containerlogistiek die met elkaar moeten gaan werken aan slimme en efficiënte logistieke concepten (hubhop concepten, doorgebruik lege containers). Bij de maatregelen op het gebied van benutting, hardware (groen) staat de dialoog tussen markt en overheidspartijen centraal. Maatregelen die te maken hebben met hulpmiddelen/ tools (software; bruin) worden vooral gebruikt voor de ondersteuning van de maatregelen in de samenwerking tussen marktpartijen in de keten (orgware; oranje). Voorgesteld wordt om de maatregelen onder begeleiding te stellen van één of meerdere neutrale partijen. Een “neutrale” partij kan het initiatief nemen in de organisatie van bijeenkomsten / gamingsessies en de overall aansturing, communicatie en het management van het actieprogramma. In de komende periode (augustus – december 2013) zal daarbij moeten besproken in welke mate de acties kunnen worden ingepast bij de activiteiten van publieke en private partijen en welke actoren een rol zouden kunnen spelen om de rol van neutrale partij te vervullen om een faciliterende rol te spelen richting de marktpartijen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan partijen zoals Connekt, Rijkswaterstaat en Havenbedrijf Rotterdam of het formeren van een stuurgroep die vertegenwoordigers van belanghebbende ketenpartijen aan boord heeft. Hierbij ligt aansluiting met Nextlogic en NLIP voor de hand. De afzonderlijke maatregelen worden in de volgende paragrafen besproken. Daarbij wordt eerst een overzicht gegeven over hoe de acties terugkoppelen naar de in hoofdstuk 3 behandelde uitdagingen. Het voorgestelde actieprogramma beoogt op de eerste plaats in het tijdvak 2014-2020 een trendbreuk tot stand te brengen in de samenwerking tussen marktpartijen in de container binnenvaart. Dit gebeurt door marktpartijen samen te brengen, op systematisch wijze op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden en marktpartijen te helpen deze verbetermogelijkheden praktisch om te zetten in nieuwe organisatievormen. Pagina 41 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Figuur 4.1 Overzicht voorgesteldemaatregelen/ actieprogramma Pagina 42 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.3 Samenhang en clustering maatregelen en uitdagingen In de analyse van paragraaf 3.2 zijn voor het tijdvak 2014-2020 een groep van 14 uitdagingen geïdentificeerd op het gebied van orgware, hardware en software. In tabel 4.1. wordt aangegeven op welke wijze het voorgestelde plan aan die uitdagingen kan voldoen, inclusief verwijzing naar de paragraaf waarin de maatregel nader wordt toegelicht. Tabel 4.1 Confrontatie van uitdagingen/ knelpunten enerzijds en maatregelen anderzijds Uitdaging/knelpunt Maatregel Zie subparagraaf CATEGORIE ORGWARE Het ontbreken van contractuele relatie tussen deep-sea terminals en barge operators ten aanzien van slotmanagement geeft geen prikkel voor een betere afstemming van diensten. Beperkte uitwisseling lege containers in achterland. Beperking aan samenwerking doordat marktpartijen eigen business drivers volgen en het belang hebben eigen assets te benutten. 1) Concessiemanagement en afspra- 1) 4.6.5 Nextloken voor containerbinnenvaart voor gic/BREIN toewijzing slots bij deepsea2) 4.5.2 en 4.5.3 Nextlogic terminals. 2) Versterken onderhandelingspositie barge operators door onderlinge (horizontale) samenwerking Verkenning mogelijkheden samen4.5.1 IDVV spoor 2 werking m.b.t. verruiming demurrage&detention/ meer optimaal gebruik lege containers in de keten door onderzoek samenwerkingsconcepten en empty depots in het achterland 1) Daadwerkelijk in contact brengen van marktpartijen en verkenningen omtrent potentie en haalbaarheid van “Hub en Hop concepten” 1) 4.5.1. 2) Juridische ondersteuning, risico analyse etc. Vertrouwen tussen ketenpartijen is veelal gebaseerd op gewoontes, traditie en (historische) verhoudingen. Vertrouwen geldt als belangrijke voorwaarden voor afstemmingen en samenwerking tussen ketenpartijen. Mededinging en onderlinge contracten, onderlinge afspraken Onzekerheid over economische ontwikkeling Pagina 43 van 66 Aansluiting lopende initiatieven 2) 4.5.2 4.5.3 IDVV spoor 2, Topgebied Logistiek, NextLogic, Lean& Green Barge IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 CATEGORIE HARDWARE Uitdaging/knelpunt Maatregel Zie subparagraaf Toename verspreiding lading Rotterdam door nieuwe terminals Maasvlakte 2 en groot aantal terminal in het achterland. Groot aantal terminals in het achterland zorgt voor belemmering afstemming in de keten. Nieuwe terminals Maasvlakte 2 hebben geen depot functie, waardoor stops met de stadterminals noodzakelijk is. Dialoog en acties ten aanzien van het containerterminalnetwerk inclu4.6.1 sief een betere toetsingsprocedure voor het implementeren van nieuwe terminals in het achterland, consistent met integrale containerterminalvisie en uitvoeringsagenda. Het openen van een empty depots op de Tweede Maasvlakte en herstructureren empty depots in de stad. 4.6.2 Nextlogic Regionale vergunning beperken openingstijden achterlandterminals wat toekomstige capaciteitsuitbreiding en mogelijke hub-/hopdiensten belemmeren. Opstellen gedetailleerde integrale containerterminal netwerkvisie door middel van een publiek private dialoog op regionaal niveau 4.6.1 Kernnet logistiek Grote onderlinge verschillen in de heffingsgrondslagen van binnenhavengelden vormt een belemmering voor het ontstaan van bundelingsconcepten. Harmonisering van havengelden door 4.6.4 een uniforme heffingsgrondslag, bijvoorbeeld gerelateerd aan de actuele verblijftijd (betalen per uur). Openingstijden van sluizen en bruggen en capaciteitsknelpunten begrenzen de betrouwbaarheid en afstemming van diensten. Dialoog markt-overheid ten aanzien van effectieve en efficiente maatregelen en acties per vaargebied, implementatie van slotmanagement tools voor kunstwerken. 4.6.6 Uitdaging/knelpunt Maatregel Zie subparagraaf Behoefte standaardisering informatie-uitwisseling en ICT om technische en commerciële belemmeringen in informatiedeling tegen te gaan. Inzicht bieden in mogelijke vormen van informatie-uitwisseling (bestpractices) en bieden van planningstools 4.7.2 Kennisborging Minimaal up to date houden van tooling (o.a. simulatiemodel) en zo mogelijk ook uitbouw naar buurlanden en toevoegen railvervoer en wegvervoer 4.7.1 Nextlogic, SVIR, Kernnet logistiek Nederlandse Vereniging Binnenhavens, Connekt IDVV Spoor 2 Kernnet Logistiek, Lean& Green Barge CATEGORIE SOFTWARE Naar aanleiding van figuur 4.1 worden maatregelen ingedeeld naar: Generieke acties en maatregelen; Horizontale en verticale samenwerking tussen ketenpartijen; Beter benutten en optimaliseren gebruik infrastructuur; Tools/ faciliteren. Pagina 44 van 66 Aansluiting Lopende initiatieven Aansluiting Lopende initiatieven Topgebied Logistiek (synchro en NLIP), Lean& Green Barge IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Voor de gerangschikte maatregelen, onder de vier clusters, wordt in de volgende paragrafen meer in detail aangegeven welke acties van toepassing zijn. Daarnaast wordt beschreven welke type actoren daarbij betrokken kunnen worden. Daarbij dient uitdrukkelijk te worden opgemerkt dat thans nog geen concrete namen van specifieke stakeholders (organisaties) worden genoemd, tenzij er geen alternatieven zijn. Immers, in de Eindrapportage voor het Kennisspoor van IDVV (Slim een slag maken) is dit nader beschreven, waarbij er afstemming is geweest met de betreffende stakeholders. Hierbij gaat het om organisaties zoals LINC, RWS, DGB, Ministerie van EZ (Topsectoren), Connekt, Dinalog, BLN, CBRB, HbR, NVB, Douane, Universiteiten, Consultants, Deltalinqs, Stadregio Rotterdam, zeerederijen, stuwadoors, ICT-leveranciers, lagere overheden, verladers, etc. 4.4 Generieke maatregelen Onder generieke maatregelen vallen de acties die een breder belang in afstemmingsproblematiek adresseren en die niet alleen van toepassing zijn voor een specifiek vaargebied. Het gaat hierbij om een begeleidende, ondersteunende en organiserende rol van één of meerdere “neutrale partijen” bij de uitvoering van de maatregelen uit dit cluster. Doel Door een “neutrale partij” (of meerdere) wordt het actieprogramma (of delen daarvan) aangestuurd met als mogelijke taken: Stimuleren en ondersteunen activiteiten (aansturen actieprogramma) Organiseren bijeenkomsten overleg en gaming Evalueren ketens en zoeken naar verbetering Aansluiten op platforms en gremia Externe communicatie De verantwoordelijkheden en taken van een “neutrale partij” moeten nog nader afgestemd worden. Het ligt hierbij voor de hand dat partijen zoals Rijkswaterstaat, DGB, Connekt, Dinalog en Havenbedrijf Rotterdam gezamenlijk afstemmen wie welke onderdelen uit het actieprogramma wil adopteren en trekken. De hierboven genoemde mogelijke taken omvatten een begeleidende en organiserende rol bij het uitvoeren en plannen van activiteiten voor samenwerking en betere afstemming tussen ketenpartijen en benutting van infrastructuur. Zo wordt met de mogelijke taak “het organiseren van bijeenkomsten overleg en gaming” bedoeld dat de “neutrale partij” de netwerken van mensen en samenwerkingsinitiatieven, die zijn ontstaan gedurende de gaming sessies die zijn gehouden in het kader van de activiteiten van IDVV cluster 3 werkpakket 3.4, continueert door het organiseren van bijeenkomsten en overlegstructuren. Daarnaast zou een “neutrale partij” de beschikking kunnen krijgen over het inzetten van de simulatietool bij andere overleggroepen van nationale overheid, regionale overheid, markt, hogescholen, universiteiten, onderzoekers en overige belanghebbenden om inzichten te bieden bij het onderzoeken en analyseren van nieuwe logistieke concepten. Pagina 45 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Uitvoering Organisatie door “neutrale partij” na afstemming met overheden en marktpartijen. Invullen van een “Neutrale partij” is afhankelijk van de rol die de overheid (tijdelijk) zelf wil innemen, de overheid de rol liever uitbesteed aan marktpartijen of overheid en marktpartijen in vereniging de rol op zich nemen Inhoud: betrokken marktpartijen, overheden, consultants en universiteiten. 4.5 ORGWARE: Horizontale & verticale samenwerking in de keten (markt) Samenwerking in de keten is onder andere nodig om het aantal diensten in de drukke haven van Rotterdam te beperken door bundeling van stromen en diensten van/naar het achterland. Vanuit de resultaten van WP3.4 blijkt dat er gewerkt moet worden aan het realiseren van “hub” en “hop”-concepten (en combinaties daarvan) en het doorgebruik van lege containers. Wanneer hier niet op ingespeeld wordt zal bij een groei in het containervervoer de druk op slots op de deepsea-terminals in Rotterdam toenemen. Het initiatief voor horizontale en verticale samenwerking tussen marktpartijenligt in beginsel bij marktpartijen zelf. Wel kunnen marktpartijen ondersteund worden wanneer zij constateren dat samenwerking bemoeilijkt wordt door juridische, organisatorische en/of complexe financiële aspecten. Hettotstandbrengen van samenwerking in de keten kan daarop bijvoorbeeld worden gefaciliteerd door gamesessies met overleggroepen waarbij aan de hand van gedetailleerde analyses (per vaargebied) vooren nadelen in beeld kunnen worden gebracht. Daarnaast kan over juridische, organisatorische en financiële haalbaarheiden een duurzame verdeling van kosten en baten worden geadviseerd. Om horizontale en verticale samenwerking in de keten te stimuleren wordt voor een procesmatige indeling van maatregelen gekozen, waarbij de eerder genoemde “neutrale partij” (of neutrale partijen) een begeleidende en ondersteunende rol kan innemen.Het proces kan vormgegeven worden door de volgende stappen te doorlopen (o.a. gebaseerd op werkwijze WP3.4): Verkennen samenwerking Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten Implementatie samenwerking Pagina 46 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.5.1 Verkennen samenwerking bedrijven Doel Eerste scanning verbetermogelijkheden in specifieke container ketens/ vaargebieden door (gestructureerd) overleg tussen betrokken partijen ondersteund door generieke simulaties van de specifieke keten. Nadere beschrijving acties De in het kader van WP 3.4 gehouden 6 bijeenkomsten zijn concrete voorbeelden van deze maatregel die (vooral) op de verkenning van een viertal verbeteropties waren gericht: Het opzetten en gebruiken van een hub terminal Het opzetten van een hop concept, eventueel in samenwerking met een hub; Doorgebruik van containers; Ontwikkeling van terminals (open vs. gesloten, groei, hub, depot functie) De volgende stappen kunnen worden onderscheiden in de verkenning van verbeteropties: Voorbereiding sessies; Presenteren/ verschaffen van inzicht m.b.v. simulatietool; Evaluatie uitkomsten in groep deelnemers; Identificeren/ selecteren van de kansrijke opties voor gedetailleerde analyses. Uitvoering Betrokken marktpartijen; Deskundige leiding sessie organisatie; Consultants m.b.t. inzetsimulatie tools. 4.5.2 Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten Doel Uitwerken geïdentificeerde (veelbelovende) verbeteropties uit eerste verkenning naar concrete business voorstellen die in de praktijk kunnen worden geïmplementeerd. Nadere beschrijving acties Bij de feitelijke uitwerking van verbeteropties naar concrete businessplannen kunnen, afhankelijk van de specifieke case, veel aspecten aan de orde komen, bijvoorbeeld: Rollen marktpartijen kwantificeren; In beeld brengen van voor- en nadelen marktpartijen; Onderhandeling; Personele en sociale gevolgen; Juridische vorm samenwerking/ haalbaarheid Contracting; Financiering. In deze fase kan het simulatie model nog wel nuttig worden gebruikt voor bijvoorbeeld het in beeld brengen van voor- en nadelen. Echter de nadruk ligt in deze fase veel meer op het onderhandelen en in detail financieel doorrekenen van detailplannen. Belangrijk is in dit verband ook de bestaande plannen van overheden rondom de infrastructuur die mogelijk Pagina 47 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 van invloed zijn op de toekomstige businesscase (bijvoorbeeld plannen m.b.t. container terminal netwerk, dimensies vaarwegen, openingstijden kunstwerken). Als voorbeeld kan hier het onderzoek worden genoemd naar mogelijkheid hub- en spoke-model toe te passen in de binnenvaart. Het initiatief door BCTN en Danser voor het efficiënter inrichten van diensten van en naar Antwerpen, waarbij de inland terminal in Nijmegen als hub wordt gebruikt, is min of meer tot stand gekomen tijdens één van de gaming sessie van WP3.4. In navolging wordt gefinancieerd door IDVV Spoor 2 aanvullend onderzoek verricht naar de haalbaarheid en efficiency van de samenwerking, waarop een go/no go-beslissing kan volgen voor het testen van de samenwerking in de praktijk. Een ander voorbeeld is het aanvullend onderzoek dat is verricht naar de effecten van synchromodaal vervoer. Resultaten kunnen vervolgens teruggekoppeld worden naar deelnemende marktpartijen, zie ook paragraaf 4.5.3. Uitvoering Betrokken marktpartijen moet dit grotendeels zelf doen; Beperkte ondersteunende adviezen (business consultancy; juridisch hulp). 