Handboek VVAK, seizoen 2014/2015

VVAKkerbouw
module: zetmeelaardappelen
Handboek
Voedsel- en Voederveiligheid
Akkerbouw
(VVAK)
1 certificatieschema voor akkerbouwmatig
geteelde gewassen
Hygiënecode voor de akkerbouw, zoals bedoeld in
Verordening (EG) nrs. 852/2004 en 183/2005
Inclusief duurzaamheidseisen w.o. de RED-eisen zoals opgenomen in
Richtlijn 2009/28/EG
Teelt- en bewaarseizoen 2014 - 2015
Beheer: Akkerbouw Certificeringsoverleg
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Inhoudsopgave
1
Algemeen ................................................................................................................................ 3
1.1
1.2
1.3
REIKWIJDTE .................................................................................................................................................3
BEGRIPPEN...................................................................................................................................................3
DOEL EN WERKWIJZE ...................................................................................................................................4
2
Aan- en afmeldingsprocedure ................................................................................................. 6
3
Beoordelingscriteria ................................................................................................................ 7
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
4
Controle ................................................................................................................................. 30
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
5
INLEIDING ....................................................................................................................................................7
TEELT VAN GGO-GEWASSSEN ......................................................................................................................7
TRACEERBAARHEID EN TERUGHALEN VAN PARTIJEN ...................................................................................8
DUURZAME TEELT/BIOMASSA ......................................................................................................................9
SCHEMA BEOORDELINGSCRITERIA VVAK ................................................................................................10
INLEIDING ..................................................................................................................................................30
AFSPRAAK VOOR CONTROLE ......................................................................................................................30
FREQUENTIE CONTROLE .............................................................................................................................30
CONTROLE TIJDENS HET TEELTTRAJECT EN BEWAARSEIZOEN ....................................................................31
INSPECTIEVERSLAG EN CERTIFICERING ......................................................................................................32
Bemonstering en analyse ....................................................................................................... 34
5.1
5.2
5.3
RESIDUEN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN .............................................................................................34
ANDERE ONGEWENSTE STOFFEN ................................................................................................................35
ANALYSEMETHODE ...................................................................................................................................35
6
Afgifte VVAK-certificaat ..................................................................................................... 36
7
Bezwaar ................................................................................................................................. 37
7.1
7.2
BEZWAARPROCEDURE ...............................................................................................................................37
PARITAIRE COMMISSIE ...............................................................................................................................37
Bijlage A: Criteria voor CI’s. ........................................................................................................ 39
Bijlage B: Lijst door Akkerbouw Certificeringsoverleg erkende CI’s.......................................... 40
Bijlage C: Informatie CI naar afzetorganisatie.............................................................................. 41
Bijlage D: Eisen gesteld aan de registratie .................................................................................... 42
Bijlage E: Zelfbeoordeling/checklist ............................................................................................. 45
Bijlage F: Voorbeeldformulier Registratie .................................................................................... 57
Bijlage G: Klachten- en calamiteitenformulier ............................................................................. 59
Bijlage H: Voorbeeldformulier Traceerbaarheid .......................................................................... 60
Bijlage I: Registratie Conditionering GZP .................................................................................... 61
Bijlage J: Relevante diervoederwetgeving .................................................................................... 62
Bijlage K: Voorbeeld hygiëneregels akkerbouwbedrijf ................................................................ 63
Bijlage L: VVAK modules ............................................................................................................ 64
Bijlage M: Invulformulier ‘Duurzame biomassa (RED)’ ............................................................. 88
Akkerbouw Certificeringsoverleg
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voorwoord
Voor u ligt het Handboek Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK). In dit voorwoord
wordt de relatie aangegeven tussen het VVAK-schema en de Hygiënecode voor de akkerbouw.
Op 1 januari 2006 is de levensmiddelenhygiëne verordening (EG) 852/2004 en de
diervoederhygiëne verordening (EG) 183/2005 van kracht geworden. Dit betekent dat er vanaf
dat moment ook wettelijke hygiëneregels gelden voor de primaire sector.
In de verordeningen is aangegeven dat voor de primaire productie “gidsen voor goede praktijken
inzake hygiëne” opgesteld kunnen worden als hulpmiddel om aan de hygiëneregels te voldoen.
In Nederland is besloten deze gidsen “hygiënecodes” te noemen.
De akkerbouwsector heeft, gezien de zeer grote overlap tussen het VVAK-certificatieschema en
de eisen die gesteld worden aan de primaire sector (bijlage 1 van (EG) 852/2004 en 183/2005),
het VVAK-certificatieschema ingediend als hygiënecode voor de akkerbouwmatige teelt. Dit
heeft in januari 2006 geresulteerd in goedkeuring als hygiënecode voor de hygiënische productie
van voedsel (‘food’). De goedkeuring als hygiënecode voor de hygiënische productie van
diervoeder (‘feed’) is verkregen op 27 augustus 2008.
Bij het indienen waren de volgende afspraken gemaakt:








De hygiënecode is opgesteld met vertegenwoordigers van belanghebbende partijen: telers
(LTO/NAV), afnemers (VAVI/Productschap Diervoeder (PDV)/Productschap Akkerbouw
(PA)/AVEBE /COSUN/NAO en Vigef), kwekers (Plantum NL) en loonwerkers (Cumela).
Het schema 2005 is breed afgestemd met representatieve organisaties uit de keten inclusief
retail- en consumentenorganisaties, door behandeling in het Deskundigen-overleg Hygiëne
Levensmiddelen van het Regulier Overleg Warenwet (ROW DHL).
Het schema 2007 is (in verband met de diervoederaspecten) afgestemd met het Centraal
College van Deskundigen Diervoedersector en de Sectorcommissie Landbouwhuisdieren.
Hierin zijn alle geledingen van de diervoederkolom vertegenwoordigd.
Bij het opstellen is rekening gehouden met relevante richtlijnen uit de Codex Alimentarius.
De werkwijze beschreven in de hygiënecode is al enkele jaren praktijk bij de meeste
akkerbouwbedrijven; de bruikbaarheid van de code is hierdoor al aangetoond.
De goedkeuring van het VVAK als hygiënecode betreft niet de gehele inhoud van het
schema, maar de onderdelen die de eisen uit bijlage 1 van genoemde verordening(en)
bevatten. Om die reden is in 3.5 ‘Schema beoordelingscriteria VVAK’ in de kolom
“hygiënecode” vermeld of de eis/maatregel valt onder de goedkeuring, d.w.z. dat de
maatregelen/eisen zelfstandig of in combinatie voldoen aan de voorschriften m.b.t.
levensmiddelen (food) dan wel diervoeders (feed).
Voor die beoordelingscriteria waar in de kolom “ja” staat is goedkeuring verkregen van de
minister van LNV. Indien er in de kolom “nee” staat gaat het om andere wettelijke of
bovenwettelijke eisen.
Het Handboek VVAK kan jaarlijks herzien worden; de hygiënecode stelt de Minister
eenmalig voor een aantal jaren vast. Indien een actualisatie van het Handboek leidt tot een
wezenlijke inhoudelijke wijziging voor een onderdeel van de hygiënecode, dan zal dit eerst
na overleg met de VWA plaatsvinden.
De hygiënecode is voor iedereen gratis beschikbaar op de website
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak. Ook bedrijven die geen gebruik maken van het
VVAK-certificatieschema en/of certificaat kunnen de hygiënecode gebruiken om te voldoen
aan de levensmiddelen- en/of diervoederhygiëneverordening.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 1 van 63
mei 2014
Handboek VVAK






Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
De hygiënecode (food en feed) heeft betrekking op de volgende sectoren: akkerbouwmatige
teelt, oogst, transport en bewaring van gewassen voor de verwerkende industrie, m.n.
zetmeelaardappelen, consumptieaardappelen (friet, chips, puree, enz), suikerbieten,
industriegroenten (incl. uien) en granen (incl. maïs), zaden en peulvruchten. Daarnaast kan
het VVAK-schema, indien gewenst, ook gebruikt worden bij (andere) akkerbouwmatig
geteelde gewassen, ook die niet aan de verwerkende industrie worden geleverd, zoals witlof
en kruiden.
De hygiënecode behelst de bestemming van producten voor de humane resp. dierlijke
consumptie (levensmiddelen c.q. diervoeders).
Het VVAK-schema is daarnaast ook bedoeld voor non-food/non feed toepassingen.
De in bijlage L vermelde modules betreffen de zogenoemde gewascertificaten, zoals die
reeds meerdere jaren beschikbaar zijn en waarvan vrijwel alle ondernemers met
akkerbouwmatige teelten in Nederland er reeds één of meerdere hebben behaald. Het VVAK
is door het samenvoegen van de eisen uit de gewascertificaten ontstaan, waardoor deze
inhoudelijk overeenkomen. Door het Akkerbouw Certificeringsoverleg is besloten dat
eventuele (toekomstige) wijzigingen in het VVAK ook worden doorgevoerd in de
gewascertificaten en omgekeerd, waardoor de inhoud vergelijkbaar blijft. Ondernemers
kunnen hierdoor zondermeer overstappen van één of meerdere gewascertificaten naar het
VVAK. Daarnaast is besloten dat gewerkt wordt aan verdere integratie van de
gewascertificaten als modules in het VVAK, waardoor het aantal gewascertificaten kan
worden beperkt.
Voor de goedkeuring als hygiënecode worden de gewascertificaten (modules, zie bijlage L)
beschouwd als voortvloeisel uit het VVAK.
In bijlage L is tevens verwezen naar de GMP+ standaard B6 ‘Teelt van voedermiddelen´.
Deze standaard heeft betrekking op de teelt van gewassen die als diervoeders gebruikt
kunnen worden. Wijzigingen in de GMP+ standaard B6 zullen ook doorgevoerd worden in
VVAK en omgekeerd.
Gezien het belang van terugdringing van broeikasgasemissie en een duurzame samenleving, zijn
sinds 2011 in dit schema eisen opgenomen om de duurzaamheid van in de agrarische sector in
Nederland geproduceerde biomassa te waarborgen. Deze eisen zijn gebaseerd op de Renewable
Energy Directive (RED) van de EU (richtlijn 2009/28/EG).
Onderaan hoofdstuk 3.5 zijn in een aparte tabel de eisen m.b.t. RED opgenomen, die aanvullend
zijn op de VVAK gewasmodules.
Met ingang van 2012 zijn hieraan nieuwe duurzaamheidseisen toegevoegd, en samen opgenomen
in de vrijwillige module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ (bijlage L). Telers kunnen bij de CI’s
melden of zij aanvullend op de teeltcertificering het predicaat “Duurzaam Akkerbouw Bedrijf”
willen behalen. De controlefrequentie is minimaal 1:3 jaar (+10% verrassing).
Indien een jaarlijkse controlefrequentie wordt toegepast (bijv. in combinatie met de module
‘consumptieaardappel’), wordt voldaan aan de RED-eisen. Dat is m.n. van belang indien
eventuele hoofd- of bijproducten gebruikt (gaan) worden als biomassa voor energiedoeleinden.
In oktober 2012 is het VVAK door de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu erkend als
nationale invulling van de RED-eisen bij akkerbouwmatige teelten. Deze goedkeuring betreft
niet de gehele inhoud van het schema, maar de onderdelen die de eisen uit Richtlijn 2009/28/EG
bevatten. Om die reden is in 3.5 ‘Schema beoordelingscriteria VVAK’ in de kolom “RED”
vermeld of de eis/maatregel valt onder de goedkeuring, d.w.z. dat de maatregelen/eisen
zelfstandig of in combinatie voldoen aan de EU-voorschriften m.b.t. de duurzame productie van
biomassa voor energiedoeleinden.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 2 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
1 Algemeen
1.1 Reikwijdte
Akkerbouwmatige teelt, oogst, eenvoudige fysieke bewerking, transport en bewaring van
gewassen voor de verwerkende industrie, m.n. zetmeelaardappelen, consumptieaardappelen
(friet, chips, puree, enz), suikerbieten, industriegroenten (incl. uien) en granen (incl. maïs), zaden
en peulvruchten. Daarnaast kan het VVAK-schema, indien gewenst, ook gebruikt worden bij
(andere) akkerbouwmatig geteelde gewassen, ook die niet aan de verwerkende industrie worden
geleverd, zoals witlof en kruiden.
De producten zijn bestemd voor humane en/of dierlijke consumptie dan wel non-food/non feed
toepassingen (w.o. energieproductie). De hygiënecode behelst echter alleen de bestemming van
producten voor de humane en dierlijke consumptie (levensmiddelen c.q. diervoeders). De module
‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ heeft betrekking op de eisen die gesteld worden aan duurzaam
geproduceerde biomassa (RED) en eisen die gevraagd worden door afnemers en/of belangrijk
worden gevonden door de producenten zelf.
De doelgroep is het teeltbedrijf. De reikwijdte van een VVAK-certificaat eindigt daar waar de
verantwoordelijkheid voor het product wordt overgedragen aan de afnemer (bijv. bij oogst of
aflevering in opdracht van de afnemer dan wel eigendomsoverdracht), tenzij de afnemer aan het
teeltbedrijf tijdig de bewijzen verstrekt dat de volgende (bovengenoemde) processtap(pen) op het
teeltbedrijf voldoet/voldoen aan de in dit certificatieschema gestelde eisen.
1.2 Begrippen
De volgende begrippen worden in dit document gebruikt:
Handboek: Dit handboek beschrijft aan welke eisen telers die direct of indirect leveren aan de
verwerkende industrie moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het VVAK-certificaat,
hoe dit wordt getoetst, door wie en op welke wijze. Tevens staat hierin vermeld hoe wordt
gerapporteerd naar betreffende schakels in de keten o.a. ten behoeve van de traceerbaarheid
(naspeurbaarheid).
VVAK-certificaat: is een certificaat dat een teler verkrijgt nadat door een CI is vastgesteld dat het
teeltbedrijf aan de eisen van het VVAK-certificatieschema voldoet. Op dit certificaat wordt
aangetekend voor welke gewassen het certificaat geldend is.
Teler: de primaire producent van de akkerbouwmatig geteelde gewassen.
Teeltbedrijf: het bedrijf waar de gewassen geteeld worden. Dit betreft meestal een
akkerbouwbedrijf. Hierbij horen ook de werkzaamheden die door derden (bijv. loonwerker) voor
deze teler worden uitgevoerd in de akkerbouwmatige teelt, oogst, eenvoudige fysieke bewerking
(bijv. drogen, inkuilen/balen maken, pletten, hakselen, enz.), transport en bewaring, waar deze
teler verantwoordelijk voor is.
Perceel: is een stuk akkerbouwland, bedoeld voor de teelt van een gewas met eenzelfde
gewasbehandeling, voorzien van een unieke naam of perceelscode. Dit is tegelijkertijd de
eenheid waarvoor gegevens worden geregistreerd (registratie-eenheid).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 3 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Afnemer: is een bedrijf dat het geteelde product afneemt van de teler om dat vervolgens óf in het
eigen bedrijf verder te verwerken óf te verkopen aan een verwerkend bedrijf óf te vervoederen
aan dieren.
CI: zie ‘Controlerende Instantie’
Controlerende Instantie (CI): Een derde, door het Akkerbouw Certificeringsoverleg erkende,
onafhankelijke instantie die voldoet aan de eisen gesteld in bijlage A. Controlerende Instantie
wordt ook wel aangeduid met ‘Inspectie Instelling’ (II), zoals bij het accreditatieproces onder
ISO IEC 17020:98 (EN 45004). Op grond van de controles is de Controlerende Instantie
gemachtigd tot de uitgifte van het VVAK-certificaat.
Beoordelingscriteria: de risico’s uit de generieke HACCP analyse met bijbehorende
beheersmaatregelen die beoordeeld worden met behulp van een zelfbeoordeling/checklist (zie
bijlage E) op het teeltbedrijf op basis van aantoonbaarheid en implementatie van de betreffende
beheersmaatregelen.
GGO: is een genetisch gemodificeerd organisme.
Aardappelen Verwerkende industrie: hierbij wordt gedoeld op de teelt van aardappelen voor de
aardappelverwerkende industrie (chips, frites), excl. zetmeelaardappelen.
GZP: indien in deze beoordelingsrichtlijn gesproken wordt over GZP, dan wordt hiermee
bedoeld de groep granen, zaden en peulvruchten (incl. stro).
GMP+: betreft het certificatieschema GMP+ Feed Safety Assurance (GMP+ FSA) van GMP+
International, waarmee bedrijven aantoonbaar waarborgen dat diervoeders voldoen aan de
wettelijke voorschriften en aan de bovenwettelijke eisen, overeengekomen met ketenpartijen.
Loonwerk: hieronder wordt verstaan elke vorm van machinale werkzaamheden uitgevoerd door
derden (bijv. loonwerkers, collega-akkerbouwers, burenhulp).
Duurzaam Akkerbouw Bedrijf: module van het VVAK met daarin de eisen waaraan een
teeltbedrijf moet voldoen om het predicaat “Duurzaam” te verkrijgen. Het betreft de RED regels
aangevuld met (andere) eisen m.b.t. de duurzaamheid van de teelt en het effect van het bedrijf op
o.a. milieu, arbeid en lokale economie. Bij een jaarlijkse controle voldoet het teeltbedrijf
aantoonbaar aan de regels van de RED.
De module kan ook als zelfstandig certificatieschema gehanteerd worden.
Duurzaamheid: zie ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’
RED: Renewable Energy Directive (Richtlijn 2009/28/EG). Hierin staan de eisen die worden
gesteld aan duurzaam geproduceerde biomassa voor energiedoeleinden (m.n.
transportbrandstoffen).
1.3 Doel en werkwijze
Het VVAK heeft tot doel een optimale voedsel- en voederveiligheid te waarborgen voor de
akkerbouwmatige teelt, oogst, transport en bewaring van gewassen voor de verwerkende
industrie. Daarnaast is traceerbaarheid (naspeurbaarheid) in de keten van teler tot afnemer een
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 4 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
belangrijk element, evenals de RED eisen die aan duurzame biomassa en andere
duurzaamheidseisen die aan de producenten worden gesteld.
Het VVAK-certificatieschema is uitgewerkt door het Akkerbouw Certificeringsoverleg. In dit
Akkerbouw Certificeringsoverleg zijn de belangrijkste akkerbouwketens vertegenwoordigd.
HACCP als basis
Het eisenpakket is gebaseerd op een generieke HACCP analyse van de teelt, oogst, transport en
bewaring waarbij elke stap in beeld is gebracht. Hoewel een HACCP analyse niet verplicht is
voor primaire bedrijven, is hiervoor bij het opstellen van het VVAK schema wel gekozen omdat
de uitwerking daarvan relatief eenvoudig en overzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat met
deze benadering in ieder geval de punten in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van
het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (inzake levensmiddelenhygiëne), worden
afgedekt.
De inventarisatie met betrekking tot de HACCP analyse houdt in dat bij alle stappen is nagegaan
waar mogelijk gevaar zou kunnen ontstaan met betrekking tot de voedselveiligheid. De meest
van belang geachte risico’s zijn benoemd en er is aangegeven welke beheersmaatregelen (tevens
beoordelingscriteria) genomen dienen te worden om het potentiële risico tot een aanvaardbaar
niveau terug te dringen of beter, te elimineren (zie hoofdstuk 3).
Onafhankelijke controle
De onafhankelijke controle uitgevoerd door een CI is erop gericht om vast te stellen dat ook
daadwerkelijk de noodzakelijk geachte (preventieve) beheersmaatregelen in voldoende mate zijn
genomen. Tevens dienen telers registraties van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen,
meststoffen en kiemremmingsmiddelen bij te houden ter verificatie van de genomen
beheersmaatregelen.
Bijlage A bevat de eisen die aan de CI’s worden gesteld. Bijlage B bevat de lijst met erkende
CI’s. In bijlage D zijn de eisen verwoord die aan de registratie gesteld worden.
Bemonstering
Ter verificatie van beheersmaatregelen kunnen voor bepaalde gewassen (aselect of gericht)
monsters van gewas of knollen genomen worden om deze te analyseren, bijvoorbeeld op
mogelijke aanwezigheid van residuen van gewasbeschermingsmiddelen (zie hoofdstuk 5).
Certificaat
Het VVAK-certificaat met bijbehorende bijlage(n) wordt verkregen als en is het bewijs dat aan
alle in dit certificatieschema gestelde eisen in voldoende mate is voldaan (zie ook hoofdstuk 6).
Op het certificaat is vermeld op welke gewassen het certificaat van toepassing is, of ‘Duurzaam
Akkerbouw Bedrijf’(incl./excl. RED) onderdeel uitmaakt van de eisen, alsmede de
geldigheidsduur per gewas.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 5 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
2 Aan- en afmeldingsprocedure
Een teler kan zich aanmelden bij één van de aangewezen CI’s vermeld in bijlage B (de meest
actuele lijst is beschikbaar op: www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak). Indien de teler zich
voor het eerst aanmeldt voor een voedselveiligheidscertificaat (zie bijlage L) óf een nieuw gewas
aanmeldt, dan dient deze aanmelding te geschieden minimaal 4 weken vóór aflevering van de
oogst/product.
Automatische verlenging
Indien een teler zich eenmaal heeft aangemeld voor het VVAK-certificaat, dan wordt de teler de
daaropvolgende jaren door de CI benaderd voor controle(s). Zonder tegenbericht van de teler
vindt automatisch verlenging van de aanmelding plaats.
Het opzeggen van het contract met de CI (afmelding) mag op elk willekeuring moment in een
jaar. Het VVAK-certificaat blijft de rest van het teeltseizoen geldig tenzij de geldigheid van het
certificaat eerder afloopt. Indien wordt overgestapt naar een andere CI, wordt dit beschouwd als
nieuwe deelnemer en wordt eerst een controle verricht alvorens een nieuw certificaat te
verstrekken (zie hoofdstuk 4.3).
Juistheid bedrijfsgegevens
Indien de teler verschillende bedrijfsnamen hanteert, dan kan de teler deze bij aanmelding
opgeven, ten einde het certificaat geldig te laten zijn voor alle door de teler geteelde producten,
ongeacht op welke naam deze geleverd worden.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 6 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
3 Beoordelingscriteria
3.1 Inleiding
In dit VVAK-certificatieschema is de teelt van akkerbouwgewassen verdeeld in de volgende vier
belangrijke processtappen:
 teeltfase (1);
 oogst/bewerking/inschuren (2);
 opslag/bewaring (3);
 transport/uitschuren/afleveren (4).
Bij iedere afzonderlijke processtap is geïnventariseerd welke aspecten een mogelijk risico of
gevaar met betrekking tot de voedsel- of voederveiligheid (zouden kunnen) opleveren. Van
iedere processtap is vervolgens aangegeven welke preventieve beheersmaatregelen tijdens de
teelt tot en met de aflevering getroffen dienen te worden om de kans op een ongeluk/calamiteit,
die tot een voedsel- of voederonveilige situatie zou kunnen leiden, tot een minimum te reduceren
en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.
Zelfbeoordeling/checklist
De door de teler in acht te nemen preventieve maatregel is zodanig geformuleerd dat deze
eveneens dienst doet als controleerbare norm voor een onafhankelijke CI en als
zelfbeoordeling/checklist voor de teler (zie bijlage E). Deze checklist dient (bij voorkeur bij de
start van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend te worden en op het bedrijf te blijven. De CI
zal hier naar vragen bij een bedrijfsbezoek. Hiermee toont de teler aan dat hij op de hoogte is van
de (meest recente) eisen.
Voorbeeldformulieren
Tevens is in het handboek een aantal voorbeeldformulieren opgenomen voor:
registratie gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en kiemremmingsmiddelen
(bijlage F)
vastlegging klachten en calamiteiten (bijlage G).
tracering van partijen (bijlage H).
graanconditionering (bijlage I).
De teler is niet verplicht de getoonde formulieren te gebruiken, een andere wijze van registreren
is ook toegestaan, mits voldaan wordt aan de eisen vermeld in bijlage D.
3.2 Teelt van ggo-gewasssen
De teelt van ggo-gewassen voor consumptiedoeleinden is alleen toegestaan na expliciete
goedkeuring van de wetgever. Rassen die zijn toegestaan voor commerciële teelt, dienen op de
nationale rassenlijst of de Europese rassenlijst te zijn opgenomen. Daarnaast is het mogelijk dat
in West-Europa vergunningen zijn afgegeven voor veldproeven waarbij sprake is van beperkte
vermeerdering van genetisch gemodificeerde gewassen op proefvelden. In de hierna volgende
beoordelingcriteria zijn op basis van een risicoanalyse in de teelt en opslagfase, de volgende
beheersmaatregelen vastgesteld om het risico van contaminatie middels uitkruising,
opslagplanten of vermenging te voorkomen:
 Het is niet toegestaan ggo-rassen te telen, tenzij na expliciete goedkeuring van de
afnemer;
 Bij teelten met en zonder ggo dient 100% partijscheiding gegarandeerd te worden;
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 7 van 63
mei 2014
Handboek VVAK




Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Het is niet toegestaan partijen van hetzelfde gewas aangrenzend aan ggo proefvelden te
telen. De minimale afstand dient minimaal 10 meter tussen de aardappelpercelen en
minimaal 3 meter tussen suikerbietenpercelen te zijn;
Het is niet toegestaan om gewassen vallend onder het VVAK-certificaat te telen op
percelen waar in de laatste 2 jaar proefvelden met ggo-rassen van hetzelfde gewas zijn
geteeld. Bij afzet aan de Aardappel Verwerkende industrie (excl. zetmeelaardappel) geldt
dat het niet is toegestaan om de aardappelen te telen op percelen waar in de laatste 4 jaar
proefvelden met ggo-gewassen (bijv. Solanum soorten aardappel en tomaat) zijn geteeld.
Machines en opslagmiddelen (kisten, bunkers, enz.) die in het betreffende teeltjaar
ingezet zijn bij de teelt, opslag, uitschuren, transport en verwerking van de opbrengst van
ggo-teelten of proefvelden mogen slechts na zeer grondige reiniging ingezet worden voor
non-ggo partijen van hetzelfde gewas (voor aardappelen verwerkende industrie: opslag
niet toegestaan in dezelfde bewaarruimte/kisten als in dat teeltjaar voor ggo-producten
gebruikt);
Verplichte registratie bij vondst/vaststelling van ggo’s inclusief registratie van de wijze
waarop corrigerende maatregelen zijn genomen.
3.3 Traceerbaarheid en terughalen van partijen
De herkomst van partijen in de keten moet gewaarborgd zijn. EU-wetgeving stelt hieraan met
ingang van 1-1-2005 eisen. De Algemene Levensmiddelen Verordening, ook wel General Food
Law genoemd, vereist dat ieder voedselproducerend bedrijf (incl. de primaire sector) in staat is
om informatie over de herkomst van de grondstoffen en leveranties van producten te verstrekken.
