De preek van 7 december 2014

Preek Tweede Advent 2014, PKN Odijk, 7 december. Lezing Johannes 1: 19-28
Gemeente van Christus,
Wie gaat er nou staan roepen in een woestijn? Dat zou zomaar een eerste
opwelling kunnen zijn bij dit evangelie. Johannes, een roepende in de woestijn. En
misschien vraagt u zich dat ook wel eens af. U wilt aandacht vragen voor iets
belangrijks, maar niemand luistert. U voelt zich een roepende in de woestijn.
Johannes. Wat doet hij daar in de woestijn? Hij doopt? Dat lijkt ook al een innerlijke
tegenstrijdigheid. Op de meest gortdroge plaats, staat hij te dopen. Beetje vreemd
allemaal.
En inderdaad. Johannes zelf is ook een beetje vreemd. Een aparte, een buitenbeetje.
Vaak afgebeeld met blote voeten in sandalen, een bruine pij aan, van kamelenhaar
gemaakt, in de kleur van het zand van de woestijn. Iemand van de ocupuybeweging
van toen, zou je kunnen zeggen. Iemand die misstanden aan de kaak stelt. Hij
spreekt, waar anderen zwijgen.
Johannes had er genoeg van, van de godsdienstige instituten van zijn dagen. Hij
had ermee gebroken. Hij was – zogezegd – buitenkerkelijk geworden. Hij had zich
teruggetrokken uit de samenleving, de stilte van de woestijn opgezocht. Een eigen
geloofsgemeenschap begonnen, een eigen gemeente.
Hij had de tempel de rug toegekeerd. De leiding had zich te veel met Rome
ingelaten, vond hij. Die hadden zich geschikt naar dat zogenaamde wettige gezag.
Johannes was d’r uitgestapt. Zo kon het niet langer, vond hij. En hij wist ook wel
dat hij daar in de woestijn geen potten kon breken, met zijn clubje geestverwanten.
Maar iets in hem zei dat hij toch wat moest doen. Wat heet iets? ‘Godzelf, zei
Johannes. Hij voelde zich geroepen gehoor te geven aan die ene stem in zijn leven,
die hem zei dat hij een nieuw begin moest maken. ook al luisterde niemand toen
nog naar hem. En hij was gaan dopen. Het Joodse waterritueel voor wie van
buitenaf wilde toetreden tot het volk van God. Daarmee trok hij de aandacht.
Johannes wilde er zijn eigen volksgenoten mee raken, uitdagen. Laat je dopen. Begin
opnieuw! Alleen zo kan er vernieuwing komen in de bestaande situatie. Het koninkrijk
van God is in aantocht, zorg dat je d’r bijkomt!
Een reactie van officiële zijde kon niet uitblijven. En zoals vaker, gaan de autoriteiten
niet zelf, maar sturen ze eerst een delegatie, die rapport moet uitbrengen.
Wie bent U?, vragen ze Johannes. En hij geeft een wonderlijk antwoord. Beetje
vreemd. ‘Ik ben de Messias niet’. Hij begint ermee door te zeggen wie hij niet is.
Waarom doet hij dat?
Ik heb de indruk dat Johannes met zijn ontwijkende antwoord het licht wil laten
vallen op degene in wiens dienst hij wil staan. Ik denk dat Johannes zo geraakt is
door wat hij in zijn leven heeft ervaren, het geheim van goddelijke liefde door alles
heen, dat hij niet anders kan dan van zichzelf af te wijzen. Het gaat niet om hem..
dat is zijn diepste ontdekking. Hij heeft losgelaten wat hij van anderen of vroeger
van zichzelf moest zijn. ‘Ik ben niet de Messias.’ Hoe werkt dat hier in dit
merkwaardige gesprek?
Zoals het altijd werkt… als ik vraag aan u om niet aan een olifant te denken… als ik
deze rare vergelijking even mag maken. Dan moet iedereen onwillekeurig denken aan
een olifant. Zo prikkelt Johannes de onderzoekscommissie van de Joodse leiders. ‘Ik
ben niet de Messias.’
Zou dat wat zijn? Zou de wereld er beter uit zien als mensen dat vaker konden
zeggen: Ik ben niet de Messias. Ik ben niet jouw albeschermer. Wereldleiders zouden
heel wat minder brokken maken als ze zouden beseffen dat zij niet de redder van
de wereld zijn, de leider die de wereld gaat verlichten.