4.5.3 Implementatie samenwerking Doel Deze maatregel betreft het in de praktijk daadwerkelijk realiseren van de samenwerking in de keten, het monitoren en evalueren van de effecten daarvan en beperkte (tijdelijke) ondersteuning. Het is daarbij ook belangrijk de “best practices” te destilleren, zodat de goede voorbeelden over het hoe en waarom de samenwerking als inspiratie kan dienen voor marktpartijen die minder ver zijn in het proces rondom samenwerking en optimalisering. Nadere beschrijving acties Deze activiteit betreft het starten met de (gedetailleerd uitgewerkte) vorm van samenwerking in de praktijk, dat (als het goed is) moet resulteren in een volledig zelfstandig, commercieel aantrekkelijke organisatorische aanpassing in containerketens. Als voorbeeld voor het starten van samenwerking in de praktijk wordt verwezen naar positieve ervaringen opgedaan in de pilots “Informatie uitwisseling MCS en CTU” en “onafhankelijk varen”, onderdeel van WP3.5. Ervaringen opgedaan tijdens de pilots dragen bij aan het wegnemen van wantrouwen in het delen van informatie en stimuleert samenwerking tussen ketenpartijen. Uitvoering Bedrijfsleven/ marktpartijen Hooguit nog enige ondersteuning in de aanloopfase/ launch, daarna z.s.m. ondersteuning stoppen. De best practices destilleren en de opgedane kennis verspreiden. Hiervoor is een capabele, neutrale en betrouwbare partij nodig die wordt geaccepteerd door de marktpartijen. Pagina 48 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.6 HARDWARE: Beter benutten en optimaliseren infrastructuur (markt & overheid) Onder ‘beter benutten en optimaliseren infrastructuur’ worden (hardware)-maatregelen beschreven om de betrouwbaarheid, vlotheid, veiligheid en efficiëntie van infrastructuur te verbeteren. Er is op veel gebieden thans sprake van overcapaciteit en dit moet goed besproken en geagendeerd worden waarbij de overheid een initiërende rol neemt waarbij de beleidskaders worden gehanteerd vanuit SVR, Kernnet Logistiek en het topsectoren beleid als vertrekpunt. De volgende maatregelen worden nader uitgewerkt: Dialoog markt en overheid m.b.t. containerterminalnetwerk en toetsingsprocedure nieuwe terminals; Empty depot Tweede Maasvlakte; Openingstijden achterland terminals; Uniformiteit inning havengelden; Concessiemanagement voor de container binnenvaart; Dialoog en acties vaarwegen ten behoeve van faciliteren groei containerbinnenvaart en ontwikkeling bundelingsconcepten; 4.6.1 Dialoog markt en overheidovercontainerterminalnetwerk Doel Op korte termijn dient vanwege de huidige overcapaciteit slechts zeer beperkt en alleen in bepaalde, specifieke situaties uitbreiding van het terminal netwerk te worden overwogen. Een nadere regionale uitwerking per vaargebied kan houvast bieden in de discussie tussen overheden en marktpartijen over de toekomstige ontwikkeling op korte en lange termijn in vraag en aanbod per vaargebied. Hierdoor sluit regionaal beleid in de toekomst aan op nationaal beleid (SVIR/Kernnet Logistiek), evenals de behoefte van verladers en terminaloperators. Vanuit visie en het kader dat is weergegeven in het Kernnet Logistiek kan dus nadere uitwerking gegeven worden aan de regionale visies omtrent containerterminals. Nadere beschrijving acties Als gevolg van het aantal containerterminals in Rotterdam en het achterland zijn verblijftijden van schepen in de Rotterdamse haven lang en beladingsgraden van schepen laag. Door een groei in het achterlandvervoer van en naar Maasvlakte 2 bestaat de kans dat op de lange termijn de extra benodigde capaciteit in het achterland wordt opgevangen door nieuwe terminals met nieuwe punt-punt vaardiensten, waardoor de fragmentatie van lading toeneemt. In WP 3.2 is aangetoond dat het achterland containernetwerk reeds een hoge dichtheid heeft met terminals die elkaar sterk overlappen qua verzorgingsgebied. Daarnaast ligt de huidige gemiddelde I/C-verhouding (Intensiteit vs. Capaciteit) van inland containerterminals onder de 50 procent, waardoor er over het algemeen tot het zichtjaar 2020 voldoende terminalcapaciteit in het achterland beschikbaar is om de modal shift van Maasvlakte 2 te realiseren en faciliteren. Het uitbreiden van capaciteit kan contraproductief werken vanwege versnippering van ladingstromen. Afhankelijk van het gekozen economische groeiscenario kan na 2020 inbepaaldevaargebieden een krapte aan capaciteit ontstaan. Het is belangrijk om in ieder geval dit inzicht breed te communiceren, met name richting regionale overheden. Pagina 49 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Een kanttekening hierbij is dat voor hub en hop concepten – zoals tijdens de games is gebleken – niet altijd voldoende capaciteit op inland terminals beschikbaar is. Voor het succesvol implementeren van deze logistieke concepten kan het dus wel nodig zijn om de bestaande terminal capaciteit uit te breiden, met name geldt dit voor de terminals die zich op strategisch gelegen locaties als “hub” kunnen ontwikkelen. De laatste jaren is het aantal binnenvaart containerterminals toegenomen, ook op niet al te grote afstand van bestaande terminals. De gedachte meer over water te vervoeren in plaats van over de weg, evenals het committeren van (grote) verladers, heeft geleid tot een (publieke) investering in nieuwe binnenvaart terminalinfrastructuur. Gelet op de huidige financiële ontwikkelingen en rekening houdend met een toekomstige groei, is het nodig een breed en meer gedetailleerd kader en beleid over het binnenvaart containernetwerk te bieden. Dit beleid moet aansluiten op of als (regionale) aanvulling dienen op Kernnet Logistiek. Alternatieven voor het uitbreiden van capaciteit zonder het aanleggen van nieuwe inland containerterminals zijn het uitbreiden van capaciteit door het verruimen en/of flexibiliseren van openingstijden van inland containerterminals, evenals het uitbreiden van infrastructuur van bestaande terminals (bv. verlengen kade, vergoten oppervlakte opslagterrein, capaciteitsuitbreiding terminal equipment). In de praktijk stuiten initiatieven van marktpartijen voor het verkrijgen van vergunningen voor de bouw van water gerelateerde infrastructuur vaak op weerstand van regionale overheden en omwonenden, ondanks dat stimulering van vervoer over water ook sociaal-maatschappelijke baten dient. De weerstand uit zich o.a. in geluidshinder, lichthinder, geurhinder en bouwplannen voor woningen langs het water. In een regionale netwerkvisie voor inland containerterminals kan mogelijk een toetsingsprocedure voor nieuwe terminalcapaciteit worden opgenomen, te meer als hiervoor een beroep gedaan wordt op middelen vanuit het Rijk of wanneer er vergunningen nodig zijn. Marktpartijen kunnen samen met overhedentijdens vergaderingen van overlegorganen (al dan niet per vaargebied of regio) afstemmen in hoeverre of nieuwe publieke terminalcapaciteit wenselijk is. Hierbij kan het simulatiemodel ingezet worden om inzicht te geven in verschillende opties, bijvoorbeeld verruimen/flexibiliseren van openingstijden vs. aanleggen nieuwe terminals of het opzetten van hub- en hopconcepten. Door het toepassen van een regionale dialoog tussen markt en overheid omtrent beleid inzake inland containerterminals, inclusief een toetsingsprocedure voor het realiseren van nieuwe terminalcapaciteit, ontstaat een maatwerk-oplossing per vaargebied. In dergelijke sessies kunnen mogelijke opties, investeringen, invoeringstermijn en ruimtelijke ordening worden besproken tussen marktpartijen en overheidsorganen. Door een breed en onderling overleg worden gevoelens bij marktpartijen