Deze bedrijven dienen over procedures en systemen te beschikken die deze informatie kunnen
opleveren. Het toezicht hierop vanuit de overheid vindt plaats vanuit de Voedsel- en Waren
Autoriteit (VWA).
Als er redenen zijn “om te veronderstellen dat een product niet voedselveilig is”, dan dient het
voedselproducerend bedrijf procedures te starten om het product uit de handel te nemen en de
VWA hiervan in kennis te stellen (artikel 19, lid 11 van de ALV). Hierbij is van groot belang dat
een risicopartij volledig uit de handel genomen kan worden.
Voor het primaire bedrijf zijn deze eisen gecombineerd met de eisen vanuit de afnemers en als
volgt vertaald naar het VVAK-schema:
1. overzicht van de percelen: perceelsnaam/-code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras,
oppervlakte;
2. registratie van bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1e
oogstdatum;
3. bewaren van inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden en pootgoed;
4. registratie waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie wat herkomst is van
iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid (raming). Optioneel:
op cel/box/kist partij-identificatie vermelden;
1
“Indien een exploitant van een levensmiddelenbedrijf van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een
levensmiddel dat hij heeft ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de
voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, leidt hij onmiddellijk de procedures in om het betrokken levensmiddel uit
de handel te nemen wanneer dit de directe controle van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf heeft verlaten,
en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, stelt
de exploitant de consumenten op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis van de redenen voor het uit de
handel nemen en roept zo nodig, wanneer andere maatregelen niet volstaan om een hoog niveau van
gezondheidsbescherming te verwezenlijken, de reeds aan de consumenten geleverde producten terug.”
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 8 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
5. registratie afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum,
afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers;
6. Bij aflevering: erop toezien zien dat de juiste partij wordt opgehaald.
Opmerking: bij de teelt van suikerbieten, zetmeelaardappelen en granen, zaden en
peulvruchten is onderdeel 4 niet van toepassing. Voor suikerbieten is ook
registratie van bemesting niet van toepassing.
Bewaartermijn van de registraties is met ingang van 2012 minimaal 5 jaar. Voordien was de
bewaartermijn 3 jaar.
In geval van een calamiteit die leidt tot een mogelijk voedselonveilige situatie, dient u dit
onverwijld te melden aan uw afnemer. In overleg wordt dan bepaald hoe met de ontstane situatie
wordt omgegaan. Indien sprake is van ongeschikte of schadelijke producten zal de calamiteit
gemeld moeten worden bij de VWA. Zie de VWA meldwijzer:
www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626. De teler is hiervoor verantwoordelijk (de teler kan
de melding uit praktische overweging ook door de afnemer laten doen, uiteraard alleen na
overleg met en instemming door de afnemer).
Een VWA-meldingsformulier is te vinden op: www.vwa.nl/onderwerpen/werkwijzefood/dossier/melden-en-traceren/levensmiddel-of-diervoeder-melden.
Wettelijk is verplicht dat u op basis van uw administratie in staat bent om onmiddellijk (na
mondeling contact) informatie te verstrekken over aan wie is geleverd, op welke datum en de
geleverde hoeveelheid.
De bovenstaande werkwijze is geïntegreerd in het hierna volgende schema.
In geval van afzet van gewassen/producten als “duurzame biomassa” (dus voldoet aan de RED
eisen) is een zogenoemd massabalans systeem nodig om te garanderen dat het aan het einde van
de biobrandstofketen geproduceerde/afgeleverde product overeenkomt met de gebruikte
hoeveelheid biomassa. Dit systeem past bij schakels/ketens waarin het samenvoegen en splitsen
van productstromen (met verschillende duurzaamheidskenmerken) gebruikelijk is.
De uitwerking van traceerbaarheid in het VVAK voldoet aan dit systeem, o.a. door het verbod op
vermenging/wisseling van partijen, het behouden van de identiteit (bijv. tijdens bewaring en
aflevering) en registraties van teelt en aflevering. Daarnaast produceert/levert een VVAK
gecertificeerd teeltbedrijf met de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’, met een jaarlijkse
inspectiefrequentie aantoonbaar RED-waardige (duurzame) biomassa.
3.4 Duurzame teelt/biomassa
Gezien het belang van terugdringing van broeikasgasemissie en een duurzame samenleving, is
eind 2009 besloten het VVAK aan te vullen met RED eisen om de duurzaamheid van in de
agrarische sector in Nederland geproduceerde biomassa te waarborgen. Deze eisen zijn gebaseerd
op de Renewable Energy Directive (RED) van de Europese Unie (Richtlijn 2009/28/EG).
Eind 2011 is besloten om de RED-eisen, tezamen met nieuwe duurzaamheidseisen op te nemen
in een aparte module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’, waarvoor telers vrijwillig kunnen opteren.
Het schema is dus enerzijds gebaseerd op voorschriften uit de RED en anderzijds op door de
sector belangrijk bevonden duurzaamheidseisen. Voor het opstellen van die eisen is o.a. gekeken
naar de eisen in GlobalG.A.P. en KPA, en de zogenoemde Cramer criteria.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 9 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Om volledig te voldoen aan de RED, is een jaarlijkse controlefrequentie verplicht. De markt voor
RED-waardige biomassa is echter (vooralsnog) klein. Daarentegen is voor een aantoonbare
duurzame teelt aansluiting bij de controlefrequentie van de geteelde gewassen meer passend. Om
die reden is besloten om het teeltbedrijf zelf te laten kiezen of de module D.A.B. jaarlijks of 1:3
jaar wordt gecontroleerd. Bij een jaarlijkse inspectie is het teeltbedrijf “duurzaam” en voldoet het
tevens aantoonbaar aan de RED (DAB + RED). Bij de 1:3 frequentie is het bedrijf “duurzaam”
(DAB). Bij de 1:3 frequentie zijn enkele specifieke eisen niet relevant en daaraan hoeft dan ook
niet voldaan te worden.
De RED is wettelijk gezien alleen van toepassing op biomassa voor vloeibare
transportbrandstoffen, maar kan volgens de Europese Commissie (EC) ook toegepast worden
voor gasvormige en vaste brandstoffen. De RED eisen van VVAK kunnen dus toegepast worden
op alle binnen de agrarische sector geproduceerde biomassa ten behoeve van duurzame
brandstof.
3.5 Schema Beoordelingscriteria VVAK
Het schema valt uiteen in een algemeen deel, aandachtspunten per (teelt)fase, de gewasspecifieke
aandachtspunten bij handmatige oogst en verpakking van industriegroente en tot slot de
duurzaamheidseisen.
De eisen gelden in principe voor alle gewassen tenzij in de kolom “Beheersmaatregelen”
of “Toelichting” vermeld staat (steeds onderstreept): “geldt alleen voor….“ of “geldt niet
voor…”. Met “geldt voor Aardappelen verwerkende industrie” wordt de
consumptieaardappelteelt bedoeld, maar tevens de pootaardappelteelt als (een gedeelte
van) de oogst bestemd is voor de Aardappel verwerkende industrie.
Apart aan het eind zijn enkele eisen vermeld die uitsluitend van toepassing zijn op
handmatige oogst en verpakking van groenten.
Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Voor deze punten geldt dat zij niet
in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot
voedselveiligheidsproblemen kan leiden (bewustwording staat hier centraal).
De kolom “Hygiënecode 852/2004” vermeld of de eis/maatregel valt onder bijlage 1 (deel
A) van Verordening (EG) nr. 852/2004 en, zo ja, welk artikel. De hygiënecode behelst,
zoals in hoofdstuk 1.1 is genoemd, de bestemming van producten voor de humane
consumptie (levensmiddelen). Daar waar de regels betrekking hebben op producten voor
dierlijke consumptie is om die reden in de kolom “n.v.t.” vermeld.
De kolom “Hygiënecode 183/2005” vermeld of de eis/maatregel valt onder bijlage 1 (deel
A) van Verordening (EG) nr. 183/2005 en, zo ja, welk artikel. De hygiënecode behelst,
zoals in hoofdstuk 1.1 is genoemd, de bestemming van producten voor de dierlijke
consumptie (diervoeder). Daar waar de regels betrekking hebben op producten voor
humane consumptie is om die reden in de kolom “n.v.t.” vermeld.
De kolom “RED” vermeld of de eis/maatregel valt onder Richtlijn 2009/28/EG en, zo ja,
welk artikel. Deze eisen behelzen, zoals in hoofdstuk 3.4 is genoemd, het gebruik van de
hoofd- of bijproducten van de akkerbouwmatige teelten voor energiedoeleinden. In de
kolom is bij meerdere eisen “D.A.B.” vermeld. Deze eisen zijn samen met de RED-eisen
opgenomen in de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’. Indien vermeld is “(should bij
1:3)” betekent dit dat deze eis niet verplicht maar wel gewenst is bij een
inspectiefrequentie van 1:3 jaar.
Per aandachtspunt is een korte toelichting/interpretatie toegevoegd, zodat de teler concreet zicht
krijgt op de uit te voeren acties.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 10 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
1.1 Eigen verklaring +
zelfbeoordelingchecklist
1.2. Traceerbaarheid
Partij voldoet niet aan de eisen
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
1. ALGEMEEN
nee
Nee
D.A.B.
nee
Deel A:
II1,
2a,2d,2e
17.6:
R80/68
(lozing);
R91/676
(nitraat)
Deel B:
2e
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Zelfbeoordelingchecklist invullen en
ondertekenen. Werken volgens eigen
verklaring.
Vermenging/verwisseling van Eenduidige registratie van het
partijen met als risico dat partij perceel, de teelt en afnemer
niet traceerbaar is
Pagina 11 van 63
mei 2014
De checklist is (bij voorkeur voor begin van het
teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. De CI en ook uw
afnemer kunnen deze checklist op ieder moment opvragen.
Traceerbaarheid vereist:
overzicht van de percelen: perceelsnaam/-code (evt.
McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte
indien van toepassing een plattegrond van de
bewaarruimte(n). Geldt niet voor granen, zaden &
peulvruchten (GZP), suikerbieten en
zetmeelaardappelen
registratie van bespuitingen, overige chemische
behandelingen, bemestingen en 1e oogstdatum.
Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier of een
akkerbouw managementsysteem
bewaren inkoopbonnen (en/of facturen) zaaizaden,
pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen
inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden.
registratie waar welke partij(en) is (zijn) opgeslagen:
minimaal identificatie van herkomst van iedere partij
(perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid
(raming) – geldt niet voor suikerbieten en
zetmeelaardappelen
registratie afgeleverde partijen (zowel af land als bij
aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid
afgeleverd product (ton), evt. bonnummers (ook
afleveringsoverzichten afnemer voldoen).
Bij aflevering dient u erop toe te zien dat de juiste
partij wordt opgehaald en vermenging van partijen
voorkomen.
Recall: bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst
van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie
(i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een
of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren.
Bewaartermijnen registraties, rapporten van controles,
certificaten en analyses: 5 jaar (vanaf start deelname
certificering)
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
nee
Nee
nee
Deel A:
II 1
Deel B2a
nee
Deel A:
II 1
Deel B2a
ja, II5g
Nee
n.v.t.
Deel A:
I3
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
1.3. Calamiteiten
Risico
Verontreiniging product met
vreemde bestanddelen (incl.
quarantaine organismen en
verontreinigingen in een
perceel) die een negatieve
invloed hebben op de
voedselveiligheid
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
Partijen welke niet aan het certificaat
voldoen, mogen niet samengevoegd
worden (separaat opslaan)
Verplichte melding en registratie bij
brand, ongelukken of vondst waarbij
sprake kan zijn van bijv. asbest, glas,
olie, radioactiviteit, zware metalen,
chemicaliën (bijv. PAC´s, DDT,
benzeen) of quarantaine organismen
inclusief registratie van de
corrigerende en preventieve
beheersmaatregelen.
-
voorvallen/ongelukken waarbij
de productveiligheid niet in
gevaar is, maar niet (meer)
voldaan kan worden aan
andere gestelde eisen uit dit
schema.
17.6:
R80/68
(lozing)
1.4a Wetgeving,
(Should)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
(Should)
Verplichte registratie bij
voorvallen/ongelukken waarbij de
productveiligheid niet in gevaar is,
maar niet (meer) voldaan kan worden
aan andere gestelde eisen uit dit
schema (bijvoorbeeld het tenietgaan
van registraties door
computerstoring, brand- of
waterschade). Registratie van de
corrigerende en -indien relevantpreventieve beheersmaatregelen.
Teler is niet op de hoogte van Teler dient kennis te hebben van
de teelttechniek, eisen t.a.v.
relevante wetgeving (residunormen,
voedselveiligheid en/of van de schadelijke stoffen bijv.
beheersmaatregelen die hij kan mycotoxinen).
treffen om dit te garanderen.
Partij voldoet niet aan de
gestelde eisen t.a.v.
voedselveiligheid en
schadelijke stoffen
Teler dient kennis te hebben van
relevante diervoeder wetgeving
Pagina 12 van 63
mei 2014
partijen die niet aan het certificaat voldoen mogen niet
samengevoegd worden (geen vermenging oftewel
separaat opslaan en labellen)
In geval van een calamiteit dient u:
vast te leggen wat er gebeurd is en welke actie u
hierop heeft uitgevoerd (bijlage G invullen).
aan te geven hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen.
met uw afnemer te overleggen of dit consequenties
heeft voor de betreffende partij.
de meldwijzer van de VWA raadplegen (zie
www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er
gemeld moet worden.
In geval van afzet als diervoeder, tevens:
melden bij PDV (tel. 079-3687011; fax. 079-3687010)
raadplegen EWS-voorwaarden GMP+ (zie
www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl20130301.pdf.ashx) of en, zo ja, hoe er gemeld moet
worden bij GMP+ International.
In geval van een calamiteit dient u:
vast te leggen wat er gebeurd is en welke actie u
hierop heeft uitgevoerd (evt. bijlage G gebruiken).
aan te geven (indien relevant) hoe u dit in de toekomst
kunt voorkomen.
U wordt geacht op de hoogte te zijn van relevante
wetgeving en de normen van bijv.
gewasbeschermingsmiddelen of ongewenste stoffen
Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl
(zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’)
Een overzicht van geldende wetgeving te vinden in bijlage
J. Productnormen inzake diervoeders zijn te vinden op:
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
(residunormen, schadelijke stoffen
bijv. mycotoxinen).
Teler is niet of onvoldoende op Teler dient kennis ten aanzien van
de hoogte van de
het voorkomen van teeltziekten,
beheersmaatregelen die hij kan veldschimmels en bewaarziekten op
treffen, bijv ter voorkoming of peil te houden.
beperking van de
aanwezigheid van schadelijke
stoffen in het product
Verontreiniging product door
Als sprake is van opslag/bewaring
productvreemde stoffen
van producten op het teeltbedrijf,
hygiëneregels ophangen en volgens
deze regels werken.
Geldt niet voor suikerbieten en
zetmeelaardappelen
Ja, II5e,
II5h
Deel A:
I1+2
ja, II3a,
II5a, II5b,
II5d, II5g
nee
17.6:
R80/68
(lozing)
ja, II3a,
II5f,
Deel A:
I4e
Ja, II3a,
II5f
Deel A:
I4e
17.6:
R80/68
(lozing)
17.6:
1.6 Opslag hulpstoffen
Verontreiniging product of
R80/68
(gewasbeschermings- uitgangsmateriaal door
(lozing)
,
productvreemde stoffen;
;
voorraadbescherming vervuiling waterbronnen
R91/676
s-,
(nitraat);
ongediertebestrijding
91/414
s- en ontsmet(gbm)
tingsmiddelen,
meststoffen en
brandstoffen)
D.A.B.
1.7 Loonwerk
Loonwerker werkt niet volgens
voorwaarden richtlijn.
ja, III9a,
III10
Deel A:
II3
1.4bKennisontwikkeling,
actualisatie
vakmanschap
(Should)
1.5 Hygiëne
Beheersmaatregelen
Afval en gevaarlijke stoffen apart en
veilig opslaan.
Opslag volgens wettelijke eisen.
Alle hulpstoffen gescheiden van
uitgangsmateriaal en geoogst
product.
Toelichting/ interpretatie
www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx. Bij
twijfel: contact opnemen met uw afnemer.
U wordt geacht op de hoogte te zijn van actuele kennis van
teelttechnische zaken en beheersmaatregelen ter
voorkoming en beperking van ziekten en plagen. Het
volgen van cursussen, lezen van vakliteratuur is gewenst.
Tip: zie www.kennisakker.nl; www.irs.nl
Als sprake is van opslag/bewaring van producten op het
teeltbedrijf, dient u aantoonbaar kennis te geven aan derden
(bezoekers) en personeel aan welke hygiëneregels voldaan
moet worden (zichtbaar ophangen). Minimumeis: zie
bijlage K.
Er dient gewerkt te worden volgens hygiëneregels. Deze
dienen bekend te zijn bij u zelf en het personeel d.m.v. een
instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten
ondertekenen)
Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke
stoffen (zie ook 1.6) dusdanig opslaan dat verontreiniging
van het product wordt voorkomen.
Gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen (incl. organisch
en vloeibaar), ongediertebestrijdingsmiddelen,
ontsmettingsmiddelen en brandstoffen dienen volgens de
wettelijke eisen opgeslagen te worden.
Om contaminatie/ verontreiniging van uitgangsmateriaal
en/of geoogst product te voorkomen, dient u ervoor te
zorgen dat opslag van alle hulpstoffen fysiek dan wel in tijd
gescheiden plaats vindt.
Teler dient aan te tonen dat
loonwerker volgens voorwaarden
richtlijn werkt.
Teler blijft verantwoordelijk.
Registraties van activiteiten van
loonwerker zijn in bezit van teler.
-
-
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 13 van 63
mei 2014
Teler is in bezit van kopie van VKL (niet nodig als
loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC,
GlobalGAP of het Belgisch IKKB certificaat van de
loonwerker (of onderaannemer) of elk ander certificaat
of (inspectie)bewijs die deze eisen afdekt. Als teler dit
niet kan aantonen, kan CI aanvullende controle bij
loonwerker uitvoeren.
Teler dient registraties te kunnen tonen van
werkzaamheden door derden uitgevoerd en waarvoor
verplichte registratie geldt.
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
Verontreinigd perceel (o.a.
slib, glas, olie, dioxines, zware
metalen)
Teelt op verontreinigde percelen
verboden (bijv. zware metalen, glas,
etc.) De historie van het perceel dient
bekend te zijn.
-
2. TEELT
ja, II3a,
II5g
Deel A:
I3ib
ja, II3a,
II5g
Ja (v.w.b.
microbiologische
aspecten),
II3b, II5e
Deel A:
I3ib
Deel A, D.A.B.
I3i, 4d
(ged.)
Deel B:
2a
Nee
Nee
17.6:
2.1 Perceelskeuze
R86/278
(slib)
2.2 Uitgangsmateriaal
2.3 Ggo-gewassen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Verontreiniging met dierlijke
eiwitten
Insleep schadelijke
organismen
Ongewenst gebruik en
ongewenste vermenging (nog
geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar
verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten
stoffen. Bij twijfel: grondanalyse
Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik
is, dan moet de historie van de laatste 7 jaar bekend
zijn en worden onderbouwd met grondanalyse door
erkend laboratorium
Indien het perceel in het verleden een andere functie
had dan akkerbouwgrond, veeteelt, bosbouw of natuur,
dient door middel van een milieuhygiënische
verklaring zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit
en de Regeling bodemkwaliteit te worden aangetoond
dat de kwaliteit van de bodem voldoet aan de
achtergrondwaarden van dat besluit. (geldt niet voor
GZP)
Verplichte verwijdering verontreiniging (let extra op
glasdelen en plastic; percelen langs wegen)
Gebruik van meststoffen op basis van op perceel mag de afgelopen 3 jaar genoemde
dierlijke eiwitten niet toegestaan
meststoffen niet toegepast zijn.
Gebruik goedgekeurd
Bewaar de inkoopbonnen van het uitgangsmateriaal /
uitgangsmateriaal
pootgoed / zaden of factuur (reeds verplicht, zie 1.2),
mits deze voldoende gespecificeerd is, en/of NAK
certificaten (bij zetmeelaardappelen ook TBM bewijs).
Per aangekochte partij aardappelpootgoed moet een
officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een
factuur of afleverbewijs waarmee de omvang en
identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de afnemer
zorgdraagt voor goedgekeurd en traceerbaar
uitgangsmateriaal en dit schriftelijk heeft verklaard.
Bij GZP teelt als voedermiddel uitsluitend ontsmet
zaaizaad gebruiken (=should). Het gebruik van
ontsmet zaaizaad kan het risico op ziekten en plagen
tijdens de teelt verminderen.
Bij gebruik eigen zaaizaad voor GZP-teelt: registreer
perceelsnaam waarvan zaaizaad afkomstig is.
Teelt ggo-gewassen niet toegestaan, Het gebruik van ggo rassen moet voorafgaand aan de teelt
tenzij na expliciete goedkeuring door afgestemd worden met, en goedgekeurd worden door de
Pagina 14 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Nee
Nee
Nee
Deel A:
II2b
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja, II3a,
II5a, II5b,
II5h
Deel A:
17.6:
2.4 Machinegebruik
I3i+ 4a+b R91/676
(nitraat)
Deel A:
17.6:
2.5 Bemesting
I3e, 4g
R80/68 (Should: alleen deze
Deel B:
(lozing)
regel)
2a
;
R91/676
(nitraat)
Deel A:
17.6:
I3id, 4g
R80/68
Deel B:
(lozing);
2a
R86/278
(slib)
Ja, II3a,
II3b, III7
Ja, II3a,
II5g, III7,
III9c
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
niet veilig bevonden)
afnemer
Verontreiniging met
productvreemde bestanddelen
Geldt alleen voor suikerbieten:
Indien bietenzaad niet is ingekocht
via COSUN, dan moet de teler
hiervoor een ontheffing hebben van
de Raad van Beheer van COSUN.
Wettelijke voorschriften in acht
nemen en teelt volledig registreren,
indien toch ggo geteeld wordt.
Perceel is laatste 2 jaar niet als ggo
proefveld gebruikt met hetzelfde
gewas. Voor consumptieaardappelen
geldt 4 jaar.
Voldoende afstand tot ggo
(proef)velden met hetzelfde gewas.
Ggo partijen zorgvuldig gescheiden
houden van niet-ggo partijen
Machines en werktuigen mogen niet
in contact zijn geweest met ggo,
tenzij zeer grondig gereinigd
Verplichte registratie bij
vondst/vaststelling van ggo.
Gebruik van goed onderhouden, goed
afgestelde en schone machines
afnemer.
Indien er proeven met ggo-gewassen plaats vinden, dan
dient dit van te voren afgestemd te worden met de afnemer.
Indien de teler bietenzaad gebruikt dat niet geleverd is door
COSUN, dan moet hiervoor een ontheffing worden
getoond, afgegeven door de Raad van Beheer van COSUN.
Er moet een registratie bijgehouden worden van het
gebruikte uitgangsmateriaal (ggo).
Vermenging met Genetisch gemodificeerd materiaal is
ongewenst.
Afstand “percelen met ggo-teelt” en “percelen van
hetzelfde gewas niet-ggo”” dient bij aardappelen minimaal
10 meter te zijn en 3 meter bij suikerbieten.
Meld als er sprake is van proeven op uw bedrijf of in
directe omgeving.
Het gebruik van machines op uw bedrijf die dit teeltseizoen
in aanraking zijn geweest met ggo-gewassen, is niet
toegestaan, tenzij de machines zeer grondig gereinigd zijn.
Verplichte vastlegging op calamiteitenformulier (bijlage G),
incl. wijze waarop corrigerende maatregelen zijn genomen.
Verontreiniging met productvreemde stoffen (olie, vet,
glas) voorkomen. Deze machines dienen geen lekkage en/of
losse (glas)delen te vertonen.
Voorkom overdosering. Bemestingsadvies opvolgen. Bij
voorkeur op basis van analysegegevens.
Overdosis a.g.v. te hoog
nitraat-gehalte, chemicaliën,
PCB’s, zware metalen en
kwaliteitsverlies (legering)
Werken volgens bemestingsadvies
Verontreiniging met
productvreemde stoffen
Op het perceel alleen
bodemverbeteraars gebruiken die
voorzien zijn van een
(product)certificaat of analyserapport
waarmee aangetoond wordt dat het
product voldoet aan de
Meststoffenwet en nagenoeg vrij is
van glas. Groen- en gft-compost
Pagina 15 van 63
mei 2014
Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige
organische meststoffen moet een analyserapport
volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en een
afleveringsbewijs aanwezig zijn, zodat er geen sprake
is van verontreiniging met zware metalen boven
wettelijk toegestane hoeveelheid.
Bijhouden registratie waar/wat is toegepast en bewaren
analyse rapporten volgens het Uitvoeringsbesluit
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Ja, II3a
Deel A:
I3id
ja, III7
Deel A:
II.1
ja, II3a
Deel A:
I3id
Ja, II3a
Deel A:
I3id
Ja, II3a
Nee
ja, II3a,
II3b, II5h
Deel A:
I3i e, ii
Ja, II3a,
Deel A:
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
17.6:
R80/68
(lozing);
R86/278
(slib)
17.6:
R91/676
(nitraat)
17.6:
R80/68
(lozing);
R86/278
(slib) ;
R91/676
(nitraat)
17.6:
2.6 Goede dosering
R91/676 meststoffen
(nitraat)
17.6:
R91/676
(nitraat)
17.6:
R80/68
(lozing)
; 91/414
(gbm)
2.7
17.6:
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Gewasbeschermings
middelen
Risico
Beheersmaatregelen
moet gecertificeerd zijn volgens het
branchekeurmerk “Keurcompost”,
tenzij het bovengenoemde
analyserapport betrekking heeft op
maximaal 1.000 ton verse compost
en voldaan wordt aan de glasnorm.
Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op
droge stof) met een minimale
deeltjesgrootte van 2 mm en een
maximale deeltjesgrootte van 20 mm
(geldt niet voor GZP).
Geen gebruik van rioolslib voor
organische bemesting
Toelichting/ interpretatie
-
Registratie van gebruikte meststoffen (excl. suikerbieten)
Meststoffenwet (minimaal 5 jaar).
De verplichting tot toetsing van de glasnorm is niet
van toepassing op Champost.
zie bijlage D.
Gebruik uitsluitend wettelijk
toegestane meststoffen; geen gebruik
meststoffen op basis van dierlijke
eiwitten.
Overdosering
(Should)
Bemestingsapparatuur goed afstellen
en goed onderhouden
Zorg voor een goede dosering door een goed onderhouden
machine, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht).
Onjuiste dosering
alleen voor Aardappelen
verwerkende industrie: jaarlijks een
kalibratie van bemestingsapparatuur
uitvoeren.
