UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN TO LEAD(IATOR) OR NOT TO LEAD(IATOR) AT COP 19? WELKE ROL SPEELDE DE EUROPESE UNIE TIJDENS DE KLIMAATTOP IN WARSCHAU? Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 24 363 INE WINDELS MASTERPROEF EU-STUDIES PROMOTOR: PROF. DR. HENDRIK VOS COMMISSARIS: DR. SARAH DELPUTTE COMMISSARIS: PROF. DR. FERDI DE VILLE ACADEMIEJAAR 2013 – 2014 Abstract Deze masterproef bestudeert de rol die de Europese Unie (EU) tijdens de klimaattop in Warschau (2013) speelde. Dit onderzoek wordt gevoerd omdat de EU tijdens de periode voor de klimaattop in Kopenhagen (2009) verschillende leidende rollen innam binnen de internationale klimaatonderhandelingen: directioneel leiderschap, structureel leiderschap en idea-based leiderschap. Tijdens de klimaattop van Kopenhagen slaagde de EU er niet in om een betekenisvolle rol te hebben bij het ontwerpen het uiteindelijke akkoord. Na dit falen van Kopenhagen, neemt de EU tijdens de volgende klimaattops een andere rol in en wordt ze leadiator. Zet de EU deze rol verder tijdens de klimaattop in Warschau of slaat ze een andere (leiders)weg in? Dit wordt onderzocht via de leiderschapstypologie die Parker & Karlsson (2010) op basis van leiderschapsliteratuur van Young (1991) en Underdal (1994) in hun artikel hanteren en literatuur rond de rol ‘leadiator’. Op basis van deze literatuur werden er bepaalde kenmerken vastgelegd waaraan actoren moeten voldoen voordat ze een bepaalde rol kunnen innemen. Via beleidsteksten van de EU en die van andere actoren en via interviews met EU-ambtenaren wordt er nagegaan aan welke kenmerken de EU voldeed tijdens de klimaatonderhandelingen van Warschau. Uiteindelijk kon er geconcludeerd worden dat de EU tijdens de klimaattop van Warschau aan verschillende kenmerken van verschillende rollen voldeed, maar dat de rol van de EU toch het meest aansloot bij de rol van leadiator. Aantal woorden: 226 Voorwoord Voorwoorden in boeken worden meestal gelezen wanneer mensen in de winkel staan en willen weten waarover het boek in kwestie zal gaan. Maar helaas, dit is geen boek, maar een masterproef. Dus beste lezer, als je wilt weten waarover deze masterproef zal gaan, lees dan de inleiding. Want hier is er nog enkel plaats voor dankwoordjes en ander sentiment. Masterproeven komen niet uit de lucht gevallen. Een masterproef schrijven vraagt veel werk, tijd, energie, passie,… en dat kun je niet alleen. Je hebt mensen nodig die je op weg helpen en je de wondere wereld van de masterproef en de tips en tricks van het vak leren kennen. Hierbij wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Hendrik Vos, bedanken voor zijn tijd die hij stak in de masterproefsessies en om me terug op weg te helpen wanneer ik even die even kwijt was. Maar een promotor helpt je op weg, kom je af en toe eens tegen onderweg en staat aan de finish. Mensen die je tijdens deze survivaltocht continu steunen, verdienen ook een bedankje. Dank je wel aan de mama en de papa, mijn drie zussen (en twee schoonbroers) en mijn beste vriendin voor alles wat jullie voor mij deden om het schrijven van dit werk zo aangenaam mogelijk te maken. Zonder jullie steun, schouderklopjes, geduld en cateringservice was het een pak minder aangenaam geweest om dit te schrijven. In de politieke wereld is het belangrijk een goed netwerk te hebben. Dank je wel Nonkel Herman om je netwerk met mij te delen. Ook een dank je wel aan Dhr. Lukasz Kolinski, Mevr. Jensen en de andere EU-ambtenaren die tijd voor mij hebben vrijgemaakt. En dan nog een laatste bedankje aan alle mensen die mijn studententijd gemaakt hebben tot was ze is. Het was een toptijd! Op naar nieuwe horizonten… Veel leesplezier. Ine Windels Juni 2014. Inhoud Inleiding ..............................................................................................................................7 Hoofdstuk 1: Literatuurstudie ..............................................................................................8 1. De EU en het internationaal klimaatbeleid ....................................................................... 8 1.1. De EU voor Kopenhagen: van volger naar leider ...................................................... 8 1.2. De EU tijdens COP 15 – Kopenhagen – 2009 .......................................................... 12 1.2.1. Heeft de EU haar doel tijdens Kopenhagen bereikt? ...................................... 12 1.2.2. Wat liep er mis?............................................................................................... 15 1.3. 2. De EU na Kopenhagen ............................................................................................. 18 1.3.1. EU tijdens COP 16 – Cancún – 2010 ................................................................ 18 1.3.2. EU tijdens COP 17 – Durban – 2011 ................................................................ 20 1.3.3. EU tijdens COP 18 – Doha – 2012.................................................................... 22 Leiderschap ..................................................................................................................... 32 2.1. Concept leiderschap ................................................................................................ 32 2.2. Belang leiderschap binnen de internationale klimaatonderhandelingen ............... 32 2.3. Structureel leiderschap ........................................................................................... 33 2.3.1. Wat is het structureel leiderschap? ................................................................ 33 2.3.2. EU als structurele leider tijdens de klimaatonderhandelingen ....................... 34 2.4. Idea-based leiderschap ........................................................................................... 34 2.4.1. Wat is het idea-based leiderschap? ................................................................ 34 2.4.2. EU als idea-based leider tijdens de klimaatonderhandelingen ....................... 35 2.5. Directioneel leiderschap.......................................................................................... 36 2.5.1. Wat is het directioneel leiderschap? ............................................................... 36 2.5.2. De EU als directionele leider tijdens de klimaatonderhandelingen ................ 36 3. Bedreiging leiderschap EU: de BASIC-landen .................................................................. 38 4. Samenvatting hoofdstuk 1 : Literatuurstudie ................................................................. 38 Hoofdstuk 2: Methodologie ............................................................................................... 39 1. Onderzoeksvraag............................................................................................................. 39 1.1. Definitie rol.............................................................................................................. 39 1.2. Leiderschapstypologie ............................................................................................. 40 1.2.1. Structureel leiderschap ................................................................................... 40 1.2.2. Idea-based leiderschap ................................................................................... 41 1.2.3. Directioneel leiderschap.................................................................................. 41 1.3. Leadiator ................................................................................................................. 42 1.4. Falende leider .......................................................................................................... 42 2. Hypotheses ...................................................................................................................... 44 3. Samenvatting hoofdstuk 2: Methodologie ..................................................................... 45 Hoofdstuk 3: Rol van de EU tijdens de COP 19 in Warschau................................................. 47 1. 2. 3. EU tijdens COP 19 – Warschau – 2013 ............................................................................ 47 1.1. Standpunt van de EU ............................................................................................... 47 1.2. Hypothese 1 ............................................................................................................ 49 Welke rol nam de EU in tijdens de COP 19? ................................................................... 52 2.1. Structureel leiderschap ........................................................................................... 52 2.2. Idea-based leiderschap ........................................................................................... 55 2.3. Directioneel leiderschap.......................................................................................... 56 2.4. Leadiator ................................................................................................................. 59 2.5. Falende leider .......................................................................................................... 68 Samenvatting hoofdstuk 3: Rol van de EU tijdens de COP 19 in Warschau.................... 69 Hoofdstuk 4: Conclusie ...................................................................................................... 71 Bibliografie ........................................................................................................................ 74 Inleiding “To lead(iator) or not to lead(iator) at COP 19?” Deze masterproef onderzoekt de rol die de Europese Unie (EU) in november 2013 heeft gespeeld tijdens de Conference Of Parties (COP) 19 in Warschau. Vanaf de jaren ’80 begon de EU zich bezig te houden met het klimaatbeleid door de klimaatproblemen die de kop op kwamen steken. De EU kon door de dominantie van de Verenigde Staten (VS) toen nog geen leidersrol spelen, maar toen de VS het in de jaren ’90 liet afweten als leider, nam de EU de leidersrol over. Één van de eerste acties van de EU als nieuwe leider was het redden van het Kyoto Protocol. De EU kon deze rol aanhouden tot de klimaattop van Kopenhagen in 2009. Tot die tijd oefende de EU verschillende leiderschapsstijlen uit. Zo was de EU een structurele leider, een directionele leider en een idea-based leider. Tijdens de klimaattop van Kopenhagen liep het mis. De EU slaagde er niet in om een ambitieus klimaatakkoord te onderhandelen. De VS en de BASIC-landen1 speelden onder één hoedje en konden zo hun stempel doordrukken op het slotakkoord. De EU gaf zich niet zomaar gewonnen en leerde uit haar fouten. Tijdens de klimaattops na Kopenhagen nam de EU de rol van leadiator in. Zo slaagde ze erin om terug mee te spelen tijdens de internationale klimaatonderhandelingen. Via het onderzoek dat in deze masterproef gevoerd wordt, wordt er nagegaan welke rol de EU innam tijdens de klimaatonderhandelingen in Warschau: trekt ze de lijn van leadiator door of slaat ze een andere (leiders)weg in? Deze masterproef bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de literatuurstudie die de evolutie van de EU als actor binnen het internationaal klimaatbeleid weergeeft. Er wordt ook dieper ingegaan op het concept leiderschap en de verschillende leiderschapsstijlen die de EU doorheen de tijd heeft ingenomen. Daarnaast wordt er in de literatuurstudie ook gekeken naar de bedreiging van de BASIC-landen voor het EU leiderschap. Het tweede hoofdstuk behandelt de methodologie waarmee het onderzoek gevoerd wordt. Aan de hand van de theorieën rond leiderschapstypologieën en de literatuurstudie werden er kenmerken vastgelegd voor elke rol die de EU innam doorheen de tijd. Zo wordt er bepaald waaraan een actor moet voldoen voordat ze een bepaalde rol kan innemen binnen de internationale klimaatonderhandelingen. Het derde hoofdstuk werkt de onderzoeksvraag uit. Dit gebeurt aan de hand van beleidsdocumenten van verschillende actoren en interviews met EU-ambtenaren. Ten slotte geeft het vierde en laatste hoofdstuk de conclusies van het onderzoek weer. 1 Brazilië, China, India en Zuid-Afrika 7 Hoofdstuk 1: Literatuurstudie Deze literatuurstudie bestaat uit drie delen. Een eerste deel behandelt de rol van de EU binnen het internationaal klimaatbeleid. Het tweede deel gaat over leiderschapsstijlen en het derde deel behandelt de BASIC-landen als bedreiging voor het leiderschap van de EU. 1. De EU en het internationaal klimaatbeleid Dit deel van de literatuurstudie gaat over de evolutie van de rol van de EU binnen het internationaal klimaatbeleid. Dit is opgedeeld in drie verschillende periodes. De eerste periode behandelt de rol van de EU voor Kopenhagen. De tweede bespreekt de rol van de EU tijdens Kopenhagen. De derde periode geeft een weergave van de rol van de EU na Kopenhagen om zo te kunnen landen juist voor de klimaattop in Warschau. De rol van de EU tijdens Warschau wordt verder in deze masterproef onderzocht. Literatuurstudie Kopenhagen (2009) Cancún (2010) Durban (2011) Onderzoek Doha (2012) Warschau (2013) Dit schema geeft het verloop van deze masterproef weer. Op het einde van de literatuurstudie volgt een samenvattend overzicht van hoe het standpunt doorheen de tijd vanaf Kopenhagen geëvolueerd is. 1.1. De EU voor Kopenhagen: van volger naar leider In dit deel wordt de rol van de EU voor Kopenhagen weergegeven. De EU beseft in de jaren ’80 dat er iets aan de hand is met het klimaat. Klimaatproblemen steken de kop op waardoor er internationale organisaties ontstaan die zich om het klimaat gaan bekommeren zoals het 8 IPCC2 (Intergovernmental Panel on Climate Change) binnen de VN. De EU wil vanaf de jaren ’90 een leidende rol spelen in het internationaal klimaatbeleid. Ze krijgt hiertoe de kans in 1992 tijdens de klimaattop in Rio (Gupta, 2010). De jaren’70: de EU volgt de VS Keleman (2010) stelt dat de EU vanaf de jaren ’70 een rol is gaan spelen binnen het internationaal klimaatbeleid. Voordien kon de EU niets doen doordat ze de bevoegdheid niet had, maar hij stelt dat de EU in de beginjaren nog geen leidersrol kon spelen. Ze moest vooral de VS volgen die een leidersrol innam. Deze mening wordt gedeeld door Karlsson, Parker, Hjerpe & Linnér (2011) die ook stellen dat de EU in de beginjaren vooral een volger was. Kelemen (2010) stelt dat de rol van de EU gegroeid is doorheen de tijd. In de jaren ’70 van de 20ste eeuw was de VS de leider inzake milieu. De lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap gingen mee in de akkoorden van de VS, maar ze deden dit niet met volle overtuiging. De laatste twee decennia is er hierin iets veranderd. De EU profileerde zich als leider. De VS nam gas terug en begon het milieubeleid tegen te werken. De EU kon de VS uitdagen door een combinatie van interne en externe factoren (Keleman, 2010). Karlsson et al (2011) gaan hierin mee. Zij geven aan dat de EU in de beginjaren niet veel meer deed dan de VS volgen, maar in de vroege jaren ’90 werd het leiderschap gedeeld tussen de VS en de EU. Pas vanaf 2001 tot 2007 kan de EU haar stempel drukken als leider op het internationaal klimaatbeleid. De jaren ’90: leiderschap in opbouw Oberthür & Kelly (2008) stellen in hun artikel dat het leiderschap van de EU gelinkt is aan het begin van de onderhandelingen van de klimaatsveranderingsconventie van 1991. De EU nam vanaf het begin een sterke leiderschapsrol in door strenge internationale verplichtingen op te nemen. De EU bleef in de jaren daarna strenge normen eisen op de verschillende klimaattops. De impact van de VS op het Kyoto Protocol bleef beperkt waardoor de EU geen grote impact had. De EU nam de rol van een softe leider in en probeerde een impact te hebben op het klimaatbeleid door een leader by example te zijn. Daarnaast stellen Schunz & Bruyninckx (2009) dat de EU zich ook al als leider begon te positioneren voor de periode na 2012. De toen nog 27 lidstaten probeerden een gemeenschappelijk standpunt in te nemen dat ondersteund werd 2 Het IPCC is een onderdeel van de VN en is het belangrijkste internationaal orgaan dat de klimaatsverandering beoordeelt. Het IPCC geeft al haar leden een wetenschappelijke visie mee over haar huidige kennis rond de klimaatsverandering en de sociaaleconomische en milieueffecten die dit met zich meebrengt (Intergovernmental Panel on Climate Change, 2014). 9 door een ambitieuze regelgeving. De EU wilde haar CO2-uitstoot met 20% verminderen ten opzichte van het niveau van 1990 en wilde tot -30% gaan als er hierrond een internationale overeenkomst werd gesloten (Schunz & Bruyninckx, 2009). Klimaattop in Rio 1992: eerste grote optreden als opkomende klimaatleider Vogler & Stephan (2007) stellen dat het eerste grote optreden van de EU als opkomende klimaatactor plaatsvond tijdens de UN Conference on Environment and Development in Rio in 1992. De EU werd door het VN-forum gezien als onderhandelaar met een zekere overtuigingskracht. De EU speelde tijdens deze conferentie een actieve rol, maar uiteindelijk slaagde ze er niet in om op het akkoord door te wegen door de verdeeldheid tussen de verschillende lidstaten. Ondanks deze mislukking was het voor de EU toch een succes, want ze kreeg hierdoor geloofwaardigheid. Keleman (2010) stelt dat de EU tijdens deze klimaattop in Rio haar idee rond carbon tax op tafel heeft gelegd. De EU had de gevaren van de klimaatsverandering waargenomen tijdens de late jaren ’80, begin van de jaren ’90. De lidstaten die toen als de meest groene werden beschouwd, zoals Duitsland en Denemarken, hadden al emissiereductieplannen gemaakt tegen 1990. De EU nam dit al snel over en werkte aan een gemeenschappelijke aanpak die later als burding sharing uitgewerkt zou worden om de emissieuitstoot tegen 2000 te stabiliseren. Deze actie zou een concurrentienadeel opleveren voor de EU landen op de internationale markt, behalve wanneer er een internationaal akkoord zou ontstaan waarbij andere landen dezelfde kosten zouden moeten maken als de EU om hun emissie-uitstoot aan te pakken. Dit leidde in Rio tot het voorstel van de carbon tax (Keleman, 2010). 