AB 11-03-2014 WATERSCHAPSBLAD 2014, NUMMER 05 BIJL.: DIV Agendapunt 3 Sittard, 25 februari 2014 AAN HET ALGEMEEN BESTUUR Onderwerp: Lijst van ingekomen stukken, meldingen integriteit en mededelingen Voorstel De ingekomen stukken en de mededeling voor kennisgeving aannemen. Onderstaand treft u aan een overzicht van de ingekomen stukken, meldingen integriteit en mededelingen voor uw vergadering van 11 maart 2014. NR OMSCHRIJVING I Ingekomen stukken I.1 ./. Vastgestelde Begroting 2014 en Meerjarenraming 2014-2018. I.2 ./. Managementrapportage (MARAP) t/m september 2013. I.3 ./. Vastgestelde begroting 2014 Unie van Waterschappen. II Meldingen integriteit Niet voorhanden. III Mededelingen III.1 Onderzoek Nationale ombudsman De heer drs.ing. W. van den Haak heeft er bij de Nationale ombudsman over geklaagd dat: 1. het waterschap voor werkzaamheden waarbij het zelf betrokken is, toestaat dat stelselmatig achteraf een waterschaps/keurvergunning wordt aangevraagd en verleend; 2. er bij het waterschap geen onafhankelijke vertrouwenspersoon is voor klokkenluiders. ./. Na een langdurig en uitvoerig onderzoek heeft de Nationale ombudsman een eindrapport opgesteld. Dit (openbare) rapport treft u hierbij aan. De Nationale ombudsman heeft geconcludeerd dat de onder 1 bedoelde klacht niet gegrond is. 140492 1/2 NR OMSCHRIJVING De Nationale ombudsman acht de onder 2 bedoelde klacht gegrond wegens strijd met het vereiste van onpartijdigheid, aangezien de aangewezen interne vertrouwenspersoon in de onderhavige kwestie ook in andere (w.o. rechtspositionele en arbo-gerelateerde) hoedanigheden in het dossier Van den Haak betrokken is geweest. Wij delen u in dit verband mee, dat bij het waterschap in het kader van de klokkenluiderregeling (bedoeld voor de melding van misstanden) drie functionarissen als (interne) vertrouwenspersoon zijn aangewezen, te weten de coördinator P&O, de secretaris/directeur (indien een misstand wordt gemeld waarbij de coördinator P&O betrokken is) en de voorzitter van het waterschap (indien misstanden worden gemeld waarbij de secretaris/directeur betrokken is). Gelet op de gegrondverklaring door de Nationale ombudsman van de klacht van de heer Van den Haak ter zake van de onpartijdigheid van de vertrouwenspersoon, zullen wij ons beraden of, en zo ja, op welke wijze de door de Nationale ombudsman aangevoerde bezwaren moeten en kunnen worden ondervangen. Er zijn daarnaast nog twee andere redenen om de huidige regeling voor de behandeling van meldingen van misstanden (klokkenluidermeldingen) te herzien, te weten het per 1 januari 2014 vervallen van de klokkenluidersregeling in de SAW (waardoor het waterschap zelf een nieuwe regeling moet vaststellen) en de fusie van het in onze huidige regeling voorziene externe meldpunt (de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid) met de Onderzoeksraad. Wij zullen u te zijner tijd informeren over de door ons vast te stellen nieuwe ‘klokkenluiderregeling’. III.2 Risico-inventarisatie en weerstandsvermogen ultimo 2013 Sinds 2010 bepaalt WRO jaarlijks, aan het eind van het jaar, de hoogte van de financiële risico’s met het oog op het beoordelen van de weerstandscapaciteit op toereikendheid. Inmiddels zijn de uitkomsten van de risico-inventarisatie ultimo 2013 bekend. Op basis van deze uitkomsten bedraagt de minimaal benodigde weerstandscapaciteit € 1.327.500. Gelet op de omvang van de algemene reserve (€ 4.025.570), is de feitelijke weerstandscapaciteit van het waterschap derhalve 3 maal zo groot dan het geïnventariseerde risico. III.3 Voor zover voorhanden, zullen verdere mededelingen mondeling ter vergadering worden gedaan. Voorstel Wij stellen u voor de ingekomen stukken en de mededeling voor kennisgeving aan te nemen. Het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur, de voorzitter, ing. J.M.G. In den Kleef dr. J.J. Schrijen 140492 2/2 WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus 1315 6040 K H Roermond ISO 9001 ISO 14001 KvK-nr. 504.534.83 O H S A S 18001 Bank: 63.67.60.464 W A T E R S C H A P S B E D R I J F L I M B U R G Waterschap a, Ö « Overmaas Ro 131 Tel: 088-8420000 Fax: 0475-311605 B BfWVCXKJ'/t a7 Waterschap Roer en Overmaas t.a.v. het Algemeen Bestuur Postbus 185 6130 A D S I T T A R D Vz 1 beer.' AOJ Oir. Dir. 2012 www.wbl.nl [email protected] NOV. 2013 C.G aan Ter «fd T s UCTee- Pa Afgedann d.d. UW K E N M E R K B E H A N D E L D DOOR UW BRIEF VAN TELEFOONNUMMER ONS K E N M E R K BIJLAGE(N) ONDERWERP porten/2013.11578 1 Vastgestelde Begroting 2014 en Meerjarenraming 20142018 E-MAIL DATUM W . A . S . Pörteners +31 655742253 W. A. S. [email protected] 6 november 2013 Geacht Bestuur, Met inachtneming van de door beide waterschappen uitgebrachte zienswijze, inhoudende een positief advies ten aanzien van de vaststelling van de Meerjarenraming 2014-2018 heeft het Algemeen Bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg de Meerjarenraming 2014-2018 alsook de Begroting 2014 op 24 juli 2013 definitief vastgesteld. ./. Een exemplaar van de vastgestelde Meerjarenraming / Begroting is bijgevoegd. De directeur, De voorzitter. ing. E.M. Pelzer M M O mr. A . M . G . Gresel Waterschapsbedrijf Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap R o e r en O v e r m a a s M l I II I III IIIII' III III III Algemeen Bestuur WBL van 24 juli 2013 Corsa-nr. 2013.08416 © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 INHOUD 1 Inleiding 5 2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen 2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid 2.2 Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2014 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2013 2.3.2 Uitgangspunten en normen 2.3.3 Incidentele baten en lasten 2.3.4 Kostentoerekening 2.3.5 Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen 2.3.6 Waterschapsbelastingen 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten 2.3.8 Financiering 7 7 7 8 11 14 16 16 16 22 22 24 24 24 25 25 25 26 3 Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 3.1 Bouwen en Renoveren 3.1.1 Wat willen we bereiken 3.1.2 Wat gaan we doen 3.1.3 In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: 3.1.4 Wat gaat het kosten 3.2 Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling 3.2.1 Wat willen bereiken 3.2.2 Wat gaan we doen 3.2.3 Wat gaat het kosten 3.2.4 Risico’s 3.3 Operations 3.3.1 Wat willen we bereiken 3.3.2 Wat gaan we doen 3.3.3 Wat gaat het kosten 3.3.4 Risico’s 3.4 Onderhoud 3.4.1 Wat willen we bereiken 3.4.2 Wat gaan we doen 3.4.3 Wat gaat het kosten 3.4.4 Risico’s 3.5 Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning 3.5.1 Wat willen we bereiken 3.5.2 Wat gaan we doen 3.5.3 Wat gaat het kosten 3.5.4 Risico’s 32 32 33 33 33 34 36 37 38 39 40 41 42 42 43 48 49 50 52 53 55 56 57 57 58 59 -3- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7 3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3 Financiën, Planning, Concerncontrol Wat willen we bereiken Wat gaan we doen Wat gaat het kosten Kapitaallasten Bestuur, Directie en Bovenformatief Positionering Wat gaat het kosten Bovenformatief 60 61 62 62 63 68 68 68 70 4 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet 4.2 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet 72 72 73 5 De Begroting 2014 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 5.1 De Begroting 2014 naar kostendragers 5.2 De Begroting 2014 naar kosten- en opbrengstsoorten 5.2.1 De Begroting 2014 naar kostensoorten 5.2.2 De Begroting 2014 naar opbrengstsoorten 5.3 Verdeling van de Begroting 2014 naar de bijdrage van de waterschappen 74 74 76 76 77 78 BIJLAGEN : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014 Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken Staat van vaste schulden Staat van reserves en voorzieningen Berekening van het rente-omslagpercentage Staat van personeelslasten Kostenverdeelstaat met toelichting Meerjarenraming 2013-2017 -4- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 1 Inleiding Waterschapswet Met betrekking tot de Meerjarenraming (MJR) is in de nota van toelichting op de waterschapswet het volgende opgenomen: “In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar”. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: “Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel”. Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: “De MJR moet in beginsel structureel sluitend zijn, dat wil zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn”. De MJR wordt behandeld voorafgaand aan de Begroting. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven – in de situatie dat de MJR op een eerdere datum (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting – welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet noodzakelijk is. In deze opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Dagelijks Bestuur behandeld in het eerste kwartaal van het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma’s voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units: zuiveren en verwerken van afvalwater o bouwen en renoveren o informatie-technologie, product- en procesontwikkeling o operations (incl. bemonsteren en analyseren) o onderhoud o ondersteuning: human resource management, facilitair, bestuurs- juridische ondersteuning financiën, planning, concerncontrol directie en bestuur Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de lasten en baten van het bestaande en het nieuwe beleid. -5- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 De Begroting 2014 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2014-2018. In de begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. De functie van de Begroting is meerledig: Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma’s en kostensoorten; Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de begroting in te zetten; Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2014 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2014 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2014-2018 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2014. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2014 naar de onderscheiden programma’s. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) wat gaat het kosten ( = de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2014 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBPformat opgenomen. -6- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande respectievelijk het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten. 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen Het WBL is een bedrijfsmatige organisatie met de kerntaken transporteren afvalwater, zuiveren afvalwater en verwerken van slib. Ter ondersteuning van een doelgerichte aansturing wordt gewerkt met een unitstructuur, strakke financiële aansturing, de cultuurcompetenties, servant leadership, creatief en innovatief gebruik van de technische mogelijkheden. De missie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, kan als volgt beknopt worden weergegeven: a. transporteren en zuiveren afvalwater, verwerken van slib b. een hoogwaardige bestemming voor gezuiverd water / ontwaterd slib c. het zuiveringsproces vergt een zo laag mogelijke energiebehoefte d. investeren in kwaliteitsorganisatie e. voldoen aan wet- en regelgeving f. bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke kosten De visie van het WBL kan als volgt beknopt worden weergegeven: - optimaliseren afvalwaterinfrastructuur - bedrijfsvoering waarin centraal staat vernieuwing, innovatie en continu verbeteren - samenwerken met sterke partners waardoor waarde gecreëerd wordt voor WBL - samenwerken gericht op schaalvoordelen leidend tot lagere kosten en beter en duurzamer product - organisatie inrichten naar model van high performance organisatie (betere financiële en niet-financiële resultaten dan vergelijkbare bedrijven voor periode van minimaal 5 jaar) De volgende strategische doelen worden onderkend: a. optimale werking en capaciteit installaties; zuiveren b. transporteren afvalwater binnen gestelde normen c. verbruik grondstoffen verminderen en milieubelasting als gevolg van reststoffen beperken d. kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit e. tevredenheid partners verbeteren f. kwaliteit organisatie aan top in branche met gemotiveerde medewerkers/management in veilige werkomgeving g. maatschappelijk verantwoord ondernemen De transparantie van de kosten, baten in relatie tot de prestaties wordt vergroot, waarbij de performance door het WBL wordt gevolgd aan de hand van KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren). Voorbeelden van Kritieke Prestatie Indicatoren zijn: a. totaal gestandaardiseerde kosten transport, zuiveren, slib b. voldoen aan lozingseisen c. specifiek energieverbruik transport en zuiveren (en deels combinatie) d. specifiek chemicaliënverbruik e. KAM certificering f. medewerkers- en klanttevredenheid g. extra maatregelen die in het kader van de KRW (Kader Richtlijn Water) getroffen moeten worden, vallen buiten het scenario voor ombuigen. -7- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen hebben nu al en zullen ook de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving. Ook de waterschappen blijven hier niet van verschoond en worden geconfronteerd met een financiële situatie die zich kenmerkt door zuinigheid met vlijt en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water, waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat partijen gezamenlijk streven naar een doelmatigheidswinst die oploopt tot jaarlijks € 750 miljoen in 2020. Deze € 750 mln is daarbij als volgt opgebouwd (bron: Bestuursakkoord Water, april 2011): Te bereiken doelmatigheidswinst volgens Bestuursakkoord Water van April 2011 ( in mln € ) Waterketen - waterschappen en gemeenten - drinkwaterbedrijven - rijk, provincies, waterschappen, gemeenten 380 70 300 750 Doelmatigheidswinst van € 750 mln ( in mln € ) - gemeenten (riolering) 140 - waterschappen (zuivering) 100 - waterschappen en gemeenten 140 - drinkwaterbedrijven 70 - overdracht bestrijding muskus- beverratten van provincie naar waterschappen 19 - aanleg/verbetering primaire waterkeringen van rijk naar ws-en (gedeeltelijk) * 181 - waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven 100 750 (*) periode 2011-2013: € 81 mln; in jaar 2014: € 131 mln; vanaf jaar 2015: € 181 mln Deze doelmatigheidswinst zal door de waterschappen gerealiseerd dienen te worden door gezamenlijk invulling te geven aan het begrip ‘gematigde lastenontwikkeling’. In de brief d.d. 27-4-2012 van de Unie van Waterschappen wordt hieromtrent vermeld dat als ieder individueel waterschap erin slaagt om de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen zoals deze eind 2009 voor de referentieperiode 2010-2013 werd geraamd (landelijk 3,5%), door doelmatigheidswinst met 0,8% per jaar naar beneden bij te stellen, als sector waterschappen het vereiste aandeel in de gemaakte afspraken wordt geleverd. Hierbij moeten dan wel de extra kosten van de muskusrattenbestrijding en HWBP-bijdragen eveneens zijn ‘terugverdiend’. Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben anderzijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. Uit bovenstaande tabel blijkt een voor waterschappen en gemeenten beoogde landelijke bezuinigingsoperatie van € 380 mln, verdeeld over: € 140 mln riolering gemeenten € 140 mln integratie riolering en zuiveringen € 100 mln zuiveringen -8- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 De ombuigingsoperatie heeft voor het WBL vooralsnog enkel betrekking op de € 100 mln Zuiveringen. De overige besparingen vallen op dit moment buiten de ‘invloedscirkel‘ van WBL. De onderliggende veronderstelling is dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen (beheer gemeentelijke rioleringen door de waterschappen). Qua verantwoordelijkheden en het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten zijn in de Limburgse situatie de volgende punten relevant: de verantwoordelijkheid voor het identificeren, het vormgeven en het organiseren van de samenwerking met gemeenten ligt bij de twee waterschappen WRO en WPM; van de vier essentiële elementen van een geslaagde marktstrategie (prijs, product, plaats en promotie) kan eigenlijk alleen bij prijs enige eigen invloed worden uitgeoefend door het WBL. Voor het overige ligt de verantwoordelijkheid voor het grijpen van kansen voor besparingen in de afvalwaterketen bij WRO en WPM. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. De Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De benchmarks, waaronder die van zuiveringsbeheer laten de effecten daarvan zien. Limburg is voor wat betreft de gestandaardiseerde kosten (kapitaalslasten en exploitatie) voor transporteren en zuiveren gemiddeld 25% goedkoper dan het landelijk gemiddelde (*benchmark 2009). Ontwikkeling van de zuiveringstarieven Daarnaast is gekeken naar de vergelijking van de zuiveringstarieven zoals gepresenteerd met Waterschapspeil 2013, ter bepaling van de relatieve positie van de zuiveringsheffing van de Limburgse waterschappen en het aandeel van het WBL in deze heffing. Hieruit resulteert het volgende beeld: Ontwikkeling landelijk gemiddelde zuiveringstarief: o periode 2011-2013 4,2% o periode 2009-2013 9,3% tarieven Limburg 2009-2013 2,4% Onderstaand is een vergelijking weergegeven van de zuiveringsheffing van de top 7 van grootste zuiverende waterschappen, hieruit blijkt dat Limburg tot de top 3 van laagste zuiveringstarieven behoort (zie de tabel). Jaar 2013 tarief in aantal v.e. euro per v.e. Amstel, Gooi en Vecht WRO resp. WPM Rijnland Vallei en Veluwe Hollands Noorderkwartier Delfland Hollandse Delta 1.602.000 54,00 1.580.000 49,73 en 49,35 1.525.000 52,38 1.471.000 48,54 1.433.000 52,64 1.402.000 89,40 1.345.000 49,68 Waterschapsbedrijf - netto kosten per v.e. - netto kosten per verwijderde i.e. 1.580.000 1.732.000 42,05 38,36 -9- © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 In voorafgaande tabel zijn ter vergelijking tevens netto kosten van het WBL opgenomen, uitgedrukt in netto kosten per v.e. resp. in netto kosten per verwijderde i.e. Bij vergelijking van de netto kosten WBL per v.e. met het gemiddelde tarief per v.e. van WRO en WPM, dan blijkt dat het aandeel van deze netto kosten circa 85% uitmaken van het tarief per v.e. Het aantal v.e. kan door het WBL echter niet worden beïnvloed. Door het WBL wordt gestuurd op de hoeveelheid te verwijderen i.e. Geconstateerd wordt dat het aantal verwijderde i.e. significant hoger ligt dan het aantal geheven v.e. Naarmate de geheven v.e.’s meer in de buurt zouden komen van de verwijderde i.e.’s dan dalen ook de netto kosten per v.e. Zoals uit de tabel blijkt zijn de netto kosten per verwijderde i.e. gelijk aan € 38,36 Scenario’s ontwikkeling netto kosten WBL Onderstaand wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de netto kosten bij het WBL volgens de Meerjarenraming 2013-2017-2022 zich verhoudt tot de te bereiken doelmatigheidswinst. Hierbij worden de volgende scenario’s getoond: 1. kosten WBL incl. inflatie - volgens MJR in de periode 2010-2022 2. kosten WBL incl. inflatie op basis van de bijdrage 2010 + de in het feitenrapport verwachte kostenstijging van 18% tot 2020 (overeenkomend met 1,8% per jaar) 3. kosten volgens variant 2 aangevuld met het halen van de doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (volgens het Feitenrapport betekent dit voor WBL: kosten incl. inflatie + stijging kosten met 1% per jaar) 4. kosten volgens variant 3 aangevuld met de volgens het Feitenrapport te behalen extra doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar bij realisatie van integraal afvalwaterbeheer. 1. netto kosten incl. inf latie - vlgs MJR 2013-2017-2022 2. netto kosten + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten + besparing af valwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 Jaar 2010 bedragen x 1.000 euro 1. netto kosten incl. inflatie - vlgs MJR 2013-2017-2022 van het WBL 2. netto kosten incl. inflatie + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten incl. inflatie + besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten incl. inflatie + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) - 10 - 72.510 72.510 72.510 72.510 Jaar stijgings 2020 percent. 76.574 105.652 97.637 92.910 6% 46% 35% 28% blauwe lijn rode lijn groene lijn paarse lijn © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Uit deze vergelijking blijkt dat de kostenontwikkeling WBL volgens de vastgestelde MJR 2013-2017 (de blauwe lijn) zich al duidelijk beweegt onder het kostenniveau overeenkomend met de landelijk afgestemde doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (de groene lijn). Ook ligt die blauwe lijn (WBL) nog duidelijk lager dan het kostenniveau overeenkomend met de landelijk te behalen aanvullende doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar, bij realisatie van de voordelen verbonden aan integraal waterbeheer (zie de paarse lijn). 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL Uitgangspunten Meerjarenraming 2014-2018 + Begroting 2014 Overeenkomstig het besluit van het Dagelijks Bestuur van 20-3-2013 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Referentiekader voor de nieuwe MJR resp. Begroting 2014 vormen: a. Begroting 2011 (reeds vorig jaar besloten bij de behandeling van de Begroting 2012) b. MJR 2013 – 2017 + MIP 2013 - 2017 2. Ter beoordeling van de ontwikkeling van de netto kosten op langere termijn, wordt de scope van een beoordelingsperiode van 10 jaar aangehouden. 3. Uitgangspunt is dat de volgende rwzi’s van het WBL moeten voldoen aan de KRW-normen en ingangsdata, zoals die door de beide Waterschappen op 20-11-2012 schriftelijk aan het WBL zijn kenbaar gemaakt. Hierbij is de keuze gemaakt voor chemisch defosfateren op rwzi’s waar alleen maatregelen nodig zijn voor fosfaatverwijdering (Gennep, Meijel, Hoensbroek) en keuze voor biologisch defosfateren op rwzi’s waar ook maatregelen nodig zijn voor stikstofverwijdering (Roermond, Simpelveld). 4. Specifiek voor rwzi Wijlre wordt vooralsnog uitgegaan van het voldoen aan de KRW-eisen per 2020 overeenkomend met de oude KRW-planning van het moment voordat sprake was van clustering van Simpelveld en Wijlre. Nu de clustering van tafel is, wordt geopteerd voor het aanhouden van de oude ingangsdatum. In de brief van 20-11-2012 is als ingangsdatum vermeld 31-12-2014. De rwzi Wijlre zal volgens het MDR-concept worden aangepast. 5. Als vertrekpunt voor de bouw van een MDR (Modulaire Duurzame Rwzi) gelden de door het Algemeen Bestuur vastgestelde bestuurlijke randvoorwaarden: a. stel voor elke rwzi een jaartal vast, waarin de conventionele rwzi wordt gesloten en de bouw van een MDR gereed is, en waarbij sprake is van lagere netto bedrijfskosten. Het uitwerken van een “stip op de horizon” scenario geschiedt in nauwe samenwerking met WRO en WPM met aandacht voor locatiekeuze en grootte van de MDR, waarbij het watersysteem een prominente plaats krijgt in het afwegingskader; b. kies in overbruggingsperiode tot moment sluiten van conventionele rwzi voor bouwkundige/ elektromechanische renovaties met een technische levensduur voor deze overbruggingsperiode, die leiden tot lagere netto bedrijfskosten; c. pas innovaties toe als sprake is van een aanvaardbaar risico. Eventuele risico’s worden gespreid door samenwerking te zoeken met sterke partners (ondernemingen, overheden, onderwijs); d. stel een (Europese) businesscase op, die de basis vormt voor verkrijgen van (Europese) subsidies; e. voer onderzoek uit naar noodzaak/ haalbaarheid transformatiefonds voor realisatie paradigmashift MDR; f. voer onderzoek uit naar de keuze van de juridische structuur/rechtspersoon van het WBL met aandacht voor mogelijkheden tot valorisatie van het MDR-concept. 6. In de nieuwe MJR 2014-2018-2022 wordt uitgegaan van de volgende MDR-projecten: a. Het niet clusteren van Simpelveld en Wijlre - 11 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. b. MDR-realisatie voortrein Roermond (uiterlijk 2014) c. MDR-realisatie middentrein KRW-proof rwzi Simpelveld (uiterlijk 2015) d. MDR-realisatie rwzi Weert (uiterlijk 2018) Voor de realisatie van een MDR te Maastricht in samenwerking met het bedrijfsleven, wordt in 2013 een businesscase uitgewerkt. Vooralsnog wordt voor de MDR-uitwerking uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor het bouwkundig gedeelte van 30 jaar en van het elektromechanisch gedeelte van 15 jaar; gelet op de wens om flexibel in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen in combinatie met het realiseren van verplaatsbare en elders in te zetten installatiecomponenten. Uitvoeren van een verkenning naar potentiële waardecreërende marktpartijen/fabrikanten in de keten van ontwikkelen en bouw van onderdelen van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich een aantal marktpartijen gemeld, waarmee verkennende gesprekken worden gevoerd. Centraal in deze gesprekken staat steeds “wat kan de wederpartij toevoegen”. Uitvoeren van een verkenning naar waardecreërende samenwerkingspartners voor het (internationaal) vermarkten van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich hiervoor grote marktpartijen gemeld en zijn er in het kader van internationaal vermarkten gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het EIP (Entrepreneurship and Innovation Programma) in Brussel en Den Haag. De Europese Commissie is akkoord met de MDR als Action Group. Middels deze contacten is het mogelijk gebruik te kunnen maken van het netwerk van de Europese Commissie. Het WBL stopt met het drogen van slib per 1-7-2018 zijnde de datum van afloop contract met de Enci. Met betrekking tot slibverwerking heeft het Algemeen Bestuur in maart 2012 de volgende bestuurlijke randvoorwaarden geformuleerd: - Behoudt maximale flexibiliteit zodat snel kan worden ingespeeld op de veranderingen in de afzetmarkten voor zuiveringslib; - Investeer op dit moment niet zwaar in eigen grootschalige verwerkingscapaciteit; - Zorg dat verwerkingscapaciteit snel kan worden op- en afgeschaald; - Duurzaamheid biedt kansen voor lagere kosten; - Door modulaire opbouw van slibverwerking ontstaan kansen voor diverse vormen van samenwerking en organisatie; - Spreidt de risico’s waar mogelijk; - Zoek naar mogelijkheden voor strategische samenwerking met sterke partners zoals bijvoorbeeld: Duitse waterschappen en industrie; - Geef nieuwe innovatieve verwerkingstechnologieën een betere kans door zo kort mogelijke terugverdientijden; - Pas innovatieve oplossingen uitsluitend toe indien de risico’s calculeerbaar zijn; - Maak maximaal gebruik van (Europese) subsidies door (Europese) business cases op te stellen. Ondanks alle in het investeringsprogramma opgenomen maatregelen wordt het jaarlijkse investeringsniveau bij de MJR 2014-2018 verlaagd van € 25 mln naar jaarlijks € 22,5 mln. Tevens is relevant dat in dit investeringsprogramma geen rekening is gehouden met extra investeringen (buiten het reguliere investeringsprogramma) voor innovatieve zaken welke zich binnen 7 of 8 jaar terugverdienen. De accordering van dit soort investeringen zal steeds leiden tot een verhoging van het investeringsvolume (omdat deze investeringen zichzelf op korte termijn terug verdienen). - 12 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Ten opzichte van de vorige MJR zijn in de onderhavige MJR 2014-2018 de volgende wijzigingen doorgevoerd: Verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%: € 0,45 mln in 2014. Verwerking effecten nieuwe CAO (introductie Individueel Keuze Budget): € 0,20 mln in 2014. Treffen van KRW-maatregelen op de door WRO en WPM aangewezen rwzi’s Besluit tot het niet-clusteren van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre Realiseren van middentrein rwzi Simpelveld volgens MDR-concept Realiseren van voortrein rwzi Roermond volgens MDR-concept Effect aanbesteding laboratoriumwerkzaamheden De volgende punten zullen in de loop van dit jaar of begin volgend jaar voor bestuurlijke behandeling geagendeerd zullen worden: de businesscase met betrekking tot realisatie MDR in Maastricht; de toepassing van thermische drukhydrolyse in Hoensbroek; de resultaten en toepassingsmogelijkheden van verbeteronderzoeken met betrekking tot slibontwatering en de daaraan gekoppelde bedrijfsvoering; terugwinning van fosfaat (struviet). De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR, is onderstaand zowel in een tabel als in een grafiek inzichtelijk gemaakt (ten opzichte van referentiejaar 2011). Uit onderstaande grafiek blijkt dat in het jaar 2014 de netto kosten van het WBL hoger zijn dan in het vergelijkbare jaar volgens de vorige MJR. Vanaf 2015 ligt het niveau van de netto kosten echter lager dan in het vergelijkbare jaar van de vorige MJR. Vanaf 2015 blijft het niveau van de netto kosten ook lager dan het niveau volgens de vorige MJR. Totaal netto kosten bedragen x € 1.000 MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 mutatie netto kosten 2011 2012 2013 bijgesteld 72.510 69.199 66.440 72.510 69.199 66.440 0 0 MJR 2013-2017 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 67.237 68.615 1.378 72.707 71.829 -878 74.899 72.278 -2.621 76.220 72.924 -3.296 76.432 72.909 -3.523 75.856 72.982 -2.874 76.574 74.534 -2.040 76.728 75.212 -1.516 77.426 75.119 -2.307 75.823 MJR 2014-2018 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 - 13 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 High Performance Organisatie Het WBL bevindt zich in een transitieproces naar een High Performance Organisatie, die zich op financiële en niet-financiële prestaties positief wil onderscheiden van vergelijkbare bedrijven. Het transitieproces kenmerkt zich verder door het proces van denken naar handelen als een bedrijf. Waar het WBL staat als organisatie, wordt gemonitord door benchmarks (benchmark Zuiveringsbeheer; benchmark overhead; e.d.). De bestuurlijke uitgangspunten vormen de grondslag voor de Begroting en Meerjarenraming. Centraal staat het realiseren van een kostenbesparing ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 met als referentiekader een totaal van de netto kosten van € 72, 5 mln. 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid Met betrekking tot het zuiveringsstelsel betreft het met name de sluiting van de zuivering in Heerlen. De uitgevoerde studies (veelal samen met het Waterschap Aa en Maas) over de toekomst van de zuivering in Meijel heeft uitgewezen, dat zelfs met medeneming van de investeringen om deze zuivering kaderrichtlijn-proof te maken, het openhouden van deze zuivering voorshands goedkoper is dan welk alternatief dan ook. Zo is dan ook door het bestuur besloten. De studies over het toekomstige zuiveringsstelsel rond Maastricht zijn nog niet afgerond. Een daarop afgestemde businesscase op basis van het MDR-concept is gepland voor 2013. De positieve consequenties voor de geplande energielasten door sluiting van de droger Hoensbroek, de realisatie van thermische drukhydrolyse te Venlo en bouw van een WKK-installatie (warmtekrachtkoppeling) op de rwzi Wijlre zijn reeds geëffectueerd bij de vorige MJR. In de vorige MJR 2013-2017 is rekening gehouden met de effluenteisen die middels een brief van 20-9-2011 in het kader van de KRW zijn geformuleerd door de beide waterschappen (conform de mededeling aan het DB op 11-11-2011). Het betreft in dezen de installaties Wijlre, Kaffeberg en Rimburg (vanaf 2015) en Venray (vanaf 2016). In de onderhavige MJR 2014-2018 zijn op basis van een brief van 20-11-2012 van de beide waterschappen de normen en ingangsdata waarop de rwzi’s van het WBL moeten gaan voldoen aan de effluenteisen in het kader van de KRW aangepast. De consequenties voor de rwzi’s in de periode 2014-2018-2023 zijn in de onderhavige MJR opgenomen conform het voorstel aan het DB op 20-3-2013. Dit betreft de rwzi’s Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek. Ten aanzien van rwzi Wijlre wordt in afwijking van de brief maar overeenkomstig het DB-voorstel uitgegaan van voldoen aan de KRW-eisen per 2020. Er zijn de afgelopen jaren belangrijke beslissingen genomen over het beleid met betrekking tot de verwerking van ons zuiveringsslib. Dit beleid heeft een aantal elementen: Sluiting drogers Venlo en Hoensbroek (beide al gerealiseerd) Verdergaande ontwatering en vergisten van slib. Voortzetten van het drogen van slib tot medio 2018. Afzetten van het niet gedroogde maar wel ontwaterde slib naar derden; middels een openbare aanbesteding (reeds gerealiseerd). - 14 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Samenwerking in de afvalwaterketen Landelijk (Bestuursakkoord Water) is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen in de afvalwaterketen. Inmiddels hebben we veel ervaring opgedaan in 7 samenwerkingsprojecten met gemeenten voor beheer en onderhoud van gemalen (middels Lichte Gemeenschappelijke Regelingen). Daarnaast werken we al veel samen met gemeenten op projectplanning, projectmanagement en informatiebeheer. Echter de schaal en het niet gestructureerde karakter leiden bij het WBL niet tot substantiële inkomsten c.q. kostenverlagingen. Zowel de schaal (middels een hoger ambitieniveau, met name op beheer en onderhoud van rioleringen) als een gestructureerde aanpak zullen leiden tot substantiële kostenverlagingen in de orde zoals aangegeven bij het Bestuursakkoord Water. Alleen bij een gestructureerde aanpak (kwaliteitsgaranties) is het realistisch om van gemeenten te verwachten dat ze een deel van de besparingen doorgeven aan het WBL (en dus aan de waterschappen). In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings- als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. De resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is. - 15 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.2 Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd, voor het doorrekenen van de kostenontwikkeling en de raming van de eigen baten : Inflatie (excl. energie) Salaris + sociale lasten Rente lang Rente kort 2014 2% 2% 4% 0,75% 2015 2% 2% 4% 1,0% 2016 2% 2% 4,5% 1,5% 2017 2% 2% 4,5% 2% 2018 2% 2% 5% 2,5% Hierbij dient te worden aangetekend dat over de posten: kapitaallasten, energie en laboratorium, geen inflatie wordt berekend. De inflatiecorrectie heeft daardoor betrekking op 44% (= € 30,7 mln) van het begrotingstotaal, waarvan het aandeel personeelslasten € 11,4 mln bedraagt. De inflatiecorrectie bij personeelslasten wordt daarbij voor een groot deel opgesoupeerd door de relatief sterker stijgende sociale lasten. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1. 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 2.2.2.1 Wat gaan we investeren Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2014-2018) is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Elk jaar bij het opstellen van de meerjarenraming wordt het investeringsvolume opnieuw beoordeeld. Bij de vorige MJR (2013-2017-2022) is dit gebeurd op grond van een tweetal van belang zijnde ontwikkelingen. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander concept voor ontwerp en bouw van een zuiveringsinstallatie – de MDR (modulair van opzet) – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. In het meerjaren investeringsprogramma voor het WBL (MIP) wordt ten behoeve van de investeringsplanning en de berekening van de kapitaallasten geanticipeerd op de bovenstaand vermelde ontwikkelingen. Omdat de omvorming van traditionele naar Modulaire Duurzame Rwzi’s (MDR) grotendeels niet binnen de planperiode van het MIP plaatsvindt, kenmerkt het MIP zich vooral door het uitstellen van investeringen en het doen van onderhoudsinvesteringen om de installaties aan wet- en regelgeving te laten voldoen. Daarnaast bevat het nieuwe MIP (2014-20182023) concrete ramingen om de rwzi’s te laten voldoen aan de gestelde KRW-eisen alsmede concrete ramingen voor MDR-projecten ter realisatie van de middentrein Simpelveld, van de voortrein rwzi Roermond en de MDR voor rwzi Weert. In relatie tot Simpelveld is daarbij van belang dat is afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre. Tevens zijn in het nieuwe MIP opgenomen de maatregelen die op de diverse rwzi’s getroffen moeten worden in het kader van de voorschriften volgens Kader Richtlijn Water, zoals die door de beide waterschappen kenbaar zijn gemaakt. Rekening houdend met deze MDR-projecten, de KRW-maatregelen en de concrete verwachtingen voor de planperiode is het mogelijk gebleken het investeringsniveau voor de nieuwe planperiode te stellen op gemiddeld € 22,5 mln per jaar. Dit niveau is € 2,5 mln per jaar lager dat het in de vorige MJR aangehouden gemiddelde niveau aan investeringsuitgaven (was € 25 mln excl. clustering rwzi’s Simpelveld en Wijlre). - 16 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.2.2.2 Wat gaat het kosten Specifieke ontwikkelingen in de periode 2010 - 2012 van invloed op de MJR Op landelijk niveau zijn in 2010 afspraken gemaakt over bezuinigingen binnen de waterschapswereld. Het Bestuursakkoord Water poogt bezuinigingen en doelmatig/rationeel waterbeheer samen te brengen. De onderhavige MJR borduurt voort op de uitgangspunten die daartoe zijn behandeld in het bestuur van het WBL. De overige middels bestuursbesluiten vastgestelde maatregelen zijn in deze begroting / meerjarenbegroting verwerkt. Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR (t.o.v. referentiejaar 2011) De kosten-/batenontwikkeling ziet er in de periode 2014-2018 ten opzichte van 2011 als volgt uit. Bedragen x 1.000 euro kapitaallasten personeelslasten goederen en diensten van derden bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien totaal lasten Referentie Bestuurs Begroting Begroting Begroot 2011 2014 2018 gemiddeld stijging vergelijk met begroot gemiddelde stijging 2014-2018 tov 2011 conform inflatie 34.210 11.910 29.314 141 176 130 75.881 31.316 12.233 27.942 152 80 282 72.004 31.497 13.300 31.038 165 86 292 76.378 32.395 12.718 29.465 159 83 288 75.107 -5,3% 6,8% 0,5% 12,5% -52,9% 121,8% -1,0% -20,2% -8,1% -14,4% -2,3% -67,8% 106,9% -15,9% 3.371 3.390 3.469 3.397 0,8% -14,1% netto kosten - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten 72.510 33.844 38.666 68.615 30.886 37.729 72.909 31.067 41.842 71.711 31.965 39.746 -1,1% -5,6% 2,8% -16,0% -20,4% -12,1% bijdrage waterschappen exploitatie-saldo 72.510 0 68.615 0 72.909 0 71.711 0 -1,1% -16,0% 150,6 150,0 146,9 148,1 eigen baten incl. kapitaalbaten Personeelsformatie Voor de ontwikkeling van de netto kosten in relatie tot de bijdragen van de beide waterschappen is door het Algemeen Bestuur besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. Volgens deze insteek vertoont de bijdrage van de waterschappen het volgende verloop: - bijdrage in 2011 en 2012 bedroeg € 72,5 mln; - bijdrage in 2013 bedraagt € 66,4 mln en is daarmee € 6,1 mln lager dan in 2011; - bijdrage gevraagd voor 2014 bedraagt € 68,6 mln en is daarmee € 3,9 mln lager dan in 2011. In de opvolgende jaren stijgt de waterschapsbijdrage tot € 72,9 mln in 2018. Gemiddeld over de vijfjarige planperiode bedraagt de bijdrage € 71,7 mln overeenkomend met een daling van 1,1% ten opzichte van de bijdrage voor 2011. De stijging van de netto kosten komt overeen met het verloop van de waterschapsbijdrage, omdat uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een sluitende begroting. De daling van de netto kosten met € 3,9 mln in 2014 ten opzichte van 2011 bestaat uit: - daling van de kapitaallasten met € 2,9 mln (van € 33,8 mln in 2011 naar € 30,9 mln); - daling van de bedrijfsvoeringkosten met € 0,9 mln (van € 38,6 mln in 2011 naar € 37,7 mln). - 17 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Het bovenstaande blijkt ook uit de navolgende tabel resp. grafiek: bedragen x € 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en procentuele stijging van de bijdrage tov 2011 netto kapitaallasten Begroot Bijgesteld 2011 2012 33.844 30.720 38.666 38.479 72.510 72.510 0,0% Begroot 2013 30.176 36.264 66.440 -8,4% Begroot 2014 30.886 37.729 68.615 -5,4% Begroot 2015 33.718 38.110 71.829 -0,9% Begroot 2016 32.238 40.040 72.278 -0,3% Begroot 2017 31.913 41.011 72.924 0,6% Begroot 2018 31.067 41.842 72.909 0,6% netto bedrijf svoeringkosten bijdrage ws-en 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 De netto kapitaallasten ten opzichte van referentiejaar 2011 In de planperiode 2014-2018 ten opzichte van 2011: De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden (zie ook paragraaf 3.7). Als een gevolg van de ontwikkeling van een nieuw zuiveringsconcept en het zo lang mogelijk in bedrijf houden van bestaande installaties, is een verhoging van de afschrijfperiode vooralsnog niet aan de orde. Ten opzichte van 2011 dalen de kapitaallasten in de planperiode eerst van € 33,8 mln naar € 30,2 mln in 2013 om in de opvolgende jaren weer te stijgen en zich te stabiliseren rond een niveau van € 32 mln vanaf het jaar 2016. Deze ontwikkeling is het gevolg van: o het beëindigen van de droogactiviteiten te Hoensbroek ultimo 2011 en het wegvallen van 2011 op 2012 van de afschrijving ineens als gevolg van het amoveren van de droger Venlo en van de versnelde afschrijving van onderhoudsinvesteringen op droger Hoensbroek, hetgeen in 2012 leidt tot ca. € 1,8 mln lagere kapitaallasten; o het wijzigen van de investeringsraming waarbij wordt afgezien van clustering van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre. Het totale investeringsniveau bedraagt daardoor € 25 mln per jaar; o aanvullend is op grond van actualisatie van de investeringsplanning besloten tot verdere verlaging van het gemiddelde investeringsniveau tot € 22,5 mln per jaar. In de periode 2011-2018 bedraagt de gemiddelde daling van de kapitaallasten 5,3% (dit effect is 20,2% lager dan een stijging overeenkomend met de inflatie). Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) blijken de kapitaallasten over de periode 2014-2018 lager te zijn; de aanpassingen in de investeringsplannen, waarbij wordt afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre en het - 18 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 investeringsniveau verder wordt verlaagd van € 25 mln jaarlijks naar € 22,5 mln jaarlijks, leiden in totaal tot € 12,3 mln lagere netto kapitaallasten ten opzichte van de vorige MJR. De verlaging bestaat met name uit lagere rentelasten (gemiddeld € 1,5 mln per jaar). Verklaring is de verlaging van het investeringsvolume ten opzichte van vorige MJR (afzien van clustering van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre + aanvullend de verlaging met gemiddeld € 2,5 mln per jaar van het investeringsniveau). De afschrijvingskosten zijn door deze ontwikkeling ten opzichte van de vorige meerjarenraming gedaald met gemiddeld € 0,9 mln per jaar. Netto bedrijfsvoeringkosten (dus excl. kapitaallasten) ten opzichte van referentiejaar 2011 In de periode 2014-2018 ten opzichte van 2011 De netto bedrijfsvoeringkosten bestaan uit de netto kosten van het WBL exclusief de kapitaallasten. In het jaar 2018 zijn de gemiddelde netto bedrijfsvoeringkosten € 1,1 mln hoger dan in 2011 overeenkomend met een stijging van 2,8% (dit is 12,1% lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie). De formatie in de planperiode neemt af met 3,4 fte van 150,3 fte naar 146,9 fte. Dit door de volgende effecten: - afbouw contracten onderhoud IBA’s: -/- 1,0 fte - overeenkomst beheer en onderhoud gemalen met gemeente Valkenburg: + 0,7 fte - stoppen met drogen per juli 2018: -/- 0,25 fte - verlaging capaciteit bouwen en renoveren: -/- 2,0 fte - verlaging capaciteit HRM: -/- 0,85 fte. Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) In de nu voorliggende meerjarenraming nemen de netto bedrijfsvoeringkosten in de periode 2014-2018 toe met totaal € 3,3 mln (gemiddeld € 0,67 mln per jaar). Redenen hiervoor zijn: o verlaging kosten met € 0,4 mln door businesscase Abdisschenbosch; o hogere kosten ad € 0,7 mln voor chemicaliën door prijsaanpassingen en extra verbruik door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); o verlaging kosten met € 2,0 mln door lagere energietarieven alsmede door lager verbruik; o hogere kosten ad € 2,4 mln door verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; o hogere kosten ad € 1,5 mln voor personeelslasten als gevolg van CAO-afspraken 2013 inclusief effect individueel keuzebudget; o verlaging kosten met € 0,2 mln ten gevolge van sluiting droger Susteren in 2018; o verlaging kosten met € 0,8 mln als gevolg van effect aanbesteding laboratoriumdiensten; o hogere bedrijfsvoeringkosten ad € 2,1 mln als gevolg van KRW-maatregelen Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek; o hogere bedrijfsvoeringkosten ad € 1,2 mln als gevolg van de clustering rwzi’s Heerlen en Hoensbroek; hier staat een grotere daling van de kapitaallasten tegenover; o verlaging kosten met € 0,3 mln als gevolg van realisatie middentrein Simpelveld en voortrein Roermond volgens MDR-concept; o verlaging kosten met € 0,5 mln door opheffen BioMill BV; o lagere netto kosten ad € 0,9 mln als gevolg van het beëindigen van contracten met gemeenten voor onderhoud IBA’s; o door verlaging van de personele capaciteit (bij Bouwen & Renoveren en HRM) dalen de kosten met € 0,6 mln; o verlaging kosten met € 0,1 mln als saldo van uitbreiding verhuur kantoorgebouw voor verhuur aan BsGW en aanschaf parkeerabonnementen ten behoeve van BsGW; o door aanpassing diverse ramingen alsook door overheveling onderzoeksbudget van de investeringssfeer naar de exploitatiesfeer stijgen de netto kosten met € 1,2 mln. - 19 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Stoppen met drogen per 1-7-2018 Het WBL heeft in een eerder stadium besloten om te stoppen met drogen, gelet op de marktontwikkelingen met betrekking tot de afzet van ontwaterd slib. In onderhavige Meerjarenraming zijn de gevolgen van dit besluit verwerkt, hetgeen resulteert in de onderstaand financiële verschillen opstelling ten opzichte van de voorgaande Meerjarenraming. Totaal kostenvermindering bedragen x € 1.000 personeelskosten operationele kosten onderhoud kapitaallasten 2014 2015 2016 2017 2018 2019 en verder 0 0 -90 0 -90 0 0 -91 0 -91 0 0 -93 0 -93 0 0 -95 0 -95 -14 98 -370 -1.019 -1.305 -90 184 -767 -1.019 -1.691 De effecten van het stoppen met drogen zijn eveneens bij de onderscheiden units toegelicht. - 20 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Totaal WBL Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN 9.053 22.475 31.528 7.636 1.863 635 360 125 10.619 318 2.648 7.898 150 106 510 8.275 9.105 29.010 8.835 21.769 30.604 8.241 2.007 635 396 174 11.453 311 2.893 8.073 110 131 735 8.708 6.515 27.476 -185 897 712 567 212 22 -26 3 780 8 352 -212 17 -5 17 237 53 466 8.650 22.666 31.316 8.808 2.219 657 370 177 12.233 319 3.245 7.861 127 126 752 8.945 6.568 27.942 9.193 24.955 34.148 8.965 2.261 671 378 181 12.457 326 3.537 7.832 129 128 767 8.687 6.621 28.026 9.220 23.448 32.668 9.143 2.309 684 330 186 12.652 332 4.604 7.803 131 131 782 9.191 6.825 29.799 9.072 23.271 32.343 9.365 2.356 698 338 190 12.947 339 4.701 8.025 133 133 798 9.467 6.926 30.522 9.393 22.105 31.497 9.625 2.424 712 345 194 13.300 346 4.802 7.400 134 136 814 9.312 8.095 31.038 129 129 77 5 5 2 77 71.363 147 147 78 282 360 70.040 2 1.964 152 152 80 282 362 72.004 156 156 81 287 368 75.155 159 159 83 289 372 75.650 162 162 84 292 376 76.350 165 165 86 292 378 76.378 435 8 1.618 78 52 1.641 2 1 -243 80 53 1.398 80 54 1.380 80 55 1.395 80 56 1.419 80 57 1.430 1.258 396 1.479 350 30 1.509 350 1.462 350 1.491 350 1.521 350 1.551 350 3.715 3.600 -210 3.390 3.326 3.372 3.427 3.469 NETTO KOSTEN - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten 67.648 31.004 36.644 66.440 30.176 36.264 2.175 710 1.465 68.615 30.886 37.729 71.829 33.718 38.110 72.278 32.238 40.040 72.924 31.913 41.011 72.909 31.067 41.842 BIJDRAGE WATERSCHAPPEN 72.510 66.440 2.175 68.615 71.829 72.278 72.924 72.909 150,0 148,3 148,2 147,2 146,9 BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening TOTAAL BATEN EXPLOITATIE-SALDO 4.862 PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 150,3 136,9 Ontwikkeling tijdens planperiode t.o.v. voorafgaand jaar Netto kapitaallasten Netto bedrijfsvoeringkosten Bijdrage waterschappen 0 150,3 Rekening Begroot 2012 2013 -2,7% -1,0% -8,4% - 21 - -0,3 mutatie Begroot 2014 2,4% 4,0% 3,3% Meerjarenraming 2015 2016 2017 9,2% 1,0% 4,7% -4,4% 5,1% 0,6% -1,0% 2,4% 0,9% 2018 -2,6% 2,0% 0,0% © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2014 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2013 In deze paragraaf dient aandacht te worden besteed aan: de externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting hebben voorgedaan afwijkingen van uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting zijn gehanteerd belangrijke afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de meerjarenraming Het maken van een vergelijking met de meerjarenraming is vanwege het behandelen van beide stukken in een vergadering niet opportuun. Resteert een vergelijking met het voorgaande begrotingsjaar. Relevante ontwikkelingen sinds de vorige begroting: Verhoging BTW-percentage van 19% naar 21% Verwerking effecten nieuwe CAO (introductie van Individueel Keuze Budget) Treffen van KRW-maatregelen op de door WRO en WPM bij brief van 20-11-2012 aangewezen rwzi’s Besluit tot het niet-clusteren van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre Realiseren van middentrein rwzi Simpelveld volgens MDR-concept Realiseren van voortrein rwzi Roermond volgens MDR-concept Effect aanbesteding laboratoriumwerkzaamheden, na het aflopen van het contract in maart 2013 Beëindigen van contracten met gemeenten voor onderhoud IBA’s.. In de toelichtingen van de diverse units wordt hier zo nodig verder op ingegaan. Uitgegaan is van de met de waterschappen afgestemde technische uitgangspunten waarbij voor 2014 een inflatiepercentage van 2% is gehanteerd. Uitzondering hierop vormt de inflatiecorrectie op de energiekosten; omdat voor het grootste deel van de energiebehoefte de prijzen 2014 al middels inkoopafspraken zijn vastgezet. Ontwikkeling kapitaallasten De kapitaallasten voor 2014 worden bepaald door twee zaken: - de afschrijving op investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten + de afschrijving op investeringen voor zover deze in gebruik worden genomen in 2013 resp. voor 1 juli 2014; - de rentelasten verbonden aan de financiering van investeringen. Ten opzichte van 2013 stijgen de kapitaallasten met € 0,7 mln als een saldo van lagere rentelasten ad € 0,2 mln en hogere afschrijvingen ad € 0,9 mln. De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: € 14 mln). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld. Het investeringsniveau wordt verlaagd van gemiddeld jaar € 25 mln naar gemiddeld € 22,5 mln. Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond welke is gepland eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. In de huidige MJR is deze clustering komen te vervallen. - 22 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Personeelslasten De personeelslasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,8 mln. Deze toename bestaat uit: - € 0,6 mln door het effect van de inflatiecorrectie inclusief het effect van de CAO-afspraken 2013 met inbegrip van de introductie van het Individueel Keuzebudget en inclusief aangepaste raming voor de sociale lasten; - € 0,2 mln correctie van overheveling budget naar overige diensten door derden, omdat in 2013 een deel van de ruimte in de formatie middels externe inhuur is ingevuld. De personeelsformatie op WBL-niveau is in 2014 ten opzichte van 2013 verlaagd met 0,3 fte, bestaande uit: - afbouw contracten onderhoud IBA’s: -/- 0,2 fte - overeenkomst beheer en onderhoud gemalen met gemeente Valkenburg: + 0,7 fte - verlaging capaciteit HRM: -/- 0,8 fte. Op unitniveau zijn de volgende verschuivingen doorgevoerd: - een budgettair en formatief neutrale overheveling van 2 fte van unit Operations naar de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 worden deze fte’s weer terug verplaatst naar de unit Operations; - een budgettair en formatief neutrale overheveling van 1 fte van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 wordt deze fte weer terug verplaatst naar de unit Operations; Kosten van goederen en diensten van derden Het totaal van goederen en diensten van derden stijgt van 2013 naar 2014 met € 0,5 mln. Deze toename is het saldo van: - een toename met € 0,4 mln ten gevolge van inflatiecorrectie; - een toename met € 0,4 mln door effect van verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; - een verlaging met € 0,1 mln door realisatie businesscase Abdisschenbosch; - een verlaging met € 0,2 mln door lagere tarieven voor en lager verbruik van energie; - een toename met € 0,1 mln voor chemicaliën door prijsindexering en extra inkoop door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); - een toename met € 0,1 mln voor advies en onderzoek naar nieuwe technologieën; deze kosten worden voortaan gefinancierd uit de exploitatie in plaats vanuit investeringen; - een verlaging met € 0,2 mln als gevolg van resultaat aanbesteding laboratoriumdiensten. Kosten van bijdragen aan derden Het totaal van bijdragen aan derden stijgt van 2013 naar 2014 met € 5.000,-. Naast de inflatiecorrectie bestaat deze toename uit een aanpassing van de raming voor bijdrage aan participaties transportleidingen. Kosten van toevoegingen aan voorzieningen + onvoorzien Het totaal van toevoegingen aan voorzieningen is enkel gecorrigeerd voor inflatie. Het totaal van de post onvoorzien is niet gewijzigd. Ontwikkeling van de eigen baten De eigen baten van het WBL zijn de baten die worden gerealiseerd los van de begrotingsbijdrage die wordt ontvangen van de waterschappen. De eigen baten zijn incl. de van de gemeenten ontvangen vergoeding van samenwerking in de afvalwaterketen (onderhoud/beheer van gemalen voor gemeenten). Vanaf 2014 worden deze werkzaamheden tevens uitgevoerd voor gemeente Valkenburg. - 23 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Het totaal aan baten daalt van 2013 naar 2014 met € 210.000,- welke het saldo is van: - een toename met € 103.000,- door de inflatiecorrectie en door de uitbreiding van het aantal gemeenten met de gemeente Valkenburg; - een verlaging met € 290.000,- door verlaten van het uitgangspunt dat voor het onderhoud IBA’s van gemeenten een kostendekkende vergoeding wordt verkregen; - een verlaging van de opbrengsten met € 23.000,- door het opzeggen van de contracten met gemeenten voor onderhoud van IBA’s per vervaldatum van de contracten. 2.3.2 Uitgangspunten en normen Voor het begrotingsjaar 2014 wordt gerekend met een inflatiepercentage van 2% over de directe kosten en een stijging van de loonkosten met eveneens 2%. Daarnaast wordt voor de loonkosten nog beperkt rekening gehouden met het effect van periodieke verhogingen. Het rentepercentage voor het jaar 2014 wordt gesteld op 4% (tegen eveneens 4% voor 2012). Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1. 2.3.3 Incidentele baten en lasten Bij een vergelijking van de begrotingsjaren 2013 en 2014 dient rekening te worden gehouden met de onderstaande incidentele componenten: In de begrotingsjaren zijn de volgende eenmalig optredende lasten en baten opgenomen: Vergelijking Lasten 2014 met lasten 2013: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen. Vergelijking Baten 2014 met baten 2013: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen. 2.3.4 Kostentoerekening Alle netto kosten binnen het Waterschapsbedrijf – incl. de kosten van ondersteuning - worden toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. Uitgangspunt voor de kostentoerekening is dat de kosten worden toegerekend naar rato van het aandeel van de kosten dat betrekking heeft op de betreffende kostendrager. Hieruit resulteert de volgende verdeling : Zuivering beheer Planvorming Eigen plannen 100% Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib 100% 100% 100% Beheersing van lozingen Vergunningen en meldingen Handhaving Rioleringsplannen en subsidies lozingen 100% nvt 100% Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie 100% nvt Dekkingsmiddelen Onvoorzien 100% - 24 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.3.5 Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen Er vindt ten behoeve van de Begroting 2014 geen onttrekking plaats aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen. 2.3.6 Waterschapsbelastingen Het Waterschapsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie en is als zodanig ondersteunend aan de activiteiten van de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Deze beide all-in waterschappen stellen de tarieven voor de waterschapsbelastingen vast. De opbrengsten van het Waterschapsbedrijf bestaan naast de eigen baten uit de verplichte bijdragen van de beide waterschappen. Overeenkomstig het voorstel aan het Dagelijks Bestuur van het WBL stijgt in onderhavige Begroting 2014 de bijdrage door de beide waterschappen met € 2,18 mln naar € 68,62 mln. 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten en risico’s van materiële betekenis te dekken. Ultimo 2012 beschikt het WBL over een algemene reserve ad € 2,7 mln ter dekking van de in 2012 geïnventariseerde risico’s (overeenkomstig AB-besluit). De bedrijfsreserve WBL is per 1-1-2012 opgeheven (besluit AB 30-5-2012) waarbij het saldo werd afgedragen aan de beide waterschappen. Door het Algemeen Bestuur is in 2012 besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van reserves – met uitsluiting van de algemene reserve - ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. De noodzaak tot het aanhouden van weerstandsvermogen door het WBL, wordt door dit uitgangspunt gereduceerd tot het aanhouden van een algemene reserve ter dekking van niet begrote kosten en risico’s van materiële omvang. - 25 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Om inzicht te bieden in de mate van fluctuatie van de netto kosten van het WBL resp. de bijdrage van de waterschappen over een langere periode dan de onderhavige meerjarenraming, is de ontwikkeling van de netto kosten en dus ook die van de waterschapsbijdrage berekend over een periode van 10 jaar. De geschetste ontwikkeling is zowel in onderstaande tabel als ook grafisch weergegeven. bedragen x € 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en Begroot Bijgesteld 2011 2012 33.844 30.720 38.666 38.479 72.510 72.510 netto kapitaallasten Begroot 2013 30.176 36.264 66.440 Begroot 2014 30.886 37.729 68.615 Begroot 2015 33.718 38.110 71.829 Begroot 2016 32.238 40.040 72.278 netto bedrijfsvoeringkosten Begroot 2017 31.913 41.011 72.924 Begroot 2018 31.067 41.842 72.909 Begroot 2019 31.054 41.929 72.982 Begroot 2020 32.090 42.444 74.534 Begroot 2021 32.160 43.053 75.212 Begroot 2022 31.653 43.466 75.119 Begroot 2023 31.881 43.943 75.823 bijdrage ws-en 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2.3.8 Financiering 2.3.8.1 Treasury-paragraaf (financieringsparagraaf) Het actuele Financieringsstatuut van het WBL is vastgesteld in de AB-vergadering van 8-12-2010. Het statuut is gebaseerd op het landelijke conceptmodel. Voor de financiële bedrijfsvoering van het Waterschapsbedrijf zijn de bepalingen van het BBVW (Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen) van toepassing, waarbij een accent wordt gelegd op het naleven en toetsen van rechtmatigheid. Daartoe is het statuut afgestemd op het vigerende delegatiebesluit van het Algemeen Bestuur en op de daarvan afgeleide mandaatbesluiten. Tevens geeft het statuut een nadere invulling aan de uitoefening van de financieringsfunctie (opgedragen aan het Dagelijks Bestuur bij “Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschapsbedrijf Limburg”). Verplicht dient in de begroting en de jaarrekening - in de treasuryparagraaf - verslag te worden gedaan van de uitvoering van het treasurybeleid, bedoeld voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de treasury. De treasury-onderwerpen in deze begroting zijn de volgende: A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap A.2 Relatie met de meerjarenraming A.3 Rentevisie / rentegevoeligheid B. Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer - 26 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 B.2 B.3 Bepaling van de financieringsbehoefte 2014 Kas- en liquiditeitenbeheer A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap Het Waterschapsbedrijf haalt haar financiering niet uit de opgelegde belastingaanslagen, maar verkrijgt deze door ontvangst van maandelijkse bijdragen afkomstig van de beide all-in waterschappen op basis van de voor het WBL vastgestelde begroting. Het WBL blijft echter een zelfstandige organisatie die het eenmaal toegewezen budget zelfstandig besteedt en wanneer nodig zelfstandig geldleningen afsluit. Op 13-3-2013 werd het Centraal Economisch Plan 2013 gepresenteerd met de volgende kernpunten. Dit en volgend jaar is er voorzichtig herstel van de mondiale economische groei. De economie van het eurogebied krimpt dit jaar naar verwachting met 0,5% en groeit in 2014 met 1%. Deze groeicijfers worden ook verwacht voor de Nederlandse economie. De groei van de Nederlandse economie komt voor rekening van de aantrekkende uitvoer. De consumptie staat onder druk door matige koopkrachtontwikkelingen en dalende huizenprijzen. In 2013 daalt de mediane koopkracht voor het vierde achtereenvolgende jaar, maar in 2014 zal naar verwachting weer sprake zijn van een koopkrachtstijging. De werkloosheid loopt in 2013 met 90.000 personen op en stijgt in 2014 nog iets verder door naar 6,5% van de beroepsbevolking. Het overheidstekort neemt naar verwachting af tot 3,3% bruto binnenlands product (bbp) in 2013, om vervolgens licht op te lopen tot 3,4% bbp in 2014. De vermindering van het overheidstekort tussen 2012 en 2014 komt tot stand door omvangrijke bezuinigingen en lastenverhogingen. De overheidsschuld loopt verder op tot 75% bbp in 2014, mede als gevolg van de nationalisatie van SNS REAAL. A.2 Relatie met de meerjarenraming Het uitgewerkte begrotingsjaar 2014 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenbegroting. In de hoofdstukken 2 en 3 is uitgebreid aandacht besteed aan de door het WBL te volgen strategie. De financiële consequenties daarvan zijn zo veel als mogelijk in Begroting 2014 en MJR 2014-2018 opgenomen. Voor 2014 en volgende jaren zijn in overleg met WRO en WPM uitgangspunten opgenomen omtrent de ontwikkeling van inflatie, loonkostenstijging en rentestanden. Bij de investeringsramingen voor de komende jaren wordt gestreefd naar een stabiel uitgavenniveau, hetgeen een nivellerend effect zal hebben op de ontwikkeling van de kapitaallasten. Verwezen wordt o.a. naar paragraaf 2.2.2.1. Indien nodig zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken. De laatst aangetrokken geldlening, december 2012, bedroeg € 23 mln, aflossing 20 jaar lineair, rente 2,77% (rentevast over 20 jaar). De reserves Het WBL beschikt per 2012 alleen over een algemene reserve ter hoogte van € 2.700.000,-. Deze algemene reserve komt overeen met het bedrag van de geïnventariseerde risico's bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico's. De - 27 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 geïnventariseerde risico’s worden jaarlijks geëvalueerd en dientengevolge ook de benodigde hoogte van de algemene reserve. Op basis van de in 2012 uitgevoerde risico-inventarisatie is de algemene reserve voor 2012 bepaald op € 2.700.000,-. In paragraaf 2.3.7 is aangegeven dat per 2012 het vormen van een egalisatiereserve – met als doel om fluctuaties in de exploitatiesaldi over de jaren heen op te kunnen vangen - niet meer bij het WBL plaats vindt maar bij de beide moederorganisatie (WRO en WPM). Voor alle jaren van de planperiode wordt nu uitgegaan van een sluitende begroting met reservevorming bij de beide waterschappen. Overeenkomstig besluitvorming door het AB van 30-5-2012 is de bedrijfsreserve opgeheven en werd het saldo afgedragen aan de beide waterschappen. Optredende exploitatietekorten zullen worden aangevuld door de beide integrale waterschappen. A.3 Rentevisie / rentegevoeligheid De in 2014 gehanteerde rentevoet voor af te sluiten geldleningen (normaliter met een looptijd van 20 jaar) bedraagt 4,0%. Voor kortlopende financieringsbehoefte (rekeningcouranttegoeden) wordt in 2014 een rentevoet van 0,75% gehanteerd. Verderop in de planperiode worden deze percentages licht verhoogd. Gevolg van de afspraken over de liquiditeitsstromen tussen het WBL en de beide waterschappen is dat het renterisico van te late of te vroege heffingsontvangsten bij de waterschappen ligt. Het WBL draagt het renterisico van een verschil tussen een gelijkmatige betaling van de bijdrage door de waterschappen en een ongelijkmatig uitgavenpatroon gedurende het jaar. Vooralsnog wordt verondersteld dat dit rente-effect budgetneutraal zal blijven. -/- Voor een volledig overzicht van de voor 2014 en volgende jaren gehanteerde (rekenkundige) uitgangspunten verwijzen wij u hier naar bijlage 1. - 28 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 B. Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer Het risicoprofiel van het Waterschapsbedrijf Limburg kan als laag worden gekwalificeerd. Onderkende risico’s in dit verband zijn: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en voor zover ter zake doende, valutarisico’s. het renterisico van een (te) hoge vlottende schuld wordt ingeperkt door het hanteren van de kasgeldlimiet (= de maximaal toegestane netto korte schuld). De hoogte van de kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 23% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar; naast de kasgeldlimiet geeft de renterisiconorm inzicht in de feitelijke risico’s op de vaste schuld. In de wet FIDO wordt de renterisiconorm geformuleerd als een percentage van de omzet: het totaal van verplichte aflossingen en renteherzieningen van de eerste 4 jaren mag niet meer bedragen dan 30% van het begrotingstotaal bij aanvang van het eerste jaar. Het WBL beperkt het renterisico door regelmatig (= tenminste 1x / jaar) vaste geldleningen op te nemen met een lineair aflossingsregime. b edragen x € 1 mln Begrotingtotaal MJR Kasgeldlimiet = 23% Renterisiconorm = 30% 2014 2015 2016 2017 2018 72,0 16,6 21,6 75,2 17,3 22,5 75,6 17,4 22,7 76,4 17,6 22,9 76,4 17,6 22,9 B.2 Bepaling van de financieringsbehoefte 2014 Op basis van onderstaande aspecten kan de financieringsbehoefte voor 2014 worden berekend op een bedrag van € 18,7 mln ( € 22,5 + 18,9 – 22,7 mln), te financieren met langlopende geldleningen. Voor de berekening van de rentegevolgen 2013 is uitgegaan van een renteniveau van 4,0% voor nieuwe leningen. het investeringsvolume 2014: € 22,5 mln (voor berekening zie paragraaf 2.2.2.1); de te betalen aflossingen op geldleningen in 2014: € 18,9 mln; de begrote afschrijvingen in 2014: € 22,7 mln; de ontwikkeling van de voorzieningen zal in 2014 naar verwachting saldoneutraal zijn. B.3 Kas- en liquiditeitenbeheer Volgens de gehanteerde uitgangspunten zal de financiering van kortlopende schulden de komende jaren ca. 2,8% goedkoper zijn dan die van langlopende schulden. In het verleden werd zo veel mogelijk gestreefd naar een gemiddelde nulstand van het rekeningcourantsaldo, waarbij fluctuaties rond dit nulpunt onvermijdelijk waren wegens het nietsynchroon lopen van de uitgaven en ontvangsten. Teneinde te kunnen profiteren van de goedkopere korte rentetarieven, is deze lijn bewust losgelaten. Voorwaarde daartoe blijft uiteraard dat wij binnen de marges van de kasgeldlimiet blijven. Met andere woorden: per jaar is een negatief rekening-courantsaldo acceptabel, zelfs opportuun, mits dit de limiet van € 16,6 mln (voor het jaar 2014) niet te boven gaat. Wanneer het saldo in rekening-courant (te) groot wordt, vindt telkens een afweging plaats wanneer en tot welk bedrag een vaste geldlening moet worden opgenomen. Van kasgeldleningen is de laatste jaren geen gebruik meer gemaakt. Ook het uitzetten van overtollige kasgelden in deposito zal de komende jaren niet aan de orde zijn, gezien de verwachte jaarlijkse financieringstekorten. - 29 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Het vigerende financieringsstatuut bevat adequate procedurebeschrijvingen voor het aantrekken van geldleningen en/of kasgeldleningen dan wel uitzetten van kasgelden in deposito. 2.3.8.2 Risicoparagraaf Het Waterschapsbedrijf Limburg loopt bij de taakuitoefening bepaalde risico’s waarvan onderstaand een aantal structurele risico’s worden benoemd: financiële risico’s t.a.v. de energieprijzen; afzetbeperkingen van zuiveringsslib; de gebleken bedrijfsonzekerheid van de slibdroger; het niet verzekeren van het brandschaderisico van de installaties; milieuaansprakelijkheid. De onderkende risico’s met hun financieel belang zijn terug te vinden bij de toelichtingen per unit in het opvolgende hoofdstuk. In het kader van risicomanagement is in 2012 een risicoanalyse bij het WBL uitgevoerd. Op basis daarvan is besloten om een algemene reserve te vormen ad € 2,7 mln. Dit bedrag komt overeen met de geïnventariseerde risico’s bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico’s. 2.3.8.3 Bedrijfsvoering Onder bedrijfsvoering wordt hier verstaan het geheel van interne organisatie-onderdelen en processen die ondersteunend zijn ten behoeve van de primaire processen van de waterschappen. Deze paragraaf omvat de ondersteunde beheerproducten welke hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de unit Human Resource Management en bij de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. De ondersteunende activiteit bemonsteren en analyseren is ondergebracht bij de unit Operations. - 30 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 2.3.8.4 EMU-saldo (bedragen x € 1.000) Opbouw en berekening van het EMU-saldo 1. EMU-exploitatiesaldo (voor gebruik van reserves) 0 a b c d Invloed investeringen (zie staat van vaste activa) bruto investeringen investeringssubsidies verkoop materiële en immateriële activa afschrijvingen -2.463 25.279 150 0 22.666 -/+ + + a b c d Invloed voorzieningen (zie staat van reserves en voorzieningen) toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie betalingen rechtsreeks uit voorzieningen externe vermeerderingen van voorzieningen 0 80 0 80 0 + -/-/+ Invloed reserves (zie staat van reserves en voorzieningen) a betalingen rechtstreeks uit reserves b externe vermeerderingen van reserves 0 0 0 -/+ Deelnemingen en aandelen a boekwinst b boekverlies 0 0 0 -/+ 2. 3. 4. 5. EMU-saldo volgens Begroting 2014 Toelichting: 2.a 3.a 3.c -2.464 bruto investeringen is zonder aftrek van ontvangen bijdragen ( € 150) is toevoeging aan voorziening mobiliteit (€ 80) zijn uitgaven voor mobiliteit (€ 80), omdat de inleg in 2014 overeenkomt met de verwachte uitgave in 2014. - 31 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3 Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 3.1 Bouwen en Renoveren Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Bouwen en Renoveren Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2015 2016 2017 2014 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 1.268 322 3 42 1.464 375 2 52 72 29 0 2 1.536 404 2 54 1.520 399 2 55 1.565 411 2 1.549 406 2 1.595 418 2 1.635 1 13 1.893 9 24 103 -7 -6 1.996 2 18 1.977 2 18 1.979 2 18 1.958 2 19 2.016 2 19 1 1 0 1 1 1 1 1 203 218 154 188 0 46 33 0 200 221 0 126 147 0 102 124 0 77 99 0 79 101 1.852 2.081 136 2.217 2.124 2.102 2.057 2.117 52 1 53 54 55 56 57 1.252 1.252 1.479 1.531 30 31 1.509 1.562 1.462 1.516 1.491 1.546 1.521 1.577 1.551 1.609 600 550 106 656 608 556 479 508 24,0 21,0 24,0 24,0 23,0 23,0 22,0 22,0 - 32 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.1.1 Wat willen we bereiken Waar staan we nu Naast de levering van de ingenieursdiensten voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de instandhouding van de WBL infrastructuur levert Bouwen en Renoveren een grote bijdrage aan het ontwikkelen en toekomstproof maken van deze infrastructuur. De huidige zeer robuuste infrastructuur frustreert de noodzakelijke brede innovatie. Deze innovatie is noodzakelijk om de toekomstige kosten te kunnen beheersen. Waar willen we naar toe Een infrastructuur die toekomstproof is. Belangrijke indicatoren zijn lagere maatschappelijke kosten, duurzaamheid en inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Lagere maatschappelijke kosten betekent naast een samenwerking in de (afval)waterketen ook samenwerking met andere stakeholders zoals de bedrijven (zeker ook het MKB), de energieproducenten en de agro-wereld. De MDR (Modulair Duurzame Rwzi) voldoet aan dit toekomstbeeld. Deze beweging naar een nieuwe infrastructuur houdt in dat op een verantwoorde wijze afscheid genomen zal moeten worden van de huidige rwzi’s (en mogelijk deels van het transportsysteem). 3.1.2 Wat gaan we doen 3.1.3 In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: Het (mede) ontwikkelen van de MDR; Het nieuwe toekomstbeeld in het MIP te verwerken; Het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma (MIP jaarschijf); Het bevorderen en ontwikkelen van mogelijkheden in de samenwerking in de afvalwaterketen; Het planologisch beheer van de infrastructuur. Bij de voorbereiding van het nieuwe MIP zijn een tweetal ontwikkelingen van belang. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander zuiveringsconcept – modulair van opzet – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. Bij het lopende onderzoek naar de realisatie van zo’n modulair opgezette rwzi (MDR), zijn als randvoorwaarden gesteld: gebruik duurzame materialen, flexibel van opzet, korte bouwtijd, lagere kosten (zowel voor de investering als voor de bedrijfsvoering). Het voorstel om wel / niet te kiezen voor het nieuwe ontwerp en bouw concept (de MDR) zal separaat ter besluitvorming in het bestuur aan de orde worden gesteld. De implementatie van de MDR-gedachte in het MIP betekent dat per rwzi een moment in de toekomst gekozen zal moeten worden van het bouwen van een MDR. Dit moment is afhankelijk van de technische staat van de installatie, eisen om te voldoen aan KRW, de economische afschrijving en het te verwachten kostenvoordeel van de nieuwe MDR. Een eerste inschatting van de momenten van ombouw zal als een separaat bestuursvoorstel aan de orde worden gesteld. Een definitief moment van ombouw zal bepaald worden op basis van een businesscase per rwzi (of stroomgebied). Het is van belang dat tot het moment van ombouw geen grote investeringen (renovaties) worden gedaan, maar ook dat geen concessies worden gedaan aan de betrouwbaarheid van werking van de installaties, m.a.w. wij moeten blijven voldoen aan de lozingseisen. Om dit te kunnen borgen - 33 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 zullen tussentijds aanpassingen/verbeteringen/kleine renovaties moeten worden doorgevoerd. De hiervoor noodzakelijke investeringen zijn in het MIP opgenomen. Ten opzichte van vorig jaar is het investeringsprogramma aangepast voor: - realisatie middentrein Simpelveld volgens MDR-concept; - realisatie voortrein Roermond volgens MDR-concept; - maatregelen om te voldoen aan de KRW-eisen verwoordt in de brief dd. 20-11-2012 van beide waterschappen omtrent de effluenteisen. In het kader van het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma wordt op korte termijn gewerkt aan het professionaliseren van de werkprocessen. Drie grote verbetertrajecten worden uitgevoerd: Gezamenlijk vaststellen van de identiteit van de unit Bouwen & Renoveren; Het optimaliseren van de werkprocessen in onze voortbrengingsketen; Het professionaliseren en het verbeteren van de kwaliteit en betrouwbaarheid van onze capaciteits- en competentie planning. Uit deze verbetervoorstellen zullen ten aanzien van de interne ingenieursdiensten kostenvoordelen, verbeteringen in de arbeidsbeleving en kwaliteit van de geleverde diensten gegenereerd worden. Deze voordelen zien we terug in de exploitatiebegroting via de lagere ramingen van de investeringsprojecten in het nieuwe MIP en de afname van het personeelsbestand; eerst wat betreft inleenkrachten en waar mogelijk in de structurele verlaging van de formatie. In het kader van de samenwerking in de afvalwaterketen is op regionaal niveau een aantal initiatieven ontwikkeld. Vanuit deze initiatieven wordt het WBL regelmatig benaderd met vragen wat WBL in dit kader kan betekenen. Passend binnen de beleidslijnen aangegeven door de besturen van WRO en WPM zullen businesscases geschreven worden, waaruit de evidente voordelen van samenwerking met het WBL blijken. Basis voor deze businesscases is het rapport van een interne werkgroep die als opdracht heeft het op een hoger level brengen van het beheer en onderhoud van het transportsysteem. 3.1.4 Wat gaat het kosten Om de kosten op langere termijn te kunnen inschatten wordt een planperiode van 10 jaar in acht genomen. Voor de instandhouding en verbetering van de infrastructuur van het WBL (excl. KRW maatregelen) werd in de vorige Meerjarenraming een investeringsniveau van gemiddeld € 25 mln per jaar aangehouden. Door de genomen maatregelen en investering in verhoging van de kwaliteit, verhoging van de Arbeidsbeleving en het verlagen van de Netto Kosten, is het verwachte investeringsniveau verder verlaagd. Als gevolg van: Het professionaliseren van onze werkprocessen, door: Het uitvoeren van de genoemde 3 grote verbetertrajecten; En het werken aan een HPO-organisatie o.a. met behulp van Lean; Wordt het investeringsniveau teruggebracht tot gemiddeld € 22,5 mln per jaar, en neemt het aantal formatieplaatsen en inleenkrachten af. - 34 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Uit het innovatieprogramma kunnen de komende jaren nog investeringen naar voren komen met een korte terugverdientijd. Bijvoorbeeld ter besparing van energiekosten. Deze investeringen zullen het investeringsvolume verhogen, maar de jaarlijkse kosten zullen dan uiteindelijk lager uitvallen. Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,1 mln als gevolg van inflatiecorrectie en het effect van de CAO-afspraken. In de planperiode blijven de netto kosten van de unit Bouwen en Renoveren nagenoeg gelijk. Baten De baten bij de unit Bouwen en Renoveren betreffen nagenoeg volledig de werkzaamheden die ten behoeve van investeringsprojecten worden verricht. De aan deze werkzaamheden verbonden personele kosten mogen ten laste van de betreffende projecten worden geboekt. Personeel / Formatie Voor Bouwen en Renoveren betekent de verlaging van de investeringskosten ook een verlaging van jaarlijkse omzet. Het aantal fte’s binnen de unit zal gaandeweg worden verlaagd van 24 naar 22 fte, nadat het werk dat nu gedaan wordt door inleenkrachten zo veel mogelijk eerst naar de vaste krachten is overgeheveld. - 35 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.2 Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 IT en Product-, Procesontwikkeling Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 1.052 268 4 1.091 280 2 60 19 0 1.151 299 2 1.185 308 2 1.173 304 2 1.208 314 2 1.243 323 2 1.324 195 9 1.373 121 14 79 4 -4 1.452 125 10 1.494 128 10 1.480 130 10 1.524 133 11 1.569 135 11 110 1 -10 536 920 1.761 51 1 2 0 53 1 54 1 55 1 56 1 57 1 478 861 1.526 18 137 157 496 998 1.683 506 1.018 1.716 842 1.039 2.076 859 1.059 2.118 876 1.081 2.160 3.085 2.899 235 3.134 3.211 3.556 3.642 3.729 2.879 2.899 235 3.134 3.211 3.556 3.642 3.729 17,0 17,0 18,0 18,0 18,0 17,0 17,0 17,0 206 206 - 36 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.2.1 Wat willen bereiken IT en Product- en Procesontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling een toekomstvaste robuuste IT infrastructuur en van toekomstige producten en processen die de marktpositie van het WBL versterken. De doelen te bereiken in de periode tot en met 2018 zijn: Ontwikkelen van technologieën, technieken en zuiverings- en slibverwerkingsprocessen waarmee wordt bereikt dat: o kan worden voldaan aan Wet- en regelgeving inclusief Kader Richtlijn Water; o nieuwe processen en apparatuur past in de gedacht van de Modulaire Duurzame Rwzi (MDR); o nieuwe toepassingen voor afvalwater (de rwzi als waterfabriek) worden gevonden; o energie uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als energiefabriek) kan worden teruggewonnen; o nuttige grondstoffen uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als grondstoffenfabriek) worden teruggewonnen; o slibontwatering met minder of geen chemicaliën kan worden uitgevoerd; o de bediening van zuiveringstechnische installaties mensonafhankelijk en op afstand kan worden uitgevoerd. Ontwikkelen en toepassen van technologieën en technieken op het gebied van energie efficiency (o.a. door efficiëntere beluchtinginstallaties) en toepassing van duurzaam opgewekt vormen van energie (o.a. zonne- en windenergie en verbeterde vormen van Warmte-Kracht Koppelingen (WKK); Intensievere samenwerking met onderwijsinstellingen, Universiteiten, onderzoekslaboratoria, sterke (industriële) partners in de afvalwaterketen in binnen- en buitenland (voorbeeld samenwerking met Zuyd Hogeschool in het kader van de Wijk van Morgen); Implementatie van een toekomstvaste IT infrastructuur voor de geautomatiseerde regeling van zuiveringstechnische installaties; Transitie naar een vernieuwde duurzame IT-infrastructuur en applicatielandschap op basis van het uit de visie en strategische doelen van WBL afgeleide Informatiebeleidsplan waarmee de verdere integratie van proces- en bedrijfsautomatisering wordt gerealiseerd. Hierdoor wordt de verdere uitbouw van de online horizontale en verticale integratie van informatie uit de operationele en ondersteunende (werk)processen van zowel WBL als partners waarmee WBL samenwerkt mogelijk t.b.v. bestuurs- en management informatie en dashboards; Toepassing van nieuwe IT toepassingen die de effectiviteit en efficiency bij de uitvoering van werkprocessen ondersteunen; Verder doorgroeien naar een High Performance Organisatie met hoge medewerkertevredenheid en werkprocessen die erop zijn gericht verspilling te voorkomen. Waar staan we nu Met betrekking tot bovengenoemde doelstellingen zijn inmiddels enkele resultaten bereikt, zoals: De Modulaire Duurzame Rwzi (MDR) en de Modulaire Duurzame Slibverwerking (MDS) gericht op vergroting van flexibiliteit om sneller, duurzamer en tegen lagere kosten te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden (zuiveren op maat) dan wel nieuwe kansen om behoefte aan verschillende soorten water te kunnen invullen; Verdere uitbreiding van slibvergisting en verbeteringen van de regelingen van rwzi’s door simulatie van rwzi’s in samenwerking met AquaPlus. De revenuen hiervan zullen in 2013 en 2014 worden geëffectueerd; Een pilot met een fundamenteel andere vorm van beluchting waarmee grote energie efficiency moet worden bereikt tegen lagere investeringskosten wordt in 2013 uitgevoerd; Uitwerken business cases betreffende nieuwe technologieën rond slibontwatering;; - 37 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.2.2 Voorbereiding voor twee installaties voor nutriëntenterugwinning is inmiddels gestart; Samenwerking met AquaPlus (simulatie van rwzi’s), Duitse waterschappen (toekomstige slibverwerking), WML (procesautomatisering) en Zuyd Hogeschool (de Wijk van Morgen); Eerste pilot met een nieuw procesregelingsconcept (CARCON) is gestart op de rwzi Susteren; De nieuwe vorm van procesautomatisering (project Wauter) waarin de eerste rwzi’s en gemalen zijn omgebouwd in 2011 en 2012; Onderzoek naar kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van zonneenergie; Second opinion IT uitgevoerd door Price waterhouse Cooper (PwC) en de start van het daaruit voortvloeiende transitie- en informatiebeleidsplan. Wat gaan we doen Het jaar 2014 staat in het teken van de verdere uitbouw van reeds ingezette projecten. Enkele relevante projecten zijn: De verdere uitwerking van de MDR en MDS in samenwerking met kenniscentra, Universiteiten en industriële partners; Intensiveren van de samenwerking met onderwijsinstellingen betreffende de lange termijn ontwikkelingen van het water- en afvalwater, o.a. met Hogeschool Zuyd in het kader van de Wijk van Morgen; Intensiveren van samenwerking met Business Schools met als doel verhogen van de kennis betreffende nieuwe businessconcepten en vergroten van ondernemerschap; De uitwerking van de samenwerking op het gebied van slibverwerking op lange termijn samen met industrie en Duitse waterschappen, passend binnen het concept van de MDR; Uitwerking en invoeren van verdere toepassingen van thermische druk hydrolyse en vergisting en onderzoek naar andere vormen van slibdestructie en desintegratie; Verder uitwerken en invoeren van de gestandaardiseerde nieuwe regeling (CARCON) van het zuiveringsproces gericht op vermijden van onnodige investeringen voor KRW, verlagen van het energieverbruik en groeien naar mensonafhankelijke zuiveringstechnische installaties; Uitwerken en invoeren van nutriëntenverwijdering en terugwinning van grondstoffen; Uitwerken en invoeren van nieuwe technologie op het gebied van slibontwatering; Uitwerken en invoeren van kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van windenergie en zonne-energie; De verdere uitrol van Wauter; Implementatie van nieuwe IT infrastructuur en business applicaties op basis van onderzoek, nieuwe informatiebeleidsplan en business cases opgesteld in 2012 en 2013; De verdere inrichting van de IT organisatie gebaseerd op de second opinion van Price waterhouse Cooper (PwC). - 38 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.2.3 Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,2 mln met name door hogere kosten voor het uitvoeren van onderzoek en pilots voor nieuwe ontwikkelingen. In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit IT, product- en procesontwikkeling van € 2,9 mln in 2013 naar € 3,7 mln in 2018. De stijging van de netto kosten in de planperiode is 28,6% en bedraagt daarmee 18,2% meer dan de stijging overeenkomstig de jaarlijkse inflatiecorrectie met 2%. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door toename van de beheerskosten vanaf 2016 door het project Wauter (procesautomatisering). Vanaf 2008 (besluit tot invoering Wauter) is successievelijk gestopt met vervangingen en diverse ondersteuningscontracten voor de traditionele procesautomatisering. Daardoor zijn in 2009 t/m 2012 de uitgaven aanzienlijk teruggelopen. Deze afname is minimaal gelijk aan de stijging die nu voor beheerkosten Wauter wordt opgevoerd. Deze over de periode 2008 tot nu doorgevoerde wijzigingen komen overeen met de destijds opgestelde businesscase: gelijkblijvende integrale kosten met als resultaat een beter beheerste procesautomatisering met minder verstoringen en minder toekomstige beheerslasten dan wanneer op traditionele wijze was doorgegaan. Daarnaast stijgen de kosten vanaf 2014 met jaarlijks € 153.000 ten opzichte van 2013 door het uitvoeren van onderzoek en pilots voor nieuwe ontwikkelingen. Tot eind 2012 zijn deze uitgaven gefinancierd uit specifieke investeringskredieten. Echter bij innovatie hoort ook het risico op het niet haalbaar blijken van business cases. Derhalve wordt met ingang van 2014 gewerkt met een innovatiebudget in de exploitatiesfeer van jaarlijks € 255.000 (goederen en diensten door derden). Onderzoeken die tot haalbare business cases leiden (passend binnen de gestelde randvoorwaarden), worden separaat als kredietvoorstel aangedragen bij het Algemeen Bestuur. Niet meegenomen in deze MJR: Prognose besparingen op basis van Ontwikkelplan Jaarlijks wordt een Ontwikkelplan opgesteld (recentelijk eind 2012: voor 2013 en verder). In dit Ontwikkelplan worden uitgaande van de strategische doelen van WBL onderzoeken geïdentificeerd die, op basis van het KAN-principe (Kwaliteit, Arbeidsbeleving, Netto kosten), een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Meerjarenraming. In onderstaande prognose is gekeken naar die ontwikkelingen die als meest realiseerbaar met een positieve business case worden ingeschat. Alle andere innovaties worden in 2013 op basis van deskstudie opgepakt en zullen qua besparingspotentieel in het Ontwikkelprogramma 2014 worden opgenomen indien er voldoende uitzicht is op positieve business cases. De geprognosticeerde besparingen voortkomend uit dit Ontwikkelprogramma starten beperkt in 2014 (quick wins) en vanaf 2015 worden de jaarlijkse effecten groter. De netto besparingen (ten opzichte van WBL-begroting 2013) bedragen naar verwachting: 2014: 0,25% € 175.000 2015: 0,80% € 575.000 2016: 1,25% € 865.000 2017: 1,60% € 1.115.000 2018: 1,80% € 1.215.000 Totaal: 5,70% ten opzichte van 2013 ofwel circa € 4 mln. - 39 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Een belangrijk besparingspotentieel in deze prognose is de Airimplosion (ongeveer € 1 mln), een innovatie op het gebied van beluchten in de zuiveringsinstallatie. In 2013 wordt een pilot hiermee uitgevoerd op de rwzi Gennep, indien deze slaagt dan ligt hierin een enorme verbeterpotentieel waarvan een beperkt deel is meegenomen in deze prognose, omdat beluchtingen vervangen niet direct voor de hand ligt op bestaande installaties tenzij de besparingen een vervroegd afschrijven van bestaande installaties verantwoord mogelijk maakt. Het belangrijkste deel zal worden gerealiseerd in te bouwen MDR’s. Personeel / Formatie Op dit moment zijn twee fte’s niet vast ingevuld. Het onderzoek naar insourcing dan wel outsourcing inzake IT, inclusief de verdere professionalisering op het gebied van informatie management en informatie analyse kan personele consequenties hebben. Derhalve worden in 2014 en 2015 deze vacatures flexibel ingevuld zodat vlot kan worden ingespeeld op deze ontwikkelingen. Verder is relevant dat budgettair en formatief neutraal 1 fte is overgeheveld van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling. Dit voor een periode van 3 jaar. Per 2016 wordt deze fte weer terug verplaatst naar de unit Operations. 3.2.4 Risico’s In 2014 zijn de volledige IT infrastructuur en alle business applicaties afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de exploitatiekosten (kapitaallasten) met € 1 mln. In het MIP is een bedrag van € 4 mln opgenomen voor noodzakelijke vervanging van deze gehele IT-infrastructuur en applicaties in 2013, 2014 en 2015. In 2012 is een second opinion uitgevoerd door Price waterhouse Coopers (PwC) op de hele IT omgeving, waarna verder wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur en de business applicaties zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Dit wordt getoetst aan de hand van het van visie en strategische doelen afgeleide informatiebeleidsplan. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden. Eveneens te onderzoeken is in hoeverre de huidige “best of breed” aanpak (het beste softwarepakket per werkproces) op termijn financieel en technisch houdbaar en duurzaam is, of dat de keuze voor een meer geïntegreerd ERP-systeem (Enterprise Requirement Planning) een betere toekomstvaste oplossing biedt. Een investering van € 4 mln in 2013 t/m 2015 zal leiden tot kapitaalslasten van circa € 0,9 mln per jaar vanaf 2015. Dit investeringsbedrag komt overeen met de historische investeringen in datacentrum en softwarelicenties voor bedrijfskritische applicaties. Onderzoek in 2013 en 2014 moet uitwijzen in hoeverre deze investering kan worden bijgesteld resp. een andere oplossing kan worden gekozen. - 40 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.3 Operations Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Operations Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden TOTAAL BATEN 1.648 389 6 112 2.154 33 2.463 7.696 17 32 515 363 6.574 17.694 1.677 386 10 113 2.186 41 2.616 7.864 30 47 702 387 4.682 16.369 -11 15 1 14 19 -19 340 -221 1 -6 16 15 -89 37 1.666 401 11 127 2.205 22 2.956 7.643 31 41 718 402 4.593 16.406 1.713 413 11 130 2.268 23 3.242 7.616 31 42 732 410 4.684 16.781 1.898 464 11 134 2.507 23 4.306 7.590 32 43 747 418 4.925 18.084 1.953 478 11 137 2.579 24 4.398 7.809 33 43 762 427 5.025 18.520 2.009 493 12 141 2.653 24 4.493 7.180 33 44 777 435 6.156 19.142 40 40 19.888 147 147 18.702 5 5 61 152 152 18.763 156 156 19.204 159 159 20.750 162 162 21.261 165 165 21.961 212 223 -20 203 203 203 203 190 519 223 -20 203 203 203 203 190 19.369 18.479 81 18.560 19.001 20.547 21.058 21.771 33,1 29,6 33,1 -2,0 31,1 31,1 34,1 34,1 34,1 307 NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 23.000 22.000 21.000 20.000 19.000 18.000 17.