over marktverstorende initiatieven (bijvoorbeeld gesubsidieerd aanleggen nieuwe terminals) ondervangen en worden regionale overheden sterker betrokken bij nationaal belang van goede ontsluiting voor het container achterlandvervoer. Uitvoering Overheden (zowel Rijk, provincies en lagere overheden); Pagina 50 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.6.2 Organisaties bedrijfsleven (terminals en vervoerders); Ondersteuning door onafhankelijke consultants Aandacht terminals en empty depots stadsregio Rotterdam Doel Het verruimen van openingstijden van de stad terminals in Rotterdam en realiseren van efficiencywinsten in het herpositioneren van lege containers. Nadere beschrijving acties Hierbij is bijzondere aandacht vereist voor de benodigde aanpassing en aanvraag van vergunningen. Daarnaast zijn in de Waalhaven grote empty depots gevestigd. In de huidige situatie worden veel lege containers tussen de Waalhaven en de Maasvlakte per truck afgelegd. Terminals op de Tweede Maasvlakte hebben geen depot functie. De ruimte die daarvoor is gereserveerd is niet watergebonden. Herstructurering van de empty depots en het realiseren van empty depots lijkt wenselijk. Dit moet nader worden bekeken door de autoriteiten en de belanghebbende bedrijven. Aansluiting met Nextlogic ligt op dit onderdeel voor de hand. Uitvoering HbR; Organisaties bedrijfsleven(terminals en vervoerders). 4.6.3 Openingstijden achterland terminals Doel Verruimen/flexibiliseren van openingstijden van terminals in het achterland. Nadere beschrijving acties Een relatief goedkope en eenvoudige manier voor het uitbreiden (indien noodzakelijk) van capaciteit bij terminals in het achterland is het verruimen/flexibiliseren van openingstijden van terminals. Een uitbreiding van de capaciteit kan namelijk nodig zijn om samenwerking in hub- en spokeconcepten (zie netwerkvariant “hub andSpoke” figuur 4.2) of hopdiensten (zie netwerkvariant “corridor” figuur 4.2) op te starten. De openingstijden van terminals zijn veelal onderdeel van de omgevingsvergunning die wordt verstrekt door lokale overheden. Een themabijeenkomst bij een container-rondetafel binnen een vaargebied, ondersteund met de simulatietool, kan alle betrokken partijen meer inzicht geven in de opties en gevolgen in de gehele keten bij het verruimen/flexibiliseren van openingstijden. Pagina 51 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Figuur 4.2Overzicht netwerkvarianten Uitvoering Overheden (zowel Rijk als lager overheden); Organisaties bedrijfsleven(terminals en vervoerders). 4.6.4 Uniformiteit inning havengelden Doel Vergroten transparantie totstandkoming en uniformering van haven gelden en ze meer containervriendelijk te maken met het oog op het beter benutten van schepen (uitwisselen en hoppen/bijladen). Nadere beschrijving acties Diverse marktpartijen hebben aangegeven dat er verschillende grondslagen zijn voor de inning van havengelden. Met name voor de containerbinnenvaart is er sprake van veel diversiteit, zoals grondslagen op basis van: per (ledig) laadvermogen, TEU, overgeslagen volle container, vast tarief per schip etc. Een aantal van deze grondslagen kunnen van invloed zijn op het bundelen van lading door stops bij meerdere havens. Bijvoorbeeld kan een schip dat net heeft geladen in een haven A en onderweg is naar eindbestemming haven C, besluiten te stoppen bij een haven onderweg B dat in een andere gemeente ligt. Ook in haven B wordt havengeld betaald, mogelijk per (ledig) laadvermogen, TEU, container, vast tarief per schip etc. Deze extra inning van havengelden voor vaak (relatief) kleine ladingen zorgen ervoor dat bundeling niet aantrekkelijk is voor barge-operators en staat daardoor de vorming van hub en spoke-concepten en hopdiensten in de weg. Daarom is meer inzicht nodig in de wijze waarop havengeld voor de containerbinnenvaart wordt geïnd met het idee (landelijk) uniformiteit aan te brengen op een zodanige manier dat samenwerkingsverbanden zoals hub en spoke-concepten en hopdiensten geen financiële barrières ondervinden. Een maatregel is om een verdiepende analyse naar havengelden bij inland terminals uit te voeren en de wijze waarop dit (mogelijk) belemmerend werkt voor hub en spoke-concepten en hopdiensten. Mogelijke oplossingen kunnen gevonden worden in het aanscherpen van nationale regelgeving1 en abonnement vormen per corridor/vaargebied en/of het sterk gedifferentieerd beprijzen naar benodigde tijd (bijvoorbeeld per uur betalen in plaats van per 7 dagen als kortste 1 In Nederland valt de inning van havengelden onder de Gemeentewet, waardoor elke gemeente afzonderlijk een verordening opstelt over de tarieven van de heffing en de wijze van invordering. Pagina 52 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 tijdsinterval).Binnen IDVV Spoor 2 wordt hier door Connekt en Nederlandse Vereniging Binnenhavens reeds aandacht aan besteed (NVB congres 4 oktober 2013) en ook de Rotterdamse haven is bezig met projecten op het gebied van het moderniseren van havengelden (betalen per tijdseenheid op basis van AIS). Uitvoering Overheden: lagere overheden met name, zoals verenigd in de Nederlandse Vereniging Binnenhavens, VNG die mogelijk een trekkende rol kunnen vervullen); Organisaties bedrijfsleven (terminals en vervoerders) 4.6.5 Concessiemanagement voor containerbinnenvaart Doel Veelaandacht voor de uitvoering van de concessies en dienstverlening van deep-sea terminals. Vooral in relatie tot het maken en nakomen van afspraken met betrekking tot de time-slots die beschikbaar moeten zijn, met het oog op het realiseren van de modal split doelstellingen (45% binnenvaart in achterlandvervoer Maasvlakte II). Hiervoor is het doel om te komen tot een algehele planning, afstemming, prestatie-indicatoren en deze te gaan meten en monitoren. De afhandeling van de containerbinnenvaart bij deepsea-terminals is regelmatig onderwerp van discussie. Enerzijds geven terminaloperators voorrang aan deepsea- en shortsea lijndiensten, anderzijds halen binnenvaartschepen soms niet de afgesproken slottijden. Door spelregels voor samenwerking tussen partijen op te stellen ontstaat er een groter belang om volgens de spelregels en afspraken te handelen. Bijvoorbeeld door invoering van timeslots op terminals, mogelijk in combinatie met financiele incentives. Bij financiële incentives hoeft het niet te gaan om boetes die betaald moeten worden bij slecht presteren, maar kan het ook gaan om het verdelen van de voordelen van een samenwerking bij goed presteren. De samenwerking tussen deepsea-terminal operators en containerbinnenvaart kan worden afgestemd door middel van concessiemanagement: afspraken over de afhandeling van containerbinnenvaart in de zeehaven. Het initiatief van concessiemanagement containerbinnenvaart ligt bij marktpartijen zelf. Dit kan gefaciliteerd worden door een neutrale partij, die tevens als toezichthouder acteert opdat afspraken worden nagekomen. Daarbij speelt het havenbedrijf Rotterdam een rol gekoppeld aan de eis om minimaal 45% van het transport via binnenvaart te laten verlopen. Concessiemanagement kan in dit kader geplaatst worden waarbij er subindicatoren gevonden worden die zich richten op het slotmanagement voor de binnenvaart. Aansluiting met Nextlogic ligt hierbij sterk voor de hand, omdat binnen Nextlogic al veel aandacht wordt besteed aan het verkorten van verblijftijd van schepen door middel van uitwisseling van informatie en betere planning (BREIN). Uitvoering HbR via Nextlogic project en invulling via BREIN; Deepsea-terminal exploitanten en vervoerders; Diverse andere