1995-1997: onderhandelingen Kyoto Protocol onder Europees leiderschap Keleman (2010) trekt deze leidersrol van de EU door naar de onderhandelingen van het Kyoto Protocol tussen 1995 en 1997. De EU wilde maatregelen nemen in functie van het klimaat en die maatregelen mochten geld kosten. Dit komt doordat de implementatiekosten van het Kyoto Protocol veel lager lagen voor de EU dan voor andere actoren. De EU wilde via het Kyoto Protocol hoge klimaatstandaarden opleggen tegen de klimaatsverandering en wilde dat andere actoren zich daar ook aan hielden. Hoewel de EU de VS niet kon overtuigen om mee te gaan in het Kyoto Protocol, was het wel een succeservaring voor de EU. De EU speelde een sleutelrol in het overtuigen van actoren als China en Rusland om mee te doen met het Kyoto Protocol (Keleman, 2010). Van Schaik & Schunz (2012) gaan hierin mee. Ze stellen dat de EU een absolute 10 leider was binnen het Kyoto Protocol. Dit al vanaf de eerste COP in Berlijn. Oberthür & Kelly (2008) gaan niet helemaal mee in de leiderschapsrol van de EU tijdens het Kyoto Protocol. Zij stellen dat de EU vooral een rol speelde in het redden van het Kyoto Protocol wanneer de Bush administratie aan de macht komt. De architectuur van het Kyoto Protocol is volgens hen sterk beïnvloed door de VS. Karlsson et al (2011) gaan mee in de redenering van Oberthür & Kelly (2008). De VS, toen nog onder de Clinton-Al Gore administratie, was tijdens de klimaattop in Rio de eerste om het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) te ondertekenen. Daarnaast speelde de VS een actieve rol tijdens de onderhandelingen van het Kyoto Protocol tot de Bush administratie aan de macht kwam. Vanaf 2001 tot 2007 stond de VS aan de zijlijn van de klimaatonderhandelingen (Karlsson et al 2011). Gupta (2010) stelt dat de EU de taak had tijdens de ondertekening van het Kyoto Protocol om de anderen te overtuigen doordat de VS niet meer meedeed. COP 13 – Bali – 2007: een leider in verval??? Karlsson et al (2011) stellen dat de VS tijdens de klimaatonderhandelingen van Bali tijdens de COP 13 terug rond de tafel zit en terug wil samenwerken met de internationale gemeenschap in de strijd tegen klimaatsverandering. Clémençon (2008) stelt in zijn artikel dat de EU voor de klimaattop van Bali een duidelijke visie had op wat ze wilde bereiken tijdens deze klimaattop. De EU wilde een duidelijk kader ontwikkelen waarbinnen de toekomstige klimaatgesprekken zouden kunnen plaatsvinden. Daarnaast benadrukte de EU nog eens haar emissiereductiedoelstelling waarbij ze tegen 2020 20% minder emissie wil uitstoten ten opzichte van het niveau van 1990 en tot -30% wil gaan wanneer andere ontwikkelde landen deze doelstelling ook zouden volgen. Dit in het kader van de ambitie van de EU om ervoor te zorgen dat de wereld niet met meer dan 2°C opwarmt. Bäckstrand & Elgström (2013) stellen dat de EU tijdens de COP 13 in Bali van 2007 niet in een akkoord wilde stappen, zolang de drie andere grootste vervuilers, China, de VS en India, de mitigatiemaatregelen niet aanvaarden. Volgens Bodansky (2010) pleitte de EU daarom voor een nieuwe alomvattende overeenkomst die voor alle landen geldt en gesteund werd door de VS. Bäckstrand & Elgström (2013) zien de EU als leider van het Kyoto Protocol tot de Bali Roadmap. Tijdens Kopenhagen zal dit nog veranderen. Naar aanleiding van de klimaattop in Bali van 2007 wees de Europese Raad op het belang van de noodzaak van een internationaal collectief optreden in de strijd tegen de klimaatsverandering. In deze strijd moet de EU een leidende rol spelen. Ze doet dit door de 2020-20 doelstelling te lanceren. Het is belangrijk dat de emissie-uitstoot van landen tegen 2020 met 20% gedaald is ten opzichte van het niveau van 1990. De Europese Raad wil zelf nog een 11 stap verder gaan en gaf haar goedkeuring voor een emissiereductie van 30% ten opzichte van het niveau van 1990. Dit zal alleen gebeuren wanneer ook andere ontwikkelde landen zich tot gelijke emissiereducties verbinden (Raad van de Europese Unie , 2007). Conclusie de EU en het internationaal klimaatbeleid De EU begint zich vanaf de jaren ’80-’90 om het klimaat te bekommeren. De EU kan in eerste instantie niet veel meer doen dan het internationaal klimaatbeleid van de VS volgen. Dit verandert wanneer de VS het laat afweten in de jaren ’90 wanneer het UNFCCC en het Kyoto Protocol onderhandeld worden. De EU grijpt haar kans en neemt het leiderschap over. Dit leiderschap kan ze behouden tot de klimaattop van Kopenhagen in 2009. 1.2. De EU tijdens COP 15 – Kopenhagen – 2009 In dit deel van de literatuurstudie wordt de klimaattop van Kopenhagen besproken. Deze wordt door een aantal auteurs als keerpunt gezien in het klimaatbeleid van de EU. Er wordt nagegaan wat de doelstellingen van de EU waren tijdens deze klimaattop en wat het uiteindelijke resultaat was. 1.2.1. Heeft de EU haar doel tijdens Kopenhagen bereikt? Deze tabel geeft de doelen van de EU weer voor de klimaattop in Kopenhagen en of deze al dan niet gehaald werden in het uiteindelijke akkoord. Standpunt EU (1) Akkoord van Kopenhagen? (2) Doel Kopenhagen: Wereldwijd, ambitieus en alomvattende klimaatovereenkomst. Gefaald. Een aantal landen weigerden om het akkoord te ondertekenen waardoor het niet bindend kan zijn. Mitigatie - 2°C ambitie - Emissiereductie, -20% tegen 2020, -30% als andere ontwikkelde landen meedoen. - Broeikasgasuitstoot per land en per inwoner verminderen. - Rol ontwikkelde landen. Geen bindend akkoord voor de ontwikkelingslanden, wel voor de ontwikkelde landen. En geen lange termijn emissiedoelen. 12 Standpunt EU (1) Adaptatie/Aanpassing. - Belang duurzame ontwikkeling - Nood aan financiële middelen voor de ontwikkelingswereld - Belang samenwerking REDD3, REDD+4, LULUCF5, AAUs6 en verbintenissensperiodes. - REDD: Teruggedrongen worden - REDD+: Bossen in de ontwikkelingslanden behouden, ontbossing tegen 2030 een halt toeroepen, maar rekening houden met de lokale gebruiken. Nood aan steun voor ontwikkelingslanden om REDD+ te realiseren. - Nood aan stapsgewijze aanpak om dit te realiseren. - Rapportageregels bosbeheer Low carbon development Strategy - Koolstofarme groei van de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden volgens gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. - Nood aan transparante mitigatie maatregelen. Carbon Market - OESO koolstofmarkt opzetten - Versterking van doeltreffendheid, efficiëntie, milieu-integriteit van mechanisme en belang duurzame ontwikkeling - Sectorspecifieke mechanismes. Akkoord van Kopenhagen? (2) Men gaat akkoord dat er nood is aan internationale samenwerking om de aanpassingsmaatregelen te verwezenlijken. De ontwikkelingslanden hebben steun nodig om deze te kunnen verwezenlijken. Komt terug in het akkoord. Het is belangrijk dat de emissies, veroorzaakt via ontbossing, verminderd moeten worden. Acties die hierbij helpen moeten gestimuleerd worden. Dit komt niet terug in het akkoord. Dit komt ook niet aan bod in het akkoord. 3 Reduction of Emissions from deforestation and forest degradation Promotion of conservation, sustainable management of forests and enhancement of forest carbon stocks. 5 Accounting of land use, land use change and forestry 6 Assigned Amount Units’s 4 13 Standpunt EU (1) Klimaatfinanciering - Geldstromen moeten stijgen onder andere via koolstofmarkt. - Nood aan financieel akkoord in Kopenhagen waar iedereen zich in kan vinden. - Adequate, voorspelbare en tijdige financiële steun. - Nood aan actie - Klimaatoverwegingen moeten spelen bij de officiële ontwikkelingshulp Technologie - Veilige en duurzame technologie - Zowel in de ontwikkelde landen als in de ontwikkelingslanden. Juridische kwestie - Juridisch bindend akkoord vanaf 1 januari 2013. Akkoord van Kopenhagen? (2) De geldstroom die nu naar de ontwikkelings-landen gaat, is volgens de AOSIS landen ontoereikend. Het Kopenhagenakkoord stelt dat de financiering van de ontwikkelingslanden voor hen als prioritair is. Ze willen zorgen voor nieuwe, aanvullende, adequate en voorspelbare financiering. De ontwikkelde landen willen 100 miljard Amerikaanse dollar geven per jaar zodat de ontwikkelingslanden hun beloftes kunnen nakomen. Kleine vooruitgang in Kopenhagen, maar een aantal problemen bleven onopgelost. Er gaat niet genoeg geld naar technologie. Probleem: niet alle partijen van de COP 15 in Kopenhagen hebben het eindakkoord ondertekend waardoor het niet bindend is. De UNFCCC kan alleen ‘akte nemen’ van het akkoord en de implementatie opvolgen. Doordat het geen officiële beslissing is, kunnen de mechanismes, zoals het Copenhagen Green Climate Fund, niet van kracht gaan. Figuur 1 : Standpunt EU vs. akkoord Kopenhagen, op basis van data van (1) (Copenhagen Team, 2010) en (2) (United Nations, 2010) Uit deze tabel blijkt dat de doelstellingen die de EU voorop stelde niet allemaal verwezenlijkt zijn. De EU bleef verweesd achter zonder zicht te hebben op een bindend en sterk klimaatakkoord. Daarnaast is ze er niet in geslaagd om haar leiderschapsrol verder te zetten (Haug & Berkhout, 2010). 14 1.2.2. Wat liep er mis? Dit deel geeft verschillende redenen weer voor het falen van de EU tijdens de COP 15 in Kopenhagen. De EU voorbereiding van de COP 15 De EU stond goed voorbereid aan de start van de conferentie. Ze had de politieke urgentie via verschillende fora duidelijk gemaakt en daarnaast had ze een sterk intern klimaatbeleid gevoerd. De EU had niet alleen haar Kyotodoelstellingen gehaald, maar ze had ook ingezet om haar emissie-uitstoot met 20% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990 en wilde tot 30% gaan wanneer anderen dit voorbeeld volgden (Haug & Berkhout, 2010). Van Schaik & Schunz (2012) gaan mee in het idee dat de EU goed voorbereid aan de start stond van de COP 15. Sinds 2005 was de EU al bezig om een opvolger voor het Kyoto Protocol erdoor te krijgen. De EU was gewapend met een uitgebreide visie over hoe het toekomstig klimaatregime eruit moest zien met als paradepaardje de emissiereductie van -20% of -30% indien er andere geïndustrialiseerde landen zouden volgen. Van Schaik & Schunz (2012) stellen wel dat er nog interne verdeeldheid was over deze doelstelling binnen de EU voordat de klimaattop van start ging. Bäckstrand & Elgström (2013) delen deze visie dat de EU intern verdeeld was over haar doelstelling. Dit had drie gevolgen voor de andere actoren, deze maakte van de interne verdeeldheid gebruik om te heersen over het internationaal klimaatbeleid, de verdeeldheid zorgde voor incoherentie bij de verschillende EU actoren en de geloofwaardigheid van de EU ging de dieperik in. Hierdoor werd het Leadership by example aangetast. Haug & Berkhout (2010) stellen ook dat de EU een klimaatenergiepakket had opgenomen om een kader te hebben om haar doelstellingen te bereiken. Daarnaast was er ook een ambitieuze verbintenis om de koolstofarme technologieën en adaptatie te financieren. Groen, Niemann & Oberthür (2013) stellen dat de EU toch niet zo goed voorbereid was zoals Haug & Berkhout (2010) beweren. Groen et al (2013) stellen dat de voorkeurspreferentie niet goed zat. De verschillende EU actoren hadden niet allemaal dezelfde doelen voor ogen rond de issues die behandeld gingen worden tijdens Kopenhagen. De EU actoren waren het eens met het feit dat ze het leiderschap moesten opnemen om zo een bindend akkoord te kunnen onderhandelen voor de periode na 2012, maar binnen de EU was er onenigheid over enkele standpunten. Zo waren Polen, Italië en een aantal Oost-Europese landen het niet eens met de emissiereductie van -30% tegen 2020. Dit standpunt moest nog verder besproken worden tijdens de klimaattop van Kopenhagen zelf. Daarnaast was 15 er ook nog verdeeldheid over de financiële bijdragen voor de mitigatie- en adaptatiemaatregelen door de financiële crisis (Groen et al, 2013). Gebrek aan flexibiliteit Het grote probleem van de EU was het gebrek aan flexibiliteit bij de onderhandelingen (Haug & Berkhout, 2010). Er ging veel tijd naar de coördinatie van de Europese delegatie waardoor onderhandelen met de andere partijen er amper aan te pas kwam. Groen et al (2013) wijten het gebrek aan flexibiliteit aan de unanimiteitsvereiste van het standpunt van de EU. De EU kan enkel een standpunt innemen als iedereen het daarmee eens is. En dat was niet het geval. De EU kon enkel haar stem drukken op de ambitie om ervoor te zorgen dat de wereld niet met meer dan 2°C opwarmt, maar voor de rest kon ze haar stem niet laten spreken (Haug & Berkhout, 2010). Te duidelijk doel voor ogen De EU had een te duidelijk doel voor ogen waardoor ze weinig onderhandelingsmacht had. De EU had op vlak van emissiereductie geen doorslaggevende stem meer doordat ze zelf al veel verder stond dan de anderen. Hun inzet tot de emissiereductie werd als vanzelfsprekend beschouwd door de anderen. De VS en China hadden dit probleem niet waardoor ze hun wil konden doordrukken (Haug & Berkhout, 2010). Groen et al (2013) gaan hier op verder. Zij stellen dat de VS en BASIC-landen nog voor de start van de klimaattop al afgesproken hadden om een lage emissiereductiedoelstelling te hebben. De kloof tussen de ambitie van de EU en die van de VS en BASIC-landen was veel te groot waardoor de EU haar stem niet kon doordrukken. De BASIC-landen hadden onderling zelf afgesproken dat ze de klimaattop zouden verlaten wanneer er hen gevraagd werd om hun emissiegrenzen te verleggen. Doordat er geen unanimiteit was binnen de EU rond een nieuw EU-standpunt, kon de EU haar onderhandelingsstrategie hier niet aan aanpassen. EU model werd niet gedeeld Het model dat de EU voor ogen had, werd niet gedeeld door de rest van de onderhandelaars. De EU had ingezet op een Kyotomodel waar de emissies gecontroleerd werden van een grote groep partijen. Dit ging niet door en na de klimaattop waren de Europese leiders ontgoocheld. Er werd volgens hen een stap gezet, maar de stappen die nog moest volgen, volgden niet (Haug 16 & Berkhout, 2010). Groen et al (2013) stellen dat de reacties na de klimaattop verdeeld waren. Terwijl actoren als Zweden, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Europese Commissie teleurgesteld waren, waren Italië, Polen en de Centraal- en Oost-Europese Landen tevreden dat het akkoord niet ambitieus was. Geen internationaal draagvlak voor juridisch bindend akkoord Haug & Berkhout (2010) stellen dat er geen sterk juridisch bindend akkoord kon komen doordat de VS, China, India en Zuid-Afrika dit thuis niet konden verkopen. Groen et al (2013) stelt dat de VS het Kopenhagenakkoord als tussenfase zag, waardoor ze hun emissiedoelstellingen voor 2050 liet vallen. Media-aandacht tijdens de COP 19 De verdeeldheid rond financiële bijdragen en de mitigatie- en adaptatiemaatregelen werd volgens Groen et al (2013) gesteund door de media-aandacht die de COP 15 kreeg. De klimaattops waar het Kyoto Protocol en de Bali Roadmap onderhandeld werden, kregen niet zo veel media-aandacht als de Kopenhagentop. Dit komt doordat er verwacht werd dat er aan het einde van de klimaattop een bindend juridisch akkoord uit de bus zou komen, en dus gevolgen zou hebben voor alle lidstaten van de EU. Er was binnen de lidstaten van de EU veel intern politiek debat. Hierdoor was er aan de ene kant vraag naar een ambitieus akkoord, maar aan de andere kant was er ook vraag naar een niet te ambitieus akkoord (Groen et al, 2013). Nieuwe geopolitieke realiteiten De EU is niet meer de grote emissie-uitstoter die ze vroeger wel was waardoor ze minder onderhandelingsmacht heeft. Daarnaast was de EU ook niet aanwezig op de beruchte avond van 18 december 2009 waar de politieke deal gesloten werd. Obama en de leiders van de BASIClanden hadden het hier voor het zeggen (Haug & Berkhout, 2010). 17 Conclusie wat er mis liep Dit deel van de masterproef onderzocht waarom de EU faalde tijdens de klimaattop in Kopenhagen. De EU slaagde er niet in om haar leidersrol door te trekken en te wegen op het akkoord. Hiervoor waren verschillende redenen: de EU was voor de COP nog intern verdeeld. Er was geen eensgezindheid over het standpunt van de EU. Uiteindelijk was het standpunt van de EU niet flexibel genoeg om vlot mee te onderhandelen. Het doel dat de EU voor ogen had, was veel te ambitieus voor de VS en de BASIC-landen. Deze hadden een veel lager doel voorop gesteld waardoor ze konden samenspannen tijdens de klimaattop. Er was bij deze landen geen internationaal draagvlak voor een internationaal juridisch akkoord. Het model dat de EU voor ogen had, werd niet door de anderen gedeeld. Daarnaast speelde de media-aandacht die de klimaattop kreeg in het nadeel van de EU. De nieuwe geopolitieke realiteiten die de kop kwamen opsteken, zorgden er ook voor dat de EU geen invloed kon uitoefenen op het slotakkoord. 1.3. De EU na Kopenhagen Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de klimaattop in Kopenhagen geen succesverhaal werd voor de EU. De ambitie om ervoor te zorgen dat aarde niet met meer dan 2°C opwarmt, werd overgenomen, maar de andere EU-ambities kwamen niet terug in het akkoord. Dit komt doordat het akkoord gedomineerd werd door de VS en de BASIC-landen. De EU haar grootste probleem was flexibiliteit. De EU kon enkel een standpunt innemen of veranderen wanneer alle EU actoren het daarmee eens waren, en dat was niet het geval. De EU was voor de start van de klimaattop al intern verdeeld en het kwam tijdens de klimaattop niet meer goed. Heeft de EU daar iets uit geleerd voor de volgende klimaattops? Dit wordt in dit onderdeel van de literatuurstudie onderzocht. 1.3.1. EU tijdens COP 16 – Cancún – 2010 In dit deel van de masterproef wordt de rol van de EU onderzocht tijdens de COP 16 in Cancún in 2010 en wordt er nagegaan wat er verschilt met de situatie in Kopenhagen. 18 Minder ambitieus standpunt Groen, Niemann & Oberthür (2012) stellen dat de Raad van de EU naar aanleiding van de COP 16 in Cancún een minder ambitieus en meer pragmatisch standpunt innam waardoor ze meer invloed had tijdens de klimaattop. Daarnaast stellen ze dat het wantrouwen van de COP 15 in Kopenhagen tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden voor een groot deel verdween, waardoor een akkoord mogelijk werd. Het resultaat van de klimaattop was uiteindelijk toch niet zo vergaand als de EU voor ogen had. De EU wilde een bindend akkoord voor alle grote uitstoters van broeikasgas, maar dat kwam er niet ondanks de vooruitgang die hier gemaakt werd. Er was meer coherentie tussen de verschillende EU actoren. De EU wilde dat er tijdens Cancún een akkoord uit de bus kwam dat zowel de lange-termijn-actie van de UNFCCC ondersteunde als de korte-termijn-vooruitgang van het Kyoto Protocol (Groen et al, 2012). Flexibiliteit van het EU standpunt De EU wilde een herhaling van het scenario van Kopenhagen vermijden. Er was nog wel onenigheid over een aantal standpunten. Zo was er nog discussie wat de emissiereductiegraad van de EU zou zijn, -20 of -30%? Daarnaast was er ook nog geen duidelijkheid rond de financiering. Deze discussiepunten vormden echter geen probleem voor de EU om een coherente onderhandelingsrol in te nemen. Deze was progressiever dan wat de lidstaten wilden, maar minder ambitieus dan wat de Europese Commissie wilde. De EU kreeg deze vrijheid omdat Cancún een evenwichtig akkoord moest opleveren. Door de vrij hoge coherentie kon de EU vooruitgang maken wat zou kunnen leiden tot een goed akkoord (Groen et al, 2012). Belang internationaal klimaatakkoord De EU en de andere partijen beseften dat Cancún de laatste kans was om een internationaal klimaatakkoord te bereiken na het falen in Kopenhagen waardoor de bereidheid tot een akkoord hoger lag. Daarnaast waren de andere actoren zoals de VS en de BASIC-landen tijdens Cancún samenwerkingsgezind, wat ze niet waren tijdens Kopenhagen. Hierdoor konden er package deals gesloten worden. Zowel de VS als de BASIC-landen stonden achter een opvolger voor het Kyoto Protocol. De EU profiteerde van deze sfeer en positioneerde zich als bruggenbouwer tussen de grote blokken en deed dit door van coalitie te veranderen naargelang dat beter uitkwam voor haar persoonlijke doelen (Groen et al, 2012). Bäckstrand & Elgström (2013) gaan in deze redenering mee en stellen dat de EU zich tijdens de COP 16 herpakt heeft door haar als bruggenbouwer tussen de grote blokken te positioneren waardoor er coalities mogelijk werden. 19 Het leiderschap van de EU lijkt hersteld waardoor het pad voor coalitieopbouw in Durban geëffend is. Groen et al (2012) stellen dat het daarnaast voor de EU ook gemakkelijker was om te onderhandelen doordat de media, de belangengroepen en lobbygroepen minder over haar schouder meekeken. Er was veel minder belangstelling voor de klimaattop in Cancún doordat niemand er nog iets van verwachtte door het falen van de klimaattop in Kopenhagen het jaar voordien. Hierdoor was het voor de EU gemakkelijker om zich pragmatisch op te stellen en coalities te bouwen. Conclusie COP 16 – Cancún – 2010 Heeft de EU iets geleerd uit haar falen tijdens Kopenhagen? De EU is er tijdens deze klimaattop in geslaagd om een minder ambitieus standpunt in te nemen. Hierdoor was er minder incoherentie tussen de verschillende EU-actoren. De EU kon zich ook flexibeler opstellen omdat ze wist dat er een internationaal klimaatakkoord moest komen. De EU leerde al iets uit haar fouten, maar ze is er nog niet helemaal. 1.3.2. EU tijdens COP 17 – Durban – 2011 In dit deel wordt de rol van de EU tijdens de COP in Durban onderzocht. Trekt ze haar rol van bruggenbouwer van in Cancún door tijdens deze klimaattop? EU als goede leerling Sinds de COP 17 in Durban van 2011 zitten de klimaatonderhandelingen terug op het goede spoor. De EU speelde een belangrijke rol tijdens deze klimaattop. Er werd een akkoord afgesloten voor de periode na 2012. Na de teleurstelling van Kopenhagen wilde de EU haar leiderschap herstellen. Ze leerde uit haar fouten en liet een paar van haar prioriteiten vallen waardoor ze een meer pragmatische rol kon innemen. De EU veranderde haar strategie en ging over tot unilaterale toegevingen en coalitievorming. De EU veranderde van rol: van leider naar leadiator. Haar multilaterale visie werd deels overgenomen tijdens de COP 17, terwijl China en de VS een aantal toegevingen deden. Dit zou in de toekomst kunnen leiden tot een internationaal juridisch bindende overeenkomst. De auteurs stellen dat het klimaatbeleid sinds Kopenhagen aan de kant geschoven werd door de komst van de VS en China die een andere strijd voerden dan de strijd tegen de klimaatsverandering (Bäckstrand & Elgström, 2013). 