Zorgplan ten behoeve van ondersteuning leerlingen Revius Lyceum Doorn 2013-2014 Inhoudsopgave Missie ................................................................................................................................... 3 Visie op leerlingenzorg ......................................................................................................... 4 Deskundigheidsbevordering ................................................................................................. 6 Aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2013-2014 .................................................................. 6 Zorgstructuur ...................................................................................................................... 7 Het zorgteam van het Revius Lyceum Doorn .................................................................................. 7 Zorgfunctionarissen, rol- en taakomschrijvingen .......................................................................... 7 Mentor (zie bijlage 7) ........................................................................................................................ 7 Vakdocent ......................................................................................................................................... 7 Onderwijsondersteunend personeel ................................................................................................. 8 Jaarlaagcoördinatoren ...................................................................................................................... 8 Verzuimcoördinator ........................................................................................................................... 8 Zorgcoördinator ................................................................................................................................. 8 Coördinator leerlingen LGF (“rugzakjes”) ......................................................................................... 9 Mentor van zorgleerlingen ................................................................................................................ 9 Leerlingbegeleider en psychosociaal medewerker* ....................................................................... 10 Schooldecanen ............................................................................................................................... 10 Remedial teachers .......................................................................................................................... 10 Faalangsttrainers: omgaan met schoolstress ................................................................................. 11 Vertrouwenspersoon ....................................................................................................................... 11 Peer-begeleiders ............................................................................................................................. 11 Zorgadviesteam (ZAT) (intern en extern) ....................................................................................... 11 e Externe hulpverleners, 3 -lijnszorg ................................................................................................. 11 Ambulante begeleider leerlingen met LGF ..................................................................................... 11 Zorgcyclus ..........................................................................................................................12 Eerstelijnszorg ................................................................................................................... 12 Tweedelijnszorg ................................................................................................................. 12 Derdelijnszorg .................................................................................................................... 12 Bovenschoolse zorg binnen het Samenwerkingsverband .................................................... 12 Zorg buiten het Samenwerkingsverband ............................................................................. 13 Ziekteverzuimbegeleiding ..................................................................................................14 Toelatingsprocedure ..........................................................................................................14 Overlegvormen leerlingenzorg ..........................................................................................15 Privacywetgeving en dossiervorming ..............................................................................15 Verwijzing .......................................................................................................................... 15 Leerlingbegeleiding ............................................................................................................ 15 Zorgadviesteam (ZAT) ........................................................................................................ 15 Lijst met afkortingen ..........................................................................................................15 Bijlage 1 Dyslexieprotocol .................................................................................................17 Bijlage 2 Toelatingsprocedure LGF-leerling .....................................................................18 Bijlage 3 Pestprotocol ........................................................................................................19 Bijlage 4 Zorgkaart Revius Lyceum Doorn 2013-2014 ........................................ ………..19 Bijlage 5 Kwantitatieve gegevens leerlingbegeleiding 2012 - 2013 ...............................21 Bijlage 6 Schema zorgstructuur .......................................................................................32 Bijlage 7 Taakomschrijving mentoraat ............................................................................33 Bijlage 8 Protocol medicijnverstrekking ..........................................................................37 Bijlage 9 Passend onderwijs ............................................................................................40 Pagina 2 van 43 Kenmerken van het Revius Lyceum Het Revius Lyceum Doorn is een school voor voortgezet onderwijs met de afdelingen mavo, havo en vwo (Nederlandstalig atheneum, gymnasium en tweetalig atheneum en gymnasium). De school heeft ca. 1450 leerlingen en 155 medewerkers. Missie Het Revius Lyceum is een open christelijke school voor eigentijds en uitdagend onderwijs waar het goed leren en werken is. De school staat open voor iedereen en respecteert andere levensbeschouwelijke opvattingen. Zonder als christelijke school waarden en normen te willen monopoliseren, creëren we binnen - en buiten de lessen met elkaar ruimte voor vraagstukken en bijbehorende activiteiten op het gebied van zingeving en ethiek. Respect voor de ander en openheid naar elkaar staan daarbij hoog in het vaandel. Het primaire proces geven wij vorm vanuit drie kernwaarden: • Aandacht; • Ambitie; • Actief leren. Iedere leerling verdient ‘Aandacht’. De periode op de middelbare school is voor de meeste tieners een tijd waarin zij veel over zichzelf en de wereld ontdekken. Daarom praten we veel met de leerlingen en krijgen zij, naast duidelijke grenzen, zoveel mogelijk ruimte. Verwachtingen worden duidelijk uitgesproken en er wordt gezorgd voor een klimaat waarin het goed leren is en de resultaten goed zijn. We zijn een school met ‘Ambitie’. Het Revius Lyceum is een school die verder gaat dan leerlingen onvertraagd laten slagen. Alle leerlingen hebben kwaliteiten, zowel cognitieve als niet-cognitieve. Het is voor ons belangrijk om leerlingen te stimuleren hun kwaliteiten optimaal te benutten. De term ‘Actief leren’ geeft aan dat leren iets is wat je moet doen. We bieden de leerlingen kennis, waarmee zij vervolgens aan de slag gaan. ‘Individueel leren’ en ’samenwerkend leren’ zijn beide belangrijk, zowel binnen - als buiten de school. Ons onderwijs is samenhangend binnen de lessen en ook in vakoverstijgende projecten. De docenten maken tijdens de lessen steeds meer gebruik van de mogelijkheden die ICT biedt. Ook na schooltijd zijn er veel activiteiten, voor (en door) leerlingen; zo zijn er het debatingteam, de toneelgroep, de GAST!-groep etc. We zoeken actief naar partnerschap met ouders, onderwijs- en andere instellingen en bedrijven. Dit doen we om de maatschappij in de school te halen en tegelijk de school in te bedden in de maatschappij. Pagina 3 van 43 Visie op leerlingenzorg De leerlingenzorg is erop gericht dat alle leerlingen zich prettig en veilig voelen op school en dat zij leren studeren, zelfstandig werken en keuzes maken. De A van aandacht staat hierbij centraal. Leerlingen leren: • te kwalificeren, socialiseren en individueel te vormen; • te volgen waar nodig én vormend, creatief en ondernemend te zijn; • te leven in de maatschappij en zelfverantwoordelijk te zijn. Uitgangspunt van de leerlingenzorg is, dat de vakdocenten de allereerste zorg aan leerlingen in klassenverband geven. De relatie leerkracht-leerling staat daarbij centraal want zonder een optimale relatie is geen goed onderwijs mogelijk. De mentor is de spil in de begeleiding van de individuele leerling en de groep en biedt de basisondersteuning met hulp van de jaarlaagcoördinator. Wanneer er extra begeleiding nodig is, doet de mentor een beroep op de zorgcoördinator, die kan verwijzen naar tweede- of derdelijns hulpverleners binnen en buiten de school. Heeft een leerling langduriger externe zorg nodig, dan wordt de leerling besproken in het overleg van het Zorgadviesteam en wordt samenwerking gezocht met externe partners. Passend onderwijs Met ingang van 1 augustus 2014 treedt de wet passend onderwijs in werking. Daarmee wordt een beweging ingezet van curatieve naar preventieve ondersteuning. De intentie is om via preventie en kwaliteitsverbetering de uitstroom van leerlingen naar bovenschoolse voorzieningen te reduceren. Het Revius Lyceum werkt samen met partners in het Samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht. In het ondersteuningsplan wordt vastgesteld welk niveau van basisondersteuning het samenwerkingsverband en de deelnemende scholen aan leerlingen geeft. Onder basisondersteuning wordt de, door het samenwerkingsverband afgesproken, preventieve en licht curatieve interventies verstaan die: (referentiekader passend onderwijs, 2013, p12) • • • • • • • eenduidig gelden voor het gehele SWV; passen binnen de ondersteuningsstructuur van de school; vallen onder regie en verantwoordelijkheid van de school; werken met inzet van expertise van andere scholen waar nodig; samenwerken met inzet van externe ketenpartners; uitgevoerd worden zonder indicatiestelling; van voldoende kwaliteit zijn en planmatig uitgevoerd worden. Het Revius Lyceum Doorn zorgt per 1 augustus 2014 voor basisondersteuning. In het referentiekader passend onderwijs 2013 staat basisondersteuning als volgt omschreven: • een aanbod voor leerlingen met lichte vormen van dyslexie of dyscalculie; • onderwijsprogramma’s en leerlijnen, afgestemd op leerlingen met een meer - of minder gemiddelde intelligentie, waarbij het VMBO-TL-niveau de ondergrens is; • fysieke toegankelijkheid van het schoolgebouw en beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben; • pedagogische- en ortho-didactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen; • een protocol voor medische handelingen; • de curatieve zorg en ondersteuning die de school samen met externe partners kan bieden. De school is al sinds 2005 op deze manier werkzaam en voldoet voor het grootste deel aan deze basisondersteuning. Te ontwikkelen onderdelen zijn: remedial teaching op het gebied van dyscalculie en arrangementen voor leerlingen in de bovenbouw van havo/vwo die moeilijk in een klassensituatie te handhaven zijn, omdat zij het onderwijsproces van medeleerlingen verstoren. Naast het bieden van deze wettelijk verplichte basisondersteuning