FAQ – DOT in de medische oncologie (bijgewerkt op 14

FAQ – DOT in de medische oncologie
(bijgewerkt op 14 april 2014)
Onderstaande vragen legden NVMO-leden voor aan de ‘DOT-vraagbaak’ van de NVMO. De antwoorden zijn
gegeven op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Er worden voortdurend wijzigingen door DBCOnderhoud doorgevoerd, die consequenties kunnen hebben voor de registratieregels of DOT-zorgproducten
voor de medische oncologie. Zodra de voorgenomen wijzigingen bekend zijn, zal de NVMO daarover
informeren en de antwoorden in de FAQ zo nodig daarop aanpassen.
1.
Zijn immunotherapie, chemotherapie en de combinatie chemo/immuno aparte zorgtrajecten?
Bijvoorbeeld: 4AC , 4HT en 1 jaar H. Dat wil zeggen: voor elk item apart subtraject openen?
In dit voorbeeld is sprake van één zorgtraject, opgedeeld in verschillende subtrajecten.
Volgens de registratieregels wordt een subtraject met een medicinale oncologische behandeling per infuus of
injectie (of orale toediening in geval van overgang naar een ander soort medicinale oncologische
behandeling) bij élke nieuwe toediening afgesloten. In geval van bijvoorbeeld mammacarcinoom, wordt
eenmalig een zorgtraject mammacarcinoom geopend, deze wordt automatisch opgedeeld in declareerbare
subtrajecten, die worden bepaald door de toedieningscodes (die zijn verschillend voor AC, HT en H). Het
subtraject wordt dan één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en een nieuw subtraject
wordt geopend op de dag van de nieuwe toediening.
Voor overige orale oncologische medicatie (dat wil zeggen: als géén sprake is van overgang naar een andere
e
soort medicinale behandeling) geldt dat het subtraject op de 42 dag na ontslag uit de kliniek of 42 dagen na de
uitvoerdatum van elke eerste begeleidingsactiviteit van het subtraject wordt gesloten (in geval niet-klinisch).
2.
Een patiënt is onderzocht door een collega-internist (scopiërend) en heeft een coloncarcinoom.
Verwijzing naar chirurgie en operatie volgt. Daarna verwijzing naar oncoloog voor adjuvante chemo.
Wat zijn de te registreren drie DOT-zorgproducten?
1. internist coloncarcinoom
2. chirurg
3. oncoloog chemo per infuus niet gemetastaseerde ziekte
In dit voorbeeld opent de internist een zorgtraject coloncarcinoom, en opent de chirurg zijn eigen zorgtraject
coloncarcinoom. Het zorgtraject (niet klinisch conservatief, zorgtype 11) van de internist blijft in eerste
instantie 90 dagen openstaan en wordt dan automatisch gesloten en altijd gevolgd door een vervolgsubtraject. Indien de chemotherapie start binnen deze eerste 90 dagen wordt afgesloten voorafgaand aan de
eerste verstrekking (het diagnostisch traject), ná deze 90 dagen geldt dat de subtrajecten voor de chemo
steeds worden gesloten cf de afsluitregels. Indien de eerste chemotherapie start ná deze 90 dagen, dan is het
subtraject coloncarcinoom een diagnostisch subtraject, en wordt het subtraject dat automatisch geopend was
op dag 91 opgewaardeerd naar een subtraject met chemotherapie (toedieningscodes of begeleiding).
3.
Ik heb alle documenten van DBC-Onderhoud doorgespit, maar kan een bepaalde regel uit onderstaand
voorbeeld uit de NVMO-toelichting nergens terug vinden, en dat is het sluiten van een zorgtraject na 7
dagen (niet dialyse zorgtraject). Volgens de nieuwe algemene sluitregels van DBC-onderhoud sluit de
DBC automatisch 42 dagen na het ontslag van de patiënt uit de kliniek. Mocht de patiënt binnen 42
dagen weer opnieuw opgenomen worden dan word het zorgtraject pas 42 dagen na het ontslag van
deze klinisch periode gesloten. Het enige zorgtraject dat automatisch sluit na 7 dagen is het dialyse
zorgtraject.
Voorbeeld
Patiënt A ligt opgenomen in het ziekenhuis en er wordt besloten om wekelijks paclitaxel te geven. Patiënt krijgt
op dag 2 de paclitaxel per infuus. Op dag 8 nog tijdens dezelfde opname krijgt patiënt voor de tweede maal
chemotherapie per infuus. Het klinische subtraject wordt afgesloten op dag 7 en een nieuw klinisch subtraject
wordt geopend op dag 8 (= dag 1 nieuwe subtraject).
In het voorbeeld is sprake van een klinisch subtraject met een medicinale oncologische behandeling per infuus:
het subtraject wordt bij élke nieuwe toediening afgesloten. Dus ook bij een nieuwe toediening (na een week)
tijdens dezelfde klinische opname.
In het voorbeeld wordt niet het zorgtraject automatisch na 7 dagen gesloten, maar wordt het subtraject na 7
dagen gesloten omdat na een week een nieuwe toediening wordt gegeven. Voor het afsluiten van het
subtraject is dus niet relevant na hoeveel dagen een nieuwe toediening (kuur) plaatsvindt; of dit nu na 1,2 of 7
dagen is, dat maakt niet uit. Het subtraject wordt gesloten 1 dag voor de nieuwe toediening. En of dit
afgesloten subtraject een klinisch traject is, volgt automatisch uit de opnamedagen die worden geregistreerd.
