VVAKkerbouw module: zetmeelaardappelen Handboek Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK) 1 certificatieschema voor akkerbouwmatig geteelde gewassen Hygiënecode voor de akkerbouw, zoals bedoeld in Verordening (EG) nrs. 852/2004 en 183/2005 Inclusief duurzaamheidseisen w.o. de RED-eisen zoals opgenomen in Richtlijn 2009/28/EG Teelt- en bewaarseizoen 2014 - 2015 Beheer: Akkerbouw Certificeringsoverleg Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Inhoudsopgave 1 Algemeen ................................................................................................................................ 3 1.1 1.2 1.3 REIKWIJDTE .................................................................................................................................................3 BEGRIPPEN...................................................................................................................................................3 DOEL EN WERKWIJZE ...................................................................................................................................4 2 Aan- en afmeldingsprocedure ................................................................................................. 6 3 Beoordelingscriteria ................................................................................................................ 7 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4 Controle ................................................................................................................................. 30 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5 INLEIDING ....................................................................................................................................................7 TEELT VAN GGO-GEWASSSEN ......................................................................................................................7 TRACEERBAARHEID EN TERUGHALEN VAN PARTIJEN ...................................................................................8 DUURZAME TEELT/BIOMASSA ......................................................................................................................9 SCHEMA BEOORDELINGSCRITERIA VVAK ................................................................................................10 INLEIDING ..................................................................................................................................................30 AFSPRAAK VOOR CONTROLE ......................................................................................................................30 FREQUENTIE CONTROLE .............................................................................................................................30 CONTROLE TIJDENS HET TEELTTRAJECT EN BEWAARSEIZOEN ....................................................................31 INSPECTIEVERSLAG EN CERTIFICERING ......................................................................................................32 Bemonstering en analyse ....................................................................................................... 34 5.1 5.2 5.3 RESIDUEN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN .............................................................................................34 ANDERE ONGEWENSTE STOFFEN ................................................................................................................35 ANALYSEMETHODE ...................................................................................................................................35 6 Afgifte VVAK-certificaat ..................................................................................................... 36 7 Bezwaar ................................................................................................................................. 37 7.1 7.2 BEZWAARPROCEDURE ...............................................................................................................................37 PARITAIRE COMMISSIE ...............................................................................................................................37 Bijlage A: Criteria voor CI’s. ........................................................................................................ 39 Bijlage B: Lijst door Akkerbouw Certificeringsoverleg erkende CI’s.......................................... 40 Bijlage C: Informatie CI naar afzetorganisatie.............................................................................. 41 Bijlage D: Eisen gesteld aan de registratie .................................................................................... 42 Bijlage E: Zelfbeoordeling/checklist ............................................................................................. 45 Bijlage F: Voorbeeldformulier Registratie .................................................................................... 57 Bijlage G: Klachten- en calamiteitenformulier ............................................................................. 59 Bijlage H: Voorbeeldformulier Traceerbaarheid .......................................................................... 60 Bijlage I: Registratie Conditionering GZP .................................................................................... 61 Bijlage J: Relevante diervoederwetgeving .................................................................................... 62 Bijlage K: Voorbeeld hygiëneregels akkerbouwbedrijf ................................................................ 63 Bijlage L: VVAK modules ............................................................................................................ 64 Bijlage M: Invulformulier ‘Duurzame biomassa (RED)’ ............................................................. 88 Akkerbouw Certificeringsoverleg mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voorwoord Voor u ligt het Handboek Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK). In dit voorwoord wordt de relatie aangegeven tussen het VVAK-schema en de Hygiënecode voor de akkerbouw. Op 1 januari 2006 is de levensmiddelenhygiëne verordening (EG) 852/2004 en de diervoederhygiëne verordening (EG) 183/2005 van kracht geworden. Dit betekent dat er vanaf dat moment ook wettelijke hygiëneregels gelden voor de primaire sector. In de verordeningen is aangegeven dat voor de primaire productie “gidsen voor goede praktijken inzake hygiëne” opgesteld kunnen worden als hulpmiddel om aan de hygiëneregels te voldoen. In Nederland is besloten deze gidsen “hygiënecodes” te noemen. De akkerbouwsector heeft, gezien de zeer grote overlap tussen het VVAK-certificatieschema en de eisen die gesteld worden aan de primaire sector (bijlage 1 van (EG) 852/2004 en 183/2005), het VVAK-certificatieschema ingediend als hygiënecode voor de akkerbouwmatige teelt. Dit heeft in januari 2006 geresulteerd in goedkeuring als hygiënecode voor de hygiënische productie van voedsel (‘food’). De goedkeuring als hygiënecode voor de hygiënische productie van diervoeder (‘feed’) is verkregen op 27 augustus 2008. Bij het indienen waren de volgende afspraken gemaakt: De hygiënecode is opgesteld met vertegenwoordigers van belanghebbende partijen: telers (LTO/NAV), afnemers (VAVI/Productschap Diervoeder (PDV)/Productschap Akkerbouw (PA)/AVEBE /COSUN/NAO en Vigef), kwekers (Plantum NL) en loonwerkers (Cumela). Het schema 2005 is breed afgestemd met representatieve organisaties uit de keten inclusief retail- en consumentenorganisaties, door behandeling in het Deskundigen-overleg Hygiëne Levensmiddelen van het Regulier Overleg Warenwet (ROW DHL). Het schema 2007 is (in verband met de diervoederaspecten) afgestemd met het Centraal College van Deskundigen Diervoedersector en de Sectorcommissie Landbouwhuisdieren. Hierin zijn alle geledingen van de diervoederkolom vertegenwoordigd. Bij het opstellen is rekening gehouden met relevante richtlijnen uit de Codex Alimentarius. De werkwijze beschreven in de hygiënecode is al enkele jaren praktijk bij de meeste akkerbouwbedrijven; de bruikbaarheid van de code is hierdoor al aangetoond. De goedkeuring van het VVAK als hygiënecode betreft niet de gehele inhoud van het schema, maar de onderdelen die de eisen uit bijlage 1 van genoemde verordening(en) bevatten. Om die reden is in 3.5 ‘Schema beoordelingscriteria VVAK’ in de kolom “hygiënecode” vermeld of de eis/maatregel valt onder de goedkeuring, d.w.z. dat de maatregelen/eisen zelfstandig of in combinatie voldoen aan de voorschriften m.b.t. levensmiddelen (food) dan wel diervoeders (feed). Voor die beoordelingscriteria waar in de kolom “ja” staat is goedkeuring verkregen van de minister van LNV. Indien er in de kolom “nee” staat gaat het om andere wettelijke of bovenwettelijke eisen. Het Handboek VVAK kan jaarlijks herzien worden; de hygiënecode stelt de Minister eenmalig voor een aantal jaren vast. Indien een actualisatie van het Handboek leidt tot een wezenlijke inhoudelijke wijziging voor een onderdeel van de hygiënecode, dan zal dit eerst na overleg met de VWA plaatsvinden. De hygiënecode is voor iedereen gratis beschikbaar op de website www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak. Ook bedrijven die geen gebruik maken van het VVAK-certificatieschema en/of certificaat kunnen de hygiënecode gebruiken om te voldoen aan de levensmiddelen- en/of diervoederhygiëneverordening. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 1 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 De hygiënecode (food en feed) heeft betrekking op de volgende sectoren: akkerbouwmatige teelt, oogst, transport en bewaring van gewassen voor de verwerkende industrie, m.n. zetmeelaardappelen, consumptieaardappelen (friet, chips, puree, enz), suikerbieten, industriegroenten (incl. uien) en granen (incl. maïs), zaden en peulvruchten. Daarnaast kan het VVAK-schema, indien gewenst, ook gebruikt worden bij (andere) akkerbouwmatig geteelde gewassen, ook die niet aan de verwerkende industrie worden geleverd, zoals witlof en kruiden. De hygiënecode behelst de bestemming van producten voor de humane resp. dierlijke consumptie (levensmiddelen c.q. diervoeders). Het VVAK-schema is daarnaast ook bedoeld voor non-food/non feed toepassingen. De in bijlage L vermelde modules betreffen de zogenoemde gewascertificaten, zoals die reeds meerdere jaren beschikbaar zijn en waarvan vrijwel alle ondernemers met akkerbouwmatige teelten in Nederland er reeds één of meerdere hebben behaald. Het VVAK is door het samenvoegen van de eisen uit de gewascertificaten ontstaan, waardoor deze inhoudelijk overeenkomen. Door het Akkerbouw Certificeringsoverleg is besloten dat eventuele (toekomstige) wijzigingen in het VVAK ook worden doorgevoerd in de gewascertificaten en omgekeerd, waardoor de inhoud vergelijkbaar blijft. Ondernemers kunnen hierdoor zondermeer overstappen van één of meerdere gewascertificaten naar het VVAK. Daarnaast is besloten dat gewerkt wordt aan verdere integratie van de gewascertificaten als modules in het VVAK, waardoor het aantal gewascertificaten kan worden beperkt. Voor de goedkeuring als hygiënecode worden de gewascertificaten (modules, zie bijlage L) beschouwd als voortvloeisel uit het VVAK. In bijlage L is tevens verwezen naar de GMP+ standaard B6 ‘Teelt van voedermiddelen´. Deze standaard heeft betrekking op de teelt van gewassen die als diervoeders gebruikt kunnen worden. Wijzigingen in de GMP+ standaard B6 zullen ook doorgevoerd worden in VVAK en omgekeerd. Gezien het belang van terugdringing van broeikasgasemissie en een duurzame samenleving, zijn sinds 2011 in dit schema eisen opgenomen om de duurzaamheid van in de agrarische sector in Nederland geproduceerde biomassa te waarborgen. Deze eisen zijn gebaseerd op de Renewable Energy Directive (RED) van de EU (richtlijn 2009/28/EG). Onderaan hoofdstuk 3.5 zijn in een aparte tabel de eisen m.b.t. RED opgenomen, die aanvullend zijn op de VVAK gewasmodules. Met ingang van 2012 zijn hieraan nieuwe duurzaamheidseisen toegevoegd, en samen opgenomen in de vrijwillige module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ (bijlage L). Telers kunnen bij de CI’s melden of zij aanvullend op de teeltcertificering het predicaat “Duurzaam Akkerbouw Bedrijf” willen behalen. De controlefrequentie is minimaal 1:3 jaar (+10% verrassing). Indien een jaarlijkse controlefrequentie wordt toegepast (bijv. in combinatie met de module ‘consumptieaardappel’), wordt voldaan aan de RED-eisen. Dat is m.n. van belang indien eventuele hoofd- of bijproducten gebruikt (gaan) worden als biomassa voor energiedoeleinden. In oktober 2012 is het VVAK door de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu erkend als nationale invulling van de RED-eisen bij akkerbouwmatige teelten. Deze goedkeuring betreft niet de gehele inhoud van het schema, maar de onderdelen die de eisen uit Richtlijn 2009/28/EG bevatten. Om die reden is in 3.5 ‘Schema beoordelingscriteria VVAK’ in de kolom “RED” vermeld of de eis/maatregel valt onder de goedkeuring, d.w.z. dat de maatregelen/eisen zelfstandig of in combinatie voldoen aan de EU-voorschriften m.b.t. de duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 2 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 1 Algemeen 1.1 Reikwijdte Akkerbouwmatige teelt, oogst, eenvoudige fysieke bewerking, transport en bewaring van gewassen voor de verwerkende industrie, m.n. zetmeelaardappelen, consumptieaardappelen (friet, chips, puree, enz), suikerbieten, industriegroenten (incl. uien) en granen (incl. maïs), zaden en peulvruchten. Daarnaast kan het VVAK-schema, indien gewenst, ook gebruikt worden bij (andere) akkerbouwmatig geteelde gewassen, ook die niet aan de verwerkende industrie worden geleverd, zoals witlof en kruiden. De producten zijn bestemd voor humane en/of dierlijke consumptie dan wel non-food/non feed toepassingen (w.o. energieproductie). De hygiënecode behelst echter alleen de bestemming van producten voor de humane en dierlijke consumptie (levensmiddelen c.q. diervoeders). De module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ heeft betrekking op de eisen die gesteld worden aan duurzaam geproduceerde biomassa (RED) en eisen die gevraagd worden door afnemers en/of belangrijk worden gevonden door de producenten zelf. De doelgroep is het teeltbedrijf. De reikwijdte van een VVAK-certificaat eindigt daar waar de verantwoordelijkheid voor het product wordt overgedragen aan de afnemer (bijv. bij oogst of aflevering in opdracht van de afnemer dan wel eigendomsoverdracht), tenzij de afnemer aan het teeltbedrijf tijdig de bewijzen verstrekt dat de volgende (bovengenoemde) processtap(pen) op het teeltbedrijf voldoet/voldoen aan de in dit certificatieschema gestelde eisen. 1.2 Begrippen De volgende begrippen worden in dit document gebruikt: Handboek: Dit handboek beschrijft aan welke eisen telers die direct of indirect leveren aan de verwerkende industrie moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het VVAK-certificaat, hoe dit wordt getoetst, door wie en op welke wijze. Tevens staat hierin vermeld hoe wordt gerapporteerd naar betreffende schakels in de keten o.a. ten behoeve van de traceerbaarheid (naspeurbaarheid). VVAK-certificaat: is een certificaat dat een teler verkrijgt nadat door een CI is vastgesteld dat het teeltbedrijf aan de eisen van het VVAK-certificatieschema voldoet. Op dit certificaat wordt aangetekend voor welke gewassen het certificaat geldend is. Teler: de primaire producent van de akkerbouwmatig geteelde gewassen. Teeltbedrijf: het bedrijf waar de gewassen geteeld worden. Dit betreft meestal een akkerbouwbedrijf. Hierbij horen ook de werkzaamheden die door derden (bijv. loonwerker) voor deze teler worden uitgevoerd in de akkerbouwmatige teelt, oogst, eenvoudige fysieke bewerking (bijv. drogen, inkuilen/balen maken, pletten, hakselen, enz.), transport en bewaring, waar deze teler verantwoordelijk voor is. Perceel: is een stuk akkerbouwland, bedoeld voor de teelt van een gewas met eenzelfde gewasbehandeling, voorzien van een unieke naam of perceelscode. Dit is tegelijkertijd de eenheid waarvoor gegevens worden geregistreerd (registratie-eenheid). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 3 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Afnemer: is een bedrijf dat het geteelde product afneemt van de teler om dat vervolgens óf in het eigen bedrijf verder te verwerken óf te verkopen aan een verwerkend bedrijf óf te vervoederen aan dieren. CI: zie ‘Controlerende Instantie’ Controlerende Instantie (CI): Een derde, door het Akkerbouw Certificeringsoverleg erkende, onafhankelijke instantie die voldoet aan de eisen gesteld in bijlage A. Controlerende Instantie wordt ook wel aangeduid met ‘Inspectie Instelling’ (II), zoals bij het accreditatieproces onder ISO IEC 17020:98 (EN 45004). Op grond van de controles is de Controlerende Instantie gemachtigd tot de uitgifte van het VVAK-certificaat. Beoordelingscriteria: de risico’s uit de generieke HACCP analyse met bijbehorende beheersmaatregelen die beoordeeld worden met behulp van een zelfbeoordeling/checklist (zie bijlage E) op het teeltbedrijf op basis van aantoonbaarheid en implementatie van de betreffende beheersmaatregelen. GGO: is een genetisch gemodificeerd organisme. Aardappelen Verwerkende industrie: hierbij wordt gedoeld op de teelt van aardappelen voor de aardappelverwerkende industrie (chips, frites), excl. zetmeelaardappelen. GZP: indien in deze beoordelingsrichtlijn gesproken wordt over GZP, dan wordt hiermee bedoeld de groep granen, zaden en peulvruchten (incl. stro). GMP+: betreft het certificatieschema GMP+ Feed Safety Assurance (GMP+ FSA) van GMP+ International, waarmee bedrijven aantoonbaar waarborgen dat diervoeders voldoen aan de wettelijke voorschriften en aan de bovenwettelijke eisen, overeengekomen met ketenpartijen. Loonwerk: hieronder wordt verstaan elke vorm van machinale werkzaamheden uitgevoerd door derden (bijv. loonwerkers, collega-akkerbouwers, burenhulp). Duurzaam Akkerbouw Bedrijf: module van het VVAK met daarin de eisen waaraan een teeltbedrijf moet voldoen om het predicaat “Duurzaam” te verkrijgen. Het betreft de RED regels aangevuld met (andere) eisen m.b.t. de duurzaamheid van de teelt en het effect van het bedrijf op o.a. milieu, arbeid en lokale economie. Bij een jaarlijkse controle voldoet het teeltbedrijf aantoonbaar aan de regels van de RED. De module kan ook als zelfstandig certificatieschema gehanteerd worden. Duurzaamheid: zie ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ RED: Renewable Energy Directive (Richtlijn 2009/28/EG). Hierin staan de eisen die worden gesteld aan duurzaam geproduceerde biomassa voor energiedoeleinden (m.n. transportbrandstoffen). 1.3 Doel en werkwijze Het VVAK heeft tot doel een optimale voedsel- en voederveiligheid te waarborgen voor de akkerbouwmatige teelt, oogst, transport en bewaring van gewassen voor de verwerkende industrie. Daarnaast is traceerbaarheid (naspeurbaarheid) in de keten van teler tot afnemer een Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 4 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 belangrijk element, evenals de RED eisen die aan duurzame biomassa en andere duurzaamheidseisen die aan de producenten worden gesteld. Het VVAK-certificatieschema is uitgewerkt door het Akkerbouw Certificeringsoverleg. In dit Akkerbouw Certificeringsoverleg zijn de belangrijkste akkerbouwketens vertegenwoordigd. HACCP als basis Het eisenpakket is gebaseerd op een generieke HACCP analyse van de teelt, oogst, transport en bewaring waarbij elke stap in beeld is gebracht. Hoewel een HACCP analyse niet verplicht is voor primaire bedrijven, is hiervoor bij het opstellen van het VVAK schema wel gekozen omdat de uitwerking daarvan relatief eenvoudig en overzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat met deze benadering in ieder geval de punten in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (inzake levensmiddelenhygiëne), worden afgedekt. De inventarisatie met betrekking tot de HACCP analyse houdt in dat bij alle stappen is nagegaan waar mogelijk gevaar zou kunnen ontstaan met betrekking tot de voedselveiligheid. De meest van belang geachte risico’s zijn benoemd en er is aangegeven welke beheersmaatregelen (tevens beoordelingscriteria) genomen dienen te worden om het potentiële risico tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen of beter, te elimineren (zie hoofdstuk 3). Onafhankelijke controle De onafhankelijke controle uitgevoerd door een CI is erop gericht om vast te stellen dat ook daadwerkelijk de noodzakelijk geachte (preventieve) beheersmaatregelen in voldoende mate zijn genomen. Tevens dienen telers registraties van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en kiemremmingsmiddelen bij te houden ter verificatie van de genomen beheersmaatregelen. Bijlage A bevat de eisen die aan de CI’s worden gesteld. Bijlage B bevat de lijst met erkende CI’s. In bijlage D zijn de eisen verwoord die aan de registratie gesteld worden. Bemonstering Ter verificatie van beheersmaatregelen kunnen voor bepaalde gewassen (aselect of gericht) monsters van gewas of knollen genomen worden om deze te analyseren, bijvoorbeeld op mogelijke aanwezigheid van residuen van gewasbeschermingsmiddelen (zie hoofdstuk 5). Certificaat Het VVAK-certificaat met bijbehorende bijlage(n) wordt verkregen als en is het bewijs dat aan alle in dit certificatieschema gestelde eisen in voldoende mate is voldaan (zie ook hoofdstuk 6). Op het certificaat is vermeld op welke gewassen het certificaat van toepassing is, of ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’(incl./excl. RED) onderdeel uitmaakt van de eisen, alsmede de geldigheidsduur per gewas. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 5 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 2 Aan- en afmeldingsprocedure Een teler kan zich aanmelden bij één van de aangewezen CI’s vermeld in bijlage B (de meest actuele lijst is beschikbaar op: www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak). Indien de teler zich voor het eerst aanmeldt voor een voedselveiligheidscertificaat (zie bijlage L) óf een nieuw gewas aanmeldt, dan dient deze aanmelding te geschieden minimaal 4 weken vóór aflevering van de oogst/product. Automatische verlenging Indien een teler zich eenmaal heeft aangemeld voor het VVAK-certificaat, dan wordt de teler de daaropvolgende jaren door de CI benaderd voor controle(s). Zonder tegenbericht van de teler vindt automatisch verlenging van de aanmelding plaats. Het opzeggen van het contract met de CI (afmelding) mag op elk willekeuring moment in een jaar. Het VVAK-certificaat blijft de rest van het teeltseizoen geldig tenzij de geldigheid van het certificaat eerder afloopt. Indien wordt overgestapt naar een andere CI, wordt dit beschouwd als nieuwe deelnemer en wordt eerst een controle verricht alvorens een nieuw certificaat te verstrekken (zie hoofdstuk 4.3). Juistheid bedrijfsgegevens Indien de teler verschillende bedrijfsnamen hanteert, dan kan de teler deze bij aanmelding opgeven, ten einde het certificaat geldig te laten zijn voor alle door de teler geteelde producten, ongeacht op welke naam deze geleverd worden. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 6 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 3 Beoordelingscriteria 3.1 Inleiding In dit VVAK-certificatieschema is de teelt van akkerbouwgewassen verdeeld in de volgende vier belangrijke processtappen: teeltfase (1); oogst/bewerking/inschuren (2); opslag/bewaring (3); transport/uitschuren/afleveren (4). Bij iedere afzonderlijke processtap is geïnventariseerd welke aspecten een mogelijk risico of gevaar met betrekking tot de voedsel- of voederveiligheid (zouden kunnen) opleveren. Van iedere processtap is vervolgens aangegeven welke preventieve beheersmaatregelen tijdens de teelt tot en met de aflevering getroffen dienen te worden om de kans op een ongeluk/calamiteit, die tot een voedsel- of voederonveilige situatie zou kunnen leiden, tot een minimum te reduceren en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Zelfbeoordeling/checklist De door de teler in acht te nemen preventieve maatregel is zodanig geformuleerd dat deze eveneens dienst doet als controleerbare norm voor een onafhankelijke CI en als zelfbeoordeling/checklist voor de teler (zie bijlage E). Deze checklist dient (bij voorkeur bij de start van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend te worden en op het bedrijf te blijven. De CI zal hier naar vragen bij een bedrijfsbezoek. Hiermee toont de teler aan dat hij op de hoogte is van de (meest recente) eisen. Voorbeeldformulieren Tevens is in het handboek een aantal voorbeeldformulieren opgenomen voor: registratie gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en kiemremmingsmiddelen (bijlage F) vastlegging klachten en calamiteiten (bijlage G). tracering van partijen (bijlage H). graanconditionering (bijlage I). De teler is niet verplicht de getoonde formulieren te gebruiken, een andere wijze van registreren is ook toegestaan, mits voldaan wordt aan de eisen vermeld in bijlage D. 3.2 Teelt van ggo-gewasssen De teelt van ggo-gewassen voor consumptiedoeleinden is alleen toegestaan na expliciete goedkeuring van de wetgever. Rassen die zijn toegestaan voor commerciële teelt, dienen op de nationale rassenlijst of de Europese rassenlijst te zijn opgenomen. Daarnaast is het mogelijk dat in West-Europa vergunningen zijn afgegeven voor veldproeven waarbij sprake is van beperkte vermeerdering van genetisch gemodificeerde gewassen op proefvelden. In de hierna volgende beoordelingcriteria zijn op basis van een risicoanalyse in de teelt en opslagfase, de volgende beheersmaatregelen vastgesteld om het risico van contaminatie middels uitkruising, opslagplanten of vermenging te voorkomen: Het is niet toegestaan ggo-rassen te telen, tenzij na expliciete goedkeuring van de afnemer; Bij teelten met en zonder ggo dient 100% partijscheiding gegarandeerd te worden; Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 7 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Het is niet toegestaan partijen van hetzelfde gewas aangrenzend aan ggo proefvelden te telen. De minimale afstand dient minimaal 10 meter tussen de aardappelpercelen en minimaal 3 meter tussen suikerbietenpercelen te zijn; Het is niet toegestaan om gewassen vallend onder het VVAK-certificaat te telen op percelen waar in de laatste 2 jaar proefvelden met ggo-rassen van hetzelfde gewas zijn geteeld. Bij afzet aan de Aardappel Verwerkende industrie (excl. zetmeelaardappel) geldt dat het niet is toegestaan om de aardappelen te telen op percelen waar in de laatste 4 jaar proefvelden met ggo-gewassen (bijv. Solanum soorten aardappel en tomaat) zijn geteeld. Machines en opslagmiddelen (kisten, bunkers, enz.) die in het betreffende teeltjaar ingezet zijn bij de teelt, opslag, uitschuren, transport en verwerking van de opbrengst van ggo-teelten of proefvelden mogen slechts na zeer grondige reiniging ingezet worden voor non-ggo partijen van hetzelfde gewas (voor aardappelen verwerkende industrie: opslag niet toegestaan in dezelfde bewaarruimte/kisten als in dat teeltjaar voor ggo-producten gebruikt); Verplichte registratie bij vondst/vaststelling van ggo’s inclusief registratie van de wijze waarop corrigerende maatregelen zijn genomen. 