20 EU als bruggenbouwer Van Schaik & Schunz (2010) geven een oorzaak van de multilaterale visie op de aanpak van klimaatsverandering van de EU en haar belang aan duurzame ontwikkeling, namelijk het voorzorgsbeginsel dat het beleid van de EU bepaalt. De EU wil in de toekomst een juridisch bindend akkoord sluiten met zowel emissiereducties op korte als lange termijn. Terwijl China meer van oordeel is dat de ontwikkelde landen verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis waardoor zij de emissiereducties moeten leiden. De VS is eerder van mening dat emissiereductie op vrijwillige basis moet gebeuren en niet via een juridisch verdrag. Tijdens de COP 17 in Durban herpakt de EU zich en neemt ze de rol van bruggenbouwer in tussen de grootste vervuilers door coalities te gaan smeden met de anderen. De EU neemt actief deel aan de ‘Cartagena Dialogue for Progressive Action’7 tussen 30 geïndustrialiseerde en ontwikkelde staten waardoor ze het signaal gaf dat haar leiderschap hersteld is. Daardoor werd het pad geëffend om tijdens de COP in Durban coalities aan te gaan met andere ontwikkelde landen. Uiteindelijk leidde de klimaattop van Durban tot een politiek akkoord. Het was voor het eerst in de 20 jaar oude klimaatdiplomatiegeschiedenis dat alle landen, inclusief China, de VS en India een wereldwijde overeenkomst zouden kunnen sluiten rond emissiereductie (Bäckstrand & Elgström, 2013). EU als schrijver succesverhaal Hierdoor wordt de klimaattop van Durban als succesverhaal van de EU beschouwd. Zowel het leiderschap als de klimaatdiplomatie van de EU werd hersteld tijdens deze klimaattop (Bäckstrand & Elgström, 2013). Daarnaast stellen Bäckstrand & Elgström (2013) dat de EU een tweedelige strategie had in Durban: aan de ene kant wilde ze een opvolger voor het Kyoto Protocol onderhandelen en aan de andere kant wilde ze progressieve allianties aangaan tussen de EU en AOSIS-landen. Coalities werden mogelijk door verdeeldheid tussen de VS en BASIClanden, maar ook door de informele coalitie-inspanningen van de EU buiten het VN-kader om. De EU probeerde hierbij vooral als bruggenbouwer tussen de VS en BASIC-landen op te treden. Zo slaagde de EU erin om een opvolger van het Kyoto Protocol te onderhandelen voor 2020, maar dit mag niet te optimistisch worden gezien. Er is wel een opvolger voor het Kyoto Protocol, maar niet alle landen doen mee. Canada, Japan en Rusland besloten om niet mee te doen. Naast een opvolger voor het Kyoto Protocol slaagde de EU er ook nog in om een platform voor 7 ‘Cartagena Dialogue for progessive action’ is een informele vergadering voor alle landen die aan de ene kant werken aan een ambitieus, alomvattend en juridisch bindend regime voor het UNFCCC en aan de andere kant een koolstofarme economie zijn of op weg zijn om er één te worden (Climate change policy and practice, sd). 21 versterkte actie op te richten (Bäckstrand & Elgström, 2013). De klimaattop in Durban werd door het UNFCCC zelf gezien als een keerpunt in de klimaatonderhandelingen. De verschillende partijen die deelnamen aan de COP 17 erkenden dat er nood was aan een nieuw plan dat moet leiden tot een nieuw universeel en juridisch bindend akkoord om iets te doen aan de klimaatsverandering in de periode na 2020. In dit akkoord zal iedereen doen wat zijn mogelijkheden aankunnen en meesurfen op elkaars succes. Alle partijen engageren zich in Durban voor een alomvattend plan wat later moet leiden tot een verdrag rond klimaatsverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, sd A). Conclusie COP 17 – Durban - 2011 De EU bewandelde tijdens de klimaattop in Durban hetzelfde pad als dat van de klimaattop in Cancún. De EU toonde aan dat ze geleerd had uit haar fouten en kon door haar ambities te verlagen opnieuw bruggen bouwen tussen de verschillende partijen. Zo schreef de EU haar succesverhaal van Durban waardoor de EU op het einde van de rit een politiek akkoord mee naar huis kon nemen. 1.3.3. EU tijdens COP 18 – Doha – 2012 Dit deel van de masterproef gaat over de EU tijdens de COP 18 in Doha. Zal ze tijdens deze klimaattop haar rol als bruggenbouwer/leadiator kunnen verderzetten? Standpunt EU tijdens COP De EU stelt dat er tijdens de Doharonde werk moet gemaakt worden van de mondiale overeenkomst rond klimaatmaatregelen. Dit werd het jaar voordien tijdens Durban afgesproken. De EU wil dat plan nu verwezenlijken en over elk punt een akkoord bereiken met als doel om tegen 2015 een nieuw mondiaal wereldakkoord te bereiken. De EU blijft bij haar standpunt van vorig jaar en wil nog steeds een opvolger van het Kyoto Protocol steunen. Daarnaast wil de EU tijdens de Doharonde tonen dat ze goed op weg is om de Fast Start Finance Programme van 7,2 miljard euro te halen, maar daar stopt het niet. De EU staat nog steeds achter haar belofte om tegen 2020 100 miljard dollar per jaar vrij te maken voor klimaatfinanciering om de ontwikkelingslanden te helpen met hun emissiereductie en de adaptatie aan de klimaatsverandering (European Commission , 2012). 22 Kleine vooruitgang Hedegaard8(2012) geeft in ‘The Guardian’ haar mening over de uitkomst van de COP 18 in Doha. Ze geeft toe dat Doha niet fantastisch was, maar dat er wel vooruitgang is richting de deal die in 2015 gemaakt moet worden. Er waren geen spectaculaire uitkomsten tijdens deze klimaattop. Hedegaard steekt dit op het feit dat de partijen hun engagement tot een klimaatakkoord in 2015 al gegeven hadden tijdens de klimaattop in Durban het jaar voordien. De EU had voor de klimaattop in Doha een checklijst opgesteld om de vooruitgang van de nieuwe klimaatdeal in kaart te brengen. Deze kan nu volgens Hedegaard afgesloten worden. De EU is er in geslaagd tijdens de Doha conferentie een nieuw klimaatregime te installeren. Daarin hebben niet alleen de ontwikkelde landen emissie-verantwoordelijkheden, maar de ontwikkelingslanden moeten nu hun steentje bijdragen. De verschillende werkgroepen zijn ook gefusioneerd tot één onderhandelingsforum. De EU was de bruggenbouwer die ervoor zorgde dat een aantal ontwikkelde landen op de kar sprongen van een tweede Kyoto Protocol periode, een opvolger die acht jaar zal lopen, tot 2020 (Hedegaard, 2012). Klimaatfinanciering Daarnaast leverde de EU ondanks de moeilijke economische tijden een bijdrage aan de klimaatfinanciering. Samen met de lidstaten legde de Europese Commissie 7 miljard euro op tafel om de periode 2013-2014 te overbruggen. De EU zorgde er tijdens Doha ook voor dat de klimaatacties niet stil liggen tot 2020 door verder te bouwen aan de 2°C ambitie om zo de emissie-uitstoot te reduceren. Europa wil hierdoor het signaal geven dat ze ondanks het gebrek aan een mondiaal akkoord toch wetgeving hebben om hun emissies te reduceren tegen 2020 (Hedegaard, 2012). Onderhandelingsrol EU De goednieuwsshow van Hedegaard wordt niet door iedereen zo gezien. Harvey (2012) stelt in haar artikel in ‘The Guardian’ dat de onderhandelingsrol van de EU tijdens de COP 18 in Doha ondermijnd werd door haar eerdere doelstelling om 20% minder emissie uit te stoten tegen 2020. Deze rol werd ook ondermijnd omdat er geen akkoord was over het plan dat de EU zou volgen tijdens deze klimaattop. De EU wil al acht jaar deze doelstelling realiseren, maar ze legt geen nieuwe, ambitieuzere doelstellingen op tafel. Harvey (2012) geeft aan dat Groot-Brittannië 8 Connie Hedegaard, EU commissaris voor klimaatactie (Europese Commissie, 2013). 23 aan de kar trekt om de emissiedoelstelling ambitieuzer te maken en dat de EU toch naar een emissievermindering van 30% moet gaan. Dit zou niet alleen goed zijn voor het milieu, maar ook voor de economie. De EU zou een potentiële leider kunnen zijn op vlak van koolstofarme economie en groene energie, maar dit gebeurt niet doordat er nog onzekerheid heerst rond deze groene technologie. Ondanks deze kritiek, wijst de auteur er wel op dat de EU de enige actor is die zich blijft inzetten voor de opvolger van het Kyoto Protocol. Er wordt verwacht dat de EU dit tijdens de Doharonde zal verdedigen samen met nog een aantal andere landen zoals Australië, Noorwegen en Zwitserland. Dit voorstel moet wel afrekenen met een blok van landen die tegen een opvolger zijn zoals de VS, Japan, Canada en een aantal andere opkomende economieën zoals China, India en Brazilië. Dit kan een negatief effect hebben op de toekomst van het Kyoto Protocol en zijn opvolger. De EU is niet bereid om zonder deze grote vervuilers in een nieuw akkoord te stappen. De EU kon deze grote vervuilers tijdens Durban wel overtuigen om in 2015 het akkoord te ondertekenen (Harvey, 2012). Nielsen steekt in zijn artikel in ‘EU Observer’ de schuld van een falende EU in Doha op Polen. Polen wil zijn emissiecredits die ze toegewezen kregen in het Kyoto Protocol, niet afstaan. Hierdoor heeft Polen het recht om meer emissie uit te stoten dan andere EU-landen. Volgens verschillende partijen die in dit artikel aan het woord komen zoals Greenpeace, kan de EU door het gedrag van Polen geen ambitieus koolstof-uitstootplan opstellen. Ook het Finse groene fractielid Hassi deelt deze mening. Hij stelt dat de Europese klimaatdiplomatie blijft haperen doordat Polen tegendraads blijft doen en elke ambitieuze wijziging van een EU standpunt tegenhoudt (Nielsen, 2012). Conclusie COP 19 – Doha – 2012 Tijdens de klimaattop in Doha gebeurde er niet zo veel. De meningen zijn verdeeld over de rol van de EU tijdens deze klimaattop. Aan de ene kant probeerde ze bruggen te bouwen om zo de grote vervuilers mee te krijgen in het klimaatakkoord van 2015, maar dit lukte niet zo goed. De EU houdt al jarenlang vast aan dezelfde emissiedoelstelling en aan een opvolger voor het Kyoto Protocol. 24 Het eerste deel van de literatuurstudie behandelde de rollen van de EU in het internationaal klimaatbeleid. Aan het begin werd er een overzicht geschetst van de verschillende klimaattops. Deze tabel werd aangevuld en geeft nu ook weer hoe het standpunt van de EU evolueerde van de klimaattop in Kopenhagen tot de klimaattop in Doha. Dit komt later nog terug wanneer de ambities van de EU ter sprake komen. Evolutie van het standpunt van de EU van Kopenhagen tot Doha COP 15 Kopenhagen (2009) (1) COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) COP 18 Doha (2012) (4) Rol van de EU Gefaald als leider (5) Leadiator (6) Leadiator (7) Leadiator (8) Algemeen doel Wereldwijd, ambitieus en alomvattende klimaatovereenkomst. - Juridisch bindend akkoord voor na 2012, verder bouwend op dat van Kopenhagen. Nood aan institutionele regelingen om samenwerking rond UNFCCC te versterken. - Het werk van ad-hoc werkgroep Kyoto Protocol en werkgroep lange termijn samenwerking moet leiden tot een alomvattend resultaat. - 2de verbintenissenperiode voor Kyoto aannemen, als er een wereldwijd alomvattend akkoord is waar alle grote economieën bij betrokken zijn. - Belang van milieu-integriteit. - Nood aan opvolger Kyoto voor periode na 2012. - Nood aan een ambitieuze internationale regeling om de klimaatsverandering aan te pakken waar alle grote economieën bij betrokken zijn. => Nood aan een nieuw en alomvattend juridisch kader. -Verder bouwen op de overeenkomst van Cancún om verder naar mondiale oplossingen te zoeken voor de mondiale problemen. De gemaakte afspraken in Cancún moeten operationeel gemaakt worden. - belang milieu-integriteit. - Operationalisering van het Durban Pakket om een wereldwijde, juridisch bindende tekst aan te nemen tegen 2015. Toekomstige overeenkomst zal wettelijk zijn waarbij alle partijen zullen deelnemen. - De kloof tussen de 2°Cambitie en de werkelijkheid dichten. 25 COP 15 Kopenhagen (2009) (1) Mitigatie - 2°C ambitie - Emissiereductie, -20% tegen 2020, -30% als andere ontwikkelde landen meedoen. - Broeikasgasuitstoot per land en per inwoner verminderen. - Rol ontwikkelde landen. COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) COP 18 Doha (2012) (4) - 2°C ambitie via gedeelde, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. => maatregelen Cancún: -20% emissiereductie tegen 2020, -30% indien andere ontwikkelde landen meedoen. - De emissies van de ontwikkelde landen als groep mogen vanaf 2020 niet meer stijgen en tegen 2050 met 8095% zijn afgenomen ten opzichte van het niveau van 1990. - Een aantal ontwikkelingslanden hebben engagement getoond om ook een bijdrage te leveren aan de emissiereductie, de EU hoopt dat er nog zullen volgen. - 2°C ambitie - Meer partijen moeten mitigatiemaatregelen nemen. De EU en de partijen die toegezegd hebben met Kyoto II staan maar voor 16% van de totale uitstoot. Niet genoeg om 2°C ambitie te halen. - Nood aan wereldwijde emissiereductiedoelstellingen tegen 2050. Daarnaast moet er gezorgd worden dat de emissie-uitstoot na 2020 niet meer stijgt. - Herbevestigt de doelstelling van ontwikkelde landen om tegen 2020 de emissie-uitstoot met 25 à 40% te doen dalen en tegen 2050 met 80-95%. - Doel ontwikkelingslanden: tegen 2020 een daling van 15 à 30 %. - EU: 20% emissiereductie tegen 2020, -30% wanneer anderen meedoen. - 2°C ambitie. Alle landen moeten hiertoe een passende bijdrage leveren. Collectieve inspanning nodig -. - Mitigatie ambitie tegen 2020 halen door verder te bouwen op conclusies van Bangkok. - Mitigatiepiek mag pieken tot 2020, maar daarna moet het niveau dalen met 50% ten opzichte van niveau van 1990 tegen 2050. - De EU herbevestigt haar emissiereductiedoel van 8095% tegen 2050. En het doel van de ontwikkelde landen als groep van 25-40% tegen 2020 en dat van de ontwikkelingslanden van 1530%. - EU staat nog steeds achter het Kyoto Protocol en een eventuele opvolger. - EU is goed bezig om het Durban platform om te zetten naar EU-wetgeving. 26 COP 15 Kopenhagen (2009) (1) Adaptatie - Belang duurzame ontwikkeling - Nood aan financiële middelen voor de ontwikkelingswereld - Belang samenwerking Carbon Market - OESO koolstofmarkt opzetten - Versterking van doeltreffendheid, efficiëntie, milieu-integriteit van mechanisme en belang duurzame ontwikkeling. - Sectorspecifieke mechanismes. COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) - Nood aan internationale en versterkte samenwerking om de klimaatsverandering aan te pakken. Niet de verantwoordelijkheid van één land waarbij de prioriteiten afhangen van de context. - Capaciteitsopbouw moet vanuit het land zelf worden bestuurd. - Nood aan regelingen rond emissieplafonds en sectorale marktmechanismes om zo kostenefficiënt mogelijk de globale emissiedoelstellingen te halen. - Cancún moet basis leggen voor sectorale en opgeschaalde marktmechanismes. - De EU roept alle partijen op de nationale mitigatie- en adaptiemaatregelen uit te voeren. De EU wil de ontwikkelingslanden hierin steunen. - Adaptatie en capaciteitsopbouw moeten versterkt worden op het terrein. - Nieuwe sectorale of andere markt gebaseerde mechanismes om op kostenefficiënte manier de mondiale mitigatiedoelstellingen te bereiken en koolstofarme investeringen te stimuleren en tegelijk bijdragen aan de duurzame ontwikkeling. - Voorstel van de EU tot een nieuw markt gebaseerd mechanisme voor de ontwikkelingslanden met een kern van regels en procedures op internationaal niveau. Nood aan transparantie. COP 18 Doha (2012) (4) 27 COP 15 Kopenhagen (2009) (1) REDD, REDD+, LULUCF, AAUs en verbintenissensperi odes. - REDD: Teruggedrongen worden - REDD+: Bossen in de ontwikkelingslanden behouden, ontbossing tegen 2030 een halt toeroepen, maar rekening houden met de lokale gebruiken. Nood aan steun voor ontwikkelingslanden om REDD+ te realiseren. - Nood aan stapsgewijze aanpak om dit te realiseren. - Rapportageregels bosbeheer COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) COP 18 Doha (2012) (4) - Aandacht voor milieuintegriteit. De emissiehandel van de EU kan dit verstoren, moet goed geregeld zijn. - REDD en REDD+: bosbeheerrapportage verplicht maken en zorgen voor transparantie. - Kader maken voor REDD+ zodat de regelgeving operationeel kan worden in functie van biodiversiteit. - De emissie-uitstoot per inwoner moet ook dalen. IMO9 en ICAO10 heeft een goede inspanning geleverd om de emissie-uitstoot van vliegtuigen te verminderen. De EU roept op tijdens Cancún om hierover tot een mondiaal akkoord te komen om zo een level playing field te creëren, tegen concurrentievervalsing of koolstofvlucht. - Het AAU-overschot moet aangepakt worden op een manier waarbij EU-landen en niet-EU-landen op dezelfde manier behandeld worden. - Nood aan solide verantwoordingskader voor de LULUCF. - Tevreden met de beleidsaanpak om de emissie van ontbossing en bosdegradatie terug te dringen en de koolstofvoorraden in stand te houden en de bossen duurzaam te gebruiken. - Aanmoedigen van de ontwikkelingslanden om strategieën te ontwikkelen om de bossen en de biodiversiteit te behouden. - De EU is tevreden met de plannen van Durban rond REDD+, maar in Doha moet er hierrond technologische vooruitgang worden gemaakt. 9 International Maritime Organisation International Civil Aviation Organisation 10 28 COP 15 Kopenhagen (2009) COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) COP 18 Doha (2012) (4) Low Carbon Market - Koolstofarme groei van de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden volgens gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. - Nood aan transparante mitigatie maatregelen. - Nood aan samenwerking om de koolstofmarkten in de ontwikkelingslanden te ondersteunen. - Nood aan overgang naar een koolstofarme economie. De EU en haar lidstaten streven naar een strategie om een koolstofarme economie te ontwikkelen. Technologie - Veilige en duurzame technologie - Zowel in de ontwikkelde landen als in de ontwikkelingslanden. Komt niet terug in het standpunt van de EU. EU is ingenomen met de technologiemechanismen om de samenwerking tussen de ontwikkelingslanden, de ontwikkelde landen en andere actoren te bevorderen in functie van de klimaatvriendelijke technologie. Moet voor de klimaattop op punt staan. - De EU is blij met de oprichting van nieuwe marktmechanismes die de mitigatieacties promoten en de kostenefficiëntie vergroten. De EU wil dat deze mechanismes tijdens Doha worden goedgekeurd zodat ze operationeel kunnen worden. De EU is tevreden over de technologische vooruitgang van Durban, maar er zijn ook nog acties nodig tijdens de Doha ronde. Juridische kwestie Juridisch bindend akkoord vanaf 1 januari 2013. De EU wil het voortouw nemen voor de emissiereductie en wil dit in een juridisch bindende gekwantificeerd akkoord zien dat verplichtingen oplegt van 30% tegen 2020 voor de ontwikkelde landen als groep. (1) 29 COP 15 Kopenhagen (2009) (1) Klimaatfinanciering - Geldstromen moeten stijgen, onder andere via de koolstofmarkt. - Nood aan financieel akkoord in Kopenhagen waar iedereen zich in kan vinden. - Adequate, voorspelbare en tijdige financiële steun. - Nood aan actie - Klimaatoverwegingen moeten spelen bij de officiële ontwikkelingshulp COP 16 Cancún (2010) (2) COP 17 Durban (2011) (3) - Fast Start Finance11 voor adaptatie en capaciteitsopbouw. - De belofte van Kopenhagen van de ontwikkelde landen om voor periode 2010-2012 30 miljard dollar vrij te maken. EU (EU zelf en de lidstaten samen) wil 2,4 miljard euro bijdragen. - Voor 2020: 100 miljard dollar per jaar vanuit verschillende financieringsbronnen. - Green Climate Fund van Kopenhagen oprichten om financieel mechanisme uit te voeren. - De EU stelt dat de Fast Start Finance en lange termijn financiering van belang zijn waarbij er vooral aandacht besteed wordt aan de kwetsbare en minst ontwikkelde landen. COP 18 Doha (2012) (4) Schema opgesteld op basis van informatie van (1) (Raad van de Europse Unie, 2009), (2) (Raad van de Europese Unie, 2010), (3) (Raad van de Europese Unie, 2012), (4) (Council of the European Union, 2012), (5) (Haug & Berkhout, 2010) en (Bäckstrand & Elgström, 2013), (6) (Bäckstrand & Elgström, 2013) en (Groen et al, 2012), (7) (Bäckstrand & Elgström, 2013) en (8) (Hedegaard, 2012). 