Egbert Schelhaas* De Herzieningswet na de novelle vanuit de optiek van de belegger Na het bekend worden van de inhoud van de zogeheten novelle op de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting is hierop van diverse kanten commentaar geleverd. Dat commentaar had voornamelijk betrekking op de positie van de toegelaten in1 stellingen (de ‘woningcorporaties’). Dit artikel gaat in op de positie van een andere groep, te weten de beleggers. als niet-kerntaak. Bij die laatste activiteiten gaat het dan me name om de verhuur van woningen met een huurprijs boven de liberalisatiegrens en de verhuur van commercieel vastgoed. De redenering is dat een toegelaten instelling met de opbrengst uit ‘overige activiteiten’ activiteiten die behoren tot de niet rendabele kerntaak kan financieren. Bovendien is vaak sprake van gemengde projecten, zoals woningen met een ‘winkelplint’ terwijl ook sprake kan zijn van activiteiten om de leefbaarheid in de wijken waar de sociale-huurwoningen zich bevinden te vergroten. 1. Het wetgevingsproces De Herzieningswet voorziet in een aanpassing van de Woningwet waardoor het huidige Besluit beheer socialehuursector komt te vervallen. Het wetsvoorstel is op 12 mei 2011 bij de Tweede Kamer ingediend en is op 5 juli 2012 aangenomen. Op dezelfde datum is het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ingediend.2 Vervolgens is op 5 november 2012 het huidige kabinet aangetreden. De Herzieningswet spoorde op een aantal punten niet met het regeerakkoord. Om deze reden is het kabinet voornemens bij de Tweede Kamer een novelle in te dienen. De inhoud hiervan is al voor de officiële indiening bekend geworden. Een novelle is van oudsher bedoeld om foutjes in een wetsvoorstel te herstellen. De laatste jaren wordt een novelle echter ook wel, in toenemende mate, gebruikt om aan politieke bezwaren in de Eerste Kamer tegemoet te komen. De novelle waar het hier om gaat is bij brief van 11 maart 20133 door minister Blok aangekondigd. Tot op heden is deze nog niet officieel ingediend. De aanpassingen die de novelle beoogt gaan behoorlijk ver. In de concept-memorie van toelichting op de novelle4 wordt ook niet voor niets aangegeven: ‘deze is ongebruikelijk omvangrijk’. Dat is een understatement. In lijn met artikel 106 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt wel gesproken over werkzaamheden die wel of niet vallen aan te merken als diensten van algemeen economisch belang (‘DAEB’).6 2. Activiteiten van de toegelaten instelling Bij toegelaten instellingen wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten die tot hun kerntaak behoren en activiteiten die daarbuiten vallen. Kort gezegd5 houden toegelaten instellingen zich enerzijds bezig met de ontwikkeling en verhuur van huurwoningen onder de liberalisatiegrens als kerntaak en anderzijds met overige activiteiten 3. Hoofdlijnen van de novelle: splitsing De Herzieningswet gaat uit van een administratieve scheiding tussen DAEB- en niet-DAEB-activiteiten. In de toelichting op de Herzieningswet wordt in dat kader gesproken over de toegelaten instelling als een ‘hybride organisatie’.7 De novelle gooit het echter over een andere boeg. De activiteiten dienen niet alleen administratief te worden gesplitst maar ook juridisch. De toegelaten instelling mag, conform de novelle, alleen nog strikt DAEBactiviteiten verrichten. De toegelaten instellingen dienen alle niet-DAEB-activiteiten af te stoten. De activiteiten die een toegelaten instelling na invoering van het wetsvoorstel nog mag verrichten behelzen conform de novelle8 de verhuur van woningen onder de liberalisatiegrens,9 het aanbieden van zorgwoningen en het bijdragen aan de leefbaarheid. Wat onder ‘het bijdragen aan de leefbaarheid’ valt wordt nog in een algemene maatregel van bestuur uitgewerkt. De memorie van toelichting geeft daarbij aan dat daaraan een beperktere invulling wordt gegeven dan eerst was voorzien. In de Herzieningswet zonder de novelle werd er nog van uitgegaan dat een toegelaten instelling activiteiten zoals de realisatie en verhuur van bedrijfsmatige wijkvoorzienin- * Mr. E.H.H. Schelhaas is advocaat bij BANNING advocaten. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Zie bijvoorbeeld de brief van de VNG van 28 juni 2013 en de open brief van een groot aantal woningcorporaties van 2 juli 2013. Kamerstukken I 2011/12, 32769, A. Kamerstukken I 2012/13, 32769, C, brief van minister Blok van 11 maart 2013 aan de voorzitter van de Eerste Kamer. De conceptmemorie van toelichting op de novelle (‘artikelsgewijze toelichting’), versie 7 mei 2013, p. 1. In het navolgende komen de toegestane activiteiten van toegelaten instellingen conform de novelle aan de orde. Zie ook het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, Besluit 2012/21/EU. Kamerstukken II 2010/11, 32769, 3 (MvT). Artikel I onderdeel X van de novelle dat voorziet in wijzigingen in artikel 45 Woningwet, in combinatie met de memorie van toelichting op de novelle, p. 2. Per 1 januari 2013: € 681,02 per maand. 