Dankwoord bij de rouwdienst Nicolaas Kleen Jongstleden woensdagavond 5 december om ongeveer 22:30 uur heeft mijn lieve vader op de leeftijd van 79 jaar het tijdelijke met het eeuwige mogen verwisselen. Dit was op de intensive care afdeling in het diaconessenziekenhuis in Leiden. Wij zijn de artsen en het verplegend personeel zeer dankbaar voor de zorgvolle behandeling die zij vader uiteindelijk nog hebben kunnen geven. De behandelingen mochten niet meer baten, want vaders tijd was gekomen. Ook het geduld en de ruimte die zij onze grote groep gaven, deed ons verwonderen. We werden zeer hartelijk en vriendelijk behandeld. Vader was tot aan het einde nog goed bij kennis en helder van geest, maar had een versleten lichaam. Met name zijn hart en longen. Hij heeft voor wat betreft het lichamelijke in zijn leven veel te verduren gekregen. Hij heeft lange tijd last gehad van chronische nierstenen, wat heb ik hem hieronder zien lijden. Verder tot aan zijn 65e levensjaar redelijk gezond gebleven. Bij het klimmen der jaren kreeg hij last van zijn prostaat, een inwendige liesbreuk, een hartinfarct, en daarna een hersenbloeding. Hij heeft dit met de hulp des Heeren altijd moedig ondergaan. Ik heb hem nooit horen klagen. Hij mocht bij tijden zelfs roemen in deze verdrukkingen. “Den Heere heeft mij nooit iets ongerijmds aangedaan, Hij is alleen maar zeer goed voor mij geweest”…zei hij vaak. Door zijn hersenbloeding kon hij de laatste vijf jaar van zijn leven helaas niet meer lezen. Zijn taalgeheugen was verloren gegaan, en alles opnieuw gaan leren zag hij niet meer zitten. Hier heb ik hem weleens onder horen zuchten. Dat hij geen krant meer kon lezen was het ergste niet, maar hij kon dus ook zijn Bijbeltje niet meer lezen. Vader kwam uit een gezin van negen kinderen, en had een godvrezende vader en grootmoeder. Hij kon het wonder nooit klein krijgen dat God juist hem nog wilde opzoeken, daar hij de grootste rebel en snoodste zondaar van dit gezin was. Hij had het vaak over zijn lieve vader met wie hij op zakelijk gebied alles deed. Zijn vader nam hem vaak mee naar het Gods kinderen op Katwijk, naar Gerrit Vooijs, de oude Jacob Jonker, Aam de Koet, ouwe Willem van Gerrite, en nog wel anderen van dat volk. Hij vertelde me dat dit indrukken gaf in zijn jonge leven. Zijn vader was slager, dus hij werd ook slager. Hij heeft hier onder de zegen des Heeren altijd goed zijn brood mee mogen verdienen, maar ten diepste lag hier zijn hart niet. Vader zat het liefst langs de weg voor handel, hij was eigenlijk meer een koopman dan slager in hart en nieren. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik een vader uit duizenden had, ik had me 1 geen lievere of betere vader kunnen wensen. Hij was er altijd voor ons. Ook zijn kleinkinderen hadden een grote plaats in zijn hart. Op zijn 34e levensjaar werd hem de aardse rust opgezegd. Toen was ik nog maar net geboren. Dit gebeurde toen hij even gauw moest condoleren bij Aai Hus, een verdronken kok die was aangespoeld en toen boven aarde stond. Deze kok voer op een kotter die hij leverde. Even gauw een donkere lange jas van iemand lenen, dan was hij daar ook weer vanaf. Maar bij het zien van deze doodskist bracht God bij vader de eeuwigheid in de tijd, sterven werd God ontmoeten….en dat ging niet. Het werd nood, en een zaak van haasten om zijns levens wil. Vader begon toen voor het eerst te wenen over zijn bedreven zonden, te bidden om genade, zijn bestaan op te knappen voor God, kreeg de kerkziekte en de boekenziekte. Middels psalm 89 vers 14 mocht hij later (toen leefde ik nog als een goddeloos beest zonder God in de wereld) verzoening vinden in en door het bloed van Christus. Vader was een man van weinig woorden. Hij kende de zaken van de woorden, maar had niet altijd de woorden van de zaken om zichzelf te kunnen verklaren. Vader kwam ook veel bij het volk van God op Katwijk. Blinde Lies, tante Cor Plas, Leitje de Best, Ma de Haas, waren zijn vriendinnen. Al deze