Overdosis: overschrijding van
de MRL (te hoog
residugehalte); vergiftigingsverschijnselen;
Aanwezigheid (niet
toegestane) residuen
Gebruik volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(WG/GA) op verpakking
(veiligheidstermijnen in acht nemen)
Kalibratie (controle op de goede werking, afstelling en
verdeling) moet jaarlijks uitgevoerd worden (kalibratie mag
zowel extern als door teler zelf uitgevoerd worden).
Registreer datum kalibratietest op zelfbeoordelingchecklist
(bijlage E).
Werk volgens de meng- en vulinstructies op het etiket.
Uitsluitend gebruik van wettelijk
Pagina 16 van 63
mei 2014
Neem de maximale dosering, veiligheidstermijn en
frequentie van toediening in acht.
Advies: zorg voor een actuele lijst toegestane middelen per
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
II3b, II5h I3i e, ii
ja, II3a,
II3b, II5h,
III7
Deel A:
I3i e, ii
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
R80/68
(lozing)
; 91/414
(gbm)
17.6:
91/414
(gbm)
Ja, II5h,
III9a
Deel A:
II.2a
ja, II3a,
II3b, II5h,
III7, III10
Deel A:
I3i e, ii,
II2a
17.6:
91/414
(gbm)
17.6:
R80/68
(lozing)
ja, II3a,
II3b, II5h,
III10
Deel A:
I3i e, ii,
II2a
17.6:
R80/68
(lozing)
ja, II3b,
II5e, II5g,
III9b
Deel A:
II2c
Risico
Aanwezigheid van schadelijke
middelen en ongewenste
residuen evenals vermenging
van partijen (i.v.m.
traceerbaarheid)
Onjuiste dosering
Niet-vakkundig toepassen,
verkeerde dosering
2.8 Ziekten, plagen en
Gebreken
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Verontreiniging product met
schadelijke gifstoffen, giftige
onkruiden en kwaliteitsverlies
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
toegelaten middelen
product (checken van middelen is mogelijk op:
www.ctgb.nl)
Proeven met middelen waarvoor nog
geen officiële toelating geldt, mogen
alleen met een proefontheffing van
het CTGB, of onder
verantwoordelijkheid (verklaring)
van een TNG erkend bedrijf (zie
www.vwa.nl/onderwerpen/regelsvoor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erke
nning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties)
uitgevoerd worden. Producten
separaat van verhandelbaar product
houden, tenzij de proefontheffing of
verklaring het verhandelen expliciet
toestaat en de afnemer -indien
bekend- expliciet toestemming heeft
gegeven om het samen te voegen.
Actuele registratie gebruikte
gewasbeschermingsmiddelen
In geval van proeven: kopie van proefontheffing CTGB
dient beschikbaar te zijn, of een verklaring van een TNG
erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voorondernemers-plant/dossier/gewasbescherming/erkenningen-relatienummer-aanvragen/erkende-organisaties) dat de
proef onder haar verantwoordelijkheid wordt uitgevoerd.
Goed onderhouden spuit.
Verplichte spuitkeuring (ook voor
loonwerker)
Verontreinigde partijen gescheiden houden; in overleg met
afnemer vervolgstappen afspreken.
Zie bijlage D voor nadere toelichting
De spuit dient periodiek aan de officiële SKL keuring te
worden onderworpen. Een geldig goedkeuringsbewijs is
aanwezig.
Advies: periodieke controle van goede werking (dosering,
spuitbeeld, doppen)
De technisch verantwoordelijke (teler Aantoonbare opleiding en ervaring (evt. CV van de externe
en/of teeltbegeleider) op gebied van
teeltbegeleider).
gewasbescherming en bemesting
moet zijn competentie kunnen
Er moet een geldige spuitlicentie (tenminste licentie 1)
aantonen. In NL:
aanwezig zijn
Toepasser moet beschikken over
spuitlicentie (ook loonwerker)
Maatregelen nemen ter preventie en
Geldt voor alle gewassen. Tip: zie www.kennisakker.nl
indien nodig ter bestrijding (incl.
Specifiek voor GZP: (zie ook 1.4a, 1.4b, 2.2 en 4.6)
registratie)
aarschimmels (fusarium, moederkoren) en giftige
Geldt alleen voor GZP: afnemer op
onkruiden registreren + melden aan afnemer
Pagina 17 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
de hoogte brengen van aantasting
(incl. registratie)
Specifiek voor Aardappelen verwerkende industrie:
controleren op doornappel (Datura stramonium) en
evt. handmatig uit perceel verwijderen.
Oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor gewasverzorging
dient schoon te zijn. Bij twijfel informatie inwinnen bij
erkende autoriteiten (PD, Waterschap). Let op risico’s van
riooloverstorten. Bron-, leiding- en regenwater wordt
verondersteld schoon te zijn.
Voorkom hagel in product: verbod geldt voor Aardappelen
verwerkende industrie en industriegroenten.
Ja, II3a,
II5c, II5g
Deel A:
I4c
2.9 Watergebruik
Productbesmetting met
verontreinigd water
Uitsluitend gebruik van water van
goede kwaliteit. Bij twijfel: analyse
Nee
Nee
2.10 Jacht
Kogels in het product
Niet toegestaan indien het gevaar
bestaat dat hagel in product terecht
komt.
3. OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
ja, II3a,
II5a, II5b
Deel A:
I3i+
4a+b
ja, II5b,
II5e
Deel A:
I4a, b, d
Nee
Nee
n.v.t.
Deel A:
I4f
n.v.t.
Deel A:
I4f
3.1 Machines
Verontreiniging met
productvreemde bestanddelen
(hout, glas, olie, chemicaliën,
GGO etc)
3.2 Verpakking van
diervoeders (alleen
van eigen oogst)
Verontreiniging
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Kwaliteitsverlies
Goed onderhouden en schone
machines (bij oogst en bewerking
zoals malen, pletten, hakselen, balen
maken en inkuilen) en transportmiddelen ter voorkoming van
beschadiging en insleep vreemde
bestanddelen.
Verontreiniging met productvreemde stoffen (olie, vet,
glas) voorkomen. Let in het bijzonder op: beschadigingen
inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik
schone kipwagens, kisten etc.
Bij vervoer product na andere producten, dan als volgt
reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na
externe inspectie door een ISO17020 geaccrediteerde
inspectie-instelling
Bij regen product afdekken.
Voorkom dat product nat wordt.
Geldt niet voor suikerbieten en
Zorg voor aanwezigheid dekzeil bij dreiging van regen
zetmeelaardappelen
(geldt niet voor GZP).
Geen gebruik van machines welke in Vermenging met Genetisch gemodificeerd materiaal is
het seizoen in contact zijn geweest
ongewenst.
met GGO-producten, tenzij zeer
(zie ook aandachtspunt 2.3)
grondig gereinigd.
Geschikt, schoon en voldoende
Geldt voor verpakking van (bij)producten, bestemd voor
(lagen) verpakkingsmateriaal om
diervoederdoeleinden, bijvoorbeeld graszaadstro.
diervoeders (folie, big bags)
Beschadiging van
Bij voorkeur gebruik van speciale balenklem
verpakkingsmateriaal voorkomen en
Pagina 18 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
repareren
4. OPSLAG / BEWARING
4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf)
ja, II3a,
II5a, II5b
Deel A:
I3i+
4a+b
Deel A:
I3i+
4a+b
4.1 Niet overdekte
bewaarplaatsen
Verontreiniging met
productvreemde bestanddelen
n.v.t.
Deel A:
I4b, f
4.2 inkuilen van
diervoeder /
verpakte balen voor
afzet als diervoeder
(alleen van eigen
oogst)
Kwaliteitsverlies
n.v.t.
Deel A:
I4f
ja, II3a,
II5a, II5b
Schone en goed onderhouden
bewaarplaats
Niet overdekte bewaarplaats dient vrij te zijn van
verontreinigingen, zoals olie, chemicaliën, hout, los
freesasfalt en los puin.
Geldt alleen voor GZP: Product
Het belang van afdekken bij dreiging van regen en
afdekken bij dreiging regen of
verontreiniging neemt toe met de duur van de
verontreiniging (bijv. door
opslag/bewaring. Herhaalde en langdurige blootstelling aan
ongedierte). Is “should” bij
regen en verontreiniging (door ongedierte, vogels,
kortdurende opslag (enkele dagen) in huisdieren, enz.) is ongewenst.
afwachting van verlading.
Bewaking kuilkwaliteit
Voor inkuilen en bewaring van (bij)producten voor
diervoeder, dient de kwaliteit bewaakt te worden (optimale
pH (4,5-5,4) en schimmelgroei voorkomen worden.
Inkuiltoevoegingsmiddelen mogen alleen worden gebruikt
als deze zijn toegelaten op basis van EU Verordening
1831/2003 (zie groep 1K op
http://ec.europa.eu/food/food/animalnutrition/feedadditives/
comm_register_feed_additives_1831-03.pdf). Bij levering
en toepassing door VKL gecertificeerde loonwerker wordt
hieraan voldaan. Voor verpakte balen, bij voorkeur kiezen
voor verharde ondergrond (m.n. op niet-zandgronden)
Schade aan folie voorkomen en
Voldoende folie gebruiken, beschermen tegen schade (bijv.
repareren.
door net, zeil of zand). Bij beschadiging repareren.
4B. Overdekte bewaring
(Deze eisen gelden uitsluitend als teler producten zelf opslaat in een overdekte bewaring (anders: niet van toepassing)
ja, II3a,
II5a, II5b
Deel A:
I3i+
4a+b
,e
4.3 Overdekte
bewaarplaats
Verontreiniging met
productvreemde bestanddelen
Schone en goed onderhouden
bewaarplaats
-
-
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 19 van 63
mei 2014
jaarrond een schone bewaarplaats. Niet voor andere
doeleinden zoals machineonderhoud en stalling van
machines en werktuigen of opslag van materialen en
hulpstoffen gebruiken, tenzij verontreiniging van
wanden en vloer wordt voorkomen (bijv. afdekken met
plastic of zeil; bij hulpstoffen is intacte verpakking ook
voldoende);
goed onderhouden (dak, wand enz), zodat er geen
vervuiling van het product kan optreden
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Hygiënecode
RED
852/2004 183/2005 2009/28
(food)
(feed)
ja, II3a,
Deel A:
II5a, II5b,
I3i+
II5f
4a+b
,e
ja, II3a,
Deel A:
II5a, II5b,
I3i+
II5f
4a+b
,e
Aandachtspunt
Risico
n.v.t.
Deel A:
I3i+
4a+b
,e
nee
Nee
ja, II5g
Deel A:
I3ii
4.4 Direct daglicht in
bewaarruimte
Groene
knollen/productverkleuring
ja, II3a,
II5a, II5b,
II5e, III9b
Deel A:
I4d, II1
4.5 Ongediertebestrijding, vogels
en huisdieren
Verontreiniging met
productvreemde bestanddelen
en overbrengen van
pathogenen
ja, II3a,
III9a
Deel A:
I3i, II2a
17.6:
4.6 VoorraadbescherR80/68
mingsmiddelen /
(lozing);
kiemremming /
91/414
ontsmetting
(gbm)
Aanwezigheid van chemische
residuen (ofwel schadelijke
stoffen)
ja, II3a
N.v.t.
Ongewenste vermenging
partijen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
Bewaarruimte met geoogst product
dient afgescheiden te zijn van
machineberging, werkplaats en
opslag van materialen en hulpstoffen
Product in tussenopslag dient
volgens dezelfde voorschriften
(VVAK, GlobalGAP of ander
gelijkwaardig schema) opgeslagen te
worden
Geldt alleen voor producten met
bestemming diervoeder: Product in
tussenopslag dient volgens dezelfde
(VVAK of ander gelijkwaardig
schema) voorschriften of GMP+ B1,
B5 of B6 opgeslagen te worden.
Geen opslag in bewaarruimte/ kisten
waar dit teeltseizoen ggo-gewassen
in opslag zijn geweest, tenzij zeer
grondig gereinigd.
Geen direct daglicht in bewaarplaats
boven product.
Geldt niet voor GZP
Bestrijding en/of weren van
ongedierte, vogels, huisdieren
(opslagplaatsen afschermen tegen
vogels, huisdieren, ongedierte, insecten en het plaatsen van lokdozen/
vallen of gaas voor openingen
spannen). Is should voor
zetmeelaardappel.
Bij voorkeur (=should) permanent gescheiden ruimten
gebruiken, met name bewaring apart van alle andere
activiteiten.
Alleen wettelijk toegestane middelen
toepassen. Gebruik volgens wettelijke voorschriften/ gebruiksaanwijzing en registratie van het gebruik.
Geldt alleen voor GZP: Gebruik
afstemmen met afnemer
Pagina 20 van 63
mei 2014
Indien product voor tussenopslag bij of voor derden
opgeslagen wordt, dan dient deze opslag aan dezelfde
(VVAK, GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema)
voorschriften te voldoen.
Indien product met bestemming diervoeder voor
tussenopslag bij derden opgeslagen wordt, dan dient deze
opslag aan dezelfde (VVAK of ander gelijkwaardig
schema) voorschriften of GMP+ B1, B5 of B6 te voldoen.
Om contaminatie/vermenging van ggo-gewassen/-resten
met geoogst product te voorkomen, zijn in
bewaarruimte/kisten dit teeltjaar geen ggo-gewassen
opgeslagen geweest, tenzij zeer grondig gereinigd.
Om groene knollen/productverkleuring te voorkomen, dient
er geen direct zonlicht in de bewaarruimte te zijn (is
“should” voor zetmeelaardappelen).
Voorkomen van ongedierte en (huis)dieren en vogels
(uitwerpselen en nesten voorkomen) op product in
bewaarruimte door adequaat af te schermen bijv. sluit
toegangen af, geen vogels boven partijen, geen
huisdieren in product, door gaas voor in- en
uitlaatluiken te zetten enz.
Zet lokdozen voor ongedierte (op veilige plaatsen),
indien nodig.
Let op: bij ratten kan een verminderde gevoeligheid
optreden voor bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen!
Toediening volgens dosering op het etiket, volgens de
voorschriften.
Het gebruik van dergelijke middelen moet altijd
geregistreerd worden (zie ook bijlage D)
Indien voorraadbeschermingsmiddelen gebruikt worden,
moet dit eerst afgestemd worden met de afnemer i.v.m.
mogelijke aanwezigheid van ongewenst chemische residuen
(met name insecticiden)
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
ja, II3a
N.v.t.
RED
2009/28
ja, II3a,
II3b, II5h,
III10
17.6:
R80/68
(lozing)
Deel A:
I3i e, ii,
II2a
ja, II3a,
II5g, III7
n.v.t.
n.v.t.
Deel A:
I3i+ii
ja, III7
n.v.t.
ja, II5f
ja, II5f
ja, II5f
Aandachtspunt
Risico
Niet-vakkundig toepassen,
verkeerde dosering
4.7 Klimaatbeheersing/
conditionering
product
Aantasting kwaliteit product
door broei of condensvorming
wat leidt tot
schimmelvorming,
mycotoxinen
Deel A:
I4e
Deel A:
I4e
4.8 Thermometer
Kwik en glas in product
4.9 Lampen
Glas in product
Geldt niet voor zetmeel
Deel A:
I4e
4.10 Koelapparatuur
Koelvloeistof in product a.g.v.
lekkage
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Beheersmaatregelen
Geldt alleen voor zetmeel: Gebruik
van kiemremmingsmiddelen is niet
toegestaan
De technisch verantwoordelijke (teler
en/of teeltbegeleider) op gebied van
gewasbescherming moet zijn
competentie kunnen aantonen. In
NL:
Toepasser moet beschikken over
spuitlicentie (ook loonwerker)
Klimaatbeheersing en drogen van het
product:
gebruik alleen goed
onderhouden en goed afgestelde
apparatuur;
gebruik geschikte brandstoffen
bij directe droging.
Toelichting/ interpretatie
Aantoonbare opleiding en ervaring (evt. CV van de externe
teeltbegeleider).
Er moet een geldige spuitlicentie (ten minste licentie 1)
aanwezig zijn.
Algemeen:
optimale klimaatbeheersing nastreven
product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht,
beluchting)
voorkom schimmelvorming (i.v.m. mogelijke vorming
van mycotoxinen), let op kwaliteit product
Geschikte brandstoffen voor directe droging zijn:
aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum,
lichte stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits die
aan wett. normen voldoet). Gebruik van overige
brandstoffen in overleg met afnemer.
Geldt alleen voor producten (van
Geschikte brandstoffen voor directe droging zijn: aardgas,
eigen oogst) met bestemming
bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte stookolie,
diervoeder:
dieselolie, zware stookolie (mits die aan wett. .normen
gebruik alleen goed
voldoet). Gebruik van overige brandstoffen in overleg met
onderhouden en goed afgestelde afnemer en bij afzet aan GMP+ gecertificeerde bedrijven
apparatuur (specificaties zijn
overeenkomstig GMP+.
beschikbaar);
gebruik geschikte brandstoffen
bij directe droging + registratie
type brandstof.
Geldt alleen voor GZP: Volledige en Registratie van conditioneringsomstandigheden (zie
actuele registratie van conditionering voorbeeldformulier bijlage I)
Breukvrije thermometer zonder kwik Voorkom kwik en glas in product
Aanwezigheid beschermplaat,
Algemeen: let vooral op verlichting boven product en in
breukvrije lampen of beschermkousje werkzone. Niet verplicht voor lampen in werkzone buiten
bereik van machines of werktuigen.
Goed onderhouden en afdekplaat
Voorkom lekkage van koelvloeistof in product
boven het product
Gebruik altijd afdekplaat boven product
(STEK keuringsrapport)
koelapparatuur: voorzien van STEK rapport niet ouder
Pagina 21 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
dan 2 jaar
5 TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
ja, II3a,
II5a, II5b
Deel A:
I3i+
4a+b
ja, II3a,
II5b, II5g
Deel A:
I3ii
n.v.t.
Deel A:
I4b
ja, II3a,
III9a
Deel
ja, II3a,
II5a, II5b,
III7, III10
n.v.t.
n.v.t.
Deel A:
I3i+
4a+b
17.6:
A:I3i 91/414
(gbm)
5.1 Vreemde
bestanddelen,
ongewenste
Stoffen
Verontreiniging met vreemde
bestanddelen
5.2 Voorraadbeschermings-,
kiemremming- of
ontsmettingsmiddele
n
5.3 Transport door derden
Overdosis
gewasbeschermings-,
kiemremmings- en
ontsmettingsmiddelen.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Transporteur werkt niet
volgens voedsel- en
voederveiligheidseisen
- Schone transportmiddelen
Schone en goed onderhouden apparatuur en
- Zonodig afdekken om inregenen en transportmiddelen.
insleep vreemde bestanddelen te
Verplichte beschikbaarheid van dekzeilen (Geldt niet voor
voorkomen.
suikerbieten, GZP en zetmeelaardappelen)
- Laadruimte, technische
Bij vervoer product na andere producten, dan als volgt
hulpwerktuigen, transportmiddelen reinigen:
dienen schoon te zijn.
A diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C kunstmest: reinigen met water
D verpakte producten: vegen
E droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe
inspectie door een ISO17020 geaccrediteerde inspectieinstelling
Voldoende capaciteit inzetten om
Uitlezen groene aardappelknollen: geldt niet voor
vreemde bestanddelen/ groene
zetmeelaardappelen
aardappelknollen uit te lezen bij
Overig: Geldt niet voor suikerbieten en GZP.
aflevering.
Geldt alleen voor producten (van
Bij het uithalen van kuilen voor diervoeder (m.n. maïs):
eigen oogst) met bestemming
verwijderen van plekken met zichtbare broei- of
diervoeder: verwijderen broei en
schimmelvorming.
schimmel-plekken bij uithalen van
kuilen.
Veiligheidstermijn
Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als
deze gebruikt zijn tijdens inschuring of bewaring.
Geldt alleen voor GZP en
Aardappelen verwerkende industrie:
Transporteur is in bezit van GMP+ B
4.1 transport certificaat en is
aantoonbaar (kopie certificaat).
Geldt alleen voor producten met
bestemming diervoeder:
Transporteur is in bezit van
Pagina 22 van 63
mei 2014
Transport door of in opdracht van de teler: kopie certificaat
kunnen tonen.
Als transport in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit
niet nodig.
Handboek VVAK
Hygiënecode
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
RED
2009/28
Aandachtspunt
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
GMP+ B 4.1 transport certificaat en
is aantoonbaar (kopie certificaat).
Gewasspecifieke aandachtspunten handmatige oogst en verpakking van Industriegroenten
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
ja, II5b,
n.v.t.
RED
D.A.B.
Sluit aan bij
aandachtspunt
1.5 EHBO
Risico
Beheersmaatregelen
Veiligheid
 Aanwezigheid van EHBO-materiaal in nabijheid van permanente
werkplekken en veldwerk
 Schone werkkleding en
als handmatig geoogst wordt
handschoenen.
 Kort geknipte nagels. Gelakte
nagels en kunstnagels alleen indien
handschoenen worden gedragen.
 Handen wassen met zeep voor
aanvang van het werk en na elk
toiletbezoek.
 Geen sieraden of loshangende
voorwerpen dragen.
 Lange haren dienen bijeengebonden
te zijn.
 Medewerkers met overdraagbare
ziekten mogen niet in aanraking
komen met het te oogsten product
 Wonden dienen afgedekt te worden
met een waterafstotende pleister
van een afwijkende kleur ten
opzichte van het product.
Het productafval dient dagelijks uit
de productieruimte te worden
verwijderd.
Bewaak aanwezigheid
leg dagelijks vast wat er uitgegeven is en terugkomt.
II5d
ja, II3a,
II5a, II5b,
II5d
n.v.t
n.v.t.
3.3 Persoonlijke hygiëne Contaminatie
bij handmatige oogst/
productbehandeling
ja, II3a,
II5a, II5b,
II5d
n.v.t.
n.v.t.
3.4 Product afval
ja, II5f
n.v.t.
n.v.t.
3.5 klein oogstmateriaal
(mesjes)
ja, II5f
n.v.t.
n.v.t.
3.6 Verontreiniging
product
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Klein oogstmateriaal, zoals
mesjes, komen tussen het
geoogst product
(verontreiniging)
Verontreiniging met vet / olie
bij be-/verwerking
Gebruik food grade olie voor
machines of onderdelen daarvan,
waarbij het risico bestaat dat door
smering of lekkage olie in het
Pagina 23 van 63
mei 2014
Toelichting/ interpretatie
Daar waar contact met het product kan ontstaan, foodgrade
smeerolie gebruiken (meestal oogstmachines en
sorteerbanden).
Handboek VVAK
ja, II5a,
II5b
n.v.t.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
n.v.t.
3.7 Fust en verpakkings- Verontreiniging vreemde
materiaal
bestanddelen
product kan komen
Fust dient schoon en gereinigd en in
goede staat te zijn
-
Gebruik geen kapotte opslagmiddelen (container, fust,
etc).
Fust dient van kunststof of metaal te zijn.
vervuiling met slijk, vuil en gewasresten voorkomen.
Ontsmetten van fust moet geregistreerd worden.
Fust dient niet op een kiezeloppervlak of andere
“losse” ondergrond te worden geplaatst.
Het product in de schaduw en zo koel mogelijk
bewaren.
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf).
852/2004 183/2005
(food)
(feed)
n.v.t.
n.v.t.
RED
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Fysieke overbelasting
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Stof en geluid
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Ongevallen / nood
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Welzijn
n.v.t.
n.v.t
17.3
1.9 Flora & fauna
(natuur);
17.6:
R92/43
Teelt heeft negatieve effect op
natuurbeschermingsgebieden
17.7
Sluit aan bij
aandachtspunt
1.8 Arbeid
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Risico
Beheersmaatregelen
Toelichting/ interpretatie
Inzet illegalen en kinderen;
niet voldoen aan arbeidstijden
Volgen wettelijke regels inzake
arbeid (minimum leeftijd,
arbeidsduur, sociale afdrachten), en
verbod op inzet van illegalen. Dit
geldt ook bij inzet van
uitzendkrachten en bij vakantiewerk.
Kennis nemen en toepassen van de
“tilwijzer”.
Bij uitzendkrachten kan volstaan worden met een geldig
NEN 4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er
kan volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring.
Voorkom werken in stoffige of
geluidvolle omgeving, of zorg voor
doeltreffende
maatregelen/hulpmiddelen.
Personeel is bekend met belangrijke
tel. nrs. en locaties i.g.v. ongeval /
nood.
Op het bedrijf is een EHBO-box
aanwezig. Locatie is bekend bij
personeel.
Personeel laten deelnemen aan
netwerken & bijeenkomsten (bijv.
vakbeurzen, voorlichtingsdagen,
enz.)
Volgen regels voor teelt in nabijheid
van natuurbeschermingsgebieden en
beschermingzones (zoals
hamsterhabitat, Natura 2000,
Pagina 24 van 63
mei 2014
Voor tilwijzer zie:
www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysiekebelasting
Doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen: ventilatie,
afzuiging, gehoorbeschermers, stofkapjes, enz.
Tel. nrs. van brandweer, politie, ambulance, elektriciteit-,
water- en gas-bedrijf.
Locatie van EHBO-box, brandblussers en noodafsluiters
van gas, water en elektra.
EHBO-box (doos/koffer) is compleet en goed onderhouden.
De box is beschikbaar voor transport (trekker, auto, enz.)
naar de directe omgeving van het (veld)werk. Voor
handmatige oogst van industriegroente zie 1.5.4.
Personen werkzaam op het teeltbedrijf betrekken bij
ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door deelname aan
netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen,
voorlichtingsdagen)
Dit betreft bijv. wettelijke bepalingen of afspraken uit
overeenkomsten met overheid of natuurorganisaties.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
(habitat)
17.6:
R79/409
(vogel);
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
17.6:
73/2009
(bijl. III)
Achteruitgang van habitats
(verwaarlozing/vernietiging
van landschapselementen)
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Afname biodiversiteit
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
(should)
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
(should
bij 1:3)
n.v.t.
n.v.t.
17.6:
73/2009
(art. 6,
bijl. III)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Verstoring vogelstand
(moedwillig verjagen en/of
afschieten; vernietiging nesten
door landgebruik).
Nationale parken, enz.)
Vogels tijdens broedseizoen niet
moedwillig verjagen of afschieten
tenzij wettelijk toegestaan.
Bij grondbewerking rekening houden
met nesten van weidevogels.
Instandhouding van
landschapselementen op eigen terrein
(o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/groepen, geïsoleerde bomen en
akkerranden)
Respecteer teeltvrije zones langs
sloten en oppervlaktewater conform
het Lozingenbesluit open teelt en
veehouderij.
Pas akkerrandenbeheer toe (bijv.
zaaien bloemrijk mengsel), inzet
plakvallen, groene vlieg en/of inzet
steriele mannetjes.
Teel minimaal één “klein gewas”.
1.10 Bodembeheer
Verslechtering bodemstructuur
en gebruikswaarde
Passende vruchtwisseling en
machine-gebruik.
D.A.B.