3.3 Traceerbaarheid en terughalen van partijen De herkomst van partijen in de keten moet gewaarborgd zijn. EU-wetgeving stelt hieraan met ingang van 1-1-2005 eisen. De Algemene Levensmiddelen Verordening, ook wel General Food Law genoemd, vereist dat ieder voedselproducerend bedrijf (incl. de primaire sector) in staat is om informatie over de herkomst van de grondstoffen en leveranties van producten te verstrekken. Deze bedrijven dienen over procedures en systemen te beschikken die deze informatie kunnen opleveren. Het toezicht hierop vanuit de overheid vindt plaats vanuit de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA). Als er redenen zijn “om te veronderstellen dat een product niet voedselveilig is”, dan dient het voedselproducerend bedrijf procedures te starten om het product uit de handel te nemen en de VWA hiervan in kennis te stellen (artikel 19, lid 11 van de ALV). Hierbij is van groot belang dat een risicopartij volledig uit de handel genomen kan worden. Voor het primaire bedrijf zijn deze eisen gecombineerd met de eisen vanuit de afnemers en als volgt vertaald naar het VVAK-schema: 1. overzicht van de percelen: perceelsnaam/-code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte; 2. registratie van bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1e oogstdatum; 3. bewaren van inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden en pootgoed; 4. registratie waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie wat herkomst is van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid (raming). Optioneel: op cel/box/kist partij-identificatie vermelden; 1 “Indien een exploitant van een levensmiddelenbedrijf van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een levensmiddel dat hij heeft ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, leidt hij onmiddellijk de procedures in om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen wanneer dit de directe controle van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf heeft verlaten, en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, stelt de exploitant de consumenten op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis van de redenen voor het uit de handel nemen en roept zo nodig, wanneer andere maatregelen niet volstaan om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken, de reeds aan de consumenten geleverde producten terug.” Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 8 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 5. registratie afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers; 6. Bij aflevering: erop toezien zien dat de juiste partij wordt opgehaald. Opmerking: bij de teelt van suikerbieten, zetmeelaardappelen en granen, zaden en peulvruchten is onderdeel 4 niet van toepassing. Voor suikerbieten is ook registratie van bemesting niet van toepassing. Bewaartermijn van de registraties is met ingang van 2012 minimaal 5 jaar. Voordien was de bewaartermijn 3 jaar. In geval van een calamiteit die leidt tot een mogelijk voedselonveilige situatie, dient u dit onverwijld te melden aan uw afnemer. In overleg wordt dan bepaald hoe met de ontstane situatie wordt omgegaan. Indien sprake is van ongeschikte of schadelijke producten zal de calamiteit gemeld moeten worden bij de VWA. Zie de VWA meldwijzer: www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626. De teler is hiervoor verantwoordelijk (de teler kan de melding uit praktische overweging ook door de afnemer laten doen, uiteraard alleen na overleg met en instemming door de afnemer). Een VWA-meldingsformulier is te vinden op: www.vwa.nl/onderwerpen/werkwijzefood/dossier/melden-en-traceren/levensmiddel-of-diervoeder-melden. Wettelijk is verplicht dat u op basis van uw administratie in staat bent om onmiddellijk (na mondeling contact) informatie te verstrekken over aan wie is geleverd, op welke datum en de geleverde hoeveelheid. De bovenstaande werkwijze is geïntegreerd in het hierna volgende schema. In geval van afzet van gewassen/producten als “duurzame biomassa” (dus voldoet aan de RED eisen) is een zogenoemd massabalans systeem nodig om te garanderen dat het aan het einde van de biobrandstofketen geproduceerde/afgeleverde product overeenkomt met de gebruikte hoeveelheid biomassa. Dit systeem past bij schakels/ketens waarin het samenvoegen en splitsen van productstromen (met verschillende duurzaamheidskenmerken) gebruikelijk is. De uitwerking van traceerbaarheid in het VVAK voldoet aan dit systeem, o.a. door het verbod op vermenging/wisseling van partijen, het behouden van de identiteit (bijv. tijdens bewaring en aflevering) en registraties van teelt en aflevering. Daarnaast produceert/levert een VVAK gecertificeerd teeltbedrijf met de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’, met een jaarlijkse inspectiefrequentie aantoonbaar RED-waardige (duurzame) biomassa. 3.4 Duurzame teelt/biomassa Gezien het belang van terugdringing van broeikasgasemissie en een duurzame samenleving, is eind 2009 besloten het VVAK aan te vullen met RED eisen om de duurzaamheid van in de agrarische sector in Nederland geproduceerde biomassa te waarborgen. Deze eisen zijn gebaseerd op de Renewable Energy Directive (RED) van de Europese Unie (Richtlijn 2009/28/EG). Eind 2011 is besloten om de RED-eisen, tezamen met nieuwe duurzaamheidseisen op te nemen in een aparte module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’, waarvoor telers vrijwillig kunnen opteren. Het schema is dus enerzijds gebaseerd op voorschriften uit de RED en anderzijds op door de sector belangrijk bevonden duurzaamheidseisen. Voor het opstellen van die eisen is o.a. gekeken naar de eisen in GlobalG.A.P. en KPA, en de zogenoemde Cramer criteria. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 9 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Om volledig te voldoen aan de RED, is een jaarlijkse controlefrequentie verplicht. De markt voor RED-waardige biomassa is echter (vooralsnog) klein. Daarentegen is voor een aantoonbare duurzame teelt aansluiting bij de controlefrequentie van de geteelde gewassen meer passend. Om die reden is besloten om het teeltbedrijf zelf te laten kiezen of de module D.A.B. jaarlijks of 1:3 jaar wordt gecontroleerd. Bij een jaarlijkse inspectie is het teeltbedrijf “duurzaam” en voldoet het tevens aantoonbaar aan de RED (DAB + RED). Bij de 1:3 frequentie is het bedrijf “duurzaam” (DAB). Bij de 1:3 frequentie zijn enkele specifieke eisen niet relevant en daaraan hoeft dan ook niet voldaan te worden. De RED is wettelijk gezien alleen van toepassing op biomassa voor vloeibare transportbrandstoffen, maar kan volgens de Europese Commissie (EC) ook toegepast worden voor gasvormige en vaste brandstoffen. De RED eisen van VVAK kunnen dus toegepast worden op alle binnen de agrarische sector geproduceerde biomassa ten behoeve van duurzame brandstof. 3.5 Schema Beoordelingscriteria VVAK Het schema valt uiteen in een algemeen deel, aandachtspunten per (teelt)fase, de gewasspecifieke aandachtspunten bij handmatige oogst en verpakking van industriegroente en tot slot de duurzaamheidseisen. De eisen gelden in principe voor alle gewassen tenzij in de kolom “Beheersmaatregelen” of “Toelichting” vermeld staat (steeds onderstreept): “geldt alleen voor….“ of “geldt niet voor…”. Met “geldt voor Aardappelen verwerkende industrie” wordt de consumptieaardappelteelt bedoeld, maar tevens de pootaardappelteelt als (een gedeelte van) de oogst bestemd is voor de Aardappel verwerkende industrie. Apart aan het eind zijn enkele eisen vermeld die uitsluitend van toepassing zijn op handmatige oogst en verpakking van groenten. Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kan leiden (bewustwording staat hier centraal). De kolom “Hygiënecode 852/2004” vermeld of de eis/maatregel valt onder bijlage 1 (deel A) van Verordening (EG) nr. 852/2004 en, zo ja, welk artikel. De hygiënecode behelst, zoals in hoofdstuk 1.1 is genoemd, de bestemming van producten voor de humane consumptie (levensmiddelen). Daar waar de regels betrekking hebben op producten voor dierlijke consumptie is om die reden in de kolom “n.v.t.” vermeld. De kolom “Hygiënecode 183/2005” vermeld of de eis/maatregel valt onder bijlage 1 (deel A) van Verordening (EG) nr. 183/2005 en, zo ja, welk artikel. De hygiënecode behelst, zoals in hoofdstuk 1.1 is genoemd, de bestemming van producten voor de dierlijke consumptie (diervoeder). Daar waar de regels betrekking hebben op producten voor humane consumptie is om die reden in de kolom “n.v.t.” vermeld. De kolom “RED” vermeld of de eis/maatregel valt onder Richtlijn 2009/28/EG en, zo ja, welk artikel. Deze eisen behelzen, zoals in hoofdstuk 3.4 is genoemd, het gebruik van de hoofd- of bijproducten van de akkerbouwmatige teelten voor energiedoeleinden. In de kolom is bij meerdere eisen “D.A.B.” vermeld. Deze eisen zijn samen met de RED-eisen opgenomen in de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’. Indien vermeld is “(should bij 1:3)” betekent dit dat deze eis niet verplicht maar wel gewenst is bij een inspectiefrequentie van 1:3 jaar. Per aandachtspunt is een korte toelichting/interpretatie toegevoegd, zodat de teler concreet zicht krijgt op de uit te voeren acties. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 10 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico 1.1 Eigen verklaring + zelfbeoordelingchecklist 1.2. Traceerbaarheid Partij voldoet niet aan de eisen Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie 1. ALGEMEEN nee Nee D.A.B. nee Deel A: II1, 2a,2d,2e 17.6: R80/68 (lozing); R91/676 (nitraat) Deel B: 2e Akkerbouw Certificeringsoverleg Zelfbeoordelingchecklist invullen en ondertekenen. Werken volgens eigen verklaring. Vermenging/verwisseling van Eenduidige registratie van het partijen met als risico dat partij perceel, de teelt en afnemer niet traceerbaar is Pagina 11 van 63 mei 2014 De checklist is (bij voorkeur voor begin van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. De CI en ook uw afnemer kunnen deze checklist op ieder moment opvragen. Traceerbaarheid vereist: overzicht van de percelen: perceelsnaam/-code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte indien van toepassing een plattegrond van de bewaarruimte(n). Geldt niet voor granen, zaden & peulvruchten (GZP), suikerbieten en zetmeelaardappelen registratie van bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1e oogstdatum. Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier of een akkerbouw managementsysteem bewaren inkoopbonnen (en/of facturen) zaaizaden, pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden. registratie waar welke partij(en) is (zijn) opgeslagen: minimaal identificatie van herkomst van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid (raming) – geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen registratie afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers (ook afleveringsoverzichten afnemer voldoen). Bij aflevering dient u erop toe te zien dat de juiste partij wordt opgehaald en vermenging van partijen voorkomen. Recall: bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren. Bewaartermijnen registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses: 5 jaar (vanaf start deelname certificering) Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) nee Nee nee Deel A: II 1 Deel B2a nee Deel A: II 1 Deel B2a ja, II5g Nee n.v.t. Deel A: I3 Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt 1.3. Calamiteiten Risico Verontreiniging product met vreemde bestanddelen (incl. quarantaine organismen en verontreinigingen in een perceel) die een negatieve invloed hebben op de voedselveiligheid Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie Partijen welke niet aan het certificaat voldoen, mogen niet samengevoegd worden (separaat opslaan) Verplichte melding en registratie bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie, radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, DDT, benzeen) of quarantaine organismen inclusief registratie van de corrigerende en preventieve beheersmaatregelen. - voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is, maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen uit dit schema. 17.6: R80/68 (lozing) 1.4a Wetgeving, (Should) Akkerbouw Certificeringsoverleg (Should) Verplichte registratie bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is, maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen uit dit schema (bijvoorbeeld het tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade). Registratie van de corrigerende en -indien relevantpreventieve beheersmaatregelen. Teler is niet op de hoogte van Teler dient kennis te hebben van de teelttechniek, eisen t.a.v. relevante wetgeving (residunormen, voedselveiligheid en/of van de schadelijke stoffen bijv. beheersmaatregelen die hij kan mycotoxinen). treffen om dit te garanderen. Partij voldoet niet aan de gestelde eisen t.a.v. voedselveiligheid en schadelijke stoffen Teler dient kennis te hebben van relevante diervoeder wetgeving Pagina 12 van 63 mei 2014 partijen die niet aan het certificaat voldoen mogen niet samengevoegd worden (geen vermenging oftewel separaat opslaan en labellen) In geval van een calamiteit dient u: vast te leggen wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd (bijlage G invullen). aan te geven hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen. met uw afnemer te overleggen of dit consequenties heeft voor de betreffende partij. de meldwijzer van de VWA raadplegen (zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet worden. In geval van afzet als diervoeder, tevens: melden bij PDV (tel. 079-3687011; fax. 079-3687010) raadplegen EWS-voorwaarden GMP+ (zie www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl20130301.pdf.ashx) of en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International. In geval van een calamiteit dient u: vast te leggen wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd (evt. bijlage G gebruiken). aan te geven (indien relevant) hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen. U wordt geacht op de hoogte te zijn van relevante wetgeving en de normen van bijv. gewasbeschermingsmiddelen of ongewenste stoffen Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl (zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’) Een overzicht van geldende wetgeving te vinden in bijlage J. Productnormen inzake diervoeders zijn te vinden op: Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico (residunormen, schadelijke stoffen bijv. mycotoxinen). Teler is niet of onvoldoende op Teler dient kennis ten aanzien van de hoogte van de het voorkomen van teeltziekten, beheersmaatregelen die hij kan veldschimmels en bewaarziekten op treffen, bijv ter voorkoming of peil te houden. beperking van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het product Verontreiniging product door Als sprake is van opslag/bewaring productvreemde stoffen van producten op het teeltbedrijf, hygiëneregels ophangen en volgens deze regels werken. Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen Ja, II5e, II5h Deel A: I1+2 ja, II3a, II5a, II5b, II5d, II5g nee 17.6: R80/68 (lozing) ja, II3a, II5f, Deel A: I4e Ja, II3a, II5f Deel A: I4e 17.6: R80/68 (lozing) 17.6: 1.6 Opslag hulpstoffen Verontreiniging product of R80/68 (gewasbeschermings- uitgangsmateriaal door (lozing) , productvreemde stoffen; ; voorraadbescherming vervuiling waterbronnen R91/676 s-, (nitraat); ongediertebestrijding 91/414 s- en ontsmet(gbm) tingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen) D.A.B. 1.7 Loonwerk Loonwerker werkt niet volgens voorwaarden richtlijn. ja, III9a, III10 Deel A: II3 1.4bKennisontwikkeling, actualisatie vakmanschap (Should) 1.5 Hygiëne Beheersmaatregelen Afval en gevaarlijke stoffen apart en veilig opslaan. Opslag volgens wettelijke eisen. Alle hulpstoffen gescheiden van uitgangsmateriaal en geoogst product. Toelichting/ interpretatie www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx. Bij twijfel: contact opnemen met uw afnemer. U wordt geacht op de hoogte te zijn van actuele kennis van teelttechnische zaken en beheersmaatregelen ter voorkoming en beperking van ziekten en plagen. Het volgen van cursussen, lezen van vakliteratuur is gewenst. Tip: zie www.kennisakker.nl; www.irs.nl Als sprake is van opslag/bewaring van producten op het teeltbedrijf, dient u aantoonbaar kennis te geven aan derden (bezoekers) en personeel aan welke hygiëneregels voldaan moet worden (zichtbaar ophangen). Minimumeis: zie bijlage K. Er dient gewerkt te worden volgens hygiëneregels. Deze dienen bekend te zijn bij u zelf en het personeel d.m.v. een instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten ondertekenen) Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook 1.6) dusdanig opslaan dat verontreiniging van het product wordt voorkomen. Gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen (incl. organisch en vloeibaar), ongediertebestrijdingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en brandstoffen dienen volgens de wettelijke eisen opgeslagen te worden. Om contaminatie/ verontreiniging van uitgangsmateriaal en/of geoogst product te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat opslag van alle hulpstoffen fysiek dan wel in tijd gescheiden plaats vindt. Teler dient aan te tonen dat loonwerker volgens voorwaarden richtlijn werkt. Teler blijft verantwoordelijk. Registraties van activiteiten van loonwerker zijn in bezit van teler. - - Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 13 van 63 mei 2014 Teler is in bezit van kopie van VKL (niet nodig als loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of het Belgisch IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk ander certificaat of (inspectie)bewijs die deze eisen afdekt. Als teler dit niet kan aantonen, kan CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren. Teler dient registraties te kunnen tonen van werkzaamheden door derden uitgevoerd en waarvoor verplichte registratie geldt. Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie Verontreinigd perceel (o.a. slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) Teelt op verontreinigde percelen verboden (bijv. zware metalen, glas, etc.) De historie van het perceel dient bekend te zijn. - 2. TEELT ja, II3a, II5g Deel A: I3ib ja, II3a, II5g Ja (v.w.b. microbiologische aspecten), II3b, II5e Deel A: I3ib Deel A, D.A.B. I3i, 4d (ged.) Deel B: 2a Nee Nee 17.6: 2.1 Perceelskeuze R86/278 (slib) 2.2 Uitgangsmateriaal 2.3 Ggo-gewassen Akkerbouw Certificeringsoverleg Verontreiniging met dierlijke eiwitten Insleep schadelijke organismen Ongewenst gebruik en ongewenste vermenging (nog geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen. Bij twijfel: grondanalyse Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan moet de historie van de laatste 7 jaar bekend zijn en worden onderbouwd met grondanalyse door erkend laboratorium Indien het perceel in het verleden een andere functie had dan akkerbouwgrond, veeteelt, bosbouw of natuur, dient door middel van een milieuhygiënische verklaring zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit te worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem voldoet aan de achtergrondwaarden van dat besluit. (geldt niet voor GZP) Verplichte verwijdering verontreiniging (let extra op glasdelen en plastic; percelen langs wegen) Gebruik van meststoffen op basis van op perceel mag de afgelopen 3 jaar genoemde dierlijke eiwitten niet toegestaan meststoffen niet toegepast zijn. Gebruik goedgekeurd Bewaar de inkoopbonnen van het uitgangsmateriaal / uitgangsmateriaal pootgoed / zaden of factuur (reeds verplicht, zie 1.2), mits deze voldoende gespecificeerd is, en/of NAK certificaten (bij zetmeelaardappelen ook TBM bewijs). Per aangekochte partij aardappelpootgoed moet een officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd en traceerbaar uitgangsmateriaal en dit schriftelijk heeft verklaard. Bij GZP teelt als voedermiddel uitsluitend ontsmet zaaizaad gebruiken (=should). Het gebruik van ontsmet zaaizaad kan het risico op ziekten en plagen tijdens de teelt verminderen. Bij gebruik eigen zaaizaad voor GZP-teelt: registreer perceelsnaam waarvan zaaizaad afkomstig is. Teelt ggo-gewassen niet toegestaan, Het gebruik van ggo rassen moet voorafgaand aan de teelt tenzij na expliciete goedkeuring door afgestemd worden met, en goedgekeurd worden door de Pagina 14 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Nee Nee Nee Deel A: II2b Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja, II3a, II5a, II5b, II5h Deel A: 17.6: 2.4 Machinegebruik I3i+ 4a+b R91/676 (nitraat) Deel A: 17.6: 2.5 Bemesting I3e, 4g R80/68 (Should: alleen deze Deel B: (lozing) regel) 2a ; R91/676 (nitraat) Deel A: 17.6: I3id, 4g R80/68 Deel B: (lozing); 2a R86/278 (slib) Ja, II3a, II3b, III7 Ja, II3a, II5g, III7, III9c Akkerbouw Certificeringsoverleg Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie niet veilig bevonden) afnemer Verontreiniging met productvreemde bestanddelen Geldt alleen voor suikerbieten: Indien bietenzaad niet is ingekocht via COSUN, dan moet de teler hiervoor een ontheffing hebben van de Raad van Beheer van COSUN. Wettelijke voorschriften in acht nemen en teelt volledig registreren, indien toch ggo geteeld wordt. Perceel is laatste 2 jaar niet als ggo proefveld gebruikt met hetzelfde gewas. Voor consumptieaardappelen geldt 4 jaar. Voldoende afstand tot ggo (proef)velden met hetzelfde gewas. Ggo partijen zorgvuldig gescheiden houden van niet-ggo partijen Machines en werktuigen mogen niet in contact zijn geweest met ggo, tenzij zeer grondig gereinigd Verplichte registratie bij vondst/vaststelling van ggo. Gebruik van goed onderhouden, goed afgestelde en schone machines afnemer. Indien er proeven met ggo-gewassen plaats vinden, dan dient dit van te voren afgestemd te worden met de afnemer. Indien de teler bietenzaad gebruikt dat niet geleverd is door COSUN, dan moet hiervoor een ontheffing worden getoond, afgegeven door de Raad van Beheer van COSUN. Er moet een registratie bijgehouden worden van het gebruikte uitgangsmateriaal (ggo). Vermenging met Genetisch gemodificeerd materiaal is ongewenst. Afstand “percelen met ggo-teelt” en “percelen van hetzelfde gewas niet-ggo”” dient bij aardappelen minimaal 10 meter te zijn en 3 meter bij suikerbieten. Meld als er sprake is van proeven op uw bedrijf of in directe omgeving. Het gebruik van machines op uw bedrijf die dit teeltseizoen in aanraking zijn geweest met ggo-gewassen, is niet toegestaan, tenzij de machines zeer grondig gereinigd zijn. Verplichte vastlegging op calamiteitenformulier (bijlage G), incl. wijze waarop corrigerende maatregelen zijn genomen. Verontreiniging met productvreemde stoffen (olie, vet, glas) voorkomen. Deze machines dienen geen lekkage en/of losse (glas)delen te vertonen. Voorkom overdosering. Bemestingsadvies opvolgen. Bij voorkeur op basis van analysegegevens. Overdosis a.g.v. te hoog nitraat-gehalte, chemicaliën, PCB’s, zware metalen en kwaliteitsverlies (legering) Werken volgens bemestingsadvies Verontreiniging met productvreemde stoffen Op het perceel alleen bodemverbeteraars gebruiken die voorzien zijn van een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas. Groen- en gft-compost Pagina 15 van 63 mei 2014 Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en een afleveringsbewijs aanwezig zijn, zodat er geen sprake is van verontreiniging met zware metalen boven wettelijk toegestane hoeveelheid. Bijhouden registratie waar/wat is toegepast en bewaren analyse rapporten volgens het Uitvoeringsbesluit Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Ja, II3a Deel A: I3id ja, III7 Deel A: II.1 ja, II3a Deel A: I3id Ja, II3a Deel A: I3id Ja, II3a Nee ja, II3a, II3b, II5h Deel A: I3i e, ii Ja, II3a, Deel A: Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt 17.6: R80/68 (lozing); R86/278 (slib) 17.6: R91/676 (nitraat) 17.6: R80/68 (lozing); R86/278 (slib) ; R91/676 (nitraat) 17.6: 2.6 Goede dosering R91/676 meststoffen (nitraat) 17.6: R91/676 (nitraat) 17.6: R80/68 (lozing) ; 91/414 (gbm) 2.7 17.6: Akkerbouw Certificeringsoverleg Gewasbeschermings middelen Risico Beheersmaatregelen moet gecertificeerd zijn volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en voldaan wordt aan de glasnorm. Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm (geldt niet voor GZP). Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting Toelichting/ interpretatie - Registratie van gebruikte meststoffen (excl. suikerbieten) Meststoffenwet (minimaal 5 jaar). De verplichting tot toetsing van de glasnorm is niet van toepassing op Champost. zie bijlage D. Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen; geen gebruik meststoffen op basis van dierlijke eiwitten. Overdosering (Should) Bemestingsapparatuur goed afstellen en goed onderhouden Zorg voor een goede dosering door een goed onderhouden machine, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht). Onjuiste dosering alleen voor Aardappelen verwerkende industrie: jaarlijks een kalibratie van bemestingsapparatuur uitvoeren. Overdosis: overschrijding van de MRL (te hoog residugehalte); vergiftigingsverschijnselen; Aanwezigheid (niet toegestane) residuen Gebruik volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (WG/GA) op verpakking (veiligheidstermijnen in acht nemen) Kalibratie (controle op de goede werking, afstelling en verdeling) moet jaarlijks uitgevoerd worden (kalibratie mag zowel extern als door teler zelf uitgevoerd worden). Registreer datum kalibratietest op zelfbeoordelingchecklist (bijlage E). Werk volgens de meng- en vulinstructies op het etiket. Uitsluitend gebruik van wettelijk Pagina 16 van 63 mei 2014 Neem de maximale dosering, veiligheidstermijn en frequentie van toediening in acht. Advies: zorg voor een actuele lijst toegestane middelen per Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) II3b, II5h I3i e, ii ja, II3a, II3b, II5h, III7 Deel A: I3i e, ii Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt R80/68 (lozing) ; 91/414 (gbm) 17.6: 91/414 (gbm) Ja, II5h, III9a Deel A: II.2a ja, II3a, II3b, II5h, III7, III10 Deel A: I3i e, ii, II2a 17.6: 91/414 (gbm) 17.6: R80/68 (lozing) ja, II3a, II3b, II5h, III10 Deel A: I3i e, ii, II2a 17.6: R80/68 (lozing) ja, II3b, II5e, II5g, III9b Deel A: II2c Risico Aanwezigheid van schadelijke middelen en ongewenste residuen evenals vermenging van partijen (i.v.m. traceerbaarheid) Onjuiste dosering Niet-vakkundig toepassen, verkeerde dosering 2.8 Ziekten, plagen en Gebreken Akkerbouw Certificeringsoverleg Verontreiniging product met schadelijke gifstoffen, giftige onkruiden en kwaliteitsverlies Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie toegelaten middelen product (checken van middelen is mogelijk op: www.ctgb.nl) Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regelsvoor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erke nning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden. Producten separaat van verhandelbaar product houden, tenzij de proefontheffing of verklaring het verhandelen expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen. Actuele registratie gebruikte gewasbeschermingsmiddelen In geval van proeven: kopie van proefontheffing CTGB dient beschikbaar te zijn, of een verklaring van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voorondernemers-plant/dossier/gewasbescherming/erkenningen-relatienummer-aanvragen/erkende-organisaties) dat de proef onder haar verantwoordelijkheid wordt uitgevoerd. Goed onderhouden spuit. Verplichte spuitkeuring (ook voor loonwerker) Verontreinigde partijen gescheiden houden; in overleg met afnemer vervolgstappen afspreken. Zie bijlage D voor nadere toelichting De spuit dient periodiek aan de officiële SKL keuring te worden onderworpen. Een geldig goedkeuringsbewijs is aanwezig. Advies: periodieke controle van goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen) De technisch verantwoordelijke (teler Aantoonbare opleiding en ervaring (evt. CV van de externe en/of teeltbegeleider) op gebied van teeltbegeleider). gewasbescherming en bemesting moet zijn competentie kunnen Er moet een geldige spuitlicentie (tenminste licentie 1) aantonen. In NL: aanwezig zijn Toepasser moet beschikken over spuitlicentie (ook loonwerker) Maatregelen nemen ter preventie en Geldt voor alle gewassen. Tip: zie www.kennisakker.nl indien nodig ter bestrijding (incl. Specifiek voor GZP: (zie ook 1.4a, 1.4b, 2.2 en 4.6) registratie) aarschimmels (fusarium, moederkoren) en giftige Geldt alleen voor GZP: afnemer op onkruiden registreren + melden aan afnemer Pagina 17 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie de hoogte brengen van aantasting (incl. registratie) Specifiek voor Aardappelen verwerkende industrie: controleren op doornappel (Datura stramonium) en evt. handmatig uit perceel verwijderen. Oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor gewasverzorging dient schoon te zijn. Bij twijfel informatie inwinnen bij erkende autoriteiten (PD, Waterschap). Let op risico’s van riooloverstorten. Bron-, leiding- en regenwater wordt verondersteld schoon te zijn. Voorkom hagel in product: verbod geldt voor Aardappelen verwerkende industrie en industriegroenten. Ja, II3a, II5c, II5g Deel A: I4c 2.9 Watergebruik Productbesmetting met verontreinigd water Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit. Bij twijfel: analyse Nee Nee 2.10 Jacht Kogels in het product Niet toegestaan indien het gevaar bestaat dat hagel in product terecht komt. 3. OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN ja, II3a, II5a, II5b Deel A: I3i+ 4a+b ja, II5b, II5e Deel A: I4a, b, d Nee Nee n.v.t. Deel A: I4f n.v.t. Deel A: I4f 3.1 Machines Verontreiniging met productvreemde bestanddelen (hout, glas, olie, chemicaliën, GGO etc) 3.2 Verpakking van diervoeders (alleen van eigen oogst) Verontreiniging Akkerbouw Certificeringsoverleg Kwaliteitsverlies Goed onderhouden en schone machines (bij oogst en bewerking zoals malen, pletten, hakselen, balen maken en inkuilen) en transportmiddelen ter voorkoming van beschadiging en insleep vreemde bestanddelen. Verontreiniging met productvreemde stoffen (olie, vet, glas) voorkomen. Let in het bijzonder op: beschadigingen inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik schone kipwagens, kisten etc. Bij vervoer product na andere producten, dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO17020 geaccrediteerde inspectie-instelling Bij regen product afdekken. Voorkom dat product nat wordt. Geldt niet voor suikerbieten en Zorg voor aanwezigheid dekzeil bij dreiging van regen zetmeelaardappelen (geldt niet voor GZP). Geen gebruik van machines welke in Vermenging met Genetisch gemodificeerd materiaal is het seizoen in contact zijn geweest ongewenst. met GGO-producten, tenzij zeer (zie ook aandachtspunt 2.3) grondig gereinigd. Geschikt, schoon en voldoende Geldt voor verpakking van (bij)producten, bestemd voor (lagen) verpakkingsmateriaal om diervoederdoeleinden, bijvoorbeeld graszaadstro. diervoeders (folie, big bags) Beschadiging van Bij voorkeur gebruik van speciale balenklem verpakkingsmateriaal voorkomen en Pagina 18 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie repareren 4. OPSLAG / BEWARING 4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf) ja, II3a, II5a, II5b Deel A: I3i+ 4a+b Deel A: I3i+ 4a+b 4.1 Niet overdekte bewaarplaatsen Verontreiniging met productvreemde bestanddelen n.v.t. Deel A: I4b, f 4.2 inkuilen van diervoeder / verpakte balen voor afzet als diervoeder (alleen van eigen oogst) Kwaliteitsverlies n.v.t. Deel A: I4f ja, II3a, II5a, II5b Schone en goed onderhouden bewaarplaats Niet overdekte bewaarplaats dient vrij te zijn van verontreinigingen, zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin. Geldt alleen voor GZP: Product Het belang van afdekken bij dreiging van regen en afdekken bij dreiging regen of verontreiniging neemt toe met de duur van de verontreiniging (bijv. door opslag/bewaring. Herhaalde en langdurige blootstelling aan ongedierte). Is “should” bij regen en verontreiniging (door ongedierte, vogels, kortdurende opslag (enkele dagen) in huisdieren, enz.) is ongewenst. afwachting van verlading. Bewaking kuilkwaliteit Voor inkuilen en bewaring van (bij)producten voor diervoeder, dient de kwaliteit bewaakt te worden (optimale pH (4,5-5,4) en schimmelgroei voorkomen worden. Inkuiltoevoegingsmiddelen mogen alleen worden gebruikt als deze zijn toegelaten op basis van EU Verordening 1831/2003 (zie groep 1K op http://ec.europa.eu/food/food/animalnutrition/feedadditives/ comm_register_feed_additives_1831-03.pdf). Bij levering en toepassing door VKL gecertificeerde loonwerker wordt hieraan voldaan. Voor verpakte balen, bij voorkeur kiezen voor verharde ondergrond (m.n. op niet-zandgronden) Schade aan folie voorkomen en Voldoende folie gebruiken, beschermen tegen schade (bijv. repareren. door net, zeil of zand). Bij beschadiging repareren. 4B. Overdekte bewaring (Deze eisen gelden uitsluitend als teler producten zelf opslaat in een overdekte bewaring (anders: niet van toepassing) ja, II3a, II5a, II5b Deel A: I3i+ 4a+b ,e 4.3 Overdekte bewaarplaats Verontreiniging met productvreemde bestanddelen Schone en goed onderhouden bewaarplaats - - Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 19 van 63 mei 2014 jaarrond een schone bewaarplaats. Niet voor andere doeleinden zoals machineonderhoud en stalling van machines en werktuigen of opslag van materialen en hulpstoffen gebruiken, tenzij verontreiniging van wanden en vloer wordt voorkomen (bijv. afdekken met plastic of zeil; bij hulpstoffen is intacte verpakking ook voldoende); goed onderhouden (dak, wand enz), zodat er geen vervuiling van het product kan optreden Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Hygiënecode RED 852/2004 183/2005 2009/28 (food) (feed) ja, II3a, Deel A: II5a, II5b, I3i+ II5f 4a+b ,e ja, II3a, Deel A: II5a, II5b, I3i+ II5f 4a+b ,e Aandachtspunt Risico n.v.t. Deel A: I3i+ 4a+b ,e nee Nee ja, II5g Deel A: I3ii 4.4 Direct daglicht in bewaarruimte Groene knollen/productverkleuring ja, II3a, II5a, II5b, II5e, III9b Deel A: I4d, II1 4.5 Ongediertebestrijding, vogels en huisdieren Verontreiniging met productvreemde bestanddelen en overbrengen van pathogenen ja, II3a, III9a Deel A: I3i, II2a 17.6: 4.6 VoorraadbescherR80/68 mingsmiddelen / (lozing); kiemremming / 91/414 ontsmetting (gbm) Aanwezigheid van chemische residuen (ofwel schadelijke stoffen) ja, II3a N.v.t. Ongewenste vermenging partijen Akkerbouw Certificeringsoverleg Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie Bewaarruimte met geoogst product dient afgescheiden te zijn van machineberging, werkplaats en opslag van materialen en hulpstoffen Product in tussenopslag dient volgens dezelfde voorschriften (VVAK, GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) opgeslagen te worden Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Product in tussenopslag dient volgens dezelfde (VVAK of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5 of B6 opgeslagen te worden. Geen opslag in bewaarruimte/ kisten waar dit teeltseizoen ggo-gewassen in opslag zijn geweest, tenzij zeer grondig gereinigd. Geen direct daglicht in bewaarplaats boven product. Geldt niet voor GZP Bestrijding en/of weren van ongedierte, vogels, huisdieren (opslagplaatsen afschermen tegen vogels, huisdieren, ongedierte, insecten en het plaatsen van lokdozen/ vallen of gaas voor openingen spannen). Is should voor zetmeelaardappel. Bij voorkeur (=should) permanent gescheiden ruimten gebruiken, met name bewaring apart van alle andere activiteiten. Alleen wettelijk toegestane middelen toepassen. Gebruik volgens wettelijke voorschriften/ gebruiksaanwijzing en registratie van het gebruik. Geldt alleen voor GZP: Gebruik afstemmen met afnemer Pagina 20 van 63 mei 2014 Indien product voor tussenopslag bij of voor derden opgeslagen wordt, dan dient deze opslag aan dezelfde (VVAK, GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) voorschriften te voldoen. Indien product met bestemming diervoeder voor tussenopslag bij derden opgeslagen wordt, dan dient deze opslag aan dezelfde (VVAK of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5 of B6 te voldoen. Om contaminatie/vermenging van ggo-gewassen/-resten met geoogst product te voorkomen, zijn in bewaarruimte/kisten dit teeltjaar geen ggo-gewassen opgeslagen geweest, tenzij zeer grondig gereinigd. Om groene knollen/productverkleuring te voorkomen, dient er geen direct zonlicht in de bewaarruimte te zijn (is “should” voor zetmeelaardappelen). Voorkomen van ongedierte en (huis)dieren en vogels (uitwerpselen en nesten voorkomen) op product in bewaarruimte door adequaat af te schermen bijv. sluit toegangen af, geen vogels boven partijen, geen huisdieren in product, door gaas voor in- en uitlaatluiken te zetten enz. Zet lokdozen voor ongedierte (op veilige plaatsen), indien nodig. Let op: bij ratten kan een verminderde gevoeligheid optreden voor bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen! Toediening volgens dosering op het etiket, volgens de voorschriften. Het gebruik van dergelijke middelen moet altijd geregistreerd worden (zie ook bijlage D) Indien voorraadbeschermingsmiddelen gebruikt worden, moet dit eerst afgestemd worden met de afnemer i.v.m. mogelijke aanwezigheid van ongewenst chemische residuen (met name insecticiden) Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) ja, II3a N.v.t. RED 2009/28 ja, II3a, II3b, II5h, III10 17.6: R80/68 (lozing) Deel A: I3i e, ii, II2a ja, II3a, II5g, III7 n.v.t. n.v.t. Deel A: I3i+ii ja, III7 n.v.t. ja, II5f ja, II5f ja, II5f Aandachtspunt Risico Niet-vakkundig toepassen, verkeerde dosering 4.7 Klimaatbeheersing/ conditionering product Aantasting kwaliteit product door broei of condensvorming wat leidt tot schimmelvorming, mycotoxinen Deel A: I4e Deel A: I4e 4.8 Thermometer Kwik en glas in product 4.9 Lampen Glas in product Geldt niet voor zetmeel Deel A: I4e 4.10 Koelapparatuur Koelvloeistof in product a.g.v. lekkage Akkerbouw Certificeringsoverleg Beheersmaatregelen Geldt alleen voor zetmeel: Gebruik van kiemremmingsmiddelen is niet toegestaan De technisch verantwoordelijke (teler en/of teeltbegeleider) op gebied van gewasbescherming moet zijn competentie kunnen aantonen. In NL: Toepasser moet beschikken over spuitlicentie (ook loonwerker) Klimaatbeheersing en drogen van het product: gebruik alleen goed onderhouden en goed afgestelde apparatuur; gebruik geschikte brandstoffen bij directe droging. Toelichting/ interpretatie Aantoonbare opleiding en ervaring (evt. CV van de externe teeltbegeleider). Er moet een geldige spuitlicentie (ten minste licentie 1) aanwezig zijn. Algemeen: optimale klimaatbeheersing nastreven product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting) voorkom schimmelvorming (i.v.m. mogelijke vorming van mycotoxinen), let op kwaliteit product Geschikte brandstoffen voor directe droging zijn: aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits die aan wett. normen voldoet). Gebruik van overige brandstoffen in overleg met afnemer. Geldt alleen voor producten (van Geschikte brandstoffen voor directe droging zijn: aardgas, eigen oogst) met bestemming bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte stookolie, diervoeder: dieselolie, zware stookolie (mits die aan wett. .normen gebruik alleen goed voldoet). Gebruik van overige brandstoffen in overleg met onderhouden en goed afgestelde afnemer en bij afzet aan GMP+ gecertificeerde bedrijven apparatuur (specificaties zijn overeenkomstig GMP+. beschikbaar); gebruik geschikte brandstoffen bij directe droging + registratie type brandstof. Geldt alleen voor GZP: Volledige en Registratie van conditioneringsomstandigheden (zie actuele registratie van conditionering voorbeeldformulier bijlage I) Breukvrije thermometer zonder kwik Voorkom kwik en glas in product Aanwezigheid beschermplaat, Algemeen: let vooral op verlichting boven product en in breukvrije lampen of beschermkousje werkzone. Niet verplicht voor lampen in werkzone buiten bereik van machines of werktuigen. Goed onderhouden en afdekplaat Voorkom lekkage van koelvloeistof in product boven het product Gebruik altijd afdekplaat boven product (STEK keuringsrapport) koelapparatuur: voorzien van STEK rapport niet ouder Pagina 21 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie dan 2 jaar 5 TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN ja, II3a, II5a, II5b Deel A: I3i+ 4a+b ja, II3a, II5b, II5g Deel A: I3ii n.v.t. Deel A: I4b ja, II3a, III9a Deel ja, II3a, II5a, II5b, III7, III10 n.v.t. n.v.t. Deel A: I3i+ 4a+b 17.6: A:I3i 91/414 (gbm) 5.1 Vreemde bestanddelen, ongewenste Stoffen Verontreiniging met vreemde bestanddelen 5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddele n 5.3 Transport door derden Overdosis gewasbeschermings-, kiemremmings- en ontsmettingsmiddelen. Akkerbouw Certificeringsoverleg Transporteur werkt niet volgens voedsel- en voederveiligheidseisen - Schone transportmiddelen Schone en goed onderhouden apparatuur en - Zonodig afdekken om inregenen en transportmiddelen. insleep vreemde bestanddelen te Verplichte beschikbaarheid van dekzeilen (Geldt niet voor voorkomen. suikerbieten, GZP en zetmeelaardappelen) - Laadruimte, technische Bij vervoer product na andere producten, dan als volgt hulpwerktuigen, transportmiddelen reinigen: dienen schoon te zijn. A diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C kunstmest: reinigen met water D verpakte producten: vegen E droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO17020 geaccrediteerde inspectieinstelling Voldoende capaciteit inzetten om Uitlezen groene aardappelknollen: geldt niet voor vreemde bestanddelen/ groene zetmeelaardappelen aardappelknollen uit te lezen bij Overig: Geldt niet voor suikerbieten en GZP. aflevering. Geldt alleen voor producten (van Bij het uithalen van kuilen voor diervoeder (m.n. maïs): eigen oogst) met bestemming verwijderen van plekken met zichtbare broei- of diervoeder: verwijderen broei en schimmelvorming. schimmel-plekken bij uithalen van kuilen. Veiligheidstermijn Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt zijn tijdens inschuring of bewaring. Geldt alleen voor GZP en Aardappelen verwerkende industrie: Transporteur is in bezit van GMP+ B 4.1 transport certificaat en is aantoonbaar (kopie certificaat). Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Transporteur is in bezit van Pagina 22 van 63 mei 2014 Transport door of in opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig. Handboek VVAK Hygiënecode 852/2004 183/2005 (food) (feed) Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 RED 2009/28 Aandachtspunt Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie GMP+ B 4.1 transport certificaat en is aantoonbaar (kopie certificaat). Gewasspecifieke aandachtspunten handmatige oogst en verpakking van Industriegroenten 852/2004 183/2005 (food) (feed) ja, II5b, n.v.t. RED D.A.B. Sluit aan bij aandachtspunt 1.5 EHBO Risico Beheersmaatregelen Veiligheid Aanwezigheid van EHBO-materiaal in nabijheid van permanente werkplekken en veldwerk Schone werkkleding en als handmatig geoogst wordt handschoenen. Kort geknipte nagels. Gelakte nagels en kunstnagels alleen indien handschoenen worden gedragen. Handen wassen met zeep voor aanvang van het werk en na elk toiletbezoek. Geen sieraden of loshangende voorwerpen dragen. Lange haren dienen bijeengebonden te zijn. Medewerkers met overdraagbare ziekten mogen niet in aanraking komen met het te oogsten product Wonden dienen afgedekt te worden met een waterafstotende pleister van een afwijkende kleur ten opzichte van het product. Het productafval dient dagelijks uit de productieruimte te worden verwijderd. Bewaak aanwezigheid leg dagelijks vast wat er uitgegeven is en terugkomt. II5d ja, II3a, II5a, II5b, II5d n.v.t n.v.t. 3.3 Persoonlijke hygiëne Contaminatie bij handmatige oogst/ productbehandeling ja, II3a, II5a, II5b, II5d n.v.t. n.v.t. 3.4 Product afval ja, II5f n.v.t. n.v.t. 3.5 klein oogstmateriaal (mesjes) ja, II5f n.v.t. n.v.t. 3.6 Verontreiniging product Akkerbouw Certificeringsoverleg Klein oogstmateriaal, zoals mesjes, komen tussen het geoogst product (verontreiniging) Verontreiniging met vet / olie bij be-/verwerking Gebruik food grade olie voor machines of onderdelen daarvan, waarbij het risico bestaat dat door smering of lekkage olie in het Pagina 23 van 63 mei 2014 Toelichting/ interpretatie Daar waar contact met het product kan ontstaan, foodgrade smeerolie gebruiken (meestal oogstmachines en sorteerbanden). Handboek VVAK ja, II5a, II5b n.v.t. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 n.v.t. 3.7 Fust en verpakkings- Verontreiniging vreemde materiaal bestanddelen product kan komen Fust dient schoon en gereinigd en in goede staat te zijn - Gebruik geen kapotte opslagmiddelen (container, fust, etc). Fust dient van kunststof of metaal te zijn. vervuiling met slijk, vuil en gewasresten voorkomen. Ontsmetten van fust moet geregistreerd worden. Fust dient niet op een kiezeloppervlak of andere “losse” ondergrond te worden geplaatst. Het product in de schaduw en zo koel mogelijk bewaren. Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf). 852/2004 183/2005 (food) (feed) n.v.t. n.v.t. RED n.v.t. n.v.t. D.A.B. Fysieke overbelasting n.v.t. n.v.t. D.A.B. Stof en geluid n.v.t. n.v.t. D.A.B. Ongevallen / nood n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. Welzijn n.v.t. n.v.t 17.3 1.9 Flora & fauna (natuur); 17.6: R92/43 Teelt heeft negatieve effect op natuurbeschermingsgebieden 17.7 Sluit aan bij aandachtspunt 1.8 Arbeid Akkerbouw Certificeringsoverleg Risico Beheersmaatregelen Toelichting/ interpretatie Inzet illegalen en kinderen; niet voldoen aan arbeidstijden Volgen wettelijke regels inzake arbeid (minimum leeftijd, arbeidsduur, sociale afdrachten), en verbod op inzet van illegalen. Dit geldt ook bij inzet van uitzendkrachten en bij vakantiewerk. Kennis nemen en toepassen van de “tilwijzer”. Bij uitzendkrachten kan volstaan worden met een geldig NEN 4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er kan volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring. Voorkom werken in stoffige of geluidvolle omgeving, of zorg voor doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen. Personeel is bekend met belangrijke tel. nrs. en locaties i.g.v. ongeval / nood. Op het bedrijf is een EHBO-box aanwezig. Locatie is bekend bij personeel. Personeel laten deelnemen aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen, voorlichtingsdagen, enz.) Volgen regels voor teelt in nabijheid van natuurbeschermingsgebieden en beschermingzones (zoals hamsterhabitat, Natura 2000, Pagina 24 van 63 mei 2014 Voor tilwijzer zie: www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysiekebelasting Doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen: ventilatie, afzuiging, gehoorbeschermers, stofkapjes, enz. Tel. nrs. van brandweer, politie, ambulance, elektriciteit-, water- en gas-bedrijf. Locatie van EHBO-box, brandblussers en noodafsluiters van gas, water en elektra. EHBO-box (doos/koffer) is compleet en goed onderhouden. De box is beschikbaar voor transport (trekker, auto, enz.) naar de directe omgeving van het (veld)werk. Voor handmatige oogst van industriegroente zie 1.5.4. Personen werkzaam op het teeltbedrijf betrekken bij ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door deelname aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen, voorlichtingsdagen) Dit betreft bijv. wettelijke bepalingen of afspraken uit overeenkomsten met overheid of natuurorganisaties. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 (habitat) 17.6: R79/409 (vogel); n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 17.6: 73/2009 (bijl. III) Achteruitgang van habitats (verwaarlozing/vernietiging van landschapselementen) n.v.t. n.v.t. D.A.B. Afname biodiversiteit n.v.t. n.v.t. D.A.B. (should) n.v.t. n.v.t. D.A.B. (should bij 1:3) n.v.t. n.v.t. 17.6: 73/2009 (art. 6, bijl. III) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Verstoring vogelstand (moedwillig verjagen en/of afschieten; vernietiging nesten door landgebruik). Nationale parken, enz.) Vogels tijdens broedseizoen niet moedwillig verjagen of afschieten tenzij wettelijk toegestaan. Bij grondbewerking rekening houden met nesten van weidevogels. Instandhouding van landschapselementen op eigen terrein (o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/groepen, geïsoleerde bomen en akkerranden) Respecteer teeltvrije zones langs sloten en oppervlaktewater conform het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Pas akkerrandenbeheer toe (bijv. zaaien bloemrijk mengsel), inzet plakvallen, groene vlieg en/of inzet steriele mannetjes. Teel minimaal één “klein gewas”. 1.10 Bodembeheer Verslechtering bodemstructuur en gebruikswaarde Passende vruchtwisseling en machine-gebruik. D.A.B. (should) D.A.B. Erosie door wind Maak bij mogelijke structuurproblemen een profielkuil ter vaststelling en om te bepalen hoe het opgelost kan worden. Op stuifgevoelige gronden antistuifmaatregelen toepassen (bijv. stuifdek, gewasresten Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 25 van 63 mei 2014 Als kans op weidevogelsnesten, voorafgaande of tijdens de grondbewerking inspecteren op nesten en indien mogelijk markeren/verleggen (incl. eieren). De regels voor verjagen kunnen per provincie verschillen (zie www.faunabeheereenheid.nl). Onderhoud kan bijvoorbeeld bestaan uit: baggeren, maaien, snoeien, plaggen, verschralen, afschermen, enz. De teeltvrije zone is de afstand tussen insteek talud en midden van de buitenste gewasrij. Het verschilt per gewas: - 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei, schorseneren, sla en peen - 1,00 m idem, maar bij luchtondersteunende spuit. - 0,25 m bij granen en graszaad - 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen. Teeltvrije zone is niet verplicht bij greppels en droge sloten, evenals bij biologische teelten. Door akkerrandbeheer minder (zware) plagen (toename soortenrijkdom biedt immers schuilplaats voor nuttige insecten), minder gbm nodig en minder meststoffen in oppervlaktewater. Plakvallen, groene vlieg en steriele mannetjes zijn controle- en beheersinstrumenten. Kleine gewassen zijn (mengsels van) plantensoorten die regionaal op een beperkt areaal worden geteeld, vaak op kleine percelen of perceelsranden. Tot een klein gewas behoren niet: aardappelen, suikerbieten, tarwe, gerst en snijmaïs. Opname van een “klein gewas” in het bouwplan verhoogt de soortenrijkdom. Voorbeelden van passend machine-gebruik is: voor de grondsoort geschikte machines (o.a. banden en -spanning) en werktuigen, rijpaden, grondbewerking (diep of mulch), enz. Beoordeel structuur, let vooral op bodemleven (wormen) en beworteling. Stuifgevoelige gronden zijn zand- en dalgronden zonder klei of leem. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Erosie door neerslag oppervlakkig inwerken (mulchen)) Erosiebeperkende maatregelen toepassen op hellingen > 2% Afname organisch stof (uitputting / daling vruchtbaarheid / nutriëntenverlies) (should) Maatregelen treffen om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Bij voorkeur elke 4 jaar bodemanalyse ter controle. Opstellen organisch stof balans De broeikasgasemissiereduktie is lager dan voorgeschreven (minstens 35%; per 1/1/2017 minstens 50% en per 1/1/2018 minstens 60%). Teeltbedrijf economisch niet duurzaam Bijlage M invullen indien biomassa voor energiedoeleinden wordt afgeleverd en de afnemer dit wenst. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. 17.2, 19.1 (should bij 1:3) 1.11 Emissiereductie n.v.t. n.v.t. D.A.B. 1.12 Rendabiliteit teeltbedrijf n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. Weinig bijdrage aan lokale welvaart Bij investeringsplannen lokale mogelijkheden onderzoeken. n.v.t. n.v.t. D.A.B. Teeltbedrijf intern gericht n.v.t. n.v.t. D.A.B. Deelname aan netwerken & bijeenkomsten, relaties met collega’s en/of samenwerkingsverband. Beperk brandstofverbruik van tractor en zelfrijdende machines 17.6: 73/2009 (bijl. III) 17.6: 73/2009 (bijl. III) 1.13 Lokale welvaart 1.14 Energie Akkerbouw Certificeringsoverleg Uitstraling teeltbedrijf negatief Vermijdbaar verbruik Optimaliseren bouwplan Optimaliseren (economische) efficiëntie van machines en arbeid. Bijvoorbeeld door samenwerking/uitwisseling (werktuigenvereniging/loonwerk), externe dienstbetrekking en/of machineverhuur. Nette uitstraling van het bedrijf (erf, gebouwen, percelen). Pagina 26 van 63 mei 2014 Voorbeelden: Diepe grondbewerking na elke oogst, Nietkerende grondbewerking (NKG), bodembedekking tijdens winterperiode, opentrekken wielsporen. Bijvoorbeeld: toepassen groenbemesters/compost/mest, onderwerken gewasresten. Bodemanalyse kan in combinatie met bemestingsonderzoek (PK). Aanvoer vs. afvoer van organisch stof moet in balans zijn (binnen wettelijke kaders). In bijlage M zijn de gegevens opgenomen, waarmee de vervolgschakel(s) de emissiereduktie kan/kunnen bepalen. Bij de economische optimalisatie gebruik maken van de sterke kenmerken van het bedrijf (ligging, grondsoort, beschikbare arbeid, faciliteiten, enz), en schakel daarbij de hulp in van (een) externe adviseur(s) (bijv. boekhouder, toeleverancier, afnemer). Van economische optimalisatie is bijv. geen sprake bij teelt van late gewassen op laagliggende (natte) percelen en teelt van pootaardappelen zonder voldoende kennis en arbeid. Bij de economische optimalisatie afwegen of machines en arbeid alleen voor eigen teeltbedrijf of ook andere bedrijven (kan) worden ingezet, om daarmee de kosten voor het eigen teeltbedrijf te verlagen en/of inkomsten te verhogen. Economische optimalisatie is ook het goed onderhouden en langdurig gebruiken van eigen machines en werktuigen. Erf en gebouwen goed onderhouden, geen langdurige onoverdekte opslag/stalling van machines, materialen, grondstoffen, gewasresten, productafval, enz. Op percelen restanten/gevolgen van de teelt/bewaring z.s.m. opruimen (bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden). Bij investeringen onderzoeken of lokale bedrijven/producten/diensten beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld deelname aan vakbeurzen, voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz. Bijvoorbeeld: - minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen - uitvoeren onder optimale (bodem)omstandigheden Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 n.v.t. n.v.t. D.A.B. (should bij 1:3) n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. (should bij 1:3) n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. 