11 Tijdens de COP 15 in Kopenhagen beslisten de ontwikkelde landen om in de periode tussen 2010-2012 30 miljard USD te investeren in het klimaat (United Nations Framework Convention on Climate Change, 2014 B). 30 Samenvatting eerste deel literatuurstudie De conclusie van het eerste deel van de literatuurstudie is dat de EU zich vanaf de jaren ’70-’80 is gaan bezighouden met het klimaatbeleid. Sinds de jaren ’90 met de ondertekening van het UNFCCC en het Kyoto Protocol neemt de EU een leidersrol in doordat de VS onder de Bush administratie geen interesse meer had in het internationaal klimaatbeleid. De EU kon deze rol vasthouden tot de COP 15 in Kopenhagen. Daar was ze intern verdeeld en kon ze niet meespelen met de grote jongens. Tijdens de klimaattops na Kopenhagen verandert de EU haar strategie en wordt ze minder ambitieus waardoor ze de rol van bruggenbouwer of leadiator kan innemen. 31 2. Leiderschap Het tweede deel van de literatuurstudie behandelt het leiderschap van de EU binnen de klimaatonderhandelingen. Eerste wordt er geschetst wat leiderschap is en waarom dit belangrijk is binnen de internationale klimaatonderhandelingen. Daarna komen de verschillende leiderschapsstijlen aan bod die de EU hanteerde tijdens de klimaatonderhandelingen. Deze masterproef maakt gebruik van de leiderschapstypologie die Parker & Karlsson (2010) in hun artikel hanteren. 2.1. Concept leiderschap Leiderschap verwijst volgens Young (1991) naar “The actions of individuals who endeavour to solve or circumvent the collective action problems that plague the efforts of parties seeking to reap joint gains in processes of institutional bargaining (Young, 1991, p. 285).” Young (1991) stelt dat de acties van leiders niet voldoende zijn om tot een overeenkomst te komen tijdens de onderhandelingen, maar door leiderschap stijgt de kans op succes. Hierdoor kan er een akkoord bereikt worden dat aanvaardbaar is voor alle partijen. Leiderschap kan pas effectief zijn wanneer het legitiem en geloofwaardig is (Young, 1991). 2.2. Belang leiderschap binnen de internationale klimaatonderhandelingen Karlsson et al (2011) stellen dat er twee redenen zijn waarom leiderschap binnen de klimaatsverandering van belang is. Complexiteit van de klimaatsverandering Klimaatsverandering is een complex fenomeen. Literatuur rond leiderschap stelt dat hoe complexer het onderwerp is, door zowel het aantal actoren als de complexiteit van het probleem zelf, hoe groter de nood aan leiderschap is. Er zijn meer dan 190 landen betrokken bij de onderhandelingen en er zijn verschillende beleidsdomeinen betrokken bij de klimaatsverandering (Karlsson et al, 2011). 32 Mogelijkheid tot competitief nadeel Het is mogelijk dat landen een competitief nadeel kunnen hebben wanneer zij als enige actor investeren in de strijd tegen de klimaatsverandering. Het gebrek aan internationale samenwerking zorgt ervoor dat landen niet verder strijden zolang er geen garanties tegen klimaatsverandering zijn van andere landen. Dit vergroot het risico op een zwak klimaatbeleid. Het internationaal akkoord zal enkel de ambities van de minst ambitieuze partijen vertegenwoordigen. Hierdoor wordt de collectieve actie beperkt tot maatregelen waar de minst ambitieuze partij ook achter staat. In deze situatie is leiderschap belangrijk. Er zijn hoge belangen in het spel, maar collectieve actie kan geblokkeerd worden door de minst ambitieuze partij (Karlsson et al 2011). Gupta (2010) stelt dat politiek leiderschap binnen de klimaatsverandering tot stand kwam met de Noordwijk Verklaring, de VN Economic Commission for Europe Conference en de Declaration of the Second World Climate Conference aan het einde van de jaren ’80, begin jaren ’90. De ontwikkelde landen moeten de strijd tegen de klimaatsverandering leiden, maar de ontwikkelingslanden moeten ook hun verantwoordelijkheid opnemen. Beide groepen hebben bepaalde verantwoordelijkheden om de klimaatsverandering aan te pakken vanuit het idee dat de klimaatsverandering voor iedereen negatieve gevolgen met zich meebrengt (Gupta, 2010). 2.3. Structureel leiderschap 2.3.1. Wat is het structureel leiderschap? “De structurele leider is een individu die handelt in de naam van een partij (meestal een staat) die zich bezighoudt met institutionele onderhandelingen en die leidt door het bedenken van effectieve manieren om zijn partij structurele macht (macht gebaseerd op rol of materiële bronnen) te laten uitoefenen in de vorm van onderhandelingsmacht over feiten die op het spel staan in specifieke interacties” (Young, 1991, p. 288). Deze leider handelt vooral uit eigen belang en probeert zijn eigen waarden aan de man te brengen (Young, 1991). Parker & Karlsson (2010) bouwen daarop verder door te stellen dat de structurele leider de voorkeuren en het gedrag van andere actoren verandert met als doel een oplossing te vinden voor een collectief probleem en er kan daarbij dwang gebruikt worden. De eisen van de structurele leider moeten krachtig en geloofwaardig zijn. Underdal (1994) stelt dat 33 de structurele leiders vaak gebruik maken van de techniek van “sticks-and-carrots12” om ervoor te zorgen dat anderen hun belangen mee verdedigen. 2.3.2. EU als structurele leider tijdens de klimaatonderhandelingen De EU oefende tussen 1998-2005 structureel leiderschap uit wanneer ze het Kyoto Protocol redde. De onderhandelingen in Den Haag rond flexibele mechanismes faalden doordat de kloof tussen het standpunt van de EU en dat van de VS te groot was (Bäckstrand & Elgström, 2013). Parker & Karlsson (2010) gaan hierop verder en stellen dat de EU structurele macht uitoefende op Rusland. De EU ging de Russische WTO-kandidatuur steunen wanneer Rusland het Kyoto Protocol ratificeerde (Parker & Karlsson, 2010). Daarnaast trok de EU tijdens de COP 17 van Durban in 2011 ook de kaart van het structureel leiderschap. De EU nam een minder ambitieus standpunt in en werd een bruggenbouwer tussen de verschillende grote uitstoters (Bäckstrand & Elgström, 2013). 2.4. Idea-based leiderschap 2.4.1. Wat is het idea-based leiderschap? Het idea-based leiderschap bevat verschillende soorten leiderschap waaronder het ondernemend en intellectueel leiderschap van Young en het instrumenteel leiderschap van Underdal (Karlsson et al, 2011). De idea-based leider zorgt ervoor dat problemen onder de aandacht komen. Daarbij geven ze al direct een mogelijke beleidsoplossing van het probleem mee. Bij deze leiderschapsstijl is het belangrijk dat de leider de agenda kan bepalen en oplossingen kan voorstellen voor de problemen die hij zelf op de agenda zet. Hierdoor wordt het idea-based leiderschap gelinkt aan het directioneel leiderschap omdat beiden als doel hebben de andere te overtuigen van hun aanpak (Parker & Karlsson, 2010). 12 Sticks-and-carrots is een beleidsmechanisme dat het gedrag van belanghebbende actor bepaalt. De ene actor houdt de andere actor een wortel voor de neus waardoor deze het gewenste gedrag gaat vertonen bv. via leningen, financiële steun, subsidies,… Wanneer deze actor niet de gewenste maatregelen neemt of helemaal geen actie onderneemt, dan wordt hij gestraft en krijgt deze geen (financiële) steun (Azevedo, Delarue, & Meeus, 2013). 34 Parker en Karlsson (2010) stellen dat het idea-based leiderschap ook kan beschouwd worden als ondernemend leiderschap. De ondernemende leider probeert de onderhandelingen te leiden door te vertrouwen op zijn onderhandelingsvaardigheden. Hij probeert de zaken op een bepaalde manier voor te stellen zodat de andere actoren zijn pad volgen (Young, 1991). 2.4.2. EU als idea-based leider tijdens de klimaatonderhandelingen Parker & Karlsson (2010) stellen dat de EU een idea-based leider was doordat zij een actieve rol speelde binnen de klimaatbescherming. De EU definieerde de problemen, zette ze op de agenda, stelde doelstellingen voorop en deed beleidsvoorstellen om de bedreigingen van de klimaatsverandering aan te gaan. De auteurs stellen dat de EU een idea-based leider was door op basis van de onderzoeksresultaten van het IPCC de 2°C ambitie te lanceren en zelf het goede voorbeeld te tonen door zichzelf strenge emissiemaatregelen op te leggen. Dit toont ook de link met het directioneel leiderschap aan. Backstränd & Elgström (2013) stellen dat het issuespecifiek leiderschap van de EU is gedaald door de tijd. De EU had lange tijd de macht om unilaterale beslissingen rond emissiereductie te nemen. Dit is nu beperkt door de stijging van de relatieve kosten en interne weerstand waardoor verdere emissiereductie niet meer mogelijk is. De EU is niet meer de grootste uitstoter waardoor de macht naar de huidige grootste uitstoters is gegaan, namelijk China en de VS. Dit weegt ook op haar onderhandelingsrol zoals in een eerder deel van de literatuurstudie al aan bod kwam. De geopolitieke macht rond broeikasgasuitstoot verschoof van de EU naar de opkomende economieën zoals China, India, Zuid-Afrika en Brazilië. Backstränd & Elgström (2013) stellen dat deze machtsverschuiving de globale klimaatdiplomatie verandert. De VS en China zijn sinds Kopenhagen veto players geworden. De EU heeft deze rol niet meer. Ze wordt door verschillende actoren nog als leider gezien, maar sinds de zware emissiereductieambities, kan ze niet meer meespelen met de grote jongens. Karlsson et al (2011) stellen zich de vraag of er wel issue-specifiek leiderschap kan zijn in de context van de klimaatsverandering. Binnen klimaatsverandering zijn er verschillenden elementen betrokken. Het is voor een leider niet mogelijk om leider te zijn binnen elk domein van de klimaatsverandering. De auteurs stellen dat er wel degelijk issue-specifiek leiderschap kan zijn, maar dat de EU deze moet delen met China. De leiderschapsrol van de EU is niet op elk domein even sterk. Niet elke actor ziet het leiderschap van de EU op elk domein even sterk. De EU heeft een sterke positie wanneer het gaat om de toekomst van het internationaal 35 klimaatbeleid, mitigatie, energie en koolstofafvang en –opslag13 maar wanneer het gaat op het eigen vermogen van de EU, is de leiderschapsrol van de EU veel minder sterk (Karlsson et al, 2011). 2.5. Directioneel leiderschap 2.5.1. Wat is het directioneel leiderschap? “De directionele leider is iemand die unilateraal actie onderneemt door het goede voorbeeld te tonen via leading by example” (Karlsson et al, 2011, p. 92). Zo probeert hij het collectieve actie probleem om te lossen door als eerste een stap in de goede richting te zetten. Hij verwacht dat de andere actoren zijn model zullen volgen. Hier zijn er twee belangrijke mechanismes bij. Het eerste mechanisme is het wegnemen van de onzekerheid over de leider doordat hij toont dat hij de eerste stap zet. En als tweede bewijst hij de haalbaarheid van zijn eerste stap. Als de leider zijn beloftes nakomt, dan is dit goed voor zijn imago (Parker & Karlsson, 2010). 2.5.2. De EU als directionele leider tijdens de klimaatonderhandelingen Bäckstrand & Elgström (2013) stellen in hun artikel dat de EU vanaf de jaren ‘90 directionele macht heeft uitgeoefend binnen de klimaatonderhandelingen. De EU was een grote voorstander van broeikasgasemissiereductie. In Rio kon de EU niet tot een overeenkomst komen met de VS rond emissiereductie, maar wel tot emissiestabilisatie. Daarnaast aanvaardde de EU het UNFCCC principe van ‘common but differentiated responsibilities’ waarbij de geïndustrialiseerde landen een grotere emissiereductie moesten leveren dan de ontwikkelingslanden. Parker & Karlsson (2010) gaan daarin mee en stellen dat de EU een directionele leider werd vanaf de late jaren ’80. Wanneer de VS het liet afweten, nam de EU de leiderschapsrol over. Bäckstrand & Elgström (2013) argumenteren ook dat de EU in 1997 een grote rol speelde in het Kyoto Protocol waardoor er een bindend akkoord kon ontstaan rond emissiereductie. Dit was het hoogtepunt voor de leiderschapsrol van de EU. Hoewel dit een succes was voor de klimaatdiplomatie van de 13 Carbon Capture and Storage (CCS). Dit is het proces waarbij de koolstof die uitgestoten wordt door fabrieken die met fossiele grondstoffen werken, wordt opgevangen en opgeslagen in een geschikte opslagplaats om ervoor te zorgen dat de koolstof uit de atmosfeer blijft (Europese Commissie, B 2013). 36 EU, heeft de EU gefaald in het bereiken van andere belangrijke doelstellingen. De EU kon alleen wegen op de beslissingen waarover ze een duidelijk standpunt had en unilaterale beloftes deed. Oberthür & Roche (2008) gaan daarin mee. Ze stellen dat de EU tijdens het Kyoto Protocol zelf niet veel te zeggen had over het akkoord, maar wanneer de VS het laat afweten in de 21ste eeuw, doet de EU er alles aan om het Kyoto Protocol te redden. Daarnaast stellen Bäckstrand & Elgström (2013) dat de EU een directionele leider was in 2007, tijdens de COP 13 in Bali, toen de EU de doelstelling naar voor schoof om tegen 2020 20% minder emissie uit te stoten en die reductie eventueel te verscherpen naar -30% indien er andere ontwikkelde landen zouden meedoen. Tijdens de klimaattop in Kopenhagen slaagde de EU er niet in haar standpunt niet doordrukken via het directioneel leiderschap. Parker & Karlsson (2010) volgen deze redenering. Zij stellen dat de EU een directionele leider was door leading by example. Op basis van haar capaciteit en handelingsmogelijkheden kon ze haar engagement voor de strijd tegen klimaatsverandering tonen door unilaterale maatregelen aan te nemen zonder te overleggen met andere landen. Dit deed ze onder andere met het EU Emissions Trading Scheme (ETS) en door zichzelf een hogere emissiereductienorm op te leggen dan de 5% die vastgelegd werd in het Kyoto Protocol. Samenvatting leiderschap In dit deel kwamen de mogelijke leiderschapsstijlen die de EU kan innemen volgens Parker & Karlsson (2010) aan bod. De EU kan volgens hen een structurele, directionele of idea-based leider zijn. Later in deze masterproef worden er op basis van deze informatie kenmerken vastgelegd waaraan een actor moet voldoen om deze rol op zich te kunnen nemen. 37 3. Bedreiging leiderschap EU: de BASIC-landen Het derde en laatste deel van de literatuurstudie gaat over de BASIC-landen en hun bedreiging voor het leiderschap van de EU. Zoals in de literatuurstudie al naar voor kwam, komen er nieuwe spelers op het internationaal klimaattoneel waardoor het leiderschap van de EU bedreigd wordt. Dit was het geval tijdens de klimaattop in Kopenhagen. Daar was er een succesvolle samenwerking tussen de VS en de BASIC-landen. Er werd geen ambitieus klimaatakkoord gesloten, enerzijds omdat deze landen dit thuis niet konden verkopen en anderzijds omdat de kloof tussen de ambities van beide kampen te ver uiteen lagen (Groen et al, 2012 en Haug & Berkhout, 2010). 4. Samenvatting hoofdstuk 1 : Literatuurstudie Het eerste deel van deze literatuurstudie schetst hoe de rol van de EU binnen het internationaal klimaatbeleid gegroeid is. Het begon allemaal in de jaren ’80-’90 wanneer de EU haar eerste stappen zette binnen het internationaal klimaatbeleid. De EU oefende tussen de jaren ’90 en 2009 verschillende soorten leiderschap uit. Dit leiderschap kon de EU niet meer doortrekken tijdens de COP 15 in Kopenhagen. De VS is terug van weggeweest binnen het internationaal klimaatbeleid en werkt samen met de BASIC-landen waardoor de EU geen vat meer heeft op de internationale klimaatonderhandelingen. Tijdens de klimaattops na Kopenhagen probeerde de EU zich te herpakken en gooide het over een andere boeg. De EU nam een minder ambitieus standpunt in en trad op als bruggenbouwer tussen de andere partijen. Ze werd leadiator. Het tweede deel van deze literatuurstudie onderzocht het concept leiderschap en waarom leiderschap nodig is binnen de internationale klimaatonderhandelingen. Daarnaast werd er nagegaan wanneer de EU welk type leiderschap op zich nam. Tot slot werd er in het laatste deel kort ingegaan op de bedreiging die de BASIC-landen vormen voor het leiderschap van de EU. 38 Hoofdstuk 2: Methodologie Dit hoofdstuk geeft de methodologie weer die gehanteerd wordt om de onderzoeksvraag te onderzoeken en te beantwoorden. In de literatuurstudie werd er al kennis gemaakt met de verschillende rollen die de EU doorheen de tijd heeft opgenomen. In dit deel worden er per rol een aantal kenmerken toegekend om zo te kunnen oordelen welke rol de EU innam tijdens de klimaatonderhandelingen van de COP 19 in Warschau. 1. Onderzoeksvraag Deze masterproef tracht een antwoord te geven op volgende onderzoeksvraag: Welke rol nam de EU in tijdens de klimaattop van Warschau in 2013? Leider? Leadiator? Of slaagde de EU er niet in haar stem door te drukken. Aan de hand van verschillende leiderschapstypologieën en de wetenschappelijke artikels waarin de rol leadiator ter sprake kwam, werden er aan elke rol bepaalde kenmerken toegekend. Via interviews en beleidsteksten van de EU wordt nagegaan welke kenmerken terugkwamen binnen de onderhandelingsstrategie van de EU. Zo kan bepaald worden welke rol de EU op zich nam tijdens de klimaatonderhandelingen van de COP 19 in Warschau. De EU kan ook helemaal falen tijdens de COP 19 in Warschau. Hier zal dan een vergelijking gemaakt worden met de situatie in Kopenhagen. De verschillende auteurs die aan bod kwamen tijdens de literatuurstudie waren het erover eens dat de EU tijdens Kopenhagen faalde en haar stem niet kon drukken op het akkoord. 1.1. Definitie rol “Het gedragspatroon dat geassocieerd is met de rechten en plichten of de verwachtingen gekoppeld aan een bepaalde positie. […] De rol omvat een geheel van gedragspatronen die een betekenisvolle eenheid vormen” (Bracke & Brutsaert, 2008, p. 40). 39 1.2. Leiderschapstypologie Het onderzoek maakt gebruik van de leiderschapstypologie die Parker & Karslson (2010) in hun artikel naar voor schuiven. Dit is een samenvoeging van de leiderschapstypologieën van Young (1991) en Underdal (1994). Zo zijn er drie soorten leiderschap die de EU zou kunnen opgenomen hebben tijdens Warschau. Als eerste is er het structureel leiderschap. Als tweede is er het ideabased leiderschap. Hieronder vallen het ondernemend en intellectueel leiderschap van Young (1991) en het instrumenteel leiderschap van Underdal (1994). Als derde komt het directioneel leiderschap aan bod. De leiderschapsstijlen kwamen al kort ter sprake in de literatuurstudie. In dit deel wordt er nagegaan aan welke kenmerken een actor moet voldoen om een bepaalde rol in te nemen. Dit wordt schematisch voorgesteld in een tabel. Voordat er wordt verder gegaan met de verschillende soorten leiderschap, komen er eerst enkele kenmerken aan bod die alle leiderschapsstijlen moeten hebben om succesvol te kunnen zijn. Young (1991) stelt dat legitimiteit en geloofwaardigheid van een leider van cruciaal belang is binnen leiderschap. Karlsson et al (2011) gaan daarop verder en stellen in hun artikel dat leiderschap een relatie is tussen leiders en volgers. Leiderschap heeft nood aan geloofwaardigheid en legitimiteit. Er moet vraag zijn naar leiderschap (Karlsson et al, 2011). 1.2.1. Structureel leiderschap Naar aanleiding van de artikels van Young (1991) en Underdal (1994) en ondersteund door de artikels van Parker & Karlsson (2010), Karlsson et al (2011) en Backstränd & Elgström (2013) zijn er een aantal kenmerken tot stand gekomen waaraan een actor moet voldoen voordat hij een structurele leider kan zijn. Als eerste moet hij beschikken over materiële middelen die ongelijk verdeeld zijn over de verschillende onderhandelingspartijen om zo te kunnen wegen op de onderhandelingen. Wanneer een actor kost wat kost een akkoord wil bereiken, heeft deze minder macht dan de actor die geen akkoord nodig heeft. Hier gaat de structurele onderhandelaar afwegen wat zijn winst en verlies is bij een akkoord en wat de winst en verlies van de andere is. Macht krijgt hier een rationele dimensie. De structurele leider onderhandelt vooral uit zelfbelang en gaat proberen om coalities te sluiten met andere actoren om zo zijn belangen veilig te stellen. De structurele leider probeert een oplossing te vinden voor het collectief actie probleem en probeert daarbij de andere actoren te overtuigen dat zijn 40 voorgestelde oplossing de beste is. Hij gebruikt hier eventueel de techniek van “sticks-andcarrots” voor. Een structurele leider heeft de mogelijkheid om beloftes te maken en bedreigingen te uiten die bijdragen tot het verwezenlijken van zijn belangen, maar niet alleen de materiële middelen zijn van belang. De structurele leider heeft ook nood aan erkenning van de andere actoren. 