4.
Wij hebben multidisciplinair overleg (MDO) voor gynaecologie, urologie, mammacarcinoom,
coloncarcinoom etc. waar veel tijd inzit. Met DOT hadden wij gehoopt hier toch enige vergoeding voor
te gaan krijgen. Als wij MDO door de grouper doen, lijkt dit echter niet het geval. Wat zijn uw adviezen
m.b.t. MDO’s; hoe dienen wij die te registeren?
De NVMO heeft zich hard gemaakt voor het opnemen van een nieuwe zorgactiviteit voor Multidisciplinair
overleg in het DBC-systeem: code 190005 Multidisciplinair overleg. Deze code kan sinds 1-1-2011 geregistreerd
worden, en geldt ook binnen de DOT-systematiek. De zorgactiviteit MDO is geen knooppuntverrichting in de
beslisbomen, maar maakt wel onderdeel uit van zorgprofiel van het zorgtraject. Het ziekenhuis kan op basis
van het zorgprofiel MDO meenemen in de prijs richting verzekeraar. Daarnaast is bij de bepaling van de
normtijden voor medische oncologie rekening gehouden met de tijdsinzet voor MDO in de normtijd van het
zorgtraject.
5.
Welke zorgactiviteitcodes moeten worden geregistreerd in geval van een RCHOP-kuur (immunotherapie
plus chemotherapie) voor een gemetastaseerd non-Hodgkin-lymfoom? Toediening gemetastaseerde
ziekte of chemo-immunotherapie?
Voor de begeleiding bij behandeling middels orale medicatie is zorgactiviteit 039895 “Begeleiding tijdens de
behandeling met chemo-immunotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie toediening
(zie 039145)” de meest passende zorgactiviteit, en voor de toediening per infuus/injectie 039145 “Verstrekking
per infuus of per injectie van chemo-immunotherapie”.
Omdat er bij de zorgactiviteiten voor gelijktijdige behandeling met chemo en immuno geen onderscheid is
gemaakt voor gemetastaseerd en niet gemetastaseerd, zijn deze zorgactiviteiten voor beide situaties te
gebruiken.
6.
Is de zorgactiviteitencode palliatief/supportive care (039928) alleen bedoeld voor terminale zorg of ook
voor patiënten die wel gemetastaseerd zijn en bijvoorbeeld pijnstilling, O2 etc. krijgen en hierin begeleid
worden? Bijvoorbeeld in een time-out fase tussen twee lijnen chemotherapie?
Aan de registratie van de zorgactiviteit voor begeleiding van supportive care/palliatieve zorg zitten geen extra
voorwaarden. Er moet, om deze zorgactiviteit te mogen registreren, uiteraard wel face-to-face contact zijn met
de medisch specialist, dus dezelfde voorwaarden als voor de andere begeleidingscodes geldt.
In de genoemde voorbeelden (bij elke patiënt, ook in geval geen therapie) kan dus de begeleidingscode worden
geregistreerd. Voor de DOT “palliatieve zorg” gelden aparte regels.
7.
Ook al in het DBC-tijdperk hebben we alsmaar de discussie over de nieuwere medicatie zoals sunitinib,
sorafinib of bortizomib. Is dit nu immunotherapie of chemotherapie? Eigenlijk cytostatische therapie,
maar dat staat er niet bij.
Dit betreft allemaal immunotherapie. Dit werd destijds gedefinieerd als: middelen met een geregistreerde
antitumorwerking, maar geen chemotherapie en geen hormonen. De ibs en abs en small molecules vallen er
dus per definitie onder.
8.
De hematologen zijn ook niet helemaal tevreden met de codes. Zijn de verschillende typen leukemie nu
gemetastaseerd (incurabel) en de lymfomen niet-gemetastaseerd?
De hematologen hebben deels aparte regels. Er is een aparte code voor acute leukemie, RCHOP is chemoimmunotherapie en als het geen chemo-immunotherapie of immunotherapie is, dan is het gemetastaseerd.
9.
Hoe kan het dat je in SAP/DOT van drie verwachte zorgproducten – poliklinisch, dagbehandeling,
klinisch – teruggaat naar twee zorgproducten: klinisch versus niet-klinisch? Betekent dit dat de
dagbehandeling niet meer gaat meetellen in de metingen c.q. financiën?
Wanneer binnen één subtraject zowel medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie als orale
medicinale behandeling plaatsvindt, gelden de sluitregels voor medicinale oncologische behandeling per infuus
of per injectie (klinisch of in dagopname). Het criterium van < of > 2 uur dagbehandeling is hiermee dus
vervallen. Bij toediening per infuus of per injectie is de setting van de dagverpleging niet meer relevant voor de
afsluitregel.
De dagbehandeling is dus niet meer bepalend voor het zorgproduct.
10. Hoe dient de toediening van radium-223 bij de medicinale oncologische behandeling van prostaatkanker
te worden geregistreerd in DOT?
Behandeling van prostaatkanker met radium-223 betreft een behandeling met een geregistreerd antitumoreffect, maar geen chemotherapie of hormoontherapie. Daarmee kan het worden geregistreerd als
immunotherapie (zorgactiviteitcode 39146).
Voor deze behandeling is tevens een aparte zorgactiviteit aangevraagd bij DBC-onderhoud. Waarschijnlijk kan
het daarmee vanaf 2016 onder een eigen zorgactiviteitcode worden geregistreerd.