Heel wat huwelijken gelukkiger zijn als de partners zouden bedenken dat ze niet
elkaars heiland zijn. Heel wat werkpaarden zouden gelukkiger zijn als ze wat meer
zouden denken dat niet alles van hen afhangt.
‘Ik ben de Messias niet’, zegt Johannes.
Wat dan?, vragen de voorlichters.
Ben jij soms degene voor wie nog altijd een stoel bij de Paasmaaltijd wordt
vrijgehouden? Ben je dan die op één na laatste, Elia?
‘Ben ik niet’, zegt Johannes en hij zegt ook nog niks meer.
‘Ben je de profeet?’ Het klinkt nog vager. Denken ze aan Jesaja misschien?
Johannes schudt zijn hoofd: ‘Ik niet!’
‘Wie dan, wie ben jij dan?’ We moeten toch antwoord meebrengen aan de leiders
die ons gestuurd hebben? We moeten toch rapport kunnen uitbrengen? ‘Zeg nou
gewoon wie je bent!’ Ze worden ongeduldig.
‘Wie ben je echt?’ U, jij, ik? Moeilijke vraag toch? Wie ben ik als man, zoon, vader,
opa, broer, vriend, collega, neef….? Wie bent u nou echt, u zelf en u in uw relaties?
Wat spreekt er nou steeds door uw leven heen, welke stem volg je? Welke stemmen
stuwen jou voort? Dat soort vragen, daar is dit evangelie voor.
En boeiend wat Johannes dan uiteindelijk zegt. Hij zegt tenslotte nog niet hoe hij
heet, of wie hij is, hij wijst consequent van zichzelf af. Ik, zegt hij, ik ben de stem
van een roepende in de woestijn. Ik ben vertolker, zegt hij. Iemand spreekt door mij
heen. Het is iets dat nog een keer voorkomt in de bijbel. Paulus zegt ongeveer
hetzelfde. Paulus zegt ergens: ‘Niet ik, maar Christus leeft in mij’.
Weer datzelfde. Iemand die iets loslaat van zichzelf. Minder ego. De kramp is eraf.
Jij bent niet het centrum van de wereld. Je geeft stem aan iemand die roept. God
werkt door jou, God werkt door mensen aan de wereld. Mensen die zichzelf niet op
de voorgrond plaatsen, maar zich dienstbaar maken aan die stem.
Johannes haalt met zijn antwoord een profeet aan. Jesaja 40. Toen Jesaja
meemaakte dat zijn volk in Babel gevangen zat, ontworteld was, niet thuis, in den
vreemde, dorre vlakten der woestijnen, letterlijk, maar ook figuurlijk. Zo voelde het
toen. Kaal, dor land, geestelijke droogte. Toen sprak Jesaja en zijn woorden waren
als water dat het dorre land kwam bevloeien. Troost. Zijn stem riep het uit in die
woestijn: De nieuwe tijd gaat komen, wis en waarachtig.
Johannes neemt het zo van Jesaja over. Ik ben ook zo’n stem. De nieuwe tijd komt.
Trek die kromme wegen recht! Het is mooi om te lezen. Jesaja had gezegd: Baan
voor de Heer een weg door de woestijn. Hier waar Johannes Jesaja citeert, staat
er nog nadrukkelijker, dringender, urgenter, feller. Trek recht die weg!
Maak er nou ernst mee en maak er vaart mee. Die weg moet klaarliggen, moet zich
uitstrekken, zodat de Heer zijn intrede kan doen.
Want daar is het Johannes om te doen. Hij wijst van zichzelf af.
Dan komt er blijkbaar nog een clubje op Johannes afgestapt, een groepje
afgevaardigden van de Farizeeën. Die gaan nog wat meer theologische vragen
stellen. Waarom doop jij, vragen ze, als jij niet de Messias bent? Ze willen hem
kunnen aanklagen voor geestelijke fraude, godslastering.
Maar Johannes blijft net zo rustig als de hele tijd. Ik doop met water, zegt
Johannes, gewoon de doop die jullie ook kennen, gewoon het vaste ritueel, maar
wel met de intentie jullie aan het denken te
zetten. Na mij komt iemand die zal dopen met de Geest, met vuur en liefde,
ongeëvenaard. Het gaat om wie na mij komt, zegt Johannes. Midden onder u staat
Hij die gij niet kent. Eigenlijk zegt Johannes, is Hij er al, alleen jullie zien Hem niet,
jullie herkennen Hem niet. Ik verkondig al van Hem, die eraan komt, om wie het
werkelijk draait. Midden onder u staat Hij incognito.