17.3 2.1 Perceelkeuze (bos), (biodiversiteit) (natuur), (gras); 17.4 (waterrijk), (bos); 17.5 (veen); n.v.t. n.v.t. 17.6: (should) Akkerbouw Certificeringsoverleg (blijvend grasland) - motor niet onnodig laten draaien - gebruik eco-stand aftakas - handel op basis van actueel verbruik (indien tractor/machine voorzien is van elektronische meting) Brandstofverbruik (diesel, benzine en Nota’s leverancier minimaal 5 jaar bewaren. Verbruikers LPG) wordt jaarlijks kritisch zijn bijvoorbeeld: tractor, heftruck, kachels, enz. beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaren. Maak daarbij een lijst met belangrijkste verbruikers. Bij aankoop nieuwe tractor en zelfrijdende machines, het brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke tractoren en machines laten meewegen in aankoopbesluit. Beperk elektriciteitsverbruik door Bijvoorbeeld: besparingsmaatregelen. - tijdklok (indien mogelijk) - reiniging ventilatoren/condensoren - natuurlijk trek in bewaring, - isolatie - spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp) Energiegebruik ((aard)gas en Jaarafrekening energiebedrijf minimaal 5 jaar bewaren. elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch Verbruikers zijn bijvoorbeeld: ventilatoren, kachels. beoordeeld en vergeleken met koelmachines, transportbanden, enz. voorgaande 4 jaren. Maak daarbij een lijst met belangrijkste verbruikers. Eigen opwekking Toepassen zonnepanelen en/of windmolen, productie bio-energie Percelen met een grote Aantoonbaar dat percelen waarvan Perceel bestond op 1/1/2008 niet uit bos, een andere biodiversiteit worden in (rest)producten van de permanente begroeiing of grasland met een grote agrarisch gebruik genomen. akkerbouwmatige teelten afkomstig biodiversiteit, had niet de status van beschermd gebied (bij zijn, op 1/1/2008 reeds een wet, internationale overeenkomst of door bevoegde agrarische bestemming hadden. autoriteit aangewezen), of had op 1/1/2008 een hoge koolstofvoorrraad met als status: - “waterrijkgebied” (permanent of groot deel van het jaar onder of verzadigd met water). - “permanent bebost gebied” (>1ha met >30% bedekking met bomen >5m). - “dun bebost gebied” (>1ha met 10-30% bedekking met bomen >5m). - “natuurlijk veengebied (tenzij geen ontwatering) Dit komt in Nederland niet/nauwelijks voor. Scheuren van blijvend grasland Opvolgen wettelijke regels rond Scheuren mag tussen 1 februari en 10 mei (zand/löss) of 15 Pagina 27 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 73/2009 (bijl. III) (should bij 1:3) n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. D.A.B. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. (gewasrotatie) 2.5 Bemesting 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen Akkerbouw Certificeringsoverleg gedurende winterperiode en/of zonder spoedige volgteelt scheuren van grasland (m.n. periode en volgteelt). september (klei/veen) en z.s.m. aansluitend een N-behoeftig gewas. Extra milieubelasting door monocultuur Toepassing gewasrotatie (op perceelsniveau) Uitspoeling nutriënten Resultaat bemestingsonderzoek gebruiken bij opstellen bemestingsplan. (should) Vermijdbare milieubelasting Opstellen N- en P-balans. Gebruik milieumeetlat bij opstellen gbm-plan Toepassen Geïntegreerde ziekte- en plaagbestrijding (IPM) door de volgende methoden: a) Preventie b) Observatie en monitoring c) Interventie Monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) op percelen voorkomen, ook op percelen die in tijdelijk gebruik zijn, tenzij monocultuur de milieubelasting niet verhoogd (bijvoorbeeld geen toename gbm gebruik tijdens en door de monocultuur). Voldoen aan Verordening PA aardappelmoeheid (1:3 teeltvoorschrift bij aardappelen). Doel is uitspoeling voorkomen/beperken, dus zoveel mogelijk gebruik maken van de reeds beschikbare nutriënten in de bodem voor gewasgroei. Resultaat P/K bemestingsonderzoek max. 4 jaar oud. Aanvoer vs. afvoer van N en P moet in balans zijn. Zie www.milieumeetlat.nl, of via eigen managementsysteem. a) pas ten minste één activiteit toe op het gebied van teelttechniek om het optreden en de intensiteit van ziekten en plagen te beperken. Voorbeelden zijn: gewasrotatie (zie 2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal, enz. b) pas ten minste één activiteit toe om te bepalen wanneer en in welke mate plagen en natuurlijke vijanden aanwezig zijn, hetgeen gebruikt wordt voor het bepalen van het bestrijdingsmoment en de toe te passen gbm-techniek (preventief, curatief). Voorbeelden zijn: deelname waarschuwingssysteem, luizenvallen, gewasinspectie, enz. c) toon aan dat in situaties waar ziekte en plaagdruk negatieve economische gevolgen heeft voor het gewas, interventie met specifieke bestrijdingsmethoden heeft plaatsgevonden. Voorbeelden zijn: bespuiting gbm, loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz. Waar mogelijk moet een niet-chemische methoden worden overwogen. Resistentie brengt hoger gbm-gebruik met zich mee. (should) Opvolging advies op etiket, indien risico op resistentieontwikkeling bestaat. Toepassen gbm op een geschikt spuitmoment. Gebruik voor minimaal 1 gewas een BOS om moment van toepassing en eventueel dosering van gbm te Pagina 28 van 63 mei 2014 Let op weersomstandigheden (m.n. windsnelheid) en andere specifieke aanwijzingen op het etiket. BOS = BeslissingOndersteunendSysteem. Bijvoorbeeld adviesmodule in het eigen managementsysteem, maar ook systemen van derden zoals het phytophthora- Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. 17.4 (waterrijk); n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. D.A.B. n.v.t. n.v.t. 17.6: 73/2009 (bijl. III) 2.9 Watergebruik (beregening/ irrigatie) bepalen Pas gbm toe middels LDS en/of maak gebruik van speciale spuittechnieken (bijv. rijenbespuiting), als wettelijk toegestaan en de effectiviteit toeneemt. Bij gelijke effectiviteit kiezen voor zaadcoating i.p.v. rij- of volveldstoepassing. Bij problemen met nematoden, inzet van resistentie gewassen/rassen en/of granulaat (volvelds of in rijen). Een volledige grondontsmetting met metam-natrium alleen als noodmaatregel toepassen. Bij inzet van insecticiden kiezen voor specifiek werkende middelen, tenzij de effectiviteit van dat middel op het doelorganisme lager is. Niet toegestane onttrekking Volgen officiële regels voor van oppervlakte- of grondwater onttrekking van (oppervlakte- of voor beregening/irrigatie grond)water voor beregening/irrigatie Vermijdbaar watergebruik Breken van storende lagen (ploegzool) (should) Gift variëren binnen perceel, afhankelijk van gewasbehoefte Beregenen als verdamping het laagst is (avond/nacht) (oppervlaktewater) Vervuiling en afstroming vanaf Toepassen wettelijke regels inzake perceel erosie (bij >2% helling; zie 1.9: ‘erosie’), beregening/irrigatie (vergunning; zie 2.9: ‘beregening/irrigatie’) en vullen spuitmachine. ****** Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 29 van 63 mei 2014 alarmeringssysteem. Om effectiviteit van gbm te verhogen (minder middel nodig voor hetzelfde effect). Bij coating is minder actieve stof per ha nodig. Een volledige grondontsmetting geeft meer milieubelasting dan inzet van granulaat. Met specifiek werkende insecticiden kunnen natuurlijke vijanden ontzien of juist gestimuleerd worden. Dit betreft m.n. regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot), waterschappen (i.v.m. droogte, vergunning) en in waterwingebieden (i.v.m. grondwaterbescherming) I.c.m. 1.9 Bodembeheer (v.w.b. aanvoer organisch stof) leidt dit tot verbetering van de bodemconditie (vochtleverend vermogen), een beter wortelstelsel en dus minder snel vochttekort. Bijvoorbeeld met hulp van remote-sensing of sensoren (i.c.m. BOS) Overdag beregenen alleen toegestaan indien ’s avonds en ’s nachts beregenen niet afdoende is, of (lokaal) niet is toegestaan. Erosieregels: zie ‘erosie’. Voor regels bij beregening/irrigatie (bijv. geen lekkage van brand- of smeerstoffen), zie ‘beregening/irrigatie’. Van belang is de minimale afstand tussen spuitmachine en insteek van het talud: 2m, en de terugslagklep. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 4 Controle 4.1 Inleiding De onafhankelijke controle is erop gericht vast te stellen of op een teeltbedrijf de voorgeschreven beheersmaatregelen met betrekking tot de teelt, oogst, transport, opslag en bewaring in voldoende mate worden nagekomen, zodat calamiteiten op het gebied van voedselveiligheid worden voorkomen. In overleg met de CI kan een telervereniging of verzendhandel namens een groep telers een aantal beheersmaatregelen voor haar rekening nemen (bijv. de registratie van de teelthandelingen). In dat geval is de telervereniging verantwoordelijk voor de betreffende beheersmaatregelen. Indien de telervereniging in gebreke blijft, ontvangt de teler geen certificaat. Indien een teler een loonwerker inzet voor werkzaamheden in de teelt, oogst, transport en bewaring, dan is de teler hiervoor verantwoordelijk en dient de teler aan te tonen dat de loonwerker werkt volgens de richtlijnen van het VVAK-certificatieschema (zie par. 3.4: aandachtspunt 1.7). Bij teeltbedrijven die voor het eerst deelnemen, moet de controle plaatsvinden tijdens het teeltseizoen. Bij bestaande deelnemers moet de controle plaatsvinden binnen 6 maanden vóór het aflopen van de geldigheid van het certificaat tot maximaal 3 maanden na het aflopen. Op grond van de controle wordt de geldigheid met 1 of 3 jaar verlengd. De geldigheidsdatum (dag + maand) wijzigt niet. 4.2 Afspraak voor controle De door de teler aangewezen CI neemt telefonisch en/of schriftelijk contact op voor het maken van een afspraak om de fysieke bedrijfscontrole op het teeltbedrijf uit te voeren. Ook zijn verrassingsbezoeken mogelijk (zie par. 4.3). Bij aanmelding verplicht de teler zich om mee te werken aan de controles door de CI. Dit betekent dat er tijd vrij gemaakt dient te worden voor de controles. Indien een teler tot 3x toe een gemaakte afspraak afzegt, dan volgt automatisch een afkeuring. 4.3 Frequentie controle Onderscheid wordt gemaakt tussen telers die voor het eerst deelnemen en telers die reeds eerder gecontroleerd zijn. Nieuwe deelnemers: alle nieuwe deelnemers, of bestaande deelnemers die met een nieuw gewas deelnemen, worden in het eerste jaar van deelname tijdens het teeltseizoen bezocht. Telers die het vorige seizoen een afkeuring hebben ontvangen voor een bepaald gewas (of het gehele bedrijf), worden voor dat gewas (of bedrijf) beschouwd als nieuwe deelnemer. Bestaande deelnemers: worden afhankelijk van de teelten en wel/geen deelname aan “duurzaamheid” en “RED” óf jaarlijks óf met een kans van 1 op 3 bezocht: - deelname aan “duurzaamheid”: 1 op 3 (niet RED-waardig) of jaarlijks (RED-waardig). - aardappelen voor de frites/chips industrie: jaarlijks. - overige teelten: per jaar wordt 1 op de 3 telers gecontroleerd. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 30 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Dit bezoek vindt in principe plaats tijdens het teelt- of bewaarseizoen. Gedurende de teeltfase of het bewaarseizoen zal een aantal telers (10% van de steekproefomvang) een verrassingsbezoek ontvangen (dit kan ook een tweede bezoek zijn voor de aardappelteelt). Het betreft hier deels onaangekondigde, gerichte controles (herbeoordelingen) waarvoor in het bijzonder telers in aanmerking komen, die tijdens een eerder bezoek geconfronteerd zijn met zogenaamde niet kritieke tekortkomingen (bijvoorbeeld het (nog) niet verricht hebben van noodzakelijke kleine reparaties aan machines, enz.). Het betreft hier dus een extra controle/herbeoordeling op zaken waarvan met de teler afgesproken is dat deze op korte termijn door hem zullen worden hersteld en welke niet direct kunnen leiden tot een voedselonveilige situatie. Deels betreft het een steekproefsgewijze controle zonder specifieke aanleiding. 4.4 Controle tijdens het teelttraject en bewaarseizoen Het bedrijf van de teler zal fysiek worden gecontroleerd, voordat het product wordt afgeleverd. De controles vinden jaarrond plaats, maar in de praktijk betekent dit dat de af land geleverde producten in de periode april tot en met augustus worden gecontroleerd. Voor 1e jaar deelnemers of telers die afgekeurd zijn vindt het fysieke bedrijfsbezoek plaats vóór aflevering van de eerste partij. Opmerking: Omdat telers van industriegroenten vaak meerdere teelten hebben en de teeltperiode soms kort is, vindt de controle plaats tijdens ten minste 1 van de teelten. Hierbij zullen in principe alle (op dat moment relevante) aan de teler gestelde voedselveiligheidseisen ofwel eerder genoemde beheersmaatregelen gecontroleerd worden. Beoordelingscriteria die tijdens de inspectie niet operationeel zijn, worden als voldoende beschouwd wanneer de teler de uitvoering beschrijft en de beschrijving in overeenstemming is met het schema. De gehanteerde controlemethoden zijn: Administratieve controle (deze documenten dienen, indien van toepassing, vooraf verzameld te worden teneinde de controle efficiënt te laten verlopen): - Zelfbeoordelingchecklist (bijlage E); - Tonen bijgewerkte teeltregistratie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen (tot datum controle) (bijlage F); - Tonen van registratie conditionering (alleen bij eigen bewaring GZP) (bijlage I); - Controle spuitlicentie (indien van toepassing); - Controle spuitkeuring (indien van toepassing); - Inkoopbonnen (of facturen) van zaaizaad / pootgoed; - Klachten- en calamiteitenformulier (ingevuld indien van toepassing) (bijlage G); - Overzicht percelen, opgeslagen partijen en aflevermoment (traceerbaarheid) (bijlage H); - In geval van loonwerk: bewijs dat loonwerk werkt volgens de eisen van dit schema; - Bij opslag eigen oogst met bestemming diervoeder: specificaties droogapparatuur, inkoopbon gebruikte brandstof; - Bij handmatige oogst groenten: overzicht uitgifte mesjes e.d. - Bij “duurzaamheid” (alleen bij jaarlijkse inspectie): - overzicht energieverbruik (gas en elektriciteit) afgelopen 5 jaar (of jaarafrekeningen); - lijst met machines/apparaten die meeste energie verbruiken; - (kopie van) ingevulde bijlage M (indien afnemer dit heeft gevraagd); Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 31 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 - bij inzet externe arbeid: kopie NEN 4400 certificaat uitzendbureau of VAR-verklaring van ZZP’er. De basis van de administratieve controle vormt de toetsing op actualiteit, compleetheid en correctheid van de registraties tijdens de periodieke controle. Gelet op de lagere controlefrequentie (1 op 3 jaar) voor een aantal gewassen heeft de controleur de mogelijkheid om te toetsen of de teler ook in voorgaande jaren adequaat geregistreerd heeft (zie ook interpretatiedocument CI). Fysieke bedrijfscontrole: Bij het bedrijfsbezoek worden één of meerdere van de percelen gecontroleerd, evenals de bedrijfsruimten, opslagplaatsen, machines, werktuigen, enz. Indien nodig worden de monsters genomen voor het residuonderzoek (uitsluitend bij Aardappelen Verwerkende industrie, zie hoofdstuk 5). Herstelmogelijkheid: Het is mogelijk dat bij een eerste fysieke bedrijfscontrole de teler toch nog de gelegenheid krijgt om een niet (volledige) geïmplementeerde maatregel alsnog (volledig) te implementeren. De termijn hiervoor wordt vastgesteld door de controleur. Bij deze telers kan een gerichte fysieke bedrijfscontrole worden uitgevoerd om te controleren of de afgesproken maatregelen zijn geïmplementeerd, als onderdeel van de 10% verrassingscontrole. Of de teler dient bewijsstukken te overleggen aan de CI. Wanneer blijkt dat de betreffende maatregel niet is geïmplementeerd (afspraak met controleur is niet, niet tijdig of slechts deels nagekomen), volgt onmiddellijk afkeuring. De CI heeft de mogelijkheid om de teler bij (herstelbare) beperkte tekortkoming(en), mits deze tekortkoming niet leidt tot een gerede kans op voedselonveilige of niet-duurzame situaties, de kans te bieden dit te herstellen. Deze situatie geldt dus ongeacht het een eerste of volgende fysieke bedrijfscontrole betreft. Bij tekortkomingen (niet of onvoldoende aantonen van het voldoen aan de beheersmaatregel) die leiden tot een gerede kans op voedselonveilige dan wel niet-duurzame situatie (afhankelijk van de aard van de eis), is herstel niet mogelijk en volgt afkeuring. 4.5 Inspectieverslag en certificering Na iedere inspectie wordt een inspectieverslag met de inspectieresultaten opgesteld dat aan de teler wordt verstrekt. De weergave van de resultaten van de inspectie op de beoordelingscriteria is ten minste: “ja of voldoet” in het geval dat aan de eis wordt voldaan, “nee of voldoet niet” in het geval dat niet aan de eis wordt voldaan, of “NVT” indien de eisen niet van toepassing zijn”. Alle “nee‘s” die tot intrekking/onthouding van het VVAK-certificaat leiden, moeten worden toegelicht. Verder dienen de bedrijfsgegevens en gewassen te worden vermeld die benodigd zijn voor de afgifte van het VVAK-certificaat, zoals omschreven in en met in achtneming van de eisen genoemd in hoofdstuk 6, en daarnaast hetgeen benodigd is voor verstrekking aan de afnemers, zoals genoemd in bijlage C. Op grond van het inspectieverslag wordt besloten over wel/niet verstrekken dan wel verlengen van het VVAK-certificaat (zie hoofdstuk 6). Bij bestaande telers wijzigt van de geldigheidsdatum de dag en maand niet, mits de controle heeft plaatsgevonden tussen 6 maanden vóór en 3 Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 32 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 maanden na de geldigheidsdatum. Hiermee wordt bereikt dat de CI meer flexibel is in het plannen van de controles en dat wordt voorkomen dat teeltbedrijven binnen één jaar 2 controles moeten ondergaan (en financieren) om een gecertificeerd product te kunnen afleveren. Indien een CI vermoed dat een teler -waarbij tijdens inspectie is vastgesteld dat de teler onvoldoende voldoet aan de gestelde eisen- (stilzwijgend) is overgestapt naar een andere CI om alsnog gecertificeerd te worden in hetzelfde seizoen, dient de CI de andere CI’s te wijzen op de aangetroffen onvolkomenheden (bijvoorbeeld door het inspectieverslag te verstrekken). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 33 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 5 Bemonstering en analyse De teelt volgens de eisen die in dit schema zijn opgenomen, leidt er toe dat de teler een voedselveilig product aflevert. De verwerker van het product zal daarnaast bij ontvangst op het verwerkingsbedrijf, tijdens het verwerkingsproces en/of na afloop van het verwerkingsproces monsters nemen om vast te laten stellen of zich nog residuen van bijv. gewasbeschermingsmiddelen of andere ongewenste stoffen, bijvoorbeeld mycotoxinen, in het product bevinden en of het maximaal toegestane niveau hiervan wordt overschreden. Elke verwerker bepaalt zelf op welke wijze dit gebeurt maar het dient in elk geval te beantwoorden aan de eisen van het certificeringsysteem van het verwerkingsbedrijf. 5.1 Residuen gewasbeschermingsmiddelen Door het merendeel van de afnemers van akkerbouwmatige geteelde producten wordt het eigen monitoringsysteem als afdoende garantie gezien om producten af te leveren die voldoen aan de residunormen voor gewasbeschermingsmiddelen. De kans dat er tijdens de teelt overschrijding van de normen (Maximum Residu Level - MRL) plaatsvindt wordt uitermate klein geacht omdat de teler én directe afnemer zich dient te houden aan de WG/GA (wettelijk gebruiksvoorschrift/gebruiksaanwijzing, bijv. veiligheidstermijnen). Voor deze teelten wordt van de teler niet verwacht dat hij zelf aan een monitoringsprogramma meedoet. Een uitzondering hierop vormt de aardappelteelt voor de verwerkende industrie (excl. zetmeelaardappelteelt). De telers moeten deelnemen aan het residu monitoringsprogramma, dat integraal onderdeel uitmaakt van de controlesystematiek. Naast bemonstering en controle van het eindproduct ten tijde van uitlevering wordt tevens een controle uitgevoerd op de registratie van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en kiemremmingsmiddelen door de aardappelteler door middel van residucontrole van het gewas (blad). Dit dient ter aanvulling op de fysieke bedrijfscontrole van de CI. Op deze manier wordt ook gecontroleerd op middelen die weliswaar geen residu in het eindproduct achterlaten maar niet zijn toegestaan bij de teelt of niet geregistreerd zijn. De residucontrole is in een aantal fasen van het aardappelteelt/productieproces van belang: Teeltfase: controle op registratie van gebruikte middelen, analyse op residuen van toegelaten en (recent) verboden middelen. De resultaten worden vergeleken met het door de aardappelteler geregistreerde gebruik. Opslag/bewaring/aflevering: controle op registratie van gebruik van de middelen die na de oogst worden gebruikt en op residuen op het product ten tijde van uitlevering (toetsing aan MRL's). De CI is verantwoordelijk voor het nemen van de monsters en het (laten) uitvoeren van het residu-analyseonderzoek dat aan de gestelde voorwaarden voldoet. De voorwaarden zijn opvraagbaar bij de VAVI. De bemonsteringsfrequentie bedraagt 12% van de deelnemende aardappeltelers. De bemonsteringsfrequentie geldt als totaal voor monsters genomen op blad en product. De CI is verantwoordelijk voor een goede verdeling over de verschillende analysepakketten. De verdeling van monsters over gewas (blad-) en product (knol-) onderzoek is aangegeven in onderstaande tabel. Tabel: Verdeling bemonsteringsfrequentie Type residu-onderzoek Gewas % van telers bemonsterd 2 Akkerbouw Certificeringsoverleg Product 10 Pagina 34 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Op basis van nieuwe informatie (analyseresultaten, aanwijzingen uit het veld, food alerts, etc.) of specifieke wensen van de afnemers van deze aardappelen kan de bemonsteringsfrequentie worden geïntensiveerd en het pakket aan middelen waarop wordt gecontroleerd worden uitgebreid. Aanpassing kan plaatsvinden tussentijds (naar aanleiding van signalen uit de markt) alsmede naar aanleiding van de jaarlijks te houden evaluatie. Wanneer uit het residumonitoringsonderzoek MRL overschrijdingen blijken, dan zal de VAVI de CI’s een intensiever residumonitoringsonderzoek laten opstarten welke voornamelijk gericht zal zijn op residuen van de betreffende middelen. Deze bewaking van het monitoringsonderzoek blijft gehanteerd totdat er duidelijkheid is over de oorzaak van deze overschrijdingen. 5.2 Andere ongewenste stoffen De afnemers van akkerbouwmatig geteelde producten hebben op basis van nationale of Europese wetgeving monitoringssystemen voor ongewenste stoffen. Een belangrijke ongewenste stof is mycotoxine (bijv. DON in granen, hiervoor gelden m.i.v. 1 juli 2006 Europese normen). Indien gewenst/verplicht, worden producten door de afnemers bemonsterd en geanalyseerd en afhankelijk van de uitkomst, producten geweigerd dan wel (corrigerende) maatregelen genomen. 5.3 Analysemethode Bij de bepaling van de residuen moet de GCMS + LCMS methode worden toegepast. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 35 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 6 Afgifte VVAK-certificaat Het VVAK-certificaat wordt door de aangewezen CI uitgereikt aan de teler wanneer deze na de fysieke bedrijfscontrole en administratieve controle voor de aangemelde teelten / percelen wordt goed bevonden voor het implementeren van de Beoordelingscriteria met bijbehorende beheersmaatregelen in zijn bedrijfsvoering. Het VVAK-certificaat bestaat uit twee delen. Een voorblad en een bijlage. Dit voorblad wordt in principe eenmaal per 3 teelt- en bewaarseizoenen uitgereikt. Echter, indien het VVAK-certificaat geldt voor (o.a.) de Aardappelen Verwerkende industrie en/of “duurzaamheid + RED”, zal jaarlijks een nieuw voorblad worden uitgereikt met daarop de geldigheidsduur vermeld. Een nieuw voorblad wordt ook uitgereikt bij wijziging (uitbreiding / inkrimping) van het aantal gewassen, dan wel starten of stoppen met “duurzaamheid”. VVAK-certificaat: Voorblad Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK) o geldend voor de gewassen: Aardappelen Verwerkende industrie Granen, Zaden, Peulvruchten (GZP) Suikerbieten Zetmeelaardappelen Industriegroenten (incl. uien) Andere akkerbouwmatig geteelde gewassen, bijvoorbeeld maïs, witlof, kruiden, enz. o geldend voor het bedrijf: □ ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ □ biomassaproductie conform ‘RED’ Jaar van certificatie (+ datum). Bij verlenging datum gelijk (zie 4.5). Geldigheidsduur certificaat (evt. per gewas) Certificaatnummer Uitgereikt aan: ....(naam teeltbedrijf/teler)... Adres / postcode / plaats: .... Registratienummer (van CI) Plaats (van ondertekening door CI) Handtekening (CI) Tevens bestaat het VVAK-certificaat uit een bijlage, dat alleen verstrekt hoeft te worden indien niet alle percelen van de betreffende teelten kunnen worden gecertificeerd. In dat geval wordt aangegeven op welke percelen het certificaat betrekking heeft. Deze informatie is ook voor de afnemer(s) beschikbaar. VVAK-certificaat: Bijlage Bijlage behorende bij Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK) Jaar van certificatie: Datum afgifte: Naam: (teeltbedrijf/teler) Adres / postcode / plaats: …. Certificaatnummer: Per gewas: aangeven of alle percelen zijn goedgekeurd. Zo niet: dan bij het betreffende gewas aangeven voor welke percelen (incl. oppervlakte en ras(sen)) het geldt. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 36 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 7 Bezwaar 7.1 Bezwaarprocedure Nadat de teler schriftelijk op de hoogte is gebracht door de CI dat er geen VVAK-certificaat wordt afgegeven met de betreffende reden(en) kan hij schriftelijk bezwaar aantekenen bij deze CI. Dit dient te gebeuren binnen 2 weken. In het bezwaar moet duidelijk omschreven worden waarom de afwijzing voor het VVAKcertificaat ten onrechte is, dat met ingesloten bewijsmateriaal kan worden aangetoond. Deze bezwaarschriften worden, indien mogelijk, binnen 4 weken in behandeling genomen door de CI. Of een bezwaar binnen 4 weken wordt gehonoreerd ligt aan het onderwerp van het bezwaar: - Wanneer het duidelijk een administratieve fout is van de teler dan wel CI, die met voldoende bewijsmateriaal kan worden aangetoond, zal de CI binnen 4 weken antwoorden. - Wanneer het bezwaar met bewijsmateriaal niet eenduidig is, wordt het bezwaar voorgelegd aan een zogenoemde Paritaire Commissie. 