Overdrachtsdocument Onderdeel: financiën 2015 - 2018 Inhoud 1. MEERJARIGE BEGROTINGSMONITOR 2015 - 2018 ............................................................2 1.1 UITKERINGEN ........................................................................................................................... 3 1.2 INKOMENSONDERSTEUNING ...................................................................................................... 4 1.3 SOCIALE LASTEN EN CAO ONTWIKKELINGEN ............................................................................ 5 1.4 RENTE ..................................................................................................................................... 6 1.5 LEGESINKOMSTEN .................................................................................................................... 7 1.6 ALGEMENE UITKERING + ICL .................................................................................................... 8 1.7 BELASTINGINKOMSTEN ........................................................................................................... 10 1.8 ONTWIKKELCAPACITEIT .......................................................................................................... 11 1.9 DECENTRALISATIES ................................................................................................................ 12 1.10 ONONTKOOMBARE ONTWIKKELINGEN.................................................................................... 13 1.11 EFFECTEN COALITIEAKKOORD 2015-2018 ............................................................................ 14 2. SAMENVATTING: TEKORT IN DE MEERJARENRAMING 2015-2018 .....................................15 1. Meerjarige begrotingsmonitor 2015 - 2018 In de reguliere planning en control cyclus wordt in de maand april de kadernota opgeleverd, met daarin de financiële en inhoudelijke kaders voor de aankomende vier jaren. Het jaar 2014 is echter een uitzonderingsjaar gezien de gemeenteraadsverkiezingen. Ook in andere opzichten kan 2014 als een tussenjaar gezien worden, want in dit jaar zal er meer duidelijk worden over de financiën rondom de drie grote decentralisaties, waarmee de gemeenten per 11-2015 te maken krijgen. Hoewel er dit jaar dus geen traditionele kadernota wordt gemaakt is het wel van belang om het nieuwe gemeentebestuur alvast zicht te geven op de (mogelijke) financiële ontwikkelingen in de nieuwe bestuursperiode. Een nieuwe bestuursperiode betekent ook een nieuwe start, waarbij we kunnen leren vanuit het verleden. Bijvoorbeeld door het voorstellingsvermogen te prikkelen en na te denken over verschillende toekomstbeelden. Hoewel de toekomst zich niet laat voorspellen is het toch belangrijk na te denken over de verschillende bandbreedtes die bestaan binnen de gemeentelijke begroting. Het is van belang onderscheid te maken tussen: 1. 2. Begrotingsonderdelen waarvan we de resultaten direct zelf kunnen beïnvloeden en; Begrotingsonderdelen waarvan het heel moeilijk, of niet mogelijk is, resultaten direct zelf te beïnvloeden (zoals bijvoorbeeld inkomsten uit bouwleges, open einde regelingen en de algemene uitkering uit het gemeentefonds). De onderdelen binnen de eerste categorie vereisen reguliere begrotingsdiscipline. De onderdelen binnen de tweede categorie vormen een zeker risico, waarbij geldt dat de begroting zich beweegt tussen bepaalde bandbreedtes. De afgelopen jaren is gebleken dat deze begrotingsonderdelen en bijbehorende bandbreedtes een correlatie hebben met elkaar. Bij elkaar opgeteld kunnen deze negatieve financiële ontwikkelingen zorgen voor significante tekorten bij de gemeentelijke jaarrekening. In overleg met de commissie van de rekening is daarom de zogeheten ‘crisismonitor’ geïntroduceerd. Met dit instrument kunnen negatieve financiële ontwikkelingen tijdig worden gesignaleerd, zodat in de kadernota en meerjarenbegroting bijgestuurd kan worden. Daar waar de reguliere crisismonitor ingaat op de afwijkingen ten opzichte van de begroting in het lopende begrotingsjaar, heeft dit hoofdstuk voornamelijk betrekking op financiële bandbreedtes in de jaren na 2014. Hoewel er met deze bandbreedtes niet wordt beoogd de toekomst te voorspellen kan dit overzicht wel helpen om een gevoel te krijgen bij de grootste variabelen binnen de gemeentelijke begroting. Voor iedere categorie volgt een korte beschouwing ten aanzien van de in de gemeentebegroting opgenomen ramingen (en de eventueel op dit moment verwachte afwijkingen ten opzichte van deze ramingen). Daarnaast wordt ingegaan op de bandbreedtes bij deze verwachtingen (in het