(should)
D.A.B.
Erosie door wind
Maak bij mogelijke
structuurproblemen een profielkuil
ter vaststelling en om te bepalen hoe
het opgelost kan worden.
Op stuifgevoelige gronden antistuifmaatregelen toepassen
(bijv. stuifdek, gewasresten
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 25 van 63
mei 2014
Als kans op weidevogelsnesten, voorafgaande of tijdens de
grondbewerking inspecteren op nesten en indien mogelijk
markeren/verleggen (incl. eieren).
De regels voor verjagen kunnen per provincie verschillen
(zie www.faunabeheereenheid.nl).
Onderhoud kan bijvoorbeeld bestaan uit: baggeren, maaien,
snoeien, plaggen, verschralen, afschermen, enz.
De teeltvrije zone is de afstand tussen insteek talud en
midden van de buitenste gewasrij. Het verschilt per
gewas:
- 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei,
schorseneren, sla en peen
- 1,00 m idem, maar bij luchtondersteunende spuit.
- 0,25 m bij granen en graszaad
- 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en
vollegrondsgroentegewassen.
Teeltvrije zone is niet verplicht bij greppels en droge sloten,
evenals bij biologische teelten.
Door akkerrandbeheer minder (zware) plagen (toename
soortenrijkdom biedt immers schuilplaats voor nuttige
insecten), minder gbm nodig en minder meststoffen in
oppervlaktewater. Plakvallen, groene vlieg en steriele
mannetjes zijn controle- en beheersinstrumenten.
Kleine gewassen zijn (mengsels van) plantensoorten die
regionaal op een beperkt areaal worden geteeld, vaak op
kleine percelen of perceelsranden. Tot een klein gewas
behoren niet: aardappelen, suikerbieten, tarwe, gerst en
snijmaïs. Opname van een “klein gewas” in het bouwplan
verhoogt de soortenrijkdom.
Voorbeelden van passend machine-gebruik is: voor de
grondsoort geschikte machines (o.a. banden en -spanning)
en werktuigen, rijpaden, grondbewerking (diep of mulch),
enz.
Beoordeel structuur, let vooral op bodemleven (wormen) en
beworteling.
Stuifgevoelige gronden zijn zand- en dalgronden zonder
klei of leem.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Erosie door neerslag
oppervlakkig inwerken (mulchen))
Erosiebeperkende maatregelen
toepassen op hellingen > 2%
Afname organisch stof
(uitputting / daling
vruchtbaarheid /
nutriëntenverlies)
(should)
Maatregelen treffen om de
bodemvruchtbaarheid op peil te
houden. Bij voorkeur elke 4 jaar
bodemanalyse ter controle.
Opstellen organisch stof balans
De broeikasgasemissiereduktie
is lager dan voorgeschreven
(minstens 35%; per 1/1/2017
minstens 50% en per 1/1/2018
minstens 60%).
Teeltbedrijf economisch niet
duurzaam
Bijlage M invullen indien biomassa
voor energiedoeleinden wordt
afgeleverd en de afnemer dit wenst.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
17.2,
19.1
(should
bij 1:3)
1.11 Emissiereductie
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
1.12 Rendabiliteit
teeltbedrijf
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Weinig bijdrage aan lokale
welvaart
Bij investeringsplannen lokale
mogelijkheden onderzoeken.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Teeltbedrijf intern gericht
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
Deelname aan netwerken &
bijeenkomsten, relaties met collega’s
en/of samenwerkingsverband.
Beperk brandstofverbruik van tractor
en zelfrijdende machines
17.6:
73/2009
(bijl. III)
17.6:
73/2009
(bijl. III)
1.13 Lokale welvaart
1.14 Energie
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Uitstraling teeltbedrijf negatief
Vermijdbaar verbruik
Optimaliseren bouwplan
Optimaliseren (economische)
efficiëntie van machines en arbeid.
Bijvoorbeeld door
samenwerking/uitwisseling
(werktuigenvereniging/loonwerk),
externe dienstbetrekking en/of
machineverhuur.
Nette uitstraling van het bedrijf (erf,
gebouwen, percelen).
Pagina 26 van 63
mei 2014
Voorbeelden: Diepe grondbewerking na elke oogst, Nietkerende grondbewerking (NKG), bodembedekking tijdens
winterperiode, opentrekken wielsporen.
Bijvoorbeeld: toepassen groenbemesters/compost/mest,
onderwerken gewasresten. Bodemanalyse kan in
combinatie met bemestingsonderzoek (PK).
Aanvoer vs. afvoer van organisch stof moet in balans zijn
(binnen wettelijke kaders).
In bijlage M zijn de gegevens opgenomen, waarmee de
vervolgschakel(s) de emissiereduktie kan/kunnen bepalen.
Bij de economische optimalisatie gebruik maken van de
sterke kenmerken van het bedrijf (ligging, grondsoort,
beschikbare arbeid, faciliteiten, enz), en schakel daarbij de
hulp in van (een) externe adviseur(s) (bijv. boekhouder,
toeleverancier, afnemer). Van economische optimalisatie is
bijv. geen sprake bij teelt van late gewassen op
laagliggende (natte) percelen en teelt van pootaardappelen
zonder voldoende kennis en arbeid.
Bij de economische optimalisatie afwegen of machines en
arbeid alleen voor eigen teeltbedrijf of ook andere bedrijven
(kan) worden ingezet, om daarmee de kosten voor het eigen
teeltbedrijf te verlagen en/of inkomsten te verhogen.
Economische optimalisatie is ook het goed onderhouden en
langdurig gebruiken van eigen machines en werktuigen.
Erf en gebouwen goed onderhouden, geen langdurige
onoverdekte opslag/stalling van machines, materialen,
grondstoffen, gewasresten, productafval, enz. Op percelen
restanten/gevolgen van de teelt/bewaring z.s.m. opruimen
(bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden).
Bij investeringen onderzoeken of lokale
bedrijven/producten/diensten beschikbaar zijn.
Bijvoorbeeld deelname aan vakbeurzen,
voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz.
Bijvoorbeeld:
- minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen
- uitvoeren onder optimale (bodem)omstandigheden
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
(should
bij 1:3)
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
(should
bij 1:3)
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
17.3
2.1 Perceelkeuze
(bos),
(biodiversiteit)
(natuur),
(gras);
17.4
(waterrijk),
(bos);
17.5
(veen);
n.v.t.
n.v.t.
17.6:
(should)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
(blijvend grasland)
- motor niet onnodig laten draaien
- gebruik eco-stand aftakas
- handel op basis van actueel verbruik (indien
tractor/machine voorzien is van elektronische meting)
Brandstofverbruik (diesel, benzine en Nota’s leverancier minimaal 5 jaar bewaren. Verbruikers
LPG) wordt jaarlijks kritisch
zijn bijvoorbeeld: tractor, heftruck, kachels, enz.
beoordeeld en vergeleken met
voorgaande 4 jaren. Maak daarbij
een lijst met belangrijkste
verbruikers.
Bij aankoop nieuwe tractor en
zelfrijdende machines, het
brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke
tractoren en machines laten
meewegen in aankoopbesluit.
Beperk elektriciteitsverbruik door
Bijvoorbeeld:
besparingsmaatregelen.
- tijdklok (indien mogelijk)
- reiniging ventilatoren/condensoren
- natuurlijk trek in bewaring,
- isolatie
- spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp)
Energiegebruik ((aard)gas en
Jaarafrekening energiebedrijf minimaal 5 jaar bewaren.
elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch
Verbruikers zijn bijvoorbeeld: ventilatoren, kachels.
beoordeeld en vergeleken met
koelmachines, transportbanden, enz.
voorgaande 4 jaren. Maak daarbij
een lijst met belangrijkste
verbruikers.
Eigen opwekking
Toepassen zonnepanelen en/of
windmolen, productie bio-energie
Percelen met een grote
Aantoonbaar dat percelen waarvan
Perceel bestond op 1/1/2008 niet uit bos, een andere
biodiversiteit worden in
(rest)producten van de
permanente begroeiing of grasland met een grote
agrarisch gebruik genomen.
akkerbouwmatige teelten afkomstig
biodiversiteit, had niet de status van beschermd gebied (bij
zijn, op 1/1/2008 reeds een
wet, internationale overeenkomst of door bevoegde
agrarische bestemming hadden.
autoriteit aangewezen), of had op 1/1/2008 een hoge
koolstofvoorrraad met als status:
- “waterrijkgebied” (permanent of groot deel van het jaar
onder of verzadigd met water).
- “permanent bebost gebied” (>1ha met >30% bedekking
met bomen >5m).
- “dun bebost gebied” (>1ha met 10-30% bedekking met
bomen >5m).
- “natuurlijk veengebied (tenzij geen ontwatering)
Dit komt in Nederland niet/nauwelijks voor.
Scheuren van blijvend grasland Opvolgen wettelijke regels rond
Scheuren mag tussen 1 februari en 10 mei (zand/löss) of 15
Pagina 27 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
73/2009
(bijl. III)
(should
bij 1:3)
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
(gewasrotatie)
2.5 Bemesting
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
gedurende winterperiode en/of
zonder spoedige volgteelt
scheuren van grasland (m.n. periode
en volgteelt).
september (klei/veen) en z.s.m. aansluitend een N-behoeftig
gewas.
Extra milieubelasting door
monocultuur
Toepassing gewasrotatie (op
perceelsniveau)
Uitspoeling nutriënten
Resultaat bemestingsonderzoek
gebruiken bij opstellen
bemestingsplan.
(should)
Vermijdbare milieubelasting
Opstellen N- en P-balans.
Gebruik milieumeetlat bij opstellen
gbm-plan
Toepassen Geïntegreerde ziekte- en
plaagbestrijding (IPM) door de
volgende methoden:
a) Preventie
b) Observatie en monitoring
c) Interventie
Monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) op percelen
voorkomen, ook op percelen die in tijdelijk gebruik zijn,
tenzij monocultuur de milieubelasting niet verhoogd
(bijvoorbeeld geen toename gbm gebruik tijdens en door
de monocultuur).
Voldoen aan Verordening PA aardappelmoeheid (1:3
teeltvoorschrift bij aardappelen).
Doel is uitspoeling voorkomen/beperken, dus zoveel
mogelijk gebruik maken van de reeds beschikbare
nutriënten in de bodem voor gewasgroei. Resultaat P/K
bemestingsonderzoek max. 4 jaar oud.
Aanvoer vs. afvoer van N en P moet in balans zijn.
Zie www.milieumeetlat.nl, of via eigen
managementsysteem.
a) pas ten minste één activiteit toe op het gebied van
teelttechniek om het optreden en de intensiteit van ziekten
en plagen te beperken. Voorbeelden zijn: gewasrotatie (zie
2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal,
enz.
b) pas ten minste één activiteit toe om te bepalen wanneer
en in welke mate plagen en natuurlijke vijanden aanwezig
zijn, hetgeen gebruikt wordt voor het bepalen van het
bestrijdingsmoment en de toe te passen gbm-techniek
(preventief, curatief). Voorbeelden zijn: deelname
waarschuwingssysteem, luizenvallen, gewasinspectie, enz.
c) toon aan dat in situaties waar ziekte en plaagdruk
negatieve economische gevolgen heeft voor het gewas,
interventie met specifieke bestrijdingsmethoden heeft
plaatsgevonden. Voorbeelden zijn: bespuiting gbm,
loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz.
Waar mogelijk moet een niet-chemische methoden
worden overwogen.
Resistentie brengt hoger gbm-gebruik met zich mee.
(should)
Opvolging advies op etiket, indien
risico op resistentieontwikkeling
bestaat.
Toepassen gbm op een geschikt
spuitmoment.
Gebruik voor minimaal 1 gewas een
BOS om moment van toepassing en
eventueel dosering van gbm te
Pagina 28 van 63
mei 2014
Let op weersomstandigheden (m.n. windsnelheid) en
andere specifieke aanwijzingen op het etiket.
BOS = BeslissingOndersteunendSysteem. Bijvoorbeeld
adviesmodule in het eigen managementsysteem, maar
ook systemen van derden zoals het phytophthora-
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
17.4
(waterrijk);
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
D.A.B.
n.v.t.
n.v.t.
17.6:
73/2009
(bijl. III)
2.9 Watergebruik
(beregening/
irrigatie)
bepalen
Pas gbm toe middels LDS en/of
maak gebruik van speciale
spuittechnieken (bijv.
rijenbespuiting), als wettelijk
toegestaan en de effectiviteit
toeneemt.
Bij gelijke effectiviteit kiezen voor
zaadcoating i.p.v. rij- of
volveldstoepassing.
Bij problemen met nematoden, inzet
van resistentie gewassen/rassen en/of
granulaat (volvelds of in rijen). Een
volledige grondontsmetting met
metam-natrium alleen als
noodmaatregel toepassen.
Bij inzet van insecticiden kiezen voor
specifiek werkende middelen, tenzij
de effectiviteit van dat middel op het
doelorganisme lager is.
Niet toegestane onttrekking
Volgen officiële regels voor
van oppervlakte- of grondwater onttrekking van (oppervlakte- of
voor beregening/irrigatie
grond)water voor
beregening/irrigatie
Vermijdbaar watergebruik
Breken van storende lagen
(ploegzool)
(should)
Gift variëren binnen perceel,
afhankelijk van gewasbehoefte
Beregenen als verdamping het laagst
is (avond/nacht)
(oppervlaktewater)
Vervuiling en afstroming vanaf Toepassen wettelijke regels inzake
perceel
erosie (bij >2% helling; zie 1.9:
‘erosie’), beregening/irrigatie
(vergunning; zie 2.9:
‘beregening/irrigatie’) en vullen
spuitmachine.
******
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 29 van 63
mei 2014
alarmeringssysteem.
Om effectiviteit van gbm te verhogen (minder middel nodig
voor hetzelfde effect).
Bij coating is minder actieve stof per ha nodig.
Een volledige grondontsmetting geeft meer milieubelasting
dan inzet van granulaat.
Met specifiek werkende insecticiden kunnen natuurlijke
vijanden ontzien of juist gestimuleerd worden.
Dit betreft m.n. regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot),
waterschappen (i.v.m. droogte, vergunning) en in
waterwingebieden (i.v.m. grondwaterbescherming)
I.c.m. 1.9 Bodembeheer (v.w.b. aanvoer organisch stof)
leidt dit tot verbetering van de bodemconditie
(vochtleverend vermogen), een beter wortelstelsel en dus
minder snel vochttekort.
Bijvoorbeeld met hulp van remote-sensing of sensoren
(i.c.m. BOS)
Overdag beregenen alleen toegestaan indien ’s avonds en ’s
nachts beregenen niet afdoende is, of (lokaal) niet is
toegestaan.
Erosieregels: zie ‘erosie’.
Voor regels bij beregening/irrigatie (bijv. geen lekkage van
brand- of smeerstoffen), zie ‘beregening/irrigatie’.
Van belang is de minimale afstand tussen spuitmachine en
insteek van het talud: 2m, en de terugslagklep.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
4 Controle
4.1 Inleiding
De onafhankelijke controle is erop gericht vast te stellen of op een teeltbedrijf de voorgeschreven
beheersmaatregelen met betrekking tot de teelt, oogst, transport, opslag en bewaring in
voldoende mate worden nagekomen, zodat calamiteiten op het gebied van voedselveiligheid
worden voorkomen.
In overleg met de CI kan een telervereniging of verzendhandel namens een groep telers een
aantal beheersmaatregelen voor haar rekening nemen (bijv. de registratie van de
teelthandelingen). In dat geval is de telervereniging verantwoordelijk voor de betreffende
beheersmaatregelen. Indien de telervereniging in gebreke blijft, ontvangt de teler geen certificaat.
Indien een teler een loonwerker inzet voor werkzaamheden in de teelt, oogst, transport en
bewaring, dan is de teler hiervoor verantwoordelijk en dient de teler aan te tonen dat de
loonwerker werkt volgens de richtlijnen van het VVAK-certificatieschema (zie par. 3.4:
aandachtspunt 1.7).
Bij teeltbedrijven die voor het eerst deelnemen, moet de controle plaatsvinden tijdens het
teeltseizoen. Bij bestaande deelnemers moet de controle plaatsvinden binnen 6 maanden vóór het
aflopen van de geldigheid van het certificaat tot maximaal 3 maanden na het aflopen. Op grond
van de controle wordt de geldigheid met 1 of 3 jaar verlengd. De geldigheidsdatum (dag +
maand) wijzigt niet.
4.2 Afspraak voor controle
De door de teler aangewezen CI neemt telefonisch en/of schriftelijk contact op voor het maken
van een afspraak om de fysieke bedrijfscontrole op het teeltbedrijf uit te voeren. Ook zijn
verrassingsbezoeken mogelijk (zie par. 4.3).
Bij aanmelding verplicht de teler zich om mee te werken aan de controles door de CI. Dit
betekent dat er tijd vrij gemaakt dient te worden voor de controles. Indien een teler tot 3x toe een
gemaakte afspraak afzegt, dan volgt automatisch een afkeuring.
4.3 Frequentie controle
Onderscheid wordt gemaakt tussen telers die voor het eerst deelnemen en telers die reeds eerder
gecontroleerd zijn.
Nieuwe deelnemers: alle nieuwe deelnemers, of bestaande deelnemers die met een nieuw gewas
deelnemen, worden in het eerste jaar van deelname tijdens het teeltseizoen bezocht.
Telers die het vorige seizoen een afkeuring hebben ontvangen voor een bepaald gewas (of het
gehele bedrijf), worden voor dat gewas (of bedrijf) beschouwd als nieuwe deelnemer.
Bestaande deelnemers: worden afhankelijk van de teelten en wel/geen deelname aan
“duurzaamheid” en “RED” óf jaarlijks óf met een kans van 1 op 3 bezocht:
- deelname aan “duurzaamheid”: 1 op 3 (niet RED-waardig) of jaarlijks (RED-waardig).
- aardappelen voor de frites/chips industrie: jaarlijks.
- overige teelten: per jaar wordt 1 op de 3 telers gecontroleerd.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 30 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Dit bezoek vindt in principe plaats tijdens het teelt- of bewaarseizoen.
Gedurende de teeltfase of het bewaarseizoen zal een aantal telers (10% van de
steekproefomvang) een verrassingsbezoek ontvangen (dit kan ook een tweede bezoek zijn voor
de aardappelteelt).
Het betreft hier deels onaangekondigde, gerichte controles (herbeoordelingen) waarvoor in het
bijzonder telers in aanmerking komen, die tijdens een eerder bezoek geconfronteerd zijn met
zogenaamde niet kritieke tekortkomingen (bijvoorbeeld het (nog) niet verricht hebben van
noodzakelijke kleine reparaties aan machines, enz.). Het betreft hier dus een extra
controle/herbeoordeling op zaken waarvan met de teler afgesproken is dat deze op korte termijn
door hem zullen worden hersteld en welke niet direct kunnen leiden tot een voedselonveilige
situatie. Deels betreft het een steekproefsgewijze controle zonder specifieke aanleiding.
4.4 Controle tijdens het teelttraject en bewaarseizoen
Het bedrijf van de teler zal fysiek worden gecontroleerd, voordat het product wordt afgeleverd.
De controles vinden jaarrond plaats, maar in de praktijk betekent dit dat de af land geleverde
producten in de periode april tot en met augustus worden gecontroleerd. Voor 1e jaar deelnemers
of telers die afgekeurd zijn vindt het fysieke bedrijfsbezoek plaats vóór aflevering van de eerste
partij.
Opmerking: Omdat telers van industriegroenten vaak meerdere teelten hebben en de teeltperiode
soms kort is, vindt de controle plaats tijdens ten minste 1 van de teelten.
Hierbij zullen in principe alle (op dat moment relevante) aan de teler gestelde
voedselveiligheidseisen ofwel eerder genoemde beheersmaatregelen gecontroleerd worden.
Beoordelingscriteria die tijdens de inspectie niet operationeel zijn, worden als voldoende
beschouwd wanneer de teler de uitvoering beschrijft en de beschrijving in overeenstemming is
met het schema.
De gehanteerde controlemethoden zijn:

Administratieve controle (deze documenten dienen, indien van toepassing, vooraf
verzameld te worden teneinde de controle efficiënt te laten verlopen):
- Zelfbeoordelingchecklist (bijlage E);
- Tonen bijgewerkte teeltregistratie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen (tot
datum controle) (bijlage F);
- Tonen van registratie conditionering (alleen bij eigen bewaring GZP) (bijlage I);
- Controle spuitlicentie (indien van toepassing);
- Controle spuitkeuring (indien van toepassing);
- Inkoopbonnen (of facturen) van zaaizaad / pootgoed;
- Klachten- en calamiteitenformulier (ingevuld indien van toepassing) (bijlage G);
- Overzicht percelen, opgeslagen partijen en aflevermoment (traceerbaarheid) (bijlage H);
- In geval van loonwerk: bewijs dat loonwerk werkt volgens de eisen van dit schema;
- Bij opslag eigen oogst met bestemming diervoeder: specificaties droogapparatuur,
inkoopbon gebruikte brandstof;
- Bij handmatige oogst groenten: overzicht uitgifte mesjes e.d.
- Bij “duurzaamheid” (alleen bij jaarlijkse inspectie):
- overzicht energieverbruik (gas en elektriciteit) afgelopen 5 jaar (of jaarafrekeningen);
- lijst met machines/apparaten die meeste energie verbruiken;
- (kopie van) ingevulde bijlage M (indien afnemer dit heeft gevraagd);
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 31 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
- bij inzet externe arbeid: kopie NEN 4400 certificaat uitzendbureau of VAR-verklaring
van ZZP’er.
De basis van de administratieve controle vormt de toetsing op actualiteit, compleetheid en
correctheid van de registraties tijdens de periodieke controle. Gelet op de lagere
controlefrequentie (1 op 3 jaar) voor een aantal gewassen heeft de controleur de
mogelijkheid om te toetsen of de teler ook in voorgaande jaren adequaat geregistreerd heeft
(zie ook interpretatiedocument CI).

Fysieke bedrijfscontrole: Bij het bedrijfsbezoek worden één of meerdere van de percelen
gecontroleerd, evenals de bedrijfsruimten, opslagplaatsen, machines, werktuigen, enz.
Indien nodig worden de monsters genomen voor het residuonderzoek (uitsluitend bij
Aardappelen Verwerkende industrie, zie hoofdstuk 5).
Herstelmogelijkheid:
Het is mogelijk dat bij een eerste fysieke bedrijfscontrole de teler toch nog de gelegenheid krijgt
om een niet (volledige) geïmplementeerde maatregel alsnog (volledig) te implementeren. De
termijn hiervoor wordt vastgesteld door de controleur. Bij deze telers kan een gerichte fysieke
bedrijfscontrole worden uitgevoerd om te controleren of de afgesproken maatregelen zijn
geïmplementeerd, als onderdeel van de 10% verrassingscontrole. Of de teler dient bewijsstukken
te overleggen aan de CI. Wanneer blijkt dat de betreffende maatregel niet is geïmplementeerd
(afspraak met controleur is niet, niet tijdig of slechts deels nagekomen), volgt onmiddellijk
afkeuring.
De CI heeft de mogelijkheid om de teler bij (herstelbare) beperkte tekortkoming(en), mits deze
tekortkoming niet leidt tot een gerede kans op voedselonveilige of niet-duurzame situaties, de
kans te bieden dit te herstellen. Deze situatie geldt dus ongeacht het een eerste of volgende
fysieke bedrijfscontrole betreft.
Bij tekortkomingen (niet of onvoldoende aantonen van het voldoen aan de beheersmaatregel) die
leiden tot een gerede kans op voedselonveilige dan wel niet-duurzame situatie (afhankelijk van
de aard van de eis), is herstel niet mogelijk en volgt afkeuring.
4.5 Inspectieverslag en certificering
Na iedere inspectie wordt een inspectieverslag met de inspectieresultaten opgesteld dat aan de
teler wordt verstrekt. De weergave van de resultaten van de inspectie op de beoordelingscriteria
is ten minste:
“ja of voldoet” in het geval dat aan de eis wordt voldaan,
“nee of voldoet niet” in het geval dat niet aan de eis wordt voldaan,
of “NVT” indien de eisen niet van toepassing zijn”.
Alle “nee‘s” die tot intrekking/onthouding van het VVAK-certificaat leiden, moeten worden
toegelicht.
Verder dienen de bedrijfsgegevens en gewassen te worden vermeld die benodigd zijn voor de
afgifte van het VVAK-certificaat, zoals omschreven in en met in achtneming van de eisen
genoemd in hoofdstuk 6, en daarnaast hetgeen benodigd is voor verstrekking aan de afnemers,
zoals genoemd in bijlage C.
Op grond van het inspectieverslag wordt besloten over wel/niet verstrekken dan wel verlengen
van het VVAK-certificaat (zie hoofdstuk 6). Bij bestaande telers wijzigt van de geldigheidsdatum
de dag en maand niet, mits de controle heeft plaatsgevonden tussen 6 maanden vóór en 3
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 32 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
maanden na de geldigheidsdatum. Hiermee wordt bereikt dat de CI meer flexibel is in het
plannen van de controles en dat wordt voorkomen dat teeltbedrijven binnen één jaar 2 controles
moeten ondergaan (en financieren) om een gecertificeerd product te kunnen afleveren.
Indien een CI vermoed dat een teler -waarbij tijdens inspectie is vastgesteld dat de teler
onvoldoende voldoet aan de gestelde eisen- (stilzwijgend) is overgestapt naar een andere CI om
alsnog gecertificeerd te worden in hetzelfde seizoen, dient de CI de andere CI’s te wijzen op de
aangetroffen onvolkomenheden (bijvoorbeeld door het inspectieverslag te verstrekken).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 33 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
5 Bemonstering en analyse
De teelt volgens de eisen die in dit schema zijn opgenomen, leidt er toe dat de teler een
voedselveilig product aflevert. De verwerker van het product zal daarnaast bij ontvangst op het
verwerkingsbedrijf, tijdens het verwerkingsproces en/of na afloop van het verwerkingsproces
monsters nemen om vast te laten stellen of zich nog residuen van bijv.
gewasbeschermingsmiddelen of andere ongewenste stoffen, bijvoorbeeld mycotoxinen, in het
product bevinden en of het maximaal toegestane niveau hiervan wordt overschreden. Elke
verwerker bepaalt zelf op welke wijze dit gebeurt maar het dient in elk geval te beantwoorden
aan de eisen van het certificeringsysteem van het verwerkingsbedrijf.
5.1 Residuen gewasbeschermingsmiddelen
Door het merendeel van de afnemers van akkerbouwmatige geteelde producten wordt het eigen
monitoringsysteem als afdoende garantie gezien om producten af te leveren die voldoen aan de
residunormen voor gewasbeschermingsmiddelen. De kans dat er tijdens de teelt overschrijding
van de normen (Maximum Residu Level - MRL) plaatsvindt wordt uitermate klein geacht omdat
de teler én directe afnemer zich dient te houden aan de WG/GA (wettelijk
gebruiksvoorschrift/gebruiksaanwijzing, bijv. veiligheidstermijnen). Voor deze teelten wordt van
de teler niet verwacht dat hij zelf aan een monitoringsprogramma meedoet.