7.2 Paritaire commissie 1. Aanlevering dossier Wanneer een bezwaar niet eenduidig door de CI kan worden behandeld worden deze bezwaren door de CI verzameld en van argumentatie en toelichting voorzien. Afhankelijk van het bezwaar wordt deze door de CI in behandeling gegeven bij de door het Akkerbouw Certificeringsoverleg ingestelde Beroepscommissie VVAK (als afkeuring een gewasoverschrijdende eis betreft), dan wel bij de Paritaire Commissie2 van het betreffende gewas (als de afkeuring een gewasspecifieke eis betreft). 2. Samenstellen van de Beroepscommissie VVAK Deze Paritaire Commissie bestaat uit 3 vertegenwoordigers namens de afnemers en 3 vertegenwoordigers namens de teelt onder leiding van een onafhankelijk voorzitter (aangewezen door het Akkerbouw Certificeringsoverleg). De Beroepscommissie VVAK kan bij de beoordeling een beroep doen op de Paritaire Commissie2 per gewasketen, die nauw betrokken is bij de formulering van de eisen vanuit die gewasketen (het gaat om: Aardappel Verwerkende industrie (VAVI), Zetmeelaardappelen (AVEBE), COSUN, Granen-Zaden-Peulvruchten (Productschap Akkerbouw), Groenteverwerking (Vigef). 3. Behandeling bezwaren De bezwaren worden verzameld en periodiek (ca. 1x per 6 á 8 weken in de periode 1 augustus – 30 april, evt. frequenter indien daartoe aanleiding is) behandeld in de Paritaire Commissie (zie ook punt 1). Nadat deze commissie zich heeft gebogen over het betreffende bezwaar zal deze het advies op schrift stellen en terugkoppelen naar de betreffende CI. Deze CI zal de betreffende teler op de hoogte brengen over het al dan niet honoreren van het bezwaar. De secretaris van de door het Akkerbouw Certificeringsoverleg ingestelde Beroepscommissie VVAK ontvangt een afschrift van de adviezen van de Paritaire 2 of een soortgelijk orgaan Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 37 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Commissies van de betreffende gewassen, teneinde eenduidigheid in de beoordeling en afstemming te bevorderen. 4. Aantekening arbitrage Wanneer een teler zich niet kan vinden in het gegeven antwoord op zijn bezwaar door de Paritaire Commissie, dan wel Beroepscommissie VVAK kan er arbitrage worden aangevraagd. Voor de invulling hiervan wordt verwezen naar het leveringscontract met de betreffende afnemers, waarin deze procedure is geregeld. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 38 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage A: Criteria voor CI’s. De CI moet voldoen aan o.a. onderstaande minimumeisen: De CI is ISO IEC 17020:98 (EN 45004) of NEN-EN 45011:1998 geaccrediteerd voor het onderhavige schema of voor het totaal van de onderliggende (6) VVC’s en de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’(D.A.B.)*; De CI heeft aantoonbare ervaring met controle en certificering in de akkerbouwsector; Aantoonbare kennis van regelgeving in de akkerbouw; Bereidheid tot het ondergaan van één of meerdere audits vanuit de beheerder van het certificaat; De CI is bereid en in staat om, indien van toepassing, de in bijlage C omschreven informatie aan de betrokken afzetorganisaties te leveren; De CI rapporteert jaarlijks bevindingen ten aanzien van de certificering (hoeveelheid telers, reden afkeuring) aan het Akkerbouw Certificeringsoverleg; De CI verplicht zich om aanwezig te zijn op een jaarlijks te organiseren harmonisatieoverleg inzake de interpretatie van de eisen. Een aantal criteria zijn belangrijk voor: een onafhankelijke controle-organisatie: onafhankelijkheid, neutraliteit, objectiviteit, vertrouwelijkheid, de mogelijkheid tot beroep => aantonen dat zij de noodzakelijke bekwaamheid heeft om deskundige oordeelsvorming te kunnen geven. controleurs/auditoren: operationele onafhankelijkheid => enigerlei betrokkenheid bij concurrerende objecten, die hun neutrale en onpartijdige oordeelsvorming over het te inspecteren object zou kunnen beïnvloeden, is niet toegestaan. CI’s die van start willen gaan met het VVAK-certificatieschema dienen eerst erkend te worden door het Akkerbouw Certificeringsoverleg. Geïnteresseerde CI’s kunnen hiertoe (vroegtijdig) een verzoek indienen bij het Akkerbouw Certificeringsoverleg. Zij dienen zich akkoord te verklaren met de inhoud van het document ‘Criteria voor Controlerende Instanties’, waarin een nadere en volledige uitwerking is opgenomen van alle rechten en plichten van een CI. *) De module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ is eind april 2012 gelanceerd. Het uitbreiden van de accreditatie met deze module vergt tijd en inspanning waardoor niet direct volledig kan worden voldaan aan dit punt. De CI spant zich echter in om (de uitbreiding van) de accreditatie z.s.m. te realiseren. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 39 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage B: Lijst door Akkerbouw Certificeringsoverleg erkende CI’s organisatie contactpersoon adres postcode plaats telefoon / internet NAK AGRO Dhr. R. Minnaar Obrechtstraat 28E 8031 AZ Zwolle 088-6252476; www.nakagro.nl Pb 200 3200 AE Spijkenisse 0181-693333; www.nl.sgs.com Pb 161 8000 AD Zwolle 038-4260100; www.controlunion.c om SGS-Nederland mw. I. Control Union Certifications Kreupeling Dhr. W. Middag Voorbehoud Het is mogelijk dat er zich na publicatie wijzigingen in deze lijst van erkende CI’s voordoen. Voor de meest actuele lijst zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 40 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage C: Informatie CI naar afzetorganisatie Na aanmelding van de teler voor het VVAK-certificaat bij een erkende CI, machtigt de teler de CI om de volgende gegevens aan de door de betreffende teler gemachtigde afnemer te verstrekken: In een Excel overzicht: Gemachtigde afnemer(s) Telernummer bij afnemer(s) Nummer bij CI Klantnummer afnemer(s) Controle datum Geldigheidsduur certificaat Achternaam Naam (teeltbedrijf/teler) Adres Postcode + Plaats ras(sen) Oppervlakte Incl./excl. “Duurzaamheid” Incl./excl. “RED” Status Certificaatnummer Reden (bij afkeuring n.a.v. controle) Omschrijving (bij afkeuring n.a.v. controle) Residumonster (gewas- of knolmonster) – indien van toepassing Uitslag residumonster Wekelijkse rapportage betreffende status van aangemelde telers naar gemachtigde afnemer. Afwijking daarvan uitsluitend in onderling overleg met afnemer. Het verstrekken van de areaalgegevens aan de afnemer is niet verplicht omdat deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar kunnen zijn (m.n. bij 1:2 en 1:3 inspectie). In overleg met de afnemer kan gekozen worden voor het gebruik van de bij de afnemer bekende areaalgegevens. Aanlevering volgens een vast format (per afnemer vast te stellen, zie voorbeeld op: www.vavi.nl.) en/of de afnemer toegang verschaffen tot een digitaal archief. Kopie uitslag residumonster van teler voor gemachtigde afnemer (geldt alleen voor aardappelen verwerkende industrie). Eindrapportage van de CI na afloop van het jaar, van een teelt en opslagseizoen. Dit ten behoeve van evaluatie en communicatie met de CI’s, de betrokken afzetorganisaties en andere schakels in de keten. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 41 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage D: Eisen gesteld aan de registratie Hieronder wordt ingegaan op de wijze van registratie, de inhoud van de registratie en de bewaartermijn. 1. Wijze van registratie De te voeren registratie moet aan de volgende algemene eisen voldoen: 1. de registratie moet toegankelijk en overzichtelijk zijn voor controleur en afzetorganisatie, 2. het dient een minimaal aantal elementen te bevatten (zie par. 2), 3. de registratie mag zowel op papier als elektronisch worden vastgelegd. Toelichting: Toegankelijkheid en overzichtelijkheid - bij voorkeur gebruik maken van registratieformulieren per registratie-eenheid (doorgaans: perceel) of, indien geautomatiseerd, van een akkerbouw registratiesysteem (met rapportagemogelijkheid per registratie-eenheid). - spuitboekje is ook akkoord, mits de overzichtelijkheid geborgd is (vastlegging per registratieeenheid). Registratie-eenheid Een registratie-eenheid is doorgaans een perceel of groep van percelen, die op eenzelfde wijze behandeld wordt (dezelfde bemesting, dezelfde gewasbescherming). Registratie in verband met “duurzaamheid” kan betrekking hebben op (groepen van) percelen of het gehele teeltbedrijf. Elektronische vastlegging (niet verplicht) De gangbare akkerbouw managementsystemen voldoen aan de eisen. Gangbaar zijn: Comwaes, Crop (Opticrop), ISA-akker (Isagri), Teeltplus (Dacom). 2. De inhoud van de registratie Hieronder zijn voor de diverse teelthandelingen de minimale registratie-eisen weergegeven. In bijlage F is een voorbeeld van een teeltregistratieformulier opgenomen. Opmerking: de registratie van bemesting is voor de suikerbietenteelt niet verplicht. Voor alle formulieren - unieke perceelsnaam (of -code); - oppervlakte (ha); - optioneel (= niet verplicht): NAW (Naam-Adres-Woonplaats) gegevens van het teeltbedrijf. Aanvoer organische meststoffen - datum toediening; soort organische meststof; hoeveelheid (ton/ha); - optioneel (= niet verplicht): samenstelling N, P2O5, K2O, enz. (kg/ton). Aanvoer kunstmest - datum toediening; soort meststof; hoeveelheid (kg/ha); - optioneel (= niet verplicht): samenstelling N, P2O5, K2O, enz. (kg/ton). Gebruik gewasbeschermingsmiddelen - datum toediening; naam middel; dosering (kg/ha of l/ha); Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 42 van 63 mei 2014 Handboek VVAK - Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 naam toediener (bij steeds dezelfde toediener: 1 keer vermelden + evt. afwijkingen); doel (reden) toepassing (bijvoorbeeld onkruid, schimmels, phytophthora, insecten); type behandeling (VV= volvelds, rijenspuit, strooien, strijken,…); optioneel (= niet verplicht): toelatingsnummer middel; werkzame stof; oppervlakte bespoten per keer. Oogstdatum - 1e oogstmoment van de registratie-eenheid. Chemische behandeling tijdens inschuren of bewaring (bijv. kiemremming) - datum toediening; naam middel; dosering (kg of ltr per ton geoogst product); - optioneel (= niet verplicht): toelatingsnummer middel; werkzame stof. Alleen bij eigen opslag GZP: Registratie GZP conditionering (bijlage I) - datum van registratie; - maandelijks (in september en oktober: 2x per maand) vastleggen per opgeslagen partij: aantal beluchtingsuren in de afgelopen maand producttemperatuur vochtgehalte Naast de (bovengenoemde) registratie van teelthandelingen, dient ook een registratie gevoerd te worden met betrekking tot: Traceerbaarheid (zie voorbeeldformulier bijlage H) - overzicht van percelen: perceelsnaam (of –code); locatie; gewas; ras; oppervlakte; - optioneel (= niet verplicht): plattegrond waarop alle percelen zijn ingetekend; - bij af land levering (niet verplicht voor suikerbieten en zetmeelaardappelen): datum; afnemer; hoeveelheid afgeleverd product (ton); - bij bewaring (niet verplicht voor zetmeelaardappelen en GZP): overzicht met per perceel: waar product opgeslagen is (zodat ook mengpartijen zichtbaar worden); optioneel (= niet verplicht): hoeveelheid (raming); op cel/box/kist partijidentificatie vermelden. bij aflevering per cel/box: datum; afnemer; hoeveelheid afgeleverd product (ton). Om een juiste tracering mogelijk te maken moet de identiteit van partijen bewaard blijven door deze te labelen indien sprake is van meerdere rassen of partijen die niet geteeld zijn onder de voedselveiligheidseisen opgenomen in dit document. Calamiteiten - NAW (Naam-Adres-Woonplaats) gegevens van het teeltbedrijf/teler - datum calamiteit; - omschrijving calamiteit/klacht; - locatie waar product/partij nu is*; - oorzaak; - corrigerende maatregel uitgevoerd; - verbetermaatregel (hoe in de toekomst te voorkomen); - effectiviteit van de verbetermaatregel*; - meldingsdatum afnemer, PDV en GMP+ (bij afzet als diervoeder) en VWA (indien van toepassing)*; - paraaf. *) niet verplicht bij een calamiteit waarbij de veiligheid van het product niet in het geding is. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 43 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 In bijlage G is een voorbeeld opgenomen. Ontsmetting opslagmiddelen (fust industriegroenten) - datum; aard/identiteit opslagmiddel; naam ontsmettingsmiddel; naam uitvoerder. Gebruik eigen zaaizaad GZP: - vastleggen van welk perceel het zaaizaad afkomstig is. Ongediertebestrijding (alleen bij opslag eigen product en indien nodig) - locaties lokdozen (bij voorkeur op plattegrond intekenen); - per controleronde: datum; nummer lokdoos; aangevuld (J/N). Duurzaamheid - overzicht energieverbruik (gas en elektriciteit) afgelopen 5 jaar (of jaarafrekeningen)*; - lijst met machines/apparaten die meeste energie verbruiken*; - bij inzet externe arbeid: kopie NEN 4400 certificaat uitzendbureau of VAR-verklaring van ZZP’er. *) niet verplicht bij een controlefrequentie van 1:3 jaar. Biomassa voor energiedoeleinden (RED; alleen indien afnemer hierom vraagt): - hoeveelheid uitgangsmateriaal per ha (voor betreffende teelt/product) - brandstofverbruik per ha (voor betreffende teelt/product). In bijlage M is een voorbeeld opgenomen. 3. Bewaartermijn De registratie dient met ingang van 2012 minimaal 5 jaar bewaard te worden op het teeltbedrijf. Voordien was de bewaartermijn 3 jaar. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 44 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage E: Zelfbeoordeling/checklist Naam:……………………….. Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Datum: … / …. / 2014; Paraaf: ….. Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring. 1. Voldoet? ALGEMEEN ja 1.1 Eigen verklaring + zelfbeoordeling/checklist 1.1.1 U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist. 1.2 Traceerbaarheid (eenduidige registratie van het perceel, de teelt en afnemer) Zie ook bijlage H. 1.2.1 Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte, en indien van toepassing een plattegrond van de bewaarruimte(n). Een plattegrond van de bewaarruimte(n) geldt niet voor granen, zaden & peulvruchten (GZP), suikerbieten en zetmeelaardappel 1.2.2 Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1 oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of spuitboekje. 1.2.3 Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8). 1.2.4 U registreert waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie van herkomst van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid (raming). (geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.) 1.2.5 U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen. 1.2.6 Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en vermenging van partijen wordt voorkomen. 1.2.7 Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren. 1.2.8 Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard. 1.2.9 Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd maar separaat opgeslagen. 1.3 Calamiteiten e bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie, radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of quarantaine organismen. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 45 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN 1.3.1 ja In geval van een dergelijke calamiteit: legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd (bijlage G ‘Calamiteiten’ invullen). geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen. overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de betreffende partij. raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) (zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet worden aan de VWA. Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens: raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International. geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV) (tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010). bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade. 1.3.2 In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast: wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd. hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant). U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken. 1.4.1 U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen, schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met uw afnemer. Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl (zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’) 1.4.2 Bij afzet als diervoeder: U beschikt over kennis van relevante wetgeving (zie bijlage J). Voor productnormen bij diervoeder zie www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx. 1.4bKennisontwikkeling, actualisatie vakmanschap (=should) 1.4.3 U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten, veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie www.kennisakker.nl; www.irs.nl. 1.5 Hygiëne 1.5.1 Bij opslag/bewaring op het teeltbedrijf weten zowel derden (bezoekers) als personeel aan welke hygiëneregels voldaan moet worden (zichtbaar ophangen). Minimumeis: zie bijlage K. Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen. 1.5.2 Er wordt gewerkt volgens de hygiëneregels. Deze zijn bekend bij u zelf en het personeel d.m.v. een instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten ondertekenen). Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen. 1.5.3 Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook 1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product wordt voorkomen. 1.4a Wetgeving (=should) 1.6 Opslag hulpstoffen 1.7 Loonwerk betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen. 1.6.1 Opslag voldoet aan wettelijke eisen. 1.6.2 De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product. 1.7.1 U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of het Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 46 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja nee nvt. ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren. 1.7.2 2. Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit. Voldoet? TEELT 2.1 Perceelskeuze 2.2 Uitgangsmateriaal 2.3 GGO-gewassen 2.4 Machinegebruik ja 2.1.1 Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv. teelt van hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse 2.1.2 Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een grondanalyse door een erkend laboratorium. 2.1.3 Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic, vooral in percelen langs wegen). 2.1.4 Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar. 2.2.1 Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk aan u heeft verklaard. Bij eigen vermeerdering dient een NAK-goedkeuringsbewijs (aardappelen) of TBM-beoordelingsbewijs (zetmeelaardappelen) aanwezig te zijn. 2.2.2 Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen tijdens de teelt te verminderen. (=should) 2.2.3 Bij gebruik eigen zaaizaad voor GZP-teelt wordt de perceelsnaam waarvan het zaaizaad afkomstig is geregistreerd. 2.3.1 Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete goedkeuring van de afnemer. 2.3.2 Geldt alleen voor suikerbieten: Indien bietenzaad niet is ingekocht via Cosun, dan kunt u hiervoor een ontheffing van de RvB van Cosun tonen. 2.3.3 Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd. 2.3.4 Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde gewas. Voor consumptieaardappelen geldt 4 jaar. 2.3.5 Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor aardappelen geldt een minimale afstand van 10 m, voor suikerbieten 3 m. 2.3.6 GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO partijen. 2.3.7 Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij daarna zeer grondig gereinigd. 2.3.8 Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het ‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G). 2.4.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie, Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 47 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja vet, glas). 2.5 Bemesting 2.6 Goede dosering meststoffen 2.5.1 Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van analysegegevens). (= should) 2.5.2 Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas. (geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en voldaan wordt aan de glasnorm. Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost. Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden. 2.5.3 Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting 2.5.4 Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F). (geldt niet voor suikerbieten) 2.5.5 Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel). 2.6.1 Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should) 2.6.2 Geldt alleen bij consumptieaardappelen: jaarlijkse kalibratie uitvoeren (controle op goede werking, afstelling en verdeling) + datum van deze test noteren 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen 2.7.1 2.7.2 datum: ___- ___-2014 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar). Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen. 2.7.3 Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel) 2.7.4 De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen) 2.7.5 De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 48 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.8.1 Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding (incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie www.kennisakker.nl 2.8.2 Geldt alleen voor GZP (zie ook 1.4a, 1.4b, 2.2 en 4.6): let op aarschimmels (fusarium, moederkoren) en giftige onkruiden. Bij vondst registratie op het ‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G) + melden aan afnemer. 2.8.3 Geldt alleen voor consumptieaardappel: doornappel (Datura stramonium) (handmatig) uit perceel verwijderen. 2.9 Watergebruik 2.9.1 Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten 2.10 Jacht 2.10.1 Geldt alleen voor consumptieaardappelen en industriegroenten: jacht niet 2.8 Ziekten, plagen en gebreken nee nvt. toegestaan indien het gevaar bestaat dat hagel in product terecht komt. 3. Voldoet? OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN 3.1 Machines 3.2 Verpakking van diervoeders (alleen van eigen oogst) ja 3.1.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen (zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op: beschadigingen inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik schone kipwagens, kisten, etc. Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 3.1.2 Voorkom natregenen van het product (bijv. afdekken). (Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen). 3.1.3 Geldt alleen voor consumptieaardappelen en industriegroenten: Aanwezigheid van dekzeil bij dreiging van regen verplicht. 3.1.4 Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd. 3.2.1 Gebruik voor diervoerders uitsluitend geschikt, schoon en voldoende (lagen) verpakkingsmateriaal (folie, big bags). 3.2.2 Voorkom beschadiging van verpakkingsmateriaal (en repareer indien nodig). Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja 4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf) 4.1 Niet overdekte bewaarplaatsen 4.1.1 De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin. Kisten en containers gebruikt voor opslag zijn in goede staat (niet beschadigd). 4.1.2 Geldt alleen voor GZP: Product afdekken bij dreiging regen of verontreiniging. Is “should” bij kortdurende opslag (enkele dagen) in afwachting van verlading. Akkerbouw Certificeringsoverleg nee nvt. Pagina 49 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING 4.2 Diervoeders (alleen van eigen oogst) ja 4.2.1 De kuilkwaliteit (optimale pH: 4,5-5,4) wordt bewaakt en schimmelgroei wordt voorkomen. Gebruik alleen toegestane toevoegingsmiddelen (bij levering en toepassing door VKL gecertificeerde loonwerker wordt hieraan voldaan). Bij twijfel zie groep 1K op http://ec.europa.eu/food/food/animalnutrition/feedadditives/comm_register_ feed_additives_1831-03.pdf. 4.2.2 Verpakte balen bij voorkeur (=should) bewaren op verharde ondergrond (m.n. op niet-zandgrond). nee nvt. 4.2.3 . Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren. 4B. Overdekte bewaring (Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5)) 4.3 Overdekte bewaarplaats 4.3.1 Zorg jaarrond voor een schone bewaarplaats. Niet voor andere doeleinden zoals machineonderhoud, stalling of opslag gebruiken, tenzij verontreiniging van de vloer of wanden wordt voorkomen (bijv. afdekken met plastic of zeil; bij opslag van hulpstoffen is intacte verpakking ook voldoende). 4.3.2 De bewaarplaats (dak, wand, enz.) is goed onderhouden, zodat geen vervuiling van het product kan optreden. 4.3.3 Kisten en containers die gebruikt worden voor opslag zijn in goede staat (niet beschadigd). 4.3.4 De bewaarruimte met geoogst product is afgescheiden van machineberging, werkplaats en opslag van materialen en hulpstoffen, om verontreiniging van geoogst product (met bijv. slijpsel, chemicaliën, meststoffen en olie) te voorkomen. 4.3.5 Product in tussenopslag (ook bij derden) wordt volgens dezelfde (VVAK, GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5 of B6 (bij afzet als diervoeder) opgeslagen. 4.3.6 Geen opslag in bewaarruimte/ kisten waar in het betreffende teeltjaar ggogewassen in zijn opgeslagen, tenzij zeer grondig gereinigd. 4.4 Geen direct daglicht 4.4.1 in bewaarruimte Er komt geen direct daglicht boven het product in de bewaarplaats, waardoor groene knollen / productverkleuring wordt voorkomen. (Geldt niet voor GZP en is “should” voor zetmeelaardappelen). 4.5 Ongediertebestrijding, vogels en huisdieren 4.5.1 Bestrijd en/of weer ongedierte, vogels, huisdieren en insecten, door de opslagplaatsen hiervoor af te schermen (sluit toegangen; gaas voor openingen) en indien nodig het plaatsen van lokdozen/vallen. (=should voor zetmeelaardappelen) Let op: bij ratten kan verminderde gevoeligheid optreden voor bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen! 4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen / kiemremming / ontsmetting 4.6.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 4.6.2 Geldt alleen voor GZP: gebruik van deze middelen vooraf afstemmen met afnemer. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 50 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja 4.6.3 Geldt alleen voor zetmeelaardappelen: gebruik van kiemremmingsmiddelen is niet toegestaan. 4.6.4 De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 4.7 Klimaatbeheersing/ conditionering van het product nee nvt. Algemeen: - optimale klimaatbeheersing nastreven. - product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting). - voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product. 4.7.1 Gebruik alleen goed onderhouden en goed afgestelde apparatuur. 4.7.2 Gebruik alleen geschikte brandstoffen (bij directe droging of verwarmen van het product: aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits deze aan wettelijke normen voldoet)). Andere brandstoffen uitsluitend na overleg met afnemer. 4.7.3 Geldt alleen voor producten van eigen oogst met bestemming diervoeder: Specificaties van de apparatuur zijn beschikbaar en bij directe droging het type brandstof registreren. 