1.2.2. Idea-based leiderschap Dit bestaat volgens Karlsson et al (2011) uit het ondernemend en intellectueel leiderschap van Young (1991) en het instrumenteel leiderschap van Underdal (1994). Op basis van de artikels van Young (1991), Underdal (1994) en Karlsson et al (2011) zijn er een aantal kenmerken waaraan een actor moet voldoen om zichzelf een idea-based leider te mogen noemen. Als eerste probeert de idea-based leider de agenda te bepalen. Hij probeert enkel de collectieve actieproblemen op de agenda te zetten waarvoor hij goede oplossingen kan voorstellen. De idea-based leider promoot de beleidsoplossingen. Er is een duidelijke link met het directioneel leiderschap doordat de idea-based leider de andere actoren van zijn of haar idee probeert te overtuigen. De idea-based leider probeert dit te doen door de andere bewust te maken van het probleem en niet via de ‘sticks-and-carrots’ methode van het structureel leiderschap. Ze probeert de andere bewust te maken door de perceptie van het probleem te veranderen en nieuwe kennis aan te brengen. Hierdoor kan ze nieuwe voorstellen en innovatieve oplossingen voorstellen om zo te proberen de andere actoren van hun idee te overtuigen. Daarnaast vertrouwt hij ook op zijn onderhandelingsvaardigheden om de andere actoren te overtuigen van zijn visie. 1.2.3. Directioneel leiderschap Op basis van het artikels van Parker & Karlsson (2010), Oberthür & Kelly (2008) en Underdal (1994) kwamen er een aantal kenmerken terug die het directioneel leiderschap karakteriseren. De directionele leider onderneemt unilaterale actie om het collectief actie probleem op te lossen. Hij toont het goede voorbeeld en hoopt dat de andere actoren hem hierin volgen. Door zijn Leading by example probeert hij eventuele onzekerheid van de andere actoren weg te nemen door te tonen dat zijn voorgestelde ideeën haalbaar zijn. Door zijn unilaterale acties komt 41 hij zijn gemaakte beloftes na. Hij vertrouwt tijdens de onderhandelingen op zijn diplomatie, overtuigingskracht en argumentatie om de andere(n) van zijn ideeën te overtuigen. Deze leider moet het vooral van normatieve macht hebben door gebrek aan financiële middelen. 1.3. Leadiator Aan de hand van de teksten van Bäckstrand & Elgström (2013), Groen et al (2012) en Von Schaik & Schunz (2010) kunnen er een aantal criteria worden opgesteld waaraan een leadiator moet voldoen. Het woord ‘leadiator’ is een samentrekking van ‘Leader’ en ‘Mediator’. De actor in kwestie probeert een brug te bouwen tussen de tegengestelde ambities van de verschillende actoren die rond de onderhandelingstafel zitten (Bäckstrand & Elgström, 2013). Voordat de leadiator aan de onderhandelingstafel plaatsneemt, moet er coherentie zijn over zijn standpunt. Binnen de achterban van de leadiator mag er geen verdeeldheid zijn over zijn standpunt. Om een leadiator te kunnen zijn, moeten zijn ambities in de lijn liggen van de ambities van de andere actoren. De kloof moet te overbruggen zijn. De leadiator gaat coalities vormen waarbinnen zijn belangen het best vertegenwoordigd worden en zo nodig gaat hij van coalitie veranderen. 1.4. Falende leider De EU faalde tijdens de COP 15 in Kopenhagen. Er wordt nagegaan wat er toen fout liep om dan te kijken of de EU al dan niet dezelfde fouten maakte in Warschau en dus ook faalde. Groen et al (2012) en Haug & Berkhout (2010) stellen dat de EU faalde door interne verdeeldheid over het standpunt van de EU rond de broeikasgasemissie en rond de klimaatfinanciering. Deze verdeeldheid beperkte de flexibiliteit van de onderhandelingspositie van de onderhandelaars waardoor ze niet konden wegen op het uiteindelijke akkoord. Daarnaast had de EU een veel te ambitieus standpunt in vergelijking met dat van de VS en de BASIC-landen waardoor er geen overeenkomst gesloten kon worden die alle eisen van de EU zou bevatten. De EU had een te duidelijk doel voor ogen. Daarnaast was er bij de andere partijen geen draagvlak voor een internationaal klimaatakkoord. Ook de media-aandacht speelde in het nadeel van de EU. 42 Deze tabel geeft de verschillende rollen van de EU weer samen met hun kenmerken. Elke rol bevat drie verschillende elementen. Als eerste wordt er bepaald hoe de EU de andere actoren zal proberen te beïnvloeden om haar doel te bereiken. Als tweede geeft elke strategie ook weer hoe de EU de anderen zal overtuigen van haar gelijk. En als derde wordt de theorie in praktijk gezet en wordt er weergeven hoe de EU actie onderneemt om haar doelen te realiseren. Structureel leiderschap Idea-based leiderschap Directioneel leiderschap Leadiator Hoe de onderhandelingen beïnvloeden? Materiële middelen - Agenda-setter - Vertrouwen op onderhandelingsvaardigheden. Diplomatie, overtuigingskracht en argumentatie Hoe de andere overtuigen? Coalitievorming via ‘sticksand-carrots’. - Normatieve macht door gebrek aan financiële middelen - Unilaterale acties Acties van de rol - Collectief actie probleem oplossen vanuit zelfbelang. - Erkenning krijgen van andere actoren Via bewustwording => Percepties probleem veranderen => nieuwe voorstellen en innovatieve oplossingen via kennis. Beperkte beleidsoplossingen voorstellen naargelang eigen kunnen. - Ambities in lijn leggen met die van de andere actoren. - Zorgen voor coherente achterban. Coalitievorming Leading by example Bruggenbouwer tussen tegengestelde blokken Schema opgesteld aan de hand van informatie uit Parker & Karlsson (2010), Oberthür & Kelly (2008), Underdal (1994), Young (1991), Bäckstrand & Elgström (2013), Groen et al (2012) en Von Schaik & Schunz (2010). 43 2. Hypotheses Hypothese 1: Het standpunt van de EU is minder ambitieus geworden sinds de klimaattop in Kopenhagen om zo terug mee te kunnen spelen tijdens de klimaatonderhandelingen en hetzelfde scenario van Kopenhagen te vermijden. Bäckstrand & Elgström (2013) stellen in hun tekst dat de EU sinds de klimaattop van Kopenhagen minder ambitieuze standpunten inneemt. Dit om de kans op een bindend akkoord te vergroten. Deze masterproef brengt de standpunten van de EU voor de verschillende klimaattops in kaart om zo na te gaan of de EU inderdaad minder ambitieus geworden is sinds de klimaattop in Kopenhagen. Hypothese 2: “Wanneer de doelstellingen van de EU te ambitieus zijn in vergelijking met die van de VS en de BASIC-landen, dan kan de EU haar doelstellingen niet meer waarmaken”. Groen et al (2012) en Haug & Berkhout (2010) stellen in hun artikel dat de EU tijdens de klimaattop van Kopenhagen faalde omdat de kloof tussen de ambities van de EU en die van de VS en de BASIC-landen te groot was. De EU had hoge ambities om de wereldwijde emissieuitstoot aan te pakken door een juridisch bindend akkoord tot stand te brengen, maar de EU slaagde daar niet in omdat ze niet meer op dit debat kan wegen. De EU is niet meer de grootste uitstoter. De VS en de BASIC-landen zijn vandaag de grootste emissie-uitstoters waardoor zij meer kunnen wegen op een akkoord rond emissiereductie. De ambities van de VS en BASIClanden waren veel lager tijdens Kopenhagen dan die van de EU en zij hadden ook geen nood aan een juridisch bindend akkoord. Hieruit volgt volgende hypothese: Wat als de VS en de BASIClanden tijdens de klimaattop in Warschau net zoals in Kopenhagen lagere ambities hadden dan de EU, ziet de EU het leiderschap dan weer aan haar voorbijgaan? Dit wordt onderzocht door de standpunten en ambities van VS en de BASIC-landen via beleidsdocumenten na te gaan. 44 3. Samenvatting hoofdstuk 2: Methodologie In dit deel van de masterproef werd de methodologie van het onderzoek besproken. Aan de hand van de literatuurstudie werd duidelijk dat de EU vijf mogelijke rollen kan opnemen tijdens een COP. De EU kan zich als structurele leider, idea-based leider, directionele leider of leadiator opstellen of de EU faalt tijdens de onderhandelingen om één van deze rollen in te nemen en kan dus geen bijdrage leveren aan het uiteindelijke akkoord. In dit stuk rond methodologie werden per rol een aantal kenmerken opgesomd waardoor er nagegaan kan worden welke rol de EU speelde tijdens de COP 19. Via het standpunt van de EU en interviews met EU-ambtenaren zal onderzocht worden welke kenmerken terug kwamen in de strategie van de EU. Aan de hand van beleidsdocumenten van de EU, de VS en de BASIC-landen die het standpunt van de actoren voor de klimaattop in Warschau weergeven, zullen de hypotheses getoetst worden. Op de volgende pagina worden de literatuurstudie en methodologie schematisch weergegeven waarbij weergegeven wordt welke auteur heeft bijgedragen tot de onderzoeksvraag en hypotheses. 45 Eu begon als volger Beantwoorden via beleidsdocumenten en interviews Rio = belangrijk moment in het leiderschap EU Onderzoeksvraag: Welke rol nam de EU in tijdens de klimaattop van Warschau in 2013? Keleman (2010) Gupta (2010) EU leider Kyoto + Haug & Berkhout en Vogler en Stephan Oberthür&Kelly en Karlsson et al: redden Kyoto na afhaken VS Karlsson et al (2011) Oberthür & Kelly (2008) Schunz & Bruyninckx (2009) Beantwoord via standpunt EU COP 19 naast voorgaande te leggen. Hypothese 1: Het standpunt van de EU is minder ambitieus geworden sinds de klimaattop in Kopenhagen om zo terug mee te kunnen spelen tijdens de klimaatonderhandelingen en hetzelfde scenario van Kopenhagen te vermijden. Vogler & Stephan (2007) Bäckstrand & Elgström (2013) Bali -> EU als leider = Karlsson et al VS wil terug meedoen, EU geen akkoord zonder China, India en de VS. Clémençon (2008) Bodansky (2010) Haug & Berkhout (2010) Groen et al (2013) Beantwoord via standpunt EU COP 19 naast dat van BASIC-landen en de VS te leggen. Hypothese 2: “Wanneer de doelstellingen van de EU te ambitieus zijn in vergelijking met die van de VS en de BASIC-landen, dan kan de EU haar doelstellingen niet meer waarmaken”. Groen et al (2012) Parker & Karlsson (2010) Young (1991) Underdal (1994) Van Schaik & Schunz (2012) EU Cancún: minder ambitieus, bruggenbouwer Reden falen COP 15: Goed voorbereid, maar interne verdeeldheid Groen et al (2013) verdeeldheid! Haug & Berkhout en groen et al (2013) : Probleem flexibiliteit EU Durban: minder ambitieus, coalitiegericht. Bruggenbouwer tussen VS en China en tussen de VS en de BASIC-landen. Leiderschapstypologie 46 Hoofdstuk 3: Rol van de EU tijdens de COP 19 in Warschau Dit deel van de masterproef probeert een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag: Welke rol speelde de Europese Unie tijdens de klimaattop in Warschau? Deze vraag zal beantwoord worden door de kenmerken van de verschillende rollen te zoeken in de onderhandelingsstrategie van de EU tijdens de klimaatonderhandelingen van Warschau. Zo kan er bepaald worden welke rol de EU kon spelen tijdens Warschau. De strategie van de EU wordt onderzocht via beleidsdocumenten van de EU, en via interviews met EU-ambtenaren zoals Dhr. Lukasz Kolinski14, Mevr. Eva Jensen15 (wenste om niet geciteerd te worden) en andere EUambtenaren die liever anoniem wensten te blijven. 1. EU tijdens COP 19 – Warschau – 2013 De eerste hypothese “Het standpunt van de EU is minder ambitieus geworden sinds de klimaattop in Kopenhagen om zo terug mee te kunnen spelen tijdens de klimaatonderhandelingen en hetzelfde scenario van Kopenhagen te vermijden.” is een kenmerk van één van de mogelijke rollen van de EU tijdens Warschau daarom wordt deze eerst onderzocht. De tweede hypothese komt aan bod in de onderzoeksvraag. 1.1. Standpunt van de EU In dit deel worden de doelstellingen die de EU tijdens Warschau wil verwezenlijken uiteen gezet. Daarnaast wordt er nagegaan hoe de doelstellingen van de EU evolueerden doorheen de tijd en wordt de aanzet gegeven om de eerste hypothese op te lossen. 14 Dhr. Lukasz Kolinski is een EU-ambtenaar die deel uitmaakt van het kabinet van de Europese Raad. Hij is verantwoordelijk voor de meerjarenbegroting, de jaarlijkse begroting, de EU 2020 strategie en concurrentievermogen, de interne markt, transport, klimaat, milieu en duurzame ontwikkeling strategie en landbouw en plattelandsontwikkeling (Europese Raad, sd). 15 Mevr. Eva Jensen is de Adjunct-kabinetschef van Commissaris Hedegaard (klimaatactie). 47 Drie doelstellingen Het standpunt van de EU voor de COP in Warschau stelde drie doelstellingen voorop. Als eerste moet er verder gebouwd worden op de akkoorden van de vorige COP’s. Daarbij moeten de verschillende actoren hun gemaakte beloftes nakomen. Als tweede doelstelling voor Warschau wil de EU dat er maatregelen genomen worden om de wereldwijde emissie-uitstoot tegen 2020 verder te verlagen en als derde wil de EU dat alle obstakels die de weg naar een akkoord in 2015 belemmeren, opgeruimd worden (Europese Commissie , 2013 C). Doelstellingen van de EU doorheen de tijd De doelstellingen van de EU zijn sinds de COP 15 in Kopenhagen nog niet zo veel veranderd. In 2009 streefde ze naar een juridisch bindend akkoord. Toen is dat niet gelukt. In Warschau streefde de EU ook naar een juridisch bindend akkoord in 2015. Verdragsbeginselen moeten de basis zijn van een klimaatregeling. Daarnaast moet de wereldwijde broeikasgasuitstoot tegen 2020 naar beneden. Dit staat ook al even op de to do list van de EU. En als laatste moet er verder gewerkt worden aan de implementatie van de akkoorden van de voorgaande COP’s. Dit is ook iets wat elk jaar terugkomt (Raad van de Europese Unie, 2013). Aanzet hypothese 1 De literatuurstudie bracht aan het licht dat de klimaattop in Kopenhagen geen succes was voor de EU onder andere omdat haar doelstellingen veel ambitieuzer waren dan die van de andere actoren. Een ambtenaar van de EU (2014) bevestigt dit: de andere actoren wisten dat de ambities van de EU en het Deens voorzitterschap ver van de mainstream van de andere actoren aflagen, waardoor deze onmogelijk opgenomen zouden kunnen worden in een akkoord. Dit falen van de EU zorgt ervoor dat er over het standpunt en de rol van de EU een ‘Schaduw van Kopenhagen’ hangt. De EU leerde uit dit falen en neemt nu een realistischer standpunt in. Ze is zich ook meer bewust van de verplichtingen van het proces. Het is voor de EU erger wanneer er geen akkoord uit de klimaattop komt, dan wanneer de EU wat toegevingen doet waardoor er een akkoord bereikt kan worden tussen de partijen. Daarom gaat de EU gemeenschappelijke standpunten met de VS formuleren (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Dit bevestigt wat onder andere Groen et al (2012) in hun artikel stelden: de EU schuift tijdens de klimaattops na Kopenhagen minder ambitieuze doelen naar voor dan die tijdens de klimaattop van Kopenhagen. 48 Tijdens de COP 19 in Warschau gaf Cristoph Bals in een interview ook kritiek op de ambities van de EU. De EU heeft haar 20% emissiereductie tegen 2020 bijna bereikt, maar de EU wil geen verdere emissiereducties overwegen (Responding to climate change, 2013). 1.2. Hypothese 1 Hier wordt de eerste hypothese onderzocht, namelijk: “Het standpunt van de EU is minder ambitieus geworden sinds de klimaattop in Kopenhagen om zo terug mee te kunnen spelen tijdens de klimaatonderhandelingen en hetzelfde scenario van Kopenhagen te vermijden.” Dit gebeurt door de standpunten van de EU voor de klimaattops naast elkaar te leggen, want volgens Groen et al (2012) kan de EU een betere onderhandelingspositie innemen wanneer de kloof tussen de ambities van de EU en die van de andere actoren zo klein mogelijk is. Mitigatie De mitigatie-ambities van de EU zijn in Warschau nog dezelfde als die in Kopenhagen. Alle partijen moeten tegen 2050 bijdragen aan de daling van de emissie-uitstoot. Deze moet tegen 2050 met 50% gedaald zijn. De EU wil nog steeds dat er werk wordt gemaakt van de pre-2020 mitigatie-ambitie. Alle landen die nog geen mitigatiebeloftes gedaan hebben, moeten dit nu, voor de klimaattop in Warschau, doen. De EU maakt in de mitigatiedoelstellingen nog steeds het onderscheid tussen de ontwikkelingslanden en de ontwikkelende landen. De eerste groep moet haar emissie-uitstoot met 15 tot 30% verlagen tegen 2020, de anderen met 25 tot 40% (Raad van de Europese Unie, 2013). Kolinski (2014) bevestigt dit. Eigenlijk is de EU minder ambitieus in haar mitigatiedoelstelling geworden omdat de EU doorheeft dat het niet mogelijk is om tegen 2020 tot een emissiereductie van -30% te gaan. Er is daar te weinig tijd voor om de economie aan te passen, maar de EU is wel nog steeds de meest ambitieuze actor. Een ambtenaar van de Europese Unie (2014B) vult aan en zegt dat de EU tegen 2020 waarschijnlijk 24-25% minder emissie zal uitstoten ten opzichte van het niveau voor 1990. Adaptatie De EU benadrukt in haar standpunt dat zij goed op weg is om tegen 2020 haar emissie met 20% te doen dalen. Daarnaast is de EU blij met de internationale vooruitgang die geboekt is rond de nationale adaptatieplanningen, maar de EU wil daar nog verder op inzetten en dit opnemen in 49 het akkoord van 2015. De EU dringt ook verder aan op verder internationale samenwerking om de pre-2020 mitigatieambitie te vergroten. (Raad van de Europese Unie, 2013). REDD, REDD+, LULUCF, AAU’s en verbintenissenperiodes Terwijl dit in het standpunt van Kopenhagen nog heel erg uitgewerkt was, is dit in het standpunt van Warschau ingekort tot een paar regels tekst. Mitigatiemaatregelen via het REDD+ kunnen mee helpen om de pre-2020 mitigatiekloof te dichten. Ook gaat het akkoord van Warschau verder op de emissiereductie via de IMO en de ICAO. De EU wil net zoals in Cancún dat er een mondiaal beleidskader komt om gelijke concurrentie mogelijk te maken waardoor concurrentievervalsing tegengegaan wordt (Raad van de Europese Unie, 2013). Low carbon market De EU is in haar standpunt van Warschau heel tevreden met de geleverde prestaties van de grootste emissie-uitstotende partijen. Het is belangrijkrijk voor de EU dat de bestaande marktmechanismes verbeterd en overgenomen worden door anderen (Raad van de Europese Unie, 2013). Er is verbetering geboekt, maar verder doet de EU in haar standpunt geen verdere voorstellen om de marktmechanismes, die tot een koolstofarme economie moeten leiden, te verbeteren. Klimaatfinanciering. De EU herbevestigt haar engagement voor meer klimaatfinanciering en wil nog steeds tegen 2020 100 miljard dollar via verschillende financieringsbronnen ter beschikking stellen voor de strijd tegen de klimaatsverandering (Raad van de Europese Unie, 2013). Technologie In het standpunt van de EU voor de COP 19 komt de technologische ontwikkeling niet ter sprake. De EU blijft ook in Warschau vasthouden aan eerdere standpunten rond mitigatiemaatregelen en algemene doelen. Er kan gesteld worden dat de EU niet echt ambitieuzer is geworden, maar volgens Kolinski (2014) maakt dit geen verschil in de ranking van de meest ambitieuze partijen. Zelfs wanneer de EU tegen 2020 haar emissie-uitstoot met maar 20% kan verminderen, blijft de EU nog steeds de actor met de hoogste ambities (Kolinski, 2014). Een andere medewerker vulde 50 dit antwoord aan. Polen en een aantal andere lidstaten gaan ervan uit dat de emissiereductiedoelstellingen van de EU voor 2030 enkel gehaald kunnen worden wanneer andere landen zoals China en de VS op hetzelfde emissiereductiespoor zitten als de EU (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Conclusie hypothese 1 Hypothese één “Het standpunt van de EU is minder ambitieus geworden sinds de klimaattop in Kopenhagen om zo terug mee te kunnen spelen tijdens de klimaatonderhandelingen en hetzelfde scenario van Kopenhagen te vermijden.” kan bevestigd worden. De EU schuift sinds de klimaattop in Kopenhagen minder ambitieuze doelstellingen naar voor, maar ze blijft wel nog steeds de actor met de ambitieuste doelstellingen. Het feit dat de EU tijdens de COP 19 lagere ambities aanneemt, kan een onderdeel vormen van de nieuwe rol die de EU opneemt sinds de COP’s na het falen in Kopenhagen. Tijdens de klimaattops na Kopenhagen probeerde de EU een leadiator te zijn. Dit deed ze onder andere door minder ambitieuze doelstellingen voorop te stellen tijdens de COP. Door deze strategie ook toe te passen in Warschau, is de EU goed op weg om opnieuw de rol van leadiator te vervullen, maar er zijn nog andere kenmerken waaraan de EU moet voldoen voordat ze zich een leadiator kan noemen. Deze worden verder in deze masterproef getoetst. 