9. 28 Vastgoedrecht 2014-1 De Herzieningswet na de novelle vanuit de optiek van de belegger gen mocht ontplooien.10 De novelle maakt hier een einde aan. De activiteiten met betrekking tot koopwoningen, duurdere huurwoningen en bedrijfsmatig vastgoed vallen conform de novelle buiten de werkzaamheden van een toegelaten instelling. Het bezit dat toeziet op die activiteiten dient te worden verkocht of dient te worden ondergebracht in een separate rechtspersoon (een besloten vennootschap11) die wordt afgesplitst van de toegelaten instelling.12 Uit de memorie van toelichting volgt dat de minister liever had gezien dat de toegelaten instellingen direct al hun ‘niet-DAEB-bezit’ zouden verkopen. Aangegeven wordt immers dat een verplichte verkoop niet wenselijk zou zijn aangezien dat naar verwachting zou leiden tot te lage prijzen. Vandaar dat de mogelijkheid is geschapen om dat bezit niet (direct) te verkopen maar onder te brengen in een zogenoemde ‘overgangsvennootschap’. Dat onderbrengen dient ‘zo spoedig mogelijk’ in gang te worden gezet na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel en dient uiterlijk binnen twee jaar nadien te zijn afgerond.13 Dit houdt in de praktijk in dat toegelaten instellingen hun bezit dat toeziet op bijvoorbeeld winkels en woningen met een huurprijs boven de liberalisatiegrens moeten verkopen of in een overgangsvennootschap moeten onderbrengen. De minister kan vervolgens op enig moment bepalen dat de toegelaten instelling haar aandelen in die overgangsvennootschap in het openbaar ter overname aanbiedt.14 In de memorie van toelichting wordt in dit kader voorts nog aangegeven15 dat wanneer een toegelaten instelling een woning boven de liberalisatiegrens verhuurt en de huurovereenkomst eindigt de toegelaten instelling daarna moet kiezen tussen verkoop van de woning of een nieuwe verhuur onder de liberalisatiegrens. De overgangsvennootschap dient los te staan van de toegelaten instelling. Die rechtspersoon dient financieel gezond te zijn en mag na de oprichting geen nieuw kapitaal van de toegelaten instelling meer ontvangen.16 De memorie van toelichting gaat ervan uit dat die separate rechtspersoon zeker bij aanvang slechts een bescheiden winst zal maken. Al met al lijkt het voor een toegelaten instel- ling in de toekomst ook niet erg aantrekkelijk om langdurig aandeelhouder van die separate vennootschap (de overgangsvennootschap) te blijven. Van synergie met de activiteiten van de toegelaten instelling zal nauwelijks sprake kunnen zijn. 4. Kansen voor beleggers Alle huurwoningen boven de liberalisatiegrens moeten dan ook worden verkocht of worden overgedragen aan de overgangsvennootschap. In de toelichting wordt expliciet opgemerkt dat een toegelaten instelling dat soort woningen niet mag bouwen, verwerven of toewijzen.17 Voor winkels, kantoorruimten en atelierruimten, voor zover deze niet vallen onder de beperkte uitzondering van het bijdragen aan de leefbaarheid, geldt hetzelfde. Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ten aanzien hiervan opgemerkt dat dit het realiseren van gemengde projecten bemoeilijkt.18 Voor beleggers biedt de novelle daarentegen kansen. Van belang hierbij zijn de voorwaarden waaronder dergelijke verkopen van vastgoed plaatsvinden. De minister heeft de voorwaarden voor verkoop eerst in 2011 versoepeld19 en vervolgens in 2013 nog eens.20 In de in 2013 gepubliceerde circulaire geeft de minister aan dat toestemming voor verkoop aan derden van woningen met een geliberaliseerde huurprijs zal worden verstrekt bij een verkoop tegen de marktwaarde. Anders dan op basis van de circulaire uit 2011 hoeft de woning niet eerst te worden aangeboden aan de bewoner. Ook hoeft geen antispeculatiebeding te worden overeengekomen. Evenmin hoeven afspraken met de koper te worden gemaakt over een voortgezette exploitatie. Onder ‘marktwaarde’ wordt, aldus de circulaire 2013/02, verstaan het geschatte bedrag waartegen het vastgoed zou worden overgedragen tussen een bereidwillige koper en verkoper in een zakelijke verhouding. Hierbij wordt uitgegaan van de marktwaarde in verhuurde staat. Bij iedere verkoop dient sprake te zijn van een taxatierapport. Deze verruiming van de voorwaarden opent, in combinatie met de Herzieningswet na de novelle, mogelijkheden voor beleggers. Woningen met een geliberaliseerde huurprijs zijn, ten opzichte van woningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens, aanzienlijk