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 - 41 - 2017 2018 © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.3.1 Wat willen we bereiken Het WBL wil herkenbaar zijn als een High Performance Organisatie (HPO). Een HPO is een organisatie die betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt dan vergelijkbare organisaties over een periode van minstens vijf tot tien jaar. Operations zal daar een bijdrage aan leveren door de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de resultaten daarvan te vergroten onder gelijktijdige verlaging van de netto kosten. Tevens dient daarbij de arbeidsbeleving van de medewerkers toe te nemen. Waar staan we nu Momenteel zijn er 18 zuiveringsinstallaties, 6 slibontwateringen en 1 slibdroger in bedrijf. Het WBL beschikt over circa 535 kilometer transportriolen. In Venlo is eind 2012 de thermische druk hydrolyse (TDH) in bedrijf genomen. Indien deze installatie begin 2013 optimaal kan worden bedreven zal het ontwaterd slibvolume van Venlo met 40% gereduceerd worden, hetgeen tot gevolg heeft dat onder andere de transportkosten en externe verwerkingskosten voor ontwaterd slib afnemen. Belangrijke geplande wijzigingen van de zuiveringstechnische infrastructuur tijdens de planperiode zijn: Uit bedrijf nemen van de zuiveringsinstallatie Heerlen in 2014/2015; De aanleg van een transportriool om het afvalwater van Heerlen naar de zuiveringsinstallatie van Hoensbroek te vervoeren, lengte ca. 2 km en gereed in 2015; Uit bedrijf nemen van de slibdroger Susteren in 2018. De operationele kostengevolgen hiervan zijn verwerkt in de nu voorliggende Meerjarenbegroting. Waar willen we naar toe? De medewerkers van de unit Operations dienen zich, meer dan nu, bezig te houden met hun kerntaken: het proces van het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van slib. Installaties dienen steeds meer mens- en persoonsonafhankelijk te functioneren. Werkzaamheden zoals schoonmaak installaties, controle effluentkwaliteit en overig 1e lijns onderhoud dienen uitgevoerd te worden. Daarnaast vraagt de invulling van wachtdiensten een minimale formatieve omvang. De processen zullen meer op afstand bestuurd worden. Verdergaande automatisering van de processen zal dit mogelijk moeten maken. De automatisering stuurt de processen in het overgrote deel van de tijd. Hierdoor ontstaat een stabielere procesvoering. Verlaging van de kosten zal mede worden vormgegeven door continue aandacht in de bedrijfsvoering voor het energie- en chemicaliënverbruik. Met ondersteuning van de unit IT en Product- en Procesontwikkeling zal middels de introductie van nieuwe technologieën (bijvoorbeeld de CARCON regeling) een reductie van het energieverbruik worden bewerkstelligd. De maatregelen zien we in beperkte mate terug in het verbruik per verwijderde i.e. (zie onderstaande tabel). De reden hiervoor is dat er een deel van de benodigde beluchtingenergie nu opgewekt wordt in Warmte Kracht Koppelingen (WKK) welke gevoed worden door biogas. Middels diverse maatregelen, zoals optimalisering bedrijfsvoering en aanpassing van beter renderende beluchtinginstallaties, wordt het energieverbruik per i.e. positief beïnvloed. 3.3.2 Wat gaan we doen Zoals hiervoor reeds benoemd zullen de processen meer op afstand bestuurd gaan worden. Dat zal andere kwaliteiten en competenties van medewerkers vragen. Een toekomstvisie van de inrichting van Operations is in voorbereiding en zal te zijner tijd aan het bestuur worden - 42 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 voorgelegd. Ten behoeve van het opstellen van de toekomstvisie is het van belang om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zowel de medewerkers van als de gehele unit Operations in kaart te brengen. Het jaar 2013 zal in het teken staan van het vaststellen van deze aspecten. Dit zal een hoger verantwoordelijkheidsgevoel tot gevolg hebben en meer duidelijkheid geven wat er van iedere medewerker wordt verwacht. Dit zal leiden tot een betere arbeidsbeleving daar men meer invloed kan uitoefenen op het behalen van de meetbare en identificeerbare individuele en unit brede doelen. Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de prestaties van het transportsysteem, de zuiveringsinstallaties en de droger minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten alsook aan de met derden gemaakte afspraken. Onderstaand zijn de relevante prestaties weergegeven, bestaande uit de realisatie in 2012 en de planning voor de jaren 2013 (bijgesteld) en 2014. Relevante prestaties Rekening 2012 Begroting 2013 Begroting 2014 153.043 100,0% 155.000 100,0% 155.000 100,0% Zuiveren van afvalwater totaal verwijderde i.e.'s ( x 1.000 ) energieverbruik per verwijderde i.e. (in wattuur) CZV-zuiveringspercentage (doelstelling is 90%) fosfaatverwijdering (norm = 75%) stikstofverwijdering (norm = 75%) 1.767 52,0 92,8% 78,6% 79,6% 1.732 54,5 92,2% 76,0% 78,8% 1.732 54,5 92,2% 76,0% 78,8% Verwerken en afzetten van slib aantal tds ontwaterd en vervolgens gedroogd afzet gedroogd slib: tds naar Biomill (Enci) afzet ontwaterd slib: tds naar verbrandingsinstallatie/ stortplaats 26.806 14.941 11.866 25.500 14.000 11.500 25.500 14.000 11.500 Transport afvalwater m3 getransporteerd afvalwater ( x 1.000 ) percentage voldoen aan afnameverplichting In de bovenstaande tabel zijn de relevante prestaties gedefinieerd. Uitgangspunt is het leveren van prestaties niet hoger dan de wettelijke norm vereist. Dit betekent zo laag mogelijke kosten, minder verbruik energie en van chemicaliën. Dit uitgangspunt is doorgerekend in de begroting. Momenteel worden (kritieke) prestatie-indicatoren ontwikkeld die passen in de missie, visie en strategie van de unit Operations en die maatgevend zijn voor de realisatie hiervan. Bij de kritieke prestatie-indicatoren valt bijvoorbeeld te denken aan voldoen aan lozingseisen, specifiek energieverbruik transport en zuiveren en specifiek chemicaliënverbruik. 3.3.3 Wat gaat het kosten Voor het opstellen van de meerjarenraming 2014-2018 is uitgegaan van de resultaten van 2012, de aanbestedingen van een aantal diensten en leveringen zoals transport en levering chemicaliën, lopende contracten en doorgevoerde verbeteringen of geaccordeerde plannen voor verbetering. Per hoofditem is een opsomming gemaakt met een indicatie van te verwachten kosten dan wel afwijkingen ten opzichte van de voorgaande ramingen. Tevens is bij het opstellen van deze meerjarenraming rekening gehouden met de effecten van diverse (kleinere) projecten zoals bijvoorbeeld de nutriëntenterugwinning, optimalisatieonderzoeken van Aquaplus. - 43 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,1 mln door: o een toename met € 0,2 mln ten gevolge van inflatiecorrectie; o een toename met € 0,3 mln door effect van verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%; o een verlaging met € 0,1 mln door realisatie businesscase Abdisschenbosch; o een verlaging met € 0,2 mln door lagere tarieven voor en lager verbruik van energie; o een toename met € 0,1 mln voor chemicaliën door prijsindexering en extra inkoop door wijziging ontwateringlocaties (Venlo, Gennep); o een verlaging met € 0,2 mln als gevolg van resultaat aanbesteding laboratoriumdiensten. In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit Operations van € 18,4 mln in 2013 naar € 21,4 mln in 2018 (een stijging van 16,4%). Bij de onderstaande hoofditems worden de netto kosten nader toegelicht. Personeel / Formatie De overheveling van een functie naar de unit IT en Product- en Procesontwikkeling en twee naar FPC betekent een verlaging van het aantal fte’s voor de unit Operations. Vanaf 2016 worden deze formatieplaatsen weer teruggeplaatst bij de unit Operations. Als gevolg van sluiting droger Susteren per 1-7-2018 zal de formatie per 2019 met 1 fte worden verlaagd. De begrote personele lasten vertonen een overeenkomstige ontwikkeling. Laboratorium In 2013 is ten behoeve van de laboratorium analyses op basis van een openbare aanbesteding een overeenkomst met Omegam afgesloten. Het contract omvat een vaste prijs voor de reguliere analyse werkzaamheden en een variabel deel afhankelijk van de omvang van extra analyses (als gevolg van lozingen en/of calamiteiten) en onderhoud van de analyse apparatuur. De totale jaarlijkse kosten voor laboratoriumdiensten worden geraamd op € 650.000. Hierbij moet nadrukkelijk worden opgemerkt dat de kosten van extra analyses in het kader van onderzoeken niet zijn begroot. De kosten voor deze analyses moeten worden gefinancierd vanuit de betreffende onderzoeken en/of projecten. Kader Richtlijn Water (KRW) Het WBL heeft een brief d.d. 20-11-2012 van WRO en WPM ontvangen, waarin door de beide waterschappen voor de WBL-rwzi’s effluenteisen in relatie tot de KRW bekend zijn gemaakt. De maatregelen om aan de richtlijn te kunnen voldoen zijn doorgerekend en in het nieuwe MeerjarenInvesteringsProgramma 2014-2018/2023 opgenomen. De daaruit volgende kapitaallasten alsook de hieraan verbonden exploitatielasten zijn opgenomen in deze Meerjarenbegroting. Thermische Drukhydrolyse (TDH) Ten tijde van het opstellen van dit document functioneert de TDH te Venlo nog niet optimaal. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de begroting van 2013. De exacte cijfers worden nog inzichtelijk gemaakt. Uitgangspunt voor 2014 en de daarop volgende jaren is dat de TDH functioneert conform contractuele afspraken met GMB. - 44 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 De thermische drukhydrolyse (TDH) van Hoensbroek is in de voorbereidingsfase. In deze meerjarenbegroting zijn de daaraan verbonden kosten en besparingen niet verwerkt. Chemicaliën sliblijn De chemicaliën voor de sliblijn worden gebruikt voor het ontwateren van het slib. Er zijn een aantal maatregelen genomen, leidend tot het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat. De maatregelen zijn bijvoorbeeld het centraliseren van slibontwateringlocaties (door sluiting van enkele), aankoop van nieuwe slibontwateringapparatuur en optimalisering van de bestaande slibontwateringapparatuur. De verwerking van het slib op een centrifuge heeft tot gevolg dat de kosten voor verbruik van PE (chemicaliën) toenemen, maar doordat deze machines minder inzet van personeel vragen en een beter rendement hebben, nemen de kosten op andere posten juist af. Verhoging van het percentage droge stof in het ontwaterd slib betekent een afname van transportvolume (tonnen slib) en dus verlaging van de transportkosten ontwaterd slib. Daarnaast hoeft bij de slibdroging minder water verdampt te worden met als gevolg verlaging van het gasverbruik voor de droger te Susteren en er hoeft minder ontwaterd slib in Duitsland en bij SNB te worden afgezet. De kosten van chemicaliën voor zowel de waterlijn als de sliblijn nemen sterk toe van € 2,5 mln in 2013 tot € 4,2 mln in 2018. Belangrijkste oorzaken zijn: - KRW-maatregelen op een aantal rwzi’s (Gennep, Meijel, Hoensbroek) - hogere verbruiken ten behoeve van verbetering van het ontwateringresultaat Elektriciteit Voor elektriciteit geldt dat 2014 al volledig is ingekocht en dat voor het jaar 2015 inmiddels (op moment van samenstellen van deze begroting) grotendeels is ingekocht. Voor de jaren 2016 en 2017 zijn forward-prijzen (verwachte toekomstige prijzen volgens energiebeurs ENDEX) als uitgangspunt gekozen. Door bij de kostenramingen voor energie dit uitgangspunt te hanteren, wordt over het nog niet ingekochte deel van de energiebehoefte risico gelopen ten aanzien van toekomstige prijsontwikkelingen (zie de risicoparagraaf). De MeerJarenAfspraak (MJA) energie (elektriciteit), waaraan ook door WBL wordt deelgenomen, bepaalt dat vanaf 2005 voor een periode van 15 jaar gemiddeld jaarlijks 2% bespaard moet worden op het energieverbruik. Na uitvoering van de relevante MIPprojecten, de bouw en in bedrijf name van de thermische drukhydrolyse in Venlo en een investering in en de implementatie van de maatregelen voorgesteld op de installaties Limmel en Hoensbroek is de energiereductie in 2017 31,5% ten opzichte van 2005. Hiermee wordt het - 45 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 afgesproken te behalen resultaat uit de MJA ruimschoots gehaald. De daling van elektriciteitsverbruik is niet alleen te wijten aan relevante investeringen. Ook het optimaliseren van de bedrijfsvoering, beter en bewuster omgaan met de installaties en voldoende aandacht voor het eerste en tweede lijnsonderhoud dringen het energieverbruik terug. Het verwachte verbruik van elektriciteit daalt van 2013 naar 2014 met ruim 0,7 miljoen kWh (van ca. 50,6 miljoen kWh naar ca. 49,9 miljoen kWh) en vanaf 2015 naar een structureel niveau van 49,7 miljoen kWh; zie de volgende tabel (let wel: het effect van de KRW-maatregelen op het energieverbruik, alsmede de effecten van de MDR’s en clustering Heerlen-Hoensbroek moeten nog inzichtelijk worden gemaakt zijn derhalve niet meegenomen). Elektriciteitsverbruik (aantallen x 1 MWh) Begroot 2013 Begroot 2014 Raming 2015 Raming 2016 Raming 2017 Raming 2018 Transporteren afvalwater Zuiveren afvalwater Slibontwatering 6.526 43.023 100 6.526 42.188 200 6.526 41.968 200 6.526 41.968 200 6.526 41.968 200 6.526 41.968 200 Centrale huisvesting Totaal verbruik 1.000 50.649 1.000 49.914 1.000 49.694 1.000 49.694 1.000 49.694 1.000 49.694 6.065 5.925 5.864 5.685 5.867 5.896 Totale kosten ( x € 1.000) Aardgas Op een aantal zuiveringen zijn maatregelen getroffen die het aardgasverbruik moeten terugdringen. De maatregelen variëren van een kleine impact, zoals de plaatsing van een klokthermostaat op de verwarming van (bedrijfs)gebouwen, tot grotere impact zoals het beperken van het aardgasverbruik voor de warmtekrachtkoppeling (WKK) op de locaties Limmel, Susteren en Roermond. Dit laatste houdt in dat bij onvoldoende aanvoer van biogas de WKK (tijdelijk)buiten bedrijf gesteld wordt omdat inkoop van elektriciteit goedkoper is als de productie van elektriciteit met behulp van aardgas. De grootste verbruiker van aardgas is de droger Susteren. Optimalisatie van de ontwateringen heeft geleid tot een verlaging van het aardgasverbruik zonder dat dit effect heeft op de productiecapaciteit van de droger. Volgens planning zal de droger medio 2018 buiten bedrijf worden gesteld. Gasverbruik (aantallen x 1.000 m³) Begroot 2013 Begroot 2014 Raming 2015 Raming 2016 Raming 2017 Raming 2018 Zuiveren afvalwater Drogen van slib 370 4.250 308 4.250 302 4.250 302 4.250 302 4.250 302 2.125 Centrale huisvesting Totaal verbruik 160 4.780 160 4.718 160 4.712 160 4.712 160 4.712 160 2.587 Totale kosten ( x € 1.000) 1.916 1.859 1.889 1.925 1.961 1.193 - 46 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Transport derden nat slib Ten opzichte van de ramingen in de vorige Meerjarenbegroting liggen de jaarlijkse kosten voor transport van nat slib nu ca. € 70.000 lager. Belangrijkste reden voor deze lagere transportkosten vormt de renovatie van de slibindikker te Abdissenbosch, waardoor het slib van de rwzi’s Rimburg en Kaffeberg niet meer in natte vorm naar de rwzi Hoensbroek hoeft te worden vervoerd. Transport derden ontwaterd slib Voor deze post geldt dat verhoging van het percentage droge stof van het ontwaterd slib een verlaging van het volume betekent met als gevolg dat minder ontwaterd slib getransporteerd hoeft te worden. Ten opzichte van de ramingen in de vorige Meerjarenbegroting liggen de jaarlijkse kosten voor transport van ontwaterd slib nu ca. € 80.000 lager. Dit met name als gevolg van wijzigingen in de transportroutes. Transport gedroogd slib Het transport van gedroogd slib wordt in 2013 opnieuw aanbesteed; de financiële gevolgen van deze aanbesteding zijn momenteel nog niet bekend. Door het opzeggen van de huurovereenkomst met WPS zullen de kosten op deze post met ingang van 2014 per jaar € 40.000 lager zijn. Het zal duidelijk zijn dat deze kostenpost nihil zal worden na buiten bedrijfstelling van de droger in 2018. Afzet ontwaterd slib naar derden De prognose voor de afzetkosten van ontwaterd slib is hoger dan in de vorige Meerjarenbegroting De kosten zijn t/m 2017 jaarlijks gemiddeld € 100.000 hoger. Oorzaken zijn o.a. de BTWverhoging, de afzet van ontwaterd slib na gereedkomen van de gerenoveerde slibontwatering te Abdissenbosch en de noodzakelijke wijzigingen in de transportroutes. Na buiten bedrijfstelling van de droger Susteren zal deze kostenpost naar verwachting op jaarbasis met € 2,5 mln toenemen. Baten De unit Operations kent een beperkt aantal opbrengstposten. Het betreft met name pachtopbrengsten en bijdragen in de exploitatielasten voor dienstverleningen op zuiveringstechnisch gebied, buiten de reguliere zuiveringstaken van het WBL. Deze baten bedragen in totaal ca. € 175.000 per jaar. Het gewijzigde contract voor deelname van het WBL in Biomill leidt er toe dat hiervoor in deze Meerjarenbegroting geen verrekeningen, baten dan wel kosten, meer worden opgevoerd. Voor de aanlevering van gedroogd slib wordt tot buiten bedrijfstelling van de droger een jaarlijkse opbrengst van € 27.000 geraamd. Prognose Opdracht is het realiseren van een High Performance Organisatie die doelgericht en slagvaardig werkt. Doel is het bereiken van hogere kwaliteit van dienstverlening, verbeterde arbeidsbeleving en lagere netto kosten (KAN principe). In het kader van het versnellen van de ontwikkeling van de unit is een verbeterplan opgesteld. In dit plan ligt de focus op resultaatgericht werken, optimalisatie van de werkprocessen, een verbeterde inrichting van de organisatie van de unit Operations en een betere samenwerking met de andere units van het WBL. De potentiële effecten van de nieuwe manier van werken worden op dit moment in kaart gebracht. Belangrijke pijlers zijn het borgen van de kwaliteit, het inrichten van de werkprocessen en op basis van deze werkprocessen inrichten van de organisatie en het verlagen van de kosten. De verwachting is dat door betere aansturing van de werkprocessen in de komende jaren op jaarbasis - 47 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 kan worden bespaard op personeelslasten, diensten derden (transport) en gebruiks- en verbruiksgoederen (chemicaliën). Daarnaast is in samenwerking met de unit IPP mogelijk om te investeren in de zuiveringsprocessen (zie ook de toelichting bij unit IPP). Deze kansen tot verlaging van de netto kosten worden opgepakt en uitgewerkt in verbetervoorstellen en projecten. Om te komen tot de verbeterde aansturing van de unit en het realiseren van de potentiële verbeteringen wordt de organisatie tijdelijk in capaciteit uitgebreid met flexibele arbeidskrachten. De verwachting is dat de tijdelijke extra kosten worden gecompenseerd door lagere toekomstige netto kosten. 3.3.4 Risico’s Bij het opstellen van de begroting is alleen rekening gehouden met de reguliere stabiele bedrijfsvoering. Dit betekent dat calamiteiten en andere uitzonderlijke omstandigheden, die in de praktijk voorkomen maar niet voorspelbaar zijn, niet financieel zijn opgenomen in de exploitatiebegroting 2013 en de meerjarenraming 2014-2018. Als er calamiteiten en/of andere uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden (bijvoorbeeld langere stilstand van de droger Susteren) dan kan dat leiden tot een overschrijding van de exploitatiebegroting van het jaar waarin zich deze situatie plaatsvindt. Ook het tijdelijk wegvallen van de afzetmogelijkheid naar de Enci of het verschuiven van de geplande onderhoudsstop bij de Enci betekent een verhoging van afzetkosten voor het gedroogd en ontwaterd slib. In het vigerende MIP is een aantal investeringen gepland dat een direct effect op hoeveelheden (bijvoorbeeld energie en tonnen slib te transporten en te verwerken) en chemicaliënverbruik heeft en daarmee op de kosten. Op het moment dat de geplande projecten in de tijd verschuiven heeft dit direct invloed op de verschillende kostenposten. Een aantal goederen en diensten die ingekocht worden zoals energie, transport en chemicaliën zijn gekoppeld aan de actuele olieprijzen. Wereldwijde ontwikkelingen hebben direct invloed op de hoogte van de inkoop. Bij het vaststellen van de begroting is derhalve uitgegaan van de in te kopen hoeveelheden op basis van het huidige prijspeil of contractueel vastgelegde bedragen voor de looptijd van het contract. Brandschaderisico van de installaties In het kader van het verzekeringsbeleid is bepaald dat de zuiveringsinstallaties niet zijn verzekerd tegen brandschade c.a. Het daaruit voortvloeiende financiële risico wordt relatief beperkt van omvang geacht, temeer daar het merendeel van de investeringen in de installaties ondergronds is gesitueerd, c.q. betonwerken zijn. Evenwel is er een beperkt risico aanwezig. In dit verband zij opgemerkt dat het kantoor en de slibdroger van Susteren is wél tegen brandschade zijn verzekerd. - 48 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.4 Onderhoud Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Onderhoud Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo MJR 2013-2017 1.992 497 8 189 2.196 535 13 153 124 53 0 6 2.320 588 13 159 2.358 597 14 162 2.422 614 14 165 2.493 633 14 168 2.554 648 15 172 2.686 44 5 2.897 63 2 183 3 0 3.080 66 2 3.131 67 2 3.216 69 2 3.308 70 2 3.388 71 2 1 7 2 0 0 7 2 7 2 8 2 8 2 8 2 6.908 223 7.182 7.261 72 7.407 182 53 239 7.443 125 7.646 7.156 128 7.362 7.303 131 7.514 7.542 133 7.757 7.348 136 7.567 9.867 10.304 422 10.726 10.493 10.730 11.065 10.955 658 944 -244 700 672 677 691 705 658 944 -244 700 672 677 691 705 9.209 9.360 666 10.026 9.821 10.052 10.374 10.251 44,0 41,0 44,0 0,5 44,5 43,8 43,7 43,7 43,5 MJR 2014-2018 10.500 10.000 9.500 9.000 8.500 2011 2012 2013 2014 2015 2016 - 49 - 2017 2018 © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.4.1 Wat willen we bereiken Unit Onderhoud streeft ernaar een professionele onderhoudsorganisatie te zijn waar de relatie tussen de technische wereld van het onderhoud, die van de productie (operations en projecten) en het hogere management geregeld en geborgd is. Centraal staat hierbij de vraag hoe de onderhoudsdoelen zich verhouden tot de bedrijfsdoelen (missie, visie en strategie). In het bijzonder het hebben van doelen als vertrekpunt voor bedrijfsactiviteiten is van groot belang. De bedrijfsdoelstellingen en de onderhoudsstrategie voor de komende jaren zijn: Een optimale werking en capaciteit van de installaties en voldoen aan de wettelijke normen die zijn gesteld aan zuiveren en transporteren van afvalwater; Investeren in een kwaliteitsorganisatie; Kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit. Het onderhoudsbeleid is afgeleid van voorgenoemde bedrijfsdoelstellingen en geeft antwoord op de vraag: “Waarom voeren wij onderhoud uit”. Onderhoud is met name gericht op het waarborgen dat de primaire functionaliteit zo lang mogelijk wordt benut binnen de gewenste randvoorwaarden van veiligheid, gezondheid, milieu, kwaliteit en financiën (VGMKF) en tegen zo laag mogelijke kosten. De betrouwbaarheid, het product van de beschikbaarheid en de performance, van de bedrijfsmiddelen (ofwel assets) van de operationele processen moet te allen tijde de vereiste kwaliteit van het effluent alsook de afgesproken afnameverplichting kunnen waarborgen. De onderhoudsorganisatie beschikt over een onderhoudsfilosofie die beantwoordt aan de geformuleerde doelstellingen van een excellerende organisatie. Om de onderhoudsorganisatie het transitieproces te laten doorlopen in “Groeien naar Pure Klasse” is het noodzakelijk dat de waarden van de technische bedrijfsmiddelen over de gehele levenscyclus worden gemaximaliseerd. Asset Management zal worden ingezet voor het bereiken van dit doel. Vragen die hierbij beantwoord worden zijn: Hoe wordt de bedrijfsvoering vanuit organisatorisch oogpunt verbeterd (operational excellence); Hoe wordt de technische betrouwbaarheid verhoogd, en dus het technisch rendement, van de installaties door een onderbouwde en geborgde onderhoudsaanpak (onderhoud & betrouwbaarheid); Aan welke regels moet de organisatie voldoen om veilig te kunnen opereren (technische veiligheid); Hoe wordt geborgd dat de organisatie steeds aan specifieke kwaliteitseisen voldoet (kwaliteitsborging). Waar staan we nu WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Vanaf 2009 is ingezet op meer planmatig werken. Vanaf 2011 is het Periodiek Onderhoud aan rwzi’s gebundeld uitgevoerd in een “stopachtige vorm”. Dit heeft er toe geleid dat de realisatie van het planbaar onderhoud substantieel verhoogd is. Tegelijkertijd is waarneembaar dat het aantal storingen afneemt. Vanaf het laatste kwartaal 2012 wordt het niet urgente Correctief Onderhoud aan rwzi’s gebundeld uitgevoerd volgens een jaarplan. Gemeenten / klanten, afvalwaterketen De unit Onderhoud heeft op dit moment met 7 gemeenten een licht gemeenschappelijke regeling inclusief uitvoeringsovereenkomsten ten behoeve van beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen, berg bezink bassins, overstorttellers en/of regenmeters. - 50 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Voor één waterschap verzorgen we het beheer en onderhoud van de gemalen en kunstwerken. Gemeenten / IBA’s Tot en met 2009 had WBL het onderhoud aan IBA-systemen uitbesteed aan een marktpartij. Vanaf 2010 verzorgt de unit Onderhoud van WBL het beheer en onderhoud aan IBA’s in eigen beheer. Dit heeft geleid tot een verlaging van de kosten, een verbetering van de effluentkwaliteit en een vermindering van het aantal storingen. In 2011 heeft het DB besloten om vanaf 2012 alle gemaakte kosten door te berekenen aan de gemeenten. Naar aanleiding van dit besluit heeft een deel van de gemeenten te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het doorbelasten van alle kosten aan de gemeenten. Waar willen we naar toe WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Het doel is het zodanig inrichten van de onderhoudsprocessen dat de afgesproken kwaliteitscriteria optimaal worden bereikt. Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en validiteit van gegevens spelen hierin een grote rol. Het onderhoud evolueert naar het strategische niveau van “Pure Klasse”. Hiervoor wordt binnen de onderhoudsorganisatie op een integrale en structurele wijze samengewerkt. Zodoende wordt geborgd dat onderhoud op een correcte wijze wordt uitgevoerd (“de dingen tijdig en goed doen”) en voor alles dat is geborgd dat de geplande taken de noodzakelijk uit te voeren taken zijn (“de juiste dingen goed doen”). Het gaat hierbij om het maken van de juiste keuzes waardoor het mogelijk wordt de prestaties van de installaties te verbeteren onder gelijkblijvende of dalende onderhoudskosten. De betrouwbaarheid van de primaire functionaliteit is geborgd, zolang mogelijk tegen de laagste kosten binnen de randvoorwaarden van VGMKF. De rol van onderhoud is niet het in record tempo herstellen van een storing; maar, is de rol van het onderhoud het voorkomen van achteruitgang van de conditie en dien ten gevolge verliezen die worden veroorzaakt door apparatuur of systeem gerelateerde problemen (risico management). De visie van de onderhoudsorganisatie in een high performance organisatie is het bereiken en voortzetten / borgen van: Betrouwbaarheid van de functionaliteit; Effectiviteit (“de juiste dingen doen” en “de dingen goed doen”) en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten); o o Optimale beschikbaarheid; Optimale conditie van de bedrijfstoestand; o Effectief gebruik van de onderhoudsmiddelen; o o Optimale bedrijfseconomische en technische apparatuur levensduur; Minimale voorraad reservedelen; o o Competentie om snel te kunnen reageren; Transparantie; o Continu verbeteren. Om de bovenstaande waarden te meten en te monitoren worden conform de SMART methodiek (S)pecifieke, (M)eetbare, (A)cceptabele, (R)ealistische en (T)ijdgebonden Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) ontwikkeld. Het ultieme doel is portfolio management waarbij het totaal van alle assets, uitgezet in de tijd, bewaakt en beheerd worden. Vervanging en revisie kunnen dan worden gemanaged. Hiermee wordt validatie van het beheerssysteem bereikt. - 51 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Groei binnen de afvalwaterketen In het beheer van de afvalwaterketen is het zuiveringsbeheer een belangrijk onderdeel. Het Bestuursakkoord Water vermeldt de doelstellingen om de efficiëntie en de kwaliteit van het gemeenschappelijke beheer van de (afval)waterketen te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Basis voor het bereiken van deze doelstellingen is een krachtige samenwerking tussen gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen. In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings- als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. De resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is. Binnen de planperiode zou een verdere omzetgroei mogelijk zijn door uitbreiding van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten. De acquisitie ter realisatie van een verdere toename van het aantal gemeenten waarvoor beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen wordt verzorgd, behoort volgens afspraak tot de verantwoordelijkheid van de accountmanagers van de waterschappen. Gemeenten / IBA’s De unit Onderhoud zich blijven inzetten om de IBA’s nog optimaler te laten functioneren. Vanaf 2014 zullen conform DB-besluit van 20-03-2013 alle overeenkomsten opgezegd worden met de mogelijkheid voor elke gemeente een LGR inclusief uitvoeringsovereenkomst aan te gaan met WBL voor het beheer en onderhoud aan IBA-systemen. In de meerjarenraming is geen rekening gehouden met het overeenkomen van een LGR’s en uitvoeringsovereenkomsten. 3.4.2 Wat gaan we doen Ontwikkelen en implementeren onderhoudsbeleid Middels het vaststellen en ten uitvoer brengen van het onderhoudsbeleid wordt de integriteit en betrouwbaarheid van de installaties gewaarborgd. Beleid en meer specifiek het onderhoudsbeleid zal gericht zijn op het voortdurend maken van afwegingen tussen optimaal gebruik van de technische bedrijfsmiddelen en het noodzakelijk uit te voeren onderhoud aan deze bedrijfsmiddelen. Hierdoor verkeert de organisatie in een constante status van effectiviteit (de juiste dingen doen en de dingen tijdig en goed doen) en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten). Voor het goed, efficiënt en verantwoord uitvoeren wordt vastgesteld welke analysemethoden en strategie worden toegepast. Het bewaken en controleren van de meetwaarden gebeurt aan de hand van een set KPI’s waarvan de waarden en toleranties op managementniveau formeel zijn vastgesteld. De gerealiseerde waarden worden met vooraf vastgestelde intervallen getoetst en geëvalueerd. Het ontwikkelen en inzetten van periodiek onderhoud met vaste frequentie naar onderhoud op basis van faalmechanismen en conditie van de installatieonderdelen wordt geïmplementeerd. Het inspectie- en onderhoudprogramma (MAXIMO) wordt afgestemd op de resultaten van de verplicht of gepland uitgevoerde analyses. Dit leidt tot termijnverlenging of flexibilisering van inspectie- en onderhoudsprogramma's. - 52 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Het inspectie- en onderhoudsprogramma MAXIMO wordt zodanig ingericht dat de installatie en installatieonderdelen te allen tijde in een optimale conditie verkeren. Indien de installatie en installatieonderdelen niet meer voldoen aan de gestelde specificaties worden deze vervangen c.q. vernieuwd. Hiermee wordt de technische restlevensduur geborgd. Onderzoek naar de restlevensduur vindt plaats vanuit een technische en een economische invalshoek (LCC en TCO). Vaststellen van het verbeterpotentieel De effectiviteit, efficiency en kostenvoorspelbaarheid van de assets van het WBL bevat verbeterpotentieel. Het is noodzakelijk dat de verbetermogelijkheden worden gedefinieerd in een verbeterplan. Een analyse van de huidige Asset Management status, haar doelstellingen, het gevoerde beleid, de gebruikte processen en concepten zal worden uitgevoerd. In deze analyse zullen tevens de minder concreet benoembare componenten van de organisatie, zoals taak- en vakvolwassenheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid van de medewerkers, uitdrukkelijk meegenomen worden. Deze componenten zijn een belangrijke kritische succesfactor om te komen tot de gewenste verbeteringen. De WBL organisatie zal door middel van een Asset Management scan worden geanalyseerd en beoordeeld. Deze Asset Management scan zal de “nul” situatie (IST) objectief vastleggen. De uitkomst van de scan geeft een goed overzicht en inzicht in het verbeterpotentieel. Het verbeterpotentieel zal inzichtelijk worden gemaakt in een verbeterplan, waarin prioriteiten volgens een duidelijke tijdslijn worden weergegeven. Binnen de unit lopen onderzoeken naar de inzet van bedrijfsauto’s en het al of niet uitbesteden van bepaalde onderhoudswerkzaamheden. De verwachting is dat de resultaten leiden tot een kostenverlaging en een kostenverhoging. Het is nog te vroeg om een range aan te geven voor de verwachte besparingen en formatie aanpassingen. Slibdroger Per 1 juli 2018 wordt geen slib meer gedroogd in Susteren. Het Onderhoudsprogramma voor de droger wordt afgestemd op sluiting per bovengenoemde datum. Gemeenten / IBA’s Aansluitend op een eind 2012, samen met de drie gemeenten met het grootste aantal IBA’s, uitgevoerde business case zullen er desgewenst voorstellen gedaan worden ten behoeve van het beheer en onderhoud aan IBA’s voor de komende jaren middels het overeenkomen van een LGR inclusief uitvoeringsovereenkomst. Hierbij is het uitgangspunt dat dit voor WBL kostenneutraal kan worden uitgevoerd. 3.4.3 Wat gaat het kosten Netto Kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: - Ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten in 2014 met € 0,7 mln als een saldo van enerzijds hogere kosten ad € 0,4 mln met name door de BTW-verhoging van 19% naar 21% en de reguliere inflatie, anderzijds lagere baten ad € 0,3 mln door het niet kostendekkend kunnen doorberekenen van de onderhoudskosten IBA’s. - In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit Onderhoud van € 9,4 mln in 2013 naar € 10,3 mln in 2018 (een stijging van 9,5%). Deze stijging is 1% lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie. - 53 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 - De LGR met de gemeente Valkenburg is in deze ontwikkeling netto kosten neutraal verwerkt. Het niveau van de netto kosten is ten opzichte van de vorige MJR verlaagd, met name ten gevolge van de verlaagde ramingen voor onderhoudswerkzaamheden. De ontwikkeling van de netto kosten gedurende de planperiode vertoond een vergelijkbaar verloop als bij de vorige MJR. Onderstaand worden per relevante activiteit de verschillen met de vorige meerjarenraming toegelicht. Reinigen zuiveringstechnische werken De post reinigen zuiveringstechnische werken “onderhoud rwzi” neemt ten opzichte van de vorige meerjarenraming met gemiddeld € 25.000,- per jaar af. Planmatige uitvoering van het Periodiek Onderhoud en een juiste afstemming van het naar Operations overgehevelde takenpakket reinigen, maken dit mogelijk. CB onderhoud gebouwen/terreinen Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma vertoont de begroting onderhoud gebouwen/terreinen ten opzichte van de vorige MJR meer fluctuaties over de jaren binnen de planperiode. In totaliteit gerekend over de vijfjarige planperiode is het bedrag verlaagd met totaal € 100.000,-. Onderhoud terreinen/groenvoorziening De ramingen voor dit onderhoud komen overeen met die in de vorige meerjarenraming. De jaarlijkse stijging met ca. € 10.000 gemiddeld is het gevolg van het hogere BTW-percentage. Onderhoud leidingen Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma “onderhoud transportstelsel” is het begrote bedrag gerekend over de vijfjarige planperiode ten opzichte van de vorige MJR verlaagd met totaal € 150.000,-. E/M Onderhoud: Met het oog op de geplande sluiting van de droger te Susteren medio 2018 wordt in de onderhavige meerjarenbegroting over de vijfjarige planperiode € 700.000 minder geraamd voor elektromechanisch onderhoud aan de droger. Doordat daarnaast sprake is van kostenstijging door inflatie daalt de totale begroting voor elektromechanisch onderhoud in de vijfjarige planperiode met € 350.000. Externe adviezen en onderzoek Ten behoeve van kosten verbonden aan advies en onderzoek wordt in deze MJR een jaarlijks bedrag begroot van € 50.000. In de vijfjarige planperiode derhalve een verhoging met € 250.000,-. Baten De door unit Onderhoud te genereren baten betreffen de vergoedingen voor het beheer en onderhoud van: - gemeentelijke gemalen, bergbezinkbassins, overstorttellers en/of regenmeters; - gemalen en kunstwerken van Waterschap Peel en Maasvallei en - IBA’s. De verwachte baten in verband met het doorbelasten van alle kosten met betrekking tot beheer en onderhoud aan IBA-systemen zijn uit de meerjarenraming gehaald, omdat gemeenten aangegeven hebben niet bereid te zijn deze kosten te betalen. De verwachte jaarlijkse opbrengst na correctie bedraagt ca. € 700.000,- - 54 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Personeel / Formatie Bij een gelijkblijvende formatie nemen de personeelslasten toe met het effect van de CAOafspraken 2013 (gemiddeld € 75.000 per jaar). Het opzeggen van de overeenkomsten met gemeenten in verband met beheer en onderhoud aan IBA-systemen leidt tot een vermindering van 0,2 fte in 2014 ten opzichte van 2013 oplopend tot 1 fte per 2016. Als gevolg van het aangaan van een LGR met gemeente Valkenburg voor beheer en onderhoud van gemalen is er een toename met 0,7 fte in 2014 ten opzichte van 2013. Het sluiten van de slibdroger Susteren leidt tot een structurele verlaging van de formatie met 0,5 fte per 2019. Er is in deze MJR geen rekening gehouden met een stijging van fte in verband met het aangaan van nieuwe LGR’s en uitvoeringsovereenkomsten met gemeenten voor het beheer en onderhoud aan IBA-systemen. Flexibiliteit met betrekking tot formatiebewegingen wordt in stand gehouden door het niet structureel invullen van een deel van de formatieruimte binnen de bestaande toegestane formatie. 3.4.4 Risico’s Er wordt gewerkt met een budgetgestuurde exploitatiebegroting. Binnen de waterschapswereld zijn we gebonden aan de hiervoor geldende inkoop- en aanbestedingswetgeving en het hiernaar vertaalde inkoop en aanbestedingsbeleid. Teneinde rechtmatig te kunnen inkopen, zijn veel opdrachten aanbestedingsplichtig. Komende periode lopen een aantal contracten af, die opnieuw aanbesteed moeten worden. Onzekerheid over de kosten ten gevolge van deze nieuwe aanbestedingen zijn niet opgenomen in de MJR 2014-2018. Vanwege het voldoen aan rechtmatigheid zal een steeds groter deel van het exploitatiebudget weggeschreven worden naar deze contracten. Het “variabel te besteden deel” van de exploitatie, zal naar verhouding steeds kleiner worden. De begroting zal in de komende jaren steeds nauwkeuriger ingevuld kunnen worden, waardoor het inzicht in onderhoud naar behoefte groter wordt en de afweging tussen budgetgestuurde en behoeftegestuurde begroting aan de orde zal komen. - 55 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.5 Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 HRM Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 605 142 565 99 1.411 38 119 202 23 70 5 468 763 1.688 714 160 553 50 143 1.620 37 187 209 22 79 33 582 332 1.481 97 31 14 -45 -23 75 31 17 9 14 2 1 21 -153 -59 811 191 567 5 120 1.695 68 204 218 36 81 34 603 179 1.422 825 197 578 5 122 1.728 69 208 217 36 82 34 615 182 1.445 860 203 590 5 125 1.783 71 212 213 36 84 35 628 186 1.465 922 209 601 5 127 1.865 72 217 217 36 86 36 640 190 1.493 946 215 613 6 130 1.911 74 221 220 36 87 36 653 194 1.521 77 77 3.175 78 78 3.179 2 2 18 80 80 3.197 81 81 3.253 83 83 3.331 84 84 3.442 86 86 3.518 1 521 455 40 495 505 515 525 535 523 455 40 495 505 515 525 535 2.652 2.724 -22 2.702 2.749 2.816 2.917 2.982 14,9 11,5 14,9 -0,9 14,0 14,0 14,0 14,0 14,0 - 56 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.5.1 Wat willen we bereiken Doelstelling Evenals voorgaande jaren blijft de oriëntatie van de unit HRM in zijn geheel gericht op ondersteuning van mensen en bedrijfsprocessen met de focus op strategische en operationele aspecten waardoor waarde wordt toegevoegd. Zorgen voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ blijven belangrijke uitdagingen in deze dynamische perioden. Waar staan we nu In 2011 is – met inachtneming van het rapport van Berenschot – de focus gelegd op een verdere fine tuning van interne processen waardoor vraag en aanbod van de dienstverlening naar de operationele units nog beter op elkaar aansluiten. Een verdere optimalisatieslag van de back office van unit HRM heeft plaatsgevonden door middel van implementatie van YOUPP (digitalisering verlofadministratie en declaratieproces). De vergrijzing van de organisatie en de technologische ontwikkeling is vanuit een optiek van (strategische) personeelsontwikkeling een toenemend aandachtspunt om de kwaliteit van dienstverlening ook de komende jaren te kunnen waarborgen op het niveau van een High Performance organisatie (HPO-organisatie). Waar willen we naar toe De ontwikkeling van de organisatie tot een HPO-organisatie staat de komende jaren centraal. De ondersteuning en facilitering van HRM is hierop gericht, waaronder begrepen de ontwikkeling van een HRM managementdashboard (HR Metrics) waarin de HR performance van de organisatie (-onderdelen) is weergegeven. In maart 2013 is een rapport strategische personeelsplanning genaamd ’Het waterschapsbedrijf Limburg: stabiel en dynamisch, tussen planbaarheid en wendbaarheid’ in samenwerking met Berenschot en het Managementteam opgesteld. Als belangrijk onderdeel van het traject rondom planbaar en wendbaar organiseren is de HR functie meetbaar gemaakt met als doel inzicht en sturingsinstrumenten te geven aan het management van het WBL. Het streven van de unit HRM is gericht op verdergaande verlaging van de kosten, dat is gebaseerd op het gedachtegoed van Lean Six Sigma. Werken vanuit een kernformatie met behoud van kwaliteit van dienstverlening staat daarbij centraal. 3.5.2 Wat gaan we doen De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2014 respectievelijk het jaar 2013. Personeelszaken (HRM) Verdere digitalisering van de HRM back-office waardoor relevante informatie voor management en medewerk(st)ers eenvoudig toegankelijk is en HRM-processen verder worden gestroomlijnd. Aandacht voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ zal in toenemende mate op individueel niveau (Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief; POP) het onderwerp van gesprek zijn tussen manager en medewerker en speerpunt voor het management en HRM. Vanuit het groeien naar Pure Klasse zullen twee speerpunten in het POP gesprek centraal staan, nl performance en ontwikkeling. - 57 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Talentmanagement is het antwoord op de mogelijke dreiging van leegloop van sleutelfuncties zodra de economie verder aantrekt waardoor continuïteit in bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Ook in 2014 zullen wij onze expertise en kwantiteit met name vrijmaken voor ondersteuning op deze items. In samenspraak met de afzonderlijke units zal op basis van het opgestelde strategische personeelsbeleid en de daarmee samenhangende speerpunten de agenda´s worden bepaald. Facilitaire Zaken Good hostmanship leidt tot tevreden klanten die graag inspelen op duurzame samenwerking. Gebouw en bedrijfsvoering zijn hierin bepalend. De groeiscenario’s van de in- en externe “klanten” die wij huisvesten vragen permanente afstemming en een goed relatiebeheer. Daarnaast vindt er een onderzoek plaats om steeds meer werkzaamheden (met een facilitair karakter) van de operationele units over te dragen aan de unit HRM, waardoor deze operationele units nog meer de focus kunnen leggen op de core business. Externe communicatie Op 11 juni 2012 is door het Dagelijks Bestuur ingestemd met het opstellen van een extern communicatieplan door het WBL dat passend is binnen de externe communicatie van WRO, WPM en WBL. Op 27 juni 2012 is het Algemeen Bestuur hierover geïnformeerd en is de betreffende mededeling voor kennisgeving aangenomen. Inmiddels is de innovatiesalon georganiseerd en is het wenselijk om een communicatieplan MDR uit te werken. Ter verdere uitwerking van het externe communicatiebeleid is het noodzakelijk dat binnen de beschikbare vacatureruimte van de unit HRM in totaal 0,5 fte wordt aangewend voor het aantrekken van een communicatie adviseur. 