Een uitzondering hierop vormt de aardappelteelt voor de verwerkende industrie (excl.
zetmeelaardappelteelt). De telers moeten deelnemen aan het residu monitoringsprogramma, dat
integraal onderdeel uitmaakt van de controlesystematiek.
Naast bemonstering en controle van het eindproduct ten tijde van uitlevering wordt tevens een
controle uitgevoerd op de registratie van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen
en kiemremmingsmiddelen door de aardappelteler door middel van residucontrole van het gewas
(blad). Dit dient ter aanvulling op de fysieke bedrijfscontrole van de CI. Op deze manier wordt
ook gecontroleerd op middelen die weliswaar geen residu in het eindproduct achterlaten maar
niet zijn toegestaan bij de teelt of niet geregistreerd zijn.
De residucontrole is in een aantal fasen van het aardappelteelt/productieproces van belang:
Teeltfase: controle op registratie van gebruikte middelen, analyse op residuen van toegelaten en
(recent) verboden middelen. De resultaten worden vergeleken met het door de aardappelteler
geregistreerde gebruik.
Opslag/bewaring/aflevering: controle op registratie van gebruik van de middelen die na de oogst
worden gebruikt en op residuen op het product ten tijde van uitlevering (toetsing aan MRL's).
De CI is verantwoordelijk voor het nemen van de monsters en het (laten) uitvoeren van het
residu-analyseonderzoek dat aan de gestelde voorwaarden voldoet. De voorwaarden zijn
opvraagbaar bij de VAVI.
De bemonsteringsfrequentie bedraagt 12% van de deelnemende aardappeltelers.
De bemonsteringsfrequentie geldt als totaal voor monsters genomen op blad en product. De CI is
verantwoordelijk voor een goede verdeling over de verschillende analysepakketten. De verdeling
van monsters over gewas (blad-) en product (knol-) onderzoek is aangegeven in onderstaande
tabel.
Tabel: Verdeling bemonsteringsfrequentie
Type residu-onderzoek
Gewas
% van telers bemonsterd
2
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Product
10
Pagina 34 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Op basis van nieuwe informatie (analyseresultaten, aanwijzingen uit het veld, food alerts, etc.) of
specifieke wensen van de afnemers van deze aardappelen kan de bemonsteringsfrequentie
worden geïntensiveerd en het pakket aan middelen waarop wordt gecontroleerd worden
uitgebreid. Aanpassing kan plaatsvinden tussentijds (naar aanleiding van signalen uit de markt)
alsmede naar aanleiding van de jaarlijks te houden evaluatie.
Wanneer uit het residumonitoringsonderzoek MRL overschrijdingen blijken, dan zal de VAVI de
CI’s een intensiever residumonitoringsonderzoek laten opstarten welke voornamelijk gericht zal
zijn op residuen van de betreffende middelen. Deze bewaking van het monitoringsonderzoek
blijft gehanteerd totdat er duidelijkheid is over de oorzaak van deze overschrijdingen.
5.2 Andere ongewenste stoffen
De afnemers van akkerbouwmatig geteelde producten hebben op basis van nationale of Europese
wetgeving monitoringssystemen voor ongewenste stoffen. Een belangrijke ongewenste stof is
mycotoxine (bijv. DON in granen, hiervoor gelden m.i.v. 1 juli 2006 Europese normen). Indien
gewenst/verplicht, worden producten door de afnemers bemonsterd en geanalyseerd en
afhankelijk van de uitkomst, producten geweigerd dan wel (corrigerende) maatregelen genomen.
5.3 Analysemethode
Bij de bepaling van de residuen moet de GCMS + LCMS methode worden toegepast.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 35 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
6 Afgifte VVAK-certificaat
Het VVAK-certificaat wordt door de aangewezen CI uitgereikt aan de teler wanneer deze na de
fysieke bedrijfscontrole en administratieve controle voor de aangemelde teelten / percelen wordt
goed bevonden voor het implementeren van de Beoordelingscriteria met bijbehorende
beheersmaatregelen in zijn bedrijfsvoering.
Het VVAK-certificaat bestaat uit twee delen. Een voorblad en een bijlage.
Dit voorblad wordt in principe eenmaal per 3 teelt- en bewaarseizoenen uitgereikt. Echter, indien
het VVAK-certificaat geldt voor (o.a.) de Aardappelen Verwerkende industrie en/of
“duurzaamheid + RED”, zal jaarlijks een nieuw voorblad worden uitgereikt met daarop de
geldigheidsduur vermeld. Een nieuw voorblad wordt ook uitgereikt bij wijziging (uitbreiding /
inkrimping) van het aantal gewassen, dan wel starten of stoppen met “duurzaamheid”.
VVAK-certificaat: Voorblad
 Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK)
o geldend voor de gewassen:
 Aardappelen Verwerkende industrie
 Granen, Zaden, Peulvruchten (GZP)
 Suikerbieten
 Zetmeelaardappelen
 Industriegroenten (incl. uien)
 Andere akkerbouwmatig geteelde gewassen, bijvoorbeeld maïs,
witlof, kruiden, enz.
o geldend voor het bedrijf: □ ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’
□ biomassaproductie conform ‘RED’
 Jaar van certificatie (+ datum). Bij verlenging datum gelijk (zie 4.5).
 Geldigheidsduur certificaat (evt. per gewas)
 Certificaatnummer
 Uitgereikt aan: ....(naam teeltbedrijf/teler)...
 Adres / postcode / plaats: ....
 Registratienummer (van CI)
 Plaats (van ondertekening door CI)
 Handtekening (CI)
Tevens bestaat het VVAK-certificaat uit een bijlage, dat alleen verstrekt hoeft te worden indien
niet alle percelen van de betreffende teelten kunnen worden gecertificeerd. In dat geval wordt
aangegeven op welke percelen het certificaat betrekking heeft. Deze informatie is ook voor de
afnemer(s) beschikbaar.
VVAK-certificaat: Bijlage
 Bijlage behorende bij Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK)
 Jaar van certificatie:
 Datum afgifte:
 Naam: (teeltbedrijf/teler)
 Adres / postcode / plaats: ….
 Certificaatnummer:
 Per gewas: aangeven of alle percelen zijn goedgekeurd. Zo niet: dan bij het betreffende
gewas aangeven voor welke percelen (incl. oppervlakte en ras(sen)) het geldt.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 36 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
7 Bezwaar
7.1 Bezwaarprocedure
Nadat de teler schriftelijk op de hoogte is gebracht door de CI dat er geen VVAK-certificaat
wordt afgegeven met de betreffende reden(en) kan hij schriftelijk bezwaar aantekenen bij deze
CI. Dit dient te gebeuren binnen 2 weken.
In het bezwaar moet duidelijk omschreven worden waarom de afwijzing voor het VVAKcertificaat ten onrechte is, dat met ingesloten bewijsmateriaal kan worden aangetoond.
Deze bezwaarschriften worden, indien mogelijk, binnen 4 weken in behandeling genomen door
de CI. Of een bezwaar binnen 4 weken wordt gehonoreerd ligt aan het onderwerp van het
bezwaar:
- Wanneer het duidelijk een administratieve fout is van de teler dan wel CI, die met
voldoende bewijsmateriaal kan worden aangetoond, zal de CI binnen 4 weken
antwoorden.
- Wanneer het bezwaar met bewijsmateriaal niet eenduidig is, wordt het bezwaar
voorgelegd aan een zogenoemde Paritaire Commissie.
7.2 Paritaire commissie
1.
Aanlevering dossier
Wanneer een bezwaar niet eenduidig door de CI kan worden behandeld worden deze
bezwaren door de CI verzameld en van argumentatie en toelichting voorzien.
Afhankelijk van het bezwaar wordt deze door de CI in behandeling gegeven bij de door
het Akkerbouw Certificeringsoverleg ingestelde Beroepscommissie VVAK (als afkeuring
een gewasoverschrijdende eis betreft), dan wel bij de Paritaire Commissie2 van het
betreffende gewas (als de afkeuring een gewasspecifieke eis betreft).
2.
Samenstellen van de Beroepscommissie VVAK
Deze Paritaire Commissie bestaat uit 3 vertegenwoordigers namens de afnemers en 3
vertegenwoordigers namens de teelt onder leiding van een onafhankelijk voorzitter
(aangewezen door het Akkerbouw Certificeringsoverleg). De Beroepscommissie VVAK
kan bij de beoordeling een beroep doen op de Paritaire Commissie2 per gewasketen, die
nauw betrokken is bij de formulering van de eisen vanuit die gewasketen (het gaat om:
Aardappel Verwerkende industrie (VAVI), Zetmeelaardappelen (AVEBE), COSUN,
Granen-Zaden-Peulvruchten (Productschap Akkerbouw), Groenteverwerking (Vigef).
3.
Behandeling bezwaren
De bezwaren worden verzameld en periodiek (ca. 1x per 6 á 8 weken in de periode 1
augustus – 30 april, evt. frequenter indien daartoe aanleiding is) behandeld in de Paritaire
Commissie (zie ook punt 1). Nadat deze commissie zich heeft gebogen over het
betreffende bezwaar zal deze het advies op schrift stellen en terugkoppelen naar de
betreffende CI. Deze CI zal de betreffende teler op de hoogte brengen over het al dan niet
honoreren van het bezwaar.
De secretaris van de door het Akkerbouw Certificeringsoverleg ingestelde
Beroepscommissie VVAK ontvangt een afschrift van de adviezen van de Paritaire
2
of een soortgelijk orgaan
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 37 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Commissies van de betreffende gewassen, teneinde eenduidigheid in de beoordeling en
afstemming te bevorderen.
4.
Aantekening arbitrage
Wanneer een teler zich niet kan vinden in het gegeven antwoord op zijn bezwaar door de
Paritaire Commissie, dan wel Beroepscommissie VVAK kan er arbitrage worden
aangevraagd. Voor de invulling hiervan wordt verwezen naar het leveringscontract met de
betreffende afnemers, waarin deze procedure is geregeld.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 38 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage A: Criteria voor CI’s.
De CI moet voldoen aan o.a. onderstaande minimumeisen:
 De CI is ISO IEC 17020:98 (EN 45004) of NEN-EN 45011:1998 geaccrediteerd voor het
onderhavige schema of voor het totaal van de onderliggende (6) VVC’s en de module
‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’(D.A.B.)*;
 De CI heeft aantoonbare ervaring met controle en certificering in de akkerbouwsector;
 Aantoonbare kennis van regelgeving in de akkerbouw;
 Bereidheid tot het ondergaan van één of meerdere audits vanuit de beheerder van het
certificaat;
 De CI is bereid en in staat om, indien van toepassing, de in bijlage C omschreven informatie
aan de betrokken afzetorganisaties te leveren;
 De CI rapporteert jaarlijks bevindingen ten aanzien van de certificering (hoeveelheid telers,
reden afkeuring) aan het Akkerbouw Certificeringsoverleg;
 De CI verplicht zich om aanwezig te zijn op een jaarlijks te organiseren harmonisatieoverleg
inzake de interpretatie van de eisen.
Een aantal criteria zijn belangrijk voor:
 een onafhankelijke controle-organisatie: onafhankelijkheid, neutraliteit, objectiviteit,
vertrouwelijkheid, de mogelijkheid tot beroep => aantonen dat zij de noodzakelijke
bekwaamheid heeft om deskundige oordeelsvorming te kunnen geven.
 controleurs/auditoren: operationele onafhankelijkheid => enigerlei betrokkenheid bij
concurrerende objecten, die hun neutrale en onpartijdige oordeelsvorming over het te
inspecteren object zou kunnen beïnvloeden, is niet toegestaan.
CI’s die van start willen gaan met het VVAK-certificatieschema dienen eerst erkend te
worden door het Akkerbouw Certificeringsoverleg. Geïnteresseerde CI’s kunnen hiertoe
(vroegtijdig) een verzoek indienen bij het Akkerbouw Certificeringsoverleg. Zij dienen
zich akkoord te verklaren met de inhoud van het document ‘Criteria voor Controlerende
Instanties’, waarin een nadere en volledige uitwerking is opgenomen van alle rechten en
plichten van een CI.
*) De module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ is eind april 2012 gelanceerd. Het uitbreiden van de accreditatie met
deze module vergt tijd en inspanning waardoor niet direct volledig kan worden voldaan aan dit punt. De CI spant
zich echter in om (de uitbreiding van) de accreditatie z.s.m. te realiseren.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 39 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage B: Lijst door Akkerbouw Certificeringsoverleg
erkende CI’s
organisatie
contactpersoon
adres
postcode
plaats
telefoon / internet
NAK AGRO
Dhr. R. Minnaar
Obrechtstraat 28E
8031 AZ
Zwolle
088-6252476;
www.nakagro.nl
Pb 200
3200 AE
Spijkenisse
0181-693333;
www.nl.sgs.com
Pb 161
8000 AD
Zwolle
038-4260100;
www.controlunion.c
om
SGS-Nederland mw. I.
Control Union
Certifications
Kreupeling
Dhr. W. Middag
Voorbehoud
Het is mogelijk dat er zich na publicatie wijzigingen in deze lijst van erkende CI’s voordoen.
Voor de meest actuele lijst zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 40 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage C: Informatie CI naar afzetorganisatie
Na aanmelding van de teler voor het VVAK-certificaat bij een erkende CI, machtigt de teler de
CI om de volgende gegevens aan de door de betreffende teler gemachtigde afnemer te
verstrekken:
 In een Excel overzicht:
 Gemachtigde afnemer(s)
 Telernummer bij afnemer(s)
 Nummer bij CI
 Klantnummer afnemer(s)
 Controle datum
 Geldigheidsduur certificaat
 Achternaam
 Naam (teeltbedrijf/teler)
 Adres
 Postcode + Plaats
 ras(sen)
 Oppervlakte
 Incl./excl. “Duurzaamheid”
 Incl./excl. “RED”
 Status
 Certificaatnummer
 Reden (bij afkeuring n.a.v. controle)
 Omschrijving (bij afkeuring n.a.v. controle)
 Residumonster (gewas- of knolmonster) – indien van toepassing
 Uitslag residumonster
 Wekelijkse rapportage betreffende status van aangemelde telers naar gemachtigde
afnemer. Afwijking daarvan uitsluitend in onderling overleg met afnemer.
 Het verstrekken van de areaalgegevens aan de afnemer is niet verplicht omdat
deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar kunnen zijn (m.n. bij 1:2 en 1:3
inspectie). In overleg met de afnemer kan gekozen worden voor het gebruik van
de bij de afnemer bekende areaalgegevens.
 Aanlevering volgens een vast format (per afnemer vast te stellen, zie voorbeeld
op: www.vavi.nl.) en/of de afnemer toegang verschaffen tot een digitaal archief.
 Kopie uitslag residumonster van teler voor gemachtigde afnemer (geldt alleen
voor aardappelen verwerkende industrie).
 Eindrapportage van de CI na afloop van het jaar, van een teelt en opslagseizoen.
Dit ten behoeve van evaluatie en communicatie met de CI’s, de betrokken
afzetorganisaties en andere schakels in de keten.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 41 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage D: Eisen gesteld aan de registratie
Hieronder wordt ingegaan op de wijze van registratie, de inhoud van de registratie en de
bewaartermijn.
1.
Wijze van registratie
De te voeren registratie moet aan de volgende algemene eisen voldoen:
1. de registratie moet toegankelijk en overzichtelijk zijn voor controleur en afzetorganisatie,
2. het dient een minimaal aantal elementen te bevatten (zie par. 2),
3. de registratie mag zowel op papier als elektronisch worden vastgelegd.
Toelichting:
Toegankelijkheid en overzichtelijkheid
- bij voorkeur gebruik maken van registratieformulieren per registratie-eenheid (doorgaans:
perceel) of, indien geautomatiseerd, van een akkerbouw registratiesysteem (met
rapportagemogelijkheid per registratie-eenheid).
- spuitboekje is ook akkoord, mits de overzichtelijkheid geborgd is (vastlegging per registratieeenheid).
Registratie-eenheid
Een registratie-eenheid is doorgaans een perceel of groep van percelen, die op eenzelfde wijze
behandeld wordt (dezelfde bemesting, dezelfde gewasbescherming). Registratie in verband met
“duurzaamheid” kan betrekking hebben op (groepen van) percelen of het gehele teeltbedrijf.
Elektronische vastlegging (niet verplicht)
De gangbare akkerbouw managementsystemen voldoen aan de eisen. Gangbaar zijn: Comwaes,
Crop (Opticrop), ISA-akker (Isagri), Teeltplus (Dacom).
2.

De inhoud van de registratie
Hieronder zijn voor de diverse teelthandelingen de minimale registratie-eisen
weergegeven. In bijlage F is een voorbeeld van een teeltregistratieformulier opgenomen.
Opmerking: de registratie van bemesting is voor de suikerbietenteelt niet verplicht.
Voor alle formulieren
- unieke perceelsnaam (of -code);
- oppervlakte (ha);
- optioneel (= niet verplicht): NAW (Naam-Adres-Woonplaats) gegevens van het teeltbedrijf.
Aanvoer organische meststoffen
- datum toediening; soort organische meststof; hoeveelheid (ton/ha);
- optioneel (= niet verplicht): samenstelling N, P2O5, K2O, enz. (kg/ton).
Aanvoer kunstmest
- datum toediening; soort meststof; hoeveelheid (kg/ha);
- optioneel (= niet verplicht): samenstelling N, P2O5, K2O, enz. (kg/ton).
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen
- datum toediening; naam middel; dosering (kg/ha of l/ha);
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 42 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
-
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
naam toediener (bij steeds dezelfde toediener: 1 keer vermelden + evt. afwijkingen);
doel (reden) toepassing (bijvoorbeeld onkruid, schimmels, phytophthora, insecten);
type behandeling (VV= volvelds, rijenspuit, strooien, strijken,…);
optioneel (= niet verplicht): toelatingsnummer middel; werkzame stof; oppervlakte bespoten
per keer.
Oogstdatum
- 1e oogstmoment van de registratie-eenheid.
Chemische behandeling tijdens inschuren of bewaring (bijv. kiemremming)
- datum toediening; naam middel; dosering (kg of ltr per ton geoogst product);
- optioneel (= niet verplicht): toelatingsnummer middel; werkzame stof.
Alleen bij eigen opslag GZP: Registratie GZP conditionering (bijlage I)
- datum van registratie;
- maandelijks (in september en oktober: 2x per maand) vastleggen per opgeslagen partij:
 aantal beluchtingsuren in de afgelopen maand
 producttemperatuur
 vochtgehalte

Naast de (bovengenoemde) registratie van teelthandelingen, dient ook een registratie
gevoerd te worden met betrekking tot:
Traceerbaarheid (zie voorbeeldformulier bijlage H)
- overzicht van percelen: perceelsnaam (of –code); locatie; gewas; ras; oppervlakte;
- optioneel (= niet verplicht): plattegrond waarop alle percelen zijn ingetekend;
- bij af land levering (niet verplicht voor suikerbieten en zetmeelaardappelen): datum; afnemer;
hoeveelheid afgeleverd product (ton);
- bij bewaring (niet verplicht voor zetmeelaardappelen en GZP):
 overzicht met per perceel: waar product opgeslagen is (zodat ook mengpartijen zichtbaar
worden); optioneel (= niet verplicht): hoeveelheid (raming); op cel/box/kist partijidentificatie vermelden.
 bij aflevering per cel/box: datum; afnemer; hoeveelheid afgeleverd product (ton).
Om een juiste tracering mogelijk te maken moet de identiteit van partijen bewaard blijven door
deze te labelen indien sprake is van meerdere rassen of partijen die niet geteeld zijn onder de
voedselveiligheidseisen opgenomen in dit document.
Calamiteiten
- NAW (Naam-Adres-Woonplaats) gegevens van het teeltbedrijf/teler
- datum calamiteit;
- omschrijving calamiteit/klacht;
- locatie waar product/partij nu is*;
- oorzaak;
- corrigerende maatregel uitgevoerd;
- verbetermaatregel (hoe in de toekomst te voorkomen);
- effectiviteit van de verbetermaatregel*;
- meldingsdatum afnemer, PDV en GMP+ (bij afzet als diervoeder) en VWA (indien van
toepassing)*;
- paraaf.
*) niet verplicht bij een calamiteit waarbij de veiligheid van het product niet in het geding is.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 43 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
In bijlage G is een voorbeeld opgenomen.
Ontsmetting opslagmiddelen (fust industriegroenten)
- datum; aard/identiteit opslagmiddel; naam ontsmettingsmiddel; naam uitvoerder.
Gebruik eigen zaaizaad GZP:
- vastleggen van welk perceel het zaaizaad afkomstig is.
Ongediertebestrijding (alleen bij opslag eigen product en indien nodig)
- locaties lokdozen (bij voorkeur op plattegrond intekenen);
- per controleronde: datum; nummer lokdoos; aangevuld (J/N).
Duurzaamheid
- overzicht energieverbruik (gas en elektriciteit) afgelopen 5 jaar (of jaarafrekeningen)*;
- lijst met machines/apparaten die meeste energie verbruiken*;
- bij inzet externe arbeid: kopie NEN 4400 certificaat uitzendbureau of VAR-verklaring van
ZZP’er.
*) niet verplicht bij een controlefrequentie van 1:3 jaar.
Biomassa voor energiedoeleinden (RED; alleen indien afnemer hierom vraagt):
- hoeveelheid uitgangsmateriaal per ha (voor betreffende teelt/product)
- brandstofverbruik per ha (voor betreffende teelt/product).
In bijlage M is een voorbeeld opgenomen.
3.
Bewaartermijn
De registratie dient met ingang van 2012 minimaal 5 jaar bewaard te worden op het teeltbedrijf.
Voordien was de bewaartermijn 3 jaar.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 44 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage E: Zelfbeoordeling/checklist
Naam:………………………..
Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid.
Datum: … / …. / 2014; Paraaf: …..
Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te
controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De
bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring.
1.
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
1.1 Eigen verklaring +
zelfbeoordeling/checklist
1.1.1
U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen)
ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist.
1.2 Traceerbaarheid
(eenduidige
registratie van het
perceel, de teelt en
afnemer)
Zie ook bijlage H.
1.2.1
Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte, en indien van
toepassing een plattegrond van de bewaarruimte(n). Een plattegrond van
de bewaarruimte(n) geldt niet voor granen, zaden & peulvruchten (GZP),
suikerbieten en zetmeelaardappel
1.2.2
Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1
oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een
teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of
spuitboekje.
1.2.3
Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen,
gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden
worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8).
1.2.4
U registreert waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie van
herkomst van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en
hoeveelheid (raming). (geldt niet voor suikerbieten en
zetmeelaardappelen.)
1.2.5
U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per
cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt.
bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen.
1.2.6
Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en
vermenging van partijen wordt voorkomen.
1.2.7
Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek
daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en
hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren.
1.2.8
Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden
minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard.
1.2.9
Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd
maar separaat opgeslagen.
1.3 Calamiteiten
e
bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie,
radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of
quarantaine organismen.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 45 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
1.3.1
ja
In geval van een dergelijke calamiteit:
legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd
(bijlage G ‘Calamiteiten’ invullen).
geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen.
overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de
betreffende partij.
raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
(zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet
worden aan de VWA.
Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens:
raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie
www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of
en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International.
geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV)
(tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010).
bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet
(meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het
tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade.
1.3.2
In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast:
wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd.
hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant).
U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken.
1.4.1
U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen,
schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met
uw afnemer. Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl
(zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’)
1.4.2
Bij afzet als diervoeder: U beschikt over kennis van relevante wetgeving
(zie bijlage J). Voor productnormen bij diervoeder zie
www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx.
1.4bKennisontwikkeling, actualisatie
vakmanschap
(=should)
1.4.3
U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten,
veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie
www.kennisakker.nl; www.irs.nl.
1.5 Hygiëne
1.5.1
Bij opslag/bewaring op het teeltbedrijf weten zowel derden (bezoekers) als
personeel aan welke hygiëneregels voldaan moet worden (zichtbaar
ophangen). Minimumeis: zie bijlage K.
Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.
1.5.2
Er wordt gewerkt volgens de hygiëneregels. Deze zijn bekend bij u zelf en
het personeel d.m.v. een instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten
ondertekenen).
Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.
1.5.3
Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook
1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product
wordt voorkomen.
1.4a Wetgeving
(=should)
1.6 Opslag hulpstoffen
1.7 Loonwerk
betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en
ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen.
1.6.1
Opslag voldoet aan wettelijke eisen.
1.6.2
De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden
plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product.
1.7.1
U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent
daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als
loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of het
Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 46 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
nee nvt.
ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan
aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren.
1.7.2
2.
Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels
geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit.
Voldoet?
TEELT
2.1 Perceelskeuze
2.2 Uitgangsmateriaal
2.3 GGO-gewassen
2.4 Machinegebruik
ja
2.1.1
Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door
opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie,
dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de teeltaarde
door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is
(bijv. teelt van hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse
2.1.2
Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie
van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een
grondanalyse door een erkend laboratorium.
2.1.3
Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic,
vooral in percelen langs wegen).
2.1.4
Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van
dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar.
2.2.1
Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een
officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs
waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de
afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk
aan u heeft verklaard.
Bij eigen vermeerdering dient een NAK-goedkeuringsbewijs (aardappelen)
of TBM-beoordelingsbewijs (zetmeelaardappelen) aanwezig te zijn.
2.2.2
Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen
tijdens de teelt te verminderen. (=should)
2.2.3
Bij gebruik eigen zaaizaad voor GZP-teelt wordt de perceelsnaam waarvan
het zaaizaad afkomstig is geregistreerd.
2.3.1
Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete
goedkeuring van de afnemer.
2.3.2
Geldt alleen voor suikerbieten: Indien bietenzaad niet is ingekocht via
Cosun, dan kunt u hiervoor een ontheffing van de RvB van Cosun tonen.
2.3.3
Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor
GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd.
2.3.4
Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde
gewas. Voor consumptieaardappelen geldt 4 jaar.
2.3.5
Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor
aardappelen geldt een minimale afstand van 10 m, voor suikerbieten 3 m.
2.3.6
GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO
partijen.
2.3.7
Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij
daarna zeer grondig gereinigd.
2.3.8
Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het
‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G).
2.4.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone
machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie,
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 47 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
vet, glas).
2.5 Bemesting
2.6 Goede dosering
meststoffen
2.5.1
Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van
analysegegevens). (= should)
2.5.2
Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van
een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat
het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas.
(geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn
volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde
analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en
voldaan wordt aan de glasnorm.
Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale
deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De
toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost.
Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen
moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
(minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen
worden.