51 2. Welke rol nam de EU in tijdens de COP 19? Dit deel onderzoekt de rol van de EU tijdens de COP 19 in Warschau. Er wordt onderzocht aan welke kenmerken de onderhandelingsstrategie van de EU voldeed om zo te kunnen bepalen welke rol de EU uiteindelijk heeft opgenomen. De kenmerken werden onderzocht aan de hand van beleidsdocumenten van de EU en via interviews met een EU-ambtenaren. Een aantal van hen wilden niet bij naam genoemd worden in deze thesis. 2.1. Structureel leiderschap De eerste rol die onderzocht wordt, is het structureel leiderschap. Materiële middelen De EU heeft wel wat materiële middelen achter de hand om anderen te overtuigen van hun rol. Wanneer de bijdrage van de EU opgeteld wordt met de individuele bijdrage van elke EU-lidstaat afzonderlijk, dan is de EU de grootste officiële verstrekker van ontwikkelingshulp. De EU beloofde een fast start financiering van 7,2 miljard euro voor de ontwikkelingslanden over de periode van 2010-2012. Ze overtrof dit bedrag en gaf uiteindelijk 7,34 miljard euro aan ontwikkelingshulp. Daarnaast gaf de EU in 2013 voor 5,5 miljard euro aan vrijwillige, zonder enige klimaatfinancieringsverplichtingen, ontwikkelingshulp aan de ontwikkelingslanden (Europese Commissie , 2013 C). Wanneer de EU ook de grootste donor zou zijn van de klimaatfinanciering of als enige actor met hopen geld over de brug komt, dan zou dit helpen om de rol van structurele leider te kunnen uitoefenen. Om de rol van de materiële middelen van de EU binnen de klimaatonderhandelingen te bepalen, zal er gekeken worden naar de bijdrage van de ontwikkelde landen voor het Fast Start Finance Programme, omdat dit over de periode 2010-2012 gaat. Dit is de periode waar de EU telkens de rol van de leadiator rol. Aan de hand van informatie die de VN op haar site zette onder ‘Finance portal for climate change’ rond de Fast Start Finance van verschillende ontwikkelde landen, werd volgende grafiek opgesteld (United Nations Framework Convention on Climate Change, 2013B). 52 Bijdrage Fast Start Finance (in miljoen euro) 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 9700 7340 5400 862 790 401 103 56 0,71 0,57 Bijdrage Fast Start Finance (in miljoen euro) Uit deze grafiek kan afgeleid worden dat de EU na Japan de grootste bijdrage leverde aan het Fast Start Finance Programme. De top drie wordt vervolledigd met de VS. Doordat de EU niet als enige actor een groot bedrag spendeert aan klimaatfinanciering, kan ze dus geen macht uitoefenen op basis van haar materiële middelen. Tijdens de klimaattop van Warschau in 2013 waren er via het Fast Start Programme geen verplichtingen meer, maar er werden wel nog vrijwillige bijdragen geleverd. De EU neemt in 2013 de eerste plaats van Japan over. De EU geeft 5,5 miljard euro, terwijl de bijdrage van Japan op 4,3 miljard blijft steken. De VS blijft op de derde plaats van 2,3 miljard euro (United Nations Convention on climate Change, 2013A). Sticks-and-carrots Tijdens Warschau waren er twee grote onderhandelingspunten. Een eerste punt draaide rond de financiering van de klimaatsverandering. De ontwikkelingslanden zoals China, Venezuela, India en Brazilië wilden dat er een plan werd voorgesteld om ervoor te zorgen dat tegen 2020 100 miljard financiële hulp van de ontwikkelde landen hun richting uitkomt. Het tweede grote punt was de discussie rond de gedifferentieerde bijdragen die landen moesten leveren. De ontwikkelde landen moeten daarbij meer bijdragen dan de ontwikkelingslanden. Er zou een verdeling moeten komen die gelijkaardig is aan die van het Kyoto Protocol. De laatste uren van de onderhandelingen was er een groot debat tussen beide blokken over wie wat zal moeten bijdragen na het akkoord van 2015. Landen als China, India en Brazilië willen dat er voor de ontwikkelingslanden minder strenge emissiereductienormen worden opgelegd. Dit zorgde voor een groot debat, maar de andere groep landen hadden een stick achter de deur. Wanneer India, 53 Brazilië en China niet akkoord gingen, was er geen slotakkoord van Warschau mogelijk en zouden zij de schuld krijgen dat dit er niet was. Dit zou niet goed zijn voor het imago van het thuisland. Uiteindelijk stemden ze toch toe omdat er in het Warschau-akkoord opgenomen zou worden dat het akkoord van 2015 een akkoord zou zijn rond het verschil in emissiereductiebijdragen, en dat het akkoord van toepassing is om alle partijen. De financiering die als ander groot onderhandelingspunt gold , diende als “carrot” (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). De EU is dus niet de enige actor die een grote bijdrage levert binnen de klimaatfinanciering. Het was niet de EU die de wortel voor de neus van de ontwikkelingslanden hield, maar de ontwikkelde landen als groep. Zelfbelang Wanneer de EU voorstellen doet om de strijd tegen klimaatsverandering aan te gaan, dan zijn die deels uit zelfbelang. Bv. Wanneer de EU voorstellen doet om over te stappen naar groenere energie, dan wordt de EU minder afhankelijk van andere landen voor energie. De EU weet goed dat wanneer zij investeren in groenere economie, dat de andere landen niet niets kunnen doen en dat zij ook moeten volgen. Wanneer dit in akkoorden zit, wordt dit gezien als eigen belang van de Europese Unie (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014B). Erkenning krijgen van de andere actoren De andere onderhandelingspartijen zien de EU als een leider, maar ze vinden de EU soms wat overambitieus. Ze hebben wel ondervonden dat het standpunt van de EU sinds Kopenhagen minder ambitieus geworden is en dat er meer ruimte is voor flexibiliteit (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). De mening van de EU ambtenaar wordt niet door iedereen gedeeld. Stern, N. (2013) geeft in zijn artikel in ‘The Guardian’ aan dat de EU twijfelt om het leiderschap op te nemen, waardoor de VS en China nu het voortouw in het leiderschap kunnen nemen. Conclusie structureel leiderschap Kan de EU een structurele leider genoemd worden tijdens de COP 19? De EU voldeed aan één kenmerken. Zelfbelang speelt een rol in het ontwikkelen van een internationale strategie tegen de klimaatsverandering. Het probleem zit bij de materiële middelen en de erkenning van andere actoren. De EU is niet de enige actor die de ontwikkelingslanden probeert te overtuigen om de 54 strijd tegen de klimaatsverandering aan te gaan. Het zijn eerder de ontwikkelde landen als groep die de ontwikkelingslanden proberen te overtuigen om emissiemaatregelen te nemen door de wortel van klimaatfinanciering voor hun neus te houden. Daarnaast is er ook een probleem met de erkenning van andere actoren. Volgens de EU-ambtenaren erkennen de andere actoren het leiderschap van de EU, maar deze willen dit niet toegeven. Niet iedereen is het met die erkenning eens. 2.2. Idea-based leiderschap De tweede rol die de EU mogelijk kon innemen tijdens de COP 19 was die van het idea-based leiderschap. Agenda-setter De agenda van de COP in Warschau werd voor een deel al bepaald tijdens de voorgaande COP’s. Daarnaast kunnen actoren ook nog voorstellen doen voor de agenda, maar die worden alleen opgenomen als andere actoren het daarmee eens zijn. Door de unanimiteitsvereiste moet iedereen akkoord gaan met de agendapunten. De EU probeert maar zelden zaken op de agenda te zetten, maar of ze de uiteindelijke agenda halen, is afhankelijk van de andere partijen (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014 C). Vertrouwen op onderhandelingsvaardigheden De EU hanteert tijdens de COP 19 dezelfde onderhandelingsstrategie als alle andere actoren. Het is daarbij belangrijk dat ze tijdens de eerste week niet van haar standpunt afwijkt en dus nog geen flexibiliteit toont. Tijdens die eerste week van de conferentie tasten de verschillende actoren elkaars prioriteiten af om in de tweede week tot een evenwichtig akkoord te kunnen komen. Naar het einde van de tweede en laatste week toe is er bij alle partijen, ook bij de EU, meer ruimte voor flexibiliteit in de standpunten waardoor er een akkoord onderhandeld kan worden tegen het einde van de conferentie. Geen enkele lidstaat wil terug naar huis gaan met het verwijt dat ze een finaal akkoord hebben tegengewerkt (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). 55 Percepties van de anderen veranderen In de literatuurstudie werd duidelijk dat het idea-based leiderschap een link heeft met het directioneel leiderschap. De EU probeert de percepties van de andere actoren te veranderen. Dit komt verder aan bod bij het directioneel leiderschap. Beleidsoplossingen formuleren naar eigen kunnen De voorstellen die de EU formuleert tijdens de klimaattops komen overeen met die van het intern klimaatbeleid van de EU. De EU probeert haar interne maatregelen door te trekken naar het internationaal niveau en ze in het internationaal akkoord te krijgen. De EU hoopt vooral dat de andere actoren hetzelfde resultaat behalen als de EU. Hoe ze dit resultaat behalen is minder van belang (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014 C). Conclusie idea-based leiderschap Nam de EU de rol in van idea-based leider? De EU doet niet echt moeite om de agenda te beïnvloeden, maar ze vertrouwt wel op haar onderhandelingstechniek waarbij ze zich pas op het laatste moment flexibel opstelt. Het nadeel van deze techniek is dat iedereen deze toepast. Zoals bij het directioneel leiderschap besproken zal worden in het volgende punt, probeert de EU de anderen te overtuigen van de noodzaak om iets aan de klimaatsverandering te doen op basis van wetenschappelijke argumenten. De EU probeert er wel voor te zorgen dat de uitkomst van de overeenkomst in de lijn ligt met die van het intern klimaatbeleid van de EU. 2.3. Directioneel leiderschap De derde rol die onderzocht wordt, is die van het directioneel leiderschap. Diplomatie, overtuigingskracht en argumentatie De EU hecht in haar visie rond klimaatbescherming veel aandacht aan de rol van wetenschap in de strijd tegen de klimaatsverandering. De EU wil al lang dat er maatregelen genomen worden die ervoor zorgen dat de aarde niet met meer dan 2°C opwarmt. De EU is zelf goed op weg om haar emissiereductiedoelstelling tegen 2020 te halen zonder dat dit een negatieve impact gehad heeft op de economische groei. Hiermee wil de EU aantonen dat de economie ook kan groeien 56 met een lagere emissie-uitstoot. Naast de economie is er ook technologische vooruitgang mogelijk met een lagere emissie-uitstoot. Nu is het nog haalbaar om goedkoop om te schakelen naar een groenere economie (Europese Commissie, 2013 F). Dit komt ook terug in het standpunt van de EU voor de COP in Warschau. De EU probeert de andere actoren te overtuigen dat het de hoogste tijd is om de strijd tegen de klimaatsverandering aan te gaan. Ze probeert de anderen nog steeds met de bevindingen van het IPCC te overtuigen, net zoals ze dit al eerder deed. De EU stelt dat de opwarming van de aarde een feit is en dat het uiterst waarschijnlijk is dat dit komt door het handelen van de mens. Het proces van klimaatsverandering zal blijven doorgaan wanneer er niets aan gedaan wordt. Volgens de EU is het nu nog niet te laat om de strijd aan te gaan. Als er niets gedaan wordt, zullen de gevolgen van de klimaatsverandering niet meer te stoppen zijn (Raad van de Europese Unie, 2013). Een ambtenaar van de Europese Unie (2014B) vertelde dat de EU de andere landen zoals Canada, Japan, VS,… er constant van probeert te overtuigen hoe belangrijk het is om de strijd tegen de klimaatsverandering aan te gaan en de noodzaak van hun mitigatieambities te verhogen. De EU doet dit tijdens de vergaderingen op het hoogste politieke niveau. De EU probeert dus ook buiten de COP de andere actoren te overtuigen op basis van argumenten waarom de aarde niet met meer dan 2°C mag opwarmen. Normatieve macht De directionele leider heeft enkel normatieve macht door gebrek aan financiële middelen. Manners (2008) stelt dat de EU een normatieve macht is: “The European Union is a normative power: it changes the norms, standards and prescriptions of world politics away from the bounded expectations of state-centricity” (Manners, 2008, p. 45). De EU oefent normatieve macht uit door negen normatieve principes te verdedigen waaronder duurzame ontwikkeling. De EU wil dat alle beleidsdomeinen het begrip duurzame ontwikkeling in hun achterhoofd houden. Duurzame ontwikkeling mag zich niet beperken tot enkel het milieu- of klimaatbeleid. De EU wil aantonen dat duurzame ontwikkeling niet per se een rem moet zetten op de economische groei. De economie kan ook groeien op een duurzame manier (Manners, 2008). Dit komt aan bod bij het volgende kenmerk. De Europese Commissie stelt dat duurzame ontwikkeling iets is waar niet alleen de politiek mee moet bezig zijn, maar de hele samenleving heeft een zekere verantwoordelijkheid. In juli 2009 heeft ze haar strategie rond duurzame ontwikkeling herzien. Ze zag in dat het belangrijk is dat 57 er in elk beleidsdomein van de EU rekening gehouden wordt met duurzame ontwikkeling. De EU ziet ook in dat het in de strijd tegen klimaatsverandering belangrijk is om duurzaam te ontwikkelen om zo verder verlies van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen tegen te gaan (Europese Commissie, 2014). In haar standpunt voor de klimaattop in Warschau komt het belang van duurzame ontwikkeling ook naar voor. Ze stelt dat wanneer er in 2015 een internationale klimaatovereenkomst komt, dat dit goed is in functie van de duurzame ontwikkeling (Raad van de Europese Unie, 2013). Unilaterale acties – Leading by example De EU neemt al sinds de COP 15 van Kopenhagen dezelfde emissiereductiedoelstelling op. Deze doelstelling is een manier om ervoor te zorgen dat de 2°C ambitie van de VN gehaald kan worden. De EU wil nog steeds tegen 2020 haar emissie-uitstoot laten dalen met 20% ten opzicht van het niveau voor 1990. De EU is afgestapt van het idee om tot 30% reductie te gaan omdat andere ontwikkelde landen geen gelijksoortige emissiereducties wilden doen. Er is ook niet genoeg tijd meer om de Europese economie aan te passen om een emissiereductie van 30% tegen 2020 mogelijk te maken, maar zelfs met de 20% emissiereductiedoelstelling blijft de EU de actor met de grootste ambities. Nu hoopt ze nog steeds dat andere landen haar voorbeeld volgen en ook striktere emissiedoelstellingen opnemen (Kolinski, 2014). De EU is trouwens goed op weg om haar doelstelling te halen. In 2011 had de EU al een emissiereductie van 17% ten opzichte van het niveau voor 1990 gerealiseerd (Europese Commissie, 2013 D). Een ambtenaar van de Europese Unie (2014 B) gaat hierop verder en stelt dat de EU tegen 2020 waarschijnlijk tot 24% minder emissie zal uitstoten in vergelijking met het niveau voor 1990. De EU hoopt hiermee aan te tonen dat het mogelijk is om de economie te laten groeien zonder daarom meer emissie uit te stoten, in tegendeel, de economie kan ook groeien terwijl de emissie-uitstoot afneemt. Het feit dat de EU goed op weg is om tegen 2020 haar emissiereductie met 20% te doen dalen, is goed voor de rol van directionele leider. De EU toont het goede voorbeeld en door haar doel te halen, bewijst ze dat het mogelijk is om de emissie terug te dringen en eventuele twijfels van andere actoren weg te vegen in de hoop dat zij dezelfde weg als de EU inslaan. Deze hoop werd voor een deel werkelijkheid. De VS en China willen als grootste uitstoters iets doen aan hun emissie-uitstoot (Stern N. , 2013). Tegelijkertijd kwamen Japan en Australië tijdens de COP 19 terug op hun emissiebeloftes die ze twee jaar voordien in Durban hadden gemaakt. Terwijl Australië haar beloftes minder ambitieus maakte, kondigde Japan aan dat ze haar 58 beloftes niet zal nakomen (Ambtenaar van de Europese Unie, Interview rond COP 19 Warschau, 2014). Conclusie directioneel leiderschap De EU probeert via wetenschappelijk onderzoek van het IPCC de andere partijen te overtuigen van de noodzaak om het gevecht tegen de klimaatsverandering aan te gaan. Dit deed ze niet alleen tijdens de COP 19, maar de EU probeert ook in de tijd tussen de COP’s de anderen te overtuigen om strengere maatregelen aan te nemen om er zo voor te zorgen dat de aarde niet met meer dan 2°C opwarmt. De EU staat al lange tijd achter het principe van duurzame ontwikkeling. Ze heeft in 2009 haar strategie verbeterd en ze wil onder andere een akkoord in 2015 bereiken omdat dit volgens de EU de duurzame ontwikkeling ten goede zal komen. Daarnaast probeert ze ook via unilaterale actie aan te tonen dat het mogelijk is om economische groei te realiseren waarbij er minder emissie uitgestoten wordt. Dit is voor een deel gelukt. De VS en China zagen in dat er dringend iets gedaan moest worden en beide actoren gingen mitigatiemaatregelen opnemen. De EU was tijdens de COP 19 goed bezig om een directionele leider te zijn. Directioneel leiderschap is een rol die de EU het hele jaar door inneemt. Ze probeert het hele jaar door om de anderen van de noodzaak van maatregelen in de strijd tegen klimaatsverandering te overtuigen. Tijdens de COP zelf herhaalt ze haar bezorgdheden. 