ziet de school het volgende ondersteuningsprofiel als gewenst. Pagina 4 van 43 Het Revius Lyceum Doorn heeft een streekfunctie en wil graag onderwijs verzorgen voor leerlingen uit de omgeving. Dat betekent dat leerlingen die een basis- en/of extra ondersteuning nodig hebben, dit binnen ons reguliere onderwijs met een speciaal arrangement door onze school aangeboden kunnen krijgen. Het Revius Lyceum wil daarmee toegankelijk zijn. Onze voorkeur gaat uit naar het spreiden van leerlingen die een beroep moeten doen op de basis-/extra ondersteuning, in plaats van het concentreren van bepaalde groepen op speciale scholen. De aanmelding vindt plaats volgens de door de overheid vastgestelde richtlijnen (www.passendonderwijs.nl). Zie bijlage 9. Intern wordt bij voorkeur gewerkt met individuele arrangementen, met uitzondering van de zorg aan dyslecten waar clustering mogelijk is, gezien het grote aantal dyslectische leerlingen. De school heeft jarenlang ervaring met adequate begeleiding van dyslecten, ASS’ers en andere leerlingen met de zogenaamde “rugzakjes”. Waar nodig wordt deskundigheid ingeroepen vanuit het VSO. Omdat op de schouders van vakdocenten en mentoren een aanzienlijk deel van de begeleiding rust bij dergelijke individuele arrangementen, kent iedere klas een maximum aan leerlingen met een dergelijk arrangement (1 à 2 per klas). Op dit moment heeft de school deskundigheid in huis op de gebieden (rec 1, 2, 3 en 4) van dyslexie, ASS-stoornissen, faalangst-, stress-, concentratie- en sociaal-emotionele problemen. Ook slechtziende - en dove leerlingen zijn in het verleden op adequate wijze geholpen en hebben hun middelbare schooldiploma behaald. Hoogbegaafden kunnen naast het reguliere programma extra vakken volgen. Op die manier zorgen we voor een individueel en uitdagend programma. Het Revius Lyceum wil deze groep niet concentreren in aparte groepen maar juist in reguliere groepen plaatsen met daarnaast een individueel programma. Grenzen aan mogelijkheden voor het kunnen begeleiden van zorgleerlingen • leerlingen waarvan de individuele zorgvraag het leerproces van anderen niet belemmert, kunnen begeleid worden; • leerlingen met multiple, complexe problemen (bijvoorbeeld ASS in combinatie met ernstige dyslexie) kunnen niet begeleid worden; • leerlingen die niet beschikken over enige mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid kunnen niet goed functioneren op de school. De school is niet in staat om dergelijke leerlingen adequaat individueel te begeleiden; • de school is gehuisvest in een gebouw dat geschikt is voor 1300 leerlingen, maar heeft nu 1500 leerlingen. Het gebouw is langgerekt, afstanden zijn groot en bij leswisselingen zijn de gangen vol en druk. Voor sommige leerlingen is het zich verplaatsen daardoor problematisch. De school heeft geen beschikking over professionele apparatuur waarmee thuisonderwijs vanuit school mogelijk is. Per leerling moet bekeken worden of hij/zij met de beperkingen op de school uit de voeten kan; • leerlingen bovenbouw havo/vwo die gedragsproblemen hebben, vaak in combinatie met gebrek aan steun vanuit thuis, en leerlingen die het leerproces van anderen op school belemmeren, kunnen niet begeleid worden. Wanneer de basisondersteuning niet voldoende is om een leerling goede zorg te bieden, heeft het SWV naar verwachting vanaf 2014 een dekkend aanbod van extra onderwijsondersteuning. Deze ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van individuele arrangementen. Deze variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurig of structureel van aard. De school denkt actief mee om een dekkend aanbod te realiseren. Pagina 5 van 43 Deskundigheidsbevordering De school zet actief in op nascholing van individuele collega’s en teams. Ieder jaar wordt een scholingsbudget vastgesteld en aan de hand van activiteitenplannen van afdelingen, secties en individuele ontwikkelingsplannen van medewerkers wordt het budget verdeeld. Op het gebied van zorg wordt in schooljaar 2013-2014 ingezet op: • • • • • teamscholing mentoren; teamscholing kernreflectie methode Korthagen; deskundigheidsbevordering van zorgcoördinator, remedial teachers en vertrouwenspersoon; bijwonen van bijeenkomsten gericht op invoering van passend onderwijs van het samenwerkingsverband door de zorgcoördinator; inzet door ambulant begeleider in de klas. Ondersteuning van mentoren en vakdocenten bij begeleiding van “rugzakleerlingen”. Aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2013-2014 • • • • • • • • • • • • • scholing mentoren. In overleg met trainingsgroep opstellen van thema’s training; opstellen ondersteuningsprofiel eigen school; opzetten beleid dyscalculie; opzetten beleid individuele leerarrangementen; plan maken voor 2014-2015: training mentoren (onderbouw) in begeleiden groepsprocessen klas; gebruik van leerlingvolgsysteem door vakdocenten, mentoren en jaarlaagcoördinatoren; intensiveren contact zorgcoördinator – jaarlaagcoördinator (verzuim, doorverwijzing, pesten, protocollen e.d.); introductie- en mentoraatsprogramma’s onderbouw en bovenbouw door jaarlaagcoördinatoren; voorlichting dyslecten in mavo-3, havo-4 en vwo-5 over dyslexie protocol bovenbouw; volgen van transitie van jeugdzorg naar gemeente Utrechtse Heuvelrug; vaststellen witte vlekken: welke kennis en vaardigheden ontbreken om aan basisondersteuning te kunnen voldoen. Opstellen scholingsplan; pilot starten met hulp SWV. Onderwerp: begeleiding van lastige groepen en individuele leerlingen met gedragsproblematieken zonder LGF-beschikking; scholing jaarlaagcoördinatoren met betrekking tot meldcode kindermishandeling. Pagina 6 van 43 Zorgstructuur Het zorgteam van het Revius Lyceum Doorn Het zorgteam van de school bestaat uit alle medewerkers die verantwoordelijkheid dragen voor de eerste- en tweedelijns leerlingenzorg. De conrector met de schoolbrede portefeuille zorg bewaakt de lijnen tussen zorgteam en schoolleiding en zorgt voor afstemming van de initiatieven met het zorgbeleid. De zorgcoördinator is de spil van het zorgteam, coördineert, stemt af en delegeert. Zie bijlage 6 voor een schema van de zorgstructuur. Rol voor het zorgteam: Leerlingbegeleiding: het regelen en/of uitvoeren van begeleiding van de zorgleerling. Uiteraard gaat het hier om verschillende vormen van begeleiding, afhankelijk van de deskundigen binnen de school. Dit kan inhouden: • coördineren en stimuleren van zorgactiviteiten; daartoe in overleg met de schoolleiding en docententeam uitzetten van begeleidingsbeleid; hiervoor draagvlak creëren; • met de mentor, coördinator en/of docenten opstellen van handelingsplannen voor een individuele leerling of een groep leerlingen; de evaluatie hiervan; • opvangen van signalen van mentoren over gewenste ondersteuning en in samenhang hiermee voorstellen doen voor scholing; • loketfunctie: vraagbaak voor mentoren/docenten die een snel antwoord willen op een niet zo complex probleem; e • verbindingslijn van de school naar 3 -lijn, externe deskundigen en andere scholen; • het onderhouden van contacten met de overige onderdelen van het samenwerkingsverband vospeciaal voortgezet onderwijs; • het opzetten en implementeren van een leerlingvolgsysteem; • het aanvragen van extra gelden voor zorgleerlingen. Zorgfunctionarissen, rol- en taakomschrijvingen Interne zorg Mentor (zie bijlage 7) De mentor is de spil in de begeleiding van de leerling en de groep. De mentor is in staat om basisondersteuning te bieden, daarbij eventueel geholpen door de jaarlaagcoördinator. Hoofdtaken zijn: • begeleiding van groep en individuele leerlingen; • begeleiding van groep en individuele leerlingen met betrekking tot studievaardigheden; • geeft mentorlessen op gebied van omgang met elkaar en functioneren in omgeving; • communiceert intern en extern; • houdt vorderingen van leerlingen in de gaten; • houdt het leerlingvolgsysteem (SOM) bij. Vakdocent Een docent is verantwoordelijk voor het verzorgen van goed vakonderwijs. Op het gebied van zorg heeft een docent het volgende nodig: • basiskennis van leerlingen, van sociaal-emotioneel functioneren en van gedrag, beperkingen en stoornissen, van de interne en externe zorgstructuur; • kunnen signaleren van problemen en deze melden bij de mentor wanneer de problematiek de mogelijkheden van een normaal competente docent overstijgt; • goed kunnen lesgeven en daarbij zorgen voor een veilig, zorgzaam en uitdagend onderwijsleerklimaat waarbij zoveel mogelijk leerlingen onderwijs en zorg op maat krijgen. Pagina 7 van 43 Onderwijsondersteunend personeel Conciërges, telefonisten, medewerkers leerlingadministratie, verzuimcoördinatoren en TOA’s hebben veelvuldig contact met leerlingen en krijgen ook te maken met zorgvragen. Regelmatig zijn zij de eerste die signalen opvangen en deze doorgeven aan mentor, jaarlaagcoördinator of zorgcoördinator. Het OOP draagt bij aan een goed pedagogisch klimaat. Aan hun sociale- en communicatieve vaardigheden en pedagogisch inzicht worden hoge eisen gesteld. Jaarlaagcoördinatoren Zij ondersteunen leerlingen, mentoren en ouders op gebied van studievoortgang, welbevinden, zorgvragen, absentie, ziekte en gedrag. Samen met de mentor en zorgcoördinator bekijken zij welke hulpvraag een leerling heeft en welke acties ondernomen moet worden. De jaarlaagcoördinator heeft in dit kader een aantal taken: • bewaakt een optimale school- en werkomgeving voor leerlingen en docenten, zorgt daarbij voor de naleving van schoolregels; heeft contact met leerlingen en ouders/verzorgers om bij problemen tot oplossingen te komen en hen daarbij te adviseren; • legt sancties op aan leerlingen wanneer niet wordt voldaan aan de schoolregels; • draagt zorg voor de uitvoering van het absentenbeleid; • zorgt voor een naleving van vastgestelde protocollen (bijv. het pestprotocol); • zit het mentoroverleg voor (en bespreekt daarbij o.a. de mentorlessen); • bewaakt het functioneren van de klassen en initieert oplossingen bij niet-functioneren; • draagt zorg voor de administratieve verwerking van leerling-gegevens; • bewaakt de uitvoering van processen door o.a. mentoren, decaan en stuurt uitvoering zo nodig bij; • bereidt leerlingenbesprekingen voor en zit deze voor; bespreekt resultaten, vorderingen en welbevinden van individuele leerlingen en draagt zorg voor uitvoering van gemaakte afspraken; • stuurt aan op het oplossen van gedrags- en/of leerproblemen of psychische problemen van individuele leerlingen en bewaakt de uitvoering van de juiste leerlingbegeleiding; • ontwikkelt beleid op terrein van leerlingbegeleiding, doet beleidsvoorstellen en vertaalt beleid naar procedures t.b.v. de uitvoering ervan; • ontwikkelt mentorlessen en studielessen samen met het mentorenteam. Verzuimcoördinator Afwezigheid van leerlingen wordt altijd geregistreerd door vakdocenten, conciërges, jaarlaagcoördinatoren of de verzuimcoördinator. Absentie kan een signaal zijn van sluimerende achterliggende problematiek. Bij ongeoorloofd verzuim of regelmatig te laat komen, neemt de verzuimcoördinator contact op met mentor en/of jaarlaagcoördinator. Deze voeren gesprekken met leerling en ouders. Blijft het verzuim bestaan dan wordt een melding gedaan bij de leerplichtambtenaar. Zorgcoördinator De zorgcoördinator neemt een centrale positie in binnen de zorgstructuur en het zorgbeleid op het Revius Lyceum Doorn. Zij stuurt en coördineert de leerlingenbegeleiding zoals intern en extern bijvoorbeeld in het ZAT afgesproken is. De zorgcoördinator heeft oog voor zowel de preventieve als curatieve zorg binnen de school. Zij is tevens het aanspreekpunt voor externe zorgverleners. De zorgcoördinator: • ontwikkelt een visie op de zorgbreedte van de school. Bewaakt de uitvoering van deze visie en organiseert een systematische evaluatie van het zorgbeleid; • coördineert het basispakket zorg (evalueert activiteiten van leerlingbegeleiders, supermentoren en de coördinatoren op het gebied van leerlingen met beperking, meerbegaafdheid en dyslexie in overleg met de betrokkenen); • is voorzitter van het interne zorgteam; • bereidt het Zorgadviesteam-overleg voor; • zit het Zorgadviesteam-overleg voor; • zorgt voor financiële afwikkeling leerlinggebonden financiering (“rugzakje”); • bewaakt het verzamelen en ordenen van gegevens in het leerlingvolgsysteem; • coördineert deskundigheidsbevordering op het gebied van zorgverlening; • onderhoudt het contact met het Samenwerkingsverband en neemt deel aan het overleg van het Samenwerkingsverband; Pagina 8 van 43 • participeert in het netwerk zorgcoördinatoren van het Samenwerkingsverband; • blijft op de hoogte van en informeert anderen over ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs; • onderhoudt contact met de conrector zorg; • plaatst leerlingen in de VIR (Verwijsindex risicoleerlingen). Zij is daarvoor meldingsbevoegd; • Is contactpersoon van het landelijk dekkend netwerk zorgcoördinatoren. Coördinator leerlingen LGF (“rugzakjes”) Op het Revius Lyceum Doorn is de zorgcoördinator tevens de coördinator LGF. Deze functie bestaat totdat het passend onderwijs van start gaat en er geen beschikkingen meer verstrekt worden. De taken van de LGF-coördinator: • voert een oriënterend gesprek met ouders; • voert een intakegesprek met ouders/ leerling, samen met jaarlaagcoördinator; stelt zorgbehoefte vast; jaarlaagcoördinator/ conrector neemt besluit of leerling toegelaten kan komen; • regelt rugzak; stuurt kopie CFI-beschikking door naar ambulant begeleider; • neemt contact op met ambulant begeleider; • zorgt voor speciale mentor; • bij brugklassers bij klassenindeling: houdt rekening met beschikbare mentor-begeleider (vóór de zomervakantie); • bij instromers 2/3: plaatst in overleg met de jaarlaagcoördinator een leerling in meest geschikte klas én houdt rekening met beschikbaarheid van mentor-begeleider; • bij instromer bovenbouw: plaatst leerling eerste week onder de hoede van coördinator (herinnering aan coördinator sturen); daarna met voorrang mentor laten kiezen; • ziet erop toe dat mentor de vakdocenten en coördinator informeert; zorgt voor kopie van informatie in dossier en in het leerlingvolgsysteem (SOM); • woont begin- en eindbijeenkomst met ouders + ambulant begeleider + mentor bij i.v.m. schoolbeleid en het opstellen c.q. evalueren van handelingsplan; • ziet erop toe dat (jaarlijks) handelingsplan en begeleidingsplan tot stand komt; tekent namens de school; zorgt voor kopieën in SOM en dossier; • gaat gedurende het schooljaar enkele malen bij mentoren na of begeleiding loopt, of er nog problemen zijn, etc.; • meldt, als leerling uitstroomt, dit bij het CFI. Ook als leerling diploma heeft gehaald; • houdt digitaal dossier van de leerling bij, waarin in ieder geval alle formele bescheiden (formulieren van REC en CFI) en de handelingsplannen die aan het begin en aan het eind van ieder schooljaar worden gemaakt, bewaard worden. Mentor van zorgleerlingen De speciale mentor van een zorgleerling, aangesteld door de zorgcoördinator heeft de volgende taken: • geeft handelingsadviezen door aan vakdocenten; • is op de hoogte van het handelingsplan en voert afspraken uit; • voert gesprekken met ambulant begeleider (periode van acht weken); • voert gesprekken met ouders (twee à drie keer per jaar); • voert wekelijks gesprekken met leerling; • vertrouwen, actuele zaken, sociale interacties, plannen en organiseren van werk, deadlines schoolwerk volgen; • regelt waar nodig aanpassingen van programma, bijv. aangepast of minder huiswerk, minder opdrachten bij toetsen of extra tijd, eigen werkplek, invulling pauze en; • is aanspreekpunt voor docenten en houdt hen op de hoogte van juiste aanpak en omgang met leerling, houdt zicht op gemaakte afspraken en op naleving hiervan, zet gemaakte afspraken vast. Pagina 9 van 43 Leerlingbegeleider en psychosociaal medewerker* De leerlingbegeleider en psychosociaal medewerker hebben een aantal taken op het gebied van de directe leerlingbegeleiding. De werkzaamheden hebben betrekking op het signaleren, begeleiden en verwijzen van leerlingen met sociaal-emotionele problemen en op het adviseren van mentoren bij de opvang en begeleiding van deze leerlingen. De leerlingbegeleider voert taken uit na overleg en afstemming met de zorgcoördinator. 1. Individuele begeleiding van leerlingen en interne contacten: a. verleent hulp aan leerlingen bij sociaal-emotionele problemen die de competentie of taakbelasting van de desbetreffende mentor te boven gaan. Het gaat om kortdurende hulp om: • de leerling te helpen zijn/haar problematiek te verhelderen; • de leerling te helpen bij het vinden van oplossingen en; • de leerling te begeleiden naar een externe instantie. Het gaat uitdrukkelijk niet om een therapeutisch contact; een begeleidingstraject zal ook om die reden in principe niet meer dan vijf gespreken duren. b. neemt –indien nodig- contact op met de mentor. Hij doet dit altijd met medeweten van de van de leerling. c. overlegt met mentor, jaarlaagcoördinator en zorgcoördinator over problemen in de schoolsituatie. Licht jaarlaagcoördinator, zorgcoördinator én schoolleider in van leerlingen die in heel ernstige problemen verkeren (leerling is b.v. suïcidaal). d. overlegt met ouders/verzorgers over problematiek van de leerling en doet dit altijd met medeweten van de leerling. e. begeleidt de leerling naar externe instanties en zorgt voor terugkoppeling naar school. 2. Advisering van mentoren: Adviseert mentoren, nadat hun begeleidingstraject met een leerling is afgelopen, over hoe om te gaan met deze leerling. Op die manier zorgt hij ervoor dat de begeleiding waar mogelijk door de mentoren zelf wordt gedaan, zodat hijzelf alleen als vangnet functioneert. 3. Overige werkzaamheden: a. volgt de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de persoonlijke en sociaal-emotionele begeleiding van leerlingen. b. zorgt voor statistische verwerking van de leerlingenbegeleiding en maakt een kort verslag van elk gesprek met een leerling. c. heeft regelmatig overleg met de zorgcoördinator. *daar waar leerlingbegeleider staat, wordt ook psychosociaal medewerker bedoeld. Schooldecanen In het proces van voorlichting aan en begeleiding van leerlingen bij de oriëntatie op en keuze van hun studie en beroep speelt naast de mentor de decaan een belangrijke rol. De decaan is de persoon die op het gebied van de leerlingbegeleiding met name verantwoordelijk is als het gaat keuzeprocessen voor een opleiding of beroep te begeleiden en te coördineren. Als eindverantwoordelijke voor de loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) bewaakt en controleert hij het procesmatige karakter hiervan. Naast het eerste lijnswerk treedt de decaan op als coach voor mentoren en vakdocenten in hun begeleidingstaken en helpt hij mee vorm te geven aan begeleidingsplannen en -beleid van de school. Remedial teachers Wanneer een leerling extra hulp nodig heeft op het gebied van het leren (dyslexie, dyscalculie e.d.) heeft, kunnen remedial teachers ingeschakeld worden. Zij: • verstrekken informatie aan leerlingen, ouders, docenten en mentoren over mogelijke hulp en faciliteiten; • verzorgen een aantal cycli van ondersteuningslessen aan geselecteerde leerlingen; • zorgen voor administratieve verwerking: welke leerlingen, welke aanpak en faciliteiten; • houden contact met docenten Nederlands en MVT over verdere begeleiding van leerlingen. Pagina 10 van 43 Faalangsttrainers: omgaan met schoolstress Leerlingen in de brugklas die faalangstig zijn, kunnen in groepsverband deelnemen aan een training van 6-8 bijeenkomsten. Vooraf vindt screening plaats via de SchoolVragenLijst. Leerlingen van de bovenbouw kunnen individueel begeleid (6x) worden in hun omgang met toets- en examenstress. Vertrouwenspersoon Leerlingen die te maken krijgen met seksuele of andere intimidatie kunnen terecht bij de interne vertrouwenspersoon. Deze horen de leerling, kunnen de leerling verwijzen naar hulpverlening en begeleiden de leerling naar de externe vertrouwenspersoon als deze gebaat is bij hulp van deze instantie, bijvoorbeeld bij het indienen van een klacht. Voor de externe vertrouwenspersoon maken wij gebruik van de diensten van de GGD Midden Nederland. Peer-begeleiders De begeleiding van leerlingen van klas 1 en 2 wordt mede verzorgd door juniormentoren. Leerlingen uit de bovenbouw helpen de brugklasmentoren met organisatorische en begeleidingstaken. Daarnaast geven andere leerlingen uit de bovenbouw op vrijwillige basis huiswerk en studiebegeleiding. Zorgadviesteam (ZAT) (intern en extern) Dit team bestaat uit de zorgcoördinator/coördinator LGF, conrector zorg, de schoolarts, de psychosociaal werker (intern), de sociaal maatschappelijk werker (extern) en de leerplichtambtenaar. Mentor en/of jaarlaagcoördinator kunnen bij de besprekingen uitgenodigd worden. Vier maal per jaar komt dit team bij elkaar en bespreekt leerlingen over wie de school zich zorgen maakt; dit is het geval bij ingewikkelde sociaal-emotionele problemen of bij dreigend schooluitval. In het team wordt vervolgens gezocht naar de beste aanpak. Gegevens uit de dossiers van de school en b.v. schoolarts kunnen daarbij worden gebruikt. Deze bespreking leidt in principe tot een actie: tot adviezen voor de mentor of de leerlingbegeleider, tot een plan van aanpak voor de vakdocenten of tot verwijzing naar een externe instantie, zoals een testbureau, de leerplichtambtenaar, de schoolarts of jeugdhulpverlening. Doordat verschillende disciplines aanwezig zijn, kan het probleem van verschillende kanten bekeken worden; ook is de lijn naar externe hulpverlening kort. Mentor, zorgcoördinator of jaarlaagcoördinator melden van te voren zowel aan de leerling als aan de ouders dat de betreffende leerling in het ZAT wordt besproken. Uiteraard worden zij ook van het plan van aanpak in kennis gesteld. e Externe hulpverleners, 3 -lijnszorg Indien nodig verwijst de zorgcoördinator een leerling door naar externe hulpverleners of commissies zoals naar de schoolverpleegkundige, de schoolarts GGD, de leerplichtambtenaar, Vitras CMD (sociale vaardigheid, rouwverwerking, omgaan met scheiding e.d.), centrum voor jeugd en gezin of brengt een leerling in het RZT+. (Het Regionaal Zorg Team plus is een door de vijf gemeenten binnen het werkgebied van het SWV, samengesteld multidisciplinair team dat advies uitbrengt over leerlingen die voortijdige schoolverlaters dreigen te worden). Ambulante begeleider leerlingen met LGF Bij de begeleiding van rugzakleerlingen wordt de school geassisteerd door een ambulante begeleider. Deze begeleider is beschikbaar voor: • werkbesprekingen en groot overleg; • verslaglegging van werkbespreking en noteren van acties; • geven van voorlichting (individueel, team- of klassenvoorlichting) over stoornis; • observatie en consultatie; • hulp bij opstellen handelingsplan; • begeleiding van procedure herindicatie; • houden van lezingen en workshops; • geven van psycho-educatie cluster 4; • geven van sociale vaardigheidstrainingen cluster 4; • geven van faalangstreductietrainingen. Pagina 11 van 43 Zorgcyclus In dit schema is aangegeven welke stappen worden doorlopen om de juiste zorg op de juiste plaats en op het goede moment in te kunnen zetten. Eerstelijnszorg Stap 1: Signalering door mentor/docent, wel of niet met behulp van een leerlingvolgsysteem. Het signaal wordt ingebracht tijdens een leerlingbespreking of in een overleg met de jaarlaagcoördinator. Stap 2: De leerling krijgt ondersteuning in de vorm van b.v. steunlessen, I-uur of mentorgesprekken. Tweedelijnszorg Stap 3: Na overleg met de jaarlaagcoördinator (JLC) meldt de mentor of de JLC de leerling aan bij de zorgcoördinator. Stap 4: Formuleren hulpvraag en invullen formulier hulpvraag. Stap 5: De leerling krijgt speciale begeleiding, vastgelegd in een leerlingactieplan in of buiten de klas (planmatig handelen). Alle vakdocenten krijgen handelingsadviezen voor tijdens de lessen. Stap 6: Minstens vier keer per jaar vinden besprekingen plaats in het intern zorgoverleg en in het ZAT. Het handelingsplan/ leerlingactieplan wordt geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Derdelijnszorg Stap 7: Inschakelen externe hulpverleners door zorgcoördinator: ZAT, leerplicht, Bureau Jeugdzorg (BJZ) Jeugdgezondheidszorg (JGZ), jeugdmaatschappelijk werk e.d. De zorgcoördinator doet de verwijzing. Mogelijk terug naar stap 6. Stap 8: Indien gewenst ontbrekende informatie verzamelen voor onderwijskundig rapport. Stap 9: Aanmelding bij Permanente Commissie Leerlingenzorg en/of Regionale Verwijzingscommissie(RVZ) of bij het RZT+ of bij het SWV. Bovenschoolse zorg binnen het Samenwerkingsverband Stap 10: Advisering door Permanente Commissie Leerlingenzorg, RVZ waarbij zo nodig afstemming en overleg plaatsvindt met: Regionale Expertise Centra, Regionaal Opleidingen Centrum, Bureau Jeugdzorg (BJZ), Jeugd Gezondheid Zorg (JGZ), Leerplicht. Stap 11: Geven van speciale zorg buiten de school: kortdurende opvang binnen de regio in een reboundvoorziening of toepassing regiobudget. De zorgcoördinator en conrector zorg zijn budgethouders en vragen extra zorg aan. De criteria zijn vastgelegd in de notities van het SWV regio Utrecht Zuidoost. Pagina 12 van 43 Zorg buiten het Samenwerkingsverband Stap 12: Geven van speciale zorg buiten het Samenwerkingsverband: andere vormen van onderwijs of trajecten buiten het onderwijs. Signaleren vakdocent of mentor Overleg Mentor/jaarlaagcoördinator/ zorgcoördinator Hulpvraagformulier RT invullen door mentor/jaarlaagcoördinator Hulpvraagformulier invullen door mentor/jaarlaagcoördinator Overleg zorgcoördinator met het RT–team Overleg zorgcoördinator met PSW RT–team 4 lessen RT 4 gesprekken PSW / LB Advies: externe hulp of andere (interne hulp) Eindevaluatie dossier leerling (kopie voor zorgcoördinator) Advies: bespreken (intern) en/of externe hulp RT PSW LB Eindevaluatie dossier leerling (kopie) zorgcoördinator Remedial teachers Psychosociaal Werker Leerling Begeleiders Pagina 13 van 43 Ziekteverzuimbegeleiding Wanneer een leerling “frequent kortdurend ziek” is (vijf keer per maand of meer) en de verzuimcoördinator, jaarlaagcoördinator of mentor het idee heeft dat het frequent verzuim niet klopt, nodigt de mentor of JLC de leerling uit voor een gesprek. Blijft de reden onduidelijk of is er een complexe problematiek, dan wordt de leerling gemeld bij de zorgcoördinator die bekijkt welke stappen gezet moeten worden: interne tweedelijnszorg, Zorgadviesteam en/of schoolarts. Eventueel wordt de leerling door de schoolarts uitgenodigd. Is er sprake van ongeoorloofd verzuim dan brengt de JLC ook de leerplichtambtenaar op de hoogte. Toelatingsprocedure Bij de toelating en plaatsing in één van onze brugklassen gebruiken wij de volgende gegevens van de basisschool: • het advies van de basisschool moet minimaal mavo zijn; • de scores uit het LOVS (leerling- en onderwijsvolgsysteem) van eind groep 6 t/m midden groep 8 voor de onderdelen begrijpend lezen en rekenen/wiskunde én de entreetoets CITO groep 7 onderschrijven het advies van de basisschool. E6, M7, E7, M8, moeten ook minimaal op mavoniveau zijn; • de uitslag van een onafhankelijke toets (CITO-eindtoets of NIO), afgenomen door de basisschool moet minimaal mavoniveau zijn; • de informatie uit het onderwijskundig rapport, dat door de basisschool aangeleverd wordt, bevat geen gegevens waaruit blijkt dat de leerling op belangrijke belemmeringen in ons type onderwijs zal stuiten. NB.1: De VO-scholen in de regio Zuidoost Utrecht accepteren geen andere toetsen dan die op de basisschool zijn afgenomen. Een extra test door een particulier bureau wordt niet meegenomen. In sommige gevallen, daar waar het gaat om leerlingen met een “rugzakje”, worden gegevens van pedagogische-didactische en/of psychologische test meegenomen. De hierboven genoemde criteria (a t/m d) blijven echter altijd van kracht. Bij de toelating en plaatsing van leerlingen in hogere leerjaren wordt de volgende procedure gevolgd: Wil een leerling toegelaten worden tot een hoger leerjaar dan vindt een toelatingsgesprek plaats met schooldecaan en/of jaarlaagcoördinator. Daarbij worden de overgangsadviezen van de aanleverende school overgenomen. Leerlingvolgsysteem Binnen de CVOG wordt gewerkt met het leerlingvolgsysteem SOM. In SOM worden resultaten, opmerkingen, verslagen, verzuimadministratie e.d. bijgehouden. De gegevens van onderwijskundige rapporten en onderzoeksverslagen van toeleverende scholen zijn ook opgeslagen in SOM. Voor overdracht van gegevens van het primair onderwijs naar voortgezet onderwijs wordt binnen het samenwerkingsverband PO-VO Zuidoost Utrecht gebruikt gemaakt van het softwareprogramma onderwijstransparant. Pagina 14 van 43 Overlegvormen leerlingenzorg • mentoren voeren drie keer per jaar en zo nodig meer, individuele gesprekken met mentorleerlingen; • mentoren overleggen iedere periode minimaal twee keer met de jaarlaagcoördinator en spreken leerlingenbesprekingen voor; • twee keer, soms drie keer per jaar vinden leerlingenbesprekingen plaats waarbij vakdocenten, mentor en jaarlaagcoördinator aanwezig zijn; • aan het einde van het schooljaar vindt een overgangsvergadering plaats waarbij vakdocenten, mentor, jaarlaagcoördinator en zo mogelijk de conrector aanwezig zijn; • leerlingbegeleiders en zorgcoördinator overleggen minimaal vier keer per jaar; • het Zorgadviesteam (ZAT) komt vier keer per jaar bij elkaar; • het interne zorgteam komt vier keer per jaar bij elkaar. Privacywetgeving en dossiervorming Verwijzing Voor verwijzing naar externe (medische dan wel sociaalpsychologische) hulpverlening is toestemming van de ouders noodzakelijk als de leerling nog geen 16 jaar is. Boven die leeftijd is dat niet nodig. In sommige situaties mag doorverwijzing naar medische hulp ook al vanaf 12-jarige leeftijd zonder dat de ouders daarin gekend zijn. Leerlingbegeleiding Leerlingen kunnen zonder medeweten van de ouders gesprekken met de leerlingbegeleider voeren. De gesprekken zijn er wel altijd op gericht de leerling rijp te maken om zelf hun ouders in te lichten over de problematiek waar zij mee zitten. Uiteraard kunnen er situaties zijn waarin de leerlingbegeleider – zelfs tegen de wil van de leerling in- het noodzakelijk acht de ouders daarover in te lichten. Zorgadviesteam (ZAT) Wanneer zorg bestaat over een leerling en bespreking in het ZAT gewenst is, worden ouders en leerling geïnformeerd over de bespreking in het ZAT; doorgaans zal de mentor dat doen, in sommige gevallen zal dat de jaarlaagcoördinator of de zorgcoördinator zijn. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de school ervoor kiest te wachten met informeren van de ouders totdat de strategie en de aanpak van de problematiek bepaald is. Indien ouders gescheiden zijn, wordt de verzorgende ouder ingelicht over de bespreking in het ZAT en heeft de niet-verzorgende ouder een informatierecht. Pagina 15 van 43 Lijst afkortingen zorgplan 2013-2014 In alfabetische volgorde: ADD ADHD ASS BLZ BP CFI CVOG DCD GAST! I-uur LGF JGZ JLC LB LOB LOVS MVT ODD OOP OP PO PSW PDD-NOS REC RT RVZ RZT+ SOM SWV VO VSO ZAT Attention Deficit Disorder Attention Deficit Hyperactivity Disorder Autisme Spectrum Stoornissen bureau jeugdzorg begeleidingsplan Centrale financiën instelling Christelijke Vereniging voor Voortgezet onderwijs Utrecht Zuid-oost Developmental Coordination Disorder leerlingverenigingen en buitenschoolste activiteiten individueel studiebegeleidingsuur leerlinggebonden financiering jeugdgezondheidszorg jaarlaagcoördinator leerlingbegeleider loopbaanoriëntatie en –begeleiding leerling- en onderwijsvolgsysteem moderne vreemde talen Oppositional Defiant Disorder onderwijs ondersteunend personeel onderwijzend personeel primair onderwijs psycho sociaal werker (intern) pervasive developmental disorder not otherwise specified regionaale expertise centrum remedial teaching regionale verwijzingscommissie regionaal zorgteam plus digitaal leerlingvolgsysteem Samenwerkingsverband van primair onderwijs en voorgezet onderwijs voortgezet onderwijs voortgezet speciaal onderwijs Zorgadviesteam Pagina 16 van 43 Bijlage 1 Dyslexieprotocol Revius Lyceum 2013-2014 Voorstellen Bij de bespreking van de maatregelen hebben wij het dyslexiebeleid dat CVOG-breed is vastgesteld en de afspraken die op de locatie Wijk bij Duurstede en locatie Doorn worden gehanteerd als leidraad gebruikt. Naast deze stukken hebben we het Protocol Dyslexie gelegd. Wij geven aan leerlingen met dyslexie de volgende faciliteiten: MVT onderbouw • Een dyslectische leerling in de onderbouw heeft een of twee keer per periode recht op een mondelinge i.p.v. een schriftelijke overhoring. De leerling mag zelf beslissen of hij/zij hier gebruik van maakt. Het is dus een mogelijkheid. • De talen zijn in de onderbouw vooral gericht op spelling en grammatica. Daarom worden daarnaast ook minimaal 1 keer per jaar de schrijfvaardigheid, spreekvaardigheid, luistervaardigheid en leesvaardigheid (begrijpend lezen) getoetst. • Het opgeven van minder boeken voor de talen of meer tijd geven voor het lezen van de boeken is een optie. • Voor de moderne vreemde talen geldt het bodemcijfer 3, mits voldoende inzet getoond. MVT bovenbouw • Engels: Een leerling kan maximaal 2 punten aftrek krijgen voor spelling als het gaat om een toets schrijfvaardigheid (bijvoorbeeld het schrijven van een (in)formele brief). • Voor de so’tjes Engels waar spelling getoetst wordt, geldt het bodemcijfer 3, mits voldoende inzet getoond. Nederlands onderbouw • Toets spelling mag 1 x herkanst worden indien het cijfer lager dan een 5,5 is (dus onvoldoende). • Werkwoordspelling: er wordt alleen beoordeeld wat er wordt getoetst. Voorbeeld: Bij een toets over de t-klank aan het einde van een werkwoord worden geen fouten in het woord zelf gerekend; alleen de d’s en t’s worden beoordeeld. Nederlands bovenbouw • Toets spelling mag 1 x herkanst worden indien het cijfer lager dan een 5,5 is (dus onvoldoende). Overige vakken • Spelfouten worden niet aangestreept en ze worden niet meegerekend. Voor alle vakken geldt • Dyslectische leerlingen krijgen bij voorkeur geen handgeschreven en gedicteerde toetsen. • Alle normale toetsen worden aangeboden in Arial, lettergrootte 12. • Extra tijd en/of minder opgaven bij toetsen (norm 15 min. extra bij een toets van 60 min.). • Dyslectische leerlingen krijgen een faciliteitenpas. Pagina 17 van 43 Bijlage 2 Toelatingsprocedure en beleid leerlingen met leerlinggebonden financiering of “rugzakje” Stroomdiagram voor leerlingen met LGF Intake en HP door zorgcoördinator Leerling met lgf Speciale begeleider individuele ondersteuning op maat Informeert Mentor/docenten Ambulant begeleider maakt BP Ondersteuning docenten/mentor ouders Speciale begeleider Pagina 18 van 43 Bijlage 3 Pestprotocol Revius Lyceum Doorn 2013-2014 Inleiding 1. Wat is pesten? 1.1 Plagen 1.2 Pesten 1.3 Voorbeelden van specifiek pestgedrag 1.4 Partijen bij het pesten 2 Preventie 2.1 De mentor 2.2 De medewerker 2.3 Het beleid 3. Aanpak van pestgedrag 3.1 Vijf sporen aanpak 3.2 Het stappenplan na een melding van pesten Bijlagen Bijlage 1: Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling Bijlage 2: Leidraad voor een gesprek met een leerling die pest Bijlage 3: Leidraad voor de ouders Bijlage 4: Digitaal pesten Bijlage 5: Informatie over pesten Inleiding Verantwoording In de visie van het Revius Lyceum staat dat we aandacht voor de leerlingen hebben. We houden in de gaten of leerlingen goed in hun vel zitten. Vanuit deze visie willen wij leerlingen binnen hun schoolcarrière een veilige omgeving bieden. Doel We willen een school zijn waarin alle leerlingen zich prettig en veilig voelen en zich op een positieve manier kunnen ontwikkelen. We proberen een pedagogisch klimaat te scheppen waarin dit optimaal mogelijk is. Onderdeel van dit pedagogisch klimaat is dat we proberen te voorkomen dat leerlingen elkaar pesten. Toch kan het gebeuren dat op school pesten voorkomt. In dit protocol leggen we vast hoe we bij ons pestgedrag benaderen. Wat we doen om pesten te voorkomen, hoe we pesten signaleren en hoe we handelen als pesten toch voorkomt. We voeren zo een helder beleid ten aanzien van pesten waar alle betrokkenen op kunnen terugvallen zodra zich dit voordoet. Uitgangspunten Het pestprotocol is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. Deze zijn: 1. De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren. 2. Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: docenten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen. 3. Docenten en onderwijsondersteunend personeel moeten pesten kunnen signaleren en vervolgens duidelijk stelling nemen tegen het pesten. 4. De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het pestprotocol). 5. De school ontplooit preventieve (les)activiteiten. Pagina 19 van 43 1 Wat is pesten? 1.1 Plagen We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn. Het vertoonde gedrag is onschuldig en nodigt uit tot een reactie van een zelfde soort. Het gaat dan om een spel, dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Plagen is niet systematisch en heeft geen nadelige gevolgen voor degene die het ondergaat. Er is sprake van een pedagogische waarde: door elkaar eens uit te dagen, leren kinderen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan. Dat is een vaardigheid die hen later in hun leven van pas komt bij conflicthantering. 1.2 Pesten Op het Revius Lyceum hanteren we de regel dat degene die het ondergaat, bepaalt of het vertoonde gedrag gewenst is of niet meer. Degene die het ondergaat bepaalt, in principe, of er sprake is van pesten. Wat voor de één een vorm van ongewenst gedrag is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Wat voor de één een grapje of een plagerijtje is, kan door de ander als enorm vervelend of kwetsend ervaren worden. Wat misschien niet persoonlijk bedoeld is, kan iemand direct raken. Het wordt een probleem als je er samen niet meer uitkomt. Het specifieke van pesten is gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter van bepaald gedrag. We spreken van pestgedrag als het regelmatig gebeurt, waardoor de leerling zich niet langer veilig voelt in de school. Bij pesten wordt een slachtoffer uitgezocht om de baas over te spelen. De gepeste is niet meer in staat voor zichzelf op te komen en ondervindt duidelijk nadelige gevolgen. 1.3 Voorbeelden van specifiek pestgedrag Pesten kan allerlei vormen aannemen. Hieronder volgen 5 categorieën met voorbeelden van de genoemde soort. Verbaal (bijv. schelden, dreigen, belachelijk maken, uitlachen of een bijnaam geven op basis van lichaamskenmerken, (etnische) afkomst, geloof of seksuele voorkeur of n.a.v. een verkeerd antwoord in de klas, ongewenste sms’jes sturen, via mail of chatprogramma’s opmerkingen verspreiden, het gebruiken van mobiele telefoons of websites met de bedoeling iemand zwart te maken door het verzenden van opmerkingen en /of foto’s of filmpjes) Fysiek (bijv. trekken, duwen, spugen, schoppen, slaan, laten struikelen, krabben, bijten, aan de haren trekken; seksuele intimidatie) Intimidatie (bijv. een leerling achterna blijven lopen of ergens opwachten, iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen, dwingen om bezit af te geven of geld of andere zaken mee naar school te nemen) Isolatie (het uitsluiten door een klasgenoot voortdurend duidelijk maken dat hij / zij niet gewenst is, doodzwijgen) Stelen of vernielen van bezittingen (afpakken, beschadigen en kapotmaken van spullen) 1.4 Partijen bij het pesten Bij pesten zijn meerdere partijen betrokken: de gepeste leerling(en), de pester(s), de zwijgende middengroep, het personeel en de ouders. De gepeste leerling Elke leerling loopt het risico gepest te worden, maar sommige leerlingen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken, maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, de wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop die worden geuit. Kinderen die gepest worden hebben vaak andere interesses dan de meeste leeftijdgenoten of ze doen dingen anders. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet. Veel kinderen die gepest worden hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te Pagina 20 van 43 ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep en durven ze weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor het gepeste kind in een vicieuze cirkel komt, waar het zonder hulp zeker niet uit komt. Gepeste leerlingen voelen zich vaak eenzaam, hebben in de omgeving waarin ze gepest worden geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen. De pester Pestende leerlingen zijn vaak fysiek en /of verbaal de sterksten. Meisjes pesten in driekwart van de gevallen door middel van psychisch geweld (buitensluiten, roddelen) en voor de rest door middel van fysiek geweld. Bij jongens is het net andersom: in driekwart van de gevallen door middel van fysiek geweld en voor de rest door middel van psychisch geweld. Pesters kunnen het zich permitteren zich agressief op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Ze lijken populair te zijn in een klas, maar dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Echte pesters zijn niet alleen agressief en fysiek sterker dan de rest van de klas, ze hebben ook weinig empathisch (invoelend) vermogen, zijn impulsief en domineren graag andere kinderen. Een 'succesvolle' pester heeft niet geleerd zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pesters hebben op de langere termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf. De zwijgende middengroep De meeste leerlingen zijn niet direct betrokken bij pesten in de actieve rol van pester. Sommigen behouden enige afstand en andere leerlingen doen, uit angst of uit berekening, mee. Dit zijn de zogenaamde 'meelopers'. Er zijn ook leerlingen die niet merken dat er gepest wordt. Heel af en toe neemt een leerling, of een klein groepje leerlingen, het voor het gepeste kind op. Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor op de populariteit van de pester in kwestie mee te liften. Het personeel Pesten is een goed bewaard groepsgeheim: (bijna) iedere leerling weet dat in de groep wordt gepest, toch durft niemand het aan docent of ouder te vertellen. De medewerkers weten dus ook vaak niet dat er in de groep wordt gepest. En zien ze ongewenst gedrag, dan wordt het lang niet altijd als pesten geïnterpreteerd. De ouders Wanneer kinderen worden gepest, durven ze in de meeste gevallen niet aan hun ouders te vertellen dat hen dit overkomt. Ze kunnen bang zijn dat hun ouders naar school gaan, het aan de mentor/mentrix vertellen en dat deze het verkeerd aanpakt. Ze schamen zich vaak dat hen dit overkomt. Soms denken ze dat ze het gedrag van de pester zelf hebben uitgelokt en het dus verdienen gepest te worden. Vandaar dat het soms lang kan duren voordat ouders merken dat hun kind gepest wordt. 2 Preventie Op school willen we een pedagogisch klimaat creëren waarin leerlingen zich veilig voelen, waarin verschillen tussen leerlingen geaccepteerd en gewaardeerd worden en waarin leerlingen leren op een positieve manier met elkaar om te gaan. We gebruiken verschillende manieren om dit te bereiken: 2.1 De mentor De mentor speelt een belangrijke rol in het tot stand brengen van een veilig klassenklimaat vanaf de allereerste kennismaking. Pagina 21 van 43 - Elke mentor bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het pestprotocol. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden en niet als klikken maar als hulp bieden of vragen wordt beschouwd. - In de leerjaren 1 t/m 3 wordt aandacht besteed aan pesten in één of meerdere mentorlessen. Door middel van het formuleren van positief gestelde vragen geeft de klas duidelijkheid over hoe ze met elkaar om willen gaan. Vragen zoals ‘Hoe ziet een leuke klas eruit?’ of ‘Hoe wil je zelf behandeld worden?’ De leerlingen onderschrijven aan het eind van deze les(sen) een aantal samen gemaakte afspraken. - De leerlingen formuleren zelf hoe ze met elkaar om willen gaan en schrijven de regels op. De regels kunnen ook op een groot vel papier geschreven worden dat wordt ondertekend door de hele klas en opgehangen in het lokaal. Kern van deze regels is het begrip respect. De regels worden positief geformuleerd. Bijvoorbeeld: o we luisteren naar elkaar o we laten elkaar uitspreken o we blijven van elkaar af o we blijven van elkaars spullen af o we sluiten niemand buiten o we lossen ruzies op door met elkaar te praten o als we vertellen dat iemand gepest wordt, is dat geen klikken o iedereen kan zichzelf zijn o iedereen laat duidelijk blijken dat hij /zij iets niet wil o als iemand duidelijk maakt dat hij / zij iets niet wil, stoppen we o we houden ons aan de regels - De klas bespreekt wat plagen is en wat pesten en spreekt af dat degene die het ondergaat bepaalt of het om plagen of pesten gaat. - En natuurlijk worden er ook consequenties afgesproken wanneer een klasgenoot zich niet aan de zelfopgelegde regels houdt. - Indien een mentor of docent daartoe aanleiding ziet, besteedt hij expliciet aandacht aan pestgedrag in een groepsgesprek. Hierbij worden de rol van de pester, het slachtoffer, de meelopers en de stille getuigen benoemd. - Van de gesprekken rond pesten worden aantekeningen gemaakt, die door de mentor worden bewaard in het leerlingvolgsysteem van zowel de leerling die pest als van de leerling die gepest wordt. - In de wekelijkse klassenlessen wordt verder aandacht besteed aan het sociale klimaat door middel van o.a. klassengesprekken, gezamenlijke opdrachten, etc. - In de mentorlessen is er ruimte voor individuele gesprekken met de mentor. Aanwezig materiaal dat gebruikt kan worden: * wat je pest ben je zelf * pestschrift * het Kwaliteitenspel Sites http://www.aandachtvoorpesten.nl/ www.jipsite.nl www.pestbriefje.com 2.2 De medewerker Het voorbeeldgedrag van de docent in de les en van de medewerkers van de school is belangrijk. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar acceptatie van verschillen wordt aangemoedigd, waar ruzies niet met geweld worden opgelost, maar uitgesproken, waar leerlingen gerespecteerd worden in hun eigenheid, waar agressief gedrag niet wordt geaccepteerd en waar docenten, onderwijsondersteunend personeel, coördinatoren en schoolleiding duidelijk stelling nemen tegen dergelijke gedragingen. De basis is het handhaven van de schoolregels, zoals die in het leerlingenstatuut en in de leefregels van het Revius Lyceum vermeld staan. Pagina 22 van 43 2.3 Het beleid Het is belangrijk om het pestbeleid, bij leerlingen, ouders en personeel bekend te maken. Het pestbeleid is toegankelijk door er naar te verwijzen in de schoolgids en het te publiceren op de website. Het is onderdeel van de beleidscyclus van de school, waardoor het regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld wordt. 3 Aanpak van pestgedrag 3.1 Vijf sporen aanpak De school heeft zich verbonden aan de vijf sporenaanpak. Dit houdt in: De algemene verantwoordelijkheid van de school De school zorgt dat de medewerkers voldoende informatie hebben over het pesten in het algemeen en het aanpakken van pesten. De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is, waardoor een klimaat ontstaat waarin pesten bespreekbaar gemaakt kan worden. Alle medewerkers van de school vervullen een voorbeeldfunctie bij het signaleren en tegengaan van pestgedrag. Het bieden van steun aan de jongere die gepest wordt Het probleem wordt serieus genomen. Er wordt uitgezocht wat er precies gebeurd is. Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen. Het aanbieden van hulp door de mentor en jaarlaagcoördinator. Het bieden van steun aan de pester Het confronteren van de jongere met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester. De achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen. Wijzen op het gebrek aan empathisch vermogen dat zichtbaar wordt in het gedrag. Het aanbieden van hulp (desnoods verplicht) door de mentor en de jaarlaagcoördinator. Het betrekken van de middengroep bij het pesten De mentor bespreekt met de klas het pesten en benoemt de rol van alle leerlingen en die van de school hierin. Er wordt gesproken over mogelijke oplossingen en wat de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. De mentor komt hier in de toekomst op terug. Het bieden van steun aan de ouders Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen. De school werkt samen met de ouders om het pesten aan te pakken. De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind. De school verwijst de ouders zo nodig naar deskundige hulpverleners. De ouders van leerlingen die gepest worden, kunnen er moeite mee hebben, dat hun kind aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt gepest en dat moet gewoon stoppen. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter een gepest kind wil zich niet alleen veilig voelen op school; het wil ook geaccepteerd worden. Het verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerder te voelen. Daar kan begeleiding of een (sociale vaardigheids-) training aan bijdragen. 3.2 Het stappenplan na een melding van pesten De mentor 1. Wanneer het pesten plaatsvindt in klassenverband, praat de mentor eerst met de gepeste en later met de pester apart. Een leidraad voor deze gesprekken is te vinden in bijlage II en III. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen en probeert tot goede afspraken te komen. 2. De mentor neemt contact op met de ouders van de pester en de gepeste en betrekt hen bij de oplossing; 3. De mentor bespreekt direct het vervolgtraject indien het pesten zich herhaalt. 4. De mentor praat met de klas. Dit is belangrijk in verband met het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid iedere leerling heeft. 5. Indien het probleem escaleert, meldt de mentor het gedrag aan de jaarlaagcoördinator (JLC). Hij overhandigt de JLC het dossier met daarin de gebeurtenissen en de afspraken die zijn gemaakt. 6. Indien het probleem escaleert (zie 5) worden de ouders/verzorgers op de hoogte gesteld en zo nodig betrokken bij het vinden van een oplossing. Pagina 23 van 43 De jaarlaagcoördinator 1. De jaarlaagcoördinator kan in onderling overleg de rol van de mentor overnemen bij escalatie van het pestgedrag en wanneer het pesten het klassenverband overstijgt. 2. Hij heeft zo nodig een gesprek met de gepeste en de pester apart of organiseert direct een gesprek tussen beiden. 3. In het contact met de pester is het doel drieledig, namelijk: a. confronteren (zie bijlage III) - mogelijke achterliggende problematiek op tafel krijgen - helderheid geven over het vervolgtraject bij herhaling van pesten. 4. In het contact met de gepeste wordt gekeken of hij bepaald gedrag vertoont, waardoor hij een gemakkelijk doelwit vormt voor pesters. 5. Hij adviseert zo nodig, zowel aan de pester als de gepeste, hulp op vrijwillige basis via de zorgcoördinator naar het zorgteam. 6. Hij stelt alle betrokken ouders op de hoogte wanneer er sprake is van recidief gedrag, verzoekt hen om met hun kind te praten en stelt hen op de hoogte van het vervolgtraject. 7. Hij bespreekt de mogelijkheden tot hulp met de ouders. 8. Hij koppelt alle informatie weer terug naar de mentor. Schorsing Wanneer afspraken niet nagekomen worden volgt een schorsing van een dag. De jaarlaagcoördinator voert deze strafmaatregel uit. Als er ook daarna geen verbetering geconstateerd wordt krijgt de pestende leerling een langere schorsing, dit in overleg met de conrector. Verwijdering van de vestiging Wanneer de leerling ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het ongewenste pestgedrag liggen er geen perspectieven meer tot verandering. De school kan en wil geen verantwoordelijkheid meer nemen voor de veiligheid van de overige leerlingen. Er rest de school niets anders dan verwijdering. Zo nodig wordt er gezocht naar een andere school. NB Het hierboven weergegeven stappenplan is een algemene leidraad; als een interventie succes heeft, kunnen vervolgstappen achterwege blijven. Het in het stappenplan genoemde traject bij aanhoudend pesten is geen automatisme; per leerling wordt bekeken welke maatregelen het meest passend zijn. A - Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling Richt de aandacht op de feiten: • Klopt het dat je gepest wordt? (h)erkenning van het probleem • Door wie word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer?) • Waar word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer plekken?) • Hoe vaak word je gepest? • Hoe lang speelt het pesten al? • Weten je ouders of andere personen dat je gepest wordt? • Wat heb je zelf tot nu toe aan het pesten proberen te doen? • Zijn er jongeren die jou wel eens proberen te helpen? • Wat wil je dat er nu gebeurt; wat wil je bereiken? Tijdens het gesprek: • Bespreek samen met de leerling wat hij/zij kan doen tegen het pesten en bekijk waar de leerling aan wil werken om de situatie te verbeteren. Let daarbij op de volgende aspecten: • Hoe communiceert de leerling met anderen? • Welke lichaamstaal speelt een rol? • Hoe gaat de leerling om met zijn gevoelens en hoe maakt hij deze kenbaar aan anderen? • Heeft de leerling genoeg vaardigheden om weerbaarder gedrag te tonen naar de pester? Pagina 24 van 43 B - Leidraad voor een gesprek met een leerling die pest Alvorens er een gesprek met de pester wordt gehouden heeft degene die het gesprek aangaat zich er van overtuigd dat degene met wie het gesprek plaatsvindt inderdaad schuldig is aan het gemelde gedrag. Het doel van dit gesprek is drieledig: • de leerling confronteren met zijn gedrag en de pijnlijke gevolgen hiervan • Achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen • Het schetsen van de stappen die volgen wanneer het pestgedrag niet stopt Confronteren Confronteren en kritiek geven is niet hetzelfde! Confronteren is: • probleemgericht en richt zich op gedrag wat waar te nemen is. Zodra we interpretaties gaan geven aan gedrag, wordt het persoonsgericht, bijvoorbeeld: je hebt cola in de tas van Piet laten lopen. Dat doe je zeker omdat je graag de lolligste bent! Zodra we gaan interpreteren reageren we een gevoel van frustratie op die ander af en zijn we gestopt met confronteren en begonnen met kritiseren. • relatiegericht. Je bent heel duidelijk op de inhoud, in wat je wilt en niet wilt maar met behoud van de relatie, bijvoorbeeld. Ik vind dat je heel erg gemeen doet tegen haar en ik wil dat je daarmee ophoudt. Zeg nooit: Je bent heel gemeen. Je wilt duidelijk verder met de jongere. Kritiek op de persoon voelt als een beschuldiging/afwijzing. Eigenlijk zeg je daarmee dat de pester een waardeloos mens is. • specifiek blijven. Je benoemt de situatie waar het over gaat en vermijdt woorden als altijd, vaak en meestal. Kritiek wordt vaak algemeen. • veranderingsgericht. Je stelt zaken vast en gaat vervolgens inventariseren hoe het anders kan. Achterliggende oorzaken Nadat het probleem benoemd is, richt jij je op het waarom? Hoe komt het dat je dit gedrag nodig hebt? Wat levert het jou op? Wat reageer je af op die ander? Etc. Maak duidelijk dat er een tekort aan empatisch vermogen zichtbaar wordt in dit gedrag. Wat ga je daaraan doen? Bied zo nodig hulp aan van de Zorgcoördinator (op vrijwillige basis) Het pestgedrag moet stoppen Wees duidelijk over de stappen die volgen, wanneer het pestgedrag niet stopt. C - Leidraad voor de ouders Wat kunnen signalen zijn van pesten? • Niet meer naar school willen. • Niets meer over school vertellen. • Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of niet meer bij anderen gevraagd worden. • Slechtere resultaten op school dan vroeger. • Vaak dingen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen. • Vaak hoofdpijn of buikpijn hebben. • Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen. • Niet willen gaan slapen; vaker wakker worden of nachtmerries hebben; • bedplassen • De verjaardag niet willen vieren. • Niet buiten willen spelen. • Niet alleen een boodschap durven doen. • Niet meer naar een club willen / durven gaan. • Bepaalde kleren niet meer aan willen. • Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn. • Zelf blessures creëren om niet naar school te hoeven. Wat ouders/verzorgers zelf kunnen doen • Neem uw kind serieus en zeg dat u met anderen gaat proberen het pesten te stoppen. • Pesten op school kunt u het beste direct met de mentor bespreken. Pagina 25 van 43 • Praat erover met uw kind of vraag uw kind op te schrijven wat het heeft meegemaakt. • Probeer uw kind uit te leggen waarom kinderen pesten. • Samen praten over pesten kan ook via een boek of een dvd over het onderwerp. • Vertel dat volwassenen vaak niets doen, omdat ze niet zien dat er gepest wordt of omdat ze niet weten hoe het probleem moet worden opgelost. • Waarschuw uw kind dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. Pesten is soms een gewoonte geworden, die moeilijk af te leren is. • Houd het onderwerp bespreekbaar, informeer regelmatig hoe het gaat. • Als u er van uw kind met niemand over mag praten, steun dan uw kind, geef achtergrondinformatie en maak duidelijk dat de school het zorgvuldig zal aanpakken. Voordat u dit belooft, is het raadzaam te vragen wat de school doet. • Beloon uw kind en help het zijn / haar zelfrespect terug te krijgen. • Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een (team) sport. • Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Doe dat niet met een negatieve insteek, maar geef adviezen om aan het pesten een einde te maken. Een negatieve manier van vragen is bijvoorbeeld: ” Wat is er vandaag weer voor ergs gebeurd?” • Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. • Als uw kind echt lijdt onder het pesten en dat ten koste gaat van het zelfvertrouwen, kan hulp van een deskundige nodig zijn. Dit kan individueel of mogelijk in een sociale vaardigheidstraining. • Houd het niet stil, maar onderneem actie! Informatie voor ouders van pestende kinderen • Neem het probleem serieus. • Raak niet in paniek: elk kind loopt de kans een pester te worden. • Probeer achter de mogelijke oorzaak van pesten te komen. • Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. • Besteed aandacht aan uw kind. • Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. • Bekijk samen met uw kind een dvd over pesten • Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Geef adviezen over andere manieren om met elkaar om te gaan. • Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. • Ook zijn er mogelijkheden om uw kind aan een sociale vaardigheidstraining te laten meedoen. Informatie hierover is op te vragen bij de mentor, de zorgcoördinator, Centrum voor jeugd en gezin D - Digitaal pesten Wat kun je doen om digitaal pesten te voorkomen? • Bedenk dat niet alles waar is, wat je op het internet tegenkomt. • Gebruik een apart hotmail adres om jezelf te registreren op websites. Kies een e-mailadres dat niet je eigen voor -en achternaam volledig weergeeft. • Gebruik altijd een bijnaam als je chat. • Als je je vervelend voelt door iets dat je hebt gezien, vertel dat dan aan iemand die je vertrouwt. • Blijf altijd vriendelijk en eerlijk en scheld niet (terug). • Verwijder onbekende mensen uit je MSN contactlijst. • Ga weg uit de chat als er iets vervelends gebeurt. • Bel of mail niet zomaar met kinderen die je van internet kent, en spreek niet met ze af zonder dat je ouders dat weten. • Verstuur geen flauwe grappen, dreigmail of haat mail. • Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van het chatten kent. Dus: geen emailadressen, gewone adressen, namen (ook niet van school),telefoonnummers, wachtwoorden enz. geven. Let vooral op bij foto’s van jezelf: Als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn, ook als jij hem al weggehaald hebt. Foto’s kunnen ook bewerkt worden zonder dat jij dat weet of wilt. Houd daar rekening mee. Wees voorzichtig met het gebruik van je webcam. Gebruik geen webcam bij personen die je niet kent of vertrouwt. Jouw beelden kunnen worden opgeslagen en gebruikt worden Pagina 26 van 43 om ze aan andere personen te laten zien. Ze kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor jij ze gemaakt hebt. Wat kun je tegen digitaal pesten doen? 1 Niet altijd persoonlijk opvatten. Als het pesten komt van mensen die je niet kent, vat scheldpartijen of beledigingen dan niet persoonlijk op. Vaak maken mensen negatieve opmerkingen uit verveling. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijk gaan schelden. 2 Negeer de pest-/mails /sms/chat. Je kunt het beste niet reageren op haatmailtjes of andere digitale pesterij. Verwijder de e-mail zonder hem te openen. Onderdruk je nieuwsgierigheid! Het negeren is effectief in de beginfase van pesten, dus als de pester nog niet zolang aan het pesten is. Pestkoppen willen vaak aandacht. Als je niet reageert, gaan pesters op zoek naar iemand anders om te pesten. Dat geldt ook voor chatrooms. Als daar vervelende opmerkingen worden gemaakt, stop dan met chatten, verlaat die chatroom. 3 Blokkeer de afzender. Krijg je pest e-mails , blokkeer dan de afzender . Als het gaat om sms’jes op de mobiele telefoon, dan heb je op sommige mobiele telefoons de mogelijkheid om bepaalde nummers te blokkeren. Dit werkt alleen als vanaf een andere telefoon met nummer vermelding het bericht wordt verzonden, waarmee de dader zich bloot geeft. Wanneer hij of zij echter de telefoon van iemand anders gebruikt, is weliswaar de telefoon, maar niet de dader te achterhalen. Er is dan weer sprake van anonimiteit. Het nummer kan vervolgens wel worden geblokkeerd. Wanneer andere methode en niet helpen, kan uiteindelijk alleen de sms-functie worden uitgeschakeld. In het ergste geval moet een nieuw ( eventueel geheim) nummer worden aangevraagd. 4 Praat erover. Erover praten met je vrienden, je ouders of een leraar die je vertrouwt is belangrijk. Zeker als het pesten al een tijdje duurt en je je er bedreigd door voelt. Liefst met iemand die veel van computers en internet weet en die niet doorvertelt dat je gepest wordt. 5 Bewaar de bewijzen Als de pesterijen al in een verder gevorderd stadium zijn en er via de sms, chat of mail bedreigingen worden geuit, bewaar deze dan. Hoe vervelend de mailtjes ook zijn, gooi ze niet weg. Maak een printje van de pestmail of sla de berichten op. Het zijn bewijzen die tegen de pester gebruikt kunnen worden. Aan het IP adres van de e-mail kan soms afgeleid worden van welke computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail, sms’jes e.d. aan kan nemen. Daar heeft men ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie het verstuurt. Bel de helpdesk op. 6 Zoek hulp Je kunt naar een van de contactpersonen op school gaan die speciaal zijn aangesteld om je te helpen bij vormen van ongewenst gedrag. Zij kunnen je vertellen wat je nog meer kunt doen om het vervelende gedrag te stoppen. Zij kunnen je ook helpen als het vervelende gedrag misschien al gestopt is maar je er nog steeds last van hebt. Die personen zijn: Je mentor en de jaarlaagcoördinator 7 Aangifte doen bij de politie. In bepaalde gevallen kun je naar de politie om aangifte te doen. Pesten kan zo hardnekkig zijn dat het pesten ‘stalken’ wordt genoemd. Dit is strafbaar. Voor meer informatie over aangifte doen: www.pestenislaf.nl Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Het is niet jouw schuld. Extra tip: Wees zuinig op je wachtwoorden. Zorg dat je je wachtwoorden en inlognamen niet doorgeeft aan anderen of dat ze gemakkelijk te raden zijn. Zo kunnen anderen niet bij je website of e-mail. Als dit wel gebeurd is, neem dan contact op met de beheerder van de site. E - Informatie over pesten Boeken De volgende jeugdboeken zijn in de openbare bibliotheek te vinden: - Carry Slee: Spijt! (1997) - Ellen Tijsinger: Morgenster (1995) - Peter Pohl: We noemen hem Anna (1993) - Jan de Zanger: Hadden we er maar wat van gezegd! (1990) - Aidan Chambers: Tirannen (1987) - Evert Hartman: Oorlog zonder vrienden (1979) Links Algemene zoekpagina’s http://pesten.startpagina.nl http://pesten.startkabel.nl Pesten (algemeen) www.pestweb.nl Website van het APS met informatie, advies en tips over pesten voor kinderen, jongeren, ouders en leerkrachten. www.pesten.net Voor en door slachtoffers, richt zich op Nederland en Vlaanderen. Opgericht door Bob van der Meer. www.stopdigitaalpesten.nl cyberpesten / veilig internetgebruik / veilige school www.digibewust.nl Pagina 27 van 43 Campagne van SIRE (Stichting Ideële Reclame) een informatieve site van het Ministerie van Economische Zaken, die u als consument of zakelijke gebruiker informeert over het veilig gebruik van internet (was voorheen: www.surfopsafe.nl) www.ppsi.nl PPSI is een expertisecentrum van het APS op het gebied van het bestrijden en voorkomen van (homo)seksuele intimidatie en seksueel misbruik in het onderwijs. Aansluitend op het werkgebied van vertrouwenspersonen kunt u bij PPSI ook terecht voor informatie over: pesten, agressie, geweld, discriminatie en racisme. www.schoolenveiligheid.nl Centrum School en Veiligheid van het APS verzamelt en verspreidt informatie en deskundigheid op het gebied van schoolveiligheid en adviseert schoolleiders, leraren/docenten, mentoren, leerlingbegeleiders, vertrouwens(contact)personen, onderwijsondersteunend personeel, et cetera. http://veilig.kennisnet.nl/ handreikingen en links voor ouders, leraren, kinderen, scholieren, schoolmanagers en ICT-coördinatoren. Deze website is een onderdeel van de programmalijn "Veilig en eenvoudig" van het SURFnet/Kennisnet project Films met als thema pesten: - Bluebird (2004); regisseur: Mijke de Jong - De tasjesdief (1995); regisseur: Maria Peters - Pudding Tarzan (1982); regisseur Soren Kragh-Jacobson; Deense jeugdfilm, nagesynchroniseerd Hieronder wordt ons stappenplan beschreven dat wij in geval van pesten toepassen Stap 1 Stap 1 Stap 1 Stap 1 Stap 1 Stap 1 Ouders Leerlingen Docenten Laagcoördinator Schoolleiding Overige signaleren signaleren signaleren signaleert signaleert betrokkenen signaleren Stap 2 De mentor/studiebegeleider wordt ingelicht en blijft verantwoordelijk voor het verdere proces Stap 3 De mentor/studiebegeleider voert aanpak uit volgens de binnen school vastgestelde maatregelen Stap 4 De mentor/studiebegeleider evalueert en bespreekt de voortgang Stap 5 Ouders bespreken eventuele onvrede eerst met de mentor/studiebegeleider. Indien dat onvoldoende helpt kunnen ze terecht bij de laagcoördinator. Stap 6 De laagcoördinator bemiddelt in geval van onenigheid tussen partijen. Hij/zij helpt zoeken naar een oplossing waar beide partijen tevreden mee zijn. Oplossing van het pestprobleem. In de meeste gevallen kan de mentor door gesprekken een pestsituatie stoppen of voorkomen. Van ouders en kinderen wordt verwacht dat zij pestsituaties melden. Indien pesten ook buiten school voorkomt zijn de mogelijkheden van school beperkt. Pagina 28 van 43 Bijlage 4 Zorgkaart Revius Lyceum Doorn 2013-2014 De school biedt een lichte vorm van kortdurende specialistische hulp aan. 1 2 2a 2b 3 Interne zorg en begeleiding Begeleiding door mentor Voor alle leerlingen Jaarlaagcoördinatoren (JLC) Voor alle leerlingen Leerlingbegeleiding speciaal Voor alle leerlingen Psycho-sociaal werk Voor alle leerlingen Decanaat begeleiding Voor alle leerlingen 4 Zorgcoördinator Voor alle leerlingen 5 Meldpunt vertrouwenspersoon Voor alle leerlingen 6 Remedial teaching Voor alle leerlingen De mentor is het eerste aanspreekpunt voor mentorleerlingen en hun ouders. In het lesrooster staat voor iedere klas wekelijks een mentoruur ingeroosterd. Tijdens deze lessen komen o.a. studievaardigheden aan bod. De mentor spreekt met leerlingen individueel over: studievaardigheden, schoolresultaten, persoonlijke ontwikkeling en lichte sociaal-emotionele problemen. De jaarlaagcoördinatoren ondersteunen leerlingen, mentoren en ouders op gebieden van studieproblemen, studievoortgang, absentie, gedrag e.d. Zij zijn te vinden in lokaal 39 (het opvanglokaal). Brugklas: Mevr. In ’t Hout [email protected] M 2-4: Dhr. De la Fuente Pozo [email protected] H 2-3: Mevr. Kalsbeek [email protected] H 4-5: Mevr. Van den Brink [email protected] V 2: Dhr. Canninga [email protected] V 3-4: Dhr. Wijnveen [email protected] V 5-6: Dhr. Hillebrand [email protected] Bij diverse sociaal-emotionele problemen kan een gesprek met de leerlingbegeleider hulp bieden. Het kan bijvoorbeeld gaan over pesten, de scheiding van ouders of somberheid. Aanmelding op eigen initiatief via hulpvraagformulier, door mentor of jaarlaagcoördinator, bij de zorgcoördinator. Dhr. Braaksma [email protected] Mevr. van Iterson [email protected] Mevr. Koerselman [email protected] Als je als leerling moeilijkheden hebt met jezelf, met anderen op school, met je ouders en met je omgeving. Aanmelding op eigen initiatief van de leerling of via hulpvraagformulier door mentor / jaarlaagcoördinator bij de zorgcoördinator. Mevr. Meijer [email protected] (maandag: 9.00-14.30 – dinsdag: 9.00-14.30) kamer 67 De decanen ondersteunen leerlingen en ouders bij het maken van een keuze voor een profiel en verdere keuze voor studie en beroep Aanmelding: op afspraak, via mentor of op eigen initiatief. Mevr. Memelink (mavo/havo) [email protected] Mevr. Verbeek (vwo) [email protected] De zorgcoördinator coördineert de hulpverlening binnen de school en beantwoordt vragen rondom zorg. Ook heeft zij contact met externe hulpverlening. Mevr. Hopman [email protected] kamer 68 Voor klachten binnen het wettelijk kader van de klachtenregeling betreffende seksuele intimidatie, agressie, racisme en discriminatie. Aanmelding door leerling zelf of afspraak per e-mail. Mevr. Hazenbosch [email protected] Ongeveer vier keer RT voor dyslectische brugklasleerlinge. Voor leerlingen met leer- en of gedragsproblemen (dysfasie/ADD/ADHD/ASS ). Indien Pagina 29 van 43 nodig RT bij leerachterstand die is opgelopen door langdurige ziekte. Aanmelding: via hulpvraagformulier door mentor of laagcoördinator bij de zorgcoördinator. 7a Faalangsttraining Voor brugklasleerlingen Mevr. Gerritsen [email protected] kamer 67 Mevr. Hopman [email protected] kamer 68 In de brugklas wordt de Schoolvragenlijst afgenomen. Leerlingen kunnen dan in aanmerking komen voor een training. Dhr. Creutzburg [email protected] Mevr. Nieto Fargallo [email protected] Voor leerlingen in de bovenbouw die veel druk ervaren in de setweek en tijdens andere toetsmomenten. Aanmelding: via de site van het Revius of via de mentor. 7b Omgaan met schoolstress Voor bovenbouwleerlingen 8 LGF extra ondersteuning Voor leerlingen met een LGF- indicatie 9 Inloop-uur Voor onderbouwleerlingen 10 Intern zorgoverleg 11 Zorgadviesteam (ZAT) 12 Externe zorg en begeleiding Schoolverpleegkundige GGD 13 Schoolarts GGD 14 Leerplicht Aanmelding op afspraak door jaarlaagcoördinator via zorgcoördinator. Bij regelmatig verzuim. Aanmelding door jaarlaagcoördinator bij een van de leerplichtambtenaren van de Utrechtse Heuvelrug. 15 Sociale vaardigheidstraining Melding bij schoolarts via de zorgcoördinator. Sociale vaardigheidstraining georganiseerd door Vitras op eigen locatie. Kosten ca. € 25,-. 16 Centrum voor jeugd en Gezin Mevr. Nieto Fargallo [email protected] Leerlingen met een “rugzakje” hebben een persoonlijk begeleider en krijgen de hulp zoals is vastgelegd in hun persoonlijk handelingsplan. Aanmelden via zorgcoördinator mevrouw Hopman - kamer 68. Vakdocenten voor Engels, Frans, Latijn en wiskunde geven steunlessen voor hun vak in periode 2,3 en 4. Aanmelding via de mentor. Overleg met Zorgteam (psycho-sociaalwerk, leerlingbegeleiders), RT-team en Faalangstteam. Voorzitter is de zorgcoördinator mevrouw Hopman. Bovenschools Multidisciplinair team bestaande uit de zorgcoördinator, conrector zorg, PSW’er, jeugdmaatschappelijk werker, schoolarts en leerplichtambtenaar. Alle leerlingen uit klas 2 krijgen een standaard onderzoek uitgevoerd door de schoolverpleegkundige (mevrouw Dijkstra). Soms worden leerlingen uit hogere klassen opgeroepen. Bij onder meer frequent en langdurig verzuim kan een leerling een oproep krijgen van de schoolarts (mevrouw Sokal). Dit is onderdeel van het protocol verzuim. Telefoon: 0900 – 82 123 82 (lokaal tarief) ma t/m vr 8.00-17.00 E-mail: [email protected] De plek waar ouders, jeugdigen dagelijks terecht kunnen met allerlei vragen over opgroeien en opvoeden. Bijvoorbeeld over slapen, voeding, pesten, alcohol, school(keuze), relaties, seksualiteit, drugs of andere thema's. Jongeren kunnen een beroep doen op het jeugdmaatschappelijk werk van de Utrechtse Heuvelrug zonder verwijzing van huisarts. http://www.cjgutrechtseheuvelrug.nl Pagina 30 van 43 Bijlage 5 Kwantitatieve gegevens leerlingbegeleiding 2012-2013 Type begeleiding Faalangst onderbouw Faalangst bovenbouw Leerling gebonden financiering Problematiek/ taken Stress faalangst Examenstress Adhd, odd, ass, dyspraxie, dcd, Asperger, diabetes, CP, slechtziend Remedial teaching Dyslexie, faalangst, hoogbegaafd, ADD, ADHD, PPD NOS, hiatenziekte, taalachterstand, topsport, studievaardigheden, vooronderzoek dyslexie, stress/pesten, onderzoek niveau, ziekte Echtscheiding, planning, automutilatie, thuissituatie, rouwverwerking, depressie, pesten, gedrag Divers Schoolangst (3), vermoedens kindermishandeling (2), trauma (2), school/ justitie gedrag (1), automutilatie(3), vechtscheiding(3), relatiebreuk vader (1), add/dyslexie(2), dysfasie (2) Verzuim, ZAT, SWV, commissie vrijstellingen, netwerk zorgco’s Leerlingbegeleiding algemeen Psychosociaal werk Zorgcoördinator intern Zorgcoördinator extern Aantal leerlingen 12 25 18, Cluster 1: 1 Cluster 2: 1 Cluster 3: 2 Cluster 4: 14 55 25 8 (half schooljaar) 19 (Het gaat hierbij om aantallen leerlingen, aantal geïndiceerde leerlingen, aantal niet-geïndiceerde leerlingen dat extra zorg heeft gekregen, in-, uit-, en doorstroomgegevens) Pagina 31 van 43 Pagina 32 van 43 1. Leeropbrengsten De mentor volgt de leeropbrengsten van de leerlingen. Periodiek worden deze met de leerling besproken. Dat kan tijdens een individueel gesprek maar in een aantal gevallen is ook een gesprek in een kleine groep mogelijk. De leeropbrengsten vormen een belangrijk onderwerp van gesprek en komt bij alle gesprekken aan de orde. Gegevens uit SOM en van docenten vormen het uitgangspunt. De rapportevaluatie geeft aanknopingspunten om doelen voor de komende periode te stellen. Deze doelen worden in SOM gezet. Bij volgende gesprekken komt de mentor op die doelen terug. De mentor voert per jaar drie keer een gesprek met de leerling. De mentor is de eerstelijns begeleider op studieresultaten. Hij/zij coacht alle leerlingen op studieresultaat. Leerlingen die achterblijven, voldoende goed mee kunnen komen en leerlingen die meer kunnen dan de aangeboden stof, worden gecoacht op maximale prestatie. Zoals aangegeven kunnen gesprekken individueel of in kleine groepen plaatsvinden. Tijdens die verschillende gesprekken komt tenminste aan de orde: Start; tijdens het startgesprek wordt besproken: • De POL (persoonlijke omstandighedenlijst). • Algemeen welbevinden. • Doelen voor het jaar worden geformuleerd. Hierbij wordt aandacht gegeven aan de ambitie van de leerling en zijn/haar actieve rol in het leerproces. De mentor daagt de leerling uit om zo goed mogelijk te presteren. • Het vorig schooljaar; wat blijft, wat anders, hoe ga je dat aanpakken e.d. zie format, wat is voor jou bereikbaar. • Knelpunten worden geïnventariseerd. • Verslag van gesprek in SOM. • Indien van toepassing: te laat komen, eruit gestuurd e.d. Pagina 33 van 43 • De mentor vraagt door op onderdelen. Bv. tegenvallende resultaten worden niet alleen ter kennisgeving aangenomen. De mentor zoekt samen met de leerling naar verbeteringen/oplossingen. Voortgang; tijdens het voortgangs-/rapportevaluatiegesprek wordt besproken: • De doelen. Hierbij wordt opnieuw aandacht gegeven aan de ambitie van de leerling en zijn/haar actieve rol in het leerproces. De mentor daagt de leerling uit om zo goed mogelijk te presteren. • Resultaten. • Rapportevaluatie. Onderbouwleerlingen vullen dit formulier thuis samen met hun ouders in. In H4 en V4 is het zeer wenselijk dat leerlingen dit met ouders invullen. H5, V5 en V6 hoeven dat niet met ouders in te vullen. • Indien nodig worden doelen bijgesteld en eventueel een plan van aanpak opgesteld. De mentor vraagt door op dit punt en spoort de leerling aan de doelen toch te halen. • Welbevinden leerling zelf en positie in de groep. • Verslag van gesprek in SOM. • Indien van toepassing: te laat komen, eruit gestuurd e.d. Eindgesprek; tijdens het eind-/rapportevaluatiegesprek wordt besproken: • De doelen. Hierbij wordt opnieuw aandacht gegeven aan de ambitie van de leerling en zijn/haar actieve rol in het leerproces. De mentor daagt de leerling uit om zo goed mogelijk te presteren. • De resultaten. De mentor coacht en stuurt indien nodig op verbetering van de resultaten. • Rapportevaluatie (OB + H4 en V4 thuis ingevuld met ouders) bespreken. • Indien nodig doelen bijstellen en een plan van aanpak opstellen. De mentor vraagt door op dit punt en spoort de leerling aan de doelen toch te halen. • Welbevinden leerling zelf en positie in de groep. • Doelen / voornemens voor het komende jaar worden besproken en vastgelegd. De mentor begeleid de leerling in het stellen van haalbare, realistische doelen. • Verslag van gesprek in SOM. • Indien van toepassing: te laat komen, eruit gestuurd e.d. 2. SOM (LVS) Het leerlingvolgsysteem wordt in SOM bijgehouden. We streven ernaar om informatie zoveel mogelijk digitaal beschikbaar te hebben. In de begeleiding en coaching van leerlingen is de verzamelde informatie van een leerling van zeer groot belang. Dankzij documenten en notities in SOM kan een nieuwe mentor in korte tijd op de hoogte komen van de bijzonderheden van zijn/haar leerlingen. Het is van groot belang dat de informatie up-to-date is en blijft. De mentor onderhoudt het LVS. De resultaten van een leerling kunnen in SOM gevolgd worden. Bij het voeren van gesprekken is dit een belangrijk aandachts- en gesprekspunt. De rol van de mentor m.b.t. SOM (LVS): • Doornemen; De mentor volgt lopende de periode de resultaten van zijn/haar leerlingen. Indien nodig volgt eerder een voortgangsgesprek. • Volledig houden; De mentor draagt zorg voor de volledigheid van het LVS in SOM. Documenten worden tijdig toegevoegd. Alle contacten met de leerling, de docenten en de ouders worden in SOM geplaatst. • Checken / bespreken; De mentor controleert in hoeverre het LVS in SOM volledig en op orde is. Checken op cijferinvoer, te laat en eruit gestuurd is daarvan een onderdeel. Pagina 34 van 43 3. Begeleiding De mentor speelt een belangrijke rol in de begeleiding van de leerling en, m.n. in de onderbouw, van het groepsproces. Leerresultaten, groepsprocessen en algemeen welbevinden zijn daarin kernpunten. In de hogere klassen van de bovenbouw heeft het begeleiden van het groepsproces om organisatorische redenen een minder prominente plek. Omdat leerresultaten voor het grootste deel bepalend zijn voor het succes waarmee de leerling door de school gaat, heeft dat een grote nadruk. Al onze acties zijn bedoeld om de leerling op zijn/haar passende niveau te laten presteren. In de begeleiding richt de mentor zich op: • De leerling De mentor voert op jaarbasis drie gesprekken met de leerling (zie ook leeropbrengsten). Inhoud van deze gesprekken zie ‘leeropbrengsten’. De mentor daagt de leerling uit om zo goed mogelijk te presteren. De mentor gaat uit van wat een leerling zou moeten kunnen en spreekt de leerling hier op aan. • De groep (m.n. OB) De mentor bewaakt de sfeer in de groep, bespreekt dit tijdens het mentoruur (OB en H4/V4) en onderneemt actie als de sfeer niet voldoende goed is. Omdat in de bovenbouw meer in clusters dan in klassen gewerkt wordt kan de bovenbouwmentor deze taak niet of nauwelijks uitvoeren. Eén keer per vier weken wordt met de jaarlaagcoördinator een leerlingbespreking gehouden. De mentor is scherp op pesten, uitsluiten en afhaken van leerlingen. Het is meer dan wenselijk om minstens één keer per jaar een buitenschoolse activiteit met de klas te organiseren. • Vakinhoudelijk De mentor bespreekt de vakinhoudelijke vordering van de leerling. Indien nodig koppelt hij/zij dit terug naar de betreffende docent(en). Verder zie ‘leeropbrengsten’. De mentor gaat uit van wat een leerling zou moeten kunnen en spreekt de leerling hier op aan. • Zorg De mentor fungeert als spin in het web waar het gaat om (extra) zorg. De mentor is scherp op een aantal zaken: - Dreigende achterstanden bij vakken, indien van toepassing I-uur, RT, bijles of ander advies aan leerling en ouders voor externe begeleiding. - Psychosociale problemen. In voorkomend geval bespreken met de leerling en eventueel met ouders en doorverwijzen naar zorgteam of coach. 4. Leerlijn studievaardigheden Voor alle op school aangeboden vakken, en dus ook voor het mentorprogramma, geldt dat de leerjaren op elkaar aansluiten. Binnen het mentoraat wordt een leerlijn studievaardigheden aangeboden. Leerlingen komen lopende hun schoolcarrière in aanraking met meer complexe studievaardigheden. We streven naar een doorlopende leerlijn. Om dit te verwezenlijken onderneemt de mentor onderstaande acties: • Afstemmen vorig en volgend jaar De mentor draagt zorg voor de aansluiting van het programma op het voorgaande schooljaar. • Curriculum Ontwikkeling Samen met de andere mentoren in de laag, de jaarlaagcoördinator en de conrector levert de mentor een bijdrage aan de ontwikkeling van het mentoraatscurriculum. Pagina 35 van 43 • Overdracht Aan het eind van het schooljaar en aan het begin van het nieuwe schooljaar draagt de mentor zorg voor een goede overdracht. Hiertoe onderneemt de mentor tenminste de volgende acties: - De mentor controleert de informatie in SOM op volledigheid. - De digitale map wordt overgedragen (toegankelijk) aan de nieuwe mentor. - De nieuwe mentor wordt schriftelijk en mondeling op de hoogte gebracht van de bijzonderheden. 5. Communicatie De mentor draagt zorg voor een goede communicatie met alle belanghebbenden: jaarlaagcoördinator, mentorenteam, ouders, leerlingen en docenten. Hieronder staat omschreven met wie en op welke manier de mentor communiceert. • Leerlingen Mentoren spreken minimaal drie keer per jaar met alle mentorleerlingen. In deze gesprekken komt in ieder geval aan de orde: - Gestelde doelen. - Resultaten tot op dat moment. - Doelen voor de komende tijd. - Indien van toepassing bespreken van rapportevaluatie (samen met ouders ingevuld OB en H4, V4). - Extra aandacht nodig voor…. - Gedrag op school en in de les (te laat, eruit gestuurd e.d.). - Overige aandachtspunten kunnen per jaarlaag en onderwijsafdeling verschillen. - Indien van toepassing wordt een plan van aanpak opgesteld. • Jaarlaagcoördinator De mentor heeft periodiek overleg met de jaarlaagcoördinator. Dit overleg wordt door de jaarlaagcoördinator gepland. De agenda van dit overleg wordt door de jaarlaagcoördinator i.s.m. de conrector opgesteld. Eén keer per vier weken vindt een leerlingbespreking plaats. • Mentorenteam De mentoren van een onderwijslaag (b.v. mavo 2) hebben periodiek overleg over inhoudelijke mentorzaken (lessen studievaardigheden, gesprekkencyclus, mentoraatsprogramma). • Ouders De mentor informeert ouders over de voortgang van hun kind. Indien nodig gebeurt dit per email, per telefoon of op school. Daarnaast vindt communicatie plaats via SOM. • Docenten Mentoren informeren vakdocenten over afspraken met leerlingen en de klas. Mentoren vragen informatie op over de klas in z’n geheel en leerlingen in het bijzonder. Hierbij komt in ieder geval aan de orde: - Functioneren van de klas in z’n geheel. - Functioneren van afzonderlijke leerlingen. - Invoeren van gegevens in SOM. Mentorlessen De inhoud van de mentorles verschilt per afdeling. Leeropbrengsten, administratie tijdens eerste en latere mentorlessen en spreken over sfeer en welbevinden komen in vrijwel alle lagen aan de orde. Daarnaast worden tijdens mentorlessen algemene studievaardigheden behandeld. Planning en leren leren zijn de belangrijkste onderwerpen. Ieder onderwijsteam (mavo, havo en vwo) heeft hiervoor een eigen lijn. De programma’s sluiten inhoudelijk op elkaar aan en bouwen op in diepgang en moeilijkheidsgraad. In de brugklassen vormt leefstijl een belangrijke lijn in de mentorlessen. Pagina 36 van 43 Bijlage 8 - Protocol Medicijnverstrekking Pagina 37 van 43 Pagina 38 van 43 Pagina 39 van 43 Bijlage 9 - Passend onderwijs Pagina 40 van 43 Pagina 41 van 43 Pagina 42 van 43 Pagina 43 van 43
© Copyright 2024 ExpyDoc