2.5.3
Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting
2.5.4
Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F). (geldt niet voor
suikerbieten)
2.5.5
Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen
meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv.
beendermeel).
2.6.1
Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij
voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should)
2.6.2
Geldt alleen bij consumptieaardappelen: jaarlijkse kalibratie uitvoeren
(controle op goede werking, afstelling en verdeling) + datum van deze test
noteren 
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
2.7.1
2.7.2
datum: ___- ___-2014
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een
middel (nog) is toegelaten.
Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt,
mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder
verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie
www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie
beschikbaar). Op de proef geteelde producten gescheiden houden van
het verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring
verhandelen van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien
bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen.
2.7.3
Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel)
2.7.4
De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de
spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer
periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen)
2.7.5
De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige
spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 48 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.8.1
Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding
(incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en
giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie
www.kennisakker.nl
2.8.2
Geldt alleen voor GZP (zie ook 1.4a, 1.4b, 2.2 en 4.6): let op aarschimmels
(fusarium, moederkoren) en giftige onkruiden. Bij vondst registratie op het
‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G) + melden aan afnemer.
2.8.3
Geldt alleen voor consumptieaardappel: doornappel (Datura stramonium)
(handmatig) uit perceel verwijderen.
2.9 Watergebruik
2.9.1
Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en
regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie
inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten
2.10 Jacht
2.10.1 Geldt alleen voor consumptieaardappelen en industriegroenten: jacht niet
2.8 Ziekten, plagen en
gebreken
nee nvt.
toegestaan indien het gevaar bestaat dat hagel in product terecht komt.
3.
Voldoet?
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
3.1 Machines
3.2 Verpakking van
diervoeders (alleen
van eigen oogst)
ja
3.1.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en
transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen
(zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op:
beschadigingen inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik
schone kipwagens, kisten, etc.
Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
3.1.2
Voorkom natregenen van het product (bijv. afdekken). (Geldt niet voor
suikerbieten en zetmeelaardappelen).
3.1.3
Geldt alleen voor consumptieaardappelen en industriegroenten:
Aanwezigheid van dekzeil bij dreiging van regen verplicht.
3.1.4
Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact
zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd.
3.2.1
Gebruik voor diervoerders uitsluitend geschikt, schoon en voldoende
(lagen) verpakkingsmateriaal (folie, big bags).
3.2.2
Voorkom beschadiging van verpakkingsmateriaal (en repareer indien
nodig).
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf)
4.1 Niet overdekte
bewaarplaatsen
4.1.1
De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging
zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin. Kisten en
containers gebruikt voor opslag zijn in goede staat (niet beschadigd).
4.1.2 Geldt alleen voor GZP: Product afdekken bij dreiging regen of
verontreiniging. Is “should” bij kortdurende opslag (enkele dagen) in
afwachting van verlading.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
nee nvt.
Pagina 49 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
4.2 Diervoeders (alleen
van eigen oogst)
ja
4.2.1
De kuilkwaliteit (optimale pH: 4,5-5,4) wordt bewaakt en schimmelgroei
wordt voorkomen. Gebruik alleen toegestane toevoegingsmiddelen (bij
levering en toepassing door VKL gecertificeerde loonwerker wordt hieraan
voldaan). Bij twijfel zie groep 1K op
http://ec.europa.eu/food/food/animalnutrition/feedadditives/comm_register_
feed_additives_1831-03.pdf.
4.2.2
Verpakte balen bij voorkeur (=should) bewaren op verharde ondergrond
(m.n. op niet-zandgrond).
nee nvt.
4.2.3 . Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen
beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren.
4B. Overdekte bewaring
(Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in
een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5))
4.3 Overdekte
bewaarplaats
4.3.1
Zorg jaarrond voor een schone bewaarplaats. Niet voor andere doeleinden
zoals machineonderhoud, stalling of opslag gebruiken, tenzij
verontreiniging van de vloer of wanden wordt voorkomen (bijv. afdekken
met plastic of zeil; bij opslag van hulpstoffen is intacte verpakking ook
voldoende).
4.3.2
De bewaarplaats (dak, wand, enz.) is goed onderhouden, zodat geen
vervuiling van het product kan optreden.
4.3.3
Kisten en containers die gebruikt worden voor opslag zijn in goede staat
(niet beschadigd).
4.3.4
De bewaarruimte met geoogst product is afgescheiden van
machineberging, werkplaats en opslag van materialen en hulpstoffen, om
verontreiniging van geoogst product (met bijv. slijpsel, chemicaliën,
meststoffen en olie) te voorkomen.
4.3.5
Product in tussenopslag (ook bij derden) wordt volgens dezelfde (VVAK,
GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5
of B6 (bij afzet als diervoeder) opgeslagen.
4.3.6
Geen opslag in bewaarruimte/ kisten waar in het betreffende teeltjaar ggogewassen in zijn opgeslagen, tenzij zeer grondig gereinigd.
4.4 Geen direct daglicht 4.4.1
in bewaarruimte
Er komt geen direct daglicht boven het product in de bewaarplaats,
waardoor groene knollen / productverkleuring wordt voorkomen.
(Geldt niet voor GZP en is “should” voor zetmeelaardappelen).
4.5 Ongediertebestrijding, vogels en
huisdieren
4.5.1
Bestrijd en/of weer ongedierte, vogels, huisdieren en insecten, door de
opslagplaatsen hiervoor af te schermen (sluit toegangen; gaas voor
openingen) en indien nodig het plaatsen van lokdozen/vallen. (=should
voor zetmeelaardappelen)
Let op: bij ratten kan verminderde gevoeligheid optreden voor bepaalde
chemische bestrijdingsmiddelen!
4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen /
kiemremming /
ontsmetting
4.6.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u
checken of een middel (nog) is toegelaten.
4.6.2
Geldt alleen voor GZP: gebruik van deze middelen vooraf afstemmen met
afnemer.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 50 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
4.6.3
Geldt alleen voor zetmeelaardappelen: gebruik van
kiemremmingsmiddelen is niet toegestaan.
4.6.4
De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie,
ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
4.7 Klimaatbeheersing/
conditionering van
het product
nee nvt.
Algemeen:
- optimale klimaatbeheersing nastreven.
- product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting).
- voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product.
4.7.1
Gebruik alleen goed onderhouden en goed afgestelde apparatuur.
4.7.2
Gebruik alleen geschikte brandstoffen (bij directe droging of verwarmen
van het product: aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte
stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits deze aan wettelijke normen
voldoet)). Andere brandstoffen uitsluitend na overleg met afnemer.
4.7.3
Geldt alleen voor producten van eigen oogst met bestemming diervoeder:
Specificaties van de apparatuur zijn beschikbaar en bij directe droging het
type brandstof registreren.
4.7.4
Geldt alleen voor GZP: Registratie van conditionering is volledig en actueel
(zie bijlage I).
4.8 Thermometer
4.8.1
Gebruik uitsluitend breukvrije thermometer zonder kwik.
4.9 Lampen
4.9.1
Zorg voor aanwezigheid van een beschermplaat of gebruik breukvrije
lampen of beschermkousje voor verlichting boven het product en in de
werkzone. Dit is niet verplicht voor lampen in de werkzone, buiten bereik
van machines of werktuigen. (Geldt niet voor zetmeelaardappelen)
4.10 Koelapparatuur
4.10.1 Gebruik goed onderhouden apparatuur en afdekplaat boven het product,
ter voorkoming van lekkage van koelvloeistof in product.
4.10.2 Koelapparatuur is voorzien van een STEK rapport (niet ouder dan 2 jaar).
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
5.1.1
5.1 Vreemde
bestanddelen,
ongewenste stoffen
5.2 Voorraadbescher-
ja
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en
transportmiddelen.
5.1.2
Voorkom nat worden van het product bij regen. Dekzeil moet beschikbaar
zijn. (Geldt niet voor suikerbieten, GZP en zetmeelaardappel)
5.1.3
Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
5.1.4
Voldoende capaciteit inzetten om vreemde bestanddelen uit te lezen.
(geldt niet voor suikerbieten en GZP).
5.1.5
Geldt alleen voor consumptieaardappelen: Voldoende capaciteit inzetten
om groene aardappelknollen uit te lezen.
5.1.6
Bij uithalen kuilen (m.n. maïs) van eigen oogst met bestemming
diervoerder, zichtbare schimmel- en broeiplekken verwijderen.
5.2.1
Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 51 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
mings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen
5.3 Transport door
derden
ja
5.3.1
Geldt alleen voor GZP, consumptieaardappel en producten met
bestemming diervoeder: Transporteur is in het bezit van het GMP+ B4.1
(transport) certificaat. Bij transport in opdracht van de teler: kopie
certificaat kunnen tonen. Als transport door of in opdracht van afnemer
plaatsvindt, dan is dit niet nodig.
Voldoet?
Gewasspecifieke aandachtspunten: handmatige oogst en
verpakking van Industriegroenten
ja
1.5 EHBO materiaal
1.5.4
Zorg voor aanwezigheid van EHBO-materiaal in nabijheid van permanente
werkplekken en veldwerk.
3.3 Persoonlijke
hygiëne bij
handmatige oogst
3.3.1
Persoonlijke hygiëne behelst:
- Schone werkkleding en handschoenen.
- Kort geknipte nagels. Gelakte nagels en kunstnagels alleen indien
handschoenen worden gedragen.
- Handen wassen met zeep voor aanvang van het werk en na elk
toiletbezoek.
- Geen sieraden of loshangende voorwerpen dragen.
- Lange haren zijn bijeengebonden.
- Medewerkers met overdraagbare ziekten komen niet in aanraking met
het te oogsten product.
- Wonden worden afgedekt met waterafstotende pleisters van een
afwijkende kleur (ten opzichte van het product).
3.4 Product afval
3.4.1
Het productafval wordt dagelijks uit de productieruimte verwijderd.
3.5 Klein oogstmateriaal (mesjes)
3.5.1
Voorkom klein oogstmateriaal (mesjes) in het product door de uitgifte en
inlevering dagelijks vast te leggen.
3.6 Verontreiniging
product met
oliën/vetten
3.6.1
Gebruik food grade olie voor machines of onderdelen daarvan, waarbij het
risico bestaat dat door smering of lekkage olie in het product kan komen.
3.7 Fust en verpakkingsmateriaal
3.7.1
Fust is schoon, gereinigd en in goede staat:
- Gebruik geen kapotte opslagmiddelen (container, fust, etc).
- Fust is van kunststof of metaal.
- Vervuiling met slijk, vuil en gewasresten voorkomen.
- Ontsmetten van fust registreren.
- Fust niet op een kiezeloppervlak of andere “losse” ondergrond plaatsen.
- Het product in de schaduw en zo koel mogelijk bewaren.
ja
1.8.1
Bij inzet van externe arbeid (incl. vakantiewerkers; excl. mechanisch
loonwerk) worden de wettelijke regels in acht genomen v.w.b. minimum
leeftijd, arbeidsduur en sociale afdrachten, en worden geen illegalen
ingezet. Bij inzet van uitzendkrachten is dit aantoonbaar door een kopie
van een geldig NEN4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er kan
volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring.
1.8.2
Voorkom/beperk fysieke overbelasting van personeel door kennis te (laten)
nemen en het toepassen van de “Tilwijzer”:
www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysieke-belasting
1.8.3
Voorkom dat personeel werkt in een stoffige of geluidvolle omgeving, of
zorg voor doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen (bijv.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
nee nvt.
Voldoet?
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf)
1.8 Arbeid
nee nvt.
zijn tijdens inschuring of bewaring.
Pagina 52 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf)
ja
ventilatie/afzuiging, gehoordopjes, stofkapjes).
1.8.4
Personeel is bekend met belangrijke telefoonnummers en locaties (i.v.m.
mogelijk ongeval/nood). Het betreft de telefoonnummers van brandweer,
politie, ambulance, elektriciteit-, water- en gasbedrijf, de locatie van
brandblusser(s) en EHBO-box, en de afsluiters van gas, water en elektra.
1.8.5
Op het bedrijf is een compleet en goed onderhouden EHBO-box aanwezig.
1.8.6
Personeel wordt betrokken bij ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door
deelname aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen,
voorlichtingsdagen).
1.9 Flora & fauna
(Natuurgebieden)
1.9.1
Het gebruik van uw percelen gelegen in of naast
natuurbeschermingsgebieden en -beschermingszones is in
overeenstemming met de regels die daarvoor wettelijk gelden, dan wel op
grond van regelingen en/of overeenkomsten (bijv. hamsterovereenkomst,
nationale parken, enz.).
(Vogelbeheer)
1.9.2
Bij de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met de vogelstand, door
de vogels tijdens het broedseizoen niet moedwillig te verjagen of af te
schieten tenzij wettelijk toegestaan, en bij grondbewerking zoveel mogelijk
weidevogelnesten te behouden (markeren/verleggen).
Voor regels voor verjagen zie www.faunabeheereenheid.nl.
(Habitats)
1.9.3
U zorgt actief voor instandhouding van landschapselementen op eigen
terrein (o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/-groepen, geïsoleerde bomen en
akkerranden). Bijvoorbeeld door baggeren, maaien, snoeien, plaggen,
verschralen, enz.
1.9.4
Teeltvrije zones langs sloten en oppervlaktewater (conform
Lozingenbesluit open teelt en veehouderij) worden gerespecteerd. De
afstand tussen insteek talud en midden van de buitenste gewasrij is
minimaal:
- 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei, schorseneren en peen.
- 1,00 m idem, maar dan bij luchtondersteunende spuit.
- 0,25 m bij granen en graszaad.
- 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen.
De teeltvrije zone geldt niet bij greppels, droge sloten en biologische teelt.
1.9.5
Pas akkerrandbeheer toe (bijvoorbeeld inzaai bloemrijke mengsels), inzet
plakvallen, groene vlieg en/of inzet steriele mannetjes. (=should)
1.9.6
Teel minimaal één “klein gewas”. Dit zijn (mengsels van) plantensoorten
(should die regionaal op beperkt areaal worden geteeld, vaak op kleine percelen of
bij 1:3) perceelsranden.
1.10.1
U neemt maatregelen om verslechtering van bodemstructuur en
gebruikswaarde van uw percelen te voorkomen. Bijvoorbeeld
vruchtwisseling, juiste bandenspanning, rijpadensysteem, groenbemester,
grondbewerking (diep of mulch), enz..
1.10.2
Maak bij mogelijke structuurproblemen een profielkuil ter vaststelling en
om te bepalen hoe het opgelost kan worden. (=should)
1.10.3
Pas op stuifgevoelige gronden anti-stuifmaatregelen toe (bijvoorbeeld
stuifdek, gewasresten oppervlakkig inwerken (mulchen))
(erosie)
1.10.4
U neemt maatregelen om erosie door neerslag op percelen met een
hellingspercentage van >2% te voorkomen. Bijvoorbeeld (conform
Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg): diepe grondbewerking na
elke oogst, niet-kerende grondbewerking (NKG), opentrekken wielsporen,
bodembedekking tijdens winterperiode, enz.
(organisch stof)
1.10.5
U neemt maatregelen om afname van het organisch stofgehalte te
voorkomen en controleert dit bij voorkeur door bodemanalyse (bijv. elke 4
1.10
Bodembeheer
(structuur/kwaliteit)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 53 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf)
ja
jaar in combinatie met bemestingsonderzoek). Bijvoorbeeld: toepassen
van groenbemester, compost, mest, onderwerken van gewasresten, enz.
1.10.6
1.11 Emissiereductie
Stel een organisch stof balans op. (=should)
1.11.1 Bijlage M wordt ingevuld indien (rest)producten van de akkerbouwmatige
(should teelten worden afgeleverd als biomassa voor energiedoeleinden en de
bij 1:3) afnemer dit wenst. Let op: kopie bewaren in eigen administratie, incl. de
bewijzen/berekeningen, en 5 jaar bewaren!
1.12 Rendabiliteit
1.13 Lokale welvaart
1.14 Energie
1.12.1
Optimaliseer het bouwplan. Houd daarbij rekening met de sterke
kenmerken van het bedrijf (bijvoorbeeld ligging, grondsoort, beschikbare
arbeid, faciliteiten, enz.). Schakel daarbij de hulp in van (een) externe
adviseur(s) (bijvoorbeeld boekhouder, toeleverancier en/of afnemer).
1.12.2
Optimaliseer de efficiëntie van machines en arbeid. Bijvoorbeeld door
samenwerking/uitwisseling (werktuigenvereniging/loonwerk), verlengen
gebruiksduur (onderhoud!), externe dienstbetrekking en/of
machineverhuur.
1.13.1
Het bedrijf heeft een nette uitstraling. Erf en gebouwen zijn goed
onderhouden, geen langdurige onoverdekte opslag/stalling van machines,
materialen, enz. Op de percelen worden restanten van teelt/bewaring
z.s.m. opgeruimd (bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden).
1.13.2
Bij investeringsplannen ook lokale mogelijkheden (bedrijven, producten,
diensten) onderzoeken.
1.13.3
U neemt deel aan netwerken & bijeenkomsten, hebt regelmatig contact
met collega’s en/of een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld deelname
aan vakbeurzen, voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz.
1.14.1
Brandstofverbruik wordt beperkt door:
- minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen
- uitvoering werkzaamheden onder optimale (bodem)omstandigheden
- motoren niet onnodig te laten draaien
- gebruik van de eco-stand van de aftakas (indien beschikbaar)
- handel op basis van actueel verbruik (indien aanwezig)
1.14.2 Het brandstofverbruik (diesel, benzine en LPG) wordt jaarlijks kritisch
(should beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar. Daarbij wordt een lijst
bij 1:3) met belangrijkste verbruikers opgesteld (bijvoorbeeld tractor A, heftruck,
kachels, enz.).
1.14.3
Bij aankoop van nieuwe tractor en zelfrijdende machines het
brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke tractoren en machines laten
meewegen in het aankoopbesluit.
1.14 Elektriciteitsverbruik wordt beperkt door besparingsmaatregelen.
.4
Voorbeelden zijn: inzet tijdklok, regelmatige reiniging van
ventilatoren/condensoren, gebruik van natuurlijke trek tijdens bewaring,
isolatie, spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp), enz.
1.14
.5
(sho
uld
bij
1:3)
Het energieverbruik ((aard)gas en elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch
beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar (jaarafrekeningen).
Daarbij wordt een lijst met belangrijkste verbruikers opgesteld
(bijvoorbeeld ventilatoren, kachels, koelmachines, transportbanden,
erfverlichting, enz.)
1.14 Op het bedrijf wordt energie opgewekt (bijvoorbeeld m.b.v. zonnepanelen,
.6
windmolen of biovergister). (=should)
2.1 Perceelskeuze
(biodiversiteit)
2.1.5
Akkerbouw Certificeringsoverleg
De percelen waarvan (rest)producten van de akkerbouwmatige teelten
afkomstig zijn, hadden op 1/1/2008 aantoonbaar een agrarische
bestemming. Bewijs: teeltregistratie 2007, foto Google-earth, enz.
Pagina 54 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf)
ja
(blijvend grasland) 2.1.6
Bij scheuren van grasland worden de wettelijk regels in acht genomen
(should (m.n. toegestane periode en volgteelt). Scheuren mag tussen 1/2 en 10/5
bij 1:3) (zand/löss) of 15/9 (klei/veen) en aansluitend een N-behoeftig gewas.
2.5 Bemesting
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
2.9 Watergebruik
(beregening/
irrigatie)
2.1.7
Op percelen wordt geen monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) toegepast,
tenzij de monocultuur de milieubelasting niet verhoogd (bijv. gbm-gebruik).
2.5.6
Resultaat bemestingsonderzoek (PK-bodemanalyse, max. 4 jaar oud)
wordt gebruikt bij het opstellen van het bemestingsplan.
2.5.7
Stel een stikstof (N) en fosfaat (P) balans op. (=should)
2.7.6
Bij het opstellen van het gbm-plan wordt de milieumeetlat gebruikt. Zie
www.milieumeetlat.nl, of via eigen managementsysteem.
2.7.7
Op het bedrijf wordt geïntegreerde ziekte- en plaagbestrijding (IPM)
toegepast, door toepassing van minimaal 1 activiteit bij elk van de
volgende methoden:
- ‘preventie’ (om de kans en intensiteit te beperken). Voorbeelden:
gewasrotatie (zie 2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal,
enz.
- ‘Observatie & monitoring’ (om moment en techniek (curatief/preventie) te
bepalen). Voorbeelden: waarschuwingssysteem, luizenvallen,
gewasinspectie, enz.
- ‘Interventie’ (inzet van bestrijdingsmethode(n)). Voorbeelden: bespuiting,
loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz.
Waar mogelijk niet-chemische methoden overwegen.
2.7.8
Bij risico op resistentieontwikkeling, advies op het etiket (WG/GA) volgen.
2.7.9
Behandelingen worden toegepast onder geschikte weersomstandigheden
(windsnelheid en andere specifieke aanwijzingen op het etiket).
2.7.10
Voor minimaal 1 gewas wordt een BeslissingOndersteunendSysteem
(BOS) gebruikt om het optimale moment van toepassing en eventueel de
dosering van gbm te bepalen. Voorbeeld BOS: een adviesmodule in het
eigen management systeem of systemen van derden (o.a. phytophthoraalarmeringssyteem). (=should)
2.7.11
Gbm worden toegepast middels een Laag-Doseringssysteem (LDS) en/of
door gebruik te maken van speciale spuittechniek (bijv. rijenbespuiting), als
het wettelijk is toegestaan en de effectiviteit toeneemt.
2.7.12
Bij gelijke effectiviteit wordt gekozen voor zaadcoating i.p.v. rij- of
volveldstoepassingen.
2.7.13
Bij problemen met nematoden wordt gekozen voor resistente
gewassen/rassen en/of granulaat (volvelds of in rijen). Een
grondontsmetting met metam-natrium alleen als noodmaatregel
toepassen.
2.7.14
Bij inzet insecticiden wordt gekozen voor specifiek werkende middelen (om
natuurlijke vijanden te ontzien of te stimuleren), tenzij de werking van dat
middel op het doelorganisme minder is.
2.9.2
U bent bekend met de regels voor het onttrekken van oppervlakte- en
grondwater voor beregening/irrigatie, en u houdt zich daaraan. Het gaat
om regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot), waterschappen (i.v.m. droogte of
vergunning) en in waterwingebieden (i.v.m. bescherming grondwater).
2.9.3
Storende grondlagen (bijv. ploegzool) worden gebroken om de beworteling
en capillaire werking te verbeteren (en minder (snel) vochttekort ontstaat).
2.9.4
De watergift wordt binnen het perceel gevarieerd (bijv. m.b.v. sensoren of
“remote-sensing”), afhankelijk van de gewasbehoefte. (=should)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 55 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf)
2.9.5
(oppervlaktewater) 2.9.6
ja
Alleen beregenen als verdamping het laagst is (avond/nacht), tenzij niet
afdoende (door capaciteit of areaal) of lokaal niet toegestaan.
Bij het vullen van de spuitmachine met oppervlaktewater houdt u 2 m
afstand tot de insteek van het talud en is de aanzuigslag voorzien van een
terugslagklep.
******
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 56 van 63
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage F: Voorbeeldformulier Registratie
(bron: NAK AGRO)
LET OP: * = niet verplicht voor VVAK, wel voor GlobalGAP!
Naam
:
Gewas
Adres
:
Ras
Plaats
:
Perceelcodering
Reg. nr. bij CI:
Oppervlakte
Aanvoer organische mest en/of compost e.d.
Datum
Mestsoort
Gebruikt uitgangsmateriaal
:
:
:
:
Maat*
:
Hoeveelheid*
:
Plant/zaaidatum* :
ha
Ton/ha
kg-N/ton*
kg-P2O5/ton*
kg-K2O/ton* Toepasser*
1
Methode*
Kg/ha
%-N*
%-P*
%-K*
1
Methode*
Aanvoer kunstmest
Datum
Mestsoort
Toepasser*
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen/bladmeststoffen (incl. (knol of zaad) behandelingen voor of tijdens het
zaaien/planten/poten)
Toelatingsnr*
Datum
(zie verpakking)
Vervolg
Naam:
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Naam middel
Kg-ltr/ha
Behandelde
opp. (ha)*
Toepasser
Ras:
1
Reden
Methode
Perceelscodering:
Pagina 57 van 63
mei 2014
Wachttijd*
2
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen/ bladmeststoffen:
Toelatingsnr*
Datum
(zie verpakking)
Naam middel
Kg-ltr/ha
Behandelde
opp. (ha)*
Toepasser
1
Reden
Methode
Wachttijd*
Reden*
Methode* Wachttijd*
2
Oogstgegevens:
Oogstdatum
Geoogste opp. (ha)*
3
Opbrengst (ton/ha)*
Opslaglocatie*
Opmerkingen
Chemische behandeling tijdens inschuren en/of bewaren:
Datum
1
2
3
Toelatingsnr*
(zie verpakking)
Naam middel
Kg-ltr/ton
Totaal
toegediend*
gebruik hier een korte naam of initialen van de toepasser en/of de technisch verantwoordelijke;
wachttijd: veiligheidstermijn in dagen invullen (zie verpakking);
eventueel geschat.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
1
Toepasser*
Pagina 58 van 63
mei 2014
2
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage G: Klachten- en calamiteitenformulier
naam teler
adres
postcode
land
tel. nr.
afnemer
plaats
fax. nr.
fax. nr.
e-mail
fax. nr.
e-mail
Controlerende Instantie
KLACHT / CALAMITEIT
perceel gewas
(code)
opslaglocatie
(code of naam)
datum calamiteit
actie *
ras
...........-.............-............
omschrijving klacht /
calamiteit
maatregelnummer
checklist
corrigerende maatregel
verbetermaatregel(en)
(hoe in de toekomst
calamiteit / klacht
voorkomen)
waar is het betrokken
product nu?
datum melding aan
afnemer (incl. fax/e-mail)
Op telersbedrijf / bij afnemer / tijdelijke opslag/ ..
ter attentie van:
......-.....-......
Dhr/Mevr.
evt.: datum melding aan
PDV** (incl. fax/e-mail)
ter attentie van Centraal Meldpunt
......-.....-......
dhr/mevr.
evt.: datum melding aan
GMP+** (incl. fax/e-mail)
ter attentie van:
......-.....-......
dhr/mevr.
evt.: datum melding aan
VWA (incl. fax/e-mail)
ter attentie van:
......-.....-......
dhr/mevr.
*) in te vullen door afnemer / Controlerende Instantie (CI).
**) in geval van afzet als diervoeder melden aan PDV (fax 079 - 3687010; tel 079 - 3687011) en
uitzoeken via www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx of en, zo ja hoe het
gemeld moet worden aan GMP+.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 59 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage H: Voorbeeldformulier Traceerbaarheid
Gebruik hier dezelfde perceelsnaam (en naamlocatie opslag) als bij de registratie van middelen en meststoffen
Tip: reserveer per perceel meerdere regels als aflevering op meerdere momenten gaat plaatsvinden.