aantrekkelijker voor een belegger. Indien conform het puntenstelsel de huurprijs boven 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Kamerstukken II, 32769, 3, p. 12 en 13 (MvT). Artikel I onderdeel DDD van de novelle definieert de overgangsvennootschap als een besloten vennootschap. Artikel II lid 2 van de novelle. Artikel II lid 2 van de novelle. Artikel II lid 14 van de novelle. Memorie van toelichting op de novelle op p. 2. Artikel II lid 12 onderdeel d van de novelle. Memorie van toelichting op de novelle, p. 2. Brief van de VNG van 28 juni 2013, gericht aan minister Blok. Circulaire MG 2011/04, zie www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/circulaires/2011/10/25/mg-2011-04-circulaire-verkoopcorporatiewoningen.html. 20. Circulaire MG 2013/02, zie www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/circulaires/2013/09/24/mg-2013-02-circulaire-verkoopcorporatiewoningen.html. Vastgoedrecht 2014-1 29 De Herzieningswet na de novelle vanuit de optiek van de belegger de liberalisatiegrens uitkomt kan de huurder immers geen huurverlagingsvoorstel doen.21 Verder kan de verhuurder op enig moment een redelijk aanbod doen dat de verhoging van de huurprijs inhoudt.22 Wordt het voorstel door de rechter inderdaad redelijk geoordeeld dan verkrijgt de huurder in de regel een termijn om het voorstel alsnog te accepteren, bij gebreke waarvan het einde van de huurovereenkomst wordt vastgesteld.23 Hoewel deze procedure in de praktijk nog niet altijd eenvoudig is bestaat er aldus een mogelijkheid om de huurprijs ter verhogen tot ten hoogste de marktwaarde. Dat is bij verhuurde woningen onder de liberalisatiegrens onmogelijk. In ieder geval in ‘schaarstegebieden’ is dat voor beleggers een behoorlijk voordeel. Het beleggen in woningen, tenminste in de ‘groeiregio’s’ lijkt tegelijkertijd aan aantrekkelijkheid te winnen.24 Een adviesbureau concludeerde dat beleggers interesse in aankoop van de geliberaliseerde huurwoningen hebben.25 Het zou hierbij om 200 000 à 300 000 huurwoningen gaan. In een later stadium biedt het overnemen van de aandelen in de overgangsvennootschap kansen voor een belegger. Zoals al opgemerkt: de minister kan een toegelaten instelling op enig moment zelfs verplichten haar aandelen in de overgangsvennootschap ter verkoop aan te bieden.26 5. Conclusie De novelle biedt beleggers de mogelijkheid om van toegelaten instellingen (woningcorporaties) woningen met een huurprijs boven de liberalisatiegrens en commercieel vastgoed te kopen. Ook worden kansen geboden om in de toekomst de aandelen in de overgangsvennootschap te verwerven. De novelle verplicht toegelaten instellingen immers zo spoedig mogelijk na invoering van het wetsvoorstel, maar uiterlijk binnen twee jaar, hun bezit dat niet valt onder hun in de novelle omschreven werkzaamheden te verkopen of onder te brengen in een losstaande en zelfstandige besloten vennootschap. Die vennootschap wordt in de novelle niet voor niets aangeduid als overgangsvennootschap. De hybride positie van de toegelaten instellingen verdwijnt hierdoor. De beleggers verkrijgen door de novelle kansen om hun beleggingsportefeuille te vergroten. 21. Overigens geldt hetzelfde indien de puntentelling weliswaar tot een lagere huurprijs zou leiden maar de huurder niet binnen zes maanden de aanvangshuurprijs laat toetsen op grond van artikel 7:249 BW. 22. Artikel 7:274 lid 1 onderdeel b BW, omtrent het exacte criterium, met name of de financiële draagkracht van de huurder dient te worden meegewogen bij de redelijkheidstoets, wordt in de praktijk discussie gevoerd. 23. Zie bijv. Rb. Haarlem (ktr.) 7 juli 2010 en 3 mei 2011, WR 2011/118, naar welke uitspraken de Kantonrechter Amsterdam verwijst in zijn uitspraak van 14 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:B4718. 24. Zie bijv. Jones Lang La Salle, Nieuwe kopers, nieuwe mogelijkheden, Vastgoedbeleggingsbeleid van (inter)nationale beleggers in Nederlands direct vastgoed, januari 2013, www.joneslanglasalle.nl/ResearchLevel1/JLL_Dutch_Capital_Markets_Bulletin_2013.pdf, p. 12, waarin een versterkte beleggersvraag naar woningen wordt genoemd maar dan wel binnen de groeiregio’s en wijst op lagere koopprijzen, en DTZ ‘VastgoedVisie 2013’, www.dtz.nl/media/193437/dtz_zadelhoff_vastgoedvisie13_def_nl_los.pdf, waarin eveneens wordt gewezen op een vraag van institutionele beleggers naar uitbreiding en verjonging van hun woningportefeuille, vooral binnen de Randstad, en op de te verwachten lagere koopprijzen. 25. Zie voor het rapport www.capitalvalue.nl/documents/Capital_Value_Woningbeleggingsmarkt_in_beeld_feb_2013_def.pdf?r=943352. 26. Artikel II lid 14 van de novelle. 30 Vastgoedrecht 2014-1
© Copyright 2024 ExpyDoc