Toelichting De significant hogere SMR in de groep

Toelichting
De significant hogere SMR in de groep patiënten met een acute cerebrovasculaire aandoening is nader
onderzocht. In ziekenhuis Tjongerschans hebben is een eigen registratiesysteem van patiënten met een beroerte.
In het kader van de ketenzorg CVA worden alle patiënten met een beroerte geregistreerd en gevolgd. Het bleek
dat in de registratie en codering van de patiënten met een beroerte voor berekening van de HSMR forse fouten
waren geslopen. Veel patiënten werden niet meegeteld, bijvoorbeeld ook niet de patiënten die trombolyse hadden
ondergaan (in de Tjongerschans relatief gezien een hoog percentage). Alleen patiënten met een completed
stroke en een bloeding werden meegeteld. Deze patiënten hebben door de aard van hun aandoening helaas een
slechtere prognose en ook een hoger sterftecijfer. Vandaar de vertekening in de sterftecijfers. De cijfers van onze
eigen registratie in de ketenzorg ‘beroerte’ zijn juist goed, met een hoog percentage trombolyse-behandelingen
en korte zogenaamde door-to-needle tijd. Mortaliteit (binnen 1 maand) is ook relatief laag met een kleine 8%,
waar dit landelijk gemiddeld rond de 10% zit. De codering is nu uiteraard grondig onder de loep genomen en voor
2013 nog hersteld. Op dit terrein levert de Tjongerschans juist betere dan gemiddelde zorg en wij betreuren het
dat door omissies in de registratie mogelijk een ander beeld is ontstaan.
In de groep ‘trombose van aorta- en perifere en viscerale arteriën’ gaat het om zeer kleine aantallen. Van de 7
overleden patiënten blijkt 1 patiënt (uit 2012) niet in deze diagnosegroep thuis te horen. Daarmee is het aantal
overleden patiënten in 2011 en 2012 gelijk aan het te verwachten aantal sterfgevallen.
In de groep ‘deficiënties en andere anemie’ wordt de verhoogde sterfte met name veroorzaakt door het
verhoogde sterftecijfer in 2010. We zien in 2013 dat de sterfte in deze groep gelijk is aan de verwachte sterfte
(voorlopige cijfers uit de hospital data viewer, DHD). Ook hier zal de registratie van nevendiagnosen een rol
hebben gespeeld.
In de groep ‘hartfalen, zonder hypertensie’ is ook het effect van de registratie te zien. Bij een bijna gelijk blijvend
aantal patiënten en sterfgevallen is het sterftecijfer verhoogd doordat de verwachte sterfte is gedaald. Eén van de
waarschijnlijke oorzaken waardoor de verwachte sterfte gedaald kan zijn is dat andere ziekenhuizen meer
nevendiagnosen zijn gaan registreren, waar wij dit niet hebben gedaan. In het dossieronderzoek dat uitgevoerd
zal worden, wordt deze groep ook meegenomen.
Na analyse van de dossiers uit de groep ‘acuut myocardinfarct’ blijkt ook hier sprake te zijn van onderregistratie
van nevendiagnosen in de LMR, waardoor de verwachte sterfte lager uitvalt en het SMR hoger lijkt. In de
voorlopige cijfers van 2013 heeft deze groep een SMR van 79 (4 sterfgevallen bij 5 verwachte sterfgevallen).
Dossieronderzoek
Naast het juist en volledig registreren zal de Tjongerschans vooral aandacht gaan besteden aan het opsporen
van mogelijkheden om onze zorg verder te verbeteren. Dit zullen we doen door structureel én gestructureerd
dossieronderzoek uit te gaan voeren. Hiervoor maken we gebruik van de (IHI) triggertool waarmee in individuele
dossiers gezocht wordt naar triggers (zoals een valincident, problemen met antistolling of obstipatie). Dit
dossieronderzoek wordt uitgevoerd door verpleegkundigen en medisch specialisten en begeleid door een externe
medisch specialist en de DHD.