Perceel
Gewas / ras
(naam of code)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Oppervlakte
(ha)
Locatie opslag
naam
(indien van
toepassing)
hoeveelheid
(ton)
Gesorteerd in
partijen
maat
hoeveelheid
(ton)
Pagina 60 van 63
mei 2014
Aflevering partijen
datum
afnemer
hoeveelheid
(ton)
bonnummer
(indien van
toepassing)
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage I: Registratie Conditionering GZP
9
8
7
6
5
4
3
2
(bron: Agrifirm)
1
omschrijving
opslagplaats:……….
ras:…………………..
Aug.
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Sept.
e
1 helft
Vochtgehalte
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Sept.
e
2 helft
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Okt.
e
1 helft
Vochtgehalte
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Okt.
e
2 helft
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Vochtgehalte
Nov.
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Dec.
Vochtgehalte
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Jan.
Belucht. uren
Datum
Febr.
Prod. temp (°C)
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Mrt.
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Apr.
Belucht. uren
Datum
Prod. temp (°C)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 61 van 63
mei 2014
10
Registratie van alle opgeslagen partijen: minimaal 1 maal per maand. De maanden september en oktober
minimaal 2 maal vastleggen. Registreren: aantal beluchtingsuren in de afgelopen maand.
Meten: producttemperatuur en vochtgehalte. Noteren: datum registratie.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage J: Relevante diervoederwetgeving
Tot de (voor de veiligheid van mens, dier en milieu) relevante communautaire
diervoederwetgeving behoren in ieder geval de volgende verordeningen.
Nummer
178/2002
Aanduiding onderwerp
Algemene
Levensmiddelen
Verordening
183/2005
Diervoeder Hygiëne
Verordening
1831/20033
Toevoegingsmiddelen
396/2005
Maximum residuen
bestrijdingsmiddelen
2160/2003
Salmonella bestrijding
767/2009
Marktverordening
diervoeders
Officiële titel
Verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees
Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling
van de algemene beginselen en voorschriften van de
levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese
Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van
procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees
Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling
van voorschriften voor diervoederhygiëne
Verordening (EG) Nr. 1831/2003 van het Europees
Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende
toevoegingsmiddelen voor diervoeding
Verordening (EG) Nr. 396/2005 van het Europees
Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling
van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in
of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en
dierlijke oorsprong
Verordening (EG) Nr. 2160/2003 van het Europees
Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de
bestrijding van salmonella en andere specifieke door
voedsel overgedragen zoönoseverwekkers
Verordening (EG N. 767/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel
brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van
Verordening (EG) Nr. 1831/2003 van het Europees
Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn
79/373/EG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de
Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG,
93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en
Beschikking 2004/217/EG van de Commissie
Tot de voor de veiligheid van mens, dier en milieu relevante nationale diervoederwetgeving,
behoort in ieder geval de nationale wetgeving ter implementatie van de volgende richtlijnen.
Nummer
2002/32/EG
Aanduiding onderwerp
Ongewenste stoffen
2003/99/EG
Salmonella
Monitoring
Officiële titel
Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding
Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en
zoönoseverwekkers
Regelmatig wordt bestaande Europese wetgeving gewijzigd. Bovenstaand overzicht is de stand
van zaken per 1/3/2010. De actuele stand van zaken en nadere informatie over de inhoud en
scope van deze wetgeving kan gevonden worden op de onderstaande link:
www.pdv.nl/nederland/diervoederwetgeving/Diervoederwetgeving/page1444.php
3
Op grond van artikel 23 van Verordening (EG) Nr. 1831/2003, is Richtlijn 70/524/EEG formeel ingetrokken. De
voorwaarden gesteld in deze richtlijn, zijn op grond van artikel 10 van de verordening, echter wel nog van
toepassing op toevoegingsmiddelen die krachtens deze richtlijn in de handel zijn gebracht en nog niet op grond van
de nieuwe verordening zijn toegelaten.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 62 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage K: Voorbeeld hygiëneregels akkerbouwbedrijf
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 63 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage L: VVAK modules
Aan het VVAK zijn achtereenvolgens de volgende modules gekoppeld:






Consumptieaardappelen (voor de Aardappel Verwerkende industrie). Dit betreft het
Voedselveiligheidscertificaat aardappelen verwerkende industrie (VVA). Het schema is te
vinden op: www.vavi.nl, ‘Publications‘, ‘Raw’.
Zetmeelaardappelen. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat Zetmeelaardappelen
van AVEBE, zie hierna.
Industriegroente. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat industriegroente van de
Vigef. Het schema is te vinden op:
www.vigef.nl/web/sectorregelingen/Pages/default.aspx.
Suikerbieten. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat Suikerbieten van COSUN
(Suiker Unie), zie hierna.
Granen, zaden en peulvruchten (GZP). Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat
Granen, Zaden en Peulvruchten van het Productschap Akkerbouw. Het is te vinden op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/voedselveiligheid-granen-zaden-peulvruchten.
Diervoeders. Dit betreft de GMP+ standaard B6 ‘Teelt van voedermiddelen’ van GMP+
International. Het schema is te vinden op: www.gmpplus.org.
De VVAK modules zijn reeds meerdere jaren als zelfstandige certificatieschema´s beschikbaar.
Deze certificatieschema´s worden ook wel gewascertificaten genoemd. Het VVAK is ontstaan
door de samenvoeging van de eisen uit de gewascertificaten.
De inhoud van de gewascertificaten voor zetmeelaardappelen en suikerbieten bleek niet meer
volledig aan te sluiten op de inhoud van het VVAK schema. Aan herstel wordt gewerkt. Om die
reden wordt (tijdelijk) niet verwezen naar de betreffende schema’s, maar zijn deze geëxtraheerd
uit het VVAK (checklist).
Nieuw is de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’. Deze module bevat de RED-eisen (zoals
die reeds in 2011 in VVAK waren opgenomen en verplicht was voor GZP) en andere relevante
duurzaamheids-eisen voor bedrijven met akkerbouwmatige teelt. Deze module geldt voor het
gehele teeltbedrijf en is vrijwillig.
Om mogelijk te maken dat elke akkerbouwer het zogenoemde duurzaamheidscertificaat kan
behalen, zijn alle relevante eisen geëxtraheerd uit het VVAK en opgenomen in een aparte
checklist: ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ (zie hieronder).
De teler kan kiezen of een jaarlijkse of 1:3 controlefrequentie wordt gehanteerd. In geval van een
jaarlijkse inspectie, voldoet de teler aantoonbaar aan de zogenoemde RED-eisen.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 64 van 63
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
VVAKkerbouw
module: zetmeelaardappelen
Zelfbeoordelingslijst
Voedsel- en Voederveiligheid
zetmeelaardappelen
Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 1 van 8
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Zelfbeoordeling/checklist
Naam:………………………..
Datum: … / …. / 2014; Paraaf: …..
Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid.
Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te
controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De
bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring.
1.
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
1.1 Eigen verklaring +
zelfbeoordeling/checklist
1.1.1
U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen)
ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist.
1.2 Traceerbaarheid
(eenduidige
registratie van het
perceel, de teelt en
afnemer)
Zie ook bijlage H.
1.2.1
Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras en oppervlakte.
1.2.2
Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1
oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een
teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of
spuitboekje.
1.2.3
Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen,
gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden
worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8).
1.2.4
n.v.t.
1.2.5
U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per
cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt.
bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen.
1.2.6
Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en
vermenging van partijen wordt voorkomen.
1.2.7
Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek
daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en
hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren.
1.2.8
Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden
minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard.
1.2.9
Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd
maar separaat opgeslagen.
1.3 Calamiteiten
e
bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie,
radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of
quarantaine organismen.
1.3.1
Akkerbouw Certificeringsoverleg
In geval van een dergelijke calamiteit:
legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd
(bijlage G ‘Calamiteiten’ invullen).
geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen.
overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de
betreffende partij.
raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
(zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet
worden aan de VWA.
Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens:
raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie
www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of
en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International.
geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV)
(tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010).
Pagina 2 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
nee nvt.
bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet
(meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het
tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade.
1.3.2
In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast:
wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd.
hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant).
U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken
1.4a Wetgeving
(=should)
1.4.1
U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen,
schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met
uw afnemer. Bij afzet als diervoeder: zie bijlage J. Voor productnormen bij
diervoeder zie
www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx.
1.4bKennisontwikkeling, actualisatie
vakmanschap
(=should)
1.4.2
U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten,
veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie
www.kennisakker.nl
1.5 Hygiëne
1.5.1
n.v.t.
1.5.2
n.v.t.
1.5.3
Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook
1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product
wordt voorkomen.
1.6 Opslag hulpstoffen
1.7 Loonwerk
2.
betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en
ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen.
1.6.1
Opslag voldoet aan wettelijke eisen.
1.6.2
De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden
plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product.
1.7.1
U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent
daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als
loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of
Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk
ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan
aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren.
1.7.2
Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels
geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit.
Voldoet?
TEELT
2.1 Perceelskeuze
ja
2.1.1
Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door
opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie,
dioxines, zware metalen) of waarvan de teeltaarde door voorgaande
teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv.
hardfruitboomgaard, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse
2.1.2
Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie
van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een
grondanalyse door een erkend laboratorium.
2.1.3
Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic,
vooral in percelen langs wegen).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 3 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.1.4
Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van
dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar.
2.2.1
Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een
officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs
waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de
afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk
aan u heeft verklaard.
Bij eigen vermeerdering dient een NAK-goedkeuringsbewijs (aardappelen)
of TBM-beoordelingsbewijs (zetmeelaardappelen) aanwezig te zijn.
2.2.2
n.v.t.
2.2.3
n.v.t.
2.3.1
Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete
goedkeuring van de afnemer.
2.3.2
n.v.t.
2.3.3
Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor
GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd.
2.3.4
Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde
gewas.
2.3.5
Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor
aardappelen geldt een minimale afstand van 10 m.
2.3.6
GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO
partijen.
2.3.7
Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij
daarna zeer grondig gereinigd.
2.3.8
Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het
‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G).
2.4 Machinegebruik
2.4.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone
machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie,
vet, glas).
2.5 Bemesting
2.5.1
Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van
analysegegevens). (= should)
2.5.2
Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van
een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat
het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas.
(geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn
volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde
analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en
voldaan wordt aan de glasnorm.
Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale
deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De
toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost.
Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen
moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
(minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen
worden.
2.5.3
Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting
2.5.4
Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F).
2.2 Uitgangsmateriaal
2.3 GGO-gewassen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 4 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.5.5
Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen
meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv.
beendermeel).
2.6.1
Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij
voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should)
2.6.2
n.v.t.
2.7.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een
middel (nog) is toegelaten.
2.7.2
Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen
alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder
verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie
www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar).
Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het
verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen
van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet
toestemming heeft gegeven om het samen te voegen.
2.7.3
Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel)
2.7.4
De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de
spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer
periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen)
2.7.5
De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige
spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
2.8.1
Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding
(incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en
giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie
www.kennisakker.nl
2.8.2
n.v.t.
2.8.3
n.v.t.
2.9 Watergebruik
2.9.1
Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en
regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie
inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten
2.10 Jacht
2.10.1 n.v.t.
2.6 Goede dosering
meststoffen
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
2.8 Ziekten, plagen en
gebreken
3.
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
Akkerbouw Certificeringsoverleg
nee nvt.
Voldoet?
ja
Pagina 5 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
3.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
3.1 Machines
3.2 Verpakking van
diervoeders (alleen
van eigen oogst)
ja
3.1.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en
transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen
(zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op:
beschadigingen inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik
schone kipwagens, kisten, etc.
Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
3.1.2
n.v.t.
3.1.3
n.v.t.
3.1.4
Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact
zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd.
3.2.1
n.v.t.
3.2.2
n.v.t.
nee nvt.
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
nee nvt.
4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf)
4.1 Niet overdekte
bewaarplaatsen
4.2 Diervoeders (alleen
van eigen oogst)
4.1.1
De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging
zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin.
4.1.2
n.v.t.
4.2.1
De kuilkwaliteit wordt bewaakt en schimmelgroei wordt voorkomen.
4.2.2
n.v.t.
4.2.3
Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen
beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren.
4B. Overdekte bewaring
(Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in
een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5))
4.3 Overdekte
bewaarplaats
4.3.1
Zorg jaarrond voor een schone bewaarplaats. Niet voor andere doeleinden
zoals machineonderhoud, stalling of opslag gebruiken, tenzij
verontreiniging van de vloer of wanden wordt voorkomen (bijv. afdekken
met plastic of zeil; bij opslag van hulpstoffen is intacte verpakking ook
voldoende).
4.3.2
De bewaarplaats (dak, wand, enz.) is goed onderhouden, zodat geen
vervuiling van het product kan optreden.
4.3.3
n.v.t.
4.3.4
De bewaarruimte met geoogst product is afgescheiden van
machineberging, werkplaats en opslag van materialen en hulpstoffen, om
verontreiniging van geoogst product (met bijv. slijpsel, chemicaliën,
meststoffen en olie) te voorkomen.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 6 van 8
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
4.3.5
Product in tussenopslag (ook bij derden) wordt volgens dezelfde (VVAK,
GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5
of B6 (bij afzet als diervoeder) opgeslagen.
4.3.6
Geen opslag in bewaarruimte/ kisten waar in het betreffende teeltjaar ggogewassen in zijn opgeslagen, tenzij zeer grondig gereinigd.
4.4 Geen direct daglicht 4.4.1
in bewaarruimte
Er komt geen direct daglicht boven het product in de bewaarplaats,
waardoor groene knollen / productverkleuring wordt voorkomen. (= should)
4.5 Ongediertebestrijding, vogels en
huisdieren
4.5.1
Bestrijd en/of weer ongedierte, vogels, huisdieren en insecten, door de
opslagplaatsen hiervoor af te schermen (sluit toegangen; gaas voor
openingen) en indien nodig het plaatsen van lokdozen/vallen. (=
should)
Let op: bij ratten kan verminderde gevoeligheid optreden voor bepaalde
chemische bestrijdingsmiddelen!
4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen /
kiemremming /
ontsmetting
4.6.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u
checken of een middel (nog) is toegelaten.
4.6.2
n.v.t.
4.6.3
Gebruik van kiemremmingsmiddelen is niet toegestaan.
4.6.4
De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie,
ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
4.7 Klimaatbeheersing/
conditionering van
het product
nee nvt.
Algemeen:
- optimale klimaatbeheersing nastreven.
- product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting).
- voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product.
4.7.1
Gebruik alleen goed onderhouden en goed afgestelde apparatuur.
4.7.2
Gebruik alleen geschikte brandstoffen (bij directe droging of verwarmen
van het product: aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte
stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits deze aan wettelijke normen
voldoet)). Andere brandstoffen uitsluitend na overleg met afnemer.
4.7.3
Geldt alleen voor producten van eigen oogst met bestemming diervoeder:
Specificaties van de apparatuur zijn beschikbaar en bij directe droging het
type brandstof registreren.
4.7.4
n.v.t.
4.8 Thermometer
4.8.1
Gebruik uitsluitend breukvrije thermometer zonder kwik.
4.9 Lampen
4.9.1
n.v.t.
4.10 Koelapparatuur
4.10.1 Gebruik goed onderhouden apparatuur en afdekplaat boven het product,
ter voorkoming van lekkage van koelvloeistof in product.
4.10.2 Koelapparatuur is voorzien van een STEK rapport (niet ouder dan 2 jaar).
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
5.1.1
5.1 Vreemde
bestanddelen,
ongewenste stoffen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
ja
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en
transportmiddelen.
Pagina 7 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
ja
5.1.2
n.v.t.
5.1.3
Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
5.1.4
Voldoende capaciteit inzetten om vreemde bestanddelen uit te lezen.
5.1.5
n.v.t.
5.1.6
Bij aflevering van eigen oogst met bestemming diervoerder, zichtbare
schimmel- en broeiplekken verwijderen.
5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen
5.2.1
Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt
zijn tijdens inschuring of bewaring.
5.3 Transport door
derden
5.3.1
Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Transporteur is
in het bezit van het GMP+ B4.1 (transport) certificaat. Bij transport in
opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport door of
in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig.
******
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 8 van 8
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
VVAKkerbouw
module: suikerbieten
Zelfbeoordelingslijst
Voedsel- en Voederveiligheid
suikerbieten
Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 1 van 7
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Zelfbeoordeling/checklist
Naam:………………………..
Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid.
Datum: … / …. / 2014; Paraaf: …..
Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te
controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De
bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring.
1.
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
1.1 Eigen verklaring +
zelfbeoordeling/checklist
1.1.1
U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen)
ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist.
1.2 Traceerbaarheid
(eenduidige
registratie van het
perceel, de teelt en
afnemer)
Zie ook bijlage H.
1.2.1
Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras en oppervlakte.
1.2.2
Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1
oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een
teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of
spuitboekje.
1.2.3
Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen,
gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden
worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8).
1.2.4
n.v.t.
1.2.5
U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per
cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt.
bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen.
1.2.6
Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en
vermenging van partijen wordt voorkomen.
1.2.7
Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek
daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en
hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren.
1.2.8
Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden
minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard.
1.2.9
Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd
maar separaat opgeslagen.
1.3 Calamiteiten
e
bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie,
radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of
quarantaine organismen.
1.3.1
Akkerbouw Certificeringsoverleg
In geval van een dergelijke calamiteit:
legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd
(bijlage C ‘Calamiteiten’ invullen).
geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen.
overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de
betreffende partij.
raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
(zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet
worden aan de VWA.
Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens:
raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie
www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of
en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International.
geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV)
(tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010).
Pagina 2 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
nee nvt.
bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet
(meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het
tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade.
1.3.2 In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast:
wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd.
hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant).
U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken.
1.4.1
U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen,
schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met
uw afnemer..
1.4.2
Bij afzet als diervoeder: zie bijlage J. Voor productnormen bij diervoeder
zie www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx.
1.4bKennisontwikkeling, actualisatie
vakmanschap
(=should)
1.4.3
U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten,
veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie
www.kennisakker.nl; www.irs.nl.
1.5 Hygiëne
1.5.1
n.v.t.
1.5.2
n.v.t.
1.5.3
Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook
1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product
wordt voorkomen.
1.4a Wetgeving
(=should)
1.6 Opslag hulpstoffen
1.7 Loonwerk
2.
betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en
ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen.
1.6.1
Opslag voldoet aan wettelijke eisen.
1.6.2
De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden
plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product.
1.7.1
U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent
daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als
loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of
Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk
ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan
aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren.
1.7.2
Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels
geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit.
Voldoet?
TEELT
2.1 Perceelskeuze
ja
2.1.1
Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door
opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie,
dioxines, zware metalen) of waarvan de teeltaarde door voorgaande
teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv. teelt van
hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse
2.1.2
Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie
van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een
grondanalyse door een erkend laboratorium.
2.1.3
Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic,
vooral in percelen langs wegen).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 3 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.1.4
Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van
dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar.
2.2.1
Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een
officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs
waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de
afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk
aan u heeft verklaard.
2.2.2
Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen
tijdens de teelt te verminderen. (=should)
2.2.3
n.v.t.
2.3.1
Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete
goedkeuring van de afnemer.
2.3.2
Indien bietenzaad niet is ingekocht via Cosun, dan kunt u hiervoor een
ontheffing van de RvB van Cosun tonen.
2.3.3
Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor
GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd.
2.3.4
Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde
gewas.
2.3.5
Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor
suikerbieten geldt een minimale afstand van 3 m.
2.3.6
GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO
partijen.
2.3.7
Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij
daarna zeer grondig gereinigd.
2.3.8
Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het
‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G).
2.4 Machinegebruik
2.4.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone
machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie,
vet, glas).
2.5 Bemesting
2.5.1
Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van
analysegegevens). (= should)
2.5.2
Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van
een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat
het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas.
(geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn
volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde
analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en
voldaan wordt aan de glasnorm.
Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale
deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De
toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost.
Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen
moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
(minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen
worden.
2.5.3
Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting
2.5.4
n.v.t.
2.2 Uitgangsmateriaal
2.3 GGO-gewassen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 4 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.5.5
Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen
meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv.
beendermeel).
2.6.1
Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij
voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should)
2.6.2
n.v.t.
2.7.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een
middel (nog) is toegelaten.
2.7.2
Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen
alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder
verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie
www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar).
Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het
verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen
van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet
toestemming heeft gegeven om het samen te voegen.
2.7.3
Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel)
2.7.4
De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de
spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer
periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen)
2.7.5
De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige
spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
2.8.1
Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding
(incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en
giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie
www.kennisakker.nl
2.8.2
n.v.t.
2.8.3
n.v.t.
2.9 Watergebruik
2.9.1
Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en
regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie
inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten
2.10 Jacht
2.10.1 n.v.t.
2.6 Goede dosering
meststoffen
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
2.8 Ziekten, plagen en
gebreken
3.
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
Akkerbouw Certificeringsoverleg
nee nvt.
Voldoet?
ja
Pagina 5 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
3.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
3.1 Machines
3.1.1
ja
nee nvt.
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en
transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen
(zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op:
olie- en brandstoflekkage, gebruik schone kipwagens, kisten, etc.
Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
3.2 Verpakking van
diervoeders (alleen
van eigen oogst)
3.1.2
n.v.t.
3.1.3
n.v.t.
3.1.4
Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact
zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd.
3.2.1
n.v.t.
3.2.2
n.v.t.
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
nee nvt.
4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf)
4.1 Niet overdekte
bewaarplaatsen
4.2 Diervoeders (alleen
van eigen oogst)
4.1.1
De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging
zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin.
4.1.2
n.v.t.
4.2.1
De kuilkwaliteit wordt bewaakt en schimmelgroei wordt voorkomen.
4.2.2
n.v.t.
4.2.3
Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen
beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren.
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
5.1.1
5.1 Vreemde
bestanddelen,
ongewenste stoffen
ja
Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en
transportmiddelen.
5.1.2
n.v.t.
5.1.3
Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen:
A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen
B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk)
C. kunstmest: reinigen met water
D. verpakte producten: vegen
E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie
F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie
door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling.
5.1.4
n.v.t.
5.1.5
n.v.t.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 6 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
ja
5.1.6
Bij aflevering van eigen oogst met bestemming diervoerder, zichtbare
schimmel- en broeiplekken verwijderen.
5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen
5.2.1
n.v.t.
5.3 Transport door
derden
5.3.1
Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Transporteur is
in het bezit van het GMP+ B4.1 (transport) certificaat. Bij transport in
opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport door of
in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig.
******
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 7 van 7
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
VVAKkerbouw
module: Duurzaam Akkerbouw Bedrijf
(wel/niet conform RED)
Zelfbeoordelingslijst
Duurzaam Akkerbouw
Bedrijf (DAB)
Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015
Het predicaat “Duurzaam Akkerbouw Bedrijf” kan worden behaald
met een jaarlijkse controlefrequentie, of 1x per 3 jaar.
Bij een jaarlijkse inspectie voldoet het teeltbedrijf
aantoonbaar aan de RED-eisen zoals opgenomen in
Richtlijn 2009/28/EG.
De betrokken CI vermeldt dan op het certificaat dat
biomassa conform RED geproduceerd wordt.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 1 van 10
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Zelfbeoordeling/checklist
Naam:………………………..
Datum: … / …. / 2014; Paraaf: …..
Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid.
Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te
controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot duurzaamheidsproblemen kunnen leiden. De
bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring.
De aandachtspunten die met “should bij 1:3” zijn aangeduid, zijn wel gewenst maar niet verplicht bij een
controlefrequentie van 1x per 3 jaar.
1.
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
1.1 Eigen verklaring +
zelfbeoordeling/checklist
1.1.1
U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen)
ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist.
1.2 Traceerbaarheid
(eenduidige
registratie van het
perceel, de teelt en
afnemer)
Zie ook bijlage H.
1.2.1
Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte, en indien van
toepassing een plattegrond van de bewaarruimte(n). Een plattegrond van
de bewaarruimte(n) geldt niet voor granen, zaden & peulvruchten (GZP),
suikerbieten en zetmeelaardappel.
1.2.2
Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1
oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een
teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of
spuitboekje.
1.2.3
Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen,
gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden
worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8).
1.2.4
U registreert waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie van
herkomst van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en
hoeveelheid (raming). (geldt niet voor suikerbieten en
zetmeelaardappelen.)
1.2.5
U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per
cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt.
bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen.
1.2.6
Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en
vermenging van partijen wordt voorkomen.
1.2.7
Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek
daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en
hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren.
1.2.8
Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden
minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard.
1.2.9
Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd
maar separaat opgeslagen.
1.3 Calamiteiten
e
bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie,
radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of
quarantaine organismen.
1.3.1
n.v.t.
bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet
(meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het
tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade.
1.4a Wetgeving
(=should)
1.3.2
n.v.t.
1.4.1
U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen,
schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 2 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
uw afnemer. Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl
(zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’)
1.4.2
n.v.t.
1.4bKennisontwikkeling, actualisatie
vakmanschap
(=should)
1.4.3
n.v.t.
1.5 Hygiëne
1.5.1
Bij opslag/bewaring op het teeltbedrijf weten zowel derden (bezoekers) als
personeel aan welke hygiëneregels voldaan moet worden (zichtbaar
ophangen). Minimumeis: zie bijlage K.
Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.
1.5.2
Er wordt gewerkt volgens de hygiëneregels. Deze zijn bekend bij u zelf en
het personeel d.m.v. een instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten
ondertekenen).
Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.
1.5.3
Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook
1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product
wordt voorkomen.
1.6 Opslag hulpstoffen
1.7 Loonwerk
1.8 Arbeid
betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en
ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen.
1.6.1
Opslag voldoet aan wettelijke eisen.
1.6.2
De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden
plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product.
1.7.1
U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent
daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als
loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of het
Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk
ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan
aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren.
1.7.2
Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels
geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit.
1.8.1
Bij inzet van externe arbeid (incl. vakantiewerkers; excl. mechanisch
loonwerk) worden de wettelijke regels in acht genomen v.w.b. minimum
leeftijd, arbeidsduur en sociale afdrachten, en worden geen illegalen
ingezet. Bij inzet van uitzendkrachten is dit aantoonbaar door een kopie
van een geldig NEN4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er kan
volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring.
1.8.2
Voorkom/beperk fysieke overbelasting van personeel door kennis te (laten)
nemen en het toepassen van de “Tilwijzer”:
www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysieke-belasting
1.8.3
Voorkom dat personeel werkt in een stoffige of geluidvolle omgeving, of
zorg voor doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen (bijv.
ventilatie/afzuiging, gehoordopjes, stofkapjes).
1.8.4
Personeel is bekend met belangrijke telefoonnummers en locaties (i.v.m.
mogelijk ongeval/nood). Het betreft de telefoonnummers van brandweer,
politie, ambulance, elektriciteit-, water- en gasbedrijf, de locatie van
brandblusser(s) en EHBO-box, en de afsluiters van gas, water en elektra.
1.8.5
Op het bedrijf is een compleet en goed onderhouden EHBO-box aanwezig.
1.8.6
Personeel wordt betrokken bij ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door
deelname aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen,
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 3 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
voorlichtingsdagen).
1.9 Flora & fauna
(Natuurgebieden)
1.9.1
Het gebruik van uw percelen gelegen in of naast
natuurbeschermingsgebieden en -beschermingszones is in
overeenstemming met de regels die daarvoor wettelijk gelden, dan wel op
grond van regelingen en/of overeenkomsten (bijv. hamsterovereenkomst,
nationale parken, enz.).
(Vogelbeheer)
1.9.2
Bij de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met de vogelstand, door
de vogels tijdens het broedseizoen niet moedwillig te verjagen of af te
schieten tenzij wettelijk toegestaan, en bij grondbewerking zoveel mogelijk
weidevogelnesten te behouden (markeren/verleggen).
Voor regels voor verjagen zie www.faunabeheereenheid.nl.
(Habitats)
1.9.3
U zorgt actief voor instandhouding van landschapselementen op eigen
terrein (o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/-groepen, geïsoleerde bomen en
akkerranden). Bijvoorbeeld door baggeren, maaien, snoeien, plaggen,
verschralen, enz.
1.9.4
Teeltvrije zones langs sloten en oppervlaktewater (conform
Lozingenbesluit open teelt en veehouderij) worden gerespecteerd. De
afstand tussen insteek talud en midden van de buitenste gewasrij is
minimaal:
- 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei, schorseneren en peen.
- 1,00 m idem, maar dan bij luchtondersteunende spuit.
- 0,25 m bij granen en graszaad.
- 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen.
De teeltvrije zone geldt niet bij greppels, droge sloten en biologische teelt.
1.9.5
Pas akkerrandbeheer toe (bijvoorbeeld inzaai bloemrijke mengsels), inzet
plakvallen, groene vlieg en/of inzet steriele mannetjes. (=should)
1.9.6 Teel minimaal één “klein gewas”. Dit zijn (mengsels van) plantensoorten
(shoul die regionaal op beperkt areaal worden geteeld, vaak op kleine percelen of
d bij
perceelsranden.
1:3)
1.10.1 U neemt maatregelen om verslechtering van bodemstructuur en
1.10
Bodembeheer
(structuur/kwaliteit)
gebruikswaarde van uw percelen te voorkomen. Bijvoorbeeld
vruchtwisseling, juiste bandenspanning, rijpadensysteem, groenbemester,
grondbewerking (diep of mulch), enz..
1.10.2 Maak bij mogelijke structuurproblemen een profielkuil ter vaststelling en
om te bepalen hoe het opgelost kan worden. (=should)
1.10.3 Pas op stuifgevoelige gronden anti-stuifmaatregelen toe (bijvoorbeeld
stuifdek, gewasresten oppervlakkig inwerken (mulchen))
(erosie)
1.10.4 U neemt maatregelen om erosie door neerslag op percelen met een
hellingspercentage van >2% te voorkomen. Bijvoorbeeld (conform
Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg): diepe grondbewerking na
elke oogst, niet-kerende grondbewerking (NKG), opentrekken wielsporen,
bodembedekking tijdens winterperiode, enz.
(organisch stof)
1.10.5 U neemt maatregelen om afname van het organisch stofgehalte te
voorkomen en controleert dit bij voorkeur door bodemanalyse (bijv. elke 4
jaar in combinatie met bemestingsonderzoek). Bijvoorbeeld: toepassen
van groenbemester, compost, mest, onderwerken van gewasresten, enz.
1.10.6 Stel een organisch stof balans op. (=should)
1.11 Emissiereductie
1.11.1 Bijlage M wordt ingevuld indien (rest)producten van de akkerbouwmatige
(shoul teelten worden afgeleverd als biomassa voor energiedoeleinden en de
d bij
afnemer dit wenst. Let op: kopie bewaren in eigen administratie, incl. de
1:3)
bewijzen/berekeningen, en 5 jaar bewaren!
1.12 Rendabiliteit
1.12.1 Optimaliseer het bouwplan. Houd daarbij rekening met de sterke
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 4 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
1.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
ALGEMEEN
ja
nee nvt.
kenmerken van het bedrijf (bijvoorbeeld ligging, grondsoort, beschikbare
arbeid, faciliteiten, enz.). Schakel daarbij de hulp in van (een) externe
adviseur(s) (bijvoorbeeld boekhouder, toeleverancier en/of afnemer).
1.12.2 Optimaliseer de efficiëntie van machines en arbeid. Bijvoorbeeld door
samenwerking/uitwisseling (werktuigenvereniging/loonwerk), verlengen
gebruiksduur (onderhoud!), externe dienstbetrekking en/of
machineverhuur.
1.13 Lokale welvaart
1.13.1 Het bedrijf heeft een nette uitstraling. Erf en gebouwen zijn goed
onderhouden, geen langdurige onoverdekte opslag/stalling van machines,
materialen, enz. Op de percelen worden restanten van teelt/bewaring
z.s.m. opgeruimd (bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden)
1.13.2 Bij investeringsplannen ook lokale mogelijkheden (bedrijven, producten,
diensten) onderzoeken.
1.13.3 U neemt deel aan netwerken & bijeenkomsten, hebt regelmatig contact
met collega’s en/of een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld deelname
aan vakbeurzen, voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz.
1.14 Energie
1.1
4.1
Brandstofverbruik wordt beperkt door:
- minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen
- uitvoering werkzaamheden onder optimale (bodem)omstandigheden
- motoren niet onnodig te laten draaien
- gebruik van de eco-stand van de aftakas (indien beschikbaar)
- handel op basis van actueel verbruik (indien aanwezig)
1.14.2 Het brandstofverbruik (diesel, benzine en LPG) wordt jaarlijks kritisch
(shoul beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar. Daarbij wordt een lijst
d bij
met belangrijkste verbruikers opgesteld (bijvoorbeeld tractor A, heftruck,
1:3)
kachels, enz.).
1.14.3 Bij aankoop van nieuwe tractor en zelfrijdende machines het
brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke tractoren en machines laten
meewegen in het aankoopbesluit.
1.14.4 Elektriciteitsverbruik wordt beperkt door besparingsmaatregelen.
Voorbeelden zijn: inzet tijdklok, regelmatige reiniging van
ventilatoren/condensoren, gebruik van natuurlijke trek tijdens bewaring,
isolatie, spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp), enz.
1.14.5 Het energieverbruik ((aard)gas en elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch
(shoul beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar (jaarafrekeningen).
d bij
Daarbij wordt een lijst met belangrijkste verbruikers opgesteld
1:3)
(bijvoorbeeld ventilatoren, kachels, koelmachines, transportbanden,
erfverlichting, enz.)
1.14.6 Op het bedrijf wordt energie opgewekt (bijvoorbeeld m.b.v. zonnepanelen,
windmolen of biovergister). (=should)
2.
Voldoet?
TEELT
2.1 Perceelskeuze
ja
2.1.1
Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door
opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie,
dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de teeltaarde
door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is
(bijv. teelt van hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse
2.1.2
Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie
van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een
grondanalyse door een erkend laboratorium.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 5 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
2.1.3
Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic,
vooral in percelen langs wegen).
2.1.4
n.v.t.
(biodiversiteit)
2.1.5
De percelen waarvan (rest)producten van de akkerbouwmatige teelten
afkomstig zijn, hadden op 1/1/2008 aantoonbaar een agrarische
bestemming. Bewijs: teeltregistratie 2007, foto Google-earth, enz.
(blijvend grasland)
2.1.6 Bij scheuren van grasland worden de wettelijk regels in acht genomen
(shoul (m.n. toegestane periode en volgteelt). Scheuren mag tussen 1/2 en 10/5
d bij
(zand/löss) of 15/9 (klei/veen) en aansluitend een N-behoeftig gewas.
1:3)
2.1.7
Op percelen wordt geen monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) toegepast,
tenzij de monocultuur de milieubelasting niet verhoogd (bijv. gbm-gebruik).
2.2.1
n.v.t.
2.2.2
Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen
tijdens de teelt te verminderen. (=should)
2.2.3
n.v.t.
2.3.1
n.v.t.
2.3.2
n.v.t.
2.3.3
n.v.t.
2.3.4
n.v.t.
2.3.5
n.v.t.
2.3.6
n.v.t.
2.3.7
n.v.t.
2.3.8
n.v.t.
2.4 Machinegebruik
2.4.1
Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone
machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie,
vet, glas).
2.5 Bemesting
2.5.1
Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van
analysegegevens). (= should)
2.5.2
Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van
een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat
het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas.
(geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn
volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde
analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en
voldaan wordt aan de glasnorm.
Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale
deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De
toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost.
Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen
moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
(minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen
worden.
2.5.3
Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting
2.5.4
Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F). (geldt niet voor
suikerbieten)
2.2 Uitgangsmateriaal
2.3 GGO-gewassen
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 6 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
2.6 Goede dosering
meststoffen
ja
2.5.5
Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen
meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv.
beendermeel).
2.5.6
Resultaat bemestingsonderzoek (PK-bodemanalyse, max. 4 jaar oud)
wordt gebruikt bij het opstellen van het bemestingsplan.
2.5.7
Stel een stikstof (N) en fosfaat (P) balans op. (=should)
2.6.1
Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij
voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should)
2.6.2
Geldt alleen bij consumptieaardappelen: jaarlijkse kalibratie uitvoeren
(controle op goede werking, afstelling en verdeling) + datum van deze test
noteren 
2.7 Gewasbeschermingsmiddelen
datum: ___- ___-2014
2.7.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een
middel (nog) is toegelaten.
2.7.2
Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen
alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder
verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie
www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar).
Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het
verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen
van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet
toestemming heeft gegeven om het samen te voegen.
2.7.3
Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel)
2.7.4
De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de
spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer
periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen)
2.7.5
De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige
spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
2.7.6
Bij het opstellen van het gbm-plan wordt de milieumeetlat gebruikt. Zie
www.milieumeetlat.nl, of via eigen managementsysteem.
2.7.7
Op het bedrijf wordt geïntegreerde ziekte- en plaagbestrijding (IPM)
toegepast, door toepassing van minimaal 1 activiteit bij elk van de
volgende methoden:
- ‘preventie’ (om de kans en intensiteit te beperken). Voorbeelden:
gewasrotatie (zie 2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal,
enz.
- ‘Observatie & monitoring’ (om moment en techniek (curatief/preventie) te
bepalen). Voorbeelden: waarschuwingssysteem, luizenvallen,
gewasinspectie, enz.
- ‘Interventie’ (inzet van bestrijdingsmethode(n)). Voorbeelden: bespuiting,
loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz.
Waar mogelijk niet-chemische methoden overwegen.
2.7.8
Bij risico op resistentieontwikkeling, advies op het etiket (WG/GA)
volgen.
2.7.9
Behandelingen worden toegepast onder geschikte
weersomstandigheden (windsnelheid en andere specifieke
aanwijzingen op het etiket).
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 7 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
2.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
TEELT
ja
nee nvt.
2.7.10 Voor minimaal 1 gewas wordt een BeslissingOndersteunendSysteem
(BOS) gebruikt om het optimale moment van toepassing en eventueel de
dosering van gbm te bepalen. Voorbeeld BOS: een adviesmodule in het
eigen management systeem of systemen van derden (o.a. phytophthoraalarmeringssyteem). (=should)
2.7.11 Gbm worden toegepast middels een Laag-Doseringssysteem (LDS) en/of
door gebruik te maken van speciale spuittechniek (bijv. rijenbespuiting), als
het wettelijk is toegestaan en de effectiviteit toeneemt.
2.7.12 Bij gelijke effectiviteit wordt gekozen voor zaadcoating i.p.v. rij- of
volveldstoepassingen.
2.7.13 Bij problemen met nematoden wordt gekozen voor resistente
gewassen/rassen en/of granulaat (volvelds of in rijen). Een
grondontsmetting met metam-natrium alleen als noodmaatregel
toepassen.
2.7.14 Bij inzet insecticiden wordt gekozen voor specifiek werkende middelen (om
natuurlijke vijanden te ontzien of te stimuleren), tenzij de werking van dat
middel op het doelorganisme minder is.
2.8 Ziekten, plagen en
gebreken
2.9 Watergebruik
(beregening/
irrigatie)
(oppervlaktewater)
2.10 Jacht
3.
2.8.1
n.v.t.
2.8.2
n.v.t.
2.8.3
n.v.t.
2.9.1
n.v.t.
2.9.2
U bent bekend met de regels voor het onttrekken van oppervlakte- en
grondwater voor beregening/irrigatie, en u houdt zich daaraan. Het gaat
om regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot), waterschappen (i.v.m. droogte of
vergunning) en in waterwingebieden (i.v.m. bescherming grondwater).
2.9.3
Storende grondlagen (bijv. ploegzool) worden gebroken om de beworteling
en capillaire werking te verbeteren (en minder (snel) vochttekort ontstaat).
2.9.4
De watergift wordt binnen het perceel gevarieerd (bijv. m.b.v. sensoren of
“remote-sensing”), afhankelijk van de gewasbehoefte. (=should)
2.9.5
Alleen beregenen als verdamping het laagst is (avond/nacht), tenzij niet
afdoende (door capaciteit of areaal) of lokaal niet toegestaan.
2.9.6
Bij het vullen van de spuitmachine met oppervlaktewater houdt u 2 m
afstand tot de insteek van het talud en is de aanzuigslag voorzien van een
terugslagklep.
2.10.1 n.v.t.
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
3.1 Machines
3.2 Verpakking van
diervoeders (alleen
3.1.1
n.v.t.
3.1.2
n.v.t.
3.1.3
n.v.t.
3.1.4
n.v.t.
3.2.1
n.v.t.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Voldoet?
ja
Pagina 8 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
3.
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN
van eigen oogst)
3.2.2
ja
nee nvt.
n.v.t.
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
ja
nee nvt.
4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf)
4.1 Niet overdekte
bewaarplaatsen
4.2 Diervoeders (alleen
van eigen oogst)
4.1.1
n.v.t.
4.1.2
n.v.t.
4.2.1
n.v.t.
4.2.2
n.v.t.
4.2.3
n.v.t.
4B. Overdekte bewaring
(Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in
een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5))
4.3.1
n.v.t.
4.3.2
n.v.t.
4.3.3
n.v.t.
4.3.4
n.v.t.
4.3.5
n.v.t.
4.3.6
n.v.t.
4.4 Geen direct daglicht 4.4.1
in bewaarruimte
n.v.t.
4.5 Ongediertebestrijding, vogels en
huisdieren
4.5.1
n.v.t.
4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen /
kiemremming /
ontsmetting
4.6.1
Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen
uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing
(etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de
frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u
checken of een middel (nog) is toegelaten.
4.6.2
n.v.t.
4.6.3
n.v.t.
4.6.4
De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie,
ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
4.3 Overdekte
bewaarplaats
4.7 Klimaatbeheersing/
conditionering van
het product
Algemeen:
- optimale klimaatbeheersing nastreven.
- product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting).
- voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product.
4.7.1
Akkerbouw Certificeringsoverleg
n.v.t.
Pagina 9 van 10
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Voldoet?
4. OPSLAG / BEWARING
4.7.2
n.v.t.
4.7.3
n.v.t.
4.7.4
n.v.t.
4.8 Thermometer
4.8.1
n.v.t.
4.9 Lampen
4.9.1
n.v.t.
4.10 Koelapparatuur
4.10.1 n.v.t.
ja
nee nvt.
4.10.2 n.v.t.
Voldoet?
5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN
ja
5.1.1
5.1 Vreemde
bestanddelen,
ongewenste stoffen 5.1.2
n.v.t.
5.1.3
n.v.t.
5.1.4
n.v.t.
5.1.5
n.v.t.
5.1.6
n.v.t.
5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen
5.2.1
Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt
zijn tijdens inschuring of bewaring.
5.3 Transport door
derden
5.3.1
n.v.t.
n.v.t.
Gewasspecifieke aandachtspunten: handmatige oogst en
verpakking van Industriegroenten
1.5 EHBO materiaal
1.5.4
n.v.t.
3.3 Persoonlijke
hygiëne bij
handmatige oogst
3.3.1
n.v.t.
3.4 Product afval
3.4.1
n.v.t.
3.5 Klein oogstmateriaal (mesjes)
3.5.1
n.v.t.
3.6 Verontreiniging
product met
oliën/vetten
3.6.1
n.v.t.
3.7 Fust en verpakkingsmateriaal
3.7.1
n.v.t.
Voldoet?
ja
******
Akkerbouw Certificeringsoverleg
nee nvt.
Pagina 10 van 10
mei 2014
nee nvt.
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Bijlage M: Invulformulier ‘Duurzame biomassa (RED)’
ALGEMEEN

lees eerst de toelichting!
Uw bedrijfsgegevens:
Naam: .………………………………………..
Telefoon (vast): ……….…………………
Adres: .………………………………..………
Telefoon (mobiel): (06) …….……………
Postcode + plaats: .……………………………
E-mail: ………………...…….…………..

Afnemer:
Vermeld hieronder wie (een gedeelte van) de (bij)producten van uw teeltbedrijf wil gebruiken of
afzetten (doorverkopen) als “duurzame biomassa” voor energiedoeleinden.
Naam: .………………………….. Plaats: .…………………… Telefoon: ……….……………
BIOMASSA

Gewas:
Vermeld hieronder de gegevens van het gewas waarvan (een gedeelte van) een (bij)product
wordt afgezet als “duurzame biomassa”.
Gewas: ………………………… Oogstjaar: ..…...........….. Totaal gewasareaal: …..….... ha
Areaal waarvan de “duurzame biomassa” afkomstig is: ............ ha
Dit areaal is gelegen in de volgende provincie(s):
….. ha in provincie …………………
….. ha in provincie …………………

(Bij)producten:
Vul hieronder de gegevens van alle geoogste (bij)producten van het bovengenoemde gewas in.
Noteer per (bij)product de totale geoogste hoeveelheden van het gehele gewasareaal. Vul bij de
belangrijkste kwaliteits-indicator het % in en geef duidelijk aan waarop het betrekking heeft.
1
2
3
4
(Bij)product
(naam)**
Gewicht Belangrijkste kwaliteits-indicator
(ton)
(gemiddelde van de gehele oogst)
Gebruik als “duurzame
biomassa”?
……………
………..
..… % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds*
ja / nee / onbekend**
……………
………..
….. % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds*
ja / nee / onbekend**
……………
………..
….. % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds*
ja / nee / onbekend**
……………
………..
..… % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds*
ja / nee / onbekend**
*) omcirkelen of doorhalen; ds = droge stof.
**) zaden/puntjes/stro/blad/loof/hooi/knollen/wortels/..
De daadwerkelijke hoeveelheid als “duurzame biomassa” afgeleverde (bij)producten is bekend
bij de afnemer en hoeft dus niet opgegeven te worden.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 88 van 91
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
HANDELINGEN op uw teeltbedrijf
Hieronder moet u voor elke fase die de “duurzame biomassa” op uw bedrijf doorloopt en die
onder uw verantwoordelijkheid valt, gegevens noteren. Uw verantwoordelijkheid voor het
product eindigt daar waar deze wordt overgedragen aan de afnemer. (Bijvoorbeeld bij oogst of
aflevering in opdracht van de afnemer, of eigendomsoverdracht (verkoop)).
Bij onduidelijkheid is het advies om in overleg te treden met de afnemer van uw “duurzame
biomassa” en af te spreken welke gegevens u moet/kunt aanleveren.
Vink hieronder aan welke van de volgende fasen van de teelt/behandeling van de “duurzame
biomassa” onder uw verantwoordelijkheid (incl. loonwerk in uw opdracht) plaatsvinden. Vul
vervolgens voor elke aangevinkte handeling de gevraagde gegevens in (bij A, B, C en/of D).
□ teelt (teelthandelingen tot de oogst)
□ oogst + transport (oogst en transport tot (tussen)opslag of bewaring)
□ (tussen)opslag en/of bewaring (kuil / silo / schuur)
□ transport (van (tussen)opslag of bewaring tot afnemer)
A
--> vul A in
--> vul B in
--> vul C in
--> vul D in
Teelt
Deze fase betreft het telen van het gewas, exclusief de oogst. Vink hieronder aan van welk gewas
de “duurzame biomassa” afkomstig is:
□ Wintertarwe (in Limburg), kool/raapzaad, korrelmaïs en suikerbiet:
--> sla ‘Oogst + transport’ (B) over, want voor deze gewassen gelden standaard-waarden.
Ga verder naar ‘Opslag en/of bewaring’ (C), indien u dat hierboven hebt aangekruist.
Anders ga door naar ‘ONDERTEKENING’.
□ Alle overige gewassen (incl. wintertarwe in de rest van Nederland):
Vul onderstaande tabel in. U mag zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha.
eenheid
TEELT
gewas
per ha
Totaal brandstofverbruik (excl. oogst) ………… ………… liter diesel
Totaal bemesting (dierlijke mest)
………… ………… kg N
Totaal bemesting (kunstmest)
………… ………… kg N
………… ………… kg P2O5
………… ………… kg K2O
………… ………… kg CaO
Totaal gewasbescherming (pesticiden) ………… ………… kg werkzame stof (w.s.)*
Hoeveelheid uitgangsmateriaal
………… ………… kg zaad, plant- of pootgoed
* gehalte x hoeveelheid
Ga verder naar ‘Oogst + transport’ (B), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door
naar ‘ONDERTEKENING’.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 89 van 91
mei 2014
Handboek VVAK
B
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Oogst + transport
Deze fase betreft de oogst en het vervoeren van het geoogst product naar de (tussen)opslag of
(langdurige) bewaring. Dit betreft bijvoorbeeld het transport van geoogst product van het perceel
naar het erf, of direct naar de afnemer. Vaak is het transport in kleinere hoeveelheden en met
eigen transportmiddelen ((kip)wagens).
Vul onderstaande tabel in. U mag zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha.
eenheid
OOGST
Gewas
per ha
Totaal brandstofverbruik oogstmachine(s) ………… ………… liter diesel
Vul onderstaande tabel in voor het (bij)product (als het eerst door u wordt opgeslagen/bewaard
alvorens het geheel of gedeeltelijk als “duurzame biomassa” wordt afgeleverd), of voor de
afgeleverde “duurzame biomassa” (als het rechtstreeks wordt afgeleverd bij de afnemer).
Als het (bij)product eerst onder uw verantwoordelijkheid wordt opgeslagen/bewaard (dus binnen
het bedrijf blijft), mag u zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha. U mag
daarnaast kiezen of u het aantal liters diesel of aantal km noteert.
TRANSPORT
Doel:
Opslag/bewaring
Afleveren
(bij)product
“duurzame biomassa”
eenheid
gewas
per ha
Totaal brandstofverbruik ………… ………… …………
liter diesel
OF
Totaal aantal km* “
………… ………… …………
km
* afstand laden-lossen x aantal vrachten
Ga verder naar ‘Opslag en/of bewaring’ (C), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga
door naar ‘ONDERTEKENING’.
C
Opslag en/of bewaring
Deze fase betreft de (tussen)opslag en/of (langdurige) bewaring van producten. Denk daarbij aan
de opslag of bewaring van bieten, groenten en granen in het veld, op het erf of in de schuur/silo.
Deze fase behelst ook de behandelingen, zoals drogen, reinigen, enz.
Vul onderstaande gegevens in voor het (bij)product dat geheel of gedeeltelijk als “duurzame
biomassa” wordt afgeleverd.
Bijvoorbeeld: Als van uw tarwe korrels en stro wordt geoogst en de korrels (deels) worden
bestemd als “duurzame biomassa”, geeft u hieronder de gegevens van de opslag/bewaring van
alle korrels (gehele oogst) tot het moment dat de “duurzame biomassa” wordt afgeleverd. De
opslag/bewaring van het stro laat u buiten beschouwing.
Elektriciteitverbruik (voor machines, verlichting): ……………. kWh
Brandstofverbruik (droging): …….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in)
…….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in)
…….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in)
* bijvoorbeeld rode/blanke diesel, propaan, aardgas, enz.)
Totaal voorraadbeschermingsmiddelen: ……. kg werkzame stof (= gehalte x hoeveelheid)
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 90 van 91
mei 2014
Handboek VVAK
Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015
Ga verder naar ‘Transport’ (D), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door naar
‘ONDERTEKENING’.
D
Transport
Deze fase betreft het transport van de (tussen)opslag en/of (langdurige) bewaring naar de
afnemer. Doorgaans betreft dit transportmiddelen met grotere capaciteit (bijv. opleggers).
Let op: het transport van de oogstmachine tot de opslag/bewaring kunt u opgeven bij B.
Vul onderstaande gegevens in voor de aan de bovengenoemde afnemer afgeleverde “duurzame
biomassa”. U mag zelf kiezen of u het aantal liters diesel of aantal km opgeeft.
Totaal brandstofverbruik transport
OF
Totaal aantal km transport*
…………
eenheid
liter diesel
…………
km
* afstand laden-lossen x aantal vrachten
ONDERTEKENING
Onderteken dit formulier, maak een kopie voor uw eigen administratie en stuur het naar de
afnemer die om dit formulier heeft gevraagd.
Naam: ……………………………… Datum: …………………… Plaats: ……………………
Handtekening:
Toelichting
Indien (bij)producten van een akkerbouwmatige teelt worden afgeleverd als “duurzame
biomassa” voor energiedoeleinden (bijvoorbeeld koolzaad voor bio-olieproductie of granen voor
bio-ethanol), moet dit formulier worden ingevuld en verstrekt aan de afnemer, indien de afnemer
dit wenst.
De gevraagde gegevens zijn nodig voor het berekenen van de BKG-emissie van elke fase en de
BKG-emissiereductie voor de hele keten. Uw afnemer of volgende afnemers in de keten kunnen
met de door u hieronder in te vullen gegevens en volgens de door Brussel voorgeschreven
methodiek (beschreven in de zogenoemde RED) deze emissies berekenen.
Om op een juiste wijze de emissie toe te kunnen rekenen aan de (bij)producten en het deel
daarvan dat wordt afgeleverd als “duurzame biomassa”, moet u bij het invullen goed opletten of
de opgave betrekking heeft op het gewas, de (bij)producten of de “duurzame biomassa”.
Dit formulier kunt u gebruiken voor de levering van (bij)producten van één gewas op één
aflevermoment (bijvoorbeeld alle tarwe dat direct na de oogst is afgeleverd, of alle suikerbieten
die af land zijn verladen) aan één afnemer.
Akkerbouw Certificeringsoverleg
Pagina 91 van 91
mei 2014