2.4. Leadiator De rol van ‘leadiator’ is de vierde rol die besproken wordt. Coherente achterban Deze rol begint bij een goede voorbereiding van de klimaattop. Er is nood aan een coherente achterban die het standpunt van de EU voor de volle 100% steunt. Het standpunt van de EU voor de COP 19 in Warschau werd geformuleerd tijdens de Raad Milieu van 14 oktober 2013. Dit standpunt moet met unanimiteit worden goedgekeurd. Het is belangrijk dat alle EU lidstaten achter het standpunt staan. Dit standpunt is het mandaat waaraan de Europese Commissie en de Raad zich moeten houden tijdens de onderhandelingen. Juist voor de COP wordt er een coördinatiegroep samengesteld, een “Mini Council”, waar de flexibiliteit van het standpunt van de EU besproken wordt (Kolinski, 2014). Via een ambtenaar van de EU (2014) werd het duidelijk 59 dat de laggard lidstaten gebruik maken van het feit dat het standpunt van de EU unaniem moet genomen worden. Ze weten heel goed dat ook het akkoord van de COP 19 via unanimiteit beslist moet worden en dat de EU-ambities daardoor niet te hoog mogen liggen. De EU beseft dat ze de strijd tegen de klimaatsverandering niet alleen kunnen voeren. Ze heeft de anderen daarbij nodig (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Hiermee is de eerste voorwaarde om de rol van leadiator op te nemen vervuld. Ambities van de verschillende actoren De EU faalde volgens Groen et al (2012) en Haug & Berkhout (2010) tijdens Kopenhagen onder andere doordat de EU ambitieuzere doelstellingen voor ogen had dan de VS en de BASIC-landen. Op basis hiervan, borrelde er een tweede hypothese naar boven: “Wanneer de doelstellingen van de EU te ambitieus zijn in vergelijking met die van de VS en de BASIC-landen, dan kan de EU haar doelstellingen niet meer waarmaken”. Deze hypothese wordt onderzocht door de doelstellingen voor de COP 19 van de EU, VS en BASIC-landen naast elkaar te leggen. Op één van de volgende pagina’s wordt dit schematisch weergegeven. Als eerste komen de doelstellingen van de VS aan bod. Stern formuleerde als onderhandelaar voor de VS het standpunt van de VS voor tijdens de COP 19. De VS ziet Warschau als de kans om de basis te leggen voor het juridisch akkoord van 2015. Dit akkoord moet verplichtingen opleggen aan alle partijen en voor iedereen van toepassing zijn. Dit komt voort uit het akkoord van Durban van 2011. De VS ziet een tweede verbintenissenperiode van het Kyoto Protocol niet zitten. De VS vindt dat het Kyoto Protocol enkel verplichtingen oplegt aan de ontwikkelde landen en niet aan de ontwikkelingslanden. De overeenkomst moet op iedereen van toepassing zijn, maar er moet rekening gehouden worden met de verschillen tussen de mogelijkheden en omstandigheden van landen. De VS vindt het principe van common but differentiated responsibilities een redelijk principe, maar het is niet houdbaar. De opdeling tussen ontwikkelde Annex I landen en de niet ontwikkelde Annex I landen is niet goed. Landen moeten van categorieën kunnen veranderen omdat de nationale omstandigheden veranderen doordat landen zich bv. ontwikkelen, maar er verandert niets in hun positie binnen de opdeling. De VS is van mening dat het principe zeker in het akkoord moet zitten, alleen anders uitgewerkt ( US departement of state, diplomacy in action , 2013). De BASIC-landen stelden in september 2013 hun doelstellingen op voor de COP 19. De ministers van de BASIC-landen willen tijdens Warschau een alomvattend en evenwichtig akkoord bereiken. Ze willen dat er verder gebouwd wordt op het vorige akkoord van Durban tijdens 60 Warschau. Daarbij moet er aandacht zijn voor alle onderdelen van het akkoord van Durban. De aandacht mag niet alleen naar mitigatie gaan. De BASIC-landen zijn van mening dat alle landen verantwoordelijkheden hebben in de strijd tegen de klimaatsverandering, maar deze verantwoordelijkheid hangt af van hun verleden als uitstoter, de nationale omstandigheden, mogelijkheden van een land,… en pleiten dus voor common but differentiated responsibilities. Daarbij zijn ze ook van mening dat de pre-2020 mitigatiekloof gedicht moet worden door een tweede Kyoto Protocol periode in te lassen. De BASIC-ministers willen dat er een juridisch akkoord komt, maar de vorm doet er niet toe. Landen moeten tijdens Warschau aangemoedigd worden om na de klimaattop nationale actie in het thuisland te ondernemen. (Departement Environmental Affairs - Republic of South Africa, 2013). Voor de COP 19 besefte de VS dat er iets aan de klimaatsverandering gedaan moest worden. De VS springt mee in de 2°C ambitie. Er moet collectieve actie ondernomen worden om te vermijden dat de aarde met meer dan 2°C opwarmt. De VS is samen met China verantwoordelijk voor 40% van de wereldwijde emissie-uitstoot. Daarom besloten beide actoren om de handen in elkaar te slaan en zich in te zetten voor de emissiereductie (Stern N. , 2013). Dit deden ze in juli 2013. China en de VS gaan bilateraal samenwerken en inzetten om emissiereductie via de energie- en transportsector. Zo willen ze inzetten om een properdere economie te ontwikkelen en hun emissie-uitstoot te doen dalen. Ook China is van mening dat er in 2015 een juridisch bindend akkoord uit de bus moet komen (Kerry , 2013). Zoals de tabel op de volgende pagina weergeeft, liggen de doelstellingen van de EU in de lijn met die van de andere actoren. Dit is een verschil met de situatie in Kopenhagen waar de EU veel ambitieuzer was dan de anderen. Hierdoor kan de tweede hypothese niet echt beantwoord worden omdat de situatie niet hetzelfde is. Wat er wel geconcludeerd kan worden is dat de EU geleerd heeft uit haar fouten en haar doelstellingen heeft afgestemd op die van de andere actoren. 61 Deze tabel geeft een weergave van de ambities van de EU, de VS en de BASIC-landen tijdens de COP 19 te Warschau. Algemeen doel Basis akkoord 2015 Doelstellingen EU (1) Doelstellingen VS (2) Doelstellingen BASIC-landen (3) - Verder bouwen op voorgaande akkoorden - Wereldwijde emissie-uitstoot tegen 2020 verlagen - Ontwikkelde en ontwikkelingslanden moeten verschillende emissiereductiebijdrage leveren. - Juridisch bindend en op alle partijen van toepassing - Gericht op internationale actie rond adaptatie in functie van loss and damage. -Pre-2020 doelstelling via tweede Kyoto Protocol periode - Verschil in emissiereductie tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen. - Akkoord moet 2°C ambitie kunnen waarmaken - Verder bouwen op het Durban platform, historische kans tot akkoord. - Voortbouwen op alle segmenten van het Durban-akkoord. - Common but differentiated responsibilities om de emissie-uitstoot te verlagen. - Elk land moet actie ondernemen en het akkoord moet op alle landen van toepassing zijn. - Verplichtingen en verwachtingen voor iedereen. - Akkoord moet ambitieus, effectief en duurzaam zijn. - Flexibiliteit, differentiatie en financiële steun. o Nationale mitigatie-doelstelling volgens eigen capaciteit en mogelijkheden. o Juridisch bindend, vorm doet er minder toe. - Transparant, inclusief en door de partij gedreven. - Verder bouwen op het akkoord van Durban. - Belang common but differentiated responsibilities. - Financiële steun moet van de ontwikkelde landen komen. 62 Pre-2020 mitigatiekloof dichten Doelstellingen EU (1) Doelstellingen VS (2) - EU wil tijdens Warschau pre-2020 kloof overbruggen. - Tweede Kyoto Protocol periode waarmaken door verder te gaan op Doha. - Ter voorbereiding van het akkoord van 2015 moeten de verschillende landen op nationaal niveau voorbereidingen treffen in functie van de mitigatieverplichtingen van 2015. - Tijdlijn opstellen in functie van ambitieuze mitigatieverplichtingen. - Transparante mitigatieverplichtingen. - Geen tweede Kyoto Protocol periode, wil weg van de huidige vorm van common but differentiated responsibilities. Doelstellingen BASIC-landen (3) - Tweede verbintenissenperiode van het Kyoto Protocol. - Pre-2020 vooral via de financiële en technische steun van de ontwikkelde landen. Informatie via (1) Raad van de Europese Unie, 2013, (2) US departement of state, diplomacy in action , 2013, (3) Departement Environmental Affairs - Republic of South Africa, 2013 en (4) (Stern T. D., 2013 B). Deze tabel geeft weer dat de verwachtingen van de EU tijdens de COP 19 in Warschau in het verlengde lagen met die van de andere actoren waardoor ze de rol van leadiator kon innemen. 63 Er kan dus geconcludeerd worden dat de ambities van de EU ongeveer in de lijn liggen met die van de andere actoren. Dit speelt in het voordeel wanneer de EU de rol van leadiator wilt opnemen. Dit is noodzakelijk om de tegengestelde doelstellingen van de andere partijen te kunnen overbruggen. De EU kan hierdoor ook van coalitie wisselen naargelang het haar doelstellingen beter uitkomt. De EU als bruggenbouwer en de EU als coalitievormer wordt in de volgende blokken onderzocht. Een ambtenaar van de Europese Unie (2014B) vindt het ergens wel normaal dat de doelstellingen in de lijn liggen met die van de andere actoren. Het is voor de EU een uitdaging om ervoor te zorgen dat de ambities van de EU in lijn liggen met die van andere actoren. Feit is wel dat de EU met de ambities van de ene actor meer rekening houdt dan met die van de andere door de verschillende contexten van de landen. De VS probeert veel te doen in de strijd tegen de klimaatsverandering, maar het kan niet altijd veel doen doordat het Congress en het parlement het tegenhouden. Daarnaast probeert China ook wat te doen in de strijd tegen de klimaatsverandering, maar China blijft voor een groot deel ook nog een ontwikkelingsland en kan dus onmogelijk dezelfde ambities hebben als de EU. Een andere EU ambtenaar (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014 C) gaat hierop verder en zegt dat de EU weet dat China en de VS zware, logge handelsblokken zijn. Die handelsblokken kunnen niet van de ene op de andere dag helemaal van strategie veranderen en helemaal vergroenen. Dat moet in fases gebeuren en dat vraagt tijd (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014 C). Als laatste is er nog India. India is een moeilijke onderhandelingspartij omdat ze bijna niets doet in de strijd tegen de klimaatsverandering. India blijft ook nog steeds een ontwikkelingsland. Het standpunt van India beïnvloedt dat van de EU niet echt, maar dat van China en de VS wel (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014B). Bruggen bouwen Een ander kenmerk van de EU als leadiator is zoals eerder vermeld een bruggenbouwer zijn tussen de verschillende actoren en coalities aangaan om haar eigen belangen te verdedigen. Wanneer er naar de uitkomst van de COP gekeken wordt, zouden de doelstellingen van de EU daarin moeten terugkomen om in haar rol van leadiator geslaagd te zijn. Een eerste doelstelling van de EU was het akkoord van 2015 voorbereiden. Deze eerste doelstelling werd tijdens de klimaattop tot een goed einde gebracht. De EU is tevreden over de getroffen voorbereidingen voor de klimaattop van 2015. Er werd afgesproken om een tijdsplanning op te stellen waarbinnen de verschillende landen hun gemaakte emissiebeloftes 64 moeten naleven om zo de 2°C ambitie te verwezenlijken (Europese Commissie, 2013 E). Dit was ook een doelstelling die de andere actoren wilden bereiken. Iedereen is het er over eens dat er een juridisch bindende tekst moet komen, maar over de vorm dat dit akkoord moet aannemen, is er nog geen akkoord (United Nations Framework Convention on Climate Change, sd B). De tweede doelstelling die de EU wilde realiseren was een akkoord bereiken om de pre-2020 mitigatiekloof te dichten (Raad van de Europese Unie, 2013). Tijdens de klimaattop werd er afgesproken dat de verschillende regeringen in hun thuisland de nodige maatregelen tegen 2015 zullen treffen zodat ze hun gemaakte beloftes kunnen waarmaken en hun bijdrage kunnen leveren. Er werd afgesproken dat het akkoord de kloof zal dichten tussen de beloftes die landen deden om ervoor te zorgen dat de wereld niet met meer dan 2°C opwarmt en de huidige stand van zaken. Daarnaast is er ook een akkoord dat de emissie-uitstoot van ontbossing verminderd zal worden (United Nations Framework Convention on Climate Change, sd B). Deze tweede doelstelling kwam ook terug in het slotakkoord van Warschau. Er is overeenstemming over het feit dat de pre-2020 kloof gedicht moet worden om de 2°C ambitie te halen (United Nations Framework Convention on Climate Change, sd B). De drie waren het er vooraf ongeveer over eens dat niet elk land dezelfde emissiereductieverplichtingen moet hebben. Terwijl de EU en de BASIC-landen het erover eens zijn dat het principe van common but differentiated responsibilities gewoon kan blijven doorgaan, vindt de VS dat er iets moet veranderen aan dat principe. Volgens de VS moet de indeling van de landen herbekeken worden. Sinds de opdeling gemaakt werd, is er veel veranderd in bepaalde landen waardoor zij tot een andere groep moeten behoren. Ondanks het feit dat de VS tegen het principe is, is ze het er wel over eens dat niet elk land hun emissie-uitstoot evenveel moet laten dalen. Hierdoor is de VS ook niet te vinden voor het idee om de pre-2020 mitigatiekloof te overbruggen met een tweede verbintenissenperiode van het Kyoto Protocol. Een ambtenaar van de Europese Unie (2014B) vult dit aan en zegt dat de VS in het akkoord van 2015 een weerspiegeling wilt zien van de huidige wereld waarbij iedereen zijn steentje moet bijdragen in de strijd tegen de klimaatsverandering (ambtenaar van de Europese Unie, 2014B). Terwijl de EU en de BASIC-landen het daar wel over eens zijn. De EU en de BASIC-landen zijn het er ook over eens dat er actie moet worden ondernomen in functie van REDD+. De BASIC-landen willen dit ook doen wanneer ze daar financiële hulp van de ontwikkelde landen voor krijgen. Zeker is wel dat alle lidstaten een bijdrage moeten leveren in het terugdringen van de emissie-uitstoot, maar er is nog onenigheid over de verdeelsleutel. De EU en de BASIC-landen hebben een min of meer gelijk standpunt en zien een tweede verbintenissenperiode voor het Kyoto Protocol wel zitten, maar de VS gaat daar 65 niet in mee (Departement Environmental Affairs - Republic of South Africa, 2013 en US departement of state, diplomacy in action , 2013). Doordat er verder gebouwd werd op de voorgaande akkoorden, werd ook de derde doelstelling van de EU vervuld, de regeringen moeten hun beloftes van vorige klimaattops nakomen. De regeringen gaan na de klimaattop terug naar huis waar ze maatregelen zullen moeten nemen om ervoor te zorgen dat ze tegen 2015 hun gemaakte beloftes kunnen waarmaken (United Nations Framework Convention on Climate Change, sd B). Verder bouwen op voorgaande akkoorden was ook een doelstelling van de andere actoren. Er waren overeenkomsten tussen de grote partijen, maar ook nog een aantal discussiepunten. Dit komt goed uit voor de rol van de EU om als leadiator op te treden. Er was bij de actoren overeenkomst rond de voorbereiding van het klimaatakkoord van 2015. Dit werd voorbereid tijdens de klimaattop. Daarnaast was er tussen de actoren verdeeldheid rond het principe van common but differentiated responsibilities. Hier zijn ze uiteindelijk na een lang debat toch tot overeenstemming gekomen in het voordeel van de EU. Was de EU een bruggenbouwer? Waarschijnlijk wel. Ze is er toch in geslaagd om haar doelstellingen voor een groot deel terug te laten komen in het uiteindelijke akkoord. Dit kwam ook doordat de EU coalities vormde naargelang die haar doelstellingen beter uit kwam. Coalities vormen Naar aanleiding van de COP 15 van Kopenhagen weet de EU dat het belangrijk is om coalities te sluiten met andere landen. Zo haalt de EU de banden aan met de minst ontwikkelde landen. Deze landen zijn het grootste slachtoffer van de klimaatsverandering en willen graag een ambitieus klimaatakkoord. Het is belangrijk voor de EU om deze landen aan boord te houden op het EU-schip. Deze landen kunnen immers ook inschepen op het schip van China omdat ze in andere internationale organisaties, zoals de G77, passagiers zijn van hetzelfde schip (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Het akkoord van Warschau rond de voorbereidingen van het akkoord van 2015 toont de spanningen tussen verschillende coalities van landen. Aan de ene kant wil de EU samen met een progressieve groep ontwikkelde en ontwikkelingslanden en met wat steun van de VS in 2015 een klimaatakkoord bereiken om de strijd aan te gaan tegen de klimaatsverandering, maar aan de andere kant willen een aantal van de like minded landen (waar China en India ook toe behoren) het klimaatakkoord vertragen om zo meer toegevingen af te dwingen van de 66 ontwikkelde landen. De EU is tevreden dat er in 2015 een akkoord zal zijn, maar er zijn nog geen afspraken over alle domeinen die het akkoord moet bevatten (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014B). De EU ging in coalitie met de VS om een beter akkoord te verkrijgen dan datgene wat de like minded groep wilden. De EU ging met dezelfde partner in zee om een akkoord te verkrijgen rond de pre-2020 mitigatiedoelstelling. Landen als China, Venezuela en India wilden dat enkel de ontwikkelde landen de lasten moesten dragen en inspanningen moesten leveren. Dit plan ging niet door. De EU, VS en een aantal andere landen boden tegengewicht waardoor er afspraken werden gemaakt waarbij iedereen een bijdrage moet leveren om de pre-2020 mitigatiedoelstelling te halen (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014 C). Hier spannen de EU en de VS samen tegen enkele BASIC-landen. Terwijl de EU eerder al samen met de BASIC-landen tegen de VS was die tegen het principe van common but differentiated responsibilities was, maar uiteindelijk haalde dit wel het akkoord (ambtenaar van de Europese Unie, 2014). De EU wisselt van coalitie naargelang het haar uitkomt, waardoor ze voldoet als het laatste kenmerk van de rol ‘leadiator’. Conclusie leadiator De vierde rol die de EU kon innemen tijdens de klimaatonderhandelingen van Warschau is die van de leadiator. De EU begon goed om deze rol in te nemen door ervoor te zorgen dat alle lidstaten als één blok achter het standpunt van de EU stonden. Daarnaast werd er ook voor gezorgd dat er enige flexibiliteit mogelijk was binnen dit standpunt. De EU zorgde er ook voor dat de kloof tussen de ambities van de EU en die van de VS en de BASIC-landen overbrugbaar was. Daardoor daalden de ambities van de EU, maar het voordeel daarvan is dat de EU bruggen kon bouwen tussen de verschillende partijen en er zo kon voor zorgen dat haar doelstellingen gerealiseerd werden in het uiteindelijke akkoord. Als laatste was de EU ook in staat om coalities op te zetten en van coalitiepartners te veranderen naargelang dit haar beter uitkwam. Dit was het geval wanneer de EU samenspande met de VS en China om de voorbereidingen te treffen voor het klimaatakkoord van 2015. Daarnaast werkten de EU en de BASIC-landen ook samen om het principe van common but differentiated responsibilities erdoor te krijgen. Er kan dus besloten worden dat de EU aan de kenmerken van de rol leadiator voldeed tijdens de klimaattop van Warschau. 67 2.5. Falende leider De laatste rol die de EU kon opnemen tijdens de klimaattop van Warschau is die van falende leider. Dit deel van de masterproef gaat na wat de EU uit haar fouten van Kopenhagen heeft geleerd. Heeft ze er überhaupt iets van geleerd of slaagde ze er niet in haar rol opnieuw waar te maken? Groen et al (2012) stelden dat de EU tijdens de klimaattop van Kopenhagen faalde doordat ze intern verdeeld was. Eerder in deze masterproef kwam al ter sprake dat alle lidstaten achter het standpunt van de EU stonden. Een ambtenaar van de Europese Unie (2014) stelt dat het probleem van interne verdeeldheid is opgelost. Elke lidstaat weet dat er een consensus bereikt moet worden rond het standpunt. De laggard lidstaten weten heel goed dat dit standpunt niet te ambitieus mag zijn of anders zal de EU er weer niet in slagen om haar standpunt door te drukken (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Daarnaast wordt de nodige flexibiliteit in het standpunt van de EU ingebouwd via een ‘mini-council’ tijdens de klimaattop zelf waar de onderhandelingsmarge van de EU bepaald wordt. Hierdoor is het tweede probleem waar de EU mee te kampen had ook vermeden tijdens Warschau. De ambities van de EU lagen nu ook meer in de lijn met die van de andere actoren. Daarnaast was er nu wel een internationaal draagvlak voor een internationaal juridisch akkoord tegen 2015. De EU gebruikte de media-aandacht tijdens de COP meer in haar eigen voordeel. Ze probeerde via de media-aandacht druk te zetten op de moeilijke onderhandelingspartners. Als deze niet zouden meewerken, dan zou dit negatief zijn voor hun imago en dat staat het thuisland van de onderhandelaars niet toe (Ambtenaar van de Europese Unie, 2014). Conclusie falende leider Is de EU gefaald tijdens deze COP 19? Op basis van deze argumenten heeft de EU geleerd uit haar fouten van Warschau en is de EU ook tevreden over het resultaat dat Warschau naar voor bracht: de EU was dus geen falende actor tijdens Warschau. 68 3. Samenvatting hoofdstuk 3: Rol van de EU tijdens de COP 19 in Warschau In dit hoofdstuk werd eerst nagegaan wat de doelstellingen/ambities van de EU voor de klimaattop in Warschau waren. Hieruit kon de eerste hypothese beantwoord worden. De EU legt zichzelf sinds de klimaattop van Kopenhagen minder ambitieuze doelstellingen op. Dit zou de EU kunnen helpen om haar rol als leadiator beter te kunnen spelen. In het tweede deel van dit hoofdstuk werd nagegaan welke rol de EU innam tijdens de COP 19. Per rol werden de verschillende kenmerken onderzocht. Op volgende pagina wordt schematisch weergegeven aan welk kenmerk voldaan werd (groen), aan welk niet (rood) en welke gedeeltelijk (oranje). Hierbij kan geconcludeerd worden dat de strategie van de EU voornamelijk voldeed aan de kenmerken van het directioneel leiderschap en die van de leadiator, maar misschien was de EU nog net iets meer een leaditor dan een directionele leider omdat niet iedereen het leiderschap van de EU erkent. En dit is een belangrijk kenmerk van leiderschap. 69 Structureel leiderschap Idea-based leiderschap Directioneel leiderschap Leadiator Hoe de onderhandelingen beïnvloeden? Materiële middelen - Agenda-setter - Vertrouwen op onderhandelingsvaardigheden. Diplomatie, overtuigingskracht en argumentatie Hoe de andere overtuigen? Coalitievorming via ‘sticksand-carrots’. - Normatieve macht door gebrek aan financiële middelen - Unilaterale acties Acties van de rol - Collectief actie probleem oplossen vanuit zelfbelang. - Erkenning krijgen van andere actoren Via bewustwording => Percepties probleem veranderen => nieuwe voorstellen en innovatieve oplossingen via kennis. Beperkte beleidsoplossingen voorstellen naargelang eigen kunnen. - Ambities in lijn leggen met die van de andere actoren. - Zorgen voor coherente achterban. Coalitievorming Leading by example Bruggenbouwer tussen tegengestelde blokken 70 Hoofdstuk 4: Conclusie “To lead (iator) or not to lead(iator) at COP 19? Welke rol speelde de EU tijdens de klimaattop in Warschau?” was de onderzoeksvraag van deze masterproef. Voordat deze vraag opgelost kon worden, werd er eerst in de literatuurstudie weergegeven hoe de rol van de EU binnen het internationaal klimaatbeleid gegroeid is. De EU begon zich vanaf de jaren ’80 bezig te houden met klimaatbeleid onder andere doordat klimaatproblemen de kop op kwamen steken. In eerste instantie kon de EU niet veel meer doen dan de VS volgen in het internationaal klimaatbeleid dat zij uitzette. Dit veranderde in de jaren ’90 wanneer de VS onder de Bush administratie het internationaal klimaatbeleid de rug toekeert. De EU is nu aan zet. Ondanks de verdeelde meningen tussen auteurs wat nu juist de bijdrage was van de EU binnen het Kyoto Protocol, constructeur of redder, kan er gesteld worden dat de EU sinds het Kyoto Protocol de leidersrol opnam binnen het internationaal klimaatbeleid. De EU nam tot de klimaattop in Kopenhagen verschillende leiderschapsrollen in: structureel, directioneel en idea-based leiderschap. Dit leiderschap kon de EU vasthouden tot 2009. Tijdens de klimaattop van Kopenhagen (2009) was de EU onder andere intern verdeeld, was er geen flexibiliteit mogelijk binnen haar standpunt en was er geen draagvlak voor een internationaal klimaatakkoord. De EU faalt als leider, ook omdat de VS en de BASIC-landen zich komen moeien met het internationaal klimaatbeleid. De EU bleef niet bij de pakken zitten en herpakte zich tijdens de volgende klimaattops. De EU veranderde van strategie en werd leadiator. De doelstellingen van de EU werden minder ambitieus en de EU begon coalities te vormen met andere partijen om zo te proberen de belangen van de verschillende actoren met elkaar te verzoenen. Deze rol van de EU was een succes, maar kon ze dit succes ook doortrekken tijdens de klimaattop van Warschau? Dit werd in deze masterproef onderzocht. Via de literatuurstudie werd het duidelijk dat er een keuze gemaakt moest worden voor een bepaalde leiderschapstypologie. Er werd gekozen om de typologie te volgen die Parker & Karlsson (2010) in hun artikel ook hanteren. Aan de hand van literatuur rond leiderschap en ‘leadiator’ werden er per rol een aantal kenmerken vastgelegd waaraan een actor moet voldoen voordat ze een bepaalde rol kan innemen. Via interviews met EU-ambtenaren en de beleidsteksten van de EU werd er nagegaan welke kenmerken terugkwamen bij de onderhandelingsstrategie van de EU tijdens de klimaattop in Warschau. 71 Zo kon er geconcludeerd worden dat de EU niet echt voldeed aan de voorwaarden van een structurele leider. De EU levert een grote financiële bijdrage om de strijd tegen de klimaatsverandering aan te gaan, maar ze is niet de enige actor die dit doet. Daarnaast kan ze de techniek van ‘sticks-and-carrots’ niet toepassen op de grote actoren zoals de VS, maar op de ontwikkelingslanden heeft dit wel een effect. Er zit een zekere mate van zelfbelang in het beleid dat de EU wil voeren op het internationaal toneel, wat ook nodig is wanneer de EU een structurele leider wil zijn. De erkenning van de andere actoren is een onzeker punt. De EUambtenaren stellen dat ze die erkenning krijgen, maar de kranten oordelen daar anders over. Een tweede mogelijkheid was dat de EU de rol van idea-based leider innam. Dit was ook niet echt het geval tijdens de klimaattop van Warschau. Hoewel de EU wel de mogelijkheid zou hebben om de agenda van de COP deels te bepalen, staat deze niet echt te springen om dit te doen. De EU kan wel vertrouwen op haar onderhandelingsstrategie waarbij ze tijdens de eerste week het been stijf houdt, maar naar het einde van de tweede week toe meer flexibiliteit toont. De EU wil niet de actor zijn die het uiteindelijke akkoord tegenhoudt. Het nadeel van deze strategie is dat elke actor deze hanteert, waardoor de EU er niet echt voordeel uithaalt. Zoals zo dadelijk bij het directioneel leiderschap aan bod zal komen, is de EU erin geslaagd de percepties van de andere actoren te veranderen. De anderen zien in dat er dringend iets moet gebeuren in de strijd tegen de klimaatsverandering en nemen ook maatregelen aan zoals de VS en China. Helaas hebben Australië en Japan hun gemaakte beloftes teruggeschroefd of zelf helemaal opgegeven. De beleidsoplossingen die de EU naar voor schuift als oplossing voor de klimaatsverandering, liggen in de lijn van het interne beleid van de EU. Is de EU een idea-based leider? Waarschijnlijk niet, de rol van de EU sluit meer aan bij het directioneel leiderschap. De EU probeert de anderen ervan te overtuigen en zo hun percepties op de klimaatsverandering te veranderen door gebruik te maken van wetenschappelijke argumenten gebaseerd op onderzoek van het IPCC. En daar is ze in geslaagd. De VS en China zagen in dat er iets moest gebeuren. Daarnaast is de EU een normatieve macht en probeert ze aan te tonen dat het belangrijk is om op een duurzame manier te ontwikkelen. Dit is niet enkel nodig binnen het beleidsdomein ‘klimaat’, alle andere beleidsdomeinen van de EU moeten dit principe ook in het achterhoofd houden. De EU bewijst dat het mogelijk is om tegelijk minder emissies uit te stoten en economisch te groeien. Dit is een rol die de EU het hele jaar door probeert op te nemen. Tijdens verschillende vergaderingen, probeert de EU de anderen op basis van wetenschappelijke argumenten te overtuigen om strengere emissiebeloftes te doen en minder uit te stoten. Toch is het directioneel leiderschap niet de meest geschikte rol om op de onderhandelingsstrategie van de EU tijdens Warschau te plakken door het gebrek aan 72 erkenning. Dit is cruciaal wanneer een actor het leiderschap wilt opnemen en zoals bij het structureel leiderschap besproken werd, erkennen niet alle actoren het leiderschap van de EU. Dus misschien is leadiator toch de ‘winnende’ rol van deze masterproef. De rol van de EU tijdens de klimaatonderhandelingen van Warschau leunt het dichtst aan bij de rol van leadiator. De EU begon de klimaattop goed voorbereid en de verschillende lidstaten van de EU stonden achter het EU-standpunt. Daarnaast werd de nodige flexibiliteit van het standpunt bepaald in een ‘minicouncil’ tijdens Warschau waardoor de EU wist hoeveel ze kon afwijken van het EU-mandaat. De EU zorgde er ook voor dat de kloof tussen haar doelstellingen en die van de andere actoren overbrugbaar was. De EU werd daardoor iets minder ambitieus waardoor de eerste hypothese bevestigd werd. Doordat de ambities van de EU tijdens deze klimaattop meer in de lijn lagen met de ambities van de andere actoren, kon er niet echt een antwoord geformuleerd worden op de tweede hypothese “Wanneer de ambities van de EU te veel verschillen met die van de VS en de BASIC-landen, dan kan de EU geen rol spelen bij het vormen van het uiteindelijk akkoord” omdat de situatie anders was dan die tijdens Kopenhagen. Toen waren de doelstellingen van de EU onverzoenbaar met die van de VS en de BASIC-landen. Doordat de ambities van de EU in lijn lagen met die van de andere actoren, kon de EU bruggen bouwen tussen de verschillende partijen en coalities vormen naargelang het haar standpunt uitkwam. Hierdoor kon de EU haar stempel doordrukken op het uiteindelijk akkoord van Warschau. De EU was uiteindelijk tevreden over het resultaat dat behaald werd in Warschau. Het klimaatakkoord van 2015 is volgens de EU nog steeds een haalbare kaart. Om deze masterproef af te sluiten, kan er een blik op de toekomst geworpen worden. Deze masterproef is geschreven vanuit de standpunten van de EU en interviews met EU ambtenaren. Deze verkondigden vooral dat de EU goed bezig is binnen het internationaal klimaatbeleid. Wanneer er een onderzoek zou plaatsvinden waar andere actoren meer aan het woord zouden komen zoals de VS, BASIC-landen, (groene) NGO’s,… dan zou er misschien een andere conclusie getrokken kunnen worden. 73 Bibliografie Boek Bracke, P., & Brutsaert, H. (2008). Sociologie. Gent: Academia Press. Artikels uit vaktijdschrift Azevedo, I., Delarue, E., & Meeus, L. (2013). Mobilizing cities towards a low-carbon future: tambourines, carrots and sticks. Energy policy, 894-900. Bäckstrand, K., & Elgström, O. (2013). The Eu's role in climate change negotiations: from leader to 'leadiator'. Journal of European Public Policy, 1369-1386. Bodansky, D. (2010). Current developments. The Copenhagen Climate Conference: a Postmortem. The American journal of international law, 230-240. Clémençon, R. (2008). The Bali Road Map: a first step on the difficult journey to a Post-Kyoto Protocol Agreement. The Journal of Environment & Development, 70-94. Groen, L., Niemann, A., & Oberthür, S. (2012). The EU as a global leader? The Copenhagen and Cancun UN negotiations. Journal of contemporary European Research, 173-191. Groen, L., Niemann, A., & Oberthür, S. (2013). The EU's role in international climate change policy-making: a global leader in decline? In A. Boeing, J.-F. Kremer, & A. van Loon, Global Power Europe-Polices, actions and influance of the EU's external relations (Vol. 2) (pp. 37-54). Berlin Heidelberg: Springer. Gupta, J. (2010). A history of international climate change policy . WIREs Climate Change, 636653. Haug, C., & Berkhout, F. (2010). Learning the Hard Way? European Climate Policy After Copenhagen. Environment, 20-27. Karlsson, C., Parker, C., Hjerpe, M., & Linnér, B.-O. (2011). Looking for Leaders: Perceptions of Climate Change Leadership among Climate Change Negotiation Participants. Global Environmental Politics, 89-107. Keleman , R. (2010). Globalizing European Union environmental policy. Journal of European Public Policy, 335-349. 74 Manners, I. (2008). The normative ethics of the European Union. International Affairs , 45-60. Oberthür, S., & Kelly, C. R. (2008). EU Leadership in International Climate Policy: Achievements and Challanges. The International Spectator: Italian Journal of International Affairs , 35-50. Parker, C. F., & Karlsson, C. (2010). Climate Change and the European Union's Leadership Moment: An Inconvenient Truth? . Journal of Common Market Studies, 923-943. Schunz, S., & Bruyninckx, H. (2009). De Europese Unie op weg naar Kopenhagen. Internationale Spectator, 547-551. Underdal, A. (1994). Leadership theory. Rediscovering the arts of Management. In International multilateral negotiation. Approaches to the management of complexity (pp. 178-197). San Fransisco: ]ossey-Bass Publishers. Van Schaik, L., & Schunz, S. (2012). Explaining Eu activism and impact in global climate politcs: is the union a norm- or interest-driven actor? . Journal of Common Market Studies, 169-186. Vogler, J., & Stephan, H. R. (2007). The European Union in global environmental governance: Leadership in the making? . Int Envrion Agreements, 389-413. Young, O. R. (1991). Political leadership and regime formation: on the development of institutions in international society. International Organization, 281-308. Artikels uit (elektronische) krant Harvey, F. (2012, novemvber 23). Doha climate talks: EU weakened over new emissions targets. The Guardian. Retrieved from http://www.theguardian.com/environment/2012/nov/23/doha-climate-talks-euweakened-emissions Nielsen, N. (2012, december 2012). Poland obstructed EU climate ambitions at Doha, activists say. EU Observer. Retrieved from http://euobserver.com/environment/118464 Stern, N. (2013, december 11). The US and China must show leadership on climate change. The Guardian. Retrieved from http://www.theguardian.com/environment/blog/2013/dec/11/us-china-leadershipclimate-change 75 Internetbronnen US departement of state, diplomacy in action . (2013, november 8 ). U.S. Goals for COP-19 Convention on Climate Change . Retrieved from http://fpc.state.gov/: http://fpc.state.gov/217311.htm Climate change policy and practice. (n.d.). 13th meeting of the Cartagena Dialogue for progressive action. Retrieved april 17, 2010, from Climate change policy and practice: http://climate-l.iisd.org/events/13th-meeting-of-the-cartagena-dialogue-forprogressive-action/ Copenhagen Team. (2010, januari 19). Copenhagen De-briefing: An Analysis of COP15 for Longterm Cooperation. Retrieved from Climatico, Independent analysis of climate policy: http://www.climaticoanalysis.org/wp-content/uploads/2010/01/climatico-cop15analysis1.pdf Council of the European Union. (2012, oktober 25). Preparations for the 18th session of COP 18 to the UNFCCC and the 8th session of the Meeting of the Parties to the Kyoto Protocol (CMP 8) (Doha, Qatar, 26 november - 7 December 2012). . Retrieved from consilium.europa.eu: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/envir/133227. pdf Departement Environmental Affairs - Republic of South Africa. (2013, september). Joint statement issued at the conclusion of the 16th BASIC Ministerial meeting on climate change. Retrieved from www.environment.gov.za: https://www.environment.gov.za/mediarelease/16thbasic_ministerialmeeting_climat echange European Commission. (2012, november 23). Klimaatactie: op de Dohaconferentie moeten de fundamenten worden gelegd voor de mondiale klimaatovereenkomst van 2015. Retrieved from Europese Commissie: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-121254_nl.htm Europese Commissie. (2013 C, november 6). De EU wil op de conferentie in Warschau evenwichtige vorderingen als basis voor verdere klimaatacties. Retrieved from europa.eu: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-1034_nl.htm 76 Europese Commissie. (2013 D, november 6). Questions and answers on the UN climate change conference in Warsaw. Retrieved from europa.eu: http://europa.eu/rapid/pressrelease_MEMO-13-953_en.htm Europese Commissie. (2013 E, november 23). EU welcomes progress on international climate action at Warsaw conference. Retrieved from europa.eu: http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-13-1044_en.htm Europese Commissie. (2013 F, juli). klimaatbescherming. Retrieved from http://europa.eu/: http://europa.eu/pol/pdf/flipbook/nl/climate_action_nl.pdf Europese Commissie. (2013, november 17). Wie is wie – Commissie-Barroso – Europese Commissie. Retrieved from ec.europa.eu: http://ec.europa.eu/commission_20102014/members/index_nl.htm Europese Commissie. (2014, mei 12). Sustainable Development. Retrieved from ec.europa.eu: http://ec.europa.eu/environment/eussd/ Europese Commissie. (B 2013, maart 17). Mededeling betreffende de toekomst van koolstofafvang en –opslag in Europa. Retrieved from europa.eu: http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-13-276_nl.htm Europese Raad. (n.d.). Het kabinet - The Team. Retrieved mei 7, 2014, from http://www.european-council.europa.eu/: http://www.europeancouncil.europa.eu/the-president/cabinet?lang=nl Hedegaard, C. (2012, december 14). Why the Doha Climate conference was a succes. The Guardian. Retrieved from http://www.theguardian.com/environment/2012/dec/14/doha-climate-conferencesuccess Intergovernmental Panel on Climate Change. (2014, mei 7). Intergovernmental Panel on Climate Change. Retrieved from IPCC-Intergovernemental Panel on Climate Change: http://www.ipcc.ch/organization/organization.shtml Kerry , J. (2013, juli 19). Getting the US-China climate partnership right. Retrieved from U.S. departement of state - diplomacy in action: http://www.state.gov/secretary/remarks/2013/07/212219.htm 77 Raad van de Europese Unie . (2007, mei 14). Europese Raad te Brussel 8/9 maart 2007, conclusies van het voorzitterschap. Retrieved from consilium.europa.eu: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/93136.pdf Raad van de Europese Unie. (2009, oktober 21). Raad van de Europese Unie . Retrieved from Raad van de Europese Unie : http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&t=PDF&gc=true&sc=false&f=ST%20 14790%202009%20INIT Raad van de Europese Unie. (2010, oktober 28). Preparation for the 16th Conference of the Parties to the UN Framework Convention on climate change Cancún, 29 November to 10 December 2010. Retrieved from Consilium: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/envir/117096. pdf Raad van de Europese Unie. (2012, januri 5). informatieve nota, voorbereidingen voor de 17e zitting van de Conferentie van de Partijen (CoP17) [...] - Conclusie van de Raad. Retrieved from consilium.europa.eu: http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&f=ST%2015353%202011%20INIT Raad van de Europese Unie. (2013, oktober 30). Persmededeling 3262e zitting van de Raad Milieu. Retrieved from consilium.europa.eu: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/envir/139297. pdf Raad van de Europse Unie. (2009, 12 11). Informatieve nota betreft standpunt van de EU voor de klimaatconferentie van Kopenhagen. Retrieved from consilium.europa.eu: http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&f=ST%2014790%202009%20INIT Responding to climate change. (2013, november 15). Cop19: Cristoph Bals Germanwatch on Europe's lack of ambition. Retrieved from Responding to climate change: http://climatechange-tv.rtcc.org/2013/11/19/cop19-cristoph-bals-germanwatch-oneuropes-lack-of-ambition/ Stern , T. D. (2013 B, oktober 22). The Shape of a New International Climate Agreement. Retrieved from US departement of State - diplomact action: http://www.state.gov/e/oes/rls/remarks/2013/215720.htm 78 UNFCCC. (n.d.). Cancun Climate Change Conference - November 2010 - Cancun Agreements. Retrieved april 28, 2014, from United Nations Framework Convention on Climate Change: https://unfccc.int/meetings/cancun_nov_2010/meeting/6266.php United Nations. (2010, maart 30). Copenhagen Climate Change Conference - December 2009. Retrieved from United Nations Framework Convention on Climate Change: http://unfccc.int/resource/docs/2009/cop15/eng/11a01.pdf United Nations Convention on climate Change. (2013 A, september 5). Fast-Start Finance . Retrieved from United Nations Convention on climate Change: http://unfccc.int/resource/docs/2013/cop19/eng/inf01.pdf United Nations Framework Convention on Climate Change. (2013 B, november 6). Submissions. Retrieved from Finance portal for climate change: http://www3.unfccc.int/pls/apex/f?p=116:8:8404760601581076 United Nations Framework Convention on Climate Change. (2014). Fast-start Finance. Retrieved from United Nations Framework Convention on Climate Change: https://unfccc.int/cooperation_support/financial_mechanism/fast_start_finance/item s/5646.php United Nations Framework Convention on Climate Change. (n.d.). Durban: Towards full implementation of the UN Climate Change Convention. Retrieved april 14, 2014, from United Nations Framework Convention on Climate Change: https://unfccc.int/key_steps/durban_outcomes/items/6825.php United Nations Framework Convention on Climate Change. (n.d.). Warsaw Outcomes. Retrieved mei 10, 2014 B, from United Nations Framework Convention on Climate Change: https://unfccc.int/key_steps/warsaw_outcomes/items/8006.php Interviews Ambtenaar van de Europese Unie . (2014 C , mei 12). Interview COP 19 Warschau. (I. Windels, Interviewer) Ambtenaar van de Europese Unie. (2014, mei 2). Interview rond COP 19 Warschau. (I. Windels, Interviewer) Ambtenaar van de Europese Unie. (2014B, mei 12). EU tijdens de COP 19 in Warschau. (I. Windels, Interviewer) 79 Jensen, E. (2014, mei 13). EU at COP 19. (I. Windels, Interviewer) Kolinski, L. (2014, mei 2). Interview COP 19. (I. Windels, Interviewer) 80
© Copyright 2024 ExpyDoc