Gemeente, daarin zit voor mij voor vandaag de verkondiging. Die stem van
Johannes, die zegt: Midden onder ons is Hij. We zijn op ons best als we elkaar
kunnen wijzen op dat ene midden, Die Ene midden onder ons, die we steeds
opnieuw proberen te zien, te kennen. Dit is het wonderlijke van de gemeente, van
onze gemeente. Van zoveel verschillende richtingen bijeen gekomen, vormen we een
gemeente. Ik ging het laatst eens na. Hervormd, gereformeerd, christelijk
gereformeerd, Nederlands gereformeerd, gereformeerd vrijgemaakt, gereformeerde
bond, gereformeerde gemeente, remonstrants, luthers, evangelisch, doopsgezind.
Betrokken leden van onze gemeente, van zo verschillende komaf. Kerkelijk en nietkerkelijk, mensen die het gevonden hebben en mensen die zoeken, agnosten en
ietsisten, twijfelaars en belijders.
Orthodox, gematigd, vrijzinnig. Trouwe kerkgangers of toch meer freelance.
Het is een wonder dat we een gemeente vormen. En dat komt omdat wij dat
Midden hebben, waar Johannes op wijst. Midden onder u staat Hij.
Ik bedoel niet dat we moeten proberen overal de gulden middenweg te bewandelen,
al zal dat vaak verstandig zijn. Bij een overlegstructuur hoort het sluiten van
compromissen.
Maar het gaat mij om dat Ene midden, een Midden in de tijd. Midden onder u staat
Hij, Jezus Christus. of zoals Johannes het in het begin van zijn evangelie heeft
gezegd: het Woord. Het Woord klinkt in ons midden.
Wij proberen van onszelf af te zien, van onszelf af te wijzen naar dat ene Midden.
Het gaat om Hem, om het Woord, om Christus, om het kind van Bethlehem. Het
gaat om dat Midden, dat Centrum, Licht der wereld, bron van wijsheid, goddelijk
geheim… hoe je ‘t ook omschrijven wil, al naar gelang je eigen referentiekader… Hij,
Jezus Christus belichaamt dat ene Midden. Het gaat niet om ons. Maar om dat
Midden, en hoe meer wij ons richten op dat ene Midden, hoe minder het gaat over
onderlinge verschillen, wensen, verwachtingen, richtingen.
Midden onder ons staat Hij, zegt Johannes. Alleen voegt hij er aan toe tegenover de
vragenstellers: jullie kennen Hem niet.
Hij is ’t en Hij is ook altijd weer de grote onbekende, de vreemdeling in ons
midden, de altijd nieuwe, degene die we niet moeten vastleggen op onze beelden en
voorstellingen.
Hij is er. Hij moet als het ware steeds opnieuw geboren worden onder ons, maar
denk niet dat we Hem ooit helemaal zullen kennen. En ik geloof dat we dat allemaal
kunnen beseffen, of ons geloof nou groot is of klein, oud of nieuw, doorleefd of
oppervlakkig.
Hij is de redder, zeggen we, maar met dat je dat belijdt, kun je het voelen, hoe ver
de redding nog van af staat. Hoezo de Redder. De wereld lijkt wel een woestijn
soms. Hoezo de Verlosser? Hoezo genade? Hoezo bevrijding? Deze wereld is nog zo
onverlost! Wij geloven in Hem, althans daar verlangen we naar, daar doen we
moeite voor, daar spreken we elkaar op aan, maar laten we ook bescheiden zijn.
We zullen ook altijd weer moeten bidden: Kom ons ongeloof te hulp.
Voelt U. Hij is het. Hij vormt ons midden. En tegelijk kennen wij Hem nog altijd niet.
Wij zullen Hem en elkaar nog gaan zien van aangezicht to aangezicht, zoals wij
werkelijk zijn, zoals Hij werkelijk is. Dat ligt in de toekomst verborgen.
Gemeente, op zijn best zullen wij op onze manier, in onze tijd, binnen het verband
van onze gemeente, wegbereiders voor elkaar moeten zijn. Laat die stem maar
roepen in je eigen hart, in de gemeente, in de wereld. Trek recht de weg voor de
Heer, maar schoon schip, ruim op wat kapot ging, maak schoon wat vuil was, maak
ruim baan, voor wat echt is en kracht heeft en kleur en zegen en vrede en liefde
en toekomst, het licht van Advent. Laat het schijnen in ons midden.
Amen.