3.5.3 Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2013 dalen de netto kosten in 2014 met € 22.000 als een saldo - van verlaging van de formatie met 0,85 fte en een centralisatie van budgetten bij HRM. In de planperiode stijgen de netto kosten van HRM van € 2,7 mln in 2013 naar € 3,0 mln in 2018 (een stijging van 11,7%). Voor de begroting 2014 is rekening gehouden met de opbrengst van verhuur van kantoorruimte aan externe partijen. De huuropbrengst bedraagt in 2014 naar verwachting in totaal € 0,5 mln. In verband met reorganisatie bij de Provincie Limburg dient rekening te worden gehouden met beëindiging van het huurcontract per 1-1-2014. Daarnaast huurt het bedrijf Midex vanaf 1-7-2012 minder kantoorruimte. Daarentegen huurt BsGW vanaf 1 april 2012 meer kantoorruimte binnen het WBL kantoor. Ingeval van verdere uitbreiding van de formatie van BsGW per 1-1-2014 zal BsGW nog meer kantoorruimte willen gaan huren. Naar verwachting zal dit ertoe leiden dat per saldo de post baten HRM in 2014 ten opzichte van 2013 gelijk blijft. Personeel / Formatie Binnen de unit HRM is momenteel sprake van een vacatureruimte van 3,35 fte. De bestaande vacature van HR adviseur (1 fte) wordt nu op detacheringsbasis ingevuld en zal per 1 januari 2014 structureel worden ingevuld. Vanwege toename van werkzaamheden op het gebied van - 58 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 communicatie en facilitaire dienstverlening (centralisering van aktiviteiten) zal binnen de beschikbare vacatureruimte de formatie voor het taakveld communicatie met 0,5 fte worden uitgebreid en het taakveld facilitair met 1 fte. De resterende beschikbare vacatureruimte ter grootte van 0,85 fte vervalt per 1 januari 2014. De totale formatiecapaciteit van de unit HRM wordt daardoor met ingang van 1 januari 2014 structureel verlaagd van 14,85 fte naar 14 fte. 3.5.4 Risico’s De begroting 2014 omvat enkele kleine potentiële risico’s, waardoor de kosten enigszins kunnen toenemen. Een mogelijke kostentoename zal binnen het budget van de unit HRM worden opgevangen. - 59 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.6 Financiën, Planning, Concerncontrol Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 854 200 3 17 833 208 2 28 236 63 2 -3 1.069 271 4 26 1.101 279 4 26 952 242 4 27 962 245 4 27 990 252 4 28 1.075 7 1.071 20 11 298 -5 2 1.369 15 13 1.409 16 13 1.225 16 11 1.238 16 10 1.275 17 11 1 1 0 1 1 1 1 1 156 164 180 212 60 57 240 269 245 274 201 228 195 222 199 227 1.239 1.283 355 1.638 1.683 1.453 1.461 1.501 21 19 -19 6 27 19 -19 1.212 1.264 374 1.638 1.683 1.453 1.461 1.501 13,4 13,8 12,4 2,0 14,4 14,4 12,4 12,4 12,4 - 60 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.6.1 Wat willen we bereiken De unit Financiën, Planning, Concerncontrol (FPC) wil als kwalitatief hoogwaardige unit de opgedragen taken zo efficiënt en effectief mogelijk uitvoeren en het bestuur, management en de organisatie optimaal ondersteunen bij de beheersing van bedrijfsvoeringprocessen. Het takenpakket van de unit bestaat uit: Het ontwikkelen van financieel beleid en het opstellen van meerjarenraming en begroting. Het inrichten en voeren van de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening. Het ontwikkelen van inkoop- en aanbestedingsbeleid en het procedureel faciliteren van de praktische uitvoerbaarheid middels een handboek inkoop- en aanbesteding. Het opstellen van management- en bestuursrapportages; opstellen van bedrijfsvergelijkingen. Het doorvoeren van concerncontrol / audits op concernniveau, waarmee getoetst wordt of de uitvoering in de praktijk overeenstemt met het daarvoor geformuleerde beleid en procedures, incl. het aanreiken van eventuele verbetermogelijkheden. Het ontwikkelen van beleid voor KAM (kwaliteit arbeid milieu), het opzetten van KAMprocedures en het ondersteunen van trajecten tot certificering van bedrijfsactiviteiten. Het ontwikkelen en implementeren van instrumenten om te komen tot een High Performance Organisatie (best presterend in de branche). De vijf pijlers hiervoor zijn: Kwaliteit management, Kwaliteit medewerkers, Open en actiegericht, Lange termijn denken, Continue verbeteren. Optimalisatie, professionalisering, betrouwbaarheid en innovatief denken zijn daarbij sleutelbegrippen. Waar staan we nu Als gevolg van de per 2011 doorgevoerde organisatie wijziging gerelateerd aan de afsplitsing van de BsGW, is het takenpakket van de unit uitgebreid. Begin 2013 is de balans opgemaakt van de ontwikkelingen en de ervaringen tot dusver, met de volgende bevindingen: - de omvorming per 2011 van het WBL tot een organisatie die louter is gericht op de wettelijke taak Zuiveringsbeheer, heeft aan FPC een sterke impuls gegeven tot verdere professionalisering; - het toevoegen van andere disciplines (Inkoop, KAM, kwaliteit en organisatie, HPO) heeft geleidt tot een positieve wisselwerking met de traditionele P&C-taken; - werkzaamheden in het kader van projectbeheer die in 2009 deels verschoven zijn naar financieel beleid, zijn in 2012 weer teruggeschoven naar financieel beheer; - met betrekking tot de nieuwe disciplines is en wordt meer aandacht besteed aan het opzetten van procedures en het naleven daarvan; eerst bij inkoop en aanbesteding en nu ook bij KAM; - middels opleidingen, cursussen en middels discussie binnen de unit en aansturing vanuit het MT wordt gewerkt aan verdere professionalisering. Waar willen we naar toe De organisatie is voortdurend in beweging en oriënteert zich steeds opnieuw met betrekking tot haar eigen positie in relatie tot de veranderende omgeving. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit en flexibiliteit van de unit FPC. De unit FPC wil hieraan invulling geven door: aandacht voor en versterken van de professionaliteit van de unit; versterken van de rol als onafhankelijke sparringpartner voor de units; verbetering van de toegankelijkheid (verzamelen+structureren+aanbieden) en daardoor van het gebruik van informatie zoals regelgeving, procedures, rapportages, verantwoordingen; de uitbouw van de functie concerncontrol waarbij middels audits een vinger aan de pols wordt gehouden en samen met de geauditeerden verbeterideeën worden geïnitieerd; - 61 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.6.2 voortdurend streven naar optimalisatie van de verhouding tussen rechtmatigheid en doelmatigheid ten aanzien van de ontwikkelde procedures Wat gaan we doen Het streven naar verbetering van de kwaliteit van de medewerkers wordt ondersteund door een daarop gericht opleidingsprogramma. De op organisatieniveau vastgestelde administratief organisatorische procedures worden periodiek geëvalueerd, ondersteund door daartoe uitgevoerde audits. In 2012 is door een extern bureau op basis van een vergelijkende meting de inkoopfunctie bij WBL gepositioneerd ten opzichte van andere organisaties. Deze meting wordt aangevuld met een diepgaander onderzoek naar de wijze waarop de functie inkoop en aanbesteding bij het WBL in vergelijking met anderen is georganiseerd. Dit onderzoek vormt de basis voor een volgende stap op weg naar verbetering van professioneel inkopen. 3.6.3 Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: ten opzichte van de begroting 2013 stijgen de netto kosten met € 0,4 mln. Deze toename is enerzijds het effect van inflatie en CAO-akkoord 2013 en anderzijds gerelateerd aan een toename van de formatie met 2 fte (tijdelijk overgeheveld vanuit de unit Operations tot 2016); in de planperiode stijgen de netto kosten van FPC van € 1,3 mln in 2013 naar € 1,5 mln in 2018 (een stijging met 18,8%). De stijging van de netto kosten komt daarmee overeen met de jaarlijkse inflatiecorrectie. Personeel / Formatie Als gevolg van interne formatief neutrale verschuivingen is de unit voor een periode van drie uitgebreid met 2 fte, bestaande uit de functies programmamanager duurzaam verbeteren en de functie programmamanager MDR/afvalwaterketen. Per 2016 gaan 2 fte weer terug naar de unit Operations. De formatie van de unit komt daarmee op 14,4 fte en is daarmee – tot het jaar 2016 - 2 fte hoger dan in de vorige MJR. - 62 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.7 Kapitaallasten Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Kapitaallasten Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Getransporteerd afvalwater Rentelasten Afschrijving Gezuiverd afvalwater Rentelasten Afschrijving Verwerkt slib Rentelasten Afschrijving Financ.beleid, financ.administratie Rentelasten Afschrijving Human Resource Management Rentelasten Afschrijving Huisvesting + Interne faciliteiten Rentelasten Afschrijving Automatisering Rentelasten Afschrijving Kwaliteit-Arbo-Milieuzorg Rentelasten Afschrijving Overig ondersteunend Rentelasten Bouwrente Afschrijving totaal rentelasten totaal afschrijvingen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde lasten: bouwrente TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN 2.048 5.452 1.982 5.366 36 238 2.018 5.604 2.092 6.318 2.263 5.262 2.405 5.391 2.709 5.376 5.322 12.693 5.198 11.857 -64 528 5.134 12.385 5.582 13.510 5.572 13.148 5.441 12.926 5.548 13.574 921 2.814 910 3.147 -91 336 819 3.483 782 2.949 717 3.065 638 3.097 599 2.169 1 18 2 18 2 18 1 18 0 18 2 3 22 3 22 2 22 1 22 0 22 301 853 276 830 -21 -35 255 795 237 782 206 780 177 769 157 586 44 399 111 496 -42 -157 69 339 148 1.356 110 1.153 60 1.067 30 400 14 396 37 9.054 22.474 31.528 8 350 73 8.835 21.769 30.604 -8 350 350 350 350 -54 -185 897 712 0 350 19 8.650 22.666 31.316 9.193 24.955 34.148 9.220 23.448 32.668 9.072 23.271 32.343 9.393 22.105 31.497 128 78 2 80 80 80 80 80 396 524 350 428 2 350 430 350 430 350 430 350 430 350 430 31.004 30.176 710 30.886 33.718 32.238 31.913 31.067 4 209 PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) - 63 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Vergelijking ontwikkeling kapitaallasten met ontwikkeling volgens vorige MJR Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie onderstaande grafiek) zijn de kapitaallasten lager; de aanpassingen in de investeringsplannen, waarbij wordt afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi’s Simpelveld en Wijlre, leiden in totaal tot € 10 mln (5,8%) lagere netto kapitaallasten ten opzichte van de vorige MJR; dit geldt met name voor de rentelasten. Het investeringsniveau bedraagt in de MJR 2014-2018 gemiddeld per jaar € 25 mln. Verklaring voor de lagere rentelasten is dat door de verlaging van het investeringsvolume ten opzichte van vorige MJR de rentelasten afnemen met gemiddeld € 1 mln per jaar. De afschrijvingskosten zijn ten opzichte van de vorige meerjarenraming slechts marginaal gewijzigd. Dit wordt veroorzaakt doordat aan de investeringen voor het langer in bedrijf houden van de installaties een kortere afschrijvingsduur is gekoppeld dan bij vervanging en nieuwbouw. Ten opzichte van begrotingsjaar 2013 stijgen de kapitaallasten in het jaar 2014 met € 2,7 mln als een saldo van: - lagere rentelasten ad € 0,2 mln De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: € 14 mln). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld. - hogere afschrijvingen ad € 2,9 mln. Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond welke is gepland eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. In de huidige MJR is deze clustering komen te vervallen. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling volgens de huidige MJR vergeleken met de ontwikkeling volgens de vorige MJR. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten is gedaald ten opzichte van de vorige MJR. MJR 2013-2017-2022 MJR 2014-2018-2023 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 - 64 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Ontwikkeling kapitaallasten binnen de planperiode 2014-2018-2023 De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten; de nieuwe investeringen zoals geraamd voor de jaren van de planperiode. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden. De ontwikkeling van de kapitaallasten naar deze twee invalshoeken is onderstaand weergegeven: Meerjarige ontwikkeling kapitaallasten Jrek 2011 Jrek 2012 Begroot 2013 Begroot 2014 Begroot 2015 Begroot 2016 Begroot 2017 Begroot 2018 kapitaallasten investeringen t/m 2011 vrijval kapitaallasten 2012-2018 (cumulatief) subtotaal 33.138 33.138 -1.610 31.528 33.138 -2.534 30.604 33.138 -5.522 27.616 33.138 -6.447 26.691 33.138 -9.170 23.968 33.138 -11.337 21.801 33.138 -13.684 19.454 3.700 7.457 8.700 10.542 12.043 31.316 -1.822 34.148 1.010 32.668 -470 32.343 -795 31.497 -1.641 33.138 kapitaallasten nieuwe investeringen 2014-2018 Totaal kapitaallasten 2011-2018 mutatie t.o.v. 2011 33.138 31.528 -1.610 30.604 -2.534 De ontwikkeling van de kapitaallasten is daarnaast in het perspectief geplaatst van een planperiode van 10 jaar, hetgeen onderstaand grafisch is weergegeven. netto rentelasten afschrijvingen netto kapitaallasten 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten zich stabiliseert. Onderstaand volgt een toelichting op de ontwikkeling van de kapitaallasten per activiteit. Getransporteerd afvalwater Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 39 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. aanpassen afstroomgebied Maasbracht en Stein, transportleiding Heerlen-Hoensbroek, transportsysteem westelijke mijnstreek). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,3 mln tot € 7,6 mln en van 2014 naar 2015 stijgen deze met € 0,8 mln (saldo van € 0,2 mln grotere vrijval dan kapitaallasten van nieuwe investeringen, met € 1 mln afschrijving ineens door sloop rwzi Heerlen). In de - 65 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 planperiode stijgen de kapitaallasten van € 7,3 mln in 2013 naar € 8,1 mln in 2018 als gevolg van de kapitaallasten van de nieuwe investeringen. Gezuiverd afvalwater Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 65,3 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MDR Simpelveld; clustering rwzi’s Heerlen-Hoensbroek incl. KRW; renovatie en KRW rwzi’s Weert, Susteren, Roermond, Rimburg; procesautomatisering WAUTER, nutriëntenterugwinning Venlo en Susteren, KRW-maatregelen Venray). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,5 mln . In de planperiode stijgen de kapitaallasten van € 17,1 mln in 2013 naar € 19,1 mln in 2018 doordat de kapitaallasten van nieuwe investeringen groter zijn dan de vrijval van oude investeringen. Verwerkt slib Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn € 6,3 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MDR slibindikking Rimburg/kaffeberg, revisie slibverwerking Bosscherveld, vernieuwen slibontwatering Hoensbroek). Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2013 naar 2014 met € 0,2 mln. In de planperiode dalen de kapitaallasten van € 4,1 mln in 2013 naar € 2,8 mln in 2018. Financieel beleid, financiële administratie Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen tot € 0,- in 2013 doordat het financiële pakket in 2011 volledig is afgeschreven. Een vervanging van het financiële pakket in de planperiode is niet voorzien. In 2012 is een upgrade voorzien op het bestaande pakket. Huisvesting + interne faciliteiten: Investeringen: o in het MIP 2014-2018 zijn voor de jaren 2014 en 2018 investeringen voor groot onderhoud gepland van totaal € 0,9 mln. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van € 1,1 mln in 2013 naar € 1,0 mln in 2014 . De daling van de kapitaallasten is het gevolg van de reguliere afschrijvingen. o in de planperiode dalen de kapitaallasten van € 1,1 mln. in 2013 naar € 0,7 mln in 2018. De daling van de kapitaallasten is terug te voeren op de vermindering van de boekwaarde van investeringen in het kantoorgebouw (omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte, aanleg koelplafonds, luchtbrug 2e etage). Automatisering: Investeringen: o in het MIP 2014-2018 is in het jaar 2014 € 2,0 mln. en in het jaar 2015 € 1,6 mln opgenomen voor noodzakelijke vervanging van de volledige IT-infrastructuur. In 2013 wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden; - 66 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van € 0,6 mln in 2013 naar € 0,4 mln in 2014. o In de planperiode stijgen de kapitaallasten van € 0,6 mln in 2013 naar € 1,5 mln. in 2015 om vervolgens te dalen tot € 0,4 mln in 2018. o In 2014 is de volledige IT infrastructuur afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de kapitaallasten. De investeringen van € 2,0 mln in 2014 en € 1,6 mln in 2015 leiden tot hogere kapitaalslasten in de jaren 2015 t/m 2018. Kwaliteit, Arbeid en Milieuzorg Investeringen: o in het bijgevoegde MIP 2014-2018 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o de kapitaallasten zijn vanaf 2013 € 0,-. doordat de eerder verrichte investeringen dan volledig zijn afgeschreven. - 67 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.8 Bestuur, Directie en Bovenformatief 3.8.1 Positionering Het Dagelijks Bestuur van het WBL bestaat uit 6 onbezoldigde bestuursleden waarvan er 3 worden afgevaardigd door het waterschap Roer en Overmaas en eveneens 3 worden afgevaardigd door het waterschap Peel en Maasvallei. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van het Dagelijks Bestuur aangevuld met 8 leden uit de algemeen besturen van de waterschappen WRO en WPM (per waterschap 4 leden). De Directeur van het Waterschapsbedrijf is belast met de dagelijkse aansturing. 3.8.2 Wat gaat het kosten De uitgaven in het meerjarenperspectief en voor de Begroting 2014 voor Directie en Bestuur zijn alleen gecorrigeerd voor de inflatie. Verder zijn er geen wijzigingen. Directie De post overige diensten door derden wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de personeelsvereniging, de ondernemingsraad en de vereniging van oud-personeelsleden. Daarnaast is er extra ruimte in deze post opgenomen om in crisissituaties slagvaardig zonder veel procedurele voorbereiding te kunnen optreden. Onvoorzien: In de onderhavige MJR 2014-2018 en Begroting 2014 is het budget onvoorzien centraal geraamd bij de directie en wordt bij de andere units geen budget onvoorzien geraamd. De hoogte van de post onvoorzien is in de planperiode gesteld op het beleidsmatig uitgangspunt van 0,4% van het begrotingstotaal, voor het jaar 2014 overeenkomend met € 282.000,-. Bestuur De uitgaven door het Bestuur behelzen drie posten: De uitgaven voor uitkeringen voor voormalige bestuursleden van het voormalige Zuiveringschap Limburg die zijn begroot conform afspraken uit het verleden, huidige bestuursleden krijgen geen vergoeding. Uitgaven voor overige gebruiksgoederen, dit is een soort verzamelpost voor vele kleine kosten m.n. vergaderkosten, voorbereiding activiteiten, etc. Diensten door derden ten behoeve van, indien nodig, externe adviseurs. - 68 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Directie Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN 113 25 46 183 7 28 265 301 127 28 53 208 20 36 200 256 -1 1 5 5 1 2 15 18 126 29 58 213 21 38 215 274 130 29 59 218 21 39 220 280 133 30 61 224 22 39 224 285 137 31 62 230 22 40 229 291 141 32 63 237 23 41 233 297 484 282 282 746 23 282 282 769 287 287 785 289 289 798 292 292 813 292 292 825 NETTO KOSTEN 484 746 23 769 785 798 813 825 PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 TOTAAL BATEN Bestuur Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN 26 26 31 31 26 26 57 57 59 59 61 61 62 62 64 64 4 4 3 31 34 1 -16 -15 4 15 19 4 16 20 4 16 20 4 16 21 4 17 21 89 89 119 65 12 77 79 81 83 85 119 65 12 77 79 81 83 85 TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) - 69 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 3.8.3 Bovenformatief 3.8.3.1 Wat willen we bereiken De organisatorische ontwikkelingen sedert de oprichting van het Waterschapsbedrijf hebben het nut en de benodigde flexibiliteit aangetoond van een afzonderlijk budget voor bovenformatief. Ook nu staat het WBL voor tal van uitdagingen met nog onbekende gevolgen voor de organisatorische ontwikkelingen. In dat licht bezien is het wenselijk en realistisch om het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven. 3.8.3.2 Wat gaat het kosten Overeenkomstig de vorige MJR wordt voor de planperiode een omvang van 3 fte geraamd. Gelet op de nog te verwachten ontwikkelingen en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties is het realistisch het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven. Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 + Begroting 2014 Bovenformatief Omschrijving Rekening Begroot 2012 2013 mutatie Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden TOTAAL LASTEN BATEN Personeelsbaten TOTAAL BATEN 104 22 126 139 35 174 -9 2 -7 130 37 167 134 38 172 138 39 177 142 40 182 146 41 188 1 1 127 3 3 177 -1 -1 -8 2 2 169 2 2 174 2 2 179 2 2 184 2 2 190 -8 169 174 179 184 190 3,0 3,0 3,0 3,0 3,0 7 7 NETTO KOSTEN 120 177 PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo 3,0 2,0 3,0 - 70 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 - 71 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 4 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet NETTO - KOSTEN Exploitatie-uitgaven Begroting MJR / 2013 Begroting MJR 2015 MJR 2016 MJR 2017 MJR 2018 2014 (Bedragen * 1000 euro ) 1 Planvorming 270 258 231 151 152 147 11 Eigen plannen 270 258 231 151 152 147 2 Zuiveringstechnische werken 65.235 67.497 70.721 71.240 71.877 71.867 21 Getransporteerd afvalw ater 12.640 12.356 13.256 12.584 12.958 13.338 22 Gezuiverd afvalw ater 35.741 37.523 39.939 40.772 40.806 41.562 23 Verw erkt slib 16.854 17.618 17.526 17.884 18.113 16.967 4 Beheersing van lozingen 75 83 82 84 84 82 41 WVO-vergunningen en meldingen 31 35 34 35 35 34 42 Handhaving WVO 0 0 0 43 Rioleringsplannen en subsidies lozingen 44 48 48 49 49 48 6 Bestuur en externe communicatie 578 495 507 513 518 522 61 Bestuur 578 495 507 513 518 522 62 Externe communicatie 0 0 0 0 0 0 81 Dekkingsmiddelen 282 282 287 289 292 292 8101 Onvoorzien 282 282 287 289 292 292 66.440 68.615 71.828 72.277 72.923 72.910 66.440 68.615 71.828 72.277 72.923 72.910 0 0 0 0 0 0 TOTAAL Netto - kosten Bijdrage van de Waterschappen Exploitatie-resultaat - 72 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 4.2 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet NETTO - UITGAVEN Investeringen MIP MIP MIP MIP MIP MIP TOTAAL 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2014 t/m 2018 (bedragen x 1.000 euro ) 2 Zuiveringstechnische werken 21 Getransporteerd afvalwater 22 Gezuiverd afvalwater - waarvan Procesautomatisering (Wauter) 2.411 6.880 7.780 9.819 7.034 6.551 38.065 17.916 15.095 11.205 11.745 14.075 14.916 67.036 2.675 975 350 0 0 0 1.325 1.908 820 1.820 780 1.391 707 5.518 Ondersteunend 535 2.334 1.643 156 0 326 4.459 Automatisering 435 2.000 1.600 0 0 0 3.600 Huisvesting + interne faciliteiten 100 334 43 156 0 326 859 23 Verwerkt slib 9 22.235 22.795 20.805 22.344 22.500 22.175 110.618 TOTAAL Netto - uitgaven 22.770 25.129 22.448 22.500 22.500 22.500 115.077 Bovenstaand overzicht is ontleend aan het parallel aan deze MJR opgestelde MIP 2014-2018. Het investeringsprogramma is gebaseerd op een uitgewerkte opstelling naar projecten. Deze opstelling is indicatief in die zin dat wordt aangegeven welke projecten in welk jaar tot investeringsuitgaven zullen leiden en tot welke geraamde bedragen. Deze opstelling laat onverlet dat het jaarlijkse uitgavenniveau is gemaximeerd tot het bestuurlijk aangegeven maximum (zie ook paragraaf 2.2.2.1). Het voor het jaar 2014 geraamde uitgavenniveau op investeringsprojecten bedraagt € 25 mln. - 73 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 5 De Begroting 2014 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 5.1 De Begroting 2014 naar kostendragers Onderstaand wordt een overzicht getoond van de bruto kosten en van de netto kosten naar beleidsvelden en beleidsproducten. Hierbij is per regel aangegeven welk deel van de netto kosten wordt toegerekend aan de kostendrager zuiveringsbeheer resp. watersysteem. Bruto kosten Begroting 2014 Baten WBL Netto kosten (Bedragen * 1000 euro ) 1 Planvorming 258 11 Eigen plannen 258 2 Zuiveringstechnische werken 68.400 21 Getransporteerd afvalw ater 12.986 22 Gezuiverd afvalw ater 23 Verw erkt slib 4 41 42 Handhaving WVO 43 Aandeel Water- beheer systeem 258 258 258 258 903 67.497 67.497 630 12.356 12.356 37.699 176 37.523 37.523 17.715 97 17.618 17.618 Beheersing van lozingen 83 0 83 83 WVO-vergunningen en meldingen 35 35 35 0 0 Rioleringsplannen en subsidies lozingen 48 48 48 6 Bestuur en externe communicatie 575 80 495 495 61 Bestuur 575 80 495 495 62 Externe communicatie 0 0 81 Dekkingsmiddelen 282 282 282 8101 Onvoorzien 282 282 282 0 Geactiveerde lasten 1.858 1.858 0 0 01 Geactiv. lasten bouw projecten 1.858 1.858 0 0 548 548 0 72.004 3.389 68.615 Door baten gecom penseerde kosten van ondersteunende beheerproducten (reeds Totaal 0 Aandeel Zuiverings- 0 Bijdrage Waterschappen 68.615 Exploitatie-saldo 2014 0 - 74 - 68.615 0 0 0 0 0 0 0 © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 Naast de uitsplitsing van de begroting naar het aandeel dat betrekking heeft op de Zuiveringsheffing resp. op de Watersysteemheffing (zie vorige pagina), is een vergelijking van de netto-kosten relevant. Deze vergelijkende opstelling wordt onderstaand gepresenteerd. Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014 Vergelijking van de NETTO - KOSTEN (Bedragen * 1000 euro ) 1 Planvorming 287 270 258 11 Eigen plannen 287 270 258 2 Bouw / exploitatie zuiveringstechnische werken 65.728 65.235 67.497 21 Getransporteerd afvalw ater 13.402 12.640 12.356 22 Gezuiverd afvalw ater 35.463 35.741 37.523 23 Verw erkt slib 16.863 16.854 17.618 4 Beheersing van lozingen 117 75 83 41 WVO-vergunningen en meldingen 49 31 35 42 Handhaving WVO 0 0 0 43 Rioleringsplannen en subsidies lozingen 68 44 48 6 Bestuur en externe communicatie 716 578 495 61 Bestuur 373 578 495 62 Externe communicatie 343 0 0 81 Dekkingsmiddelen 0 282 282 8101 Onvoorzien 0 282 282 91 Laboratoriumwerk voor WRO / WPM 800 0 0 9115 Kostenaandeel voor LAB-w erkzaamheden 800 0 0 Totaal Netto - kosten 67.648 66.440 68.615 Bijdrage van de Waterschappen 72.510 66.440 68.615 4.862 0 0 Exploitatie-resultaat - 75 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 5.2 De Begroting 2014 naar kosten- en opbrengstsoorten 5.2.1 De Begroting 2014 naar kostensoorten Het presenteren van de Begroting naar Kosten- en Opbrengstsoorten, gebaseerd op de BBVWrichtlijnen, is een comptabele verplichting. Onderstaand wordt de begroting naar kostensoorten weergegeven (x € 1.000). Voor de begroting naar opbrengstsoorten, zie de opvolgende paragraaf Totaal WBL Rekening Begroot Begroot 2012 2013 mutatie 2014 Omschrijving Meerjarenraming 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) 41 Rente en afschrijvingen 4101 Externe rentelasten 4102 Interne rentelasten 4103 Afschrijvingen van activa 4104 Afschrijvingen van boekverliezen 42 Personeelslasten 4201 Salarissen huidig personeel en bestuurders 4202 Sociale premies 4203 Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 4204 Overige personeelslasten 4205 Personeel van derden 4206 Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders 43 Goederen en diensten van derden 4301 Duurzame gebruiksgoederen 4302 Overige gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 4303 Energie 4304 Huren en rechten 4306 Pachten en erfpachten 4307 Verzekeringen 4308 Belastingen 4309 Onderhoud door derden 4310 Overige diensten door derden 44 Bijdragen aan derden 4401 Bijdragen aan bedrijven 4402 Bijdragen aan overheden 4403 Bijdragen aan overigen 45 Toevoegingen aan voorzieningen 4501 Toevoegingen aan voorzieningen 4502 Onvoorzien Totaal Bruto Kosten Totaal middelen Exploitatie-saldo 31.528 8.894 160 22.474 30.604 8.835 712 -185 31.316 8.650 34.148 9.193 32.668 9.220 32.343 9.072 31.497 9.393 21.769 897 22.666 24.955 23.448 23.271 22.104 10.619 7.636 1.379 484 635 360 125 29.011 319 2.649 7.898 149 11.453 8.242 1.506 500 635 396 174 27.476 311 2.893 8.073 110 779 566 166 48 22 -26 3 466 8 352 -213 17 12.232 8.808 1.672 548 657 370 177 27.942 319 3.245 7.860 127 12.456 8.965 1.703 558 671 378 181 28.027 326 3.537 7.832 129 12.652 9.143 1.736 573 684 330 186 29.799 332 4.604 7.803 131 12.947 9.365 1.771 585 698 338 190 30.522 339 4.701 8.025 133 13.300 9.625 1.822 602 712 345 194 31.038 345 4.802 7.400 134 106 510 8.275 9.105 129 131 735 8.708 6.515 147 -5 17 237 53 5 126 752 8.945 6.568 152 128 767 8.687 6.621 156 131 782 9.191 6.825 159 133 798 9.467 6.926 162 136 814 9.312 8.095 165 39 90 76 76 147 5 152 156 159 162 165 360 78 282 2 2 362 80 282 368 81 287 372 83 289 376 84 292 378 86 292 71.363 76.225 4.862 70.040 70.040 1.964 1.964 72.004 72.004 75.155 75.155 75.650 75.650 76.350 76.350 76.378 76.378 - 76 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 5.2.2 De Begroting 2014 naar opbrengstsoorten Overeenkomstig de comptabele verplichting, worden onderstaand de baten volgens begroting naar opbrengstsoorten weergegeven (x € 1.000). Totaal WBL Rekening Begroot Begroot 2012 2013 mutatie 2014 Omschrijving Meerjarenraming 2015 2016 2017 2018 (bedragen x € 1.000) 81 Financiële baten 8101 Externe rentebaten 8102 Interne rentebaten 8103 Dividenden en bonusuitkeringen 82 Personeelsbaten 8201 Baten ivm salarissen en sociale lasten 8202 Uitlening van personeel 83 Goederen en diensten aan derden 8301 Verkoop van grond 8302 Verkoop van duurzame goederen 8303 Verkoop van overige goederen 8304 Opbrengst uit grond en water 8305 Huuropbrengst uit overige eigendommen 8306 Diensten voor derden 436 23 96 317 8 1 7 1.617 78 2 80 80 80 80 80 3 75 52 77 -75 1 80 80 80 80 80 53 54 55 56 57 52 1.641 1 -243 53 1.398 54 1.380 55 1.395 56 1.419 57 1.430 25 54 495 1.043 37 455 1.149 30 40 -313 30 37 495 836 30 37 505 808 30 37 515 813 30 37 525 827 17 37 535 841 1.654 1.829 29 1.858 1.812 1.842 1.871 1.902 1.654 1.829 29 1.858 1.812 1.842 1.871 1.902 3.715 72.510 76.225 3.600 66.440 70.040 -211 2.175 1.964 3.389 68.615 72.004 3.326 71.829 75.155 3.372 72.278 75.650 3.426 72.924 76.350 3.469 72.909 76.378 84 Bijdragen van derden 8401 Bijdragen van overheden 8402 Bijdragen van overigen 86 Interne verrekeningen 8601 Onttrekkingen aan voorzieningen 8603 Geactiveerde lasten Totaal opbrengsten WBL Bijdrage Waterschappen Totaal Middelen - 77 - © Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2014-2018; Begroting 2014 5.3 Verdeling van de Begroting 2014 naar de bijdrage van de waterschappen De aan het Waterschapsbedrijf Limburg opgedragen taken worden gefinancierd door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei). Vertrekpunt hiervoor vormt de vastgestelde begroting voor het WBL (kostendrager zuiveringsbeheer); zie hiervoor paragraaf 5.1. De door elk afzonderlijk waterschap te betalen bijdrage wordt vervolgens bepaald overeenkomstig de tussen de waterschappen afgesproken verdeelsleutels: het aandeel voor de kostendrager zuiveringsbeheer op basis van het aantal vervuilingeenheden per waterschapsgebied voor ongezuiverde lozingen; Van de aldus bepaalde bijdrage per waterschap wordt door het betreffende all-in waterschap per maand een betaling verricht aan het WBL, ter grootte van de jaarbijdrage gedeeld door 12. e Omdat de prognose van het aantal vervuilingeenheden pas in de 2 helft van het jaar wordt vastgesteld door de waterschappen, kan op dit moment nog geen (definitieve) berekening worden gemaakt van het aandeel per waterschap. Er wordt derhalve op dit moment volstaan met het aangeven van de ontwikkeling van de kosten van het WBL én de bijdrage van de waterschappen op totaalniveau. - 78 - Bijlagen MJR 2014-2018 en Begroting 2014: 1. Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014 2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk 3. Staat van vaste schulden 4. Staat van reserves en voorzieningen 5. Berekening van het rente-omslagpercentage 6. Staat van personeelslasten 7. Kostenverdeelstaat met toelichting 8. Meerjarenraming 2013 – 2017 Bijlagen Begroting 2014 : 1. Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014 Rekenuitgangspunten 2014 Uitgangspunten t.a.v. de Begroting 2014 / de MJR 2014-2018 De algemene ontwikkelingen en uitgangspunten zijn door de drie betrokken organisaties in onderling overleg bepaald en kunnen worden gesplitst in intern en extern bepaalde factoren. 1. De bedrijfsreserve: zie onderstaand overzicht Bedrijfsreserve per 1-1-2012 Nog te bestemmen rekeningresultaat 2012 Afdracht aan waterschappen Totaal + 1.000.000 + 4.861.000 -/- 4.861.000 + 1.000.000 Voor het jaar 2013 is uitgegaan van een geprognosticeerd resultaat van € 0. Voor de jaren 2014 t/m 2018 zie de paragraaf 2.3.7. 2. De afschrijvingsmethodiek: voor nieuwe investeringen worden de navolgende afschrijvingstermijnen gehanteerd. Omschrijving Afschrijvingstermijn Civielbouwkundige werken 25 jaar Electro-mechanische werken 15 jaar Waterstaatkundige werken 30 jaar Gebouwen (bedrijfsgebouwen en woonruimten) 30 jaar Automatisering 5 jaar Inventaris 10 jaar Immateriele activa < 5 jaar Tractiemiddelen < 10 jaar Op grond waarop installaties of gebouwen zijn gesitueerd wordt niet afgeschreven. 3. Inflatie Voor het jaar 2013 wordt een stijging van 2,75% verwacht (Centraal Economisch Plan, dec 2012). Gelet op het economisch herstel (verhogend effect op inflatiecijfer) dat in 2014 naar verwachting zal doorzetten in relatie tot stabiele meerjarenraming, gaan we voor 2014 en verder toch uit van een inflatiepercentage van 2%. Het is niet zo dat de budgetten automatisch worden verhoogd. Sinds 2010 hanteren wij de lijn dat we de jaarlijkse toegekende budgetten bevriezen en dat we de gecalculeerde prijscompensatie ‘parkeren’ op een aparte post. Hiermee krijgen de budgethouders een jaarlijkse taakstelling ter grootte van de werkelijke inflatie van hun budget als te realiseren ombuiging (2013 dus 2,75%). Alleen op basis van aangetoonde nut en noodzaak doen we een beroep op deze post en geven we de ruimte vrij. Daarnaast beoordelen we van jaar tot jaar óf en in hoeverre de geparkeerde ruimte van voorgaande jaren, nog vastgehouden moet worden. Op deze manier houden wij strak de hand aan de groei van de budgetten. 4. Salariskosten Per 1 januari 2012 is een nieuw CAO ingegaan. De CAO loopt 31 december 2013 af. Ten tijde van het voorbereiden van deze voorjaarsnota, is nog niet bekend hoe de ontwerp CAO er uit ziet en tot welke kostenstijging die mogelijk leidt voor ons waterschap in 2014. We houden daarom Begroting 2014, Bijlage 1, blad 1 Rekenuitgangspunten 2014 voorlopig vast aan de gedragslijn die we hebben gevolgd bij het opstellen van de (meerjaren)begroting 2013-2017. Naast de reguliere verhogingen (o.a. vanwege doorgroei in functieschalen), houden we in 2014 rekening met een indexering van de bruto loonkosten van 2%. Ook voor de jaren 2015-2018 gaan we uit van een jaarlijkse stijging van 2%. Dit ‘opslagpercentage’ is niet alleen bedoeld voor de bekostiging van bruto loonstijgingen, maar ook voor secundaire arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld groei Individueel Keuze Budget) die op basis van de CAO worden afgesproken. Hiermee wordt de bestaande lijn gecontinueerd. Net zoals de inflatie, ‘parkeren’ wij de berekende ‘loonstijging’ op een aparte post. Op het moment dat er een definitief CAO akkoord is gesloten zullen we voor de periode waarop de CAO betrekking heeft, het CAO akkoord als uitgangspunt nemen voor de te door te berekenen van de personeellasten in de begroting. 5. Rekenrente Rente langlopende leningen Medio maart bedroeg het tarief voor een lening met een looptijd 25 jaar rentevast met stortingsdatum 1 juni 2014 zo’n 4,0%. Voor 2014 en 2015 nemen we dat percentage als uitgangspunt. Om het meerjarig renterisico te beperken, gaan we voor 2016 en 2017 uit van een percentage van 4,5% en de jaren vanaf 2018 van een percentage van 5%. Het meerjarige ontwikkelingspatroon komt hiermee overeen met het renteontwikkelingspatroon gehanteerd in de meerjarenraming 2013-2017. Rente kortlopende leningen Voor 2014 gaan wij uit van een rentepercentage voor kortlopende geldleningen (< 1 jaar) van 1,5%. Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen tot 2,5%. 6. Onvoorzien In de uitgangspunten met betrekking tot de begroting is opgenomen dat de hoogte van het budget voor onvoorzien – overeenkomstig het voorstel bij de begroting 2013 – bedraagt 0,4% van het begrotingstotaal. 7. Het Meerjaren-Investerings-Plan Het Masterplan voor de zuiveringstechnische werken van het Waterschapsbedrijf Limburg wordt jaarlijks geëvalueerd en daarna vertaald in een jaarlijks geactualiseerd meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Bij deze MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld voor de jaren 2014-2018. Daarbij is het maximale uitgavenniveau per jaar vastgesteld, welk bij deze begroting/meerjarenraming als input geldt voor de berekening (incl. inflatiecorrectie) van de kapitaallasten. Voor de periode 2014-2018 is in totaal een bedrag van € 115,8 mln. (prijspeil 2013, incl. inflatie) aan effectieve investeringen meegenomen. Begroting 2014, Bijlage 1, blad 2 Rekenuitgangspunten 2014 inflatie salaris rente lang rente kort bedragen x € 1 mln. en excl. inflatie: investeringsuitgaven normatieve verlaging extra uitgaven slibvergisting Venlo totaal investeringsuitgaven 2014 2015 2016 2017 2018 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 4,00% 0,75% 4,00% 1,00% 4,50% 1,50% 4,50% 2,00% 5,00% 2,00% 25,1 22,4 22,5 22,5 22,5 25,1 22,4 22,5 22,5 22,5 Begroting 2014, Bijlage 1, blad 3 Totaal 115,0 Bijlagen Begroting 2014 : 2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk Staat van materiële, immateriële, financiële vaste activa en onderhanden werken 2014 SVA nr. omschrijving Financiële vaste activa 0301 Aandelen en deelnemingen 0303 Vaste leningen aan ambtenaren 0304 Vaste leningen aan overheden Cumulatieven per 31-12-2013 AanschafSubsidies Afschrijving waarde / aflossing Nieuwbouw derden / Uitgaven Nieuwbouw derden Subsidies Geactiveerde lasten uitgaven OHW naar SVA 2014 subsid. OHW naar SVA 2014 Inhaalafschrijving 2014 Afschrijving / aflossing 2014 Cumulatieven per 31-12-2014 AanschafSubsidies waarde Afschrijving / aflossing 193.483,18 193.483,18 193.483,18 193.483,18 35.362,56 158.120,62 35.362,56 158.120,62 35.362,56 158.120,62 35.362,56 158.120,62 Immateriële vaste activa 0101 Uitgaven afsluiten geldleningen 0102 Uitgaven onderzoek/ontwikkeling 0103 Subsidies/ bijdragen aan derden 0104 Afkoopsommen aan overheden 0106 Overige immateriële activa 19.237.750,23 5.804.457,01 8.503.958,36 Materiële vaste activa 0201 Gronden 0202 Vervoermiddelen en werktuigen 0203 Overige bedrijfsmiddelen 0204 Kantoren, centrale werkplaatsen 02071 ZTW: Transportsysteem 02072 ZTW: Zuiveringsinstallaties 02073 ZTW: Slibontwateringsinstallaties 02074 ZTW: Drogers 0210 Overige materiële vaste activa 749.403.046,09 8.928.982,08 1.241.071,40 21.956.237,23 21.076.420,50 244.160.781,00 369.104.465,63 42.282.400,62 40.652.687,63 Immateriële vaste activa ( OHW ) A Onderzoek/ontwikkeling B Subsidies / bijdragen aan derden 198.223,93 Materiële vaste activa ( OHW ) C Gronden D Vervoermiddelen en werktuigen E Overige bedrijfsmiddelen F Kantoren, centrale werkplaatsen G Zuiveringstechnische werken Boekwaarde 31-12-2013 2.348.782,00 2.580.552,86 461.827,53 17.602.111,15 5.804.457,01 7.162.603,61 1.173.811,55 480.797,56 449.227,53 892.127,22 339.955,39 2.067.097,67 2.567.952,86 281.684,33 140.842,17 12.600,00 495.200.379,64 -4.235,67 1.106.769,40 13.427.289,90 14.172.472,45 170.059.578,05 237.749.521,71 23.882.815,05 34.806.168,75 201.161.834,80 8.116.841,96 134.302,00 8.528.947,33 6.460.184,58 45.558.503,35 110.890.629,65 17.250.545,67 4.221.880,26 53.040.831,65 816.375,79 443.763,47 28.542.699,60 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62 22.184.910,14 435.000,00 100.000,00 2.584.133,00 18.947.737,00 702.643,00 72.716,87 1.445.688,29 792.355,32 4.785.979,00 11.603.435,82 1.850.756,30 1.633.978,54 198.223,93 198.223,93 25.149.028,80 22.769.513,00 19.237.750,23 5.804.457,01 8.503.958,36 2.348.782,00 2.580.552,86 772.172.559,09 8.928.982,08 1.241.071,40 22.391.237,23 21.176.420,50 246.744.914,00 388.052.202,63 42.985.043,62 40.652.687,63 461.827,53 18.082.908,71 5.804.457,01 7.502.559,00 693.013,99 449.227,53 2.207.939,84 2.567.952,86 140.842,16 12.600,00 517.385.289,78 -4.235,67 1.179.486,27 14.872.978,19 14.964.827,77 174.845.557,05 249.352.957,53 25.733.571,35 36.440.147,29 201.746.437,66 8.116.841,96 61.585,13 7.518.259,04 5.767.829,26 43.356.657,35 118.234.930,83 16.102.432,37 2.587.901,72 53.040.831,65 816.375,79 443.763,47 28.542.699,60 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62 198.223,93 198.223,93 24.400.288,06 25.129.000,00 1.858.580,00 -22.769.513,00 29.367.095,80 126.675,86 444.554,50 90.034,82 24.487.763,62 748.740,74 126.675,86 444.554,50 90.034,82 23.739.022,88 435.000,00 100.000,00 24.594.000,00 1.858.580,00 -435.000,00 -100.000,00 -22.234.513,00 Totaal activa 794.181.532,23 54.251.399,92 512.995.973,97 226.934.158,34 25.129.000,00 1.858.580,00 Totaal SVA Totaal OHW 768.834.279,50 25.347.252,73 53.502.659,18 748.740,74 512.995.973,97 202.335.646,35 24.598.511,99 25.129.000,00 1.858.580,00 22.769.513,00 -22.769.513,00 552.171,83 198.223,93 198.223,93 748.740,74 Boekwaarde 31-12-2014 198.223,93 748.740,74 28.618.355,06 126.675,86 444.554,50 90.034,82 28.705.830,62 748.740,74 126.675,86 444.554,50 90.034,82 27.957.089,88 22.665.707,70 821.169.112,23 54.251.399,92 535.661.681,67 231.256.030,64 22.665.707,70 791.603.792,50 29.565.319,73 53.502.659,18 748.740,74 535.661.681,67 202.439.451,65 28.816.578,99 Begroting 2014, Bijlage 2 Bijlagen Begroting 2014 : 3. Staat van vaste schulden Staat van vaste schulden per 31-12-2014 nr. Oorspronkelijk bedrag van de lening 4. S Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 3,970 10 L 1-apr S 5,830 20 L 5-jun 3.970.576,67 132.460,64 231.484,62 212.561,67 113.537,69 05/06 567.225,27 3.403.351,40 S 5,315 20 L 24-sep 7.623.507,60 109.176,04 405.189,43 391.542,42 95.529,04 01/10 952.938,45 6.670.569,15 S 4,410 15 L 13-dec 1.066.666,56 2.352,00 47.040,00 46.452,00 1.764,00 13/12 266.666,67 799.999,89 20.000.000,00 4,500 20 L 22-dec 10.000.000,00 11.250,00 450.000,00 448.875,00 10.125,00 22/12 1.000.000,00 9.000.000,00 04/01 20.000.000,00 3,980 20 L 1-dec 11.000.000,00 36.483,33 437.800,00 434.483,33 33.166,67 1/12 1.000.000,00 10.000.000,00 05/01 15.000.000,00 3,510 20 L 20-jul 9.000.000,00 141.277,50 315.900,00 304.126,88 129.504,38 20/7 750.000,00 8.250.000,00 06/01 15.000.000,00 4,070 20 L 1-nov 9.750.000,00 66.137,50 396.825,00 391.737,50 61.050,00 1-nov 750.000,00 9.000.000,00 06/02 2.268.901,08 6,800 25 L 1.058.941,48 3.200,36 72.008,02 71.550,92 2.743,26 15-dec 151.244,94 907.696,54 06/03 2.268.901,08 6,970 25 L 1-jan 1.210.186,42 84.349,99 84.349,99 73.808,22 73.808,22 1-jan 151.244,94 1.058.941,48 06/04 1.588.230,00 4,940 25 L 1-jan 847.161,91 41.849,80 41.849,80 36.619,97 36.619,97 1-jan 105.866,87 741.295,04 07/01 15.000.000,00 4,760 20 L 18-dec 10.500.000,00 18.048,33 499.800,00 498.510,83 750.000,00 9.750.000,00 08/01 1.361.340,65 6,080 25 L 20-okt 816.803,94 9.794,39 49.661,68 48.573,41 8.706,12 20-okt 90.756,01 726.047,93 08/02 9.075.604,32 6,750 25 L 1-dec 4.840.428,02 27.227,41 326.728,89 323.325,62 23.824,14 1-dec 605.025,14 4.235.402,88 08/03 2.268.901,08 6,090 25 L 1-dec 1.210.186,42 6.141,70 73.700,36 72.932,78 5.374,13 1-dec 151.244,94 1.058.941,48 08/04 1.500.000,00 5,190 25 L 1-dec 800.000,00 3.460,00 41.520,00 41.087,50 3.027,50 1-dec 100.000,00 700.000,00 08/05 2.500.000,00 4,260 20 L 1-dec 1.499.999,92 5.325,00 63.900,00 63.308,33 4.733,33 1-dec 166.666,68 1.333.333,24 08/06 2.268.901,08 6,980 25 L 15-nov 907.560,40 8.094,43 63.347,72 61.324,11 6.070,82 15-nov 226.890,10 680.670,30 08/07 2.268.901,08 7,250 25 L 15-nov 907.560,40 8.407,54 65.798,13 63.696,24 6.305,65 15-nov 226.890,10 680.670,30 08/08 2.268.901,08 6,950 25 L 15-nov 1.361.431,36 12.090,27 94.619,48 93.276,34 10.747,13 15-nov 151.244,94 1.210.186,42 08/09 2.268.901,08 6,760 20 L 15-nov 1.361.431,36 11.759,74 92.032,76 90.726,34 10.453,32 15-nov 151.244,94 1.210.186,42 08/10 2.268.901,08 6,090 25 L 15-nov 1.361.431,36 10.594,21 82.911,17 81.734,23 9.417,27 15-nov 151.244,94 1.210.186,42 08/11 2.268.901,08 6,140 25 L 15-nov 1.361.431,36 10.681,19 83.591,89 82.405,28 9.494,58 15-nov 151.244,94 1.210.186,42 08/12 2.268.901,08 5,860 25 L 15-nov 1.361.431,36 10.194,10 79.779,88 78.647,39 9.061,61 15-nov 151.244,94 1.210.186,42 1. 99/01 2. 22.689.010,80 00/01 11.344.505,40 01/01 19.058.769,08 02/01 4.000.000,00 03/12 Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 3. a. 11-03-1999 nr.1999LE172 a. 25-5-2000 nr.10020351 a. 13-09-2001 nr. 10021553 a. nr.10022359 O S R P of G Rentepercentage 15-dec Restant bedrag van de lening per 31-12-2013 18. Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen 11. Nog niet verschenen rente per 31-12-2013 15. Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit Ten laste van het boekjaar komende rente 13. 14. Nog niet verschenen rente per 31-12-2014 15. Aflossing Valuta Regulier 16. 01/04 16.759,17 18-dec Vervroegde 17. Restant bedrag van de lening per 31-12-2014 18. Begroting 2014, Bijlage 3 Blad 1 Staat van vaste schulden per 31-12-2014 nr. Oorspronkelijk bedrag van de lening Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 3. O S R P of G Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 4,890 25 L 15-nov Nog niet verschenen rente per Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit Ten laste van het boekjaar komende rente 14. 25.777,20 12.000.000,00 72.390,00 457.200,00 452.675,63 1-dec 1-dec 21-dec 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 1.588.230,70 1.588.230,70 5.000.000,00 1.200.000,00 2.000.000,00 1.800.000,00 4.500.000,00 2.700.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00 7.888,21 7.901,45 4.958,33 56.817,73 101.916,11 77.544,00 215.848,75 138.663,75 121.661,11 218.990,00 87.356,67 131.035,00 120.763,61 120.763,61 94.658,55 94.817,38 178.500,00 56.976,00 102.200,00 77.760,00 216.450,00 139.050,00 122.000,00 219.600,00 87.600,00 131.400,00 121.100,00 121.100,00 93.531,66 93.688,59 178.500,00 49.873,78 89.460,49 69.144,00 192.466,81 123.642,92 109.833,89 197.701,00 78.864,33 118.296,50 109.023,64 109.023,64 6-dec 1-dec 3-dec 1-dec 18.200.000,00 16.200.000,00 21.850.000,00 20.000.000,00 38.422,22 41.580,00 47.074,61 66.666,67 553.280,00 498.960,00 605.245,00 800.000,00 547.791,11 496.650,00 602.767,39 796.666,67 08/14 15.000.000,00 3,900 5 L 24-dec 09/1 09/1 15.000.000,00 15.000.000,00 3,890 3,810 20 L 20 L 4-nov 4-nov 10/1 10/2 10/3 10/4 10/5 10/6 10/7 10/8 10/9 10/10 10/11 10/12 10/13 10/14 overrname wls 2.268.901,00 2.268.901,00 5.000.000,00 1.500.000,00 2.500.000,00 2.000.000,00 5.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00 5,960 5,970 3,570 4,748 5,110 4,320 4,810 5,150 4,880 4,880 4,380 4,380 4,844 4,844 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 L L L L L L L L L L L L L L 10/15 11/1 12/1 13/1 26.000.000,00 18.000.000,00 23.000.000,00 20.000.000,00 3,040 3,080 2,770 4,000 10 20 20 20 L L L L 31-12-2013 18. 544.536,00 Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen 13. 26.627,81 2. 1.361.340,65 354.705.613,70 Restant bedrag van de lening per 31-12-2013 15. 3.402,44 1. 08/13 TOTAAL 4. Rentepercentage 209.987.733,94 11. Nog niet verschenen rente per Aflossing Valuta 31-12-2014 15. 16. 2.551,83 15-nov Regulier Vervroegde Restant bedrag van de lening per 136.134,00 31-12-2014 18. 408.402,00 4-nov 750.000,00 11.250.000,00 6.761,32 1-dec 6.772,67 1-dec 4.958,33 21-dec 49.715,52 2-jan 89.176,60 2-jan 68.928,00 2-jan 191.865,56 2-jan 123.256,67 2-jan 109.495,00 2-jan 197.091,00 2-jan 78.621,00 2-jan 117.931,50 2-jan 108.687,25 2-jan 108.687,25 2-jan 226.890,10 226.890,10 150.000,00 250.000,00 200.000,00 500.000,00 300.000,00 250.000,00 450.000,00 200.000,00 300.000,00 250.000,00 250.000,00 1.361.340,60 1.361.340,60 5.000.000,00 1.050.000,00 1.750.000,00 1.600.000,00 4.000.000,00 2.400.000,00 2.250.000,00 4.050.000,00 1.800.000,00 2.700.000,00 2.250.000,00 2.250.000,00 2.600.000,00 900.000,00 1.150.000,00 1.000.000,00 15.600.000,00 15.300.000,00 20.700.000,00 19.000.000,00 18.858.799,01 191.128.934,93 67.865,63 32.933,33 39.270,00 44.597,00 63.333,33 2.451.999,74 8.804.363,56 8.546.685,56 2.194.321,79 6-dec 1-dec 3-dec 1-dec 17. Begroting 2014, Bijlage 3 Blad 2 Bijlagen Begroting 2014 : 4. Staat van reserves en voorzieningen Staat van reserves en voorzieningen Omschrijving Stand begin (+) (+) (+) ( -/- ) ( -/- ) Stand einde Berekende rente die niet Stand begin (+) (+) (+) ( -/- ) van het jaar Interne Overige Externe Interne Externe van het jaar aan de reserve wordt van het jaar Interne Overige Externe Interne 2013 rente toegevoegd 2014 rente 2013 Bedrag A. 050101 Stand einde 2014 Rek.nr. Berekende rente die niet aan de reserve wordt toegevoegd Bedrag Rek.nr. Bedrijfsreserve Algemene reserve B. ( -/- ) Externe van het jaar 2.700.000 2.700.000 80.000 810202 2.700.000 2.700.000 80.000 80.000 2.700.000 2.700.000 80.000 810202 Bestemmingsreserves: nog te bestemmen exploitatiesaldo Totaal eigen vermogen 4.861.510 4.861.510 7.561.510 4.861.510 2.700.000 78.030 518.802 D. Voorzieningen: 050410 voorziening reorganisatie 050414 voorziening mobiliteit 518.802 050415 frictie-voorziening LAB 389.555 Totaal voorzieningen Totaal eigen vermogen / voorzieningen 78.030 810202 518.802 79.591 79.591 518.802 389.555 389.555 908.357 79.591 79.591 908.357 3.608.357 79.591 79.591 3.608.357 936.396 78.030 78.030 908.357 7.460.180 78.030 4.939.540 3.608.357 80.000 810202 389.555 80.000 Begroting 2014, Bijlage 4 Bijlagen Begroting 2014 : 5. Berekening van het rente-omslagpercentage Berekening rente-omslagpercentage Berekening van het rente-omslagpercentage Boekwaarde 1-1-2014 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Boekwaarde 31-12-2014 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Totaal Gemiddelde boekwaarde : Totaal rentelasten -Externe rentelasten -Interne rentelasten -Afschrijving op boeterente -Diensten van het bankwezen -Geactiveerde bouwrente 2014 202.336 24.599 202.439 28.817 458.191 229.096 8.650 -350 Toe te rekenen rentelasten 8.300 Rente-omslagpercentage : 3,62% Begroting 2014, Bijlage 5 Bijlagen Begroting 2014 : 6. Staat van personeelslasten Staat van personeelslasten Begroting 2014 Bouwen & renoveren IT Operations Onderhoud HRM FP&C Directie Bestuur Bovenformatief Totaal WBL aantal formatieplaatsen 42 4201 420101 420103 420105 420106 420107 420108 420109 420110 420111 4202 420201 420202 4203 420301 420302 4204 420401 420402 420403 420404 420405 420410 420411 420412 420413 420420 420421 420422 420423 420499 4205 420501 420502 420503 420510 4206 420601 420602 Personeelslasten Salaris huidig person./bestuur salarissen huidig personeel overwerkvergoeding regeling pc/fiets diverse toelagen (maandbasis) toelage jubilea/bijz.omst.heid gratificaties personeel levensloopregeling vergoeding woon- werkverkeer verplaatsingskosten Sociale premies sociale premies huidig person. sociale premies huidig bestuur Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur werkgeversaandeel ziektekosten uitkering bij overlijden Overige personeelslasten kosten voorziening vacatures vorming, training en opleiding attenties bij ziekte, jubilea seminars symposia themamiddag kosten ondernemingsraad bijdrage aan personeelsverenig kosten uitvoering kinderopvang bijdrage aan PAUW vergoeding telefoonkosten vergoeding kosten EHBO/BZB exploitatiekosten kantine kosten geneeskundige dienst overige personeelslasten Personeel van derden uitzendkrachten uitz.kracht vervang.langd.ziek Personeel andere Overheid onverdeeld indirect Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders uitkering, pensioen, wachtgeld div.toelagen voormalig person. 1.996.498 1.535.989 1.468.647 3.378 1.451.647 1.150.894 1.081.134 10.200 2.204.923 1.665.784 1.418.086 69.085 3.079.625 2.319.732 2.078.012 74.844 15.852 23.993 131.896 103.616 7.485 5.345 10.965 12.304 40.627 30.222 35.752 50.956 309.254 309.254 227.466 227.466 294.569 294.569 95.140 95.140 71.124 71.124 2.163 2.163 1.694.663 1.368.862 811.338 1.068.888 690.940 1.028.903 7.792 3.412 212.514 125.776 121.958 57.165 12.232.796 8.808.479 8.017.582 168.711 26.008 52.873 5.103 12.068 4.648 1.329 19.857 2.489 176 432.266 432.266 10.097 18.525 143.277 143.277 213.791 213.791 24.460 24.460 26.754 26.754 190.176 18.525 1.671.837 1.671.837 106.829 106.829 155.495 155.495 48.134 48.134 56.748 56.748 4.059 4.059 10.067 10.067 547.596 547.596 2.163 10.703 13.450 3.935 58.219 2.163 2.163 5.290 566.752 21.581 283.671 70.724 2.163 3.935 313.433 52.873 47.179 657.385 21.581 283.671 71.785 21.060 16.565 15.099 13.697 1.061 3.183 16.565 15.099 13.697 8.280 53.952 53.952 166.899 130.078 129.902 507 8.033 8.160 127.038 127.038 158.682 158.682 6.812 142.654 28.833 10.314 5.100 5.100 120.062 120.062 8.280 507 23.005 142.654 28.833 10.648 370.272 370.272 334 25.500 25.500 57.165 57.165 177.227 177.227 Begroting 2014, Bijlage 6 Bijlagen Begroting 2014 : 7. Kostenverdeelstaat met toelichting 19-6-2013 14:10 Kostenverdeelstaat 2014 Bestuursbegroting 2014 Begroting 2014 Begroting 2014 Begroting 2014 Verdeling kapitaal- TOTAAL Begroting Verdeling indirecte Begroting 2014 Kosten Baten excl. kap.lst lasten 2014 kosten DIRECT Toerekening overhead Toerekening kosten Begroting NETTO Begroting BRUTO desintegratie TOTAAL 2014 TOTAAL 2014 1 Planvorming 105.190 105.190 105.190 81.976 187.166 73.757 -3.285 257.638 257.638 11 Eigen plannen 105.190 105.190 105.190 81.976 187.166 73.757 -3.285 257.638 257.638 2 Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken 21 22 23 Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib 4 Beheersing van lozingen 41 42 43 WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen 53.819.403 903.280 52.916.123 52.916.123 7.151.471 60.067.594 7.380.623 48.725 67.496.942 68.400.222 11.351.277 29.408.135 13.059.991 630.520 175.760 97.000 10.720.757 29.232.375 12.962.991 10.720.757 29.190.631 13.004.735 -93.214 4.446.034 2.798.651 10.627.543 33.636.665 15.803.386 1.685.841 3.886.690 1.808.092 41.799 271 6.655 12.355.183 37.523.626 17.618.133 12.985.703 37.699.386 17.715.133 43.427 43.427 45.262 -5.256 83.433 83.433 18.094 18.094 18.860 -2.190 34.764 34.764 25.333 25.333 26.402 -3.066 48.669 48.669 -41.744 41.744 6 Bestuur en externe communicatie 196.653 80.000 116.653 116.653 245.185 361.838 130.059 2.866 494.763 574.763 61 62 Bestuur Externe communicatie 196.653 80.000 116.653 116.653 245.185 361.838 130.059 2.866 494.763 574.763 Dekkingsmiddelen 282.000 68.614.776 -68.332.776 -68.332.776 -68.332.776 -68.332.776 282.000 282.000 -68.614.776 282.000 -68.614.776 282.000 -68.614.776 282.000 68.614.776 282.000 -68.614.776 350.000 1.858.580 -1.508.580 -1.508.580 1.508.580 1.858.580 350.000 1.858.580 -1.508.580 -1.508.580 1.508.580 1.858.580 547.760 547.760 547.760 72.004.396 72.004.396 72.004.396 81 8101 8103 8104 0 onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen Geactiveerde lasten 7101 Geactiveerde lasten bouwprojecten Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten Totaal Waterschapsbedrijf 282.000 Begroting 2014, Bijlage 7 19-6-2013 14:10 Kostenverdeelstaat 2014 Bestuursbegroting 2014 Bruto Kosten Overige Baten Netto Kosten Zuiveringsbeheer 2014 2014 2014 1.575.000 ve 1 Planvorming 257.638 257.638 257.638 11 Eigen plannen 257.638 257.638 257.638 2 Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken 21 22 23 Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib 68.400.222 903.280 67.496.942 67.496.942 12.985.703 37.699.386 17.715.133 630.520 175.760 97.000 12.355.183 37.523.626 17.618.133 12.355.183 37.523.626 17.618.133 83.433 4 Beheersing van lozingen 83.433 83.433 41 42 43 WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen 34.764 34.764 34.764 48.669 48.669 48.669 6 Bestuur en externe communicatie 574.763 80.000 494.763 494.763 61 62 Bestuur Externe communicatie 574.763 80.000 494.763 494.763 Dekkingsmiddelen 282.000 282.000 282.000 282.000 282.000 282.000 68.614.776 68.614.776 81 8101 8103 8104 0 onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen Geactiveerde lasten 7101 Geactiveerde lasten bouwprojecten Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten Totaal Waterschapsbedrijf 1.858.580 1.858.580 1.858.580 1.858.580 547.760 547.760 72.004.396 3.389.620 Watersysteembeheer Begroting 2014, Bijlage 7 TOELICHTING op de KOSTENVERDEELSTAAT van de BEGROTING 2014 1. Algemeen De kostentoerekening gaat overeenkomstig de verslagleggingvoorschriften in op de principes die worden gehanteerd bij de toerekening van de (netto) kosten aan de kostendragers. Zie hiertoe paragraaf 2.3.4. Een kostendrager is in dit verband de reglementaire taak volgens de Waterschapswet. Bij het Waterschapsbedrijf (WBL) worden in het kader van de aan haar opgedragen uitvoeringsactiviteiten, de volgende taken geraakt: zuiveringsbeheer en watersysteembeheer. De kostenverdeelstaat geeft weer op welke wijze uitvoering is gegeven aan de gehanteerde principes. Om de onderlinge vergelijkbaarheid van de kosten/ opbrengsten van de diverse waterschappen mogelijk te maken, onderscheiden de voorschriften landelijk uniforme beleidsvelden en beleidsproducten binnen elke reglementaire taak. Het WBL richt zich naar deze landelijke opzet. De begroting en de jaarrekening worden conform het landelijk uniforme BBP-model opgesteld, waarbij naast beleidsvelden/ beleidsproducten ook uniforme beheerproducten worden onderscheiden. Op organisatieniveau kan ten behoeve van de bewaking van begrotingsbudgetten een extra dimensie worden toegevoegd (werkplanproducten), om kosten/ baten te kunnen indelen naar de (kern)taken van een organisatieonderdeel. Werkplanproducten zijn in feite een onderverdeling van de beheerproducten, waarbij 1 werkplanproduct slechts 1 keer voorkomt op WBL-niveau en elk werkplanproduct een relatie heeft naar slechts één beleids- / beheerproduct (en dus ook slechts naar 1 beleidsveld). 2. Kostenverdeelstaat voor de kosten en de baten De kostenverdeelstaat is ingedeeld naar de relevante beleidsvelden en beleidsproducten. Deze staat start met twee kolommen van kostentotalen resp. batentotalen ontleend aan de eerste vastlegging (naar kostenplaatsen/ werkplanproducten/ kostensoorten) van kosten resp. baten waarbij de kapitaallasten als volgt zijn toegerekend: de afschrijvingskosten zijn toegerekend op basis van de uitsplitsing van de staat van activa naar investeringsobjecten; de rentekosten worden onderscheiden in bouwrente, rente onderhanden werken en overige rentekosten. De bouwrente wordt toegerekend aan het beleidsveld geactiveerde lasten. De rente op onderhanden werken wordt specifiek toegerekend aan deze investeringsprojecten. De overige rentekosten worden toegerekend op basis van de gemiddelde boekwaarde van de investeringsobjecten zoals deze zijn opgenomen in de staat van activa In de derde kolom is het saldo van kosten en baten gepresenteerd. In de opvolgende kolommen vinden achtereenvolgens de onderstaande toerekeningen plaats: Verdeling van de indirecte kosten: De “indirecte kosten” houden verband met de kosten gemaakt voor de inzet van personele capaciteit. Deze kosten kunnen niet rechtstreeks aan één bepaald product worden toegerekend omdat de kostentoedeling afhankelijk is van de tijdsbesteding door het personeel. Begroting 2014, Bijlage 7 blad 1 van de Directie worden deze kosten toegerekend aan het Wpp ‘Algemeen Management’. van de unithoofden worden deze kosten òf toegerekend aan de directe producten van het betreffende unithoofd naar rato van de voor deze producten geplande uren òf doorbelast aan de andere tot de unit behorende kostenplaatsen; van de overige kostenplaatsen worden deze kosten toegerekend aan de directe producten van de betreffende kostenplaats naar rato van de voor deze producten geplande uren. Verdeling van de overhead-kosten (= het totaal van de ondersteunende beheerproducten) De toe te rekenen overhead-kosten bestaan uit het saldo van de kosten en baten zoals die op dit moment van de kostenverdeelstaat zijn verzameld op de ondersteunende beheerproducten. De ondersteunende beheerproducten en de gehanteerde verdeelsleutel, zijn onderstaand weergegeven. Ondersteunend beheerproduct Verdeelsleutel Centrale huisvestingskosten aantal toegewezen netto m² Automatiseringskosten / informatiebeleid de kosten worden verdeeld over de betreffende units naar rato van het aantal werkplekken Centraal management (= leidinggeven door Evenredig aan de betreffende units directie, plv.directeur (P&C)) Geografische informatie (ZVB) beheer van het tekeningenbestand en uitvoeren van tekenwerk: de kosten worden toegerekend aan de specifieke producten van de afnemende kostenplaatsen (bouwzaken, optimalisatie afvalwatersysteem) op basis van het gebruik van het archief. Bemonstering en analysering laboratorium de kosten worden toegerekend aan de afnemende interne units op basis van het contractueel aantal af te nemen laboratoriumpunten. Bedrijfs Interne MilieuZorg (BIMZ) wordt binnen de betreffende unit toegerekend aan de producten van die unit. Catering en interne faciliteiten Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande uren van het kantoorpersoneel (excl. uren ondersteunende beheerproducten) Organisatiebeleid / -beheer, personeelsbeleid / -beheer, interne voorlichting, alge- Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande uren van al het personeel (excl. uren ondersteunende meen bestuurlijke en juridische ondersteu- beheerproducten) ning Meerjarenraming/ begroting/ comptabiliteit, Naar rato van het aandeel van de primaire beheerpro- financiële ondersteuning en managements- ducten in de directe kosten (dus vóór toerekening van rapportages. de indirecte kosten maar incl. de kapitaallasten). Begroting 2014, Bijlage 7 blad 2 Ondersteunend beheerproduct Verdeelsleutel Als gevolg van het vertrek van de unit Vergunningen en Handhaving en het Laboratorium zijn desintegratiekosten ontstaan. Deze desintegratiekosten zijn de kosten van de ondersteunende beheerproducten die voorheen aan de vertrokken units werden toegerekend en nog niet zijn gecompenseerd resp. niet aan andere producten kunnen worden toegerekend. Deze kosten worden aan het eind van de kostenverdeelstaat omgeslagen over de primaire units. Desintegratiekosten huisvesting kantoor aantal toegewezen netto m² Begroting 2014, Bijlage 7 blad 3 Bijlagen Begroting 2014 : 8. Meerjarenraming 2013 - 2017 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + begroting 2013 Totaal WBL Omschrijving Rekening Begroot 2011 2012 (*) mutatie Begroot 2013 Meerjarenraming 2014 2015 2016 2017 (bedragen x € 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN 9.177 23.961 33.138 7.375 1.703 563 536 95 10.272 349 2.829 9.140 140 130 687 8.764 7.283 29.322 0 88 88 176 0 176 72.996 9.468 21.602 31.070 8.302 1.835 600 421 176 11.334 352 2.581 8.922 217 123 670 8.399 8.355 29.619 0 144 144 77 293 370 72.537 -633 167 -466 -61 172 35 -25 -2 119 -41 312 -849 -107 8 65 309 -1.840 -2.143 0 3 3 1 -11 -10 -2.497 8.835 21.769 30.604 8.241 2.007 635 396 174 11.453 311 2.893 8.073 110 131 735 8.708 6.515 27.476 0 147 147 78 282 360 70.040 9.318 21.475 30.793 8.639 2.102 648 404 178 11.971 317 2.951 7.913 111 135 752 8.847 6.470 27.496 0 152 152 80 284 364 70.776 10.585 24.246 34.831 8.884 2.164 661 412 182 12.303 323 3.402 8.020 113 139 766 9.272 6.521 28.556 0 156 156 81 307 388 76.234 10.871 25.030 35.901 9.144 2.229 673 420 186 12.652 331 3.753 8.151 115 141 782 9.463 6.637 29.373 0 159 159 83 316 399 78.484 11.050 25.183 36.233 9.454 2.296 688 429 190 13.057 337 3.827 8.382 117 143 798 9.648 6.754 30.006 0 162 162 84 321 405 79.863 BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Opbrengst vervolgingskosten Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening 464 47 1.519 11 0 1.467 542 0 67 25 1.446 0 0 1.450 350 0 11 27 195 0 0 29 0 0 78 52 1.641 0 0 1.479 350 0 -62 53 1.689 0 0 1.509 350 0 -134 54 1.718 0 0 1.539 350 0 -138 55 1.748 0 0 1.570 350 0 -142 56 1.778 0 0 1.601 350 0 TOTAAL BATEN 4.050 3.338 262 3.600 3.539 3.527 3.585 3.643 NETTO KOSTEN - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten 68.946 32.393 36.553 69.199 30.720 38.479 -2.759 -466 -2.293 66.440 30.254 36.186 67.237 30.443 36.794 72.707 34.481 38.226 74.899 35.551 39.348 76.220 35.883 40.337 BIJDRAGE WATERSCHAPPEN 72.510 72.510 -6.070 66.440 67.237 72.707 74.899 76.220 3.564 3.311 -3.311 0 0 0 0 0 150,60 150,31 0,00 150,31 150,31 150,31 150,31 150,31 RESULTAAT PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) (*) Dit betreft de gewijzigde (actuele) begroting 2012 Begroting 2014, Bijlage 8 W A T E R S C H A P S B E D R I J F L I M B U R WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus 1315 ISO 9001 6040 KH Roermond i s o 14001 KvK-nr. 504.534.83 OHSAS 18001 Bank: 63.67.60.464 G r Waterschap Roer en Overmaas het Algemeen Bestuur Postbus 185 6130 AD SITTARD www.wbl.nl [email protected] 1 8 DEC. 2013 ļ MUI ; ļ ļ ^ .AJg*d**n ď . d . UW KENMERK BEHANDELD DOOR UW BRIEF VAN TELEFOONNUMMER ONS KENMERK BIJLAGE(N) ONDERWERP Tel: 088-8420000 Fax: 0475-311605 porten/2013.12482 geen Managementrapportage (MARAP) t/m september 2013 E-MAIL DATUM ŕ W.A.S. Pörteners +31 655742253 [email protected] 16 december 2013 Geacht Bestuur, 1. Inleiding Op 11 december 2013 is de Managementrapportage (MARAP) t/m september 2013 (3 kwartaal) besproken en vastgesteld in het Algemeen Bestuur van het WBL. Hierbij sturen wij u ter informatie een e korte samenvatting van de belangrijkste punten van deze MARAP. Indien u geïnteresseerd bent in de gehele MARAP dan is deze toegankelijk ons/bestuur/vergaderagenda' -* vergaderdata). 2. via de internetsite: www.wbl.nl (zie 'Over ExploitatieoverschotZ-tekort t/m 3 kwartaal 2013 e Tijdens het jaar worden de begrootte netto kosten vergeleken met de gerealiseerde netto kosten. Daarnaast wordt de geplande bijdrage van de Waterschappen vergeleken met de gerealiseerde bijdrage (doorgaans zijn planning en realisatie van de waterschapsbijdrage aan elkaar gelijk). W a t e r s c h a p s b e d r i j f Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas lllll De gerealiseerde netto kosten t/m september 2013 zijn C 0,25 min lager dan gepland (begroot); zie ook onderstaande tabel. Tot e n m e t k w a r t a a l 3 Netto k o s t e n p e r unit Bedragen Totaal jaar Realisatie Realisatie Begroting Verschil Realisatie 2013 2013 2012 1.000 2012 2013 Primitief Actueel Begr.2013 Begr.2013 315 392 423 -31 600 656 550 2.185 2.269 2.202 67 2.879 2.874 2.899 Operations 14.008 14.209 13.749 460 19.369 18.722 18.404 Onderhoud 6.304 6.559 7.140 -581 9.209 9.360 9.360 Human Resource Management 1.548 1.543 1.635 -92 2.652 2.481 2.724 Financiën Planning Concerncontrol 829 1.133 1.191 -58 1.212 1.573 1.264 Directie 328 291 350 -59 484 512 746 Bestuur 22 52 57 -5 119 74 65 Bovenformatief 97 78 125 -47 120 177 177 Kapitaallasten 18.698 18.760 18.664 96 31.004 30.011 30.251 T o t a a l netto k o s t e n 44.334 45.286 45.536 -250 67.648 66.440 66.440 Bijdrage W s - e n 54.382 49.830 49.830 0 72.510 66.440 66.440 Exploitatie s a l d o 10.049 4.544 4.294 250 4.862 0 0 Bouwen en Renoveren IT, P r o d u k t - P r o c e s o n t w i k k e l i n g De lagere netto kosten dan gepland worden verklaard uít: » hogere netto kosten unit operations ad C 0,46 min. Deze worden voornamelijk veroorzaakt door de hogere kosten voor de TDH Venlo. Doordat de thermische drukhydrolyse nog niet presteerde conform verwachting, is sprake van hogere kosten voor verbruik van chemicaliën en een lagere productie van elektriciteit dan gepland. Met de leverancier is afgesproken dat de meerkosten van de TDH Venlo ten opzichte van begroot voor TDH Venlo (op basis van de businesscase) door de leverancier zullen worden gecompenseerd. Gecorrigeerd voor de bedrijfsvoering van de TDH Venlo blijft de unit operations naar verwachting binnen het vastgestelde jaarbudget voor de unit; « lagere netto kosten unit onderhoud ad ê 0,58 min doordat de kosten voor onderhoud slibontwateringen lager zijn uitgevallen dan gepland en doordat de ontvangst van facturen voor civiel-bouwkundig onderhoud gebouwen en terreinen achterloopt ten opzichte van de planning (beton- en asfaltreparaties). De onderschrijding bij onderhoud slibontwateringen is het gevolg van een gewijzigde slibstrategie. Vanuit de slibstrategie is namelijk besloten de slibontwateringsinstallaties van Gennep, Weert en Wijlre uit bedrijf te nemen; » hogere netto kosten voor kapitaallasten ad C 0,1 min doordat er minder bouwrente is geactiveerd dan gepland. Dit wordt verklaard uit het lagere volume aan onderhanden werken in de investeringssfeer dan gepland; » de netto kosten van de overige units zijn in totaal 6 0,25 min lager dan begroot, grotendeels te verklaren uit het achterlopen van de facturering door derden ten opzichte van de geplande uitgaven. 3. Begrotingswijzigingen Marap t/m 3 kwartaal 2013 e Bij de Marap t/m september 2013 wordt voorgesteld om de onttrekking ad C 42.400,- aan een opgeheven voorziening, als budgettaire ruimte toe te voegen aan de post onvoorzien (zie onderstaande tabel). Be stuursB e g r o t i n g 2013 B e g r o t i n g 2013 B e g r o t i n g s Begroting na wijziging 2013 2e k w a r t a a l wijziging Begroting 2013 3e k w a r t a a l n a w i j z i g i n g N e t t o - k o s t e n p e r unit: Bouwen en Renoveren 549.587 655.886 655.886 2.899.063 2.874.063 2.874.063 Operations 18.401.929 18.722.350 Onderhoud 9.359.889 9.359.889 9.359.889 Human Resource Management 2.724.197 2.480.617 2.480.617 Financiën Planning Concemcontrol 1.263.646 1.572.801 745.808 511.876 IT, P r o d u k t - P r o c e s o n t w i k k e l i n g Directie Bestuur -42.400 18.679.950 1.572.801 42.400 554.276 64.845 74.545 74.545 177.214 177.214 177.214 Kapitaallasten 30.253.724 30.010.661 30.010.661 T O T A A L netto-kosten 66.439.902 66.439.902 Bovenformatief 0 66.439.902 Voor zover van toepassing zijn daarnaast bij de Marap t/m september 2013 budgettair neutraal per unit binnen het unitbudget begrotingswijzigingen doorgevoerd. 4. Investeringsuitgaven t/m 3 kwartaal 2013 e Voor het jaar 2013 is een uitgavenbudget vastgesteld van C 31,64 min. Op grond van genomen ABbesluiten is dit uitgavenbudget per saldo verlaagd met ê 17,32 min tot ĉ 14,32 min. Bij deze Marap wordt geen wijziging van het uitgavenvolume voorgesteld. De gerealiseerde investeringsuitgaven t/m het 3e kwartaal van 2013 bedragen C 9,49 min en zijn daarmee C 1,84 min lager dan het geplande niveau van C 11,33 min t/m september. Voor het effect van de wijzigingen in de investeringsuitgaven in 2013 op de kapitaallasten 2013 zie de onderstaande toelichting. 5. Kapitaallasten De kapitaallasten 2013 worden naar verwachting C 355.000,- hoger dan geraamd, bestaande uit: hogere afschrijvingen ad C 296.000,- worden veroorzaakt door: i. projecten die eerder gereed zijn gekomen resp. eerder in gebruik zijn genomen (circa C 295.000). De belangrijkste zijn: vrijvervalriool MAA-rwzi Limmel, slibbuffer rwzi Susteren, renovatie 4e etage laagbouw, vervanging Front 8c Back-office, aanpassen gemalen met breektank; ii. project ontmantelen (slopen) droger Venlo heeft meer gekost dan gepland (C 110.000). Deze kosten dienen in 2013 volledig te worden afgeschreven; « -4- iii. daarnaast zijn een aantal kleinere projecten later gereed, hebben lagere uitgaven of zijn niet ten uitvoer gekomen (-/- C 109.000); lagere rentekosten ad C 100.000,- bestaande uit bestaat uit een voordeel op rekening-courant geschat op C 30.000 door lagere investeringsuitgaven en een verwacht rentevoordeel op een nog af te sluiten langlopende geldlening. Door lagere investeringsuitgaven in 2013 zal eind 2013 een langlopende lening voor een lager bedrag afgesloten worden. Gelet op de huidige rentetarieven wordt het rentevoordeel hiervan voor 2013 geschat op C 70.000; lagere opbrengsten ad C 160.000 doordat minder bouwrente wordt toegerekend aan onderhanden projecten. Er zijn in 2013 minder grote projecten in uitvoering waardoor de te activeren bouwrente lager is dan begroot. Overeenkomstig de nota financieel beleid is voor bepaling van de afschrijving het moment waarop het actief/project in gebruik is genomen van belang. Is dit in de 1e helft van het jaar dan wordt in 2013 met de afschrijving gestart. Is dit in de 2e helft van 2013 dan start de afschrijving in 2014. Het effect van de bijgestelde lagere investeringen in 2013 heeft met name gevolgen voor de jaren na 2013. De projecten die tot hogere afschrijvingskosten leiden in 2013 zijn al voor 2013 gestart en zijn in de 1e helft van 2013 in gebruik genomen. De verlaging van de investeringsuitgaven betreffen met name het niet of later doorgaan van de projecten clustering Simpelveld-Wijlre en transportleiding Simpelveld-Wijlre ad C 8,5 min., aanpassingen rwzi Roermond ad C 4,5 min., herziening/vervanging rekenkamer, front S backoffice ad C 1,6 min., vervangen pompen 2013 ad C 1,2 min. Deze verlaging van de investeringsuitgaven heeft dan ook geen effect op de afschrijvingskosten voor 2013 omdat de afschrijvingskosten voor deze projecten pas zijn begroot voor de jaren na 2013. 6. Operations Dat bij de Marap t/m september de prestaties t/m augustus worden weergegeven wordt verklaard uit de omstandigheid dat de resultaten van de laboratoriumanalyses t/m september pas na de Marap t/m september beschikbaar komen. Prestaties: Zuiveren afvalwater Bedrijfsvoering waterlijn en sliblijn p l a n t/m r e a l i s a t i e t/m augustus 2013 a u g u s t u s 2013 CZV-verwijdering 92,2 92,3 P-verwijdering 76,0 76,3 N-verwijdering 77,9 78,5 Drogestofgehalte ontwaterd slib 26,4 25,4 Prestaties: Verwerken en afzetten van zuiveringsslib Bedrijfsvoering Totaal rendement droger 1) totaal rendement 1) p l a n t/m r e a l i s a t i e t/m augustus 2013 a u g u s t u s 2013 57,7 56,5 : technisch rendement x proces rendement/100 Rechtmatigheid: » Tijdens de extreem warme periode in juli zijn er problemen ontstaan met de beluchting van de areatietanks van de rwzi Susteren. Dit heeft geleidt tot een tijdelijk verhoogde fosfaat-concentratie in het effluent. » Eind september heeft er een gemeentelijke overstort aan de Groot Bollerweg te Venlo plaatsgevonden. De overstort werd veroorzaakt door een gesloten afsluiter in het ontvangst-werk van de rwzi Venlo. Hierdoor kon niet voldoende afvalwater worden ingenomen. Na constatering van deze situatie zijn direct passende maatregelen genomen die voorkomen dat deze afsluiters niet meer onbewust kunnen worden gesloten. Naleving wet- en regelgeving: » De wet- en regelgeving ondergaat momenteel een aantal wijzigingen in het kader van onder andere het Activiteiten Besluit. Deze wijzigingen vereisen mogelijk ook wijzigingen in het vergunningenbeheer. Om de impact van deze wijzigingen in relatie tot het beheer van de aan het WBL verleende vergunningen te toetsen heeft er een nulmeting van het WBL vergunningenbeheer plaatsgevonden. Hierbij zijn een aantal aandachtpunten geconstateerd. Om de aandachtpunten gestructureerd op te pakken is een plan van aanpak opgesteld. Door de uitvoering van dit plan wil het WBL ook in de toekomst op effectieve en efficiënte wijze aan de wet- en regelgeving blijven voldoen. De afgelopen maanden is een financieel model ontwikkeld waarin de financiële resultaten en prognoses worden gebaseerd op OPEX (operating expenditures) sheets per locatie. Input voor dit model wordt verkregen van de systemen Coda (financiën) en Prins (prestatieregistratie). Door de betrokken units wordt continu gewerkt aan het verbeteren van de betrouwbaarheid van de gegevens. 7. Onderhoud In 2012 is gestart met het bundelen van Correctief onderhoud (planmatig onderhoud waarbij een geconstateerd gebrek wordt verholpen), als vervolg op het in 2011 ingezette beleid van bundelen van alle activiteiten waardoor deze beter planbaar worden gemaakt. Deze maatregel leidt tot efficiënter werken hetgeen zich vertaalt naar lage kosten voor inhuur van monteurs. Onderstaand is de kwantitatieve status van de uit te voeren werkzaamheden weergegeven: » Realisatie preventief onderhoud is conform planning; « Realisatie correctief onderhoud loopt iets achter op planning. Hiervoor worden in de tweede helft van jaar corrigerende maatregelen getroffen, onder andere door inzet van uren van toezichthouders van de unit B&R; « Het storingsonderhoud geeft over de periode tot en met augustus een dalende trend aan t.o.v. dezelfde periode in het afgelopen jaar. In deze grafiek is het aantal storingen in 2013 (paars) en in 2012 (blauw) weergegeven. Storingen O n d e r h o u d W B L 5 I Realisatie 2012 [Aantallen] 1 100 8 10 11 Storing Onderhoud Extern (gemalen gemeenten, IBAen WPM) (kwantitatief): In de grafiek is het aantal storingen in 2013 (paars) en in 2012 (blauw) weergegeven. Storingen O n d e r h o u d klanten 75 Realisatie 2013 [Aantallen] Realisatie 2012 [Aantalen] 15 1 ^ 1 _ l Het grotere aantal storingen 1 (SCC/o 5 6 7 8 9 10 11 11 van het totaal) vanaf de maand mei 2013 wordt veroorzaakt door de gemalen van de gemeente Valkenburg, waarvan per mei het beheer en onderhoud door de gemeente Valkenburg is opgedragen aan het WBL. 8. HRM, bestuurs- en juridische ondersteuning, facilitaire zaken Het WBL streeft ernaar dat iedereen tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vitaal, gezond en met plezier aan het werk is. Om dit te kunnen realiseren wordt een actief personeelsbeleid gehanteerd, waarin het bevorderen van gezondheid en welzijn van medewerkers centraal staat. Mede gelet op de vergrijzing van onze organisatie is duurzame inzetbaarheid van mensen een belangrijk speerpunt in onze organisatie. In de maanden mei en juni is daarom een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) uitgevoerd binnen onze organisatie, waaraan 91 "/o van de mensen (in totaai 125 personen) heeft deelgenomen. Alle medewerkers die hebben deelgenomen aan dit onderzoek hebben een individueel advies gekregen naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek. Naar aanleiding van het onderzoek is een uitgebreid rapport met bevindingen opgesteld. Het rapport geeft een gedegen inzicht in de gezondheid en vitaliteit van de mensen in onze organisatie en/of mogelijke risico's ten aanzien van het (langdurig) uitvallen van medewerkers. Uit het onderzoek naar het werkvermogen (- de mate waarin medewerkers aan de fysieke en mentale eisen van het werk kunnen voldoen) blijkt dat: - 21 fũ a van de medewerkers beschikt over een uitstekend werkvermogen; 0 - 60 Zo van de medewerkers beschikt over een goed werkvermogen; - 12 /" heeft een matig werkvermogen en slechts 1Zo heeft een slecht werkvermogen. 0 0 De gemiddelde score van het werkvermogen van het WBL ligt binnen de bandbreedte van 37-43 punten, hetgeen inhoudt dat het WBL gemiddeld gezien beschikt over een goed werkvermogen, mede gelet op de gemiddelde leeftijd van 48,15 jaar in onze organisatie. Het huidige WBL ziekteverzuimpercentage van 3,03 Zo (t/m september 2013) bevestigt dit ook. Inmiddels is, in samenspraak met de VGW-commissie, 0 een plan van aanpak opgesteld om de aangedragen aanbevelingen verder uit te werken. Om de duurzame inzetbaarheid van mensen goed te kunnen blijven monitoren wordt 1x per 2 jaar een uitgebreid preventief medisch onderzoek uitgevoerd en 1x per jaar een on line vragenlijst uitgezet. 9. Financiën, Planning, Concemcontrol Met de invoering van het Handboek Inkoop en Aanbesteding is afgesproken dat verantwoording met betrekking tot nieuwe opdrachten omtrent de toegepaste wijze van inkoop- en aanbesteding steeds per kwartaal plaats vindt. M et betrekking tot inkoop en aanbesteding is relevant dat t/m september in totaal 150 nieuwe opdrachten zijn verstrekt resp. nieuwe contracten zijn afgesloten, met een opdrachtwaarde van C 14,1 min. Van dit volume is C 10,3 min terug te voeren op 5 opdrachten op basis van nationale I Europese aanbestedingen. Met betrekking tot de meervoudige onderhandse aanbesteding blijkt dat bij 10 van de 17 opdrachten gebruik is gemaakt van de hardheidsclausule (afzien op grond van moverende redenen van opvragen van meerdere offertes). Uit de hieromtrent afgelegde verantwoording blijkt dat in al deze gevallen sprake is geweest van rechtmatige aanbesteding. Namens het Algemeen Bestuur, Hoogachtend, de directeur, de voorzitter, ing. E.M . Pelzer M M O mr. A.M.G. Gresel Bezoekadres UNIH VAN WATĽRSCHAPPĽN K o n i n g s k a d e 40 2596 A A D e n H a a g Postadres Postbus 93218 2509 A E D e n H a a g 1 iiiii 2 DEC. Telefoon 2013, 070 351 97 5' Fax 1 ^ 070 354 46 42 1 De leden-waterschappen t.a.v. hoofden Financiën j s k L Leen o f^ -: 13 Aí a datum ons kenmerk contactpersoon 10 december 2013 - mr.P.M. Landstra bijlage(n) uw kenmerk e-mail 1 - [email protected] betreft doorkiesnummer begroting 2014 Unie van Waterschappen 070-351 97 57 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de op 4 oktober 2014 vastgestelde begroting van de Unie van Waterschap pen. Begin januari ontvangt u de factuur inzake uw jaarlijkse bijdrage. Landstra U N I Ľ VAN WATĽRSCHAPPĽN Begroting 2014 Kader Programma's M e e r j a r e n b e g r o t i n g o p hoofdlijnen B e g r o t i n g baten en lasten Toelichting begroting baten en lasten Contributiebijdrage W a t e r s c h a p p e n 2 0 1 4 KADER De Unie van Waterschappen is de vereniging van alle waterschappen in Nederland en de werkgeversorganisatie van ongeveer 11.000 waterschapsmedewerkers bij 24 waterschappen in Nederland. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer van waterkeringen, het regionale waterbeheer en het zuiveren van afvalwater. Het bureau van de Unie van Water schappen ondersteunt de vereniging op het gebied van beleidsontwikkeling, belangenbeharti ging en lobby bij de Europese Unie, het parlement, de ministeries, en de bestuurlijke besluit vorming (binnen de vereniging, met het Rijk, IPO en de VNG, het Parlement, de Europese in stellingen en andere belangenorganisaties). Daartoe is een uitgebreid netwerk opgebouwd. De ze taken worden voor en met de waterschappen voorbereid en uitgevoerd, waarbij bestuurders en medewerkers van waterschappen betrokken worden bij Uniewerkzaamheden; tevens wordt bij het implementeren van vastgestelde of nieuwe regelgeving (meer) gebruik gemaakt van de expertise van medewerkers van waterschappen. Visie en doelstelling De Unie van Waterschappen wil leidend zijn in de strategische discussie over regionaal water beheer, in zowel de nationale als internationale context, met als doel: 'Duurzaam waterbeheer'. De Unie streeft ernaar de meest inspirerende gesprekspartner over regionaal waterbeheer te zijn en dus aanwezig te zijn op plekken waar (belangrijke) besluiten worden genomen. De ambi tie is te excelleren in strategisch netwerken, adequaat in te spelen op veranderingen, initiatie ven te nemen en communicatief te zijn: te inspireren en te verbinden, kennis van zaken te heb ben, inhoudelijk generalist en volwaardige gesprekspartner te zijn en het kennen van de 'ins' en 'outs' van de 'Haagse' en 'Brusselse' bureaucratie. Een vereniging die er ook voor zorgt dat haar leden als regionale waterbeheerders optimaal kunnen (samen)werken aan waterveiligheid, vol doende en schoon water. Kortom, een (h)erkend belangenbehartiger die: " de waterschappen in Den Haag en Brussel (via Bureau Brussel) door middel van een krachtige lobby vertegenwoordigt en zichtbaar laat zijn als een krachtige, doeltreffende, doelmatige, transparante en dienstverlenende overheid; « als volwaardige partner meepraat en meebeslist over alle zaken die raken aan 'het zijn' van een professionele, moderne overheid; * beschikt over goede contacten/netwerken bij verschillende ministeries zoals Financiën, EZI, l&M, BZK, SZW, andere koepelorganisaties, verenigingen, maatschappelijke organisa ties en het parlement; " zo mogelijk gezamenlijk optrekt met andere koepels zoals VNG en IPO; met als doel de samenwerking tussen waterschappen, gemeenten en provincies in de regio te bevorderen; de ervaringen van de waterschappen optimaal inzet als belangenbehartiger; hiertoe zijn er goede contacten binnen de waterschappen; " brede kennisuitwisseling en samenwerking tussen de waterschappen onderling, maar ook tussen de waterschappen en andere partijen, stimuleert en faciliteert; daarbij worden de nodige verbanden gelegd en belemmeringen weggenomen; er voor zorgt dat waterschappen met één mond naar buiten treden en doen wat ze beloven. Hiermee anticipeert de Unie op veranderende wensen van waterschappen, veranderende maatschappelijke vraagstukken en toenemende internationalisering. De beoogde proactieve inzet van het Unie wordt bereikt met een programmaorganisatie die op samenwerking is gericht. Deze begroting vormt het raamwerk voor de werkzaamheden van de Unie van Waterschappen in 2014. De begroting is met name gebaseerd op het Bestuursprogramma het Bestuursakkoord Water en er is, voor zover nodig, rekening gehouden met het Regeerakkoord. 5 Bestuursprogramma Het bestuur van de Unie van Waterschappen heeft in het Bestuursprogramma 2010- 2013, ge naamd Scherp aan de wind, het beleid op hoofdlijnen vastgelegd. Zij streeft hierin naar een daadkrachtige, zichtbare, eensgezinde en betrouwbare Unie van Waterschappen. Het Be stuursprogramma focust op een viertal thema's, te weten: 1. Wateropgaven (kernwoorden: waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit). 2. De kracht van de waterschappen (kernwoorden: slagvaardig, doelmatig, zichtbaar). 3. Innovatieve oplossingen (kernwoorden: innovatieve overheid, internationale samenwerking). 4. De kracht van de Unie (kernwoorden: visievorming, aangaan nieuwe coalities, aantrekkelijk werkgeverschap). Deze thema's zijn in het Bestuursprogramma verder uitgewerkt, met onderwerpen als watervei ligheid, -kwaliteit en -kwantiteit, doelmatig waterbeheer, waterschapsverkiezingen, internationa le samenwerking en aantrekkelijk werkgeverschap. Zichtbaarheid, verbinding met de water schappen en het aangaan van (nieuwe) coalities zijn daarbij steeds terugkomende elementen. In 2013/2014 zal het Bestuursprogramma worden geactualiseerd. Bestuursakkoord Water Op 23 mei 2011 is het Bestuursakkoord Water getekend door Rijk, VNG, IPO, VEWIN en Unie. Waterschappen, gemeenten, provincies, drinkwaterbedrijven en het Rijk hebben concrete af spraken gemaakt over het waterbeleid in Nederland. Het belangrijkste doel van het Bestuursak koord Water is met minder kosten en minder bestuurlijke drukte Nederland de komende jaren droog en veilig te houden. Dit is een belangrijke stap vooruit, gezien de uitdagingen waarvoor de watersector staat. In het akkoord hebben de waterschappen meer taken en verantwoorde lijkheden gekregen. De uitdagingen om Nederland nu en in de toekomst droog te houden, en voldoende schoon water beschikbaar te hebben, zijn groot. Door de klimaatverandering neemt de wateroverlast toe. Verdroging is een steeds groter probleem voor de landbouw en de natuur. Het Bestuursakkoord Water anticipeert op deze veranderingen en de benodigde investeringen, door de komende jaren, onder andere, in te zetten op een doelmatigheidswinst die oploopt tot 750 miljoen euro per jaar in 2020. Naast structurele besparingen voorziet het Bestuursakkoord Water een stevige reductie van 'bestuurlijke drukte'. Uitgangspunt hierbij is 'je gaat erover of niet'. Op het gebied van de waterveiligheid krijgen de waterschappen meer verantwoordelijk heid. De waterschappen nemen de helft van de financiering en uitvoering van het Hoogwater beschermingsprogramma voor hun rekening. Organisatie De Unie wordt aangestuurd door een managementteam onder leiding van de Algemeen Direc teur. Er wordt gewerkt binnen vier programma's die de doelstellingen van de Unie op een sa menhangende wijze clusteren: Vereniging 8. Communicatie, Waterbeleid, Moderne Overheid en Innovatie&lntemationaal. Hiernaast kent de Unie een Stafbureau Bedrijfsvoering met als apart onderdeel team Bestuurlijk Juridische Zaken. De Programma's worden hieronder kort beschreven, verderop in deze begroting volgt een uit gebreidere beschrijving. Programma Vereniging Å Communicatie: sturing van beleids- en besluitvormingsprocessen. Kenmerkende producten en diensten in dit programma: » Lobby/public affairs, communicatie, communicatiebewustzijn, mediabeleid en educatie. » Stroomlijning van informatievoorziening via SharePoint, digitale nieuwsbrieven (maan delijkse publieke nieuwsbrief en wekelijkse nieuwsbrief aan voorzitters en SD-en), web sites www.waterschappen.nl en www.uvw.nl, Twitter, de knipseldienst en bijeenkom sten. 6 » Visievorming over de vereniging, strategieontwikkeling, standpuntbepaling en besluit vorming over de vereniging (relatie met uitwerking resultaten commissie Organisatie en Werking Unie van Waterschappen (Commissie Doornbos). In 2014 wordt voor dit programma een uitgave begroot van C 773.000,tieprijs en geen sponsoring Watermuseum meer; 260.000 euro; communicatie verkiezingen (extra to.v. 2013 de innova 2013: 193.000 Kosten 'Het W a t e r s c h a p ' euro) 162.000 Educatie 25.000 Digitale Media 115.000 Sponsoring ' G e m a l e n Stichting' 8.000 Landelijke Waterschapsverkiezingen 193.000 Waterschapsdag.diner en bestuurdersdagen 107.500 Innovatieprijs 50.000 L o b b y en C o m m u n i c a t i e 112.500 B e s c h i k b a r e f o r m a t i e is 6 . 4 Programma Waterbeleid: de beïnvloeding van het nationale beleid à besluitvormingsproces. Kenmerkende producten en diensten in dit programma zijn: » Richting geven, sturen en bijdragen aan het Hoogwaterbeschermingsbeleid. » Volgen van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterkwantiteit (WB21) en het NBW. « Richting geven aan het volgende KRW-proces en agrarische emissies verder terugdrin gen. » Zorgen dat waterschappen goede instrumenten bezitten om hun taken uit te voeren (fiscale beleid herijken en waterschappen profileren in Waterwetgevingsprocessen en onderliggende AMvB's). In 2014 wordt voor dit programma een uitgave begroot van C 230.000,Waterkwantiteit 60.000 Hoogwaterbescherming 110.000 Waterkwaliteit 60.000 B e s c h i k b a r e f o r m a t i e is 7.7 Programma Moderne Overheid: waterschappen positioneren als volwaardige medeoverheid die goed toegerust is op zijn taak. Het programma vertegenwoordigt de waterschappen in Den Haag en Brussel door middel van een krachtige lobby en maakt hen zichtbaar als een krachti ge, doeltreffende, doelmatige, transparante en dienstverlenende overheid. De prioriteiten voor 2014 zijn: » Inzet op behoud van financiële ruimte voor de waterschappen om blijvend te kunnen in vesteren in waterveiligheid, bestrijding wateroverlast, zoetwatervoorziening, verbetering van de waterkwaliteit en zuivering van afvalwater. « Verankering van informatieveiligheid door de waterschappen met als beoogd einddoel een verplichtende vorm van zelfregulering. « Vergroten van de doelmatigheid, onder andere door de samenwerking tussen water schappen onderling, en waterschappen en derden, te versterken. Een van de thema's waarop wordt ingezet is de samenwerking op het terrein van Inkoop en Aanbesteden. » Professionaliseren van de bedrijfsvergelijkingen, monitoring en informatievoorziening. 7 » Aantrekkelijk werkgeverschap. In 2014 wordt voor dit programma een uitgave begroot van C 705.000,Waarderingskamer wordt gecompenseerd schoven naar programma Financiële via Algemene (waarvan e 100.000 voor Reserve; t.o.v. 2013 is 6 200.000,- voor Afvalwaterketen ver l&l)) 25.000 onderwerpen, dienstverlening, e-overheid e.d. 225.000 Bedrijfsvergelijkingen Inkoop en aanbestedingen 90.000 Crisisbeheersing 40.000 Aantrekkelijk Werkgeverschap 75.000 Informatieveiligheid 150.000 Compensatie kosten W a a r d e r i n g s k a m e r 100.000 B e s c h i k b a r e f o r m a t i e is 8.4 Programma Innovatie en Internationaal: het profileren van innovatie en bestuurlijke vernieuwing. Kenmerkende thema's in dit programma zijn: » Kennis en Innovatie. » Klimaat en Energie. » Europese beleidsontwikkeling en belangenbehartiging. « Coördinatie van de sectorale inzet van waterschappen op bepalend (inter) nationaal be leid (Water Mondiaal, Water 2020). » Versterken strategische positie van waterschappen bij gebiedsontwikkeling. In 2014 wordt voor dit programma een uitgave begroot van C 782.000,ongeveer 6 130.000 t.b.v. van lidmaatschappen, programma contributies (waarvan e.d.; t.o.v. 2013 is Afvalwaterketen toegevoegd vanuit MO) 313.000 Internationaal 27.000 Stichting Schildhuisfonds 152.000 Kennis en Innovatie 80.000 Klimaat en Energie 200.000 Afvalwaterketen 10.000 Programmazaken (werksessies) B e s c h i k b a r e f o r m a t i e is 6.9 Team Bestuurlijk Juridische zaken (onderdeel Bedrijfsvoering), interne afstemming en samen werking op bestuurlijk juridisch gebied versterken. Kenmerkende producten en diensten van dit onderdeel zijn: « Participeren/lobby in wetgevingstrajecten met alle nazorg. » Algemeen: Grondwet, Wet gemeenschappelijke regelingen, Algemene Wet Bestuurs recht e t c . « Waterschapswet. « Fiscale Wetgeving. « Omgevingswetgeving: milieu, water (wijzigingen Waterwet), ruimtelijke ordening en na tuur. 8 In 2014 wordt voor dit onderdeel een uitgave begroot van C 73.000,ÉT 25..000 t.b.v. verplichte bijdrage Landelijk Aanpak Toezicht Risico (waarvan Bedrijven). W e t en regelgeving 27.000 Fiscale wetgeving en beleid 46.000 B e s c h i k b a r e f o r m a t i e is 5.0 Daarnaast zorgt het Stafbureau Bedrijfsvoering voorde ondersteuning van het bureau en de vereniging (inclusief BJZ 1 4 . 3 fte) Bezetting Uniebureau Ongeveer 5 5 medewerkers voeren de werkzaamheden uit. Hierbij wordt er naar gestreefd 10 Zo in te vullen met medewerkers van waterschappen voor tijdelijke projecten, in verband met tijde lijke vervanging en uit een oogpunt van loopbaanontwikkeling. Het totale aantal fte zal ook in 2 0 1 4 gelijk blijven ( 5 1 , 7 ) . Dat de totale salariskosten toch stijgen heeft met de gecumuleerde verhogingen van een aantal onderdelen van de salarissen te maken (ikb, pensioenen e.d.), en het opnemen van salariskosten welke weer gecompenseerd worden via de post 'teruggave sa larissen'. De verhoging van de post 'uitzendkrachten/externen' heeft te maken met de compen serende inhuur van capaciteit in verband met detachering medewerkers aan het programma nHWBP. Daarnaast is gekeken naar de benodigde middelen in de afgelopen jaren. o Personeel De nadruk binnen werkzaamheden van de beleidsmedewerkers ligt op de lobby, communicatie (in- en extern) en de regie van beleidsprocessen. In 2 0 1 1 is een strategische HR-notitie vastge steld waarin dit wordt aangegeven, maar waarin ook de persoonlijke ontwikkeling in relatie tot de organisatiedoelstellingen centraal staat. De sleutel tot succes is het bieden van richting, ruimte en resultaat en vanuit die conclusie zijn de benodigde competenties nader beschouwd en aangepast. Financiële gevolgen en verwachte contributiestijging De totale begroting bedraagt ongeveer 9 miljoen euro. Daarvan is ongeveer 6 , 5 miljoen be stemd ten bate van de exploitatie (kapitaallasten, personeelslasten, huisvesting et cetera). Dit betekent dat uiteindelijk circa 2 , 5 miljoen euro bestemd is om de programma's hun activiteiten te kunnen laten verrichten; hiervan is een deel bestemd voor zogenaamde niet beïnvloedbare posten zoals contributies, lidmaatschappen e.d. Maar ook voor reeds eerder aangegane ver plichtingen als Bedrijfsvergelijkingen en Afvalwaterketen. Om het juiste percentage in 2 0 1 4 van de contributiebijdrage ten opzichte van 2 0 1 3 te kunnen bepalen is een aantal zaken van belang. Het Watermuseum wordt niet meer van subsidie voor zien; er is reeds een besluit genomen geld uit te trekken voor Informatiebeleid en er wordt reke ning gehouden met een inflatiecorrectie. Daarnaast is nog een bedrag gereserveerd voor de verkiezingen 2 0 1 5 . Samenvattend betekent dit dat de contributiebijdrage ten opzichte van de in 2 0 1 3 gehanteerde nullijn met 1 M zal stijgen (-3,1 Zo vanwege einde bijdrage aan Watermuse um, + 1,8 Zo vanwege eenmalig besluit Informatiebeleid, +2Č "/o vanwege een inflatiecorrectie en + 2 7o vanwege de verkiezingen). Eenmalig zal ë 1 0 0 . 0 0 0 , - extra aan de Algemene Reserve worden onttrokken ten behoeve van compensatie Waarderingskamer. 0 0 0 0 Risico's en onzekerheden Er is een aantal risico's en onzekerheden in 2 0 1 4 (en daarna) voor het financieel beheer. Hieronder een overzicht. In de begroting voor 2 0 1 4 zal conform de meerjarenbegroting gerekend worden met huurop brengsten die op ongeveer 2 / 3 van de inkomsten liggen van de huurinkomsten in 2 0 1 1 . Dit on danks het feit dat de te verhuren ruimten op dit moment bijna volledig bezet zijn maar nieuwe contracten moeten voor veel lagere huurprijzen worden afgesloten vanwege de marktwerking. 9 Met de aanname als bovengenoemd wordt er overigens van uitgegaan dat het programmabu reau nHWBP in ieder geval in 2014 gehuisvest zal blijven op de K oningskade 40. Daarnaast is eerder geconstateerd dat de financieringsprojecten de komende jaren naar ver wachting 'opdrogen' en dat dit voor een korte periode in het jaar liquiditeitsbehoefte met zich kan brengen. Door een tijdige betaling van de contributiebijdrage van de leden lijkt dit in 2014 nog niet tot een knelpunt te leiden. Een ander risico is dat de capaciteit (vaste formatie) van het Uniebureau nog immer krap is voor de hoeveelheid werk. Dit wordt o.a. opgevangen met de tijdelijk detachering van betaalde krachten en/of met hulp van waterschappen (zogenaamde flexibele kop). De hoop is dat met name de inzet van de waterschappen kan worden gecontinueerd. Extra inzet betekent overigens wel, niet altijd te voorziene, extra kosten. Voor het overige zijn de volgende zaken van belang: Vergaderkosten/Het Waterschapshuis 2.0: Sinds Het Waterschapshuis een vergadercentrum heeft ingericht worden de kosten van dat centrum (los van de kosten van bijvoorbeeld lunches e.d.) betaald via de begroting van Het Wa terschapshuis. Bezien is of het gewenst is, vanwege de transparantie van de begroting, de kos ten op te nemen in de begroting van de organisatie die gebruik heeft gemaakt van het verga dercentrum. Bekeken is wat de kosten voor de Unie van Waterschappen zijn. Dit komt neer op o n g e v e e r d 80.000, per jaar. Mede omdat op dit moment wordt nagedacht hoe de organisatie rond het Waterschapshuis in de toekomst moet worden ingericht en op welke wijze de Unie daarbij betrokken is, zal nadere integrale besluitvorming later plaatsvinden. Verkiezingen In verband met de waterschapsverkiezingen, en met name de voorbereiding daarvan, is een bedrag van ê 193.000, geraamd voor 2014. De totale lasten voor de waterschappen zullen vanzelfsprekend hoger zijn. Sharepoint Het gebruik van sharepoint is een succes. De Unie faciliteert dit. Op dit moment zijn er onge veer 3000 gebruikers. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren stabiel zal blijven. Er zal een besluit moeten worden genomen om te bezien op welke wijze het gebruik van share point zal worden voortgezet. Als gehoor wordt gegeven dan de wens tot optimalisering zullen de kosten hoger worden. Een voorstel daaromtrent zal later nog worden voorgelegd. Waarschijnlijk heeft dit echter pas effect in de begroting 2015. Algemene Reserve Sinds een aantal jaren wordt structureel een bedrag van C 189.000, uit de Algemene Reserve gehaald en in 2014 zou dat eenmalig C 289.000, zijn (in verband met de weggevallen Rijks compensatie waarmee kosten voor Waarderingskamer zijn gedekt). Uiteindelijk zou dan de Al gemene Reserve worden afgebouwd naar het berekende benodigde weerstandsvermogen van ē 1 miljoen in 2020. Dit was gebaseerd op een aantal risico's waarover tijdens de bespreking van de begroting 2013 op 14 september 2012 in de CBCF en op 5 oktober 2012 in de LV is gesproken. Eén onderwerp is op dit moment van belang om nader te belichten t.w. de waarde van het vast goed (pand van de Unie). Deze is de laatste jaren fors minder geworden. Dit betekent dat er sprake is/kan zijn van een substantiële negatieve stille reserve. Hoewel geen urgent probleem omdat geen plannen bestaan om het pand aan de K oningskade te Den Haag te veriaten bete kent het wel dat onzekerheid bestaat over het werkelijke weerstandsvermogen. De boekhoud kundige Algemene Reserve vormt dus geen echte buffer voor eventuele tegenvallers. In de le 10 denvergadering van juni 2013 is dit besproken en door de leden aanvaard. In 2014 zal bij het opstellen van de begroting 2015 nader worden ingegaan op de Algemene Reserve, mede ge baseerd op een, vóór de jaarrekening 2013, op te maken taxatie. Op dit moment ziet de ontwikkeling van de boekhoudkundige Algemene Reserve er als volgt uit. Ontwikkeling Algemene Reserve grafisch weergegeven (weerstandvermogen van 1 miljoen wordt ongeveer in 2020/2021 bereikt) 4.500.000 4.000.000 3.500.000 3.000.000 2.500.000 13. 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 O -I 1 2009 1 2010 2011 1 2012 1 1 1 2013 2014 11 2015 1 1 2016 2017 1 2018 1 1 2019 2020 PROGRAMMA VERENIGING EN COMMUNICATIE Programmaleider: Portefeuillehouder: Sonja Timmer Peter Brand Glas Het programma Vereniging en Communicatie zorgt ervoor dat de Unie toegankelijk en transpa rant communiceert. Het programma zorgt voor draagvlak bij de achterban en in het netwerk en voor het imago van de waterschappen als een daadkrachtige en betrouwbare overheid. Het programma verbindt de waterschappen in de vereniging en de vereniging met de politiek en maatschappelijke organisaties. Het programma faciliteert visievorming, strategieontwikkeling, standpuntbepaling en besluitvorming zodat de waterschappen voor het gezamenlijke belang gaan. SharePoint is hiervoor een centrale schakel. Communicatiebewustzijn is een voorwaarde voor goede belangenbehartiging. Het programma geeft bestuur en medewerkers advies op het gebied van communicatie. Speerpunten 2014 (sluiten aan bij Bestuursprogramma en het Bestuursakkoord Water): -Verkiezingen waterschappen - Provinciale Staten in maart 2015. In 2014 wordt volop begon nen met de voorbereiding van deze verkiezingen. -Verbinding tussen public affairs (Den Haag en Brussel) en communicatie. -Verbinding vanuit de Unie met het ministerie van lenľvl rondom het nieuwe nationale program ma voor sectorcommunicatie (de follow up van Nederland Leeft met Water). -Mogelijkheden van SharePoint worden op een rij gezet en de koers wordt bepaald. -Zichtbaarheid naar de leden: accountgesprekken, Roadshow (presentatie) bij de waterschap pen, verbinding met de bestuursdiensten, communicatiebewustzijn. -Nieuwe Unie-huisstijl, in relatie tot het merkenbeleid, loopt door in 2014. -Communicatiebewustzijn is de rode draad binnen de Unie. Bestuursprogramma 1. Krachtige organisatie Het bestuur staat voor een daadkrachtige, eensgezinde en betrouwbare Unie van Waterschap pen. Een vereniging die zorgt dat haar leden optimaal kunnen samenwerken. Het Programma Vereniging en Communicatie zorgt er voor dat de waterschappen zichtbaar zijn. De belangenbehartiging in Brussel loopt primair via het programma Innovatie en Internatio naal, ondersteund door Vereniging en Communicatie. Unie als communicatieregisseur De cultuur van waterschappen is heel aards. Deze staan dichtbij gemeenten en de inwoners. Dit willen we in beeld brengen. Unie en de waterschappen moeten eikaars boodschap verster ken en samen optrekken. De Unie voert de regie waar het landelijke issues betreft. De Unie is bij landelijke issues de spin in het communicatieweb van de waterschappen en treedt op als spelverdeler en informatieverstrekker en stimuleert dat de waterschappen elkaar vinden en goed geïnformeerd zijn. Communicatieprofessionals uit de waterschappen nemen binnen de werkgroep Communicatie deel aan Unie-activiteiten. Een goede samenwerking ont staat door elkaar te leren kennen, kennis en ervaringen te delen en elkaar scherp te houden. Het geen concreet betekent dat van de waterschappen wordt verwacht dat ze alert zijn op za ken die van landelijk belang zijn en dus pro-actief de Unie betrekken wanneer dergelijke zaken zich aandienen. Dit geldt zowel voor de ambtelijke lijn als de bestuurlijke. W e investeren in ons netwerk. We zijn op de hoogte van wat er speelt en spelen er op in. We organiseren bijeenkomsten om onze punten over het voetlicht te brengen en te netwerken. Samen met de waterschappen wordt een jaarkalender opgesteld met thema's waarmee de wa terschappen zich profileren. Deze kalender voegt zich naar nieuwe ontwikkelingen. 12 Samenvattend is onze aanpak: -Werken met kernboodschappen. -Unie voert regie bij landelijke issues: initieert, jaagt aan en agendeert. -Samen met de waterschappen het waterschapswerk zichtbaar maken. -Focus op gratis publiciteit. -Communicatie naar/via de media ondersteunt communicatie met politici en beleidmakers. -Scherp monitoren en inspelen op nieuwe ontwikkelingen. -Goed voorbereid zijn (Q&A's over alle issues). -Intensief contact met beslissers en opinieleiders onderhouden. -Intensief contact met de media onderhouden en deze proactief benaderen. -Waterschappen geïnformeerd houden: o.a. via de website, social media en de nieuwsbrieven. -Van waterschappen mag worden verwacht dat ze de Unie 'in de loop' meenemen als zich bij individuele waterschappen zaken aandien die landelijke implicaties hebben. /Wed/äsrVaŕeg/e Het hoofddoel van de mediastrategie is dat de waterschappen actiever naar buiten treden en zelf mediamomenten bepalen en publiciteit generen. Binnen de mediastrategie kunnen de wa terschappen vanzelfsprekend zelf hun persbeleid vormgeven, waarbij de communicatie inspanningen van de Unie en de waterschappen elkaar versterken. De mediastrategie sluit aan bij de communicatiestrategie zoals deze door de Unie van Water schappen is geformuleerd. Deze communicatiestrategie heeft vier doelstellingen: -Politiek en inwoners beslissen op basis van feitelijk juiste informatie over de onderliggende thema's in lijn met de belangen van de waterschappen -Politiek en inwoners begrijpen waarom de waterschappen bestaan als aparte bestuurslaag en geloven in de voordelen. Eigen waterschapsverkiezingen horen daarbij -De stakeholders voelen zich gebonden aan de waterschappen vanwege hun expertise -Bestuurders, directies en medewerkers van waterschappen beschikken voortdurend en op tijd over de benodigde informatie binnen de impliciet en expliciet overeengekomen condities. De belangrijkste doelgroepen waarop de mediastrategie zich richt: politiek (kabinet, ambtenaren ministeries, Kamerleden, Brussel), stakeholders, maatschappelijke organisaties en inwoners. Drie elementen zijn essentieel voor een coherente landelijke mediastrategie: -Centrale coördinatie. -Voorzitter is boegbeeld. -Proactief is beter dan reactief. Het mediabeleid is in belangrijke mate ondersteunend aan de strategische doelen van het Pu blic Affairs beleid. Hierbij is goede afstemming nodig. Door de politieke agenda goed te benut ten, kunnen we zowel politiek als publicitair aandacht krijgen. Het waterschapswerk: werk in uitvoering We maken het werk van de waterschappen zichtbaar. De waterschappen worden gepositio neerd als innovatieve, kostenbewuste, verantwoordelijke en toekomstgerichte organisaties. Niet alleen het heden is van belang, ook de lange termijn. Voor wie: De sleutelpersonen in bestuurlijk en politieke kringen en via de media het algemene publiek. Met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk wordt een issue zichtbaar en concreet gemaakt. Re gionaal versterkt nationaal en andersom. Lobby/Public Affairs, pers, communicatie De rechtvaardiging van een eigen functioneel bestuur en het daaraan gekoppelde imago vragen blijvend aandacht. Sinds 2009 is lobby/public affairs flink uitgebouwd bij de Unie. Er worden contacten met Kamerleden en de media onderhouden en er worden met koepels en belangengroeperingen gezamenlijke communicatieactiviteiten gepland. De Unievoorzitter voert 13 jaarlijks gesprekken met belangrijke stakeholders om relaties op te bouwen of te versterken. Eerste Kamerleden worden vanaf medio 2013 nadrukkelijker betrokken in de lobby. Aangaan nieuwe coalities Samenwerken met andere partijen en nieuwe coalities, met bijvoorbeeld het bedrijfsleven en andere koepelorganisaties, bieden mogelijkheden. De Unie regisseert en verbindt om coalities tot stand te laten komen. In 2014 ligt de focus, op het versterken van de positie van de water schappen, bij de partnerorganisaties. Om als krachtige sector te kunnen opereren wordt de sa menwerking met de koepelorganisaties IPO en VNG op strategische onderwerpen versterkt. Daarnaast dragen het blad Het Waterschap, het Twitter-account, de inbrengen voor Kamerde batten, de wekelijkse en maandelijkse nieuwsbrieven en de websites door middel van duidelijke boodschappen richting pers en politiek er aan bij dat de Unie als inspirerende gesprekspartner wordt gezien. Tijdschrift Het Waterschap en Watersch@pp Het Waterschap brengt het werk van de waterschappen en de belangengroepen daaromheen vanuit een bestuurlijk perspectief over het voetlicht. Het blad heeft een strategische functie. On derzoek laat zien dat e-lezers het blad waarderen met een 7,2 op een schaal van 10 en dat 85 7o van de lezers tevreden is over de inhoud en diepgang van de artikelen. Uit het onderzoek kwam het verzoek om een digitale uitgave van Het Waterschap. De App-versie is inmiddels ge lanceerd voor iOS (Apple). Op termijn wordt het blad ook beschikbaar voor Android. De kwaliteit van het blad wordt zo mogelijk versterkt. Een bredere verspreiding naar bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van water kan daaraan bijdragen. In overleg met de uitge ver wordt nagedacht hoe dit te realiseren. 0 Werkgroep Communicatie Het uitstralen van eenheid binnen de waterschappen is een voorwaarde om een goede positio nering te waarborgen. Eenheid in strategische keuzes, afstemming van communicatie en een heid in visuele uitstraling vormen het uitgangspunt. De waterschappen stemmen een gezamen lijke communicatie met elkaar af. De Unie is daarbij faciliterend, niet dirigerend. Een aantal activiteiten die zijn opgepakt op basis van het communicatieplan Samen m - - sterker. In 2012 is een O-meting gehouden over de bekendheid van de waterschappen. In 2014 volgt een 1-meting. Uit de 0-meting bleek dat een grote meerderheid van de Nederlanders wel eens van het waterschap gehoord heeft. Verder heeft men een goed beeld van het wa terschap: de associatie die men heeft bij het waterschap is met name het waterbeheer en het onderhouden van dijken. Vier op de tien respondenten weten het eigen waterschap te noemen. Men is over het algemeen redelijk positief over het waterschap. De bekendheid van het waterschapsbestuur is laag. Schoon water is een onderwerp waar we veel mee doen. De werkgroep ontwikkelde een zwemwaterApp waarop men kan zien waar veilig kan worden gezwommen. Er wordt geke ken in hoeverre dit middel de communicatie kan ondersteunen. Veiligheid (voorkomen overstromingen) staat bij alle waterschappen voorop. Weinig mensen weten dat er veel werk wordt verzet om die veiligheid te behouden. We wonen in een land dat voor een groot deel onder de zeespiegel ligt en in de overstromingsgebieden van de ri vieren. Om mensen bewuster te maken van het feit dat dit niet zo vanzelfsprekend is, orga niseren wij de Dag van de Dijk. 14 Corporate story Het werk van waterschappen is voor de meeste mensen vanzelfsprekend en daarmee onzicht baar. Daardoor wordt soms de vraag gesteld of waterschappen wel nodig zijn. We willen als antwoord daarop een helder verhaal hebben. Op dit moment vertelt ieder waterschap zijn eigen verhaal en komt het gemeenschappelijke verhaal niet altijd goed uit de verf. Er is met medewerking van alle waterschappen een gemeenschappelijk verhaal ontwikkeld. Nu wordt gericht gekeken hoe het verhaal in middelen vertaald kan worden. Er is een boekje in de maak en de mogelijkheden van een film worden onderzocht. Ook worden er workshops corpo rate story gehouden. Water-In no vatieprijs De Water-Innovatieprijs wordt georganiseerd door de werkgroep Communicatie, met de Unie als trekker. Het doel is om innovatieve projecten van waterschappen, bedrijfsleven, kennisin stellingen en particulieren rond de kerntaken van de waterschappen in de schijnwerpers te zet ten. De prijs levert veel publiciteit op en is ook een moment voor waterschappen en partners om elkaar te ontmoeten. In 2014 neemt de Unie de kosten voor haar rekening. Verkiezingen De werkgroep Communicatie heeft een werkgroep Verkiezingen samengesteld. Deze werk groep bedenkt een landelijke communicatiestrategie als leidraad voor succesvolle water schapsverkiezingen in 2015. Communicatie naar de achterban Het vergroten van zichtbaarheid van de inspanningen van de Unie van Waterschappen is een belangrijk aandachtspunt. Ook voor medewerkers van de waterschappen zelf is het belangrijk te weten wat de Unie voor hen doet en kan doen. De Unie organiseert een roadshow waarin wordt uitgelegd wat de Unie doet. De taak van de Unie is om de bestuurders bewust te maken van het feit dat zij verantwoordelijk zijn voor het communiceren van belangrijke resultaten naar hun eigen organisatie. We zetten in op communicatie via bestaande overlegstructuren en ook stimuleren we het gebruik van digitale media zoals Twitter en onze eigen websites. Relatiebeheer Relatiebeheer is belangrijk bij het zichtbaar maken van de waterschappen en het belang van hun werk voor Nederland. De Waterschapsdag, Bestuurdersdag, Waterdebat, Waterdiner en Waterbarbecue zijn hiervoor goede gelegenheden. Voor belangrijke dossiers zijn factsheets opgesteld. Deze bevatten de punten die onder de aandacht van derden moeten worden ge bracht. Vanaf najaar 2013 wordt er een zogenaamde roadshow langs alle waterschappen geor ganiseerd om informatie te geven over het belang van de Unie van Waterschappen. Digitale communicatie Digitale communicatie is onmisbaar voor het verspreiden van informatie en het creëren van draagvlak bij achterban, politiek, media en de inwoners van Nederland. Hiermee profileren en bevestigen we onze corporate identity als leidende waterautoriteit. De Unie communiceert via de websites www.uvw.nl en www.waterschappen.nl. Op de websites staan onder andere nieuwsberichten, brochures, ledenbrieven en factsheets, informatie over de onderwerpen waar de Unie bij betrokken is, en achtergrondinformatie over de vereniging en de waterschappen. Wekelijks worden voorzitters, secretarissendirecteuren en hoofden communicatie in een nieuwsbrief geïnformeerd over lopende zaken. Daarnaast is er een maandelijkse nieuwsbrief 15 voor het algemene publiek met een overzicht van de activiteiten en gebeurtenissen op water gebied. Ook geeft de Unie haar achterban een media-overzicht met de digitale nieuwsdienst en knipseldienst. Een gedegen intranetomgeving draagt bij aan de communicatie en verbinding tussen werknemers. De Unie van Waterschappen is aanwezig op social media-kanaal Twitter met het account ©waterschappen. Educatie Het educatiebeleid richt zich op vergroting van de kennis over en de interesse voor waterbeheer bij jongeren. Het is gekoppeld aan arbeidsmarktcommunicatie en activiteiten op het gebied van water governance en de waterleerstoelen. Het educatiebeleid draagt bij aan het creëren van draagvlak voor de waterschappen. Het Platform Watereducatie, waarbinnen de Unie een trekkersrol vervult, zorgt voor verbinding van educatieactiviteiten op landelijk niveau. De Unie be trekt de waterschappen hierbij. Daarnaast faciliteert de Unie het uitwisselen van kennis en erva ring. Om de jeugd te laten meedenken over doelmatig waterbeheer en de wijze waarop waterschap pen de jeugd kunnen bereiken, is het jeugdwaterschap geïntroduceerd. De Unie vervult hierbij een coördinerende rol. De educatieve Droppie Water website is gemaakt in opdracht van de waterschappen. Droppie Water blijft een op zichzelf staande organisatie. Zodra alle waterschappen mee doen met Drop pie Water kan de Unie eventueel de financiën overnemen. Tot die tijd is de Unie nauw betrok ken bij Droppie Water. Droppie Water-producten zijn via de website www.uvw.nl te bestellen. Interne communicatie We richten ons ook op interne communicatie. Het is belangrijk te communiceren over voortgang en resultaten. De communicatieadviseurs zijn vanaf het begin bij een project betrokken, nemen actief deel aan alle programma's bij de Unie en kunnen zo een gedegen advies geven over de inzet van communicatie. 2. De kracht van de Unie Visievorming en standpuntbepaling zijn de belangrijkste taken van de Unie. Een goede vereni gingsstructuur is daarvoor onmisbaar. De door de commissie Organisatie en Werking Unie van Waterschappen (Commissie Doornbos) geformuleerde adviezen, en door het bestuur overge nomen voorstellen voor de besluitvorming en samenwerking binnen de verenigingsstructuur, worden verder vormgegeven. In 2014 worden voorstellen gedaan om tegemoet te komen aan de noodzaak om als Unie steeds sneller met een standpunt te komen. Daarnaast houden de portefeuillehouders via de accountgesprekken contact met de besturen van (de andere) water schappen. In overleggen wordt het geluid van de waterschappen naar voren gebracht en wor den hun belangen behartigd. SharePoint; binding en zichtbaarheid door online samenwerking UvW SharePoint is een krachtig communicatie-instrument om waterschappen te verbinden met de vereniging en met elkaar, om kennis en ervaringen uit te wisselen en om belangrijke infor matie uit te wisselen. Themagroepen, commissies, werkgroepen en andere samenwerkingsver banden binnen de Unie en waterschappen kunnen met SharePoint online samenwerken. Sha repoint is een centrale schakel in het faciliteren van standpuntbepaling en besluitvorming van de vereniging en waterschappen. SharePoint heeft een enorme vlucht genomen sinds de introductie in 2010. Het is belangrijk om een koers te kiezen voor dit medium. Wordt SharePoint nu zo optimaal mogelijk benut? Wat zijn de behoeften van de gebruikers? 16 Willen wij SharePoint ook aanbieden aan waterschappen om regionale werkgroepen te faciliteren? Zo ja, is dit dan onder verantwoordelijkheid/facilitering van de Unie? Blijft SharePoint be staan uit besloten omgevingen of gaan we als vereniging voor transparantie en moet de infor matie beschikbaar zijn voor alle gebruikers, in de wetenschap dat het aantal gebruikers nog steeds groeit? De antwoorden op deze vragen kunnen consequenties hebben voor de technische beheeromgeving, zoals uitbreiding van servers, een upgrade naar een ander SharePoint-pakket, licentieafname per gebruiker en de helpdeskfunctie vanuit de Unie (menskracht). Dit betekent een gro tere kostenpost. In 2014 worden al deze vragen opgepakt, resulterend in een gedragen koers voor UvW SharePoint richting 2015. Verenigingsstructuur De verenigingsstructuur is in 2012 samen met de waterschappen geoptimaliseerd. De toegan kelijkheid van vergaderstukken voor alle waterschappers is met de komst van SharePoint sterk verbeterd. Ook in 2014 zijn de vergaderingen van de commissies zo ingepland dat alle stukken van de commissies in een bepaalde week beschikbaar zijn voor behandeling in het eigen wa terschap. Om als Unie snel met een standpunt of een reactie te kunnen komen wordt de man datering van de portefeuillehouder versterkt: van mandatering vooraf naar verantwoording ach teraf. Ook wordt een structuur voor snelle besluitvorming ontwikkeld. Er wordt extra aandacht besteed aan de betrokkenheid van AB-leden en secretarissendirecteuren bij de vereniging. Secretariaat werkgroepen, commissies,bestuur en LV Alle beleidsmedewerkers van de Unie (ongeveer 30 fte) leveren een bijdrage om tot besluitvor ming te komen. Hun inzet resulteert in beleidsnotities, rapporten en brieven die aan werkgroe pen, commissies, bestuur en ledenvergadering worden voorgelegd. Om die stukkenstroom in goede banen te leiden en vergaderingen te faciliteren heeft elke werkgroep, commissie, het be stuur en de ledenvergadering een eigen secretaris. Ze faciliteren de totstandkoming van helde re bestuurlijke kaders vooraf en de besluitvorming binnen de Uniestructuur. Ze zorgen voor het opstellen van de agenda, het verzamelen van de stukken, het maken van het verslag en het uitzetten van eventuele acties. Daarbij vindt regulier overleg plaats tussen programmaleiders, secretaris en de portefeuillehouders in de aanloop naar behandeling van stukken in commis sies, bestuur en LV. Het overleg met de bestuursdiensten van de waterschappen wordt geïn tensiveerd, ondermeer om de uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek en mogelijke vervolgacties te toetsen en om tot verdere efficiency in de stukkenstroom en besluitvorming te kunnen komen. SharePoint is de centrale schakel in de informatievoorziening naar de leden. Waterschapsaccounts De leden van het bestuur zijn als waterschapsaccounthouder aanspreekpunt voor de regio. Zij worden daarbij ondersteund door medewerkers van de Unie. De bestuursleden houden contact met de besturen van de waterschappen door in elk geval één keer per jaar een bestuursverga dering van het waterschap bij te wonen om over bestuurlijke onderwerpen met het bestuurslid van de Unie van gedachten te wisselen. Overleggen Het Bestuursprogramma en het Bestuursakkoord Water worden uitgevoerd via een gestroom lijnde interne besluitvormingsstructuur. Waterschappen spreken als regel met één mond. On derwerpen worden in de daarvoor geschikte gremia geagendeerd om doelmatig waterbeheer en de positie van de waterschappen te versterken. Er wordt structureel overleg gepleegd met van belang zijnde departementen en belangrijke koepelorganisaties. Belangrijke koepelorganisaties 17 zijn bijvoorbeeld: VNG, IPO, VNO-NCW, VEWIN, Landbouw- en Tuinbouworganisatie Neder land en Vereniging Eigen Huis. Het betreft ongeveer 40 overleggen. Daarnaast is er regelmatig inhoudelijk overleg met Kamerleden. Het in 2011 vastgestelde bestuursprogramma bevat 24 ambities die doorwerken in concrete acties in de diverse programma's. De voortgang daarvan wordt door het programma Vereniging en Communicatie bewaakt en geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd. Het Bestuursakkoord Water Eind 2011 is een groot aantal acties en maatregelen geformuleerd. De van belang zijnde acties voor het programma Vereniging en Communicatie zijn: -het samen met Rijkswaterstaat opstellen van een gezamenlijk mobiliteitsplan. -het versterken van inspanningen om het onderwijs over water te structureren en te verbeteren. Eind 2013 wordt het Bestuursakkoord Water geëvalueerd. Het programma Vereniging en Communicatie speelt een belangrijke rol in het bewaken van de uitvoering van alle acties uit het Bestuursprogramma. Mogelijke knelpunten worden gesignaleerd en mogelijke oplossingen ge formuleerd. In 2014 ligt de focus op evaluatie van de uitvoering zoals overeengekomen in het Bestuursakkoord Water en op communicatie van de successen om draagvlak voor het proces te behouden. 18 PROGRAMMAPLAN W A T E R B E L E I D Programmaleider: Pierre de Vries Portefeuillehouders: voor Hans Oosters voor Hoogwaterbescherming, Stefan Kuks voor Waterkwantiteit en Hennie Roorda Waterkwaliteit De werkzaamheden van het programma Waterbeleid hebben tot doel de waterschappen te faci literen om de Nederlandse regionale waterhuishouding op het gebied van waterkwantiteit, wa terkwaliteit en hoogwaterbescherming op orde te krijgen, en te houden, tegen een aanvaardba re prijs. Het speerpunt is om de waterschappen in de Haagse discussies over waterbeheer be ter te positioneren. Om de doelen te bereiken richt het programma Waterbeleid zich op de beïnvloeding van het beleid en het besluitvormingsproces voor de primaire taken van het waterschap (waterkwanti teit, waterkwaliteit en hoogwaterbescherming). Dit geschiedt via de Unievereniging (themagroepen, werkgroepen en commissies). Hiervoor worden de ministeries (ambtelijk en bestuurlijk), koepelorganisaties, verenigingen, maatschappelijke organisaties, het parlement, maar ook de waterschappen benaderd. Het programma zorgt verder voor de invulling van de behoefte van beleidsmedewerkers aan verbondenheid met collega's op inhoud en werkwijze. Het programma zorgt daarom voor in houdelijke dwarsverbanden binnen de drie inhoudelijke waterthema's van het programma na melijk: Hoogwaterbescherming, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Het BAW en het Bestuursprogramma bepalen voor een groot deel de focus van de werkzaam heden. Maar ook lopende zaken, interacties met werkzaamheden uit andere programma's van de Unie en andere waterbeleidsontwikkelingen zijn medebepalend. Hieronder worden voor de drie thema's de werkzaamheden toegelicht. Waterkwaliteit (excl. Zuivering) De Unie probeert met deze activiteiten de waterschappen te helpen de waterkwaliteit verder te verbeteren tegen een aanvaardbare prijs. Het Bestuursprogramma geeft aan dat de waterschappen moeten werken aan het terugdringen van agrarische diffuse bronnen. De Unie zet zich met waterschappen in om de agrarische emissies (nutriënten, bestrijdingsmiddelen) verder terug te dringen In 2014 zal de Unie de im plementatie van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer verder uitwerken. Daarnaast zal de Unie inbreng leveren om het vijfde actieprogramma nitraatrichtlijn kaderrichtlijn proef te maken. In Bestuursprogramma staat verder dat de waterkwaliteit slimmer gemonitord moet worden. De Unie komt met een voorstel om waterschappen beter inzicht te laten krijgen in de toestand van de waterkwaliteit, zodat het gesprek met vervuilers kan worden aangegaan. De monitoringsprogramma's worden samen met de waterschappen tegen het licht houden. Er komt naar aanlei ding van het BAW een voorstel om op gebied van monitoring verdergaande samenwerking te bereiken tussen RWS en waterschappen. De Unie zorgt voor duidelijke standpunten over de KRW-consequenties van de herijking EHS en voor standpunten over hydrologische maatregelen voor de Programmatische aanpak stikstof (PAS). Insteek daarbij is synergie te brengen in water en natuur. Tevens zal worden onderzocht of de waterschappen een actievere rol in het nieuwe natuurbeleid kunnen vervullen. In het Bestuursprogramma staat dat de Unie invulling moet geven aan de lopende activiteiten. Het programma Waterbeleid gaat o.a. inzet leveren voor standpunten over visbeheer, medicijnresten, extra prioritaire stoffen, grondwaterkwaliteit, inbreng leveren op de Europese prioritaire dossiers. 19 Waterkwantiteit: De Unie stimuleert waterschappen het watersysteem op orde te krijgen en te houden. Dus niet teveel en niet te weinig water. Daarnaast zorgt de Unie ervoor dat het water- en ruimtelijk orde ning-domein dichter bij elkaar worden gebracht, opdat waterschappen meer invloed krijgen op ruimtelijke ontwikkelingen. Het BAW en het Delta deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (dpNH) dragen bij aan het dichter bij elkaar brengen van de domeinen water en ruimtelijke ordening. De Unie stimu leert de waterschappen om meerdere wegen te gaan bewandelen om hun waterdoelen te be reiken en zal een actieve inbreng leveren aan de totstandkoming van de Deltabeslissing over Nieuwbouw en Herstructurering. De verbinding met ontwikkelingen rond de klimaatactieve stad zal worden versterkt. De Unie zorgt er voor dat de lessen uit de evaluatie van de Watertoets samen met de BAWgedachte worden overgenomen in het dpNH. De Unie biedt de lerende netwerken (COP's) ac tief aan aan dpNH. De inzet is verder om de watertoets te borgen in het nieuwe Omgevingswet. Het programma maakt samen met de waterschappen een standpunt over integrale gebiedsvisie en integrale gebiedsopgave om er voor te zorgen dat waterbelangen vanaf het begin worden meegenomen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Er zal duidelijk worden gemaakt dat water schappen flexibel genoeg zijn om de gebiedopgave (groen, rood, blauw, maar ook onder grond/grondwater) centraal te stellen in plaats van vast te houden aan eigen waterbelang. Ook zal er uitvoering worden gegeven aan die acties uit de 'structuurvisie ondergrond' die voor de waterbeheerders van belang zijn. De Unie stimuleert samen met de STOWA de waterschappen om hun wateropgave te herijken volgens een met elkaar afgesproken uniforme werkwijze, de watersysteemtoets. Op die manier uiten waterbeheerders een vergelijkbare ruimteclaim en kunnen daarmee in gesprek gaan met de gebiedspartners over de vraag of potentiële overlast acceptabel is of niet. Begin 2014 komt het KNMI met nieuwe klimaatscenario's. In Unieverband zullen de consequenties daarvan in beeld worden gebracht en aanvullende acties worden geformuleerd om het watersysteem op orde te houden. Het programma zorgt voor actieve inbreng en standpuntbepaling in het Delta(deel)programma zoetwater. De Unie pleit voor een goede balans tussen hoofdwatersysteem en regionaal water systeem oplossingen en de financiering van regionale maartregelen mede vanuit het Delta fonds. Het Bestuursprogramma spreekt over het voortzetten van lopende activiteiten. Het programma Waterbeleid draagt bij aan verbetering van het beeld en de positie van de waterschappen bij de beslissers. De waterschappen dienen een krachtige uitvoerder te zijn voor de lopende en ko mende uitvoeringsprojecten (KRW, W B 2 1 , Hoogwaterbescherming). Het programma zet in op de uitvoering van integrale multi-sectorale gebiedprocessen opdat de fysieke ondergrond (water en bodem) medeordenende principes worden. Tevens wordt ingezet op grondwaterbeheer, on der andere door middel van een grondwatervisie, teneinde waterschappen daarin een stap vooruit te laten maken. De inbreng van de waterschappen zal worden gecoördineerd bij even tuele droogte. Hoogwaterbescherming De Unie oefent invloed uit op het rijksbeleid om de waterschappen in de discussie over hoog waterbescherming beter te positioneren. In 2014 staat hoogwaterbescherming centraal binnen liet Deltaprogramma en de start van de uitvoering van het nieuwe Hoogwaterbeschermingspro gramma. 20 In 2014 start de uitvoeringsfase van het nieuwe hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). De Unie denkt mee met het programmabureau over het programma en de invoeging van de resultaten van de Verlengde 3 toetsing. De implementatie van het subsidiekader en de uitvoe ring van de projectoverstijgende verkenningen worden gemonitord. De Unie houdt zicht op de beheersing van de dijkrekening en interveniėrt zo nodig. Daarnaast monitoren we de verbre ding van het nHWBP-bureau naar een programmadirectie Waterveiligheid opdat de verhouding Rijkswaterstaat-Waterschappen (gezamenlijkheidsdoel) niet wordt belemmerd. e Het Deltaprogramma staat in 2014 in het teken van de Deltabeslissingen. De Unie draagt er toe bij dat het proces helder en transparant verloopt om van kansrijke strategieën naar de voor keursstrategieën en de Deltabeslissingen te komen. Position Papers en Uniestandpunten wor den opgesteld en ingebracht op de Deltabeslissingen. Voor het Deelprogramma Veiligheid betekent de Deltabeslissing dat er een voorstel komt voor de nieuwe veiligheidsnormen. Conform het BAW zal een uitvoerbaarheidstoets voor deze nieu we normen plaatsvinden en zal een procesontwerp worden gemaakt (voor zover dit niet gebeurt door DGRW) voor de nieuwe toetsronde met het nieuwe toetsinstrumentarium en de nieuwe normen. Tevens zal er naar aanleiding van de nieuwe normering een proces worden gestart voor een strategie van geleidelijke invoering van nieuwe normen in werken onder het nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma en de maatregelen die voortkomen uit de Deltabeslissin gen. Daarnaast zullen we voor het Deelprogramma Nieuwbouw en herstructurering inzetten op een procedure voor de besluitvorming van meerlaagsveiligheid. De waterschappen zijn in de lead, maar moeten wel de andere partijen voldoende ruimte geven om meerlaagse veiligheid te laten slagen. In 2014 zal ook een start moeten worden gemaakt met de implementatie van de Deltabeslissin gen in het Nationaal Waterplan of de opvolger daarvan (en de allocatie van de acties die volgen uit de Deltabeslissingen). Binnen Unieverband zal ook een standpunt worden ingenomen over de financiële consequenties van de nieuwe normering. In het kader van de Richtlijn Overstromingsrisico's wordt een Uniestandpunt opgesteld over de conceptplannen (ORBP's). Daarbij wordt ook ingegaan op de vraag hoe deze plannen zich ver houden met de WBP's. Een monitoring van de uitvoering van de maatregelen in het kader van de ROR wordt opgezet. Tevens sturen we aan op een evaluatie in 2015 van het toepassings bereik van de ROR. De Unie coördineert de landelijke activiteiten van de muskus- en beverrattenbestrijding. Grensbestrijding van de beverratten zal ook in 2014 de nodige aandacht vragen en de informa tie die uit de veldproef komt zal regelmatig in Unieverband worden besproken. Voorzien wordt dat de herziening van de gedragscode muskus- en beverratten kan worden afgerond. De ont wikkelingen rond het opstelling EU Richtlijn 'diervriendelijk vangen' worden kritisch gevolgd. In 2014 vervolgen we het spoor om meer te communiceren (ook naar buiten toe) over VNK. We bepalen samen met DGRW en het projectbureau de contouren van de eindrapportage van 2015 en zullen afspraken moeten maken over beheer en onderhoud van de database. Tevens zullen we samen met andere partijen (STOWA, IHW, nHWBP-bureau, Rijk) nagaan of de gegevens over m.n. de primaire waterkeringen voldoende geborgd worden door de toe komst. In het Bestuursprogramma wordt gesproken over het voorzetten van lopende activiteiten. Het programma draagt bij aan het streven om het beeld en de positie van de waterschappen bij de beslissers te verbeteren. Daarbij zal worden benadrukt dat waterschappen een krachtiger uit voerder zijn voor de lopende en komende uitvoeringsprojecten (KRW, W B 2 1 , Hoogwaterbe scherming). De Unie is betrokken bij de volgende dossiers Hoogwaterbeschermingsprogramma 2, Regionale keringen, Ruimte voor de Rivier, Verzekerbaarheid, Areaaloverdracht, Windener gie op Land en de verlengde 3 toetsing keringen. e 21 PROGRAMMA MODERNE OVERHEID Programmaleider: Cathelijn Portefeuillehouders: Peters worden genoemd bij de diverse onderwerpen Het programma Moderne Overheid draagt eraan bij dat de waterschappen door burgers, be drijfsleven en maatschappelijke organisaties worden erkend en gewaardeerd als volwaardige medeoverheid die goed toegerust is op zijn taak. Het programma Moderne Overheid houdt zich bezig met de processen die de (kern)taken van de waterschappen ondersteunen. Sleutelwoorden hierbij zijn zichtbaar, krachtig, transparant, doeltreffend, doelmatig, rechtmatig, betrouwbaar en dienstverlenend. Het programma levert een bijdrage aan het zo goed mogelijk functioneren van de waterschappen. Dit betekent dat wij namens de waterschappen in Den Haag en Brussel als volwaardige partner meepraten en meebeslissen over zaken die raken aan het zijn van een professionele, moderne overheid. Prioriteiten 2014 Het programma Moderne Overheid kent voor 2014 de volgende prioriteiten: « Inzet op behoud van financiële ruimte voor de waterschappen om blijvend te kunnen investeren in waterveiligheid, bestrijding van wateroverlast, zoetwatervoorziening, ver betering van de waterkwaliteit en zuivering van afvalwater. » Verankering van informatieveiligheid door de waterschappen met als beoogd einddoel een verplichtende vorm van zelfregulering. » Vergroten van de doelmatigheid, onder andere door de samenwerking tussen water schappen onderling, en waterschappen en derden, te versterken. Een van de thema's waarop wordt ingezet is de samenwerking op het terrein van Inkoop en Aanbesteden. ' Professionaliseren van de bedrijfsvergelijkingen, monitoring en informatievoorziening. » Aantrekkelijk werkgeverschap. Deze speerpunten sluiten nauw aan bij een aantal thema's uit het Bestuursprogramma, het Be stuursakkoord Water en het Regeerakkoord. 1. Het programma MO draagt bij aan de volgende thema's van het Bestuursprogramma: Wateropgaven: Krachtige organisaties: Om de wateropgaven te kunnen realiseren moeten de waterschappen kunnen opereren als krachtige, doeltreffende, doelmatige, transparante en dienstverlenende organisaties. Het programma Moderne Overheid draagt hieraan bij door de waterschappen in Den Haag en Brussel door middel van een krachtige lobby als zodanig zichtbaar te maken. Het programma zet zich in op de beïnvloeding van het nationaal en Europees beleid (in samenwer king met het programma l&l) als het gaat om zaken die betrekking hebben op de waterschap pen als overheidsorganisaties. Ruimte om te blijven investeren (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes) We hebben begin 2013 een onderhandelingsakkoord gesloten met het Rijk en decentrale over heden inzake de Wet Hof en het schatkistbankieren. Aan het kabinet is aangegeven dat wij zorgen hebben dat de afspraken over de ruimte in het EMU-saldo de waterschappen gaan be lemmeren bij het investeren in waterveiligheid, bestrijding van wateroverlast, zoetwatervoorzie ning, verbetering van de waterkwaliteit en zuivering van afvalwater (Mede omdat de huidige ruimte al als knellend wordt ervaren). Een andere zorg is dat waterschappen niet langer kunnen voldoen aan Europese en nationale wetgeving en bestuurlijke afspraken. In 2015 wordt beoor deeld of de geprojecteerde daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. Wij zullen alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat deze evaluatie gedegen en volledig zal zijn. Er zal niet alleen naar de realisatie in het verleden moeten worden gekeken, maar ook naar de na 2015 geplande investeringen, de in regelgeving en bestuursafspraken vastgelegde doelen en ver22 plichtingen (waaronder decentralisaties) waaruit deze investeringen voortkomen en de lasten ontwikkeling die dan wordt verwacht. Dit traject zullen wij zorgvuldig met maximale input van de waterschappen vormgeven. Onze inzet: behoud van financiële ruimte voor de waterschappen om blijvend te kunnen investeren in waterveiligheid, bestrijding van wateroverlast, zoetwater voorziening, verbetering van de waterkwaliteit en zuivering van afvalwater. Voor wat betreft schatkistbankieren houden wij de vinger aan de pols inzake de uitvoerbaarheid van de regeling. Eventuele bedoelde of onbedoelde nadelige effecten voor de waterschappen zullen wij krachtig agenderen in Den Haag. De kracht van de waterschappen Doelmatig waterbeheer: samenwerken (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes): Het programma Mo derne Overheid zet zich in om de samenwerking tussen de waterschappen onderling en tussen de waterschappen en strategische partners zoals Rijkswaterstaat te bevorderen waar dit bij draagt aan kostenbesparingen en verbetering van efficiency. Bijkomende doelstelling is dat dit moet leiden tot het verbeteren van de zichtbaarheid en het imago van de waterschappen. Ook wordt gekeken naar samenwerkingsvormen met de regionale diensten van RWS om meer ge zamenlijk op te trekken als waterbeheerders in de regio. Het programma Moderne overheid faciliteert, ondersteunt, communiceert en monitort deze afspraken. Bedrijfsvergelijkingen (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes): De roep om transparantie en de be hoefte aan informatie nemen alleen maar toe. Ook uit het Bestuursakkoord Water en het Re geerakkoord komt een extra behoefte aan informatie (en dus monitoring) voort. Het programma MO draagt er zorg voordat deze extra behoefte wordt ingevuld binnen de huidige jaarlijkse uit vraag voor Waterschapspeil en Waterschapsspiegel zodat de toenemende behoefte aan infor matie niet leidt tot extra inspanningen van de waterschappen op dit terrein (zie voor verdere inzet 2014 de paragraaf 'monitoring en bedrijfsvergelijkingen'). Informatieveiligheid (Portefeuillehouder: Hans Oosters) De uitgangspunten van de Taskforce Bestuur en Informatieveiligheid en Dienstverlening (BID) zijn door de waterschappen onderschreven. Daarmee hebben wij ons als waterschappen ver plicht om de bewustwording van bestuur en directie op het gebied van informatieveiligheid te versterken en een lange termijn verankering van informatieveiligheid bij de waterschappen te realiseren met als beoogd einddoel een verplichtende vorm van zelfregulering. De Unie zal de ze opdracht samen met Het Waterschapshuis oppakken en waar mogelijk aansluiting zoeken bij initiatieven die worden ontplooid door VNG/KING. Na een aantal incidenten op het gebied van cybercrime en informatieveiligheid, zoals het hac ken van op afstand bestuurbare sluizen en de Diginotar affaire (certificaten van overheidswebsites die lek waren) is - na aandringen van de Tweede Kamer- door de Minister van BZK besloten dat het onderwerp informatieveiligheid beter op de agenda van de decentrale overheden en het Rijk moet komen en dat binnen overheidslagen hier zelf op gestuurd en gereguleerd moet wor den. De zelfregulering moet plaatsvinden op basis van de volgende uitgangspunten: 1. Een normatieve basis per organisatie en per overheidslaag (ISO 27001 en ISO 27002). 2. Een verankering van deze normatiek. Elke betrokken organisatie regelt de informatie veiligheid op adequaat niveau. Op het niveau van de overheidslagen is er een stelsel van afspraken over de verantwoordelijkheid van koepelorganisaties. Op landelijk niveau belegde en daarvoor ingerichte voorzieningen faciliteren deze zelfregulering. 3. Auditing is hierbij een belangrijk instrument. De ontwikkeling van een stelsel van single audit is een stimulerende factor voor zelfregulering en vindt zo veel als mogelijk plaats. 4. Elke organisatie, nader ondersteund per overheidslaag, traint regulier op een actieve gerichtheid van bestuur, management, ICT-functionarissen en andere medewerkers op informatieveiligheid. 5. Voor elke organisatie en elke overheidslaag is een probleemanalyse en veranderplan opgesteld. 23 De waterschappen zijn als sector verantwoordelijk voor het invullen van de zelfregulering, de normatieve basis en risico-analyses. In 2014 zal het in 2013 opgestelde programmaplan in de samenwerking met de Taskforce BID moeten worden uitgevoerd en worden geïmplementeerd. De Unie coördineert de aanpak op sectoraal niveau. De waterschappen zijn zelf verantwoorde lijk voor het op niveau brengen of houden van hun informatiebeleid. De kracht van de Unie Aantrekkelijk werkgeverschap (Portefeuillehouder: Gerard Doornbos): Het programma MO zet zich in om de waterschappen te positioneren als aantrekkelijk werkgever. De waterschappen moeten blijvend kunnen beschikken over gekwalificeerde en betrokken medewerkers om met hen de grote opgaven, waarvoor zij zich gesteld zien, in te vullen. Het programma MO zet zich hiervoor in door met de vakorganisaties een toekomstbestendige CAO af te sluiten en deze uit te voeren en door invulling te geven aan de visie op arbeidsmarktcommunicatie. We zetten in op meer evenwicht in arbeidsrelaties zowel in onze relatie met de bonden als in de relatie tus sen werkgever en werknemer. Hier geven we invulling aan door waar mogelijk zoveel mogelijk gezamenlijk met alle stakeholders de agenda voor de toekomst te bepalen. Kernbegrippen voor onze inzet op dit dossier zijn: in verbinding staan, van buiten naar binnen (goede voor beelden andere sectoren, bevorderen verdergaande samenwerking), aansluitend en inspelend op toekomstige behoeften van de waterschappen. Transparant over de voortgang: Monitoring en bedrijfsvergelijkingen (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes): In het BAW staat verwoord dat we transparant zijn over de voortgang van de uitvoering van het BAW. W e monitoren de voortgang en rapporteren hier jaarlijks over in Water in beeld. De belas tingen van de waterschappen krijgen aandacht in zowel de monitor van het BAW (die deels wordt gepubliceerd in Water in Beeld) als in de lokale lastenmonitor van het ministerie van BZK. De Unie is bij beide trajecten betrokken en zorgt voor een zo uniform mogelijke benadering in beide monitors. De Unie zorgt voor het zo goed mogelijk belichten van de doelmatigheidswinst die de waterschappen in het kader van het BAW bereiken. Tevens hebben wij afgesproken dat wij onze driejaarlijkse benchmarks zullen continueren. Het programma Moderne Overheid geeft hieraan invulling door twee keer per jaar de benodigde gegevens uit te vragen bij de waterschappen. Jaarlijks brengen wij een boekje uit met informa tie over de waterschapsbelastingen (Waterschapspeil light), tweejaarlijks geven wij een totaal overzicht van de prestaties van waterschappen door middel van Waterschapspeil en Waterschapsspiegel en daarnaast faciliteren wij de verschillende bedrijfsvergelijkingen. Water schapspeil en de bedrijfsvergelijkingen zijn bedoeld om transparant te zijn over het water schapswerk, om verantwoording af te leggen, om inzicht te krijgen in het eigen functioneren en daarvan te leren en zodoende de bedrijfsvoering te verbeteren. In dit kader wordt er naar ge streefd deze gegevens steeds meer via open data beschikbaar te stellen. Er worden vier doel groepen onderscheiden: externe belanghebbenden, waterschapsbestuurders, direc tie/management van waterschappen en de experts op de werkvloer. Transparantie en verant woording is vooral verbonden aan WaterschapspeilAspiegel en bedient de externe belangheb benden en bestuurders. Externe belanghebbenden krijgen inzicht in de doelstellingen en kosten van het waterbeheer en bestuurders van een waterschap kunnen kijken hoe de ambities van hun waterschap zich verhouden met de ambities van andere waterschappen. Het leren en ver beteren is vooral gerelateerd aan de bedrijfsvergelijkingen en bedient hoofdzakelijk de water schapsorganisaties. Een derde, afgeleid, doel is het positioneren van de waterschapssector als moderne, professionele, vernieuwende organisaties die efficiënt met de beschikbare middelen omgaan. Hierin wordt nauw samengewerkt met het programma V&C. Concrete producten in 2014: " In het voorjaar Waterschapspeil Light (de waterschapsbelastingen). 24 « * " In het najaar verschijnt de branche- en vergelijkingsrapportage Waterschapspeil en Waterschapsspiegel. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van de database Waves. In 2014 zal voor het eerst een bedrijfsvergelijking Waterkeringen worden uitgevoerd. Mogelijk wordt er nog vervolg gegeven aan de pilot Venster Bedrijfsvoering. Ook gaan we door met de leerkringen om een impuls te geven aan het leren en verbeteren op basis van de bedrijfsvergelijkingen. Werkzaamheden 'slim combineren' Organisatie crisisbeheersing (Portefeuillehouder: Hans Oosters) Vanuit verschillende kanten wordt er op aangedrongen een versterking van de organisatie van de crisisbeheersing bij de waterschappen te realiseren. Vanuit de waterschappen zelf, de in 2013 vastgestelde 'Visie op de crisisbeheersing', inzetten op meer samenwerking,efficiency en een meer uniforme aanpak. De belangrijkste elementen uit deze visie zijn: uniformering van de calamiteitenorganisaties, informatiemanagement (o.a. Netcentrisch werken), samenwerking bij Opleiden, Trainen, Oefenen (OTO) en kwaliteitssysteem voor calamiteitenorganisaties. In 2014 zal de implementatie van deze visie verder vorm krijgen. Op het vlak van continuïteitsmanagement (uitval van vitale infrastructuur zoals telecommunicatie en energievoorziening) zijn verbe teringen bij de waterschappen gewenst. Een mogelijke overstroming komt bij risicoanalyses nog altijd als één van de grootste risico's voor de Nederlandse samenleving naar voren. De af stemming tussen de verschillende partijen die daarbij acteren, in het bijzonder de waterschap pen, Rijkswaterstaat en de veiligheidsregio's is van groot belang en deze afstemming kan en moet beter. Het Rijk wil op korte termijn serieus werk maken van de invulling van de derde laag uit het con cept meerlaagsveiligheid. Hoewel dit vooral gaat over evacuatieplannen zal er hier toch ook van de waterschappen een behoorlijke inspanning worden gevraagd: de informatie, maar ook de oordeelsvorming over de kans dat een kering bezwijkt en dus het oordeel over de noodzaak van een evacuatie is voor een belangrijk deel de verantwoordelijkheid van het waterschap. Inkoop en aanbesteding (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes) Op het terrein van inkoop en aanbesteding wordt enerzijds invulling gegeven aan verdergaande samenwerking met RWS op het terrein van Inkoop en aanbesteden en anderzijds worden door middel van het project Professionalisering inkoop en aanbesteden waterschappen ingezet op de verdergaande professionalisering van de waterschapen als het gaat dit onderwerp. In de samenwerking met RWS is een aantal kansrijke trajecten geïdentificeerd: inkoop van energie, contractsvorming en ingenieursdiensten. Er is gekozen voor een regionale aanpak waar waterschappen en regionale diensten van RWS gezamenlijk bepalen op welke terreinen de samenwerking wordt gezocht. Met het project Professionalisering inkoop en aanbesteden waterschappen wordt voornamelijk ingezet op doelmatigheid: door professionalisering en samenwerking geld besparen. De focus ligt hier met name op de samenwerking tussen de waterschappen onderling. Het project kent de volgende doelstellingen: - « " Het verder professionaliseren van de uitvoering van het inkoop- en aanbestedingsproces bij de waterschappen met daarbij aandacht voor innovatief inkopen en innovatiegericht inkopen en het bereiken van duurzaamheidswinst. Het uitwisselen van kennis tussen de waterschappen onderling en tussen de waterschap pen en andere overheidsopdrachtgevers. Het verminderen van de kwetsbaarheid in de uitvoering. Het bereiken van doelmatigheidswinst door het gecoördineerd samenwerken bij inkooptra jecten. In 2014 zal bezien worden in hoeverre deze doelstellingen zijn bereikt en welke volgende stap pen gezet kunnen worden om inkoop en aanbesteden bij de waterschappen verder te professi onaliseren. 25 Investeren in menselijk kapitaal (Portefeuillehouder: Gerard Doornbos) In 2014 wordt gezamenlijk met het programma V&C verder invulling gegeven aan de Visie en strategie Arbeidsmarkt 2020. Met het doel om ook in de toekomst voldoende gekwalificeerde medewerkers aan de waterschappen te kunnen binden, wordt ingezet op het verbeteren van de bekendheid van en kennis over de waterschappen. Dit begint al op jonge leeftijd. De aanbeve lingen van de stuurgroep watereducatie zullen worden opgevolgd. Er zal worden ingezet op het stimuleren van de populariteit van bèta onderwijs. Gezamenlijk (ook met het bedrijfsleven) spannen we ons in om het bestaande wateronderwijs te structureren en te verbeteren. De alli anties met de watersector (o.a. RWS) worden verder versterkt. Daarnaast zetten wij ons in om de waterschappen te positioneren als aantrekkelijk werkgever. De arbeidsvoorwaarden van de waterschappen zullen moeten blijven aansluiten bij de wensen en behoeften van de toekomsti ge waterschapper (zie boven). 2. Het programma MO werkt actief aan een aantal onderwerpen uit het Regeerakkoord. Nederland uit de crisis Begrotingsbeleid: Wet Houdbare Overheidsfinanciën: zie voor onze inzet onder 'Ruimte om te blijven investeren'. Duurzaam groeien en vernieuwen Het kabinet zet in op een verbeterde (digitale) dienstverlening door overheden. Digitaal zaken doen met de overheid en het verminderen van de regeldruk zijn belangrijke speerpunten hierbij. Gebruik van de e-overheid is hiervoor randvoorwaardelijk. Dit leidt tot een compacte overheid: die efficiënt werkt en zo dicht mogelijk bij de burgers staat. Het Programma MO zet zit zich met de waterschappen en HWH in voor de implementatie van het Nationaal uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP) en het project Digitaal 2017. Belangrijke bouwstenen hiervoor zijn de basis registraties (BGT, BRO), elektronisch bekendmaken en Europese regelgeving (zoals INPIRE en SEIS). De waterschappen hebben zich net als het Rijk, gemeenten en provincies verbonden om de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met minimaal 5Vo per jaar te verminderen. Hiertoe is een uitvoeringsagenda opgesteld. De vermindering van regeldruk gaat samen met een verbeterde dienstverlening. Binnen het Programma MO wordt hier met de waterschappen hard aan gewerkt. De monitoring van deze afspraak zal via de jaarlijkse uitvraag van Water schapspeil plaatsvinden. 2014 staat in het teken van de implementatie van servicenormen bij de waterschappen. 3. Overig Naast de onderwerpen die een plek hebben gekregen in het BP, het BAW of het Regeerak koord voert het programma MO nog andere werkzaamheden uit. Overige Financieel economische dossiers (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes) Ook op andere dossiers van financieel-economische dan Wet Hof en schatkistbankieren blijft de Unie in 2013 de belangen van de waterschappen behartigen. Dit geldt voor onderwerpen zoals Wet Fido, rechtmatigheid, verslaggeving, markt en overheid, vpb-plicht. Deze belangenbeharti ging vindt onder andere plaats in gremia zoals de BZK-werkgroep Fido, de BZK-commissie BBV (verslaggeving en rechtmatigheid), het Kernteam, het Bestuurlijk Overleg Financiële Ver houdingen het OverhedenOverleg en alle voorbereidende overleggen voor deze platforms. De werkgroep Middelen fungeert als dossierteam om input te verzorgen op de financieeleconomische dossiers die in Brussel spelen, zoals aanbestedingen, mededinging, de diensten van algemeen belang, PPS etc. 26 Waarderingskamer (Portefeuillehouder: Huub Hieltjes) De Waarderingskamer, een zelfstandig bestuursorgaan met een publiekrechtelijke rechtsper soonlijkheid, bevordert in de rol van toezichthouder het vertrouwen in een juiste uitvoering van de Wet WOZ. De waterschappen dragen voor een vierde deel bij aan de apparaatskosten en participeren met de Unie in verschillende commissies (regelgeving en controle, gegevensuitwis seling). Jaarlijks is er een bestuurlijk WOZ-overleg met de bewindspersonen van Financiën en BZK. Geoinformatie (Portefeuillehouder: Hans Oosters) De waterschappen hebben een groot belang bij geo-informatie, omdat een groot deel van hun informatie een topografisch element heeft. De Unie van Waterschappen verzorgt de lobby en belangenbeharing in de Haagse gremia op dit vakgebied. De input hiervoor wordt geleverd door de subwerkgroep geo-informatie. De subwerkgroep haakt aan bij de landelijke ontwikkelingen op het gebied van geo-informatie en zorgt voor vakinhoudelijke coördinatie, de professionalise ring van het geo-werkveld en het opstellen van adviezen voor bestuur en andere overleggen. Op dit dossier wordt nauw samengewerkt met HWH. HWH is de uitvoerder van een aantal be langrijke geoprojecten van de waterschappen (AHN, beeldmateriaal). Wegbeheer (Portefeuillehouder: Hans Oosters) De Unie faciliteert de kennisuitwisseling tussen de wegbeherende waterschappen. De Unie fungeert als vraagbaak en makelaar tussen waterschappen en kennisorganisaties op beheer en mobiliteitsvraagstukken. Het optimaal functioneren als koepelorganisatie vraagt om het opbou wen en in stand houden van contacten met andere koepelorganisaties, rijksoverheid, kennis centra (innovatie en onderzoek). De Unie behartigt de belangen van de wegbeherende water schappen in het bestuurlijk overleg van het verkeersdepartement. Minder of niet In zijn algemeenheid zal binnen het programma minder tijd beschikbaar zijn voor de onder steuning bij implementatie en uitvoering van beleid (bijvoorbeeld op het gebied van dienst verlening, CAO, inkoop en aanbesteden, Europees beleid). « De (ambtelijke) inzet van de Unie in de Waarderingskamer zal worden beperkt. De inbreng van de LV WOZ zal door de waterschappen worden ingevuld. De inzet van de Unie op het dossier dienstverlening/servicenormen zal beperkt blijven tot de monitoring van de gemaakte afspraken. 27 PROGRAMMA INNOVATIE Å INTERNATIONAAL Programmaleider Mark van de Werf Portefeuillehouders: hetl Stefan Kuks (Innovatie), Gerard Doornbos (Internationaal) en Hennie Roorda voor onderdelen van klimaatakkoord. Doel Het programma ondersteunt en profileert de waterschappen op het gebied van innovatie en in ternationaal, zodat ze worden gewaardeerd en zich positioneren als duurzame, efficiënte en innovatieve overheid. Voor 2014 heeft het programma Innovatie Ä Internationaal de volgende speerpunten: « Imago versterken door te zorgen dat waterschappen als duurzame, efficiënte en innovatieve overheid zichtbaar zijn en blijven innoveren op een systematische manier. " Nieuwe coalities sluiten met bedrijfsleven, koepels, ministeries. ' Stimuleren dat waterschappen hun taken beter en goedkoper uitvoeren door innovaties toe te passen, door samenwerking in de waterketen te stimuleren en door te stimuleren dat wa terschappen gebruik gaan maken (en kunnen maken) van subsidies (nationaal S internati onaal). Door middel van krachtenbundeling (capaciteit en focuslanden) invulling geven aan interna tionale samenwerking als gerespecteerd partner binnen de gouden driehoek en zichtbaar maken dat over de grens veel waarde wordt gehecht aan het Nederlandse waterschaps kennis en het model. « Waterschapsinzet coördineren voor OECD studie over de toekomstbestendigheid op het gebied van fysieke klimaatverandering van de watergovernance. " Invloed uitoefenen op Europese beleidsontwikkeling en regelgeving en de implementatie daarvan in Nederland. Deze speerpunten sluiten nauw aan bij een aantal thema's uit het bestuursprogramma 'Scherp aan de Wind', het Bestuursakkoord W a t e r e n de Rijksdoelstellingen (o.a. regeerakkoord). Het programma zorgt voor inhoudelijke dwarsverbanden binnen de thema's van het programma namelijk: waterketen, innovatie, duurzaamheid, internationaal. Daarnaast maakt het programma ook de collectieve dwarsverbanden expliciet die zullen gaan over voornamelijk de werkwijzen van collega's Innovatie (R01) en Klimaat en Energie (R02) Past bij de Imago speerpunten: versterken zichtbaar Nieuwe coalities Invulling geven sector door zijn en blijven sluiten te zorgen innoveren met bedrijfsleven, aan internationale (o.a. binnen dat gouden waterschappen als duurzame, op een systematische koepels, samenwerking efficiënte en innovatieve overheid manier; ministeries;; als gerespecteerd partner binnen de Nederlandse water driehoek). De Unie zet in op klimaat, energie en duurzaamheid, omdat de waterschappen op dit vlak zeer actief zijn en hiermee hun maatschappelijke positie verder kunnen versterken. Veel innovaties zijn gerelateerd aan duurzaamheid. De waterschappen innoveren binnen de eigen organisaties om beter en goedkoper hun taken te kunnen vervullen in een veranderende omgeving. De Unie versterkt het innovatieve vermogen van de waterschappen volgens de lijnen: voorwaarden scheppen voor innovatie; bundelen van de krachten van waterschappen; kennis delen en het zichtbaar maken van het innovatieve vermogen van de waterschapssector (Innovatievisie 2011). 28 Activiteiten die de Unie gaat ontplooien: De Unie draagt, via het Innovatieplatform informatie, over innovatieve ontwikkelingen uit in de media en de lobby binnen de Topsector Water en naar de politiek. 24 innovatieve coör dinatoren (Innovatieplatform) zullen intern bij het waterschap zoeken naar innovaties op be stuurlijk, sociaal en technisch gebied. Hiermee kunnen de waterschappen leren van elkaar (focus), meer gaan innoveren (katalyseren) en dit laten zien aan het publiek (etaleren). Voor het etaleren van de duurzame en innovatieve activiteiten wordt een aparte websi te/webpagina gecreëerd als etalage voor innovatieve projecten van de waterschappen. Het « « - « * vervolg van de Innovatie-estafette 2013 inzetten om nogmaals waterschappen als innova tieve overheid 'neer te zetten'. Inzet op de verbreding van de positie van de waterschappen in Den Haag door in ieder ge val het contact met het ministerie van EZ uit te bouwen en daarbij aandacht te vestigen op het economisch belang van waterschappen voor de thuismarkt en de export. Waterschap pen zijn namelijk ideaal voor innovatiegerichte experimenteerruimten. Dit heeft ook een rela tie met Rembrandt Water, samenwerking bedrijfsleven en overheid t.b.v. export. De Unie doet dit door de waterschappen te vertegenwoordigen binnen de Topsector Water zodat in teressante allianties met het bedrijfsleven en kennisinstellingen gevormd worden. We gaan er ook voor zorgen dat het ľvlKB (onze natuurlijke partner in de regionale praktijk) een plek krijgt in deze Haagse gouden Driehoek. Daarnaast er voor zorgen dat waterschappen ge bruik kunnen maken van de regeling Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-regeling). Samen met de STOWA zoekt de Unie naar de kennisbehoefte van waterschappen zonder de oplossingen te geven. De innovatiekracht van het bedrijfsleven en kennisinstituten ge bruiken om tot innovatieve oplossingen te komen. De Unie 'trekt' aan 5 innovatiekoplopers: Building with Nature, Flood Control, Leven met Zoet, Digitale Delta en Sociale Innovatie, zodat samenwerking tussen waterschappen rond innovatiethema's versterkt wordt en het bedrijfsleven en kennisinstituten een duidelijk aanspreekpunt hebben bij de waterschappen In de verschillende vakcommissies van de Unie moet innovatie op de agenda komen. De relatie met VNO-NCW (met betrekking tot het bronbeleid, meer handelspotentieel, steun voor toekomstige discussie) en Bouwend Nederland wordt versterkt. De Unie en de water schappen stimuleren het bedrijfsleven tot het maken van groene producten die goed zijn voor het watermilieu (bijvoorbeeld Cradle to Cradle). Dit is een mogelijk alternatief voor 'end of pipe' oplossingen op de zuivering voor problematische stoffen. Zorgen dat waterschappen een volwaardige partij zijn in landelijke kennis- en innovatienet werken (Innovatieberaad l&M, Kernteam Deltatechnologie, Kernteam Watertechnologie, ProeftuinNL, Innovatie-Estafette, Raad voor Deltaonderzoek en Kennisplatform Water), Na tionale klankbordgroep Horizon 2020. Invloed uitoefenen op allerlei subsidievoorwaarden. Bijzondere aandacht van de Unie zal uitgaan naar energiebesparing, productie van duur zame energie en grondstoffenterugwinning. Hierover heeft de Unie met het Rijk voor de pe riode tot 201512020 afspraken gemaakt in een aantal convenanten, zoals: het Klimaatak koord/ Lokale Klimaatagenda (LKA), Green Deal, Ketenakkoord Fosfaat/Nutriëntenplatform en het Meerjarenakkoord Energie-efficiency (MJA3). In 2014 verwacht de Unie de positie via het SER-energieakkoord verder te verstevigen. De inspanningen zijn erop gericht om in beleid en regelgeving ruimte te scheppen voor het winnen van duurzame energie en grond stoffen uit afvalwater. Afval wordt grondstof. Speerpunten zijn duurzame energieproductie (biogas, warmte, wind en zonne-energie en waterkracht) en integratie met het watersys teem. De Energiefabriek en de Grondstoffenfabriek zijn netwerken waarmee nauw wordt af gestemd en die ook feitelijk deelnemen in de actieprogramma's. Een lange termijnvisie op de afvalzuivering is neergelegd in de Routekaart Afvalwaterketen 2030. Dit gedachtegoed wordt geïntegreerd in de lopende programma's. De samenwerking met de buitenwereld wordt nadrukkelijk opgezocht (gemeenten, bedrijfsleven, landbouw). 29 Afvalwaterketen beleid (L13) Past bij de speerpunten: Stimuleren dat waterschappen door samenwerking maken hun in de waterketen (en kunnen maken) taken beter en goedkoper te stimuleren van subsidies en door (nationaal Ä uitvoeren te stimuleren door innovaties toe dat waterschappen te passen, gebruik gaan internationaal). Belangrijk voor de Unie is laten zien dat waterschappen een betrouwbare partner zijn en de rijksbegroting ontlasten zonder waterschapstarieven bovenmatig te laten stijgen (bestuursak koord water). Een zeer belangrijk onderdeel hiervan is de besparing door samenwerking in de afvalwaterketen. Activiteiten die de Unie gaat ontplooien: Stimuleren dat er in de regio wordt gewerkt aan concrete besparingsprojecten in de afval waterketen en zorgen dat er permanente samenwerking tussen rioleurs en waterschappers blijft bestaan. « Mede opzetten van een visitatiecommissie en interventieladder. « Etaleren innovatieve oplossingen (o.a. sluiten kringlopen inzake afvalwater en slib). " Met behulp van de Routekaart Afvalwaterketen ervoor zorgen dat de gemeentelijke netwer ken van de Lokale Klimaat Agenda, ambtelijk en bestuurlijk, gekoppeld worden aan de samenwerkings-regio's van Samenwerken aan Water (BAW-actie waterketen). Internationaal 115 Past bij de speerpunten: Imago versterken zichtbaar Nieuwe coalities sluiten Stimuleren dat schappen gebruik Door door gerespecteerd gehecht Invloed dat waterschappen met bedrijfsleven, waterschappen gaan krachtenbundeling wordt te zorgen als duurzame, efficiënte en innovatieve overheid zijn. partner maken hun (en kunnen (capaciteit binnen uitoefenen op Europese beter ministeries. en goedkoper maken) en focuslanden) de gouden aan het Nederlandse koepels, taken driehoek van invulling geven en zichtbaar waterschapskennis beleidsontwikkeling uitvoeren door te stimuleren dat water subsidies. en het aan internationale maken dat over samenwerking de grens veel als waarde model. en regelgeving en de implementatie daarvan in Ne derland. Activiteiten die de Unie gaat ontplooien: Mondiaal: * - " « Uitwerking geven en Unie-positie formuleren naar aanleiding van "Rembrandt water" (wat mag en wil je over de grens ondernemen: passend bij kerntaken, geen risico's lopen, vraag gestuurd werken en lokaal eigenaarschap). Zorgen voor meer (inter)sectorale krachtenbundeling op internationaal werk (bundelen ca paciteit in 9 focuslanden en professionalisering). Er is grotendeels aangesloten bij keuzes vanuit het Rijk zodat betere aansluiting gevonden kan worden met andere partijen en om makkelijker toegang te kunnen krijgen tot andere financieringsbronnen. Het Rijk heeft 'exportpotentieel vergroten' op het netvlies staan. VNG International vindt ook dat een gezond stabiel lokaal bestuur zorgt voor economische groei en dus handelspotentieel. Waterschap pen vinden dat aan de basis van dit lokaal bestuur een gezonde leefomgeving en dus wa tersysteem moet liggen. We promoten dus een goede waterhuishouding in de 9 focuslan den. CINTER discussie over toekomst rol commissie, inhoud bij de vakcommissies. Vanuit het Memorandum of Understanding verdere invulling geven aan de samenwerking met focusland Roemenie. Stimuleren samenwerking waterschappen, bedrijfsleven en de Roemeense "Rijkswaterstaat" Apele Romane. Met NWP en Deltares (en mogelijk RWS) or ganiseren van een jaarlijks bestuurlijke bijeenkomst en technische workshops. 30 « « - Positie van waterschappen nationaal versterken door te laten zien dat men over de grens ons model en kennis op waarde schat. In Zuid Afrika CMA's opzetten en in Ethiopië een Ri ver basin management system en daarvan in Nederland profiteren ten aanzien van positio nering waterschappen. Als waterschapsmodel over de grens wordt toegepast dit nationaal gebruiken voor profilering. Betere balans creëren tussen halen en brengen (kennis, ervaringen, publiciteit). Implemen teren van onderzoeksresultaten afstudeeronderzoek innovatie en internationale samenwer king uit 2013. Aan de slag met de uitkomsten van de OECD-studie. De Unie van Waterschappen is betrokken bij toonaangevende (inter)nationale netwerken zoals UNESCO IHE en NWB-fonds Interdepartementaal overlegorgaan, Topsector Water, Water Mondiaal en Water OS. Europa: * Inzet op prioritaire dossiers Bureau Brussel (o.a. richtlijn prioritaire stoffen, GLB, aanbeste den) waarbij input van beleidsmedewerkers komt. Invloed uitoefenen in samenwerking met de VEWIN op Europese richtlijnen met betrekking tot re-use, fosfaat, prioritaire stoffen. Alle Brusselse prioritaire dossiers worden door het bestuur van de Unie op inhoud verdeeld over de Uniewerkgroepen en -commissies om zorg te dragen voor een goede inhoudelijke dis cussie en positiebepaling. Medewerkers van de Unie zijn als dossierhouders 'spin in het web'. * De Unie zoekt actief naar nauwe samenwerking met de nationale vakdepartementen op het gebied van de Brusselse prioritaire dossiers, om beter invulling te geven aan de Haagse component van de Brusselse lobby. Relatie met het programma Vereniging S Communica tie door Brusselse en Haagse Lobby goed op elkaar af te stemmen. " Er is een actieve inzet in de Europese koepelorganisaties (European federation of national associations of drinking water suppliers and waste water services - EUREAU; European Union of Water Management Associations - EUWMA; European Centre of Employers and Enterprises providing public services - CEEP en WsstP). Deze koepels zijn van groot be lang om door een actieve inzet de Nederlandse als ook een Europese positie naar voren te brengen in Brussel. " Bureau Brussel houdt contact met waterschappen en organiseert bezoeken van water schappen aan Brussel. * Via Bureau Brussel invloed uitoefenen op Europese richtlijnen en de mogelijkheid creëeren dat waterschappen gebruik maken van Europese subsidies. " Er is een medewerker gedetacheerd bij de Europese Commissie die zich richt op de ontwik keling van een Europees Innovatieplatform Water. » Op strategische momenten wordt de Energiefabriek gepromoot bij de Brusselse instanties om het pad te effenen voor het oplossen van belemmeringen en het creëren van kansen. Onderlinge samenhang thema's Innovatie en Internationaal De thema's Innovatie en Internationaal zijn binnen één programma geplaatst opdat er een dui delijke samenhang is tussen beide thema's. In de visie op innovatie van de Unie (december 2011) wordt de verbinding met de positionering van de Nederlandse watersector in het interna tionale speelveld gelegd (Topsector Water). De Unie zet waterschappen neer als innovatieve overheid: zonder ons, minder innovaties en dus minder export potentieel. Eind 2010 is in Unie verband geconcludeerd dat waterschappen meer de samenwerking met het bedrijfsleven moe ten zoeken, mits het elders in de wereld een maatschappelijk doel dient. Waterschappen zijn kennisintensieve organisaties, die continu moeten blijven innoveren en daarvoor zijn internatio nale contacten onontbeerlijk. 31 Via de lobby in Brussel en door actieve deelname aan WsstP oefent de Unie invloed uit op in novatieprogramma's zoals European innovation platform, Horizon 2020 (onderzoeksprogramma EU). Europese beleidsbeïnvloeding op duurzaamheidsthema's: Ruse-directive, fosfaat directive. De Unie faciliteert internationale kennisuitwisseling (meer halen over de grens). De beschik baarheid van minder middelen maakt de weg vrij voor innovatie, hierbij kunnen we leren van voorbeelden uit het buitenland. Minder of niet: " Kennis. Hiertoe worden met STOWA afspraken gemaakt over invulling en vertegenwoordi - - ging. Ruimtelijke ordening. In 2013 is het actieprogramma Water en Ruimte vervlecht met het onderdeel Nieuwbouw en Herstructurering vanuit het Deltaprogramma en hoort het bij het programma Waterbeleid van de Unie. Recreatie. De afgelopen jaren heeft de Unie de nodige inzet geleverd. Dit wordt in 2014 'low key' ingevuld. Voor de aanwezigheid bij internationale evenementen zal de inzet low key worden ingevuld. EWA lidmaatschap rendeert niet. Unesco IHE samenwerking onder de loep. De vraag is of de MoU nu werkt. 32 Team B E S T U U R L I J K JURIDISCHE ZAKEN (Onderdeel Bedrijfsvoering) Hoofd Bedrijfsvoering (portefeuillehouder Huub Hieltjes/Hennie Roorda) Vanaf 1 januari 2013 zijn de medewerkers van het voorheen zo genoemde Account Bestuurlijk Juridisch (BJ) bij het bureau Bedrijfsvoering ondergebracht in het team BJZ. Daarbij is de af stemming en samenwerking, op met name het juridisch gebied, gewaarborgd.. De medewer kers werken, waar nodig, samen met beleidsmedewerkers in verschillende programma's. De BJZ-werkzaamheden moeten op de juiste plek, op het juiste moment door mensen met de juiste deskundigheid worden uitgevoerd . BJZ levert bijdragen in de totstandkoming van tal van nieuwe wet- en regelgeving, voor zover van belang voor de waterschappen. Met de waterschappen wordt samengewerkt om juridische producten op te stellen (bijvoorbeeld de actualisatie van de model Keur van de Unie van Water schappen of een model aanvraagformulier Watervergunning). Daarbij geldt dat BJZ de regie heeft op proces en inhoud. Per jaar zijn er circa 5 Bestuurlijk-juridische Netwerkdagen en is er een fiscalistendag. Onderdelen ' Participatie/lobby in wetgevingstrajecten met alle nazorg. " Algemene aangelegenheden: Grondwet, Wet gemeenschappelijke regelingen, Algemene wet bestuursrecht, Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen, Algemene wet rijksbe lastingen. » Waterschapswet Fiscale Wetgeving: aanpassing belastingstelsel, modernisering verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing, kwijtscheldingsbeleid en samenwerking met gemeenten op fiscaal gebied. " Omgevingswetgeving: water (wijzigingen Waterwet): de werkzaamheden die daar onder vallen hebben betrekking op ruimte (AMvB Ruimte), milieu (nieuwe AMvB's, vorming regio nale uitvoeringsdiensten, natuur (nieuwe Natuurwetgeving), bodem, Omgevingswet, Wetge ving die moet worden aangepast naar aanleiding van Bestuursakkoord Water en Hoofdlij nenakkoord, service verlenen (zo mogelijk met juristen van waterschappen) » Organiseren van BJ-Netwerkdagen en fiscale Netwerkdagen (in 2014 zullen dat er onge veer 5 zijn); gerechtelijke procedures voeren dan wel waterschappen hierbij ondersteuning bieden (Raad van State: Gedragscode Flora- en faunawet; Hoge Raad: Wilnisdijk; recht banken: bezwaren systeemheffing ongebouwd); schrijven van artikelen voor het blad 'Het Waterschap' en juridisch vaktijdschriften. Ook in 2014 zal er aandacht zijn voor de verbinding m e t ' Brussel' en de verbinding met het Wa terschapshuis en Stowa voor wat betreft wet- en regelgevende aspecten; het pro-actief acteren in de voorbereiding van de overdracht van het vaarwegbeheer naar waterschappen en wegenbeheer naar de algemene democratie; aanpassing wet- en regelgeving naar aanleiding van Ac tie Storm en Regeerakkoord; netwerken, lobbyen en regievoeren. Daar staat tegenover dat vanwege de beperkte capaciteit niet (meteen) elke vraag vanuit een waterschap kan worden beantwoord en dat de Unie meer de regie gaat voeren en juristen uit waterschappen gaat betrekken bij verschillende onderwerpen in plaats van als Unie zijnde zelf zaken uit te zoeken. S T A F B U R E A U BEDRIJFSVOERING Het doel van het bureau is het primaire proces op adequate, snelle en efficiënte manier te on dersteunen/adviseren. Het betreft ondersteunen en adviseren in brede zin waarbij er voor wordt gezorgd dat werkprocessen effectief en efficiënt kunnen worden uitgevoerd. Het bureau 33 Bedrijfsvoering hecht veel waarde aan de mening van diegenen die ondersteund en geadvi seerd worden. Zij worden gezien als (interne) opdrachtgevers die weten wat zij nodig hebben. Het bureau speelt daar op in, maar adviseert ook pro-actief op basis van verworven nieuwe in zichten. Het bureau Bedrijfsvoering onderschrijft het begrip maatschappelijk verantwoord on dernemen en is daar alert op bij de inkoop van goederen en diensten en de keuze van leveran ciers. De meerwaarde van het feit dat verschillende ondersteunende diensten in één bureau zijn samengevoegd is evident en voldoet aan hetgeen gebruikelijk is bij andere organisaties. De flexibele instelling van medewerkers is daarbij een vereiste maar ook een gegeven. De begroting 2013 van het stafbureau bestaat voornamelijk uit personele kosten en de kosten die nodig zijn om het proces te laten 'draaien' zoals kantoorkosten, kosten catering, onder houdskosten etc. Taken en ontwikkelingen: In essentie zorgt Bedrijfsvoering er voor dat er 'gewerkt' kan worden; daarbij is een aantal taken te onderscheiden. P&O: Zorg dragen dat medewerkers voldoende plezieren uitdaging in de werkzaamheden houden. Daarvoor tools en ondersteuning aanbieden. Uitvoering geven aan afspraken die met waterschappen zijn gemaakt ofwel dat zelfstandig beleid, toegesneden op het Unie, wordt ont wikkeld. Zorg voor arbeidsomstandigheden en verzuimbegeleiding. In 2014 zullen adviezen die in 2011 zijn verwoord in een Strategisch HR document voor zover nog nodig een nadere invul ling krijgen en of worden geactualiseerd. Nadruk zal liggen op de kracht van de mensen die bij de Unie werken. De kernwoorden 'ruimte, richting en resultaat' staan bij de ontwikkeling van het HR beleid centraal. Financiën: Financiële administratie en een adequate Planning en Control cyclus. Essentieel is dat op goede wijze wordt geadministreerd en vervolgens juiste rapportages en waarheidsge trouwe prognoses kunnen worden gemaakt. ICT: Ook In 2014 zal de nadruk gaan liggen op het benutten van de nieuwe mogelijkheden die er zijn om processen zo efficiënt mogelijk te laten lopen en waarbij met name het tijd- en plaats onafhankelijk werken aandacht zal krijgen. De activiteiten binnen de ICT zullen zich concentre ren op de ondersteuning in de vorm van 1 lijns hulp, adviseren inzake gestroomlijnde proces sen en anticiperen op ontwikkelingen die van belang zijn om de Bedrijfsvoering in zijn totaliteit goed te laten functioneren. e Interne zaken: (secretariaat, receptie, post en repro, Digitale Informatie Voorziening, huisves tingsbeheer, catering): Onder deze noemer valt een veelheid aan activiteiten. Het secretariaat zal conform het Handboek Secretariaat ondersteuning op verschillende niveaus geven aan me dewerkers, programmaleiders en directie. Bij de Digitale Informatievoorziening zal de aandacht steeds meer uit gaan naar de actieve informatievoorziening en daar wordt nadrukkelijk een link gelegd met het Programma Vereniging en Communicatie (bijvoorbeeld de dagelijkse digitale Nieuwsdienst en Knipseldienst). Huisvestingsbeheer: De Unie is eigenaar van het gebouw aan de Koningskade. Dat betekent dat de zorg voor de huisvesting onderdeel is van het takenpakket. Bureau Bedrijfsvoering voert onderhandelingen over een veelheid aan contracten en heeft de zorg voor het beheer daarvan. Een aantal taken zijn uitbesteed die direct of indirect met het beheer te maken hebben zoals de catering, de schoonmaak, de receptiediensten en de zorg voor alle technische installaties. Om er voor te zorgen dat een goed werkklimaat ontstaat en het (werk)proces zo min mogelijk wordt onderbro ken worden storingen direct gemeld aan de leveranciers en of worden door eigen personeel opgelost. Elke klacht van medewerkers wordt via een apart mailadres gemeld en zo spoedig 34 mogelijk opgelost. De reserveringen van de vergaderzalen worden centraal via geregeld. Om dat het gebouw ook een aantal huurders herbergt betekent dit ook de zorg als verhuurder. Dit betreft niet alleen de kantoorgebouwen doch ook de 3 appartementen die in eigendom zijn van de Unie. Een aantal speerpunten kan, min of meer los van bovenstaande, voor 2014 nog apart worden benoemd t.w.: - evaluatie 'het nieuwe werken' evalueren en voor zover mogelijk uitbouwen; - strategisch HRM beleid actualiseren en samenwerking intern bevorderen; - mobiele en vaste telefonie zo mogelijk integreren - aandacht voor servicenormen - nieuw Medewerkerstevredenheidsonderzoek - nieuwe 'tender' voor catering en schoonmaak 35 Meerjarenbegroting op hoofdlijnen 2014 Kstsrt Omschrijving kostensoort/product JaarRekening 2012 Begroting 2013 Begroting 2014 2015 2016 2017 2018 LASTEN Exploitatie Bureau 400 410 420 430 500 Kapitaallasten Personeelslasten Huisvesting Algemene lasten Kosten diensten 721 4.781 378 409 134 727 4.757 312 422 144 603 5.046 330 426 149 615 5.147 337 435 152 627 5.250 344 444 155 640 5.355 351 452 158 653 5.462 358 462 162 Totaal exploitatiekosten 6.423 6.361 6.555 6.686 6.820 6.956 7.095 479 694 650 301 93 398 635 799 690 200 37 293 705 773 782 230 73 290 566 842 798 235 74 296 577 624 814 239 76 302 589 637 830 244 77 308 601 649 846 249 79 314 2.614 2.654 2.853 2.811 2.632 2.685 2.738 48 -337 50 -189 55 -289 56 -295 57 -301 58 -307 60 -313 Programma's Moderne Overheid Vereniging en Communicatie Innovatie en Internationaal Waterbeleid Team BJZ Directie TOTAAL BELEIDSACTIVITEITEN Onvoorzien Toevoegen/onttrekken aan algemene reserve 9.208 36 9.580 Meerjarenbegroting op hoofdlijnen 2014 Kstsrt 823 829 830 Omschri BATEN Opbrengsten exploitatie Bureau Huuropbrengsten Opbrengsten Algemeen Rente JaarRekening 2012 Begroting 2013 Begroting 2014 ~ 2015 2016 201 382 282 20 80 426 210 176 40 475 220 185 70 485 224 189 71 494 229 193 73 504 233 196 74 514 238 200 76 Totaal opbrengst activiteiten 12 5 0 0 0 0 0 Opbrengst activiteiten 12 5 8.355 8.445 8.699 8.773 8.714 8.889 9.066 Te dekken uit opbrengst contributie Contributiestijging 0 3,01 7o 37 0 0,86 7o o -0,68 7o 0 2,01 7o 0 1,99 7o Begroting baten en lasten Begroting Begroting 2013 2014 8.355.230 8.444.744 8.699.054 281.747 210.000 220.000 I I I . Programma's 19.627 176.000 185.100 IV. Overige baten 11.912 5.000 Werkelijke cijfers 2012 Begroting baten en lasten A. B a t e n I. Contributies II. Verhuur C Totaal 8.668.516 C 8.835.744 9.104.154 B. L a s t e n I. Projectkosten programma's en directie 2.614.408 2.654.000 2.853.000 II. Personeelskosten 4.781.219 4.757.244 5.045.993 I I I . Huisvestingskosten 378.374 297.000 330.300 IV. Algemene kosten 409.400 436.500 426.400 V. 133.780 143.500 149.300 245.317 278.575 299.575 48.001 50.000 55.000 9.159.568 Kosten diensten VI. Afschrijvingen vaste activa VII. Onvoorzien Totale bedrijfslasten Resultaat voor financiële baten en lasten 8.610.499 ĉ 8.616.819 58.017 ĉ 218.925 55.414- C Financiële baten en lasten I. Rentebaten 80.224 40.000 70.000 II. Rentelasten 333.692 317.925 302.786 141.620 130.000 800 I I I . Overige baten en lasten Saldo financiële baten en lasten 395.088- ĉ 407.925- 233.586- Exploitatieresultaat 337.072- C 189.000- 289.000- 337.072 C 189.000 289.000 Onttrekkingen via verenigingsvermogen 38 Toelichting begroting baten en lasten Werkelijke cijfers Begroting Begroting 2012 2013 2014 156.000 162.000 20.000 23.100 Toelichtinq op bearotinq van baten en lasten A. Baten Opbrengst "Het Waterschap" In 2012 is de bijdrage van Het Waterschap in de contributiebijdrage opgenomen. Opbrengst overige publicaties I I I . Proaramma's 19.627 e 19.627 11.912 Diversen IV. Overiae baten e c 11.912 176.000 e 185.100 e - 5.000 e 5.000 B. Lasten I. Proiectkosten proqramma's (Ĺ 2.614.408 I I . Personeelskosten e 5.045.993 79.516 83.744 106.225 31.847 61.594 15.229 219 80.000 81.500 49.500 30.500 40.000 15.000 500 82.000 79.500 90.000 31.300 30.000 17.500 e 378.374 e e 409.400 e 80.757 47.582 5.441 c 39 133.780 297.000 e 15.000 127.500 105.500 55.000 50.000 57.500 2.000 24.000 139.343 108.614 51.403 47.720 35.322 1.538 25.462 Restaurant Receptie Lasten verhuur VI. Kosten diensten 4.084.955 608.243 287.500 312.034 1.500 73.500 101.374 85.000 -508.113 3.903.197 585.479 130.000 300.356 5.000 73.500 97.580 74.625 -412.493 e 4.757.244 Leaseauto Kantoorkosten Telefoon- en Internetkosten Accountants- en advieskosten Documentatie Portokosten 1 drukwerk Contributies en abonnementen Verzekeringen IV. Alaemene kosten e 2.853.000 e 4.781.219 Schoonmaak Energie Onderhoud gebouw Belastingen Kantoor Brussel Beveiliging gebouw Overige huisvestingskosten I I I . Huisvestinaskosten e 2.654.000 3.898.038 609.108 302.264 316.603 786 115.264 61.305 96.130 -618.280 Salariskosten Pensioenlasten Uitzendkrachten Sociale lasten Wervingskosten Overige personeelskosten Opleidingskosten Reis- en verblijfkosten Terug ontvangen salarissen 773.000 230.000 705.000 782.000 73.000 290.000 799.000 200.000 610.000 690.000 37.000 318.000 693.537 300.550 479.030 650.239 93.230 397.822 Vereniging en Communicatie Waterbeleid Moderne Overheid Innovatie en Internationaal Team BJZ Directie 436.500 140.400 105.000 48.500 50.000 57.500 25.000 e 143.500 426.400 83.600 48.000 17.700 80.000 50.000 13.500 e 330.300 c 149.300 Toelichting begroting baten en lasten Toelichtinq op beqrotinq v a n baten en lasten Afschrijvingslasten Afschrijvingslasten Afschrijvingslasten Afschrijvingslasten Afschrijvingslasten Werkelijke cijfers 2012 162.575 40.670 10.025 32.048 gebouwen hardware software overige inventaris nieuwe investeringen e V I I . Afschriivinaen vaste activa 245.317 e Begroting 2013 2014 162.575 40.000 16.000 60.000 162.575 41.000 16.000 30.000 50.000 278.575 C 50.000 48.001 Onvoorzien Begroting 299.575 55.000 e 48.001 e 50.000 e 55.000 Rente betaalrekeningen e 80.224 e 40.000 c 70.000 I. Rentebaten e 80.224 e 40.000 e 70.000 V I I I . Onvoorzien C. F i n a n c i ë l e b a t e n e n l a s t e n 317.925 333.064 628 Rente hypothecaire lening Financiële lasten e I I . Rentelasten 333.692 c 302.786 e 317.925 302.786 Vrijval voorziening groot onderhoud Vrijval pensioenvoorziening Dotatie afvloeiingsregelingen 83.211 3.941 228.772 120.000 10.000 800 I I I . Overige lasten 141.620 130.000 800 Begroting Muskus en Beverratten Muskusratten Salaris (incl. werkgverslasten) Vergaderingen, lunches Adviesgroep TechniekcVTactïek Communicatie 8i Website Huisvesting 8*. accountant (UvW) Opleidingen, cursussen, congres 110.000 1.500 2.500 3.000 3.000 5.000 12b.0üū" eei/erraíten Inzet NONL Inzet Rivierenland Inzet Limburg Adviesgroep beverratten Kooizenders (afgerond) 225.000 250.000 300.000 1.000 49.000 ~ Totale bijdrage Muskus- en Beverratten * 825.000 950.000 •Bijdrage Muskus en Beverratten zit niet in de contrubutiebijdrage ivm andere verdeelsleutel wordt de bijdrage apart gefactureerd. 40 Contributiebijdrage Waterschappen 2 0 1 4 Contributiebijdrage Waterschappen 2014 ntnbutie 2014 Percentage aa stemgerechtigden Verdeling Op basis v a n o b v aantal • b v aantal verdeling gerechtigden kiesgerechtigden Bijdrage Het W a t e r s c h a p en Muskusratten (exclusief BTW) Obv hectares 193.000,00 * 162.000 í 950.000 6 e e e e e e e e e e e e e e e e 7.043 51.778,19 6 Belastingopbrengst Waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2013 206.609.347 7o o p b r e n g s t 8,25"/,, H o o g h e e m r a a d s c h a p v a n Delfland 215.654.588 8,61 /. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi e n Vecht 173.908.951 S.95% H o o g h e e m r a a d s c h a p v a n Rijnland 163.222.354 Waterschap Rivierenland 0 7,160/0 1.572.773 12,230/0 o 1.368.739 10,64 Zo 6,5270 711.593 5,53/0 150.225.933 6,007o 693.614 5,39 /» W a t e r s c h a p Hollandse Delta 145.056.252 5,79* 472.471 3,67"/» Wetterskip Fryslãn 122.115.363 4,88y W a t e r s c h a p Brabantse Delta 109.578.628 0 o 0 523.093 4,07 Zo 4,38 /» 0 756.363 5,88 /» 0 0 0 Waterschap A a en Maas 108.154.660 4,32 /» 701.831 5,46 /» H o o g h e e m r a a d s c h a p D e Stichtse Rijnlanden 103.719.634 4,14 /» 317.405 2,47o/» Waterschap De Dommel 89.130.883 3,56y 461.024 3,58 Zo Waterschap Roer en Overmaas 79.582.241 3,180/0 550.810 4,280/0 Hoogheemraadschap v a n Schieland en d e K rimpenerwaard 84.073.870 3,360/0 141.109 1,100/0 Waterschap Hunze en Aa's 79.140.009 3.160/0 733.547 5.700/0 113.322.990 4,530/0 0 O.OOo/o Waterschap Vechtstromen 0 bedrag 'A o p b r e n g s t 920.712 0 0 e t e e e e e e e e e e e 13.815,40 565.932,48 23.599,66 592.585,09 20.538,10 511.672,66 10.677,54 481.882,81 10.407,77 457.376,18 7.089,49 444.417,03 7.849,08 402.394,47 11.349,32 382.515,13 10.531,06 379.041,33 4.762,70 365.002,15 6.917.72 339.950,80 8.264,97 323.490,92 2.117,36 325.719,68 11.006,97 325.408,20 378.148,62 W a t e r s c h a p Rijn S IJssel 73.412.620 2,930/0 533.310 4,150/0 e 8.002,38 311.722,69 Waterschap Zuiderzeeland 69.164.061 2,760/0 299.332 2,330/0 ē 4.491,51 300.288,74 7.043 e e e e e e a 7.043 6 45.724,29 7.043 e e e e e e e e e e e e e e 43.426,70 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 7.043 120.095.500 4,800/0 763.413 5,940/0 e 11.455,11 402.233,68 7.043 W a t e r s c h a p Groot Salland 61.878.091 2,47o/» 433.693 3,370/0 6 6.507,62 288.717,33 7.043 W a t e r s c h a p Noorderzijlvest 57.132.702 2,280/0 93.923 e 1.409,33 274.769,43 « 7.043 W a t e r s c h a p Peel e n Maasvallei 53.131.962 2,12o/» 372.783 2,900/0 6 5.593,66 271.492,84 7.043 Waterschap Reest en Wieden 45.211.770 136.674 1,060/0 253.179,73 80.292.002 e e 2.050,81 Waterschap Scheldestromen 1,810/0 3,210/B 4.562,44 321.112,01 e e e W a t e r s c h a p Vallei S V e l u w e 0,730/0 304.059 0 2,36 Zo 41 7.043 7.043 624.754 25.024,78 e e e e e e e e e 41.063,99 « 15.109,32 22.049,51 30.905,96 52.863,63 29.458,08 89.202,15 27.026,00 13.720,20 54.279.42 58.773,36 614.738 540.766 519.832 517.283 480.919 498.640 435.283 429.512 397.070 388.058 357.560 e e e 346.483 386.731 443.965 51.447,84 370.214 40.829,44 348.162 63.206,66 33.278,58 472.484 e 39.413,66 35.801,04 37.879,89 47.737,30 329.039 321.227 e e e 314.337 298.103 375.893 de Nationale ombudsman 1 111 Postadres Het dagelijks bestuur van het waterschap Reer-en-Gvęļļrtaas——~- Postbus 93122 contactpersoon Nationale ombudsman 2509 AC Den Haag De heer E.H.G.M. Wijnands Bezoekadres Postbus 185 Bezuidenhoutseweg 151 0 2 JAN. 2014 6130 AD SITTARD 2594 AG Den Haag Tel: (070) 356 35 63 „ ,: 0(9 Fax: (070) 360 75 72 Ter afd [email protected] aan www.nationaleombudsman.nl Doorkiesnummer Cf Geacht bestuur, Afgedaan d.d Hierbij ontvangt u het rapport dat de Nationale ömbudsmanîiëêft ōpgêštêlĩ grond van het onderzoek naar de klacht van de heer W. van den Haak te (070) 356 35 25 RM/gn Datum Ons nummer 2013.02700 Uw brief Hillensberg over het Waterschap Roer en Overmaas. In dit rapport vindt u het oordeel over de onderzochte klacht. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik Uw kenmerk om u te bedanken voor de informatie die u voor dit onderzoek heeft verstrekt. Bijlagen Rapporten zijn openbaar Onze rapporten zijn openbaar en te vinden via www.nationaleombudsman.nl. Daarnaast verstrekken wij dit rapport op aanvraag aan belangstellenden. 1 Behandelend medewerker mr. R.E. Miedema Onderwerp rapport Contact Voor uw reactie en eventuele vragen kunt u contact opnemen met mr. R.E. Miedema. U kunt hem op ma, di, wo en do bereiken via telefoonnummer (070) 356 35 25 en e-mailadres [email protected]. Met vriendelijke groet, de Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, substituut-ombudsman de Nationale ombudsman Rapport Rapport betreffende een klacht over het Waterschap Roer en Overmaas te Sittard. Datum: 31 december 2013 Rapportnummer: 2013/207 De burger heeft er recht op behoorlijk behandeld te worden door de overheid. En laten we duidelijk zijn: meestal gebeurt dat ook. Maar het lukt niet altijd. En dan is het goed dat iemand die zich benadeeld of onrechtvaardig behandeld voelt, voor bescherming terecht kan bij een onafhankelijk instituut. Dat instituut is de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman levert een bijdrage aan het herstel van vertrouwen in de overheid. Hij doet dit door zijn kennis te delen met overheidsinstanties, onderzoek te starten of mensen te helpen bij onnodige bureaucratie. Een onderzoek van de Nationale ombudsman kan worden afgesloten met een rapport. Daarin staat of de klacht terecht is en wat de overheid kan doen om haar dienstverlening te verbeteren. Deze rapporten zijn openbaar en worden gepubliceerd op www.nationaleombudsman.nl. Postadres Postbus 93 122 2509 AC Den Haag Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 151 2594 AG Den Haag www.nationaleombudsman.nl 2 Inleiding Verzoeker heeft zich tot de Nationale ombudsman gewend omdat hij, in de uitoefening van zijn functie, een bepaalde werkwijze van zijn werkgever heeft geconstateerd, op grond waarvan hij vindt dat er sprake is van een misstand. Er is in zijn optiek sprake van een structurele werkwijze waarbij zijn werkgever, een waterschap, bepaalde vergunningen achteraf verleent. Hetgeen in strijd is met de regels. Verzoeker ziet zichzelf als klokkenluider omdat hij een vermoeden van een misstand had, en hij deze misstand heeft aangekaart binnen zijn organisatie. Verzoeker heeft aangegeven dat hij vervolgens weerstand en tegenwerking heeft ervaren vanuit de organisatie, zodanig dat hij uiteindelijk een slechte beoordeling heeft gekregen waarna hij is ontslagen. Verder heeft verzoeker aangegeven dat het waterschap geen onafhankelijke vertrouwenspersoon klokkenluiders heeft aangesteld, nu deze functie wordt vervuld door de coördinator van de Afdeling Personeel en Organisatie. Verzoeker is van mening dat een vertrouwenspersoon voor klokkenluiders niet objectief of betrouwbaar kan zijn als hij tevens betrokken is bij de beoordeling van een werknemer en dus functioneel nauwe banden heeft met de directie van de organisatie. Klachten De Nationale ombudsman heeft de klacht als volgt geformuleerd: 1. Verzoeker klaagt erover dat het Waterschap Roer en Overmaas voor werkzaamheden waarbij het waterschap zelf betrokken is, toestaat dat stelselmatig (nagenoeg) achteraf een waterschaps/keurvergunning wordt aangevraagd en verleend; 2. Verzoeker klaagt er verder over dat er bij het Waterschap Roer en Overmaas geen onafhankelijke vertrouwenspersoon voor klokkenluiders is. Klacht 1 Algemeen Verzoeker geeft aan dat het waterschap grote projecten vaak samen met andere partners uitvoert. Voor bepaalde activiteiten is op grond van de keur een vergunning nodig. Deze worden meestal door één van de andere partners (achteraf) aangevraagd (bijvoorbeeld de gemeente of een landinrichtingscommissie). Bij het waterschap is het gebruik om bij projecten, waar het zelf een belang bij heeft, de volgorde om te draaien: eerst uitvoeren en, als het project afgerond is, wordt achteraf de situatie vastgesteld door middel van een vergunning. 2013.02700 de Nationale ombudsman Verzoeker is van mening dat het waterschap welbewust een strategie voert om eerst werkzaamheden te beginnen en pas na de afronding de vergunningprocedure te volgen. Dit voorkomt complicaties bij het realiseren van projecten. Verzoeker is van mening dat deze structurele werkwijze een misstand is. Wanneer je als burger een vergunning nodig hebt, moet je wel die vergunning van te voren verkrijgen. Het kan niet zo zijn dat een overheidsinstantie zich niet aan de regels hoeft te houden en altijd achteraf een vergunning verleent. Verzoeker is verder van mening dat het standpunt van het waterschap dat er in zijn algemeenheid niets mis is met het verlenen van een vergunning achteraf, niet juist is. De burger wordt op deze manier het recht ontnomen om zich tegen deze plannen te verweren middels bezwaar en beroep. De mededeling dat de Raad van State met een dergelijke werkwijze zou instemmen is in de ogen van verzoeker apert onjuist. Verzoeker heeft vier projecten genoemd waarbij er in zijn ogen sprake is van een werkwijze die niet door de beugel kan. Deze voorbeelden betreffen: 1. Project Valkenburg 2. Project Rode Beek 3. Landinrichtingsprojecten Centraal Plateau en Mergelland Oost. De Nationale ombudsman heeft zich in het onderzoek gericht op deze vier projecten van het waterschap, nu verzoeker van mening is dat uit deze projecten blijkt dat er sprake is van een structureel achteraf verlenen van vergunningen door het waterschap aan zichzelf of andere overheden. Het waterschap heeft in het onderzoek meerdere malen schriftelijk en één maal mondeling een toelichting gegeven op zijn visie op de klacht van verzoeker. Het waterschap heeft in zijn eerste reactie aangegeven dat er in algemene zin niets mis is met vergunningverlening achteraf. Indien er vergunningsplichtige activiteiten hebben plaatsgevonden zonder vergunning, is het op grond van jurisprudentie noodzakelijk om, alvorens te handhaven, eerst te toetsen of de activiteit legaliseerbaar is. Indien dit het geval is, dient achteraf een vergunning te worden verleend. Ook is het waterschap van mening dat op grond van artikel 4.8 van de keur, het waterschap zichzelf geen vergunning hoeft te verlenen voor activiteiten die het verricht ter uitvoering van de aan het waterschap opgedragen wettelijke taak. Het waterschap is nadrukkelijk van mening dat de stelling van verzoeker dat het waterschap stelselmatig achteraf vergunningen laat aanvragen en verleent, niet juist is. 2013.02700 de Nationale ombudsman 1. Project Valkenburg Zienswijze verzoeker In het project aangaande het herstellen van de kademuren in Valkenburg, geeft verzoeker aan dat het herstel van de kademuur met goede wil nog wel onder de werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.8 keur kan vallen. Maar de andere werkzaamheden, zoals de aanleg van uitkijkpunten en plaatsing van staatmeubilair, een wandelpad aanleggen en een amfitheater maken, vallen hier niet onder. De genoemde plannen voor aanpak hebben betrekking op herstelmaatregelen van de kademuur. Voor de andere werkzaamheden had de gemeente Valkenburg vooraf een vergunning moeten aanvragen, omdat dit geen waterstaatwerken betreft. Verzoeker is van mening dat er door het waterschap vergunningen zijn overgelegd waaruit het niet duidelijk is of de overige werkzaamheden hier onder vallen. De vergunning van 28 oktober 2010 spreekt over een aantal werkzaamheden. Bij deze vergunning behoort als bijlage een notitie van Royal Haskoning. Verzoeker is van mening dat een deel van de werkzaamheden die in de notitie worden besproken, niet terug te vinden is in de vergunning. Volgens verzoeker waren de genoemde cultuurhistorische objecten in uitvoering of reeds gerealiseerd, toen de vergunning in oktober 2010 werd verleend. Hij verwijst naar stukken van het internet op grond waarvan blijkt dat de werkzaamheden al eerder dan de vergunning van oktober 2010 hebben plaats gevonden. Zienswijze waterschap In dit project moesten de kademuren in Valkenburg worden vernieuwd. Samen met de gemeente heeft het waterschap geld hiervoor beschikbaar gesteld. Met de gemeente en particuliere eigenaren zijn overeenkomsten gesloten om de werkzaamheden mogelijk te maken. Het gaat om de Molentak en de Geul. Er zijn plannen voor renovatie opgesteld en die hebben ter inzage gelegen (vanaf 1997). Vergunningen zijn noodzakelijk om te toetsen of de geplande werkzaamheden geen inbreuk maken op het waterstaatkundig functioneren van de Molentak en de Geul. Aangezien het waterschap het project samen met de gemeente heeft uitgevoerd en als opdrachtgever heeft gefungeerd, is deze toets uitgevoerd bij het maken van plannen van aanpak. Er is een projectbesluit genomen. Op grond van artikel 4.8. van de keur is er dan ook geen noodzaak tot het verlenen van aparte vergunningen In 2013 is aan de gemeente een vergunning verleend waarin is opgenomen voor welke delen van de kademuur de gemeente verantwoordelijk is voor het onderhoud. Daarmee is de onderhoudsplicht voor de toekomst gewaarborgd. De vergunningen die particulieren hebben, zijn niet gewijzigd. 2013.02700 de Nationale ombudsman Nadere toelichting waterschap Het waterschap heeft vooraf een projectbesluit genomen. Vervolgens is het in het uiteindelijke 13 jaar durende project niet vooraf duidelijk wat allemaal uitgevoerd zal moeten worden. Het plan is geweest dat wanneer de muren van de kade klaar zijn dat dan de oude (beheer)vergunningen worden ingetrokken en dat de nieuwe vergunningen moeten worden verleend. Dit betreft dan het regelen van het onderhoud. De werkzaamheden zijn in twee fases uitgevoerd. Voor de tweede fase zijn op 23 januari 2008 en op 28 oktober 2010 vergunningen verleend voor de nadere invulling. De verhoging van de balkons vait onder het projectbesluit. Verder heeft het waterschap aangegeven dat niet alle werkzaamheden die de gemeente Valkenburg zich in 2005 had voorgenomen, zijn uitgevoerd. Zo is er geen wandelpad en stadsmuur aangelegd. Er is geen amfitheater gemaakt en er zijn geen open hekwerk/houten beschoeiing/aarden wal met voetpad aangelegd. Er is wel een wandelpad langs de Geul aangelegd, hetgeen is opgenomen in de vergunning van 23 januari 2008. De uitkijkpunten, balkons genoemd, zijn opgenomen in een aantal vergunningen van oktober 2010. Het straatmeubilair - in de vergunningen aangeduid als verlichting elektriciteitskasten, haag en hekwerk - is opgenomen in de vergunningen van januari 2008. In 2013 heeft het waterschap een vergunning verleend (aan de gemeente) waarbij het onderhoud voor de toekomst is geregeld. Het waterschap concludeert dan ook dat er in dit project geen vergunningen achteraf zijn verleend. 2. Project Rode Beek Zienswijze verzoeker Verzoeker heeft wat betreft het project Rode Beek , dat de ontkluizing van de Rode Beek betrof, verwezen naar de website van het waterschap in 2011: "Ontkluizing Rode Beek: uitvoering vordert. De werkzaamheden aan de ontkluizing van de Rode Beek in de kern van Schinveld zijn in volle gang. Er is tot op heden veel werk verzet, zo is een deel van de Rode Beek weer zichtbaar, zijn de eerste vissen alweer teruggekeerd in de beek en wordt het riool vervangen. Gemeente Onderbanken, Waterschap Roer en Overmaas, Waterschapsbedrijf Limburg, directievoerder Plangroep Heggen en aannemer Arcadis werken samen aan het weer zichtbaar maken van de Rode Beek ín het centrum van Schinveld. Het openmaken van de beek over een traject van 850 meter is nodig om een ononderbroken verbindingszone tussen natuurgebieden te maken. Dit zorgt voor minder wateroverlast bij hevige regenval, is goed voor de natuur en versterkt de levendigheid van de kern van Schinveld". 2013.02700 de Nationale ombudsman 6 Verzoeker is van mening dat voor dit project eveneens achteraf een vergunning (door de gemeente Onderbanken) is aangevraagd. Het team handhaving mocht hierbij niet te veel bemoeienis hebben. Verzoeker verwijst hiervoor naar een interne mailwisseling. Ook wijst verzoeker erop dat hij dit project heeft genoemd in de interne notitie die hij na zijn indiensttreding heeft opgesteld. Naar aanleiding van de reactie van het waterschap heeft verzoeker aangegeven dat er inderdaad een vergunning door het waterschap is verleend. Alleen is er tijdens de uitvoering van het project in ernstige mate door het waterschap afgeweken van de verleende vergunning van 2009. Zo ernstig dat een handhaver de projectleider er op wees. De projectleider heeft in een mail gezegd niet elke wijziging met welk karakter ook door te geven. Er is nog een calamiteit geweest. Er dreigde meer grondwater te worden onttrokken dan was vergund. Er dreigden woningen te verzakken. Na contact tussen de coördinator handhaving en de wethouder, zijn passende maatregelen getroffen, waarvan de projectleiding (het waterschap) op de hoogte was. Toen de rust is hersteld, heeft de gemeente later nog een aangepaste vergunning aangevraagd; die is verleend. Zienswijze waterschap De gemeente is in dit project opdrachtgever en het waterschap financiert mee, voor zover het betrekking heeft op de wettelijke taak van het waterschap. Er is namens de gemeente een vergunning op grond van de keur aangevraagd bij het waterschap op 30 januari 2009. In de aanvraag wordt aangegeven dat de gemeente voornemens is medio september 2009 te starten met de uitvoering. Vervolgens is op 22 juli 2009 de vergunning verleend op grond van de keur alsmede een besluit maatwerkvoorschrift ingevolge het Activiteitenbesluit. Er is geen sprake van vergunningverlening achteraf. Het waterschap heeft mondeling ten aanzien van het door verzoeker genoemde incident aangegeven dat er inderdaad te veel grondwater werd onttrokken en dat daar toen een nieuwe vergunning voor is verleend. Hiermee is er geen sprake van een vergunningverlening achteraf omdat er is ingespeeld op een nieuwe omstandigheid. Hieraan heeft het waterschap toegevoegd dat door de provincie Limburg op 30 juli 2009 een vergunning is verleend aan de gemeente Onderbanken voor het onttrekken van grondwater op grond van de Grondwaterwet tot 1 januari 2011 (een bemalingsvergunning). Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden en is de Grondwaterwet ingetrokken. Grondwateronttrekkingen zijn sinds die datum vergunningsplichtig op grond van de Waterwet en het waterschap is daarvoor het bevoegd gezag. In 2010 is, ten tijde van de uitvoering van de werken, door de gemeente Onderbanken bij het waterschap verzocht de werkingsduur van de vergunning van de provincie te verlengen tot 1 juli 2013 en is gevraagd om meer water te mogen onttrekken om de 2013.02700 de Nationale ombudsman bouwkuip droog te houden. Na de nodige onderzoeken is op de aanvragen positief gereageerd bij besluit van 4 oktober 2010. Er was dus geen sprake van een calamiteit maar van een verzoek om meer grondwater te mogen onttrekken, hetgeen in 2009 niet te voorzien was. Het waterschap heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de gemeente Onderbanken in maart 2010 bij het waterschap - dat toen inmiddels bevoegd was geworden - een verzoek had ingediend om de looptijd van de bemalingsvergunning tot 1 januari 2011 te gaan verlengen tot 1 juli 2013. In een brief van juli 2010 voegt de gemeente hieraan toe dat er is uitgegaan van een onttrekking van 19.6 m3AJur. En dat op dat moment tijdens het opstarten van het werk, blijkt dat gemiddeld 50 m3Ajur wordt onttrokken. Er is om aanpassing van de vergunning naar dit laatste getal gevraagd. In een brief van 1 september 2010 geeft de gemeente aan dat er op dat moment 65 m3Ajur wordt onttrokken en verzoekt de vergunning daarop aan te passen. Het waterschap heeft op 4 oktober 2010 de gewijzigde vergunning verleend. 3. Projecten Landherinrichting Centraal Plateau en Mergelland Oost Zienswijze verzoeker Verzoeker heeft aangegeven dat het waterschap in het kader van een herinrichtingsprocedure zich niet aan de regels houdt en ook achteraf vergunningen verleent. Hiervoor geeft verzoeker de projecten Herinrichting Centraal Plateau en Herinrichting Mergelland Oost aan. Ten aanzien van het project Centraal Plateau geeft verzoeker het volgende aan. Op 9 december 2011 is de vergunningaanvraag Herinrichting Centraal Plateau per brief ingediend. Deze aanvraag heeft betrekking op de afronding van het landinrichtingsproject Centraal Plateau (hierna: "CP"). Een project van jaren, waarbij verschillende overheden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel, Provincie Limburg, Waterschappen, gemeenten en boeren) bij betrokken zijn. De landinrichting is thans (nagenoeg) afgerond. Datgene wat gerealiseerd is moest worden vastgelegd in een vergunning. Enerzijds om (achteraf) te voldoen aan de keur, anderzijds wordt in de vergunning ook vastgelegd wie het onderhoud over de betreffende duiker of brug, etc. dient uit te voeren. Uit de vergunningaanvraag blijkt dat deze is ingediend door de landinrichtingscommissie CP; waarin diezelfde overheden en partijen vertegenwoordigd zijn. Van het eerdergenoemde formulier is geen gebruik gemaakt, van ieder werk (de duiker, de brug, etc.) is een aparte tekening gemaakt. Er was in dit geval slechts een "situatieschetsje" bijgevoegd. De aanvraag vermeldt: "De landinrichtingscommissie verzoekt u naar aanleiding van het bestek BBD, onderdeel Beken door middel van bijgevoegde informatie de noodzakelijke keurvergunningen af te geven aan de aanliggende eigenaren t.b.v. het gebruik van veedrinkplaatsen, neuspompen en mogelijke voor het waterschap vergunningsplichtige zaken". 2013.02700 de Nationale ombudsman 8 Uit informatie op internet volgt , aldus verzoeker, dat al op 16 oktober 2009 de akte van toedeling ten overstaan van een notaris is gepasseerd voor de herinrichting CP. Ook blijkt uit de zogeheten "Landinrichter" van 10 juli 2008 - een online uitgave van de Landinrichtingscommissie CP - dat het "Beekherstel, Bermbeplantingen en Dassenvoorzieningen (BBD)" op dat moment volop in uitvoering is. Dit terwijl de vergunningen van het bestek BBD onderdeel Beken pas op 8 december 2011 bij het waterschap werden aangevraagd. Hieruit volgt dat deze vergunning dus achteraf is aangevraagd. Ten aanzien van de herinrichting Mergelland-Oost is verzoeker van mening dat dat een vergelijkbaar voorbeeld is. In een brief van de landinrichtingscommissie aan het waterschap, die verzoeker heeft overgelegd, staat: 'Wanneer de uitvoering gereed is wordt precies op tekening gezet wat, waar is uitgevoerd, zodat alles vergund kan worden. Verzoeker voegt hieraan toe dat een lid van het dagelijks bestuur van het waterschap de onafhankelijk voorzitter van de herinrichtingscommissie is. Verzoeker wijst erop dat in de brief van de commissie aan het waterschap wordt aangegeven dat deze is verstuurd op advies van de heer C , een projectleider van het waterschap. Om deze werkwijze te ondervangen, heeft verzoeker intern voorgesteld om vooraf een raamvergunning te gaan verlenen. Verzoeker heeft in reactie op het verslag van bevindingen nog verwezen naar de vergunningenpraktijk die volgens hem bij Rijkswaterstaat zou bestaan; daar zou wel sprake zijn van een juiste volgorde van vergunningverlening. Zienswijze waterschap Het waterschap heeft het volgende aangegeven. Landinrichting, op grond van Landinrichtingswet, is een procedure van tientallen jaren. De landinrichtingscommissie richt een gebied opnieuw in en het waterschap is een van de eigenaren in zo'n gebied. In het kader van het werk van de landinrichtingscommissie vraagt de landinrichtingscommissie een vergunning op grond van de keur voor de werkzaamheden. Voorbeeld van die werken zijn het plaatsen van vele duikers, bruggen, toegangen tot percelen etc. Bestuurlijk is afgesproken dat het waterschap 50 Zo van de kosten voor beekherstel betaalt. Dit impliceert dat het waterschap ook mede bepaalt welke werkzaamheden worden uitgevoerd. Op dat moment wordt getoetst of de werkzaamheden inbreuk maken op het waterstaatkundig functioneren van de watergangen. o Aangezien het waterschap mede zelf het bestek bepaalt, is er voor gekozen geen vergunning te verlenen aan de landinrichtingscommissie omdat dat op dat moment slechts een papieren, administratieve handeling zou zijn. Bovendien is één medewerker van het waterschap betrokken bij de landinrichtingscommissie zodat het waterschap aan de werkzaamheden van de landinrichtings- 2013.02700 de Nationale ombudsman 9 commissie deelneemt en er zo nodig advies kan worden gegeven. Deze werkzaamheden van de commissie betreffen de feitelijke indeling en inrichting van het gebied waarbij in overleg wordt getreden met de eigenaren die uiteindelijk bij de toedeling zelf de vergunningen (dus de plicht tot onderhoud) gaan krijgen. Het waterschap zou voor aanleg van de werken honderden vergunningen eerst aan de landinrichtingscommissie moeten verlenen en dan zou het waterschap deze honderden vergunningen, na het plan van toedeling, weer opnieuw moeten verlenen aan de nieuwe eigenaren. Aangezien dit slechts een administratieve handeling zou zijn die veel inzet vraagt en geen inhoud heeft, is hiervoor niet gekozen. Formeel gezien moet de landinrichtingscommissie vergunningen verkrijgen om de uitvoering van de werkzaamheden te kunnen doen. Het waterschap moet de vergunningen hiertoe verlenen. Echter, dit is zo'n administratieve klus, dat er voor gekozen is om gedurende het project geen vergunning te verlenen aan de commissie, maar uiteindelijk alleen (na het moment van toedeling) deze vergunningen te verlenen aan de uiteindelijke eigenaren. Naar de letter heeft verzoeker dan ook gelijk dat in dit geval de werken eerst zijn gemaakt en dat naderhand de vergunningen verleend zijn, doch een andere werkwijze levert enkel administratieve lasten op. De rechtsbescherming is niet geschaad, aangezien de werken met name bedoeld zijn voor de ontsluiting van de percelen van de nieuwe eigenaren. Er is niemand die hiervan enig nadeel ondervindt. De uitvoering van de werken is ten gunste van de nieuwe eigenaren. Voor deze eigenaren staat bezwaar en beroep open. Hiervan heeft overigens niemand gebruik gemaakt. Het waterschap geeft verder aan met verzoeker over zijn visie op het niet verlenen van de vergunningen aan de landinrichtingscommissie in de uitoefening van zijn functie te hebben gesproken. Er is met hem over een mogelijke raamvergunning voor de landinrichtingscommissie gesproken, een soort algemeen kader waarmee de diverse vergunningen zouden worden ondervangen. Het waterschap is zich bewust van het feit dat er strikt juridisch gezien aparte vergunningen verleend zouden moeten worden, maar dit zou ondervangen kunnen worden door een raamvergunning. Het waterschap ziet in de praktijk geen probleem aangezien het niet een beperking van rechtsbescherming met zich meebrengt. Immers, belanghebbenden kunnen tegen de nieuwe plannen bezwaar indienen bij de landinrichtingscommissie en achteraf, na de toedeling, kan men ook bezwaar indienen. De landinrichtingscommissie heeft voor alle overige benodigde vergunningen, zoals gemeentelijke vergunningen, gezorgd. 2013.02700 de Nationale ombudsman 10 Nader ingewonnen informatie De Nationale ombudsman achtte het van belang te weten of dit waterschap deze werkwijze als enige hanteert in dergelijke projecten. Hij heeft daarom navraag gedaan bij een deskundige op het gebied van waterschapsrecht van de Universiteit van Utrecht en bij de Unie van Waterschappen. Door de deskundige van de universiteit, mevrouw professor mr. H.F.M.W. van Rijswick van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law, is het volgende naar voren gebracht: "Algemeen erkend wordt dat het een complex vraagstuk betreft waar men oplossingen zoekt die zowel pragmatisch zijn (vermindering administratieve lasten) en die tegelijkertijd de toets van legitimiteit doorstaan. Er wordt gewezen op de lange duur van ruilverkavelings/landinrichtingsprocessen (vaak meer dan 20 jaar) en het belang van privaatrechtelijke verhoudingen daarbij. Door sommigen wordt gesteld dat de publiekrechtelijke vergunningverlening maar een zeer beperkt deel van het proces is. Het betreft veel grote, maar soms ook kleinschaliger gebiedsprocessen waar veel actoren bij betrokken zijn. Enerzijds ziet men dat waterschappen de legitimiteit trachten te verwezenlijken door in de planfase veel ruimte te geven voor inspraak en betrokkenheid bij de planontwikkeling. In sommige gevallen staat in deze fase inspraak en betrokkenheid bij de plan- en besluitvorming voorop en kiest men voor een vorm waarin na de afronding van het proces vergunningverlening aan de nieuwe eigenaren plaatsvindt. Deze vergunningverlening betreft dan meer het formeel vastleggen en formaliseren van de nieuwe juridische verhoudingen, in overeenstemming met de legger en de onderhoudsverplichtingen die uit de keur voort kunnen vloeien. Anderzijds ziet men ook een meer strikt-juridische benadering, waarbij bijvoorbeeld aan de Dienst Landelijk gebied wel vergunningen worden verleend voor de vele uiteenlopende werkzaamheden waarvoor een watervergunning of keurontheffing noodzakelijk is (op grond van de Waterschapswet of de Waterwet). De gedachte achter deze keuze is dat met landinrichting grote (bedrijfseconomische, waterstaatkundige of landschappelijke) belangen gemoeid kunnen zijn en dat belanghebbenden de nodige rechtsmiddelen moeten worden geboden om hun belangen ook voor een onafhankelijke rechter naar voren te kunnen laten brengen. Indien rechtsbescherming slechts open staat nadat alle feitelijke werkzaamheden al zijn uitgevoerd, is rechtsbescherming tegen de vergunningverlening aan de nieuwe eigenaren (zoals hierboven beschreven) nog maar zeer beperkt in de zin dat er juridisch nog wel een rechtsgang open staat, maar dat aan de gerealiseerde feitelijke situatie niet veel meer veranderd zal kunnen worden. Wij troffen ook andere variaties aan waarmee een oplossing wordt gezocht voor de spanning tussen de administratieve lasten die gepaard gaan met het verlenen van vele vergunningen en ontheffingen en het bieden van een formele rechtsbeschermingsmogelijkheid voordat de werkzaamheden feitelijk worden uitgevoerd. Zo wordt ook gebruikt gemaakt van parapluvergunningen voor alle werkzaamheden die binnen het landinrichtingsplan vallen, of van tijdelijke vergunningen aan de landinrichtingscommissie, gevolgd door vergunningen voor onbepaalde tijd aan de nieuwe eigenaren 2013.02700 de Nationale ombudsman 11 en ten slotte de mogelijkheid dat de vergunningen gelijktijdig met het vaststellen van de definitieve plannen worden verleend, zodat dan de rechtsbeschermingsfase is afgelopen voor de start van de feitelijke werkzaamheden. Al met al kan worden geconcludeerd dat er niet gesproken kan worden van één vaste praktijk. Er wordt gezocht naar manieren om de landinrichting praktisch uitvoerbaar te houden met voldoende ruimte voor belanghebbenden om hun belangen naar voren te brengen. Sommige waterschappen doen dit laatste met name via inspraak en betrokkenheid bij het planproces waarbij de uiteindelijke vergunningverlening pas plaatsvindt na de afronding van alle feitelijke werkzaamheden, anderen kiezen voor de meer juridische weg van vergunningverlening voor feitelijke werkzaamheden met afzonderlijke mogelijkheid van beroep op een onafhankelijke rechter." Vanuit de Unie van Waterschappen is aangegeven: "Gebleken is dat de werkwijze voorkomt bij vier van de 21 waterschappen. 12 waterschappen hebben een andere werkwijze, waarbij vergunningen worden verleend voorafgaand aan de uitvoering van het beekherstel en de aanleg van de bijbehorende kunstwerken. Bij de overige 5 waterschappen die gereageerd hebben zijn er geen landinrichtings projecten aan de orde." Klacht 2 Onafhankelijk Vertrouwenspersoon Klokkenluiders Visie verzoeker Verzoeker stelt dat een vertrouwenspersoon niet objectief of betrouwbaar kan zijn als hij tevens betrokken is bij de beoordeling van een werknemer, als hij - functioneel- nauwe banden heeft met de directie. Hij is ook niet betrouwbaar als hij verzoekers vermoeden van een misstand niet 'onverwijld doorgeleidt naar het dagelijks bestuur'. Een vertrouwenspersoon is ook niet objectief en betrouwbaar als hij zaken vermengt en doorspeelt naar de directie. Verzoeker geeft aan dat de persoon die deze functie vervult, aanwezig was tijdens het beoordelingsgesprek waarin verzoeker negatief werd beoordeeld vanwege zijn visie op de vergunningverlening achteraf. Verder is er veel gebeurd op het arbeidsrechtelijke vlak waarbij de persoon in kwestie een belangrijke rol speelde, zoals onder andere de eindeloze discussies over re-integratietrajecten en coaching. Verzoeker is van mening dat vertrouwen, objectiviteit en onafhankelijkheid in eikaars verlengde liggen. Iemand heeft niet voor niets de functietitel "vertrouwenspersoon"; het moet iemand zijn in wie een klokkenluider/werknemer vertrouwen kan en moet hebben. Daarvan is hier geen sprake. 2013.02700 de Nationale ombudsman 12 Verzoeker is verder van mening dat de vertrouwenspersoon zijn klokkenluidersmelding niet onverwijld heeft doorgestuurd. Visie waterschap De geldende klokkenluiderregeling stelt niet de eis van een onafhankelijke vertrouwenspersoon maar van een vertrouwenspersoon (voor de in de regeling voorziene interne procedure) en een meldpunt (voor de in de regeling voorziene externe procedure), zo stelt het waterschap. De functie van vertrouwenspersoon wordt vervuld door de coördinator van het team Personeel en Ondersteuning (P&O). De functie van vertrouwenspersoon is vastgelegd in het reglement van het waterschap. Hij is gelet op zijn functie zeer wel in staat om de melding van een ambtenaar van een bij hem levend vermoeden van misstand onverwijld aan het dagelijks bestuur (DB) door te geleiden en op verzoek van de ambtenaar de naam van die ambtenaar niet te melden. De functie van vertrouwenspersoon omvat niet tevens de inhoudelijke behandeling van de melding. Het is een doorgeefluik-functie. Het is aan het DB om naar aanleiding van de melding van een vermoeden van misstand een onderzoek in te stellen. Daarom is het mogelijk om deze functie te laten vervullen door de coördinator. BEOORDELING Klacht 1 Algemeen De Nationale ombudsman is van oordeel dat het niet passend is dat een overheid aangeeft dat er in algemene zin niets mis is met vergunningverlening achteraf. De hiermee bedoelde legalisatiepraktijk, waarbij bepaalde activiteiten hebben plaatsgevonden en waarvoor, tegen de regelgeving in, niet tijdig een vergunning aangevraagd is, is gebaseerd op jurisprudentie. Dat het waterschap in haar reactie hiermee opent, met de bewoordingen dat daarmee niets mis is, is afkeurenswaardig. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de overheid moet streven naar een situatie waarbij burger en overheid conform wetgeving handelen. Wanneer dit onverhoopt niet is gelukt, kan volgens de rechtspraak onder omstandigheden legalisatie plaatsvinden, maar de overheid dient hierover het standpunt in te nemen dat deze situatie in beginsel onwenselijk is en zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Het onderzoek van de Nationale ombudsman richt zich op de vraag of er sprake is van een situatie waarbij het waterschap structureel achteraf vergunningen verleent terwijl deze vergunning eerder verleend had moeten worden. 2013.02700 de Nationale ombudsman 13 De Nationale ombudsman toetst in dit kader aan het behoorlijkheidsvereiste van integriteit. De overheid handelt integer en gebruikt een bevoegdheid alleen voor het doel waarvoor deze is gegeven. Burgers mogen verwachten dat de overheid haar taken op een gewetensvolle wijze uitvoert. Van de overheid, en haar medewerkers, mag verwacht worden dat zij hun positie, hun bevoegdheden, hun tijd en middelen niet misbruiken. Van een overheid mag je dan ook verwachten dat zij, vanuit haar positie, niet structureel handelt in strijd met wet- en regelgeving. De Nationale ombudsman zal eerst ingaan op de afzonderlijke projecten, die verzoeker heeft genoemd, en daarna een oordeel geven over de klacht met betrekking tot het stelselmatig achteraf aanvragen en verlenen van vergunningen. Overweging Project Valkenburg De gemeente en verzoeker zijn het er over eens dat het herstel van de kademuren onder de werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.8 van de keur vallen. Ten gevolge van het vooraf genomen projectbesluit zijn voor deze werkzaamheden geen aparte vergunningen meer vereist. Ten aanzien van verzoekers stelling dat niet is gebleken dat voor de overige werkzaamheden, die niet onder herstelwerkzaamheden vallen, wel tijdig een vergunning is verleend, stelt de Nationale ombudsman vast dat een aantal voorgenomen werkzaamheden niet is uitgevoerd. Hiervoor is dus ook geen vergunning aangevraagd en verleend. Verzoekers stelling dat de andere werkzaamheden niet onder de vrijstelling van 4.8 vallen en dat daar dus een aparte vergunning voor moeten worden verleend is op zich juist. Gebleken is echter dat in 2008 en 2010 wel vergunningen zijn verleend door het waterschap voor de nog wel uit te voeren werkzaamheden. Het waterschap heeft aangegeven welke werkzaamheden nog wel zijn uitgevoerd, en dat daarvoor een vergunning is verleend. Voorts is gebleken dat niet alle oorspronkelijk bedoelde werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar een selectie hiervan. Gelet op de toelichting van het waterschap over welke werkzaamheden wel en niet zijn uitgevoerd, is verzoekers vaststelling dat in de Royal Haskoning-notitie uit 2005 alle werkzaamheden nog genoemd worden, en niet terug te vinden zijn in de vergunningen, verklaarbaar. Het is onder de genoemde omstandigheden begrijpelijk dat er in de Royal Haskoning-notitie meer werkzaamheden worden genoemd dan uiteindelijk in de vergunningen zijn vastgelegd. De Nationale ombudsman overweegt dat ten aanzien van het project Valkenburg op basis van alle verkregen informatie niet is gebleken dat er sprake is van vergunningverlening achteraf. 2013.02700 de Nationale ombudsman 14 Overweging Project Rode Beek De Nationale ombudsman constateert dat er voor de werkzaamheden die betrekking hadden op het ontkluizen van de Rode Beek in het voorjaar van 2009 vergunningen zijn verleend. Niet is gebleken dat de werkzaamheden eerder zijn begonnen en dat er bewust achteraf een vergunning is verleend. Verzoeker heeft zich in zijn onderbouwing gebaseerd op de gebeurtenissen rond de grondwateronttrekking. Gebleken is dat door de wijziging van wetgeving het waterschap vanaf december 2009 ook het bevoegd gezag werd voor grondwateronttrekkingen. De Nationale ombudsman constateert dat de gemeente Onderbanken een vergunning van de provincie had verkregen voor grondwateronttrekking en dat de gemeente tijdig een verlenging van deze vergunning heeft aangevraagd bij het waterschap. Toen vervolgens tijdens de gestarte werkzaamheden andere (grotere) hoeveelheden water onttrokken werden, heeft de gemeente hiervoor twee maal een gewijzigde verlengingsvergunning aangevraagd, waarop het waterschap in oktober 2010 heeft besloten. Onder deze omstandigheden is het de vraag of er gesproken kan worden over een situatie waarbij een vergunning bewust achteraf is verleend. Immers, de vergunning was al verleend. Dat de gemeente in het proces van werkzaamheden een aanpassing voor gewijzigde hoeveelheden wateronttrekking heeft gevraagd, wijst er niet op dat er sprake is van vergunningverlening achteraf. Dat verzoeker de wateronttrekking-gebeurtenis als calamiteit benoemt, geeft de Nationale ombudsman ook aanleiding om te veronderstellen dat hier sprake was van een onvoorziene situatie, waarop de gemeente haar vergunning wilde aanpassen. De Nationale ombudsman overweegt dat er sprake is van het wijzigen van voorwaarden van een reeds door de provincie verleende vergunning, gelet op hetgeen gebeurde tijdens de feitelijke werkzaamheden. Deze voorwaarden zijn uiteindelijk in een nieuwe, door het waterschap verleende vergunning vastgelegd. Wellicht had deze vergunning sneller verleend kunnen worden. Maar al met al lijkt er geen sprake van het bewust achteraf verlenen van een vergunning voor grondwateronttrekking. Verzoekers verwijzing naar een interne e-mailwisseling en het noemen van dit voorbeeld in een notitie van zijn hand, toont niet aan dat er sprake is van het verlenen van vergunningen achteraf. Verzoeker heeft weliswaar toen hij nog in dienst was ten aanzien van dit project zijn mening gegeven in de notitie, maar hieruit volgt niet dat er sprake is van een verlening achteraf, laat staan dat er sprake zou zijn van een standaard werkwijze. 2013.02700 de Nationale ombudsman 15 Gelet op de toelichting van het waterschap, betreft het hier in het project Rode Beek een praktische gang van zaken. Verzoekers stelling dat er in de uitwerking door een projectleider van het waterschap werd afgeweken, wijst evenm in op een werkwijze waarbij het beleid is om stelselm atig achteraf vergunningen te verlenen. Overweging Landinrichtingsprojecten Het waterschap heeft aangegeven dat er in het langdurige landinrichtingsproces niet voor alle werkzaam heden, die de landinrichtingscom m issie wil gaan doen, vergunningen worden verleend. Het waterschap heeft toegelicht dat dit een enorm e adm inistratieve belasting geeft voorafgaand aan de werkzaamheden. Het gaat nam elijk om vergunningen voor honderden duikers, bruggen, toegangen tot percelen enz. Er is gekozen om die vergunningen niet te verlenen aangezien het een papieren adm inistratieve handeling betreft. Bovendien worden burgers hierdoor niet benadeeld om dat die bij het moment van toedeling hun bezwaarmogelijkheid krijgen. Verzoeker geeft hierover echter aan dat in de wet noch in de keur een artikel is opgenomen dat stelt dat er in die om standigheid, een vergunning vooraf niet nodig is. De Nationale om budsm an stelt vast dat het waterschap hier bepaalde vergunningen, die de landinrichtingscom m issie op grond van de regelgeving m oet krijgen, om praktische redenen niet verleent. Wat ook zij van de beweegredenen van het waterschap, zeker is dat hier sprake is van een keuze die niet conform de regelgeving is. De Nationale om budsm an is het dan ook m et verzoeker eens dat het waterschap hier handelt in strijd met de regelgeving. Dit heeft het waterschap ook erkend. De Nationale om budsm an kom t m ede op grond van de extern ingewonnen inform atie tot de conclusie dat er in dit geval sprake is van een praktijk waarbij er m eerdere waterschappen in Nederland kiezen voor een m ethode in strijd m et de wet, om dat de wettelijk voorgeschreven procedure, als onnodig administratief belastend wordt ervaren. De Nationale om budsm an constateert in dit kader dat strikt genom en er in dit geval sprake is van het achterwege laten van het verlenen van een vergunning, in strijd met de wetgeving. Het waterschap slaat een stap in het proces over. Daarbij vindt de Nationale ombudsman het van belang dat het een ontwikkelde praktijk betreft die niet slechts door dit waterschap wordt uitgevoerd. Bovendien is niet gebleken dat burgers door deze werkwijze zijn benadeeld of in hun mogelijkheden van rechtsbescherming zijn gekort. Wel is de Nationale om budsm an van oordeel dat het waterschap m eer in overeenstemming m et de wet had kunnen handelen door het vooraf verlenen van een overkoepelende vergunning, of vergunning op hoofdlijnen. Gezien het feit dat er momenteel geen nieuwe landinrichtingsprojecten zijn, ziet de Nationale om budsm an geen aanleiding om hierover een aanbeveling te doen. 2Ū13.02700 de Nationale ombudsman 16 Oordeel over klacht over stelselmatig achteraf verlenen Verzoeker is van mening dat het waterschap stelselmatig achteraf vergunningen verleent. Hiertoe heeft hij vier voorbeelden gegeven waarop hij zijn mening baseert. Uit de eerste twee voorbeelden blijkt niet van een vergunningverlening achteraf. Uit de herinrichtingsprocedures blijkt wel dat er sprake is van een vergunningverlening achteraf. Dit betreft een specifieke situatie waarin meer waterschappen voor deze werkwijze kiezen in verband met het praktisch omgaan met moeilijk uitvoerbare wetgeving. Al met kunnen deze voorbeelden niet tot het oordeel leiden dat er sprake is van stelselmatig achteraf verlenen van vergunningen. De Nationale ombudsman komt dan ook tot het oordeel dat de handelwijze van het waterschap geen schending van het vereiste van integriteit oplevert. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Klokkenluider De Nationale ombudsman komt wel tot de conclusie dat verzoeker voldoende aanleiding had om zich als klokkenluider te beschouwen. Immers, het feit dat het waterschap in een aantal gevallen handelde in strijd met de wet en dat het waterschap dit rechtvaardigde met de algemene stelling dat er niets mis is aan vergunningverlening achteraf, rechtvaardigde dat verzoeker deze praktijk aan de kaak stelde. Mede om die reden heeft de Nationale ombudsman het onderzoek ingesteld naar de gestelde werkwijze. Dat de Nationale ombudsman na onderzoek tot de conclusie komt dat het waterschap niet in strijd met het integriteitsvereiste heeft gehandeld, betekent niet dat er redelijkerwijs geen sprake kon zijn van een vermoeden van een misstand. Het zou naar het oordeel van de Nationale ombudsman dan ook niet terecht zijn indien verzoekers kritiek op de praktijk van de vergunningverlening consequenties zou hebben voor zijn rechtspositie. OORDEEL klacht 2 Verzoeker klaagt erover dat de functie van vertrouwenspersoon bij het waterschap wordt vervuld door de coördinator van de afdeling P&O. De Nationale ombudsman toetst dit aan het vereiste van onpartijdigheid. Dit vereiste houdt in dat de overheid zich onpartijdig opstelt. Dat betekent dat de overheid bij het aanstellen van een vertrouwenspersoon voor klokkenluiders, het vertrouwen wekt dat deze persoon onpartijdig handelt. Ook alle schijn van partijdigheid dient daarbij te worden vermeden. Bij het functioneren van een vertrouwenspersoon klokkenluiders in een organisatie zijn zaken als vertrouwelijkheid, laagdrempeligheid, objectiviteit en het vermogen om de vertrouwensfunctie van de andere functies te scheiden van belang. 2013.02700 de Nationale ombudsman 17 De Nationale ombudsman gaat er van uit dat een werknemer die een melding wil doen over een bepaalde misstand en zichzelf daarbij ziet als klokkenluider, daarvoor terecht moet kunnen bij een vertrouwenspersoon die de zekerheid biedt dat zijn melding niet zonder zijn toestemming aan de leiding wordt doorgegeven. Wanneer iemand nauwe functionele banden heeft met de directie, is het de vraag of hij als vertrouwenspersoon deze zekerheid in voldoende mate biedt. In klokkenluiderszaken, waarbij er vaak arbeidsrechtelijke geschillen meespelen, heeft het niet de voorkeur om een hoofd van de afdeling P&O als vertrouwenspersoon te benoemen. De banden van deze persoon met bijvoorbeeld de directie zijn zodanig nauw dat dit onvoldoende vertrouwen biedt. Alle schijn van partijdigheid dient immers te worden vermeden. Een vertrouwenspersoon moet onafhankelijk zijn. Dat de geldende klokkenluidersregeling niet de eis stelt van een onafhankelijke vertrouwenspersoon maakt dit niet anders. De Nationale ombudsman komt dan ook tot het oordeel dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk is. De uitoefening van de functie van vertrouwenspersoon voor klokkenluiders door de coördinator P&O is in strijd met het vereiste van onpartijdigheid. Conclusie De klacht over het stelselmatig achteraf verlenen van vergunningen door het waterschap is niet gegrond; De klacht over de invulling van de functie van de vertrouwenspersoon klokkenluiders is gegrond wegens strijd met het vereiste van onpartijdigheid. De Nationale ombudsman, dr/A.F.M. Brenninkmeijer 2013.02700 de Nationale ombudsman
© Copyright 2024 ExpyDoc