meest gunstigste- en in het meest ongunstigste geval), waarbij duidelijk wordt dat de onzekerheid toeneemt verderop in de jaarschijven. Op de volgende pagina’s worden achtereenvolgens de volgende categorieën beschreven: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 Uitkeringen Inkomensondersteuning Sociale lasten en CAO ontwikkelingen Rente Legesinkomsten Algemene uitkering + ICL Belastinginkomsten Ontwikkelcapaciteit Decentralisaties Onontkoombare ontwikkelingen Effecten coalitieakkoord 2015 - 2018 In een aantal gevallen is de verwachte meerjarige afwijking 0, wat betekent dat op dit moment wordt ingeschat dat de huidige meerjarenraming nog actueel is. Indien bij de verwachte afwijking een positief of negatief cijfer staat vermeld betekent dit dat op dit moment wordt ingeschat dat de huidige meerjarenraming aanpassing behoeft. Indien op dit moment (te) weinig of geen informatie beschikbaar is wordt het effect als PM gepresenteerd. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 2 1.1 Uitkeringen Bedragen x €1.000.000,- Banbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 1. Uitkeringen Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + ± - 0,7 0,0 1,8 2015 2016 + 3,0 - 1,3 - 3,0 + 3,0 - 1,3 - 3,0 2017 + 3,0 - 1,3 - 3,0 2018 + 3,0 - 1,3 - 3,0 Verwachte afwijking Het resultaat op de bijstandsuitkeringen is afhankelijk van klantaantallen, gemiddelde uitkeringslast en te ontvangen rijksbijdrage. De prognose voor de klantaantallen in 2014 en 2015 is gebaseerd op de CPB prognoses voor werkgelegenheid. Die voor de te ontvangen rijksbijdrage voor 2014 en 2015 is - conform de huidige verdeelsysthematiek - becijferd als een vast % van het macrobudget. De ramingen zijn vanaf 2016 gefixeerd op het niveau 2015. De verwachting is dat de ramingen voor 2014 en 2015 vooralsnog toereikend zullen zijn (in lijn met de recente prognose voor de groei van het klantaantal in 2014 (+7,5%), zoals is opgenomen in de crisismonitor van januari 2014). Als bandbreedte voor de totale afwijking ten opzichte van de begroting wordt uitgegaan van € 3 mln. (5% van € 60 mln.; het volume voor uitkeringenslast en rijksbijdrage samen). Noot: Binnen de gemeentebegroting bestaat de financiële ruimte om tegenvallers op het gebied van bijstandsuitkeringen (uitkeringslast / rijksbijdrage) op te vangen. Deze zogeheten stelpost 'materieel evenwicht' van €1,6 mln. wordt binnen deze analyse buiten beschouwing gelaten. PM (toegevoegd op maandag 7 april): Op 2 april heeft het gemeenteloket voor sociale zaken en werkgelegenheid het volgende bekend gemaakt: "Op grond van de huidige inzichten wordt gemeenten geadviseerd rekening te houden met een daling van het macrobudget 2014 in de orde van grootte van 8% ten opzichte van het voorlopige macrobudget 2014 zoals dat in september 2013 over gemeenten is verdeeld. Het CPB zal in juni nog een nieuwe werkloosheidsraming maken. Zoals gebruikelijk zal SZW daarna het nader voorlopig budget 2014 bekend maken, waarin deze juniraming zal worden verwerkt. In september wordt het macrobudget voor 2014 definitief vastgesteld." Indien de daling van 8% van het macrobudget 1 op 1 doorvertaald wordt naar de Rijksbijdrage die de gemeente Lelystad ontvangt betekent dat een daling van €2,9 mln. structureel. De hierboven genoemde stelpost materieel evenwicht (€1,6 mln.) moet in dat geval volledig worden ingezet en daarbovenop resteert er dan nog een structureel afwijking ten opzichte van de begroting van €1.3 mln. (welke is verwerkt in dit document, voor de jaarschijven 2015 en verder). De totale financiële opgave, zoals gepresenteerd in het vorige document pakt dus €1,3 mln. nadeliger uit. Meest gunstige afwijking In het meest gunstige geval is sprake van een voordeel ten opzichte van de begroting van in totaal € 3 mln. Enerzijds veroorzaakt door een gunstig effect aan de batenkant van de begroting (als gevolg van de uitwerking van het nieuwe verdeelmodel dat in zal gaan per 01-01-2015). Anderzijds veroorzaakt door een gunstig effect binnen de lastenkant van de begroting (als gevolg van een beperktere groei van het aantal uitkeringsgerechtigden dan waar rekening mee is gehouden binnen de meerjarenraming). Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige geval is sprake van een nadeel ten opzichte van de begroting van in totaal € 3 mln. Enerzijds veroorzaakt door een ongunstig effect aan de batenkant van de begroting (als gevolg van de uitwerking van het nieuwe verdeelmodel dat in zal gaan per 01-01-2015). Anderzijds veroorzaakt door een ongunstig effect binnen de lastenkant van de begroting (als gevolg van een forsere groei van het aantal uitkeringsgerechtigden dan waar rekening mee is gehouden binnen de meerjarenraming). Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 3 1.2 Inkomensondersteuning Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 2. Inkomensondersteuning Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + ± - 0,3 0,0 0,3 2015 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 2016 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 2017 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 2018 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 Verwachte afwijking Het besteedbare budget voor bijzondere bijstand bedraagt afgerond € 2,5 mln. (spoor 1 € 484.000,- / spoor 2 € 1.915.000,- en kinderopvang € 152.000,-). Via een verhoging van de rijksbijdrage zijn de tekorten van afgelopen jaren inmiddels gecompenseerd. De verwachting is dat de huidige ramingen vooralsnog meerjarig toereikend zullen zijn (conform de inschattingen uit de crisismonitor januari 2014). Meest gunstige afwijking Gelet op het open einde karakter van de regelingen bedraagt de bandbreedte 10% van € 2.5 mln.; afgerond € 300.000. Meest ongunstige afwijking Gelet op het open einde karakter van de regelingen bedraagt de bandbreedte 10% van € 2.5 mln.; afgerond € 300.000. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 4 1.3 Sociale lasten en CAO ontwikkelingen Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 3. Sociale lasten en CAO ontwikkelingen Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + + - 0,3 0,2 0,2 2015 + 0,5 ± 0,0 - 0,5 2016 + 1,0 ± 0,0 - 1,0 2017 + 1,0 ± 0,0 - 1,0 2018 + 1,0 ± 0,0 - 1,0 Verwachte afwijking Binnen de batenkant van de gemeentebegroting wordt de algemene uitkering uit het gemeentefonds jaarlijks gecompenseerd voor loon-/prijs ontwikkeling (=hogere inkomsten). Deze compensatie is een tegenhanger van de hogere gemeentelijke lasten als gevolg van bijvoorbeeld CAO ontwikkelingen (loonstijging van gemeenteambtenaren) en een eventuele verdere stijging van de sociale lasten. Deze loon-/prijsontwikkeling binnen de algemene uitkering wordt op Rijksniveau bepaald aan de hand van de landelijke cijfers omtrent de prijsontwikkeling. De ontwikkeling van het prijspeil houdt niet noodzakelijkerwijs gelijke tred met bijvoorbeeld nog af te sluiten gemeentelijke CAO afspraken, wat maakt dat de gemeente een risico loopt dat de loon-prijs compensatie binnen de algemene uitkering uit het gemeentefonds (hogere baten) niet afdoende is om de loonstijging als gevolg van CAO afspraken (hogere lasten) op te kunnen vangen. In de meerjarenraming is in de lastenkant daarom reeds rekening gehouden met een beperkte loonstijging als gevolg toekomstige CAO onderhandelingen (1% loonstijging vanaf 2015 en nog eens 1% loonstijging vanaf 2016). Ingeschat wordt dat de beperkte loonstijging waar rekening mee is gehouden in de meerjarenraming, in combinatie met de aanvullende compensatie binnen de algemene uitkering uit het gemeentefonds, afdoende zal zijn. De stijging van de sociale lasten en de loonstijging als gevolg van de CAO onderhandelingen kunnen naar verwachting daarmee budgetneutraal worden opvangen. Meest gunstige afwijking Het aantrekken van de economie kan de werkgelegenheid weer op gang brengen. Dit zal meer inkomsten voor de staatskas opleveren en mogelijk daardoor minder bezuinigingen of lastenverzwaringen. In het meest gunstige scenario zullen met name de kosten voor de sociale lasten dalen en zullen de CAO onderhandelingen resulteren in een geringe loonstijging. Loon/prijscompensatie binnen de algemene uitkering zal dan in beperkte mate nodig zijn en ingezet kunnen worden ten gunste van het begrotingssaldo (of ingezet kunnen worden om de overige materiële budgetten van de gemeentebegroting te indexeren). Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige geval zal de crisis nog langere tijd aanhouden en is het te verwachten dat de sociale lasten verder zullen stijgen. In het meest ongunstige geval resulteren de CAO onderhandelingen erin dat de lonen met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd voor inflatie (gezien de 0 lijn van de afgelopen jaren). Loon/prijscompensatie binnen de algemene uitkering zal dan niet afdoende zijn, wat maakt dat aanvullende gemeentelijke middelen noodzakelijk zullen zijn. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 5 1.4 Rente Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 4. Rente Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + + + 0,9 0,6 0,2 2015 + 1,0 + 0,5 - 1,0 2016 + 1,0 + 0,0 - 1,5 2017 + 1,0 + 0,0 - 1,5 2018 + 1,0 + 0,0 - 1,5 Verwachte afwijking Binnen het begrotingsonderdeel rente zijn twee onderdelen te onderscheiden die voor afwijkingen ten opzichte van de begroting kunnen zorgen: (1) rentelasten lang, (2) rentelasten kort. De gemeente Lelystad heeft een bestaande leningenportefeuille van ruim €200,- mln., welke in gedeeltes geherfinancierd zal moeten worden (tegen de dan geldende rentetarieven). De wettelijke kasgeldlimiet zorgt ervoor dat slechts een gedeelte kort gefinancierd mag worden (waarmee de gemeente minder vatbaar wordt voor renteschommelingen). Daarnaast zorgt de wettelijke renterisiconorm ervoor dat de herfinanciering van de leningportefeuille gespreid door de jaren heen plaatsvindt (waarmee de gemeente minder vatbaar wordt voor renteschommelingen). 1. Rentelasten lang: Het binnen de meerjarenraming opgenomen budget voor rentelasten van leningen met een looptijd van langer dan één jaar (ruim €6 mln. structureel) is naar verwachting meerjarig toereikend. Dit is gebaseerd op de toekomstige financieringsbehoefte bij rentepercentages rond de 3%- [10 jaars fixe lening]. De verwachte afwijking ten opzichte van de begroting wordt voor de rentelasten lang daarmee ingeschat op nihil. 2. Rentelasten kort: Het binnen de meerjarenraming opgenomen budget voor rentelasten van leningen met een looptijd van korter dan één jaar (een kleine €1,- mln. structureel) is gebaseerd op historische rentestanden (welke hoger liggen dan de actuele rentestanden van beneden de 1%). Op termijn ligt een stijging van de korte rente in de lijn der verwachting, wat betekent dat de rentelasten weer overeenkomen met de meerjarenraming. De verwachte afwijking ten opzichte van de begroting wordt voor de rentelasten kort daarmee ingeschat op: €0,5 mln. voordelig voor 2015 en conform meerjarenraming voor 2016 en verder. Meest gunstige afwijking In het meest gunstige scenario ontwikkelen de rentestanden zich richting de 2,5% voor leningen met een looptijd van langer dan één jaar en blijft de korte rente meerjarig beneden de 1%. Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige scenario zal de rente op leningen met een looptijd van langer dan één jaar oplopen naar 7 á 8% en zal de rente op leningen met een looptijd van korter dan één jaar oplopen naar 4 á 5%. Gezien de (her)financieringsbehoefte van de gemeente zal dit resulteren in een nadeel van €1,- tot €1,5 mln. ten opzichte van de meerjarenraming. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 6 1.5 Legesinkomsten Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 5. Legesinkomsten Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + - 0,0 0,3 0,5 2015 - 0,2 - 0,5 - 0,7 2016 - 0,4 - 1,0 - 1,3 2017 - 0,4 - 1,0 - 1,3 2018 - 0,4 - 1,0 - 1,3 Verwachte afwijking In de jaren voorafgaand aan de financiële crisis waren de inkomsten uit bouwleges aanzienlijk (ter illustratie: in 2007 bedroegen de bouwleges ruim €3,- mln.). Sinds het ontstaan van de crisis zijn de inkomsten uit bouwleges flink afgenomen (de realisatie in respectievelijk 2012 en 2013 betroffen: € 775.000,- en € 700.000,-). De afgelopen jaren zijn in de gemeentelijke begroting de inkomsten uit bouwleges daarom meerdere malen fors neerwaarts bijgesteld, waarbij de veronderstelling was dat in de latere jaren binnen de meerjarenraming enig herstel zou plaatsvinden. Gezien de fundamentele veranderingen die gaande zijn (onder andere de verschuiving van grote naar meer kleinschalige projecten) wordt verwacht dat de kans op substantiële groei van de legesinkomsten klein is. Door het meerjarig structureel terugbrengen van de legesinkomsten naar € 800.000,- wordt de begroting min of meer crisisbestendig gemaakt. Naast de inkomsten bouwleges dient de begroting voor leges rijbewijzen en leges overige burgerzaken geactualiseerd te worden. De huidige meerjarenraming is gebaseerd op een, in het verleden bepaald, verwacht gemiddelde. De herberekende trend gebaseerd op ervaringscijfer vanaf 2007 (en de afgifte prognose van de afgifte van nieuwe rijbewijzen door het RDW naar de toekomst), geeft een structurele afwijking op de gemiddelde verwachte begrote inkomsten. De bovenstaande afwijkingen resulteren in een meerjarige negatieve bijstelling van de begroting, zoals is aangegeven bij de verwachte afwijking. Meest gunstige afwijking Bij de meest gunstige afwijking wordt er vanuit gegaan dat de ontwikkelingen van grote projecten als Flevokust en Lelystad Airport gerealiseerd worden en zal de economie (en de bouw) weer flink aan moeten trekken. Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige geval dalen de inkomsten uit bouwleges nog verder (tot onder het realisatieniveau 2012 en 2013). Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 7 1.6 Algemene uitkering + ICL Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 6. Algemene uitkering + ICL Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + - 0,6 0,4 1,0 2015 + 1,5 + 0,5 - 1,5 2016 + 3,0 + 0,5 - 3,0 2017 + 4,0 + 0,5 - 4,0 2018 + 4,0 + 0,0 - 5,0 Verwachte afwijking 1. Ontwikkeling gemeentefonds De jaarlijkse groei of krimp van het gemeentefonds wordt bepaald door de normeringssystematiek 'samen de trap op / samen de trap af'. Hiermee wordt bedoeld dat de jaarlijkse groei of krimp van het gemeentefonds is gekoppeld aan de groei of krimp van de rijksuitgaven. Extra uitgaven, bezuinigingen, mee- en tegenvallers op de rijksbegroting hebben in deze systematiek direct invloed op de omvang van het gemeentefonds. In de praktijk voert het Rijk, bovenop de landelijke bezuinigingsmaatregelen, ook diverse bezuinigingen door die gerelateerd zijn aan diverse gemeentelijke taken (resulterend in een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds). Bij een significant gedeelte van deze maatregelen blijft het gemeentelijk takenpakket echter ongewijzigd, wat inhoudt dat gemeenten geen mogelijkheden hebben om de lagere inkomsten op te vangen (door een dienovereenkomstige verlaging van de lasten). In de vastgestelde gemeentelijke meerjarenraming is rekening gehouden met een daling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds van €96,- mln. in 2014 naar minder dan €89,- mln. vanaf 2017 (inclusief de €15,3 mln. aan structurele ICL uitkering). Voor de jaren 2015-2017 wordt als gevolg van het herfstakkoord wordt op dit moment vooralsnog een licht voordeel ten opzichte van de begroting verwacht. 2. Herijking gemeentefonds Daarnaast wordt het stelsel van objectieve maatstaven momenteel herzien, de zogeheten herijking van het gemeentefonds. Dit kan positief of negatief uitpakken voor individuele gemeenten (max. €15 per inwoner, dus voor Lelystad een maximaal positief of negatief effect van €1,1 mln.). In de verwachte ontwikkeling is in de tabel rekening gehouden met een afwijking van 0. 3. ICL- bijdrage Zoals gezegd ontvangt de gemeente Lelystad binnen de algemene uitkering ook de zogeheten ICL bijdrage van €15,3mln. Deze bijdrage wordt in de periode 2015/ 2016 ge-evalueerd. Afhankelijk van de uitkomsten zou dat wellicht kunnen betekenen dat een stapsgewijze reductie wordt doorgevoerd in de jaren daarna. In afwachting van de mei- en septembercirculaire 2014 De mei circulaire 2014 zal concrete informatie bevatten (onder andere over de rijksbestedingen, de herijking van het gemeentefonds, loon/prijscompensatie en de financiële arrangementen behorende bij de decentralisaties). Ter voorbereiding op de programmabegroting 2015 zal er een geactualiseerd voorstel komen op basis van de mei-/ septembercirculaire. Vervolg op de volgende pagina. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 8 Meest gunstige afwijking In het meest gunstige geval zal het gemeentefonds niet verder gekort worden en zelfs wat groeien. Het één en ander is natuurlijk afhankelijk van de bestedingen op Rijksniveau en de daar gemaakte keuzes, in relatie tot de ontwikkeling van het economische klimaat. In het meest gunstige geval zullen de effecten van de herijking van het gemeentefonds maximaal voordelig uitpakken voor de gemeente Lelystad (€1,1 mln. structureel voordelig met ingang van 2015). In het meest gunstige geval behoudt Lelystad de volledige ICL bijdrage van €15,3 mln. Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige geval zal het gemeentefonds verder gekort worden en daarmee nog verder dalen. Het één en ander is natuurlijk afhankelijk van de bestedingen op Rijksniveau en de daar gemaakte keuzes, in relatie tot de ontwikkeling van het economisch klimaat. In het meest ongunstige geval zullen de effecten van de herijking van het gemeentefonds maximaal nadelig uitpakken voor de gemeente Lelystad (€1,1 mln. structureel nadeel met ingang van 2015). In het meest ongunstige geval raakt Lelystad de volledige ICL bijdrage van €15,3 mln. kwijt. Dit zal nooit in één keer worden gekort (eerder stapsgewijze afbouw vanaf 2017, met significante effecten in de volgende bestuursperiode). De evaluatie en bijbehorende besluitvorming zal plaatsvinden in deze bestuursperiode. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 9 1.7 Belastinginkomsten Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 7. Belastinginkomsten Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + ± - 0,4 0,0 0,4 2015 + 0,5 ± 0,0 - 1,1 2016 + 0,5 ± 0,0 - 1,6 2017 + 0,5 ± 0,0 - 2,2 2018 + 0,5 ± 0,0 - 2,2 Verwachte afwijking De inschatting is dat de begrote inkomsten van OZB en precario meerjarig conform de huidige meerjarenraming gerealiseerd zullen worden. Meest gunstige afwijking Er zijn een aantal grote aanslagen voor OZB deze zitten standaard in procedure om te komen tot vaststelling van de waarde van het betreffende object. Deze objecten zijn op voorzichtige wijze opgenomen in de begroting. Bij de meest gunstige afwijking wordt ingeschat dat er meer gerealiseerd wordt op deze objecten dan begrotingstechnisch is opgenomen. Betreffende de precario wordt er vanuit gegaan dat deze belasting niet zal worden afgeschaft. Meest ongunstige afwijking Er zijn een aantal grote aanslagen voor OZB deze zitten standaard in procedure om te komen tot vaststelling van de waarde van het betreffende object. Deze objecten zijn op voorzichtige wijze opgenomen in de begroting. Bij de meest ongunstige afwijking wordt ervanuit gegaan dat er minder gerealiseerd wordt op deze objecten dan begrotingstechnisch is opgenomen. Er wordt al geruime tijd gesproken over opheffen van precariobelasting. In het meest ongunstige geval is ervanuit gegaan dat de precariobelasting in 3 jaar tijd wordt opgeheven. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 10 1.8 Ontwikkelcapaciteit Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 8. Ontwikkelcapaciteit Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: 2015 - 0,5 - 0,8 - 1,5 2016 - 0,5 - 0,8 - 1,5 2017 - 0,5 - 0,8 - 1,5 2018 - 0,5 - 0,8 - 1,5 Verwachte afwijking Hoewel een voorzichtig herstel van de woningmarkt lijkt te zijn ingezet, zal het naar verwachting nog enige tijd duren voordat dit ook effect heeft op de woningbouwontwikkeling. In de meerjarenraming wordt uitgegaan van het 'behoedzame scenario' (200 woningen per jaar). Tegelijkertijd wordt echter geconstateerd dat in 2012 en 2013 het aantal woningen volgens dit behoedzame scenario niet is gehaald. De consequentie van het structureel niet realiseren van 200 woningen is dat ten opzichte van de huidige meerjarenraming dit zal resulteren in een tweetal verwachte financiële afwijkingen: 1. Momenteel wordt zowel gewerkt aan de krimp van de projectorganisatie alsmede een herverdeling van de beschikbare personele capaciteit. De dekking uit projecten is fors teruggelopen en inmiddels is de flexibele schil al zo goed als verdwenen. Op dit moment wordt geïnventariseerd in hoeverre de beschikbare interne capaciteit afwijkt van de behoefte van het Grondbedrijf respectievelijk het Groot Onderhoud. In lijn met het beschreven risico in de paragraaf weerstandsvermogen uit de programmabegroting 2014 is de verwachting dat we op dit moment, door de achterblijvende dekking, te maken hebben met overcapaciteit (voorheen werd een groot gedeelte van deze ontwikkelcapaciteit namelijk gedekt binnen de grondexploitaties). De vraag die speelt is of de ontwikkelcapaciteit voor de stad in stand moet worden gehouden of moet worden afgebouwd is een discussie die in de nieuwe bestuursperiode gevoerd moet gaan worden (inschatting is €450.000,-). Het structurele aspect van toerekening van interne kosten zal worden betrokken bij de op te stellen scenario’s. Daarnaast zal richting de toekomst worden gekeken of de uitgangspunten voor de berekening van de grondexploitaties op het gebied van de interne kosten moeten worden herzien. 2. Op basis van 200 woningen per jaar is berekend wat maximaal aan kosten op grondexploitaties mag neerslaan. Bij een volume van minder dan 200 woningen per jaar is de beschikbare ruimte binnen de exploitatie van het grondbedrijf om bij te dragen aan de centrale bedrijfsvoering ook lager (inschatting is €350.000,-). Noot: de reservepositie van het grondbedrijf is de afgelopen jaren verslechterd. Wanneer de beschikbare weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de benodigde weerstandscapaciteit wordt een forse onderdekking binnen de reservepositie van het grondbedrijf zichtbaar. Deze problematiek wordt betrokken bij het nog op te stellen Meerjaren Perspectief Grondbedrijf, welke in juni 2014 zal verschijnen. Meest gunstige afwijking Mede afhankelijk van de toekomstige koers die wordt gevolgd beweegt de verwachte afwijking zich tussen een bandbreedte (zo rond de 0,5 mln. nadelig in het meest gunstige geval). Meest ongunstige afwijking Mede afhankelijk van de toekomstige koers die wordt gevolgd beweegt de verwachte afwijking zich tussen een bandbreedte (zo rond de €1,5 mln. nadelig in het meest ongunstige geval). Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 11 1.9 Decentralisaties Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 9. Decentralisaties Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: 2015 + 0,0 ± 0,0 - PM 2016 + 0,0 ± 0,0 - PM 2017 + 0,0 ± 0,0 - PM 2018 + 0,0 ± 0,0 - PM Verwachte afwijking Het kabinet heeft ingezet op een grootscheepse decentralisatie in het sociaal domein. Een groot aantal taken zal per 1 januari 2015 overgaan naar de gemeenten via drie wetten: de Jeugdwet, de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Participatiewet. De ambitie is dat door deze decentralisaties meer samenhang ontstaat in het sociaal domein en dat gemeenten als gevolg daarvan - en vanwege de nabijheid van het lokaal bestuur effectiever en efficiënter maatwerk kunnen leveren aan hun inwoners. De gemeenteraad van Lelystad heeft met het vaststellen van de kadernota 2014 de principe uitspraak gedaan dat deze taken uitgevoerd moeten worden binnen de daarvoor beschikbaar gestelde (overgehevelde) budgetten. Vooralsnog is daarom het uitgangspunt dat deze decentralisaties worden uitgevoerd binnen de daarvoor beschikbaar gestelde Rijksmiddelen. Gemeenten kunnen de diverse taakstellingen echter niet enkel door efficiency maatregelen realiseren, wat erin resulteert dat er keuzes gemaakt zullen moeten worden. De mate waarin deze keuzes politiek gezien acceptabel worden geacht bepaalt in hoeverre er eventueel aanvullende gemeentelijke middelen benodigd zullen zijn. Meest gunstige afwijking In het meest gunstige geval verlopen de decentralisaties soepel en zijn de overgehevelde Rijksmiddelen toereikend om deze taken uit te voeren (op een politiek gezien acceptabel kwaliteitsniveau). Meest ongunstige afwijking In het meest ongunstige geval (vanuit de gemeentebegroting geredeneerd) zijn de overgehevelde Rijksmiddelen niet toereikend om deze taken uit te voeren (op een politiek gezien acceptabel niveau). Door middel van herprioritering kunnen dan middelen vrij gemaakt worden voor het sociale domein. Bedragen zijn PM, aangezien het een sterk politieke lading heeft. Gezien het omvangrijke takenpakket en bijbehorende budgetten wordt dit onderdeel wel als apart punt gepresenteerd binnen deze meerjarige begrotingsmonitor. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 12 1.10 Onontkoombare ontwikkelingen Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 10. Onontkoombare ontwikkelingen Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: 2015 2016 - 1,0 - 2,0 - 3,0 - 1,0 - 2,0 - 3,0 2017 - 1,0 - 2,0 - 3,0 2018 - 1,0 - 2,0 - 3,0 Verwachte afwijking Naast de hierboven beschreven onderwerpen bestaan er tevens een aantal overige onontkoombare ontwikkelingen die samen een significant effect zullen hebben op het begrotingssaldo. Deze overige ontwikkelingen worden binnen dit document ook binnen een bandbreedte gepresenteerd, aangezien er op dit moment nog gewerkt wordt aan de uitwerking. Enerzijds is er bijvoorbeeld nog enige keuzeruimte aanwezig die verder moet worden uitgewerkt en anderzijds duurt het nog zo'n 9 maanden totdat begrotingsjaar 2015 aanvangt (in die periode kan er nog veel gebeuren). De hierboven gepresenteerde verwachte afwijking van afgerond €2 mln. is het geschatte saldo van verschillende onontkoombare ontwikkelingen/ financiële knelpunten. Voorbeelden zijn 'parkeren' en de gevolgen van het verbod op het chemische bestrijdingsmiddel 'Round- Up'. Daarnaast is het de verwachting dat er nog enkele technische correcties en verschillende actualisaties noodzakelijk zullen zijn (bijvoorbeeld het 'scheeflopen van bepaalde begrotingsonderdelen als gevolg van het diverse jaren achtereen niet indexeren van de gemeentebegroting- zie aanvullende toelichting op de volgende pagina). Op dit moment is de inschatting dat er rekening gehouden moet worden met zo'n €2,- mln. aan verwachte afwijkingen. Meest gunstige afwijking In hoeverre deze ontwikkelingen een nadelig effect zullen hebben op het gemeentelijk begrotingssaldo is deels afhankelijk van politieke keuzes, maar het is onontkoombaar dat deze zaken per saldo budgetruimte zullen vragen (nog steeds zo rond de €1 mln. in het meest gunstige geval). Meest ongunstige afwijking In hoeverre deze ontwikkelingen een nadelig effect zullen hebben op het gemeentelijk begrotingssaldo is deels afhankelijk van politieke keuzes, maar het is onontkoombaar dat deze zaken per saldo budgetruimte zullen vragen (zo rond de €3 mln. in het meest ongunstige geval). Aanvullende toelichting: effecten van het niet-indexeren van de gemeentebegroting Zowel de lastenkant alsook de batenkant van de gemeentebegroting wordt geraamd in constante prijzen. Dit houdt in dat ieder jaar besluitvorming