overheden. Pagina 53 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 4.6.6 Dialoog en acties vaarwegen ten behoeve van containerbinnenvaart en ontwikkeling bundelingsconcepten Doel Het komen tot gerichte maatregelen en acties per vaargebied/corridor gericht op het faciliteren van de groei van containerbinnenvaart en ontwikkeling van bundelingsconcepten (hub/hop). Nadere beschrijving acties Knelpunten in het vaarwegennetwerk is een thema dat onderzocht wordt in IDVV spoor 3 cluster 2. Uit cluster 2 zijn maatregelen en aanbevelingen gekomen om de problematiek aan te pakken. De invloed van maatregelen kunnen verder worden onderzocht met behulp van de simulatietool en/of worden besproken tijdens rondetafel bijeenkomsten. Een voorbeeld is dat door de verwachte groei in de containerbinnenvaart de I/C-verhouding (Intensiteit vs. Capaciteit) van sluizen en bruggen zal toenemen, o.a. Kreekrak, Volkerak, Beatrixsluizen en Eefde.Capaciteitsknelpunten bij sluizen en bruggen kan leiden tot lange wachttijden en een verminderde betrouwbaarheid van de aankomsttijden van schepen bij de terminals. Deze moeten vervolgens meer marge inbouwen binnen de vaarschema’s hetgeen ten koste gaat van de efficiency van het vervoer. Daarnaast zou een groei van de recreatiefunctie van de vaarwegen in sommige vaargebieden leiden tot vertragingen bij de containervaart. Dit speelt met name in Noord-Nederland en op de Maas. Bij het opstellen en actualiseren van een actieplan voor vaarwegen met betrekking tot de containerbinnenvaart kunnen de voornaamste knelpunten in het vaarwegennetwerk worden benoemd en gevolgen worden geschat. Hierbij kan het simulatiemodel worden ingezet om een inschatting te maken van huidige en toekomstige effecten, dat vervolgens wordt teruggekoppeld en besproken met marktpartijen (verladers, inland terminals operators, etc.) en infrastructuurbeheerders. Naast de capaciteit van kunstwerken (sluizen, bruggen) zijn overige belangrijke aandachtspunten: Slotmanagement (reservering/-planningsysteem sluizen); Openingstijden (verruiming en/of flexibiliseren van bedieningstijden sluizen en bruggen per vaarweggebied); Doorvaarthoogtes (gevolgen toename gebruik high cube-containers i.r.t. vrije doorhoogte, actuele informatie waterstanden) Overige onderwerpen die indirect een rol spelen in “afstemming in de keten” en onderdeel kunnen zijn: Onderhoud (issue levensduur en onderhoud van kunstwerken op de lange termijn kan mogelijk worden geadresseerd); RIS (aanpassingen schepen en infrastructuur t.b.v. real-time informatie) De actiepunten voor de containerbinnenvaart moeten worden gekoppeld aan het beleid ten aanzien van inland containerterminals. Het verruimen/flexibiliseren van openingstijden inland containerterminals is bijvoorbeeld alleen mogelijk wanneer bedieningstijden ook worden verruimd of flexibel worden afgestemd. Het is dus van belang dat ook inland terminal operators en mogelijk ook belangrijke verladers deelnemen aan de dialoog over de vaarwegen in relatie tot de containerbinnenvaart. Pagina 54 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Uitvoering RWS; (organisaties van) vervoerders en terminal operators (bijvoorbeeld LINC). Belanghebbende verladers in de regio 4.7 SOFTWARE: tools 4.7.1 Simulatie model Doel Onderhoud, updating simulatie model en bijhorende data en uitbreiding functionaliteit van het model. Nadere beschrijving acties Voor WP3.4 is een simulatietool ontwikkeld waarmee zes gamesessies zijn uitgevoerd. De simulatietool kan worden ingezet voor het analyseren van verschillende ontwikkelingen die de prestaties van de binnenvaart binnen een vaargebied kunnen beïnvloeden, zoals: groei(prognoses) goederenstromen, uitbreiding terminalnetwerk, nieuwe actoren, samenwerken vs. concurrentie en nieuwe logistieke concepten. Het is van belang om tot een goede strategie voor verdere doorontwikkeling van deze tool te komen door middel van beheer, onderhoud, verdere ontwikkeling en toepassing. De simulatietool blijft na het IDVV-programma beschikbaar voor het uitvoeren van gamesessies, waardoor het relatief eenvoudig en tegen beperkte kosten mogelijk is om periodiek gamesessies uit te voeren. Door in de toekomst de overleggroepen per vaargebied in stand te houden en met gaming te ondersteunen wordt afstemming en samenwerking (zie paragraaf 4.5), zowel horizontaal als verticaal, in de keten verbeterd en gestimuleerd. Op deze manier wordt de interesse van marktpartijen vastgehouden bij het meedenken in binnenvaartbeleid, in zowel het eigen vaargebied als groter, en kunnen verdiepende analyses per vaargebied worden getest. Het is daarom belangrijk dat de simulatietool beheerd en onderhouden wordt, zodat games op basis van actuele input gespeeld kunnen worden. Ook doorontwikkeling van de simulatietool is aan te bevelen, zodat inzicht kan worden geboden in nieuwe logistieke concepten of aanpassingen worden gedaan aan de functionaliteit van de tool. Een voorbeeld hiervan is de interactie met weg- en spoorvervoer waardoor synchromodale concepten kunnen worden geanalyseerd. Voor de simulatietool in de huidige versie is het nodig dat het beheer en onderhoud goed geregeld wordt: Versiebeheer Update invoergegevens Kleine verbeterslagen invoergegevens Naast het simulatiemodel in de huidige vorm blijkt er bij diverse partijen behoefte te zijn aan een doorontwikkeling van het model om deze breder te kunnen gebruikten. Daarbij gaat het om vier aspecten: Uitbreiding geografische scope: heel Duitsland en heel België Pagina 55 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Toevoegen spoor en weg: synchromodale simulatie Concepten in een vaargebied automatisch te optimaliseren Uitbreiding gaming element Uitvoering Ontwikkelaars/eigenaar(s) simulatie tools en databases 4.7.2 Stimuleren en faciliteren informatie-uitwisseling en planningstools Doel Het moet heel eenvoudig en makkelijk worden voor marktpartijen om informatie uit te wisselen zodat afstemming en samenwerking snel tot stand kan komen. Nadere beschrijving acties Voor logistieke concepten zoals hub, hop en doorgebruik lege containers is informatie-uitwisseling tussen ketenpartijen om processen op elkaar af te stemmen en beter samen te werken essentieel. Dit is voor marktpartijen duidelijk, maar tegelijkertijd spelen er verschillende issues rond informatie-uitwisseling: Mate van bereidheid en ervaringen om informatie te delen; Inspanning in tijd en geld nodig om informatie daadwerkelijk te gaan delen en in planningstools te gebruiken; Geschikte en betrouwbare systemen om informatie te delen. Ontbreken van een datastandaard voor het makkelijk uitwisselen van informatie tussen ketenpartijen en het makkelijk aan laten sluiten van nieuwe partijen bij reeds lopende initiatieven met betrekking tot het uitwisselen van informatie. Neutrale en betrouwbare partij voor beheer en onderhoud van informatie. Het stimuleren en faciliteren van informatie-uitwisseling tussen marktpartijen is een voorwaarde voor meer en betere afstemming in de logistieke keten. Dit geldt voor verschillende concepten, zoals: hoppen, hub en spoke, doorgebruik lege containers en afhandeling in Rotterdam. Bij samenwerking tussen meerdere partijen is het van belang dat informatie beheerd wordt door een betrouwbare neutrale partij die waarborgt dat bedrijfsgevoelige informatie afgeschermd blijft. Meer inzicht kan gegeven worden door de pilot met betrekking tot informatie-uitwisseling tussen MCS en CTU verder te ontwikkelen. Hierdoor kan de opgedane kennis met geïnteresseerde partijen worden gedeeld. Een belangrijk element