De volgende stap? Informatie voor de burger. De laatste maanden van het jaar gaat terecht veel aandacht uit naar het versterken van de uitvoeringskracht van gemeenten. Aan de overdracht en uitbreiding van taken wordt bij gemeenten met man en macht gewerkt. Soms lijkt het erop dat de burger – om wie het allemaal draait – wat uit beeld raakt. Dat is gezien de klus die gemeenten te klaren hebben misschien begrijpelijk, maar niet terecht, want ook op die burger doet de overheid een dringend appèl. De burger wordt gevraagd zoveel mogelijk zelf de regie te nemen en zelfredzaam te zijn, en daarbij een beroep te doen op zijn of haar eigen (informele) netwerk. Dat vraagt van gemeenten dat ze inzetten op de eigen kracht van de burger en preventie en dat de hulpverlening aansluit op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen en zelf kunnen regelen. Het aanspreken van de eigen kracht van de burger heeft dan ook vanzelfsprekend gevolgen voor de rol van de overheid. Niet langer gaat het om zorgen ‘voor’ de burger. In plaats daarvan is de opdracht te zorgen ‘dat’ de burger zelf de regie kan pakken. In de beleidsvisie van gemeenten staat het zelfdoen door de burger immers prominent voorop, gevolgd door het ‘samendoen’ – door die burger met zijn omgeving. Pas daarna komt het ‘laten doen’ door de gemeente in beeld. Die volgorde rechtvaardigt dat gemeenten zich afvragen hoe ze informatievoorziening voor burgers kunnen inrichten of verbeteren. De gemeente zal zich in zijn nieuwe rol (zorgen dat) af moeten vragen: wat hebben mijn burgers van mij nodig om de regie te kunnen voeren over hun eigen leven. Een deel van het antwoord is dat een goede informatievoorziening daarin onontbeerlijk is. Het is dus belangrijk om ook aandacht te besteden aan de Informatievoorziening vanuit het gezichtspunt van de burger. Maar wat is een ‘goede’ informatievoorziening? Wanneer is daar sprake van en welke functionaliteiten heeft de burger nodig om zelf de regie te kunnen nemen? In de onderzoeken rondom zelfredzaamheid die KING heeft laten uitvoeren geven o.a. burgers zelf een antwoord op deze vraag. Gezamenlijk geven deze onderzoeken een goed beeld van de mogelijkheden en de meerwaarde van ICT bij de ondersteuning van zelfregie en de eisen die aan functionaliteiten gesteld kunnen worden. In het rapport ‘De Burger op zoek’ leggen de onderzoekers aan de hand van het zoekproces van de burger in een aantal concrete cases de behoefte bloot naar persoonlijk toepasbare - en bruikbare informatie. Er wordt onderscheid gemaakt in een informatievraag waarbij burgers een specifieke vraag om feitelijke informatie hebben en een hulpverleningsvraag waarbij er een passende oplossing voor een (probleem)situatie moet komen. Bij informatievragen gaat het om feitelijke informatie die prima via internet verstrekt kan worden, mits de doelgroep voldoende ICT-vaardig en ICT-georiënteerd is. Bij hulpvragen gaat het om het toepassen op de eigen situatie. Hierbij wordt persoonlijk contact als randvoorwaarde genoemd, desnoods via de telefoon. Welke inzichten geven deze onderzoeken? Een paar voorbeelden: Gemeenten kunnen met behulp van de onderzoeken ‘De Burger op zoek’ en ‘Informatievoorziening ontrafeld’ inzicht verwerven in de manier waarop burgers informatie verwerven en gebruiken en welke randvoorwaarden ze daarbij stellen. Vervolgens kunnen gemeenten zich de vraag stellen (en die ook beantwoorden) of de informatie die zij nu aan hun burgers presenteren aansluit bij de behoefte van die burger. Kunnen mijn burgers vinden wat ze zoeken? Sluit de structuur van de gemeentelijke website aan bij het zoekproces van de burger? Kan dat misschien beter door zgn. ‘toptaken’ te gebruiken? Waar biedt ik als gemeente mijn informatie aan? Het belang