mensen gingen hem voor en juichen reeds lang voor de TROON. Vader hield ten laatste één vriend over waaraan hij zeer nauw verbonden was. Ze bleven elkaar tot het einde trouw, en verstonden elkaar met een half woord. Deze beste vriend was voor hem ook menigmaal een tuchtmeester tot Christus. Vader was recht voor z’n raap, hield niet van vroom gedoe, was wars van schijnvroomheid en gruwde van wettischisme. Op kerkelijk gebied was hij (net als ik) altijd een zwerver geweest. Hij had zijn vrienden niet onder het farizeïsme maar onder arme bedelaren die hun geschonken genade dagelijks verzondigden. Dit volk was nooit rijk in zichzelf, maar rijk in God. De laatste maanden van zijn leven was hij vaak erg moe. Hij kon soms niet meer. Zijn hartfalen begon hem steeds meer op te breken. Hij kreeg steeds meer heimwee om verlost te worden uit dit aardse Mesech der ellende. Als mijn moeder hem dan weleens vroeg, Klaas wil je niet meer bij ons blijven dan, zei hij: Dick, wat doe ik nog hier? Vader wenste liever te vertrekken, maar zijn tijd was nog niet gekomen. Ondanks dat vader een nuchtere man en beslist geen dromer was, werd die heimwee soms zo sterk dat hij van het hemelleven begon te dromen. Dan vertelde hij me weleens dat hij gedroomd had hoe hij thuis kwam en al dat oude volk van God dat hij op Katwijk had 2 leren kennen hem verwelkomde: “Wellekom Klaas….”. Vader zei nooit veel, de laatste tijd zei hij me weleens dat het van binnen zo stil was. Hij bad om licht en uitkomst maar het bleef lang stil, tot drie weken voor sterven toen die woorden uit Psalm 43 bij hem kwamen en telkens herhaald werden: “Uw Heilzon is aan ’t dagen…” Zijn beste vriend wist hier ook geen raad mee. Achteraf bleek dat God hem zijn sterfdag bekend had gemaakt. Vorige week maandagavond belde onze Ar mij op dat het niet goed ging, of ik ook wilde komen. We zaten toen rondom zijn bed, hebben psalm 89 gelezen en een gebedje mogen doen. Ik bleef nog even bij hem. Ik wilde bij hem blijven waken, maar dat was volgens hem niet nodig. Toen ik wegging vroeg ik, pap hoe is het nou? Wat hij toen zei, zal ik nooit vergeten, hij zei: Daan, ga maar hoor, of den Heere me hebben wil of niet HIJ kan mij geen kwaad meer doen. Zo rustig als hij ging liggen. Ik denk niet dat hij besefte wat hij zei, vader was al zijn rechten verloren. De wet veroordeelde hem niet meer, de vloek was eruit. De andere ochtend kreeg hij het erg benauwd. De dokter kwam en liet hem opnemen in het ziekenhuis. We beseften toen nog niet dat dit het einde zou worden. Zijn sterfbed werd een bed van rozen waarop God zijn mond bij vernieuwing openbrak. Toen hij van het zuurstof werd afgehaald, had hij weer even puf om te spreken. Dit was thuis niet mogelijk geweest, want hij verdronk en stikte bijna van benauwdheid in zijn eigen vocht. Nadat de zuster het masker van zijn mond had verwijderd begon hij te zingen: “Zal dan gedurig bij U zijn, in al mijn noden angst en pijn, U al mijn liefde waardig schatten, wijl Gij mijn rechterhand wou vatten…” Daan, ik verlang zo naar mijn lieve Koning, en om straks nooit meer te hoeven zondigen. Daan, ik hoor de engelen zingen… Dit was geen bang sterven, maar zeer vredig sterven. Alle kinderen en kleinkinderen hebben nog afscheid van hem kunnen nemen, hij heeft hen allen vermaand om de wereld te verzaken en toch gedurig te smeken ofdat God hen wilde bekeren. Bid maar veel om een nieuw hart, kinderen….dat heb ik voor jullie ook altijd mogen doen. Wij hadden een biddende vader en opa. Hij had zelfs nog een woord voor zijn verpleegster. Al Zijn volk zal Zijn lof vertellen, dat geeft God Zelf…. daar behoeven zij niks voor te doen. Toen mijn zus me belde dat hij in het ziekenhuis zou worden opgenomen, hing ik op…en dacht: O God hoe zal het gaan, is dit dan het einde? Waarop zo bij die woorden van psalm 43 vers 5 werd bepaald. Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen? Wat zijt g' onrustig in uw lot? Berust in 's HEEREN welbehagen, Hij doet welhaast uw heilzon dagen; Uw hoop herleev', naar Zijn gebod; Mijn 3 Redder is mijn God. – Met name bij die woorden “uw Heilzon is aan ’t dagen…”, had God hem drie weken voor zijn sterven bepaald. Vader achtte het wonder soms te groot voor hem,…..en dat voor zo één als ik ben. Achteraf bleek dat niet alleen ik, maar ook zijn beste vriend op Katwijk na zijn overlijden bij deze woorden bepaald was geworden. Hij kwam ermee wakker. Vader verlangde om heen te gaan in de eeuwige rust. Zijn Heilzon was gekomen om hem te verlossen. Vader heeft zijn nu wens verkregen en mag voor eeuwig zingen van Gods goedertierenheen, en wij staan nog midden in de troep van deze zondige wereld. Wat zal dit sterven en deze roepstem doen bij moeder, kinderen en kleinkinderen? Samen met zijn godvrezende vrienden en vriendinnen van voorheen mag vader nu eeuwig God groot maken. Voor eeuwig drinken van het Water des levens uit vrije genade om niet. Vader die haast niet meer kon lopen, mag nu huppelen van zielenvreugd. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden, Matt. 5:6. De Heere heeft gegeven, en Hij heeft genomen. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Wat ik uit het ruim sterven van vader heb geleerd en bevestigd kreeg is, dat: 1. 2. 3. 4. God nimmer laat varen de werken Zijner handen Dat God zelfs bij het naderen van de dood volkomen uitkomst geven wil Dat velen van Gods kinderen beneden hun stand leven en spreken Met het hart gelooft men tot rechtvaardigheid en met de mond belijd men tot zaligheid 5. Maar het is ook een voorrecht als je verstandelijk mag verstaan wat je met je hart heb mogen geloven. 6. Het verschil tussen de zekerheid des geloofs en de zekerheid des verstands 7. Al Gods kinderen zijn door hun geschonken geloof in de vrijheid van Christus gezet, maar niet allen durven in deze vrijheid te staan 8. Dit kan komen door: pure onkunde, door schuchterheid, door verkeerd onderwijs, door vergelijken, of zij achten het wonder voor zichzelf te groot 9. Hierdoor wordt Christus hen ijdel en keren zij terug tot de werken der wet, omdat zij wet en evangelie vermengen. 10. Dit houdt hun ziel niet uit de hemel vandaan, maar wel menigmaal de hemelse vertroostingen uit hun hart vandaan 4 De apostel Petrus zegt tegen de verloste broederen: Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Vastmaken, niet ten opzichte van God maar ten opzichte van uzelf, merken de Statenvertalers hierbij op. Velen verzaken dit en berusten in de donkerheid waarin ze terechtkwamen toen ze hun eerste liefde verlaten hadden. Zij treuren er wel onder, maar toch menen zij dat God deze donkere weg voor hen heeft beschikt. Maar dat is niet waar hoor, want in God is geen duisternis. Hoewel de dagen van duisternis soms velen kunnen zijn, toch heeft HIJ Zijn lieve volk niet geroepen tot een droeve duisternis maar tot Zijn wonderbaar licht, niet tot dienstbaarheid maar tot vrijheid. Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Waarom zeg ik dit? Omdat ik geloof dat er ook onder u zijn die ver beneden hun stand spreken en leven. Hiervan zegt den Heere bij monde van de apostel: Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. Dat geve den Heere. Ten laatste spreek ik mijn dank in het bijzonder nog uit aan: Mijn lieve moeder en m’n drie zussen (en zwagers), in ons verdriet was er een hechte band. Nooit geweten dat ik zulke lieve zusjes had. De kleinkinderen die er dagelijks waren om hun verdriet te delen Ds. Vlietstra en enkele van zijn ouderlingen voor de pastorale bijstand Dr. Molenburgh die vader zelfs een moordvent noemde Bouwe Hoek en Theo Van der Plas voor de keurige begrafenis De beheerders en kosters van dit kerkgebouw De koffiedames tijdens de condoleanceavond De mensen die ons thuis bezochten en gebeld hebben Alle mensen die afgelopen zaterdag kwamen condoleren, of een kaartje stuurden Arie Jan Schaap de organist, en verder iedereen die ik vergeten ben. D.J. Kleen 5
© Copyright 2024 ExpyDoc