hierin is de realisatie van een datastandaard waardoor partijen makkelijk en snel informatie kunnen uitwisselen. Daarnaast kan het openbaar maken van prestaties van deepsea terminals en binnenvaart in Rotterdam, door middel van prestatie-indicatoren, leiden tot incentives om gedrag en prestatie te wijzigen. Hierdoor wordt samenwerking in de keten gestimuleerd. Dit sluit goed aan bij Nextlogic. Het initiatief BREIN vanuit Nextlogic is hierbij ook zeer relevant. Belangrijk is hierbij de activiteit in te passen in de kaders van het Strategisch Platform Logistiek en de aansluiting/koppeling te realiseren met het Neutraal Logistiek Informatie Platform (NLIP). Het NLIP is immers ontwikkeld om de logistieke sector in Nederland een voorsprong te geven in Europa. Pagina 56 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Met het NLIP wordt informatie door de hele keten op een slimme wijze aangeleverd en gedeeld. Uitvoering Ketenpartijen met data; Systeemontwikkelaars; Neutrale databeheerder (bijvoorbeeld tijdelijk: projectbureau; lange termijn 4PL dienstverlener); Topgebied Logistiek/SPL (synchromodaliteit, NLIP). Pagina 57 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 5 Haalbaarheid en effectschatting Dit hoofdstuk presenteert een samenvatting van de analyse van het Actieplan op de aspecten effecten, haalbaarheid, risico’s en kansen. Opgemerkt moet worden dat de kwantificering gebaseerd is op indicatieve cijfers. Deze is dan ook bedoeld om de orde van grootte van effecten en vooral kosten en baten te duiden. Ook hier geldt dat deze indicaties globaal en verkennend van aard zijn en dat verdere uitwerking per vaargebied nodig is om de benodigde investeringen en effecten exact in beeld te brengen. Daarom zal een specifieke nadere invulling van de acties en de effecten in de loop van het proces door neutrale partij(en) begeleid moeten worden. Het is belangrijk om te benadrukken dat het gehele actiepakket zoals in hoofdstuk 4 is gepresenteerd gericht is op het realiseren van efficiencyverbeteringen in de containerbinnenvaart. Dit moet vooral worden bereikt door middel van het bundelen van lading via concepten zoals ‘hoppen’ en uitwisseling van lading via ‘hub’ terminals. 5.1.1 Voorbeeld kostenbesparingen voor marktpartijen en consument De beoogde bundelingsconcepten (hop/hub) leiden tot een aantal besparingen waar marktpartijen en consumenten van kunnen profiteren. Dit wordt ter illustratie berekend door middel van een kostenberekening voor een representatieve case. De resultaten van de kostenberekening zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 5.1Indicatie kostenbesparingen bij verhogen benuttingsgraad en halvering havenverblijftijd Case Benutting Verblijftijd haven [min/move] 1 70% 10 min € 81,15 2 80% 10 min € 78,41 3 70% 5 min € 77,41 4 80% 5 min € 68,43 -16% Vaarkosten [€/TEU] Vervoerd Vervoerd Brandstofverbruik volume volume [liter/TEUkm] [TEU/omloop] [TEU/jaar] 280 38524 0,00021 -3% 320 40904 0,00019 -6% -5% 280 49112 0,00016 -22% 320 53045 0,00015 -27% Uitgegaan is van een containerbinnenvaartschip dat containers van/naar de Maasvlakte 2 vervoerd over een afstand van 400 km per omloop (dus van/naar inland terminal 200 km in het achterland). Wachttijd in Rotterdam is berekend door de gemiddelde havenverblijftijd per move in Rotterdam7 toe te passen. Laden/lossen in het achterland wordt verdisconteerd door toepassing van een kraancapaciteit van 25 moves/uur. Overige uitgangspunten in het voorbeeld zijn: Binnenvaartschip met een capaciteit van circa 200 TEU (Groot Rijnschip); Vaardienst: Continu (24/7), 365 dagen lang; Vaarsnelheid: 11 km/u stroomopwaarts, 17 km/u stroomafwaarts; 7 Zie havenverblijfindex CBRB: http://www.cbrb.nl/: gemiddeld ca. 10 min per move over 2012. Pagina 58 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Brandstofverbruik: 140 l/u stroomopwaarts, 56 l/u stroomafwaarts; Vaarkosten (excl. gasolie) à € 127 per uur; Wachtkosten à € 76,15 per uur. Wisselende benuttingsgraad (70 – 80%) in beide richtingen. Uitgaande van een globale kostenberekening kan een hogere benutting, ten opzichte van de referentiecase (benutting 70%, havenverblijftijd 10 min), leiden tot een besparing van 3% in vaarkosten. Wanneer een hogere benutting wordt bereikt in combinatie met een halvering van havenverblijftijd per move in Rotterdam, kan dit leiden tot een kostenbesparing van 16% ten opzichte van de referentiecase. Besparingen in externe kosten zijn er onder andere door reductie van brandstofverbruik in liter per TEUkm8 (gemiddelde snelheden, brandstofverbruik, stroming, etc. tijdens alle cases gelijk). Reductie van brandstof per TEUkm betekent reductie van CO2 per TEUkm, dus een reductie van externe kosten. Een hogere benutting, evenals halvering havenverblijftijd per move, leidt tot een hoger vervoerd volume per binnenvaartschip per jaar, wat resulteert in een gemiddeld lager uitstoot van CO 2 per vervoerde container. Naast het rekenvoorbeeld dat hierboven staat omschreven is middels de gamingsessies en inzet van simulatiemodellen eveneens gebleken dat een jaarlijkse reductie van transportkosten mogelijk is van 20% als gevolg van hogere beladinggraden, inzet van grotere schepen en minder wachttijd. Dit is het gevolg van de inzet van hub-/hop concepten en informatiedeling tussen partijen in de containerbinnenvaart keten. Als we aannemen dat de helft van deze potentiële 20% kostenreductie in de praktijk wordt bereikt, dan resulteert dit in orde grootte 20 miljoen euro aan bespaarde maatschappelijke kosten per jaar door lagere directe transportkosten. Daarbij komen dan nog de besparingen op de externe kosten doordat er als gevolg van hogere efficiency minder uitstoot plaatsvindt van CO2, NOx en fijnstof. De orde grootte van de besparingen op externe kosten liggen op circa 4 miljoen euro per jaar. Netto worden de directe besparingen als gevolg van de reductie van interne en externe kosten voor vervoer per containerbinnenschip dus geschat op orde grootte 25 miljoen euro per jaar. Opgemerkt moet worden dat er dan ook nog een deel ‘modal shift’ zou kunnen plaatsvinden doordat de binnenvaart een kwaliteitsprong maakt. TNO heeft in een rapport9 voor Rijkswaterstaat onlangs de potentiële effecten van modal shift door synchromodaliteit in kaart gebracht en kwam op een raming van 6 miljoen euro per jaar aan kostenbesparingen voor het maritieme containervervoer. De marktpotentie door modal shift in het continentale lading vervoer is daarbij nog niet meegenomen (‘pro memorie’ post). Ook de markt van de continentale lading biedt significante kansen voor reductie van maatschappelijke kosten, bijvoorbeeld op relaties tussen Nederland en Zuidwest-Duitsland waar continentaal vervoer kan gaan meeliften met efficiënte en hoog frequente verbindingen gebaseerd op maritieme containerlading. 8 Meeteenheid die overeenkomt met de verplaatsing van één TEU over een afstand van één kilometer. 