4.7.4 Geldt alleen voor GZP: Registratie van conditionering is volledig en actueel (zie bijlage I). 4.8 Thermometer 4.8.1 Gebruik uitsluitend breukvrije thermometer zonder kwik. 4.9 Lampen 4.9.1 Zorg voor aanwezigheid van een beschermplaat of gebruik breukvrije lampen of beschermkousje voor verlichting boven het product en in de werkzone. Dit is niet verplicht voor lampen in de werkzone, buiten bereik van machines of werktuigen. (Geldt niet voor zetmeelaardappelen) 4.10 Koelapparatuur 4.10.1 Gebruik goed onderhouden apparatuur en afdekplaat boven het product, ter voorkoming van lekkage van koelvloeistof in product. 4.10.2 Koelapparatuur is voorzien van een STEK rapport (niet ouder dan 2 jaar). Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN 5.1.1 5.1 Vreemde bestanddelen, ongewenste stoffen 5.2 Voorraadbescher- ja Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en transportmiddelen. 5.1.2 Voorkom nat worden van het product bij regen. Dekzeil moet beschikbaar zijn. (Geldt niet voor suikerbieten, GZP en zetmeelaardappel) 5.1.3 Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 5.1.4 Voldoende capaciteit inzetten om vreemde bestanddelen uit te lezen. (geldt niet voor suikerbieten en GZP). 5.1.5 Geldt alleen voor consumptieaardappelen: Voldoende capaciteit inzetten om groene aardappelknollen uit te lezen. 5.1.6 Bij uithalen kuilen (m.n. maïs) van eigen oogst met bestemming diervoerder, zichtbare schimmel- en broeiplekken verwijderen. 5.2.1 Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 51 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN mings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen 5.3 Transport door derden ja 5.3.1 Geldt alleen voor GZP, consumptieaardappel en producten met bestemming diervoeder: Transporteur is in het bezit van het GMP+ B4.1 (transport) certificaat. Bij transport in opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport door of in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig. Voldoet? Gewasspecifieke aandachtspunten: handmatige oogst en verpakking van Industriegroenten ja 1.5 EHBO materiaal 1.5.4 Zorg voor aanwezigheid van EHBO-materiaal in nabijheid van permanente werkplekken en veldwerk. 3.3 Persoonlijke hygiëne bij handmatige oogst 3.3.1 Persoonlijke hygiëne behelst: - Schone werkkleding en handschoenen. - Kort geknipte nagels. Gelakte nagels en kunstnagels alleen indien handschoenen worden gedragen. - Handen wassen met zeep voor aanvang van het werk en na elk toiletbezoek. - Geen sieraden of loshangende voorwerpen dragen. - Lange haren zijn bijeengebonden. - Medewerkers met overdraagbare ziekten komen niet in aanraking met het te oogsten product. - Wonden worden afgedekt met waterafstotende pleisters van een afwijkende kleur (ten opzichte van het product). 3.4 Product afval 3.4.1 Het productafval wordt dagelijks uit de productieruimte verwijderd. 3.5 Klein oogstmateriaal (mesjes) 3.5.1 Voorkom klein oogstmateriaal (mesjes) in het product door de uitgifte en inlevering dagelijks vast te leggen. 3.6 Verontreiniging product met oliën/vetten 3.6.1 Gebruik food grade olie voor machines of onderdelen daarvan, waarbij het risico bestaat dat door smering of lekkage olie in het product kan komen. 3.7 Fust en verpakkingsmateriaal 3.7.1 Fust is schoon, gereinigd en in goede staat: - Gebruik geen kapotte opslagmiddelen (container, fust, etc). - Fust is van kunststof of metaal. - Vervuiling met slijk, vuil en gewasresten voorkomen. - Ontsmetten van fust registreren. - Fust niet op een kiezeloppervlak of andere “losse” ondergrond plaatsen. - Het product in de schaduw en zo koel mogelijk bewaren. ja 1.8.1 Bij inzet van externe arbeid (incl. vakantiewerkers; excl. mechanisch loonwerk) worden de wettelijke regels in acht genomen v.w.b. minimum leeftijd, arbeidsduur en sociale afdrachten, en worden geen illegalen ingezet. Bij inzet van uitzendkrachten is dit aantoonbaar door een kopie van een geldig NEN4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er kan volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring. 1.8.2 Voorkom/beperk fysieke overbelasting van personeel door kennis te (laten) nemen en het toepassen van de “Tilwijzer”: www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysieke-belasting 1.8.3 Voorkom dat personeel werkt in een stoffige of geluidvolle omgeving, of zorg voor doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen (bijv. Akkerbouw Certificeringsoverleg nee nvt. Voldoet? Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf) 1.8 Arbeid nee nvt. zijn tijdens inschuring of bewaring. Pagina 52 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf) ja ventilatie/afzuiging, gehoordopjes, stofkapjes). 1.8.4 Personeel is bekend met belangrijke telefoonnummers en locaties (i.v.m. mogelijk ongeval/nood). Het betreft de telefoonnummers van brandweer, politie, ambulance, elektriciteit-, water- en gasbedrijf, de locatie van brandblusser(s) en EHBO-box, en de afsluiters van gas, water en elektra. 1.8.5 Op het bedrijf is een compleet en goed onderhouden EHBO-box aanwezig. 1.8.6 Personeel wordt betrokken bij ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door deelname aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen, voorlichtingsdagen). 1.9 Flora & fauna (Natuurgebieden) 1.9.1 Het gebruik van uw percelen gelegen in of naast natuurbeschermingsgebieden en -beschermingszones is in overeenstemming met de regels die daarvoor wettelijk gelden, dan wel op grond van regelingen en/of overeenkomsten (bijv. hamsterovereenkomst, nationale parken, enz.). (Vogelbeheer) 1.9.2 Bij de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met de vogelstand, door de vogels tijdens het broedseizoen niet moedwillig te verjagen of af te schieten tenzij wettelijk toegestaan, en bij grondbewerking zoveel mogelijk weidevogelnesten te behouden (markeren/verleggen). Voor regels voor verjagen zie www.faunabeheereenheid.nl. (Habitats) 1.9.3 U zorgt actief voor instandhouding van landschapselementen op eigen terrein (o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/-groepen, geïsoleerde bomen en akkerranden). Bijvoorbeeld door baggeren, maaien, snoeien, plaggen, verschralen, enz. 1.9.4 Teeltvrije zones langs sloten en oppervlaktewater (conform Lozingenbesluit open teelt en veehouderij) worden gerespecteerd. De afstand tussen insteek talud en midden van de buitenste gewasrij is minimaal: - 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei, schorseneren en peen. - 1,00 m idem, maar dan bij luchtondersteunende spuit. - 0,25 m bij granen en graszaad. - 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen. De teeltvrije zone geldt niet bij greppels, droge sloten en biologische teelt. 1.9.5 Pas akkerrandbeheer toe (bijvoorbeeld inzaai bloemrijke mengsels), inzet plakvallen, groene vlieg en/of inzet steriele mannetjes. (=should) 1.9.6 Teel minimaal één “klein gewas”. Dit zijn (mengsels van) plantensoorten (should die regionaal op beperkt areaal worden geteeld, vaak op kleine percelen of bij 1:3) perceelsranden. 1.10.1 U neemt maatregelen om verslechtering van bodemstructuur en gebruikswaarde van uw percelen te voorkomen. Bijvoorbeeld vruchtwisseling, juiste bandenspanning, rijpadensysteem, groenbemester, grondbewerking (diep of mulch), enz.. 1.10.2 Maak bij mogelijke structuurproblemen een profielkuil ter vaststelling en om te bepalen hoe het opgelost kan worden. (=should) 1.10.3 Pas op stuifgevoelige gronden anti-stuifmaatregelen toe (bijvoorbeeld stuifdek, gewasresten oppervlakkig inwerken (mulchen)) (erosie) 1.10.4 U neemt maatregelen om erosie door neerslag op percelen met een hellingspercentage van >2% te voorkomen. Bijvoorbeeld (conform Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg): diepe grondbewerking na elke oogst, niet-kerende grondbewerking (NKG), opentrekken wielsporen, bodembedekking tijdens winterperiode, enz. (organisch stof) 1.10.5 U neemt maatregelen om afname van het organisch stofgehalte te voorkomen en controleert dit bij voorkeur door bodemanalyse (bijv. elke 4 1.10 Bodembeheer (structuur/kwaliteit) Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 53 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf) ja jaar in combinatie met bemestingsonderzoek). Bijvoorbeeld: toepassen van groenbemester, compost, mest, onderwerken van gewasresten, enz. 1.10.6 1.11 Emissiereductie Stel een organisch stof balans op. (=should) 1.11.1 Bijlage M wordt ingevuld indien (rest)producten van de akkerbouwmatige (should teelten worden afgeleverd als biomassa voor energiedoeleinden en de bij 1:3) afnemer dit wenst. Let op: kopie bewaren in eigen administratie, incl. de bewijzen/berekeningen, en 5 jaar bewaren! 1.12 Rendabiliteit 1.13 Lokale welvaart 1.14 Energie 1.12.1 Optimaliseer het bouwplan. Houd daarbij rekening met de sterke kenmerken van het bedrijf (bijvoorbeeld ligging, grondsoort, beschikbare arbeid, faciliteiten, enz.). Schakel daarbij de hulp in van (een) externe adviseur(s) (bijvoorbeeld boekhouder, toeleverancier en/of afnemer). 1.12.2 Optimaliseer de efficiëntie van machines en arbeid. Bijvoorbeeld door samenwerking/uitwisseling (werktuigenvereniging/loonwerk), verlengen gebruiksduur (onderhoud!), externe dienstbetrekking en/of machineverhuur. 1.13.1 Het bedrijf heeft een nette uitstraling. Erf en gebouwen zijn goed onderhouden, geen langdurige onoverdekte opslag/stalling van machines, materialen, enz. Op de percelen worden restanten van teelt/bewaring z.s.m. opgeruimd (bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden). 1.13.2 Bij investeringsplannen ook lokale mogelijkheden (bedrijven, producten, diensten) onderzoeken. 1.13.3 U neemt deel aan netwerken & bijeenkomsten, hebt regelmatig contact met collega’s en/of een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld deelname aan vakbeurzen, voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz. 1.14.1 Brandstofverbruik wordt beperkt door: - minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen - uitvoering werkzaamheden onder optimale (bodem)omstandigheden - motoren niet onnodig te laten draaien - gebruik van de eco-stand van de aftakas (indien beschikbaar) - handel op basis van actueel verbruik (indien aanwezig) 1.14.2 Het brandstofverbruik (diesel, benzine en LPG) wordt jaarlijks kritisch (should beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar. Daarbij wordt een lijst bij 1:3) met belangrijkste verbruikers opgesteld (bijvoorbeeld tractor A, heftruck, kachels, enz.). 1.14.3 Bij aankoop van nieuwe tractor en zelfrijdende machines het brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke tractoren en machines laten meewegen in het aankoopbesluit. 1.14 Elektriciteitsverbruik wordt beperkt door besparingsmaatregelen. .4 Voorbeelden zijn: inzet tijdklok, regelmatige reiniging van ventilatoren/condensoren, gebruik van natuurlijke trek tijdens bewaring, isolatie, spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp), enz. 1.14 .5 (sho uld bij 1:3) Het energieverbruik ((aard)gas en elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar (jaarafrekeningen). Daarbij wordt een lijst met belangrijkste verbruikers opgesteld (bijvoorbeeld ventilatoren, kachels, koelmachines, transportbanden, erfverlichting, enz.) 1.14 Op het bedrijf wordt energie opgewekt (bijvoorbeeld m.b.v. zonnepanelen, .6 windmolen of biovergister). (=should) 2.1 Perceelskeuze (biodiversiteit) 2.1.5 Akkerbouw Certificeringsoverleg De percelen waarvan (rest)producten van de akkerbouwmatige teelten afkomstig zijn, hadden op 1/1/2008 aantoonbaar een agrarische bestemming. Bewijs: teeltregistratie 2007, foto Google-earth, enz. Pagina 54 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf) ja (blijvend grasland) 2.1.6 Bij scheuren van grasland worden de wettelijk regels in acht genomen (should (m.n. toegestane periode en volgteelt). Scheuren mag tussen 1/2 en 10/5 bij 1:3) (zand/löss) of 15/9 (klei/veen) en aansluitend een N-behoeftig gewas. 2.5 Bemesting 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen 2.9 Watergebruik (beregening/ irrigatie) 2.1.7 Op percelen wordt geen monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) toegepast, tenzij de monocultuur de milieubelasting niet verhoogd (bijv. gbm-gebruik). 2.5.6 Resultaat bemestingsonderzoek (PK-bodemanalyse, max. 4 jaar oud) wordt gebruikt bij het opstellen van het bemestingsplan. 2.5.7 Stel een stikstof (N) en fosfaat (P) balans op. (=should) 2.7.6 Bij het opstellen van het gbm-plan wordt de milieumeetlat gebruikt. Zie www.milieumeetlat.nl, of via eigen managementsysteem. 2.7.7 Op het bedrijf wordt geïntegreerde ziekte- en plaagbestrijding (IPM) toegepast, door toepassing van minimaal 1 activiteit bij elk van de volgende methoden: - ‘preventie’ (om de kans en intensiteit te beperken). Voorbeelden: gewasrotatie (zie 2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal, enz. - ‘Observatie & monitoring’ (om moment en techniek (curatief/preventie) te bepalen). Voorbeelden: waarschuwingssysteem, luizenvallen, gewasinspectie, enz. - ‘Interventie’ (inzet van bestrijdingsmethode(n)). Voorbeelden: bespuiting, loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz. Waar mogelijk niet-chemische methoden overwegen. 2.7.8 Bij risico op resistentieontwikkeling, advies op het etiket (WG/GA) volgen. 2.7.9 Behandelingen worden toegepast onder geschikte weersomstandigheden (windsnelheid en andere specifieke aanwijzingen op het etiket). 2.7.10 Voor minimaal 1 gewas wordt een BeslissingOndersteunendSysteem (BOS) gebruikt om het optimale moment van toepassing en eventueel de dosering van gbm te bepalen. Voorbeeld BOS: een adviesmodule in het eigen management systeem of systemen van derden (o.a. phytophthoraalarmeringssyteem). (=should) 2.7.11 Gbm worden toegepast middels een Laag-Doseringssysteem (LDS) en/of door gebruik te maken van speciale spuittechniek (bijv. rijenbespuiting), als het wettelijk is toegestaan en de effectiviteit toeneemt. 2.7.12 Bij gelijke effectiviteit wordt gekozen voor zaadcoating i.p.v. rij- of volveldstoepassingen. 2.7.13 Bij problemen met nematoden wordt gekozen voor resistente gewassen/rassen en/of granulaat (volvelds of in rijen). Een grondontsmetting met metam-natrium alleen als noodmaatregel toepassen. 2.7.14 Bij inzet insecticiden wordt gekozen voor specifiek werkende middelen (om natuurlijke vijanden te ontzien of te stimuleren), tenzij de werking van dat middel op het doelorganisme minder is. 2.9.2 U bent bekend met de regels voor het onttrekken van oppervlakte- en grondwater voor beregening/irrigatie, en u houdt zich daaraan. Het gaat om regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot), waterschappen (i.v.m. droogte of vergunning) en in waterwingebieden (i.v.m. bescherming grondwater). 2.9.3 Storende grondlagen (bijv. ploegzool) worden gebroken om de beworteling en capillaire werking te verbeteren (en minder (snel) vochttekort ontstaat). 2.9.4 De watergift wordt binnen het perceel gevarieerd (bijv. m.b.v. sensoren of “remote-sensing”), afhankelijk van de gewasbehoefte. (=should) Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 55 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? Duurzaamheids-eisen (vrijwillig; geldt voor teeltbedrijf) 2.9.5 (oppervlaktewater) 2.9.6 ja Alleen beregenen als verdamping het laagst is (avond/nacht), tenzij niet afdoende (door capaciteit of areaal) of lokaal niet toegestaan. Bij het vullen van de spuitmachine met oppervlaktewater houdt u 2 m afstand tot de insteek van het talud en is de aanzuigslag voorzien van een terugslagklep. ****** Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 56 van 63 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage F: Voorbeeldformulier Registratie (bron: NAK AGRO) LET OP: * = niet verplicht voor VVAK, wel voor GlobalGAP! Naam : Gewas Adres : Ras Plaats : Perceelcodering Reg. nr. bij CI: Oppervlakte Aanvoer organische mest en/of compost e.d. Datum Mestsoort Gebruikt uitgangsmateriaal : : : : Maat* : Hoeveelheid* : Plant/zaaidatum* : ha Ton/ha kg-N/ton* kg-P2O5/ton* kg-K2O/ton* Toepasser* 1 Methode* Kg/ha %-N* %-P* %-K* 1 Methode* Aanvoer kunstmest Datum Mestsoort Toepasser* Gebruik gewasbeschermingsmiddelen/bladmeststoffen (incl. (knol of zaad) behandelingen voor of tijdens het zaaien/planten/poten) Toelatingsnr* Datum (zie verpakking) Vervolg Naam: Akkerbouw Certificeringsoverleg Naam middel Kg-ltr/ha Behandelde opp. (ha)* Toepasser Ras: 1 Reden Methode Perceelscodering: Pagina 57 van 63 mei 2014 Wachttijd* 2 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen/ bladmeststoffen: Toelatingsnr* Datum (zie verpakking) Naam middel Kg-ltr/ha Behandelde opp. (ha)* Toepasser 1 Reden Methode Wachttijd* Reden* Methode* Wachttijd* 2 Oogstgegevens: Oogstdatum Geoogste opp. (ha)* 3 Opbrengst (ton/ha)* Opslaglocatie* Opmerkingen Chemische behandeling tijdens inschuren en/of bewaren: Datum 1 2 3 Toelatingsnr* (zie verpakking) Naam middel Kg-ltr/ton Totaal toegediend* gebruik hier een korte naam of initialen van de toepasser en/of de technisch verantwoordelijke; wachttijd: veiligheidstermijn in dagen invullen (zie verpakking); eventueel geschat. Akkerbouw Certificeringsoverleg 1 Toepasser* Pagina 58 van 63 mei 2014 2 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage G: Klachten- en calamiteitenformulier naam teler adres postcode land tel. nr. afnemer plaats fax. nr. fax. nr. e-mail fax. nr. e-mail Controlerende Instantie KLACHT / CALAMITEIT perceel gewas (code) opslaglocatie (code of naam) datum calamiteit actie * ras ...........-.............-............ omschrijving klacht / calamiteit maatregelnummer checklist corrigerende maatregel verbetermaatregel(en) (hoe in de toekomst calamiteit / klacht voorkomen) waar is het betrokken product nu? datum melding aan afnemer (incl. fax/e-mail) Op telersbedrijf / bij afnemer / tijdelijke opslag/ .. ter attentie van: ......-.....-...... Dhr/Mevr. evt.: datum melding aan PDV** (incl. fax/e-mail) ter attentie van Centraal Meldpunt ......-.....-...... dhr/mevr. evt.: datum melding aan GMP+** (incl. fax/e-mail) ter attentie van: ......-.....-...... dhr/mevr. evt.: datum melding aan VWA (incl. fax/e-mail) ter attentie van: ......-.....-...... dhr/mevr. *) in te vullen door afnemer / Controlerende Instantie (CI). **) in geval van afzet als diervoeder melden aan PDV (fax 079 - 3687010; tel 079 - 3687011) en uitzoeken via www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx of en, zo ja hoe het gemeld moet worden aan GMP+. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 59 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage H: Voorbeeldformulier Traceerbaarheid Gebruik hier dezelfde perceelsnaam (en naamlocatie opslag) als bij de registratie van middelen en meststoffen Tip: reserveer per perceel meerdere regels als aflevering op meerdere momenten gaat plaatsvinden. Perceel Gewas / ras (naam of code) Akkerbouw Certificeringsoverleg Oppervlakte (ha) Locatie opslag naam (indien van toepassing) hoeveelheid (ton) Gesorteerd in partijen maat hoeveelheid (ton) Pagina 60 van 63 mei 2014 Aflevering partijen datum afnemer hoeveelheid (ton) bonnummer (indien van toepassing) Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage I: Registratie Conditionering GZP 9 8 7 6 5 4 3 2 (bron: Agrifirm) 1 omschrijving opslagplaats:………. ras:………………….. Aug. Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Sept. e 1 helft Vochtgehalte Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Sept. e 2 helft Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Okt. e 1 helft Vochtgehalte Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Okt. e 2 helft Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Vochtgehalte Nov. Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Dec. Vochtgehalte Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Jan. Belucht. uren Datum Febr. Prod. temp (°C) Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Mrt. Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Apr. Belucht. uren Datum Prod. temp (°C) Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 61 van 63 mei 2014 10 Registratie van alle opgeslagen partijen: minimaal 1 maal per maand. De maanden september en oktober minimaal 2 maal vastleggen. Registreren: aantal beluchtingsuren in de afgelopen maand. Meten: producttemperatuur en vochtgehalte. Noteren: datum registratie. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage J: Relevante diervoederwetgeving Tot de (voor de veiligheid van mens, dier en milieu) relevante communautaire diervoederwetgeving behoren in ieder geval de volgende verordeningen. Nummer 178/2002 Aanduiding onderwerp Algemene Levensmiddelen Verordening 183/2005 Diervoeder Hygiëne Verordening 1831/20033 Toevoegingsmiddelen 396/2005 Maximum residuen bestrijdingsmiddelen 2160/2003 Salmonella bestrijding 767/2009 Marktverordening diervoeders Officiële titel Verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne Verordening (EG) Nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding Verordening (EG) Nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong Verordening (EG) Nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers Verordening (EG N. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie Tot de voor de veiligheid van mens, dier en milieu relevante nationale diervoederwetgeving, behoort in ieder geval de nationale wetgeving ter implementatie van de volgende richtlijnen. Nummer 2002/32/EG Aanduiding onderwerp Ongewenste stoffen 2003/99/EG Salmonella Monitoring Officiële titel Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers Regelmatig wordt bestaande Europese wetgeving gewijzigd. Bovenstaand overzicht is de stand van zaken per 1/3/2010. De actuele stand van zaken en nadere informatie over de inhoud en scope van deze wetgeving kan gevonden worden op de onderstaande link: www.pdv.nl/nederland/diervoederwetgeving/Diervoederwetgeving/page1444.php 3 Op grond van artikel 23 van Verordening (EG) Nr. 1831/2003, is Richtlijn 70/524/EEG formeel ingetrokken. De voorwaarden gesteld in deze richtlijn, zijn op grond van artikel 10 van de verordening, echter wel nog van toepassing op toevoegingsmiddelen die krachtens deze richtlijn in de handel zijn gebracht en nog niet op grond van de nieuwe verordening zijn toegelaten. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 62 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage K: Voorbeeld hygiëneregels akkerbouwbedrijf Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 63 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage L: VVAK modules Aan het VVAK zijn achtereenvolgens de volgende modules gekoppeld: Consumptieaardappelen (voor de Aardappel Verwerkende industrie). Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat aardappelen verwerkende industrie (VVA). Het schema is te vinden op: www.vavi.nl, ‘Publications‘, ‘Raw’. Zetmeelaardappelen. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat Zetmeelaardappelen van AVEBE, zie hierna. Industriegroente. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat industriegroente van de Vigef. Het schema is te vinden op: www.vigef.nl/web/sectorregelingen/Pages/default.aspx. Suikerbieten. Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat Suikerbieten van COSUN (Suiker Unie), zie hierna. Granen, zaden en peulvruchten (GZP). Dit betreft het Voedselveiligheidscertificaat Granen, Zaden en Peulvruchten van het Productschap Akkerbouw. Het is te vinden op www.productschapakkerbouw.nl/teelt/voedselveiligheid-granen-zaden-peulvruchten. Diervoeders. Dit betreft de GMP+ standaard B6 ‘Teelt van voedermiddelen’ van GMP+ International. Het schema is te vinden op: www.gmpplus.org. De VVAK modules zijn reeds meerdere jaren als zelfstandige certificatieschema´s beschikbaar. Deze certificatieschema´s worden ook wel gewascertificaten genoemd. Het VVAK is ontstaan door de samenvoeging van de eisen uit de gewascertificaten. De inhoud van de gewascertificaten voor zetmeelaardappelen en suikerbieten bleek niet meer volledig aan te sluiten op de inhoud van het VVAK schema. Aan herstel wordt gewerkt. Om die reden wordt (tijdelijk) niet verwezen naar de betreffende schema’s, maar zijn deze geëxtraheerd uit het VVAK (checklist). Nieuw is de module ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’. Deze module bevat de RED-eisen (zoals die reeds in 2011 in VVAK waren opgenomen en verplicht was voor GZP) en andere relevante duurzaamheids-eisen voor bedrijven met akkerbouwmatige teelt. Deze module geldt voor het gehele teeltbedrijf en is vrijwillig. Om mogelijk te maken dat elke akkerbouwer het zogenoemde duurzaamheidscertificaat kan behalen, zijn alle relevante eisen geëxtraheerd uit het VVAK en opgenomen in een aparte checklist: ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’ (zie hieronder). De teler kan kiezen of een jaarlijkse of 1:3 controlefrequentie wordt gehanteerd. In geval van een jaarlijkse inspectie, voldoet de teler aantoonbaar aan de zogenoemde RED-eisen. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 64 van 63 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 VVAKkerbouw module: zetmeelaardappelen Zelfbeoordelingslijst Voedsel- en Voederveiligheid zetmeelaardappelen Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015 Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 1 van 8 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Zelfbeoordeling/checklist Naam:……………………….. Datum: … / …. / 2014; Paraaf: ….. Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring. 1. Voldoet? ALGEMEEN ja 1.1 Eigen verklaring + zelfbeoordeling/checklist 1.1.1 U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist. 1.2 Traceerbaarheid (eenduidige registratie van het perceel, de teelt en afnemer) Zie ook bijlage H. 1.2.1 Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras en oppervlakte. 1.2.2 Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1 oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of spuitboekje. 1.2.3 Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8). 1.2.4 n.v.t. 1.2.5 U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen. 1.2.6 Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en vermenging van partijen wordt voorkomen. 1.2.7 Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren. 1.2.8 Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard. 1.2.9 Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd maar separaat opgeslagen. 1.3 Calamiteiten e bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie, radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of quarantaine organismen. 1.3.1 Akkerbouw Certificeringsoverleg In geval van een dergelijke calamiteit: legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd (bijlage G ‘Calamiteiten’ invullen). geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen. overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de betreffende partij. raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) (zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet worden aan de VWA. Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens: raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International. geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV) (tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010). Pagina 2 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja nee nvt. bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade. 1.3.2 In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast: wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd. hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant). U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken 1.4a Wetgeving (=should) 1.4.1 U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen, schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met uw afnemer. Bij afzet als diervoeder: zie bijlage J. Voor productnormen bij diervoeder zie www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx. 1.4bKennisontwikkeling, actualisatie vakmanschap (=should) 1.4.2 U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten, veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie www.kennisakker.nl 1.5 Hygiëne 1.5.1 n.v.t. 1.5.2 n.v.t. 1.5.3 Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook 1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product wordt voorkomen. 1.6 Opslag hulpstoffen 1.7 Loonwerk 2. betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen. 1.6.1 Opslag voldoet aan wettelijke eisen. 1.6.2 De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product. 1.7.1 U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren. 1.7.2 Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit. Voldoet? TEELT 2.1 Perceelskeuze ja 2.1.1 Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of waarvan de teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv. hardfruitboomgaard, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse 2.1.2 Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een grondanalyse door een erkend laboratorium. 2.1.3 Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic, vooral in percelen langs wegen). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 3 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.1.4 Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar. 2.2.1 Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk aan u heeft verklaard. Bij eigen vermeerdering dient een NAK-goedkeuringsbewijs (aardappelen) of TBM-beoordelingsbewijs (zetmeelaardappelen) aanwezig te zijn. 2.2.2 n.v.t. 2.2.3 n.v.t. 2.3.1 Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete goedkeuring van de afnemer. 2.3.2 n.v.t. 2.3.3 Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd. 2.3.4 Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde gewas. 2.3.5 Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor aardappelen geldt een minimale afstand van 10 m. 2.3.6 GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO partijen. 2.3.7 Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij daarna zeer grondig gereinigd. 2.3.8 Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het ‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G). 2.4 Machinegebruik 2.4.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie, vet, glas). 2.5 Bemesting 2.5.1 Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van analysegegevens). (= should) 2.5.2 Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas. (geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en voldaan wordt aan de glasnorm. Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost. Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden. 2.5.3 Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting 2.5.4 Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F). 2.2 Uitgangsmateriaal 2.3 GGO-gewassen Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 4 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.5.5 Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel). 2.6.1 Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should) 2.6.2 n.v.t. 2.7.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 2.7.2 Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar). Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen. 2.7.3 Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel) 2.7.4 De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen) 2.7.5 De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 2.8.1 Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding (incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie www.kennisakker.nl 2.8.2 n.v.t. 2.8.3 n.v.t. 2.9 Watergebruik 2.9.1 Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten 2.10 Jacht 2.10.1 n.v.t. 2.6 Goede dosering meststoffen 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen 2.8 Ziekten, plagen en gebreken 3. OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN Akkerbouw Certificeringsoverleg nee nvt. Voldoet? ja Pagina 5 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 3. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN 3.1 Machines 3.2 Verpakking van diervoeders (alleen van eigen oogst) ja 3.1.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen (zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op: beschadigingen inschuurapparatuur, olie- en brandstoflekkage, gebruik schone kipwagens, kisten, etc. Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 3.1.2 n.v.t. 3.1.3 n.v.t. 3.1.4 Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd. 3.2.1 n.v.t. 3.2.2 n.v.t. nee nvt. Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja nee nvt. 4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf) 4.1 Niet overdekte bewaarplaatsen 4.2 Diervoeders (alleen van eigen oogst) 4.1.1 De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin. 4.1.2 n.v.t. 4.2.1 De kuilkwaliteit wordt bewaakt en schimmelgroei wordt voorkomen. 4.2.2 n.v.t. 4.2.3 Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren. 4B. Overdekte bewaring (Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5)) 4.3 Overdekte bewaarplaats 4.3.1 Zorg jaarrond voor een schone bewaarplaats. Niet voor andere doeleinden zoals machineonderhoud, stalling of opslag gebruiken, tenzij verontreiniging van de vloer of wanden wordt voorkomen (bijv. afdekken met plastic of zeil; bij opslag van hulpstoffen is intacte verpakking ook voldoende). 4.3.2 De bewaarplaats (dak, wand, enz.) is goed onderhouden, zodat geen vervuiling van het product kan optreden. 4.3.3 n.v.t. 4.3.4 De bewaarruimte met geoogst product is afgescheiden van machineberging, werkplaats en opslag van materialen en hulpstoffen, om verontreiniging van geoogst product (met bijv. slijpsel, chemicaliën, meststoffen en olie) te voorkomen. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 6 van 8 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja 4.3.5 Product in tussenopslag (ook bij derden) wordt volgens dezelfde (VVAK, GlobalGAP of ander gelijkwaardig schema) voorschriften of GMP+ B1, B5 of B6 (bij afzet als diervoeder) opgeslagen. 4.3.6 Geen opslag in bewaarruimte/ kisten waar in het betreffende teeltjaar ggogewassen in zijn opgeslagen, tenzij zeer grondig gereinigd. 4.4 Geen direct daglicht 4.4.1 in bewaarruimte Er komt geen direct daglicht boven het product in de bewaarplaats, waardoor groene knollen / productverkleuring wordt voorkomen. (= should) 4.5 Ongediertebestrijding, vogels en huisdieren 4.5.1 Bestrijd en/of weer ongedierte, vogels, huisdieren en insecten, door de opslagplaatsen hiervoor af te schermen (sluit toegangen; gaas voor openingen) en indien nodig het plaatsen van lokdozen/vallen. (= should) Let op: bij ratten kan verminderde gevoeligheid optreden voor bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen! 4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen / kiemremming / ontsmetting 4.6.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 4.6.2 n.v.t. 4.6.3 Gebruik van kiemremmingsmiddelen is niet toegestaan. 4.6.4 De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 4.7 Klimaatbeheersing/ conditionering van het product nee nvt. Algemeen: - optimale klimaatbeheersing nastreven. - product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting). - voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product. 4.7.1 Gebruik alleen goed onderhouden en goed afgestelde apparatuur. 4.7.2 Gebruik alleen geschikte brandstoffen (bij directe droging of verwarmen van het product: aardgas, bio-gas, LPG, propaan/butaan, petroleum, lichte stookolie, dieselolie, zware stookolie (mits deze aan wettelijke normen voldoet)). Andere brandstoffen uitsluitend na overleg met afnemer. 4.7.3 Geldt alleen voor producten van eigen oogst met bestemming diervoeder: Specificaties van de apparatuur zijn beschikbaar en bij directe droging het type brandstof registreren. 4.7.4 n.v.t. 4.8 Thermometer 4.8.1 Gebruik uitsluitend breukvrije thermometer zonder kwik. 4.9 Lampen 4.9.1 n.v.t. 4.10 Koelapparatuur 4.10.1 Gebruik goed onderhouden apparatuur en afdekplaat boven het product, ter voorkoming van lekkage van koelvloeistof in product. 4.10.2 Koelapparatuur is voorzien van een STEK rapport (niet ouder dan 2 jaar). Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN 5.1.1 5.1 Vreemde bestanddelen, ongewenste stoffen Akkerbouw Certificeringsoverleg ja Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en transportmiddelen. Pagina 7 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN ja 5.1.2 n.v.t. 5.1.3 Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 5.1.4 Voldoende capaciteit inzetten om vreemde bestanddelen uit te lezen. 5.1.5 n.v.t. 5.1.6 Bij aflevering van eigen oogst met bestemming diervoerder, zichtbare schimmel- en broeiplekken verwijderen. 5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen 5.2.1 Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt zijn tijdens inschuring of bewaring. 5.3 Transport door derden 5.3.1 Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Transporteur is in het bezit van het GMP+ B4.1 (transport) certificaat. Bij transport in opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport door of in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig. ****** Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 8 van 8 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 VVAKkerbouw module: suikerbieten Zelfbeoordelingslijst Voedsel- en Voederveiligheid suikerbieten Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015 Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 1 van 7 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Zelfbeoordeling/checklist Naam:……………………….. Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Datum: … / …. / 2014; Paraaf: ….. Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot voedselveiligheidsproblemen kunnen leiden. De bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring. 1. Voldoet? ALGEMEEN ja 1.1 Eigen verklaring + zelfbeoordeling/checklist 1.1.1 U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist. 1.2 Traceerbaarheid (eenduidige registratie van het perceel, de teelt en afnemer) Zie ook bijlage H. 1.2.1 Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras en oppervlakte. 1.2.2 Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1 oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of spuitboekje. 1.2.3 Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8). 1.2.4 n.v.t. 1.2.5 U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen. 1.2.6 Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en vermenging van partijen wordt voorkomen. 1.2.7 Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren. 1.2.8 Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard. 1.2.9 Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd maar separaat opgeslagen. 1.3 Calamiteiten e bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie, radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of quarantaine organismen. 1.3.1 Akkerbouw Certificeringsoverleg In geval van een dergelijke calamiteit: legt u vast wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd (bijlage C ‘Calamiteiten’ invullen). geeft u aan hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen. overlegt u met uw afnemer of dit consequenties heeft voor de betreffende partij. raadpleegt u de meldwijzer van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) (zie www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=21626) of er gemeld moet worden aan de VWA. Indien het product bestemd is voor diervoeder, tevens: raadpleegt u de minimumvoorwaarden EWS van GMP+ (zie www.gmpplus.org/bestand/4427/gmp-ba5---nl-20130301.pdf.ashx) of en, zo ja, hoe er gemeld moet worden bij GMP+ International. geeft u de calamiteit door aan het Productschap Diervoeder (PDV) (tel. 079 - 3687011; fax. 079 - 3687010). Pagina 2 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja nee nvt. bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade. 1.3.2 In geval van een dergelijke calamiteit legt u vast: wat er gebeurd is en welke actie u hierop heeft uitgevoerd. hoe u dit in de toekomst kunt voorkomen (indien relevant). U kunt hiervoor bijlage G ‘Calamiteiten’ gebruiken. 1.4.1 U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen, schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met uw afnemer.. 1.4.2 Bij afzet als diervoeder: zie bijlage J. Voor productnormen bij diervoeder zie www.gmpplus.org/Handlers/AttachmentOne.ashx. 1.4bKennisontwikkeling, actualisatie vakmanschap (=should) 1.4.3 U beschikt over kennis ten aanzien van het voorkomen van teeltziekten, veldschimmels en bewaarziekten en houdt het op peil. Tip: zie www.kennisakker.nl; www.irs.nl. 1.5 Hygiëne 1.5.1 n.v.t. 1.5.2 n.v.t. 1.5.3 Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook 1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product wordt voorkomen. 1.4a Wetgeving (=should) 1.6 Opslag hulpstoffen 1.7 Loonwerk 2. betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen. 1.6.1 Opslag voldoet aan wettelijke eisen. 1.6.2 De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product. 1.7.1 U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren. 1.7.2 Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit. Voldoet? TEELT 2.1 Perceelskeuze ja 2.1.1 Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of waarvan de teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv. teelt van hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse 2.1.2 Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een grondanalyse door een erkend laboratorium. 2.1.3 Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic, vooral in percelen langs wegen). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 3 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.1.4 Geen teelt op percelen waarop meststoffen, geproduceerd op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel), zijn toegediend in de laatste 3 jaar. 2.2.1 Uitsluitend gebruik goedgekeurd uitgangsmateriaal. Per partij moet een officieel keuringscertificaat aanwezig zijn en een factuur of afleverbewijs waarmee de omvang en identiteit aantoonbaar is. Dit geldt niet als de afnemer zorgdraagt voor goedgekeurd uitgangsmateriaal en dit schriftelijk aan u heeft verklaard. 2.2.2 Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen tijdens de teelt te verminderen. (=should) 2.2.3 n.v.t. 2.3.1 Geen teelt van GGO gewassen (ook geen proefveld), tenzij met expliciete goedkeuring van de afnemer. 2.3.2 Indien bietenzaad niet is ingekocht via Cosun, dan kunt u hiervoor een ontheffing van de RvB van Cosun tonen. 2.3.3 Indien GGO gewas geteeld wordt, worden de wettelijke voorschriften voor GGO gewassen in acht genomen en de teelt volledig geregistreerd. 2.3.4 Perceel zelf is laatste 2 jaar niet als GGO proefveld gebruikt met hetzelfde gewas. 2.3.5 Teelt mag niet grenzen aan GGO proefvelden met hetzelfde gewas. Voor suikerbieten geldt een minimale afstand van 3 m. 2.3.6 GGO partijen worden zorgvuldig gescheiden gehouden van non-GGO partijen. 2.3.7 Machines en werktuigen zijn niet in contact geweest met GGO’s, tenzij daarna zeer grondig gereinigd. 2.3.8 Bij vondst/vaststelling van een GGO, dit registreren op het ‘Calamiteitenformulier’ (bijlage G). 2.4 Machinegebruik 2.4.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie, vet, glas). 2.5 Bemesting 2.5.1 Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van analysegegevens). (= should) 2.5.2 Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas. (geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en voldaan wordt aan de glasnorm. Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost. Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden. 2.5.3 Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting 2.5.4 n.v.t. 2.2 Uitgangsmateriaal 2.3 GGO-gewassen Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 4 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.5.5 Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel). 2.6.1 Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should) 2.6.2 n.v.t. 2.7.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 2.7.2 Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar). Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen. 2.7.3 Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel) 2.7.4 De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen) 2.7.5 De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 2.8.1 Maatregelen worden genomen ter preventie en indien nodig ter bestrijding (incl. registratie), om verontreiniging van het product met gifstoffen en giftige onkruiden, en kwaliteitsverlies te voorkomen. Tip: zie www.kennisakker.nl 2.8.2 n.v.t. 2.8.3 n.v.t. 2.9 Watergebruik 2.9.1 Uitsluitend gebruik van water van goede kwaliteit (bijv. bron-, leiding- en regenwater). Oppervlaktewater moet schoon zijn, bij twijfel informatie inwinnen bij PD of waterschap of analyse uitvoeren. Let op riooloverstorten 2.10 Jacht 2.10.1 n.v.t. 2.6 Goede dosering meststoffen 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen 2.8 Ziekten, plagen en gebreken 3. OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN Akkerbouw Certificeringsoverleg nee nvt. Voldoet? ja Pagina 5 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 3. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN 3.1 Machines 3.1.1 ja nee nvt. Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone machines en transportmiddelen om beschadiging en insleep van vreemde bestanddelen (zoals brandstof, olie, vet en glas) te voorkomen. Let in het bijzonder op: olie- en brandstoflekkage, gebruik schone kipwagens, kisten, etc. Bij vervoer product na andere producten (A….F), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 3.2 Verpakking van diervoeders (alleen van eigen oogst) 3.1.2 n.v.t. 3.1.3 n.v.t. 3.1.4 Geen gebruik maken van machines die eerder in het seizoen in contact zijn geweest met GGO-producten, tenzij zeer grondig gereinigd. 3.2.1 n.v.t. 3.2.2 n.v.t. Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja nee nvt. 4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf) 4.1 Niet overdekte bewaarplaatsen 4.2 Diervoeders (alleen van eigen oogst) 4.1.1 De bewaarplaats is schoon en goed onderhouden, vrij van verontreiniging zoals olie, chemicaliën, hout, los freesasfalt en los puin. 4.1.2 n.v.t. 4.2.1 De kuilkwaliteit wordt bewaakt en schimmelgroei wordt voorkomen. 4.2.2 n.v.t. 4.2.3 Bij gebruik folie: voldoende folie gebruiken, beschermen tegen beschadiging (bijv. door net, zeil of zand) en beschadigingen repareren. Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN 5.1.1 5.1 Vreemde bestanddelen, ongewenste stoffen ja Gebruik uitsluitend goed onderhouden en schone apparatuur en transportmiddelen. 5.1.2 n.v.t. 5.1.3 Bij vervoer product na andere producten (A….E), dan als volgt reinigen: A. diervoedergrondstoffen en voedingsmiddelen: vegen B. grond/stenen: reinigen met water (hoge druk) C. kunstmest: reinigen met water D. verpakte producten: vegen E. droge stapelbare mest: reinigen en desinfectie F. Natte mest: reiniging, desinfectie en vrijgave na externe inspectie door een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling. 5.1.4 n.v.t. 5.1.5 n.v.t. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 6 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN ja 5.1.6 Bij aflevering van eigen oogst met bestemming diervoerder, zichtbare schimmel- en broeiplekken verwijderen. 5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen 5.2.1 n.v.t. 5.3 Transport door derden 5.3.1 Geldt alleen voor producten met bestemming diervoeder: Transporteur is in het bezit van het GMP+ B4.1 (transport) certificaat. Bij transport in opdracht van de teler: kopie certificaat kunnen tonen. Als transport door of in opdracht van afnemer plaatsvindt, dan is dit niet nodig. ****** Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 7 van 7 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 VVAKkerbouw module: Duurzaam Akkerbouw Bedrijf (wel/niet conform RED) Zelfbeoordelingslijst Duurzaam Akkerbouw Bedrijf (DAB) Teelt- en bewaarseizoen 2014 – 2015 Het predicaat “Duurzaam Akkerbouw Bedrijf” kan worden behaald met een jaarlijkse controlefrequentie, of 1x per 3 jaar. Bij een jaarlijkse inspectie voldoet het teeltbedrijf aantoonbaar aan de RED-eisen zoals opgenomen in Richtlijn 2009/28/EG. De betrokken CI vermeldt dan op het certificaat dat biomassa conform RED geproduceerd wordt. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 1 van 10 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Zelfbeoordeling/checklist Naam:……………………….. Datum: … / …. / 2014; Paraaf: ….. Enkele aandachtspunten zijn met “should” aangeduid. Voor deze punten geldt dat zij niet in absolute termen te controleren zijn, maar in extreme gevallen wel tot duurzaamheidsproblemen kunnen leiden. De bewustwording staat hier centraal. Het niet voldoen aan deze punten leidt niet tot afkeuring. De aandachtspunten die met “should bij 1:3” zijn aangeduid, zijn wel gewenst maar niet verplicht bij een controlefrequentie van 1x per 3 jaar. 1. Voldoet? ALGEMEEN ja 1.1 Eigen verklaring + zelfbeoordeling/checklist 1.1.1 U hebt deze checklist (bij voorkeur vóór het begin van het teeltseizoen) ingevuld en ondertekend. U werkt volgens deze zelfbeoordeling/checklist. 1.2 Traceerbaarheid (eenduidige registratie van het perceel, de teelt en afnemer) Zie ook bijlage H. 1.2.1 Een overzicht is beschikbaar van de percelen, met daarop: perceelsnaam/code (evt. McSharry code), locatie, gewas, ras, oppervlakte, en indien van toepassing een plattegrond van de bewaarruimte(n). Een plattegrond van de bewaarruimte(n) geldt niet voor granen, zaden & peulvruchten (GZP), suikerbieten en zetmeelaardappel. 1.2.2 Alle bespuitingen, overige chemische behandelingen, bemestingen en 1 oogstdatum worden geregistreerd. Bijvoorbeeld m.b.v. een teeltregistratieformulier, een akkerbouw managementsysteem of spuitboekje. 1.2.3 Inkoopbonnen (en/of facturen) van zaaizaden, pootgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, inkuiltoevoegingsmiddelen en biociden worden bewaard (minimaal 5 jaar, zie 1.2.8). 1.2.4 U registreert waar welke partij is opgeslagen: minimaal identificatie van herkomst van iedere partij (perceel waarvan product afkomstig is) en hoeveelheid (raming). (geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen.) 1.2.5 U registreert afgeleverde partijen (zowel af land als bij aflevering per cel/box): datum, afnemer, hoeveelheid afgeleverd product (ton), evt. bonnummers. Afleveringsoverzichten van de afnemers voldoen. 1.2.6 Bij aflevering ziet u erop toe dat de juiste partij wordt opgehaald en vermenging van partijen wordt voorkomen. 1.2.7 Bij een calamiteit dient u, onmiddellijk na ontvangst van een verzoek daartoe, in staat te zijn om informatie (i.c. afnemer, aflevermoment en hoeveelheid) van een of meerdere afgeleverde partijen aan te leveren. 1.2.8 Alle registraties, rapporten van controles, certificaten en analyses worden minimaal 5 jaar (vanaf start certificering) bewaard. 1.2.9 Partijen die niet aan het certificaat voldoen, worden niet samengevoegd maar separaat opgeslagen. 1.3 Calamiteiten e bij brand, ongelukken of vondst waarbij sprake kan zijn van bijv. asbest, glas, olie, radioactiviteit, zware metalen, chemicaliën (bijv. PAC´s, benzeen, DDT) of quarantaine organismen. 1.3.1 n.v.t. bij voorvallen/ongelukken waarbij de productveiligheid niet in gevaar is maar niet (meer) voldaan kan worden aan andere gestelde eisen, bijvoorbeeld het tenietgaan van registraties door computerstoring, brand- of waterschade. 1.4a Wetgeving (=should) 1.3.2 n.v.t. 1.4.1 U beschikt over kennis van relevante wetgeving (residunormen, schadelijke stoffen (bijv. mycotoxinen)). Bij twijfel: contact opnemen met Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 2 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja uw afnemer. Tip (alleen voor GZP): zie www.productschapakkerbouw.nl (zoekwoorden: ‘fusariumtoxinen’, ‘graanziekten/toxinen’) 1.4.2 n.v.t. 1.4bKennisontwikkeling, actualisatie vakmanschap (=should) 1.4.3 n.v.t. 1.5 Hygiëne 1.5.1 Bij opslag/bewaring op het teeltbedrijf weten zowel derden (bezoekers) als personeel aan welke hygiëneregels voldaan moet worden (zichtbaar ophangen). Minimumeis: zie bijlage K. Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen. 1.5.2 Er wordt gewerkt volgens de hygiëneregels. Deze zijn bekend bij u zelf en het personeel d.m.v. een instructie (aantoonbaar door bijv. verklaring laten ondertekenen). Geldt niet voor suikerbieten en zetmeelaardappelen. 1.5.3 Afval (bijv. verpakkingsmateriaal, resten) en gevaarlijke stoffen (zie ook 1.6) worden dusdanig opgeslagen dat verontreiniging van het product wordt voorkomen. 1.6 Opslag hulpstoffen 1.7 Loonwerk 1.8 Arbeid betreft: gewasbeschermings-, voorraadbeschermings-, ongediertebestrijdings- en ontsmettingsmiddelen, meststoffen en brandstoffen. 1.6.1 Opslag voldoet aan wettelijke eisen. 1.6.2 De opslag van alle hulpstoffen vindt fysiek dan wel in tijd gescheiden plaats van uitgangsmateriaal en/of geoogst product. 1.7.1 U kunt aantonen dat de loonwerker volgens de VVAK regels werkt. U bent daarom in bezit van kopie van het VKL certificaat (niet nodig als loonwerker op site www.vkl.nl vermeld staat), VVC, GlobalGAP of het Belgische IKKB certificaat van de loonwerker (of onderaannemer) of elk ander certificaat of inspectiebewijs die deze eisen afdekt. Als u dit niet kan aantonen, dan kan de CI aanvullende controle bij loonwerker uitvoeren. 1.7.2 Registraties van activiteiten van loonwerker (die volgens de VVAK regels geregistreerd moeten worden) zijn in uw bezit. 1.8.1 Bij inzet van externe arbeid (incl. vakantiewerkers; excl. mechanisch loonwerk) worden de wettelijke regels in acht genomen v.w.b. minimum leeftijd, arbeidsduur en sociale afdrachten, en worden geen illegalen ingezet. Bij inzet van uitzendkrachten is dit aantoonbaar door een kopie van een geldig NEN4400 certificaat van het uitzendbureau. Bij ZZP’er kan volstaan worden met de zogenoemde VAR-verklaring. 1.8.2 Voorkom/beperk fysieke overbelasting van personeel door kennis te (laten) nemen en het toepassen van de “Tilwijzer”: www.productschapakkerbouw.nl/bakkerij/fysieke-belasting 1.8.3 Voorkom dat personeel werkt in een stoffige of geluidvolle omgeving, of zorg voor doeltreffende maatregelen/hulpmiddelen (bijv. ventilatie/afzuiging, gehoordopjes, stofkapjes). 