van voorlichting over de transities: maak als gemeente duidelijk waar je (nog) wel verantwoordelijk voor bent en waar niet voor! 1 Ook in het onderzoek ‘Informatievoorziening ontrafeld’ komt naar voren dat veel burgers zullen moeten wennen aan de ‘online’ gemeente. Om vertrouwen te winnen moet de geboden informatie juist zijn, gevalideerd en van goede kwaliteit. Het moet duidelijk zijn waar de informatie vandaan komt – transparantie door bronvermeldingen en verwijzingen maken dat mogelijk. De informatie moet eenduidig zijn en overzichtelijk. Daarbij is het raadzaam om lokaal veel aandacht te besteden aan offline marketing van de online informatiebronnen door inhoudelijke professionals en intermediairs te betrekken. Niet alleen de ‘click’, maar ook de klik is belangrijk. Gemeenten behoeven niet alle content zelf te ontwikkelen maar kunnen gebruik maken van landelijke contentcollecties, zoals opvoeden.nl, regelhulp, werk.nl Het is raadzaam om niet alleen de formele zorgverleners in kaart te brengen, maar ook het informele aanbod te ontsluiten. In de ambitie om de burger te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid is het advies om de sociale kaart te koppelen met instrumenten voor vraagverheldering en vraaggeleiding. Waarom dat zo belangrijk is wordt uitgebreid beschreven. In de Handreiking ‘Zelfredzaamheid en ICT’ worden prestatie-indicatoren benoemd om Digitale Informele Zorgdiensten afzonderlijk en onderling te vergelijken. Dat is bruikbare informatie voor gemeenten die de aanschaf van een dergelijke toepassing overwegen. De handreiking biedt inzicht in de effecten en de effectiviteit van zgn. Informele Marktplaatsen en onderscheid daarbij een aantal mogelijke effecten. Het is belangrijk om daar vooraf kennis van te nemen en te bepalen welke doelen nagestreefd gaan worden. De handreiking bevat een stappenplan voor gemeenten die – in aanvulling op de uitgebreide, eerder verschenen DSA ‘Toolkit DIZ’ (link) – ondersteuning biedt bij selectie, aanschaf en implementatie van een Digitale Informele Zorgdienst. De handreiking ‘Zelfredzaamheid en ICT’ bevat feitelijk de uitkomsten van twee onderzoeken : a) een metaanalyse van Digitale Informele Zorgdiensten en b) een verkenning naar het gebruik van open- en big data. De meta-analyse sluit aan op de eerder verschenen Toolkit DIZ (link) en een onderzoek door de Digitale Steden Agenda (DSA) onder gemeenten naar ‘burgerparticipatie en ICT’. In de meta-analyse zijn behalve digitale ‘marktplaatsen’ (BUUV, WeHelpen, Zorg voor elkaar) ook meer medische zelfredzaamheidsapps onder de loep genomen, zoals de apps ‘Thuisarts’ en ‘Constamed’. Kern van Open Data is dat datasets met behulp van Big data methodieken geanalyseerd worden waardoor mogelijke trends, ontwikkelingen en patronen worden ‘ontdekt’. Die informatie kan vervolgens worden benut voor doorontwikkeling, beleidsvorming en –aanpassing in het sociaal domein. Gemeenten beschikken over veel meer bruikbare data dan ze zelf beseffen en alleen al op basis van die eigen gestructureerde datasets zouden gemeenten al een grote hoeveelheid informatie kunnen ontlenen. Een belangrijke overall conclusie die naar aanleiding van deze onderzoeken kan worden getrokken is dat informatievoorziening voor burgers verder gaat dan het digitaliseren van bestaande formulieren, processtappen en informatie. Het ideaalbeeld bestaat uit een portaal waar de burger de overheid ‘online’ ontmoet, waar afspraken worden gemaakt en van waaruit ondersteuning wordt ingezet. Bovendien is het een plek waar de burger zijn of haar (persoons)gegevens zelf beheert. Dat ideaalbeeld is nog toekomstmuziek, maar de functionaliteiten die in deze onderzoeken belicht worden maken daar wel onderdeel van uit. 2
© Copyright 2024 ExpyDoc