Datum 17-03-2014 Aan de minister van Economische Zaken De heer H.G.J. Kamp Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG Onderwerp Regeldruk door verandering van weten regelgeving Uw kenmerk Ons kenmerk JtH/RvZ/JT/TZ/2014/018 Bijlage(n) 2 Geachte heer Kamp, Een belangrijk resultaat uit de enquête die wij in 2013 hebben gehouden in het kader van ons onderzoek “Merkbaar minder regeldruk”, was dat ondernemers met veel regeldruk worden geconfronteerd doordat wetten, amvb’s, ministeriële regelingen en beleidsregels vaak veranderen. Iedere keer dat regelgeving verandert, moeten ondernemers hier kennis van nemen. Dit brengt kennisnamekosten met zich mee. Bovendien kunnen de veranderingen ondernemers noodzaken om hun bedrijfsprocessen en -systemen aan te passen, met de bijbehorende aanpassingskosten tot gevolg. Een extra aanleiding om onderzoek te verrichten naar eenmalige veranderkosten was de ex ante toetsing van het wetsvoorstel ‘Herziening Kindregelingen’. In dit wetsvoorstel waren de eenmalige veranderkosten voor burgers in de toelichting niet in beeld gebracht; deze bleken echter ongeveer 10 keer zo hoog als de structurele vermindering van de regeldruk die dit wetsvoorstel met zich meebracht. Dat betekent dat de eenmalige kosten - zonder verdere wetswijzigingen - pas na ongeveer 10 jaar zijn terugverdiend. Wij wilden weten in hoeverre ook ondernemers te maken hebben met zulke verontrustende gegevens en hebben daarom onderzocht of dergelijke lange terugverdientijden zich ook voordoen in wetsvoorstellen die relevant zijn voor ondernemers. De relevantie daarvan is mede gelegen in het feit dat ‘veranderingsmoeheid’ een verklaring kan zijn waarom ondernemers aangeven weinig te merken van de daling van de regeldruk. Ook hebben wij onderzocht welke bestaande en nieuwe instrumenten van het kabinet kunnen bijdragen aan het verminderen van de eenmalige veranderkosten. We hebben ons daarbij beperkt tot regelgeving waar ondernemers last van hebben. Het onderzoek betreft regelgeving die valt onder “Meten is Weten II, handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven” (Regiegroep Regeldruk, 2008). In overeenstemming daarmee is gekeken naar veranderingen in wetten, amvb’s, ministeriële regels en ook beleidsregels. Naast de eerste drie typen regels kunnen immers ook veranderingen in beleidsregels, denk aan de vele beleidsregels in het fiscale domein, impact hebben op ondernemers. Contact Wijnhaven 26 2511 GA Den Haag Postbus 16228 2500 BE Den Haag T (070) 310 86 66 F (070) 310 86 79 www.actal.nl [email protected] Het onderzoek Onze bevindingen en aanbevelingen zijn gestoeld op twee onderzoeken. Wij hebben allereerst de omvang van de veranderkosten na veranderingen in wetten, amvb’s en ministeriële regels in beeld gebracht. Dit onderzoek is gebaseerd op de 384 dossiers met regeldrukgevolgen voor bedrijven, die wij in de periode 2008-2013 hebben getoetst op hun gevolgen voor de regeldruk. Het onderzoek wijst uit dat de eenmalige veranderkosten in 70% van de 384 onderzochte wijzigingen met regeldrukgevolgen niet inzichtelijk zijn gemaakt. Uit de 30% van de dossiers waarvoor de veranderkosten wel zijn berekend, blijkt dat het om aanzienlijke bedragen kan gaan. Voor deze 30% bedroegen de eenmalige veranderkosten bijna € 1 miljard. Een verslag van dit onderzoek is als bijlage bij dit advies gevoegd. In het tweede onderzoek heeft KPMG, in opdracht van Actal, onderzocht hoe vaak regelgeving 1 verandert. Het onderzoek is afgebakend tot vier beleidsterreinen die relevant zijn voor 2 ondernemers. Op deze terreinen zijn 959 dossiers uit de periode 2005-2013 bestudeerd. Bij 448 dossiers vonden veranderingen in wetgeving plaats. Dit betekent dat ondernemers gemiddeld wekelijks met een wijziging in regelgeving te maken hebben. Verder heeft KPMG gekeken naar de mate waarin de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) wordt nageleefd. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat deze systematiek in 2009 is ingevoerd 3 en in 2010 is uitgebreid. Er is niet onderzocht hoe effectief de systematiek is. Het onderzoeksrapport van KPMG is als bijlage bij dit advies gevoegd. In het onderstaande informeren wij u over onze bevindingen en doen wij enkele aanbevelingen waarmee meer recht kan worden gedaan aan het belang van de eenmalige veranderkosten. Daarbij richten we onze aanbevelingen op twee instrumenten die de merkbaarheid van de regeldruk als gevolg van veranderingen van regelgeving kan reduceren. Deze instrumenten betreffen de systematiek van de Vaste Verandermomenten (VVM) en het verminderen van de omvang van de veranderkosten. Systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) Een belangrijk instrument om duidelijkheid te scheppen in de stroom aan wijzigingen waar ondernemers mee worden geconfronteerd en zo de veranderkosten te reduceren, is de VVM systematiek. De analyse van KPMG toont aan dat de VVM systematiek bij een aanzienlijk deel van de wijzigingen niet wordt nageleefd. Sinds 2009 waren er binnen de onderzochte beleidsterreinen 91 wijzigingen gehouden aan de VVM systematiek. Van die 91 wijzigingen zijn er 39 (43%) die afwijken van de invoeringstermijn en/of de inwerkingtredingdata zonder zich te 1 In dit onderzoek zijn behalve wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen ook de beleidsregels meegenomen. 2 De vier beleidsterreinen zijn de omzetbelasting (FIN), leefomgeving (I&M), gezondheidsrisico’s (VWS) en arbeidsomstandigheden (SZW). 3 Sinds 1 januari 2010 is de VVM-sytematiek van toepassing op wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen; in 2009 vielen de ministeriële regelingen er nog buiten. Blad 2/5 beroepen op één van de uitzonderingsgronden. Dit betekent dat de mogelijkheden die de VVM systematiek biedt, onvoldoende worden benut. Deze resultaten komen overeen met de 4 bevindingen die het Kabinet in zijn brief van 12 september 2013 aan TK heeft beschreven. Wij adviseren om zodanige maatregelen te nemen dat ministeries de VVM systematiek stringent naleven. In de huidige situatie zijn alleen wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen gehouden aan de VVM systematiek. De bevindingen van KPMG tonen aan dat deze vormen van regelgeving ongeveer de helft vertegenwoordigen van de voor ondernemers relevante veranderingen in weten regelgeving. De andere helft aan veranderingen vindt voor het overgrote deel plaats via beleidsregels. Voor beleidsregels is het echter niet verplicht de impact op regeldruk te verantwoorden. Uit het onderzoek blijkt dat dit ook vrijwel niet gebeurt. Ondernemers moeten echter wel kennis nemen van wijzigingen door beleidsregels. Volgens Meten is Weten II vallen 5 beleidsregels dan ook onder de definitie van wet- en regelgeving van de overheid. Ondernemers zullen geen onderscheid maken tussen regeldruk die voortkomt uit wetgeving in materiële zin en regelgeving in de vorm van beleidsregels. Vanuit het oogpunt van merkbaar verminderen van de regeldruk is het daarom raadzaam om ook beleidsregels onder de VVM systematiek te brengen. Wij adviseren om beleidsregels onder de VVM-systematiek te laten vallen. De VVM-systematiek betreft niet alleen vaste verandermomenten maar ook minimale invoeringstermijnen. Voor wijzigingen in wetgeving geldt een minimale invoeringstermijn van twee maanden. Daarbij is in de code Interbestuurlijke Verhoudingen afgesproken dat voor regelingen met directe relevantie voor medeoverheden een minimale termijn van drie maanden geldt. Deze afspraak past weliswaar binnen het kabinetsbeleid voor VVM, maar de vraag rijst waarom voor bedrijven een kortere invoeringstermijn wordt gehanteerd dan voor medeoverheden. Het lijkt er op dat er met twee maten wordt gemeten. Wij adviseren eenduidige invoeringstermijnen voor wijzigingen in regelgeving te hanteren en de minimale invoeringstermijn voor bedrijven ook op drie maanden te stellen. Reduceren omvang veranderkosten De veranderkosten na veranderingen in wet- en regelgeving omvatten de eenmalige kosten van het kennisnemen van wijzigingen en van het eventueel aanpassen van bedrijfssystemen en – processen. Zoals in het voorgaande reeds aangegeven, hebben ondernemers frequent met 4 Verzamelbrief regeldruk september 2013, Kamerstuk 29362, nr. 224 Blad 3/5 wijzigingen in wetgeving te maken. De totale omvang van deze kosten kan echter niet goed worden vastgesteld, omdat de kosten door de verantwoordelijke departementen in slechts 30% van de 384 dossiers in beeld zijn gebracht. Voor deze 30% bedroegen de kosten al wel zo'n 1 miljard euro. Voor een volledig en betrouwbaar inzicht in de omvang van de veranderkosten is het echter noodzakelijk om ook de kosten van de resterende 70% van de dossiers in beeld te brengen. Wij adviseren om de eenmalige kosten die volgen uit veranderingen in wet- en regelgeving, altijd en volledig in de toelichting bij wijzigingen in beeld te brengen en te betrekken in de afwegingen. Hoge eenmalige veranderkosten zijn vooral hinderlijk voor ondernemers als ze niet gepaard gaan met een nog veel grotere afname van de structurele (jaarlijkse) regeldruk. In slechts 111 van de 384 onderzochte dossiers zijn de eenmalige veranderkosten berekend. In 97 dossiers gaan deze kosten gepaard met een stijgende dan wel een gelijkblijvende structurele regeldruk. Dit leidt per definitie tot een stijging van de kosten als gevolg van regeldruk. In de overige 14 dossiers is de situatie vanuit regeldrukperspectief bezien gunstiger, want in deze dossiers gaan de eenmalige kosten gepaard met een dalende structurele regeldruk. De vraag hoe snel deze daling ook daadwerkelijk zal worden gemerkt, hangt onder andere af van de verhouding tussen de eenmalige veranderkosten en de structurele gevolgen voor de regeldruk. Deze verhouding kan worden uitgedrukt in de zgn. terugverdientijd, d.w.z. de tijd die nodig is om de eenmalige veranderkosten terug te verdienen met een structurele vermindering van de regeldruk. De gemiddelde terugverdientijd van deze 14 publicaties beslaat iets meer dan 1 jaar. Dit gunstige resultaat betekent dat in die gevallen waarin beleidswijzigingen gepaard gaan met een structurele vermindering van de regeldruk, de eenmalige veranderkosten ruim binnen één kabinetsperiode worden terugverdiend. Bij twee van deze dossiers was de terugverdienperiode wel langer dan vier jaar (één kabinetsperiode), namelijk 10 jaar en zelfs meer dan 14 jaar. Een dergelijk lange terugverdientijd vergroot het risico dat er in die periode een nieuwe verandering in de wetgeving plaatsvindt. Hierdoor zullen er opnieuw veranderkosten ontstaan die de structurele vermindering mogelijk frustreren. Ten einde dergelijk lange terugverdientijden te voorkomen is het van belang om goed zicht te krijgen op de omvang van de eenmalige kosten en de structurele gevolgen voor de regeldruk. Wij adviseren om de terugverdientijd van alle wijzigingen in regelgeving te berekenen en in de toelichting op te nemen. De vraag is vervolgens wat een “normale” terugverdientijd is. Hiervoor bestaat geen objectieve norm, maar als vuistregel kan een maximale terugverdientijd van 4 jaar (gelijk aan één kabinetsperiode) worden gehanteerd. Indien de terugverdientijd langer is dan deze 4 jaar, is de kans (relatief) groot dat een nieuwe wijziging van de wet- en regelgeving optreedt. Uit het onderzoek blijkt dat de terugverdientijd gemiddeld ruim onder de 4 jaar blijft, maar dat in incidentele gevallen de terugverdientijd groter is. De wetgever kan in dergelijke incidentele Blad 4/5 gevallen aanvullende maatregelen nemen die de terugverdientijd tot beneden de 4 jaar brengen. Dat kan door de veranderkosten zelf te reduceren, bijvoorbeeld door een uitgebreide voorlichtingscampagne richting de bedrijven die met de wijziging in de wet- en regelgeving te maken hebben. Ook kan de wetgever de gevolgen van te lange terugverdientijden voor ondernemers beperken door een additionele vermindering van de structurele regeldruk. Wij adviseren om bij wetswijzigingen met een oorspronkelijke terugverdientijd van meer dan 4 jaar zodanige compenserende maatregelen te nemen dat de eenmalige veranderkosten worden verminderd en de terugverdientijd tot minder dan 4 jaar wordt gereduceerd. Indien het niet mogelijk is om de terugverdientijd tot beneden de 4 jaar terug te brengen, resulteert per saldo over de 4 jaar een toename van de regeldruk. Gelet op de nettoreductiedoelstelling van het kabinet en het streven de regeldruk merkbaar te verminderen ligt het in de rede om deze toename te compenseren. Wij adviseren om de eenmalige veranderkosten die in een wetsvoorstel niet binnen vier jaar worden terugverdiend, te compenseren met additionele structurele verminderingen van de regeldruk. Tot besluit Ondernemers geven aan dat juist aanpassingen van regelgeving van grote invloed zijn op de merkbaarheid van regeldruk. De kosten die worden veroorzaakt door veranderingen in wet- en regelgeving, tellen op dit moment niet mee voor de reductiedoelstelling. Er zit daarmee een fors lek in het systeem van bewaking van de regeldruk. Door veranderkosten wel onder de reductiedoelstelling te brengen en bedrijven dus voor die kosten te compenseren, zal het kabinet zijn doelstelling om de regeldruk merkbaar te verminderen dichterbij brengen. Wij informeren u dat wij een gelijkluidend advies hebben verzonden naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Een afschrift van dit advies is verzonden naar de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hoogachtend, J. ten Hoopen R.W. van Zijp Voorzitter Secretaris Blad 5/5
© Copyright 2024 ExpyDoc