1.8.4 Personeel is bekend met belangrijke telefoonnummers en locaties (i.v.m. mogelijk ongeval/nood). Het betreft de telefoonnummers van brandweer, politie, ambulance, elektriciteit-, water- en gasbedrijf, de locatie van brandblusser(s) en EHBO-box, en de afsluiters van gas, water en elektra. 1.8.5 Op het bedrijf is een compleet en goed onderhouden EHBO-box aanwezig. 1.8.6 Personeel wordt betrokken bij ontwikkelingen in de “akkerbouw”, door deelname aan netwerken & bijeenkomsten (bijv. vakbeurzen, Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 3 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja voorlichtingsdagen). 1.9 Flora & fauna (Natuurgebieden) 1.9.1 Het gebruik van uw percelen gelegen in of naast natuurbeschermingsgebieden en -beschermingszones is in overeenstemming met de regels die daarvoor wettelijk gelden, dan wel op grond van regelingen en/of overeenkomsten (bijv. hamsterovereenkomst, nationale parken, enz.). (Vogelbeheer) 1.9.2 Bij de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met de vogelstand, door de vogels tijdens het broedseizoen niet moedwillig te verjagen of af te schieten tenzij wettelijk toegestaan, en bij grondbewerking zoveel mogelijk weidevogelnesten te behouden (markeren/verleggen). Voor regels voor verjagen zie www.faunabeheereenheid.nl. (Habitats) 1.9.3 U zorgt actief voor instandhouding van landschapselementen op eigen terrein (o.a. heggen, vijvers, bomenrijen/-groepen, geïsoleerde bomen en akkerranden). Bijvoorbeeld door baggeren, maaien, snoeien, plaggen, verschralen, enz. 1.9.4 Teeltvrije zones langs sloten en oppervlaktewater (conform Lozingenbesluit open teelt en veehouderij) worden gerespecteerd. De afstand tussen insteek talud en midden van de buitenste gewasrij is minimaal: - 1,50 m voor aardappelen, uien, asperges, prei, schorseneren en peen. - 1,00 m idem, maar dan bij luchtondersteunende spuit. - 0,25 m bij granen en graszaad. - 0,50 m voor alle overige akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen. De teeltvrije zone geldt niet bij greppels, droge sloten en biologische teelt. 1.9.5 Pas akkerrandbeheer toe (bijvoorbeeld inzaai bloemrijke mengsels), inzet plakvallen, groene vlieg en/of inzet steriele mannetjes. (=should) 1.9.6 Teel minimaal één “klein gewas”. Dit zijn (mengsels van) plantensoorten (shoul die regionaal op beperkt areaal worden geteeld, vaak op kleine percelen of d bij perceelsranden. 1:3) 1.10.1 U neemt maatregelen om verslechtering van bodemstructuur en 1.10 Bodembeheer (structuur/kwaliteit) gebruikswaarde van uw percelen te voorkomen. Bijvoorbeeld vruchtwisseling, juiste bandenspanning, rijpadensysteem, groenbemester, grondbewerking (diep of mulch), enz.. 1.10.2 Maak bij mogelijke structuurproblemen een profielkuil ter vaststelling en om te bepalen hoe het opgelost kan worden. (=should) 1.10.3 Pas op stuifgevoelige gronden anti-stuifmaatregelen toe (bijvoorbeeld stuifdek, gewasresten oppervlakkig inwerken (mulchen)) (erosie) 1.10.4 U neemt maatregelen om erosie door neerslag op percelen met een hellingspercentage van >2% te voorkomen. Bijvoorbeeld (conform Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg): diepe grondbewerking na elke oogst, niet-kerende grondbewerking (NKG), opentrekken wielsporen, bodembedekking tijdens winterperiode, enz. (organisch stof) 1.10.5 U neemt maatregelen om afname van het organisch stofgehalte te voorkomen en controleert dit bij voorkeur door bodemanalyse (bijv. elke 4 jaar in combinatie met bemestingsonderzoek). Bijvoorbeeld: toepassen van groenbemester, compost, mest, onderwerken van gewasresten, enz. 1.10.6 Stel een organisch stof balans op. (=should) 1.11 Emissiereductie 1.11.1 Bijlage M wordt ingevuld indien (rest)producten van de akkerbouwmatige (shoul teelten worden afgeleverd als biomassa voor energiedoeleinden en de d bij afnemer dit wenst. Let op: kopie bewaren in eigen administratie, incl. de 1:3) bewijzen/berekeningen, en 5 jaar bewaren! 1.12 Rendabiliteit 1.12.1 Optimaliseer het bouwplan. Houd daarbij rekening met de sterke Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 4 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 1. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? ALGEMEEN ja nee nvt. kenmerken van het bedrijf (bijvoorbeeld ligging, grondsoort, beschikbare arbeid, faciliteiten, enz.). Schakel daarbij de hulp in van (een) externe adviseur(s) (bijvoorbeeld boekhouder, toeleverancier en/of afnemer). 1.12.2 Optimaliseer de efficiëntie van machines en arbeid. Bijvoorbeeld door samenwerking/uitwisseling (werktuigenvereniging/loonwerk), verlengen gebruiksduur (onderhoud!), externe dienstbetrekking en/of machineverhuur. 1.13 Lokale welvaart 1.13.1 Het bedrijf heeft een nette uitstraling. Erf en gebouwen zijn goed onderhouden, geen langdurige onoverdekte opslag/stalling van machines, materialen, enz. Op de percelen worden restanten van teelt/bewaring z.s.m. opgeruimd (bijv. folie verwijderen en tarragrond verspreiden) 1.13.2 Bij investeringsplannen ook lokale mogelijkheden (bedrijven, producten, diensten) onderzoeken. 1.13.3 U neemt deel aan netwerken & bijeenkomsten, hebt regelmatig contact met collega’s en/of een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld deelname aan vakbeurzen, voorlichtingsdagen, pootgoedacademie, enz. 1.14 Energie 1.1 4.1 Brandstofverbruik wordt beperkt door: - minimaliseren aantal bewerkingen/transportbewegingen - uitvoering werkzaamheden onder optimale (bodem)omstandigheden - motoren niet onnodig te laten draaien - gebruik van de eco-stand van de aftakas (indien beschikbaar) - handel op basis van actueel verbruik (indien aanwezig) 1.14.2 Het brandstofverbruik (diesel, benzine en LPG) wordt jaarlijks kritisch (shoul beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar. Daarbij wordt een lijst d bij met belangrijkste verbruikers opgesteld (bijvoorbeeld tractor A, heftruck, 1:3) kachels, enz.). 1.14.3 Bij aankoop van nieuwe tractor en zelfrijdende machines het brandstofverbruik t.o.v. soortgelijke tractoren en machines laten meewegen in het aankoopbesluit. 1.14.4 Elektriciteitsverbruik wordt beperkt door besparingsmaatregelen. Voorbeelden zijn: inzet tijdklok, regelmatige reiniging van ventilatoren/condensoren, gebruik van natuurlijke trek tijdens bewaring, isolatie, spaarlampen (TL of LED i.p.v. gloeilamp), enz. 1.14.5 Het energieverbruik ((aard)gas en elektriciteit) wordt jaarlijks kritisch (shoul beoordeeld en vergeleken met voorgaande 4 jaar (jaarafrekeningen). d bij Daarbij wordt een lijst met belangrijkste verbruikers opgesteld 1:3) (bijvoorbeeld ventilatoren, kachels, koelmachines, transportbanden, erfverlichting, enz.) 1.14.6 Op het bedrijf wordt energie opgewekt (bijvoorbeeld m.b.v. zonnepanelen, windmolen of biovergister). (=should) 2. Voldoet? TEELT 2.1 Perceelskeuze ja 2.1.1 Geen teelt op percelen die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv. verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv. teelt van hardfruit, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse 2.1.2 Indien perceel minder dan 5 jaar in agrarisch gebruik is, dan is de historie van de laatste 7 jaar bekend en wordt het onderbouwd met een grondanalyse door een erkend laboratorium. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 5 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja 2.1.3 Verontreinigingen worden verwijderd (let extra op glasdelen en plastic, vooral in percelen langs wegen). 2.1.4 n.v.t. (biodiversiteit) 2.1.5 De percelen waarvan (rest)producten van de akkerbouwmatige teelten afkomstig zijn, hadden op 1/1/2008 aantoonbaar een agrarische bestemming. Bewijs: teeltregistratie 2007, foto Google-earth, enz. (blijvend grasland) 2.1.6 Bij scheuren van grasland worden de wettelijk regels in acht genomen (shoul (m.n. toegestane periode en volgteelt). Scheuren mag tussen 1/2 en 10/5 d bij (zand/löss) of 15/9 (klei/veen) en aansluitend een N-behoeftig gewas. 1:3) 2.1.7 Op percelen wordt geen monocultuur (>4 jaar zelfde gewas) toegepast, tenzij de monocultuur de milieubelasting niet verhoogd (bijv. gbm-gebruik). 2.2.1 n.v.t. 2.2.2 Maak gebruik van ontsmet zaaizaad om het risico op ziekten en plagen tijdens de teelt te verminderen. (=should) 2.2.3 n.v.t. 2.3.1 n.v.t. 2.3.2 n.v.t. 2.3.3 n.v.t. 2.3.4 n.v.t. 2.3.5 n.v.t. 2.3.6 n.v.t. 2.3.7 n.v.t. 2.3.8 n.v.t. 2.4 Machinegebruik 2.4.1 Gebruik uitsluitend goed onderhouden, goed afgestelde en schone machines (geen verontreiniging met productvreemde stoffen zoals olie, vet, glas). 2.5 Bemesting 2.5.1 Bemest volgens bemestingsadvies (bij voorkeur op basis van analysegegevens). (= should) 2.5.2 Gebruik op het perceel uitsluitend bodemverbeteraars die voorzien zijn van een (product)certificaat of analyserapport waarmee aangetoond wordt dat het product voldoet aan de Meststoffenwet en nagenoeg vrij is van glas. (geldt niet voor GZP) Groen- en gft-compost moet gecertificeerd zijn volgens het branchekeurmerk “Keurcompost”, tenzij het bovengenoemde analyserapport betrekking heeft op maximaal 1.000 ton verse compost en voldaan wordt aan de glasnorm. Glasnorm: maximaal 0,2% (m/m, op droge stof) met een minimale deeltjesgrootte van 2 mm en een maximale deeltjesgrootte van 20 mm. De toetsing van de glasnorm geldt niet voor champost. Voor aangevoerde zuiveringsslib en/of overige organische meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (minimaal 5 jaar bewaren) en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden. 2.5.3 Geen gebruik van rioolslib voor organische bemesting 2.5.4 Gebruikte meststoffen worden geregistreerd (zie bijlage F). (geldt niet voor suikerbieten) 2.2 Uitgangsmateriaal 2.3 GGO-gewassen Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 6 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT 2.6 Goede dosering meststoffen ja 2.5.5 Gebruik uitsluitend wettelijk toegestane meststoffen, maar geen meststoffen die gemaakt zijn op basis van dierlijke eiwitten (bijv. beendermeel). 2.5.6 Resultaat bemestingsonderzoek (PK-bodemanalyse, max. 4 jaar oud) wordt gebruikt bij het opstellen van het bemestingsplan. 2.5.7 Stel een stikstof (N) en fosfaat (P) balans op. (=should) 2.6.1 Bemestingsapparatuur is goed afgesteld en goed onderhouden, bij voorkeur getest (keuring is niet verplicht). (=should) 2.6.2 Geldt alleen bij consumptieaardappelen: jaarlijkse kalibratie uitvoeren (controle op goede werking, afstelling en verdeling) + datum van deze test noteren 2.7 Gewasbeschermingsmiddelen datum: ___- ___-2014 2.7.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 2.7.2 Proeven met middelen waarvoor nog geen officiële toelating geldt, mogen alleen met een proefontheffing van het CTGB, of onder verantwoordelijkheid (verklaring) van een TNG erkend bedrijf (zie www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemersplant/dossier/gewasbescherming/erkenning-en-relatienummeraanvragen/erkende-organisaties) uitgevoerd worden (kopie beschikbaar). Op de proef geteelde producten gescheiden houden van het verhandelbare product, tenzij de proefontheffing of verklaring verhandelen van dit product expliciet toestaat en de afnemer -indien bekend- expliciet toestemming heeft gegeven om het samen te voegen. 2.7.3 Alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen registreren (steeds actueel) 2.7.4 De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de spuitkeuring) is geldig (geldt ook voor loonwerker). Advies: controleer periodiek zelf op de goede werking (dosering, spuitbeeld, doppen) 2.7.5 De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 2.7.6 Bij het opstellen van het gbm-plan wordt de milieumeetlat gebruikt. Zie www.milieumeetlat.nl, of via eigen managementsysteem. 2.7.7 Op het bedrijf wordt geïntegreerde ziekte- en plaagbestrijding (IPM) toegepast, door toepassing van minimaal 1 activiteit bij elk van de volgende methoden: - ‘preventie’ (om de kans en intensiteit te beperken). Voorbeelden: gewasrotatie (zie 2.1.7), afdekken gewasafval, gezond uitgangsmateriaal, enz. - ‘Observatie & monitoring’ (om moment en techniek (curatief/preventie) te bepalen). Voorbeelden: waarschuwingssysteem, luizenvallen, gewasinspectie, enz. - ‘Interventie’ (inzet van bestrijdingsmethode(n)). Voorbeelden: bespuiting, loofvernietiging, inzet natuurlijke vijanden, enz. Waar mogelijk niet-chemische methoden overwegen. 2.7.8 Bij risico op resistentieontwikkeling, advies op het etiket (WG/GA) volgen. 2.7.9 Behandelingen worden toegepast onder geschikte weersomstandigheden (windsnelheid en andere specifieke aanwijzingen op het etiket). Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 7 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 2. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? TEELT ja nee nvt. 2.7.10 Voor minimaal 1 gewas wordt een BeslissingOndersteunendSysteem (BOS) gebruikt om het optimale moment van toepassing en eventueel de dosering van gbm te bepalen. Voorbeeld BOS: een adviesmodule in het eigen management systeem of systemen van derden (o.a. phytophthoraalarmeringssyteem). (=should) 2.7.11 Gbm worden toegepast middels een Laag-Doseringssysteem (LDS) en/of door gebruik te maken van speciale spuittechniek (bijv. rijenbespuiting), als het wettelijk is toegestaan en de effectiviteit toeneemt. 2.7.12 Bij gelijke effectiviteit wordt gekozen voor zaadcoating i.p.v. rij- of volveldstoepassingen. 2.7.13 Bij problemen met nematoden wordt gekozen voor resistente gewassen/rassen en/of granulaat (volvelds of in rijen). Een grondontsmetting met metam-natrium alleen als noodmaatregel toepassen. 2.7.14 Bij inzet insecticiden wordt gekozen voor specifiek werkende middelen (om natuurlijke vijanden te ontzien of te stimuleren), tenzij de werking van dat middel op het doelorganisme minder is. 2.8 Ziekten, plagen en gebreken 2.9 Watergebruik (beregening/ irrigatie) (oppervlaktewater) 2.10 Jacht 3. 2.8.1 n.v.t. 2.8.2 n.v.t. 2.8.3 n.v.t. 2.9.1 n.v.t. 2.9.2 U bent bekend met de regels voor het onttrekken van oppervlakte- en grondwater voor beregening/irrigatie, en u houdt zich daaraan. Het gaat om regels van de NVWA (i.v.m. bruinrot), waterschappen (i.v.m. droogte of vergunning) en in waterwingebieden (i.v.m. bescherming grondwater). 2.9.3 Storende grondlagen (bijv. ploegzool) worden gebroken om de beworteling en capillaire werking te verbeteren (en minder (snel) vochttekort ontstaat). 2.9.4 De watergift wordt binnen het perceel gevarieerd (bijv. m.b.v. sensoren of “remote-sensing”), afhankelijk van de gewasbehoefte. (=should) 2.9.5 Alleen beregenen als verdamping het laagst is (avond/nacht), tenzij niet afdoende (door capaciteit of areaal) of lokaal niet toegestaan. 2.9.6 Bij het vullen van de spuitmachine met oppervlaktewater houdt u 2 m afstand tot de insteek van het talud en is de aanzuigslag voorzien van een terugslagklep. 2.10.1 n.v.t. OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN 3.1 Machines 3.2 Verpakking van diervoeders (alleen 3.1.1 n.v.t. 3.1.2 n.v.t. 3.1.3 n.v.t. 3.1.4 n.v.t. 3.2.1 n.v.t. Akkerbouw Certificeringsoverleg Voldoet? ja Pagina 8 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK 3. Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? OOGST/ BEWERKING/ INSCHUREN van eigen oogst) 3.2.2 ja nee nvt. n.v.t. Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING ja nee nvt. 4A. Niet overdekt bewaring (in veld, op betonplaat of erf) 4.1 Niet overdekte bewaarplaatsen 4.2 Diervoeders (alleen van eigen oogst) 4.1.1 n.v.t. 4.1.2 n.v.t. 4.2.1 n.v.t. 4.2.2 n.v.t. 4.2.3 n.v.t. 4B. Overdekte bewaring (Deze eisen gelden uitsluitend als de geoogste producten zelf worden opgeslagen in een overdekte bewaring, anders niet van toepassing (ga door naar 5)) 4.3.1 n.v.t. 4.3.2 n.v.t. 4.3.3 n.v.t. 4.3.4 n.v.t. 4.3.5 n.v.t. 4.3.6 n.v.t. 4.4 Geen direct daglicht 4.4.1 in bewaarruimte n.v.t. 4.5 Ongediertebestrijding, vogels en huisdieren 4.5.1 n.v.t. 4.6 Voorraadbeschermingsmiddelen / kiemremming / ontsmetting 4.6.1 Uitsluitend gebruik van wettelijk toegestane middelen. Gebruik middelen uitsluitend volgens wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing (etiket): let vooral op de maximale dosering, veiligheidstermijn en de frequentie van toediening. Gebruik registreren. Tip: op www.ctgb.nl kunt u checken of een middel (nog) is toegelaten. 4.6.2 n.v.t. 4.6.3 n.v.t. 4.6.4 De toepasser van deze middelen beschikt over een geldige spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker). 4.3 Overdekte bewaarplaats 4.7 Klimaatbeheersing/ conditionering van het product Algemeen: - optimale klimaatbeheersing nastreven. - product voldoende conditioneren (temperatuur, vocht, beluchting). - voorkom schimmelvorming (mycotoxinen), let op kwaliteit van product. 4.7.1 Akkerbouw Certificeringsoverleg n.v.t. Pagina 9 van 10 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Voldoet? 4. OPSLAG / BEWARING 4.7.2 n.v.t. 4.7.3 n.v.t. 4.7.4 n.v.t. 4.8 Thermometer 4.8.1 n.v.t. 4.9 Lampen 4.9.1 n.v.t. 4.10 Koelapparatuur 4.10.1 n.v.t. ja nee nvt. 4.10.2 n.v.t. Voldoet? 5.TRANSPORT / UITSCHUREN EN/OF AFLEVEREN ja 5.1.1 5.1 Vreemde bestanddelen, ongewenste stoffen 5.1.2 n.v.t. 5.1.3 n.v.t. 5.1.4 n.v.t. 5.1.5 n.v.t. 5.1.6 n.v.t. 5.2 Voorraadbeschermings-, kiemremming- of ontsmettingsmiddelen 5.2.1 Strikt in acht nemen veiligheidstermijnen (wachttijden) als deze gebruikt zijn tijdens inschuring of bewaring. 5.3 Transport door derden 5.3.1 n.v.t. n.v.t. Gewasspecifieke aandachtspunten: handmatige oogst en verpakking van Industriegroenten 1.5 EHBO materiaal 1.5.4 n.v.t. 3.3 Persoonlijke hygiëne bij handmatige oogst 3.3.1 n.v.t. 3.4 Product afval 3.4.1 n.v.t. 3.5 Klein oogstmateriaal (mesjes) 3.5.1 n.v.t. 3.6 Verontreiniging product met oliën/vetten 3.6.1 n.v.t. 3.7 Fust en verpakkingsmateriaal 3.7.1 n.v.t. Voldoet? ja ****** Akkerbouw Certificeringsoverleg nee nvt. Pagina 10 van 10 mei 2014 nee nvt. Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Bijlage M: Invulformulier ‘Duurzame biomassa (RED)’ ALGEMEEN lees eerst de toelichting! Uw bedrijfsgegevens: Naam: .……………………………………….. Telefoon (vast): ……….………………… Adres: .………………………………..……… Telefoon (mobiel): (06) …….…………… Postcode + plaats: .…………………………… E-mail: ………………...…….………….. Afnemer: Vermeld hieronder wie (een gedeelte van) de (bij)producten van uw teeltbedrijf wil gebruiken of afzetten (doorverkopen) als “duurzame biomassa” voor energiedoeleinden. Naam: .………………………….. Plaats: .…………………… Telefoon: ……….…………… BIOMASSA Gewas: Vermeld hieronder de gegevens van het gewas waarvan (een gedeelte van) een (bij)product wordt afgezet als “duurzame biomassa”. Gewas: ………………………… Oogstjaar: ..…...........….. Totaal gewasareaal: …..….... ha Areaal waarvan de “duurzame biomassa” afkomstig is: ............ ha Dit areaal is gelegen in de volgende provincie(s): ….. ha in provincie ………………… ….. ha in provincie ………………… (Bij)producten: Vul hieronder de gegevens van alle geoogste (bij)producten van het bovengenoemde gewas in. Noteer per (bij)product de totale geoogste hoeveelheden van het gehele gewasareaal. Vul bij de belangrijkste kwaliteits-indicator het % in en geef duidelijk aan waarop het betrekking heeft. 1 2 3 4 (Bij)product (naam)** Gewicht Belangrijkste kwaliteits-indicator (ton) (gemiddelde van de gehele oogst) Gebruik als “duurzame biomassa”? …………… ……….. ..… % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds* ja / nee / onbekend** …………… ……….. ….. % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds* ja / nee / onbekend** …………… ……….. ….. % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds* ja / nee / onbekend** …………… ……….. ..… % vocht / olie / zetmeel / suiker / ds* ja / nee / onbekend** *) omcirkelen of doorhalen; ds = droge stof. **) zaden/puntjes/stro/blad/loof/hooi/knollen/wortels/.. De daadwerkelijke hoeveelheid als “duurzame biomassa” afgeleverde (bij)producten is bekend bij de afnemer en hoeft dus niet opgegeven te worden. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 88 van 91 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 HANDELINGEN op uw teeltbedrijf Hieronder moet u voor elke fase die de “duurzame biomassa” op uw bedrijf doorloopt en die onder uw verantwoordelijkheid valt, gegevens noteren. Uw verantwoordelijkheid voor het product eindigt daar waar deze wordt overgedragen aan de afnemer. (Bijvoorbeeld bij oogst of aflevering in opdracht van de afnemer, of eigendomsoverdracht (verkoop)). Bij onduidelijkheid is het advies om in overleg te treden met de afnemer van uw “duurzame biomassa” en af te spreken welke gegevens u moet/kunt aanleveren. Vink hieronder aan welke van de volgende fasen van de teelt/behandeling van de “duurzame biomassa” onder uw verantwoordelijkheid (incl. loonwerk in uw opdracht) plaatsvinden. Vul vervolgens voor elke aangevinkte handeling de gevraagde gegevens in (bij A, B, C en/of D). □ teelt (teelthandelingen tot de oogst) □ oogst + transport (oogst en transport tot (tussen)opslag of bewaring) □ (tussen)opslag en/of bewaring (kuil / silo / schuur) □ transport (van (tussen)opslag of bewaring tot afnemer) A --> vul A in --> vul B in --> vul C in --> vul D in Teelt Deze fase betreft het telen van het gewas, exclusief de oogst. Vink hieronder aan van welk gewas de “duurzame biomassa” afkomstig is: □ Wintertarwe (in Limburg), kool/raapzaad, korrelmaïs en suikerbiet: --> sla ‘Oogst + transport’ (B) over, want voor deze gewassen gelden standaard-waarden. Ga verder naar ‘Opslag en/of bewaring’ (C), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door naar ‘ONDERTEKENING’. □ Alle overige gewassen (incl. wintertarwe in de rest van Nederland): Vul onderstaande tabel in. U mag zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha. eenheid TEELT gewas per ha Totaal brandstofverbruik (excl. oogst) ………… ………… liter diesel Totaal bemesting (dierlijke mest) ………… ………… kg N Totaal bemesting (kunstmest) ………… ………… kg N ………… ………… kg P2O5 ………… ………… kg K2O ………… ………… kg CaO Totaal gewasbescherming (pesticiden) ………… ………… kg werkzame stof (w.s.)* Hoeveelheid uitgangsmateriaal ………… ………… kg zaad, plant- of pootgoed * gehalte x hoeveelheid Ga verder naar ‘Oogst + transport’ (B), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door naar ‘ONDERTEKENING’. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 89 van 91 mei 2014 Handboek VVAK B Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Oogst + transport Deze fase betreft de oogst en het vervoeren van het geoogst product naar de (tussen)opslag of (langdurige) bewaring. Dit betreft bijvoorbeeld het transport van geoogst product van het perceel naar het erf, of direct naar de afnemer. Vaak is het transport in kleinere hoeveelheden en met eigen transportmiddelen ((kip)wagens). Vul onderstaande tabel in. U mag zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha. eenheid OOGST Gewas per ha Totaal brandstofverbruik oogstmachine(s) ………… ………… liter diesel Vul onderstaande tabel in voor het (bij)product (als het eerst door u wordt opgeslagen/bewaard alvorens het geheel of gedeeltelijk als “duurzame biomassa” wordt afgeleverd), of voor de afgeleverde “duurzame biomassa” (als het rechtstreeks wordt afgeleverd bij de afnemer). Als het (bij)product eerst onder uw verantwoordelijkheid wordt opgeslagen/bewaard (dus binnen het bedrijf blijft), mag u zelf kiezen of u opgeeft per gewas (gehele areaal) of per ha. U mag daarnaast kiezen of u het aantal liters diesel of aantal km noteert. TRANSPORT Doel: Opslag/bewaring Afleveren (bij)product “duurzame biomassa” eenheid gewas per ha Totaal brandstofverbruik ………… ………… ………… liter diesel OF Totaal aantal km* “ ………… ………… ………… km * afstand laden-lossen x aantal vrachten Ga verder naar ‘Opslag en/of bewaring’ (C), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door naar ‘ONDERTEKENING’. C Opslag en/of bewaring Deze fase betreft de (tussen)opslag en/of (langdurige) bewaring van producten. Denk daarbij aan de opslag of bewaring van bieten, groenten en granen in het veld, op het erf of in de schuur/silo. Deze fase behelst ook de behandelingen, zoals drogen, reinigen, enz. Vul onderstaande gegevens in voor het (bij)product dat geheel of gedeeltelijk als “duurzame biomassa” wordt afgeleverd. Bijvoorbeeld: Als van uw tarwe korrels en stro wordt geoogst en de korrels (deels) worden bestemd als “duurzame biomassa”, geeft u hieronder de gegevens van de opslag/bewaring van alle korrels (gehele oogst) tot het moment dat de “duurzame biomassa” wordt afgeleverd. De opslag/bewaring van het stro laat u buiten beschouwing. Elektriciteitverbruik (voor machines, verlichting): ……………. kWh Brandstofverbruik (droging): …….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in) …….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in) …….. liter …..…………… (vul hier soort brandstof* in) * bijvoorbeeld rode/blanke diesel, propaan, aardgas, enz.) Totaal voorraadbeschermingsmiddelen: ……. kg werkzame stof (= gehalte x hoeveelheid) Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 90 van 91 mei 2014 Handboek VVAK Teelt- en bewaarseizoen 2014-2015 Ga verder naar ‘Transport’ (D), indien u dat hierboven hebt aangekruist. Anders ga door naar ‘ONDERTEKENING’. D Transport Deze fase betreft het transport van de (tussen)opslag en/of (langdurige) bewaring naar de afnemer. Doorgaans betreft dit transportmiddelen met grotere capaciteit (bijv. opleggers). Let op: het transport van de oogstmachine tot de opslag/bewaring kunt u opgeven bij B. Vul onderstaande gegevens in voor de aan de bovengenoemde afnemer afgeleverde “duurzame biomassa”. U mag zelf kiezen of u het aantal liters diesel of aantal km opgeeft. Totaal brandstofverbruik transport OF Totaal aantal km transport* ………… eenheid liter diesel ………… km * afstand laden-lossen x aantal vrachten ONDERTEKENING Onderteken dit formulier, maak een kopie voor uw eigen administratie en stuur het naar de afnemer die om dit formulier heeft gevraagd. Naam: ……………………………… Datum: …………………… Plaats: …………………… Handtekening: Toelichting Indien (bij)producten van een akkerbouwmatige teelt worden afgeleverd als “duurzame biomassa” voor energiedoeleinden (bijvoorbeeld koolzaad voor bio-olieproductie of granen voor bio-ethanol), moet dit formulier worden ingevuld en verstrekt aan de afnemer, indien de afnemer dit wenst. De gevraagde gegevens zijn nodig voor het berekenen van de BKG-emissie van elke fase en de BKG-emissiereductie voor de hele keten. Uw afnemer of volgende afnemers in de keten kunnen met de door u hieronder in te vullen gegevens en volgens de door Brussel voorgeschreven methodiek (beschreven in de zogenoemde RED) deze emissies berekenen. Om op een juiste wijze de emissie toe te kunnen rekenen aan de (bij)producten en het deel daarvan dat wordt afgeleverd als “duurzame biomassa”, moet u bij het invullen goed opletten of de opgave betrekking heeft op het gewas, de (bij)producten of de “duurzame biomassa”. Dit formulier kunt u gebruiken voor de levering van (bij)producten van één gewas op één aflevermoment (bijvoorbeeld alle tarwe dat direct na de oogst is afgeleverd, of alle suikerbieten die af land zijn verladen) aan één afnemer. Akkerbouw Certificeringsoverleg Pagina 91 van 91 mei 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc