ONGEDIERTE Historie betreffende een fascinatie Dick Visser Periode Fortuinlaan 25 1961 - 1963 Afl. 40. Ik vroeg me af of de directeur van dit bedrijf eigenlijk wel wist waar zijn personeel z’n behoefte moest doen. Zelf zat hij, en de rest van het kantoorpersoneel, natuurlijk lekker op een schoon en verwarmd toilet, sigaretje aan, krantje mee en een heerlijk geurtje onder handbereik. Stelletje smerige slavendrijvers… Toen ik die avond thuis kwam van m’n werk sprak mijn moeder schande van de kou die ik die dag geleden had vanwege mijn bevroren knieën, tenen en m’n rood aangelopen handen. Nou ja, bevroren in de reinste zin van het woord waren m’n knieën en tenen niet maar ze zagen er wel erg pijnlijk uit en dat waren ze ook. Ik heb het daar nog een paar weken uitgehouden en werd steeds razender op die godvertrapte ellendeling van een machinedrijver die de arme gekke jongen maar bleef trappen en schoppen, elke dag weer. Er kwam een moment dat hij mij toeschreeuwde dat ik de volgende dag bij hem aan de machine zou moeten staan waarna ik hem vernietigend aankeek en met al mijn opgespaarde haat tegen hem uitviel: “Oh…. heb je je hulpje eindelijk dood getrapt? Je denk toch niet dat ik ook maar één minuut met zo’n ellendelaar als jij aan een machine ga staan wel…? Je bekijkt het maar gore klootzak!!!” waarna ik me resoluut omdraaide en regelrecht naar het kantoor liep waar ik mij, nog na trillend van opwinding, woede en verdriet afmeldde met de mededeling dat ik in dit verrotte bedrijf geen dag langer meer wilde werken. Het bleef angstig stil in het kantoor waar ongeveer zes mensen aan bureaus zaten. Ik werd gewenkt door iemand anders die mij a la minuut mijn rentekaart en arbeidsovereenkomst toestopte en mij een briefje liet tekenen. Daarna stoof ik het gebouw uit, greep m’n fiets en reed de ijskoude polder in…. Mijn voorkeur voor vliegtuigen was nog sterk aanwezig en ik maakte in die tijd het ene plastic vliegtuigmodel na het andere. Zelfs hele vliegdekschepen lijmde ik in elkaar tot wanhoop van mam want die vond het allemaal maar stofnesten. Je kon ze namelijk niet afstoffen want dan bleven er altijd bloedig precies vastgelijmde onderdelen aan de stofdoek hangen. Maar deze voorliefde had nu ook een verlengstuk gekregen. Ik had inmiddels Bram Polak op het Waterloo-plein te Amsterdam ontdekt. Dit was een oudijzerhandelaar die in vliegtuigonderdelen deed en werkelijk alles wat er in vliegtuigen zit als tweedehands rommel verkocht. Stuurknuppels, hoogtemeters, automatische piloten, slipmeters, zuurstofmaskers, en alles wat je maar bedenken kon. Je kon zelfs een complete schietstoel bij hem bestellen. Het begon met een oliedrukmetertje dat ik zo in m’n zak kon stoppen en dat maar vijf piek kostte. Dan liet ik het thuis zien aan broer Jan die er meteen helemaal gek van was want ‘dat kwam uit een echt vliegtuig…’. Maar het ging van kwaad tot erger en op een gegeven moment liep ik opweg naar het Centraal Station te sjouwen met een complete gelijkrichter, een stalen kast van een halve meter hoog, volgepropt met radiobuizen, spoelen, relais, knopjes, metertjes en wat al niet meer. Hiermee kon ik onder andere van 220 V. wisselspanning 24 V gelijkspanning maken, de stroom die ik nodig had om mijn elektrische vliegtuiginstrumenten te laten werken. Natuurlijk was de verzamelwoede al snel veranderd in de wens een complete cockpit in elkaar te spijkeren. Dat heb ik dan, samen met broer Jan, gedaan op zolder. Terwijl ik bij m’n baas werkte en in de weekeinden bezig was met het bandje werkte ik tussendoor aan mijn cockpit. Precies in die tijd was er in het RAI gebouw een tentoonstelling van allerlei ontwikkelingen en vooruitgang in Nederland. Ook het Nederlandse leger presenteerde zich waarbij de luchtmacht voor mij natuurlijk het meest interessant was, tenslotte had ik mijn diensttijd er al op zitten dus dat leger interesseerde me niet meer. Nee, dàn de afdeling van de Luchtmacht… daar stond notabene een complete cockpit van een zogenaamde Kaasjager opgesteld! Je kon er zo inlopen en alles bekijken. F86K1 Sabre… Kaasjager van de Nederlandse luchtmacht. Met rode konen en kloppend hart in de keel bekeek ik alles en dacht wederom dat ik een engeltje op m’n schouder had want juist nu ik bezig was een echte cockpit te bouwen kwam deze tentoonstelling op m’n weg….schitterend. Goed. Nu naar huis en bij pa bedelen om een fototoestel want als ik alles in die Kaasjager zou fotograferen hoefde ik het alleen maar na te bouwen om het precies te krijgen. Knarsetandend ging ik naar huis omdat ik dat fototoestel nu meteen had willen hebben. Om er nu weer een nacht voor te moeten slapen en opnieuw de reis naar het RAI gebouw te ondernemen was ik eigenlijk veel te ongeduldig. Bovendien moest ik pa nog zo ver krijgen dat hij mij dat fototoestel mee zou geven. Kon me niet schelen, als ik het niet kreeg dan jatte ik het wel mee, zo fanatiek was ik dan ook wel weer… Maar ik was er wederom de volgende dag, met fototoestel, en voelde me al helemaal een insider toen ik daar voor de tweede keer rond liep en andere mensen kon vertellen wat ze te zien zouden krijgen als ze daar en daar gingen kijken… Op de plek aangekomen begon ik alle onderdelen van de Kaasjagercockpit te fotograferen en sloeg geen vierkante mm over. Ja, en toen kwam er een meneer in militaire tenue op mij af die vroeg wat ik aan het doen was. Blij een beetje aandacht te krijgen legde ik enthousiast uit waar ik mee bezig was en vertelde alles over Bram Polak, onze zolder en hoever we al waren. De man was erg geïnteresseerd in mijn fototoestel en vroeg of hij dat even aan z’n superieuren mocht laten zien. Maar natuurlijk wel! Hoe meer interesse in mijn project hoe beter…(achterlijke naïeve boerenlandrot zal iedereen nu denken….toch…?). Later kreeg ik met een glimlach mijn fototoestel terug en mocht ik doorgaan met fotograferen. Er werd mij veel succes gewenst met mijn bouwactiviteiten en als het klaar was moest ik maar eens een seintje geven… Ik begreep er niks van toen een week later bleek dat er niets op mijn filmrolletje stond en ik vervloekte m’n vader om mij een ondeugdelijk fototoestel mee te geven. “Je….kkkan ook niet zo ggggoed f……otograveren in zo’n donkere expossss …… itiehal..” stotterde hij onderwijzend. Ook hij was zo naïef als een appelboom, ik had het van geen vreemd… Jammer, mislukt project… Van de onderdelen die ik al had was er op zolder een cockpit gemaakt door Jan en mij en daar zaten we dan af en toe straaljagertje in te spelen. Natuurlijk moest dat op 8 mm. smalfilm worden vastgelegd voor de eeuwigheid. Tsja, we konden er niets anders mee doen want het betrof slechts een cockpit en meer niet. Dus maakte we van een oude legerhelm met karton en plakband een pilotenhelm, plakte er een stofzuigerslang onder en stopte er nog een ouderwetse leren brommerhelm in… zo leek het nog ergens op… Zo hoort zo’n helm er uit te zien (Chinees in dit geval) maar die van ons was bijna niet van echt te onderscheiden….ha ha ha Ik vond een oud matrasje voor een kinderledikantje waar we een parachute van maakte door er, heel ingenieus, een paar bij Bram Polak gekochte legerkoppels aan te bevestigen… nèt echt! En zo moest Jan in de cockpit en een beetje op en neer wippen in z’n ‘schietstoel’ want dan was het net alsof hij in een echt vliegtuig zat dat bezig was te taxiën. Jan moest recht vooruit kijken en ik zou van de zijkant filmen. Na wat taxiën (huppel-de-huppel-de-huppel…) moest hij dan z’n blik naar de cameralens richten en, hoe kan het anders, z’n duim opsteken (gevat in vaders brommerhandschoenen) en daarna die hand op de rand van de cockpit leggen. Natuurlijk was de canopy (cockpitkap) opengeschoven en die zou Jan dan na verloop van tijd dichtschuiven. Maar zover zijn de opnamen nooit gekomen want de canopy zat wel op de goede plek maar liep niet in een of andere rails. Door het gewip in de schietstoel was de canopy ongemerkt iets naar achteren geschoven en net toen Jan naar het ding greep om hem dicht te schuiven kletterde hij achterover het trapgat uit…. “Zijn jullie nou helemaal besodemieterd!!!” gilde mam van beneden. “ Het laaikt wel of het hille huis instort!!” De lol was er af en bovendien was het filmpje op. Nadat dit twee weken later opgehaald kon worden bij fotograaf van Weerde in de Zuiderhoofdstraat hebben we met veel plezier naar het taxiën van onze kist gekeken en vooral het einde natuurlijk. Terwijl je doodgemoedereerd de canopy naar achteren ziet kantelen zie je in het rode gedeelte van het filmpje Jan nog net verschrikt achterom kijken… Lachen gieren brullen natuurlijk…. Ja, zo’n ontwikkeld 8 mm. filmpje kleurde altijd rood op het einde omdat dit eind stukje blootgesteld wordt aan het licht, na nog eens 12 cm celluloid stond er dan helemaal niets meer op. Is allemaal verledentijd met de huidige Video en mobieltjestechniek… Voorlopig waren Jan en ik dus druk bezig met plastic modellen en ik was bijna elke zaterdag wel op het Waterloo-plein te vinden. Steeds weer kwam ik met nieuwe spullen thuis. Elke keer, in de hal van Bram Polak, zat ik uren lang te struinen in kisten en bakken met vliegtuigonderdelen en roomde ik de uitstaltafels af waar honderden, zo niet, duizenden onderdelen uitgestald waren. Niet netjes naast elkaar met keurige labeltjes en prijsjes er op, nee, alles door en op elkaar zonder ook maar het minste opschrift of kenmerk. Als je wat dacht te hebben ging je naar Bram, of z’n vrouw en die zei dan wat het kostte. Ik hield echt geen cent meer over, alles ging naar Polak en z’n vrouw. Sigaretten, die ik niet meer kopen kon, jatte ik van pa en af en toe een tientje uit m’n moeders portemonnee…. zover was het al gekomen… Van de jaarwisseling 1962 – 1963 weet ik mij niets meer te herinneren maar het zal wel iets op TV geweest zijn met Wim Kan of Toon Hermans. Ik zou dat na kunnen kijken op Internet maar ik doe dat niet omdat ik mijn herinneringen liever origineel houd. Dat dit een wat hypocriete stelling is ben ik me bewust want in elke aflevering zit wel de hulp van internet maar in dit geval wil ik het toch liever zuiver houden anders ga ik dingen opschrijven die niet regelrecht uit mijn geheugen komen en dat is nu ook weer niet de bedoeling. 1963 herinner ik mij als een bewogen jaar en dus begin ik maar snel mijn herinneringen uit die periode op papier te plakken. De cockpit vorderde gestaag en ik had ook weer een nieuwe baas. Het betrof Drukkerij Adriaan Dekker wederom in Wormerveer aan het einde van de Weverstraat. Drukkerij Dekker was een klein bedrijfje met een man of tien personeel. De familie Dekker was breedhoofdig… Zowel de oude baas, de zoon als de neef die allen op het kantoor werkten vielen op door hele brede hoofden, het was eigenlijk alsof de hoofden te groot waren voor de lichamen waar ze op zaten maar dit ter zijde. Ach ja, je herinnert je wel eens wat van bepaalde mensen nietwaar…. Nog een opvallende overeenkomst van de heren was dat ze alle drie dikke sigaren rookte, nooit inhaleerde en de bolknak gewoon lieten opbranden tussen de vlezige lippen. Ja, want die hadden ze ook gemeen. Ik heb daar bijna een jaar gewerkt met min of meer plezier en haalde broer Jan over om daar ook te komen werken aan de paraffinemachine. Men had er een mannetje voor nodig omdat degene die dat werk deed met pensioen ging. Drukkerij Dekker was gespecialiseerd in verpakkingspapier, wikkels en kartonbedrukking. Er werd papier voor margarine en boter gedrukt maar ook geparaffineerd papier voor brood en kaas. Ik had iets met dat margarinepapier… Ik weet niet wat het was maar het rood van een bepaald merkje dat op dat papier gedrukt werd sprak mij zo sterk aan. Ik weet niet waarom maar het zag er zo smakelijk, zo aantrekkelijk uit. De drukinkt liep ook een heel klein beetje uit zodat de aftekening niet echt helemaal scherp was, dat zag er zacht en teder uit, ja, net als boter eigenlijk… Dit kwam weer doordat ook dat papier bewerkt was speciaal om margarine in te verpakken. Ik stond zelf achter een drukpers waarop alleen maar papier bedrukt werd dat in houten fruitbakjes gelegd werd, aan alle kanten ver uitstak zodat het fruit daarmee afgedekt kon worden. Het was zaak om de inktbak van de drukpers op tijd bij te vullen, de druk van de inktrol te regelen, de drukinkt juist te verdunnen met thinner (geloof ik) en het snijmes op de juiste maat in te stellen. Het papier zat op een rol maar moest na het drukken op de goede maat machinaal worden afgesneden. Ik was tamelijk handig in het bedienen van die machine alhoewel af en toe de zoon van de directeur mij bij kwam staan als er weer een nieuwe order moest worden ingesteld. Ik weet me nog de grote, zwierige en witte letters van ‘Moulouya’ te herinneren op een papieren, paarse ondergrond die iets te maken hadden met sinasappelen of mandarijnen. Ik was toen heftig geïnteresseerd in dat woord want ik wist absoluut niet wat het betekende en, zoals bleek, niemand in de hele drukkerij. Na maanden kwam ik er via de neef van de directeur achter dat het inderdaad over mandarijnen (of sinaasappelen, dat weet ik niet meer) ging. Opeens was er een weinig paniek in de zaak toen de paraffineermachine van Jan in de fik vloog… Het vuurtje was gelukkig snel gedoofd maar het had ook een drama kunnen worden en de hele zaak kunnen doen afbranden. Maar ja, paraffine en vuur; dat vraagt natuurlijk om moeilijkheden want paraffine was in die tijd kennelijk erg brandbaar. De gebroeders Lagrant, mijn vrienden voordat ik in dienst ging, zag ik nog wel eens lopen maar ik kwam er niet meer over de vloer. Ik ben er nog wel twee maal geweest toen ik net terug was uit Nieuw Guinea maar daarna verwaterde de boel. Bovendien verdwenen er een paar broers naar elders dus de spoeling werd dun. Nee, dat was ook alweer verleden tijd. Ik kwam in die periode regelmatig in De Roemer, de kroeg met dansgelegenheid tegenover de Bioscoop. Niet alleen dat we er met The Comotions af en toe repeteerde maar ook in de weekeinden, als we toevallig eens niet moesten spelen was ik er wel te vinden. Ik maakte daar het ongelofelijke feit mee dat er ineens een meisje achter mij aan bleek te zitten in plaats van andersom. Toen ik met een ‘Amerikaantje’ van de bar naar het tafeltje liep waar ik met kennissen aan zat, kwam er een aardig grietje op me af. In een flits vloog de gedachte door me heen waarom dat kind naar mij toekwam. Ik kon me niet voor stellen dat die op een of andere manier aan mij geïnteresseerd zou zijn of er moest zich een groot wonder voordoen. Ik was kennelijk geen aantrekkelijke partij voor de dames. Ik denk dat ik te opzichtig gekleed was (want altijd een beetje raar en onaangepast) en te veel aanstellerig gedrag vertoonde. Hoe het kwam weet ik niet maar ik kreeg het altijd voor elkaar om midden in de belangstelling te staan en dat schrikt de dames meestal af, tenminste, als het op een drammende en aanstellerige manier gaat en dat ging het bij mij altijd. Maar als het een keer niet lukte verdween ik gewoon… Ik was echter snel uit de droom want de lieve schat keek mij boos en wat furieus aan en zei “ wanneer kijk je nu eens naar Wil, je ziet haar helemaal niet staan man, dat kind loopt al weken achter je aan, dat zier je toch welf ook wel? kijk toch eens naar haar…!” Ik was perplex. Wil…? Welke Wil in godesnaam…? Ik had helemaal niets gezien, ik wist van geen aandacht voor mij door een of ander grietje. Ik volgde het lieve kind naar haar plaats en zag dat ze bij twee andere meiden aan een tafeltje verderop zat. Toen ze ging zitten keek ze of ik keek, en ik keek… Ze wees op een donkerharig meisje met een vleugelbrilletje, nu niet bepaald een schoonheid maar toch… Dus dat was Wil…? Nooit eerder gezien. Wordt vervolgd
© Copyright 2024 ExpyDoc