9 TNO 2013 R10400, 8 april 2013 in opdracht van Rijkswaterstaat, Spoor 2 Pagina 59 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 5.1.2 Indicatieve kosten maatregelen actieplan In onderstaande tabel is een indicatief kostenoverzicht van de maatregelen in dit actieplan weergegeven. Hierbij is som genomen van de bijdrage van overheden en bedrijfsleven voor de periode 2013 – 2020. In het schatten van de bijdrage is uitgegaan dat de maatregelen uitgevoerd worden zoals in hoofdstuk 4 weergegeven. Uit onderstaande tabel is af te leiden dat het totaal aan kosten in de periode 2013-2020 een indicatief bedrag zou betekenen van bijna 11,4 miljoen euro (niet verdisconteerd). Tabel 5.2Geschatte investeringsbehoefte maatregelen Maatregel Begeleiding actieprogramma door neutrale partij & organisatie van verbeterkringen door overleg & games Verkennen samenwerking bedrijven Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten Implementatie samenwerking Gedetailleerde visie en uitvoeringsagenda containerterminalnetwerk Aandacht terminals en empty depots stadsregio Rotterdam Openingstijden achterland terminals Uniformiteit inning havengelden Concessiemanagement voor containerbinnenvaart Vaarwegstrategie containerbinnenvaart Simulatie model Ontwikkelen informatie-uitwisseling en planningstools Totaal 2013-2020 In K Euro 1225 100 1500 3600 250 600 200 585 900 600 1200 900 11660 De schatting steunt deels (namelijk voor de acties in het oranje blok en bruine blok) op ervaringen die in 2013 zijn opgedaan met de gamingsessies in cluster 3. In de becijferingen zijn ook de tijdkosten van alle deelnemers aan die sessies meegenomen. Voor de acties in het groene en blauwe blok, die meer lijken op activiteiten uit conventionele projecten en onderzoeksprogramma’s, is gebruik gemaakt van de ervaringen in soortgelijke projecten. Pagina 60 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 5.2 Concluderend, het netto effect voor de maatschappij Het actieplan is gericht op het realiseren van verbeteringen in de prestaties van de containertransportketen via de binnenvaart. Het gaat daarbij in eerste instantie om de reductie van kosten die gemaakt worden tussen de zeehaventerminal en de klant in het achterland en het verhogen van de kwaliteit (hogere frequenties en betrouwbaarheid). Concepten die tot verbeteringen moeten leiden zijn de hop-/hub concepten waarbij lading en de transportmiddelen met elkaar worden gedeeld via horizontale samenwerking en waarbij er door middel van verticale samenwerking een betere planning ontstaat met minder wachttijden. In het werkpakket 3.4 is uitgebreid onderzoek gedaan naar de impact van verschillende ‘whatif’ scenario’s d.m.v. gamingsessies met marktpartijen uit een vaargebied. Hierbij werd door verschillende marktpartijen input en feedback gegeven op de hop- en hubconcepten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de volgende verbeteringen maximaal haalbaar zijn voor de Nederlandse containertransport via binnenvaart (ten opzichte van de status quo situatie): Betrouwbaarheid: een halvering van de wachttijd Efficiency: toename van de beladingsgraad met meer dan 10% Kosten / tarieven: 20% lagere logistieke kosten voor verladers Frequentie: verdubbeling van het aantal afvaarten per week Duurzaamheid: 40% minder CO2 uitstoot De te behalen effecten vanwege bundeling en modal shift leiden tot een besparingvan circa 30 miljoen euro op jaarbasis. Daar staat een schatting aan kosten voor het actiepakket tegenover van totaal 11,6 miljoen euro in de tijdsperiode 2013-2020. Het is dus overduidelijk dat er een zeer gunstige baten/kosten verhouding is. Daarbij is de slotconclusie dat het actiepakket een grote bijdrage zal leveren aan de hoofddoelstelling van het IDVV programma: een significantie bijdrage aan de modal split van de (container) binnenvaart, een betere concurrentiepositie voor de Rotterdamse haven met spin-off voor de economische positie van Nederland en een betere leefomgeving en kleinere bijdrage aan de uitstoot van CO2. Pagina 61 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Bijlage: Kwalitatieve maatschappelijke en bedrijfsmatige effecten Maatschappelijke effecten In de volgende tabel is een kwalitatieve analyse van de maatregelen weergegeven vanuit maatschappelijk perspectief. De indicatoren waarop de maatregelen effect hebben zijn aangegeven met een ‘x’ en toegelicht met een kwalitatieve onderbouwing. Tabel 5.1 MCA Tabel maatschappelijk economische effecten. Maatregel Begeleiding actieprogramma door neutrale partij(en) efficiency betrouwbaarheid milieuprestatie veiligheid arbeid RWS impact X? Effect is afhankelijk van de wijze waarop begeleiding/ondersteuning van het actieprogramma wordt vormgegeven en welke partij de verantwoordelijkheden oppakt. Organisatie van verbeterkringen door overleg en games x Verkennen samenwerking bedrijven x x x x x x Zelfde als bij “verkennen gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten”, echter vindt in deze fase daadwerkelijk de implementatie van samenwerkingsverbanden in de praktijk plaats (t.g.v. overlegorganen, ondersteuning simulatietool, pilots). Dit leidt tot kostenbesparing door hogere benutting van assets (schepen en infrastructuur) en reductie vervoersbewegingen. x Dialoog markt-overheid en acties ten aanzien van containerterminalnetwerk x Zelfde als bij “verkennen samenwerking bedrijven”, echter worden hier de initiatieven gedetailleerder op haalbaarheid onderzocht waardoor voordelen voor de maatschappij kunnen worden geschat. Door middel van pilots worden effecten meetbaar. x Implementatie samenwerking x Het signaleren en verkennen van initiatieven voor samenwerking tussen bedrijven door overlegorganen heeft indirect een positief effect op efficiency, betrouwbaarheid, milieuprestaties en veiligheid. Nieuwe samenwerkingsverbanden kunnen leiden tot hogere benuttingsgraad van schepen, efficiënter benutten van infrastructuur, reductie transportkosten, verbetering milieuperformance per container en veiliger vervoer. Deze maatregel heeft dus een positieve impact op de maatschappij. x Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten x x x x Een integrale dialoog t.b.v. terminalcapaciteit per vaargebied geeft houvast voor de discussie tussen markt en overheid in de reservering van middelen (ruimtelijke, financieel). Bijvoorbeeld flexibilisering/verruimen van openingstijden terminals achterland bespaart hoge (publieke) investeringen nieuwe terminals en stimuleert nieuwe samenwerkingsverbanden in hub- en hopconcepten, zodat op flexibele tijden kan worden geladen en/of gelost. Efficiënt gebruik van ruimte en financiële middelen dient het maatschappelijk belang. Nieuwe samenwerkingsverbanden zorgen voor hogere efficiency en betrouwbaarheid wat doorwerkt in milieuprestaties. Het toepassen van een dialoog en daaraan gekoppelde acties omtrent het containerterminalnetwerk moet gezien worden als de verdere (regionale) uitwerking van Kernnet Logistiek op dit onderdeel in samenwerking met marktpartijen en lokale overheden. Pagina 62 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Pagina 63 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Maatregel efficiency betrouwbaarheid milieuprestatie veiligheid arbeid x Aandacht terminals en empty depots stadsregio Rotterdam x x x x x x x Integrale planning en afspraken voor de afhandeling van binnenvaartschepen bij de deepsea-terminals in Rotterdam reduceert wachttijden van binnenvaartschepen in Rotterdamse haven en dus de havenverblijftijd. Dit komt de efficiency en punctualiteit van diensten ten goede, waardoor vervoerskosten afnemen. Hier profiteert de maatschappij weer van. x Dialoog en acties vaarwegen ten behoeve van de containerbinnenvaart x Uniforme inning van havengelden kan financiële barrières bundelingsconcepten wegnemen. Dit vergroot de aantrekkelijk van hub- en hopdiensten, doordat geen hoge havengelden aangeslagen worden voor het laden/lossen van enkele containers. Bundeling van lading vergroot weer efficiency en betrouwbaarheid. Met uniformering en automatisering van de inning havengelden zullen mogelijk wel enkele arbeidsplaatsen verloren gaan. x Concessiemanagement voor containerbinnenvaart x Verruimen/flexibilisering vergroot de capaciteit van terminals zonder benodigde hoge (publieke) investeringen. Daarnaast worden samenwerkingsverbanden door hub- en hopdiensten gestimuleerd. In het algemeen heeft dit efficiënter gebruik van schepen en infrastructuur als resultaat en levert kostenbesparingen op voor de maatschappij. Verruiming/flexibilisering van openingstijden heeft negatief effect door verruiming tijden uitstoot geluid en licht in de directe omgeving van terminals. Het verruimen/flexibiliseren van openingstijden kan alleen als dit ook wordt toegepast voor de vaarwegen en kunstwerken die desbetreffende terminals ontsluiten. Bedieningstijden van kunstwerken behoort tot verantwoordelijkheden van Rijkswaterstaat. x Uniformiteit inning havengelden x Het stroomlijnen van de empty depots kan de verblijftijden van container binnenvaartschepen in de haven van Rotterdam terugbrengen. Clustering van laden/lossen van containers voor de binnenvaart in de haven leidt tot hogere betrouwbaarheid en efficiency. Dit werkt door in de milieuperformance per container. x Openingstijden achterland terminals x RWS impact x x x x Het toepassen van een dialoog tussen markt en overheid voor de containerbinnenvaart is nodig om capaciteit bij knooppunten te waarborgen, zodat wachttijden zoveel mogelijk beperkt worden en aankomsttijden van schepen goed kunnen worden voorspeld. Dit verhoogt efficiency en betrouwbaarheid van diensten en pakt onveilige situaties aan (bijvoorbeeld kruising beroepsvaart en recreatievaart). Onderwerpen in deze dialoog (bedieningstijden sluizen en bruggen, doorvaarthoogte bruggen, slotmanagement, onderhoud kunstwerken en vaarwegen) behoren tot Rijksbeleid waardoor Rijkswaterstaat een actieve rol kan innemen. Simulatie model (*) Deze maatregel is ondersteunend ten aanzien van eerder beschreven maatregelen en daarom in deze tabel niet uitgewerkt Stimuleren en faciliteren informatie-uitwisseling en planningstools (*) Deze maatregel is ondersteunend ten aanzien van eerder beschreven maatregelen en daarom in deze tabel niet uitgewerkt Pagina 64 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Bedrijfsmatige effecten Bedrijfsmatige effecten van maatregelen kunnen worden onderscheiden naar de volgende rubrieken: impact op interne organisatie (noodzakelijk omvang van inspanningen voor de aanpassing van de interne organisatie bij marktpartijen, bijvoorbeeld nieuwe werkwijze, aanpassen rechtsvormen door nieuwe vormen van samenwerking); impact op externe organisatie (maatregelen hebben effect op de manier van werken in de containerbinnenvaart, bijvoorbeeld aanpassingen aan infrastructuur); risico’s en knelpunten met marktomgeving (bijvoorbeeld juridische aspecten aan samenwerking); financiële prestatie en voorwaarden financiering (rendement van maatregel in relatie tot benodigde investering); Een samenvattende analyse is weergegeven in onderstaande tabel, waarbij met ‘x’ is aangegeven waarop de desbetreffende maatregel effect heeft. TabelMCAtabelbedrijfsmatige effecten Maatregel Begeleiding actieprogramma door neutrale partij(en) Organisatie van verbeterkringen door overleg en games Aanpassing interne organisatie Aanpassing externe organisatie Risico’s Haalbaarheid Dit is een procesmaatregel die indirect een bedrijfsmatig effect heeft, daarom in deze tabel niet uitgewerkt x Verkennen samenwerking bedrijven x x x Wanneer het beoogde samenwerkingsverband in meer detail wordt uitgewerkt worden benodigde aanpassingen voor de interne organisaties van marktpartijen in kaart gebracht (bijvoorbeeld planningssystemen, beschikbaarheid lege containers). Ook externe processen kunnen in meer detail worden bekeken, bijvoorbeeld marktkansen voor continentaal vervoer bij bundelingsconcepten (hub- en hopdiensten). Risico’s, haalbaarheid, rendemente en financiering kunnen in meer detail worden onderzocht. x Implementatie samenwerking x Bij verkenning naar mogelijke samenwerkingsverbanden tijdens overlegorganen wordt een eerste inschatting gemaakt naar de risico’s en rendement van samenwerkingsverbanden. Voorwaarde is dat een samenwerkingsverband in beginsel kan leiden tot verbetering van efficiency voor alle partijen en/of daarvoor gecompenseerd worden. x Gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten Rendement/ Financiering x x x Hier geldt hetzelfde als bij “gedetailleerde uitwerking samenwerkingsconcepten” met de toevoeging dat in deze fase daadwerkelijke implementatie in de praktijk plaatsvindt. Pagina 65 van 66 IDVV spoor 3 – Afstemming in de keten | 30 september 2013 Maatregel Aanpassing interne organisatie Aanpassing externe organisatie Risico’s Haalbaarheid x Dialoog markt-overheid en acties ten aanzien van containerterminalnetwerk x x x x x x Uniformering inning havengelden stimuleert bundelingsconcepten (hubs, hoppen) en hebben dus extern een positief effect op afstemming en/of samenwerking in de keten. Haalbaarheid is o.a. afhankelijk van bereidheid aanpassing havenverordening (veelal gemeentelijke wettelijke kaders) en wijze waarop inning gaat plaatsvinden. x Concessiemanagement voor containerbinnenvaart x Flexibiliseren/verruimen openingstijden achterland terminals vragen om aanpassingen in de bedrijfsvoering van inland terminals t.g.v. uitbreiding terminalcapaciteit of stimulering bundelingsconcepten. Risico m.b.t. haalbaarheid betreft bijvoorbeeld het verkrijgen van vergunningen bij gemeentes. Relatief lage investeringskosten, maar een hoog rendement. x Uniformiteit inning havengelden x Een eventuele herstructurering van openingstijden stadterminals Rotterdam en locatie empty depots heeft intern effect op de bedrijfsprocessen van deepseaterminals. Dit heeft ook effect op de organisatie van binnenvaartdiensten (extern), raakt wettelijke kaders (openingstijden, ruimtelijke ordening) en moet financieel haalbaar zijn. x Openingstijden achterland terminals x Deze maatregel heeft voornamelijk effect op de externe organisatie. Met het toepassen van de visie en uitvoeringsagenda voor het containernetwerk (mogelijk maatwerk per vaargebied) worden lang termijn opties voor het uitbreiden van benodigde terminalcapaciteit vastgesteld tussen marktpartijen en overheden. Uitbreiden van terminalcapaciteit door verruimen openingstijden, nieuwe terminals, etc. hebben effect op de werkwijze van marktpartijen evenals de rendement/financiering van benodigde capaciteitsuitbreiding x Aandacht terminals en empty depots stadsregio Rotterdam Rendement/ Financiering x x x Afspraken m.b.t. de afhandeling van binnenvaartschepen bij deepsea-terminals hebben effect op de bedrijfsvoering van deepsea-terminals, organisatie en afstemming van diensten en juridische aspecten over de wijze waarop afspraken gemaakt worden in relatie tot het nakomen van afspraken. Het rendement wordt gevonden verbetering efficiency en betrouwbaarheid van diensten, waardoor transportkosten zullen verminderen. x Dialoog en acties vaarwegen ten behoeve van de containerbinnenvaart Simulatie model Stimuleren en faciliteren informatie-uitwisseling en planningstools Het toepassen van een vaarwegstrategie voor de containerbinnenvaart heeft voornamelijk effect op waarborging van goede infrastructuur voor de containerbinnenvaart. Dit betreft dus een extern effect. Deze maatregel is ondersteunend ten aanzien van eerder beschreven maatregelen en daarom in deze tabel niet uitgewerkt Pagina 66 van 66 Meer informatie: www.Rijkswaterstaat.nl/IDVV [email protected] Dit is een uitgave van Rijkswaterstaat www.rijkswaterstaat.nl 0800 - 8002 (gratis, dagelijks 06.00 - 22.30 uur) februari 2014 | wvl0214ck045c
© Copyright 2024 ExpyDoc