plaatsvindt over het al dan niet indexeren (zowel de baten als de lasten). Aan de batenkant zal bij een nieuw 'basisjaar' de algemene uitkering toenemen (als gevolg van loon-prijscompensatie, resulterend in structureel hogere baten). Daarnaast wordt aan de batenkant van de gemeentebegroting ook ieder jaar de afweging gemaakt met betrekking tot het indexeren van de diverse gemeentelijke belastinginkomsten (resulterend in structureel hogere baten). Tegelijkertijd is er de afgelopen jaren ook steeds voor gekozen om de gemeentebegroting juist niet te indexeren voor inflatie aan de lastenkant. Eenvoudig gezegd betekent het niet indexeren voor inflatie dat je na verloop van tijd steeds minder kunt kopen met hetzelfde aantal euro's (de budgetten zullen na verloop van tijd onder druk komen te staan als gevolg van het cumulatieve effect van geldontwaarding). Door het niet indexeren van de exploitatiebudgetten binnen de gemeentebegroting wordt er feitelijk ieder jaar een kaasschaaf- bezuinigingsmethode toegepast (en er daarmee budgetruimte wordt gecreëerd voor andere onderwerpen). Het feit is dat er al vier jaar op rij geen indexatie is toegepast aan de lastenkant van de gemeentebegroting en zo langzamerhand wordt zichtbaar dat diverse budgetten niet langer toereikend zijn en geactualiseerd dienen te worden (aangepast te worden aan het huidge prijspeil). Dat is ook iets om rekening mee te houden bij toekomstige beslissingen omtrent het indexeren van de lastenkant van de gemeentebegroting. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 13 1.11 Effecten coalitieakkoord 2015-2018 Bedragen x €1.000.000,- Bandbreedtes onderdeel Bandbreedte ten opzichte van de begroting 11. Effecten coalitieakkoord 2015-2018 Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: 2015 2016 2017 2018 - PM - PM - PM - PM Verwachte afwijking Het nieuwe coalitieakkoord zal financiële effecten met zich meebrengen. Afspraken in het coalitieakkoord zullen financieel gezien gedekt moeten worden. Voor bijvoorbeeld nieuwe beleidsinitiatieven of intensiveringen zal de dekking gevonden moeten worden binnen bestaand beleid (oud voor nieuw). Meest gunstige afwijking - Meest ongunstige afwijking - Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 14 2. Samenvatting: tekort in de meerjarenraming 2015-2018 PM (toegevoegd op maandag 7 april): Zoals blijkt uit de verschillende onderdelen uit deze meerjarige begrotingsmonitor is de inschatting op dit moment dat de nieuwe bestuursperiode start met een structureel tekort in de meerjarenraming van €3,3 mln. in 2015 oplopend tot €5.3 mln. voor 2018 en verder (dit was afgerond €2,- mln. in 2015 oplopend tot afgerond €4,- mln. voor 2018 en verder). Het perspectief ziet er dus op dit moment structureel €1,3 mln. negatiever uit. Op 2 april heeft het gemeenteloket voor sociale zaken en werkgelegenheid namelijk het volgende bekend gemaakt: "Op grond van de huidige inzichten wordt gemeenten geadviseerd rekening te houden met een daling van het macrobudget 2014 in de orde van grootte van 8% ten opzichte van het voorlopige macrobudget 2014 zoals dat in september 2013 over gemeenten is verdeeld. Het CPB zal in juni nog een nieuwe werkloosheidsraming maken. Zoals gebruikelijk zal SZW daarna het nader voorlopig budget 2014 bekend maken, waarin deze juniraming zal worden verwerkt. In september wordt het macrobudget voor 2014 definitief vastgesteld." Indien de daling van 8% van het macrobudget 1 op 1 doorvertaald wordt naar de Rijksbijdrage die de gemeente Lelystad ontvangt betekent dat een daling van €2,9 mln. structureel. De op pagina 3 genoemde stelpost materieel evenwicht (€1,6 mln.) moet in dat geval volledig worden ingezet en daarbovenop resteert er dan nog een structureel afwijking ten opzichte van de begroting van €1.3 mln. (welke is verwerkt in dit document, voor de jaarschijven 2015 en verder). De totale financiële opgave, zoals gepresenteerd in het vorige document pakt dus €1,3 mln. nadeliger uit. Bedragen x €1.000.000,- Meerjarige begrotingsmonitor incl. bandbreedtes Bandbreedte ten opzichte van de begroting 2014 2016 2017 2018 3,0 1,3 3,0 0,3 0,0 0,3 0,5 0,0 0,5 1,0 0,5 1,0 0,2 0,5 0,7 1,5 0,5 1,5 0,5 0,0 1,1 + 3,0 - 1,3 - 3,0 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 + 1,0 ± 0,0 - 1,0 + 1,0 + 0,0 - 1,5 - 0,4 - 1,0 - 1,3 + 3,0 + 0,5 - 3,0 + 0,5 ± 0,0 - 1,6 + 3,0 - 1,3 - 3,0 + 0,3 ± 0,0 - 0,3 + 1,0 ± 0,0 - 1,0 + 1,0 + 0,0 - 1,5 - 0,4 - 1,0 - 1,3 + 4,0 + 0,5 - 4,0 + 0,5 ± 0,0 - 2,2 + + ± + ± + + + + + ± - Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: - 0,5 - 0,8 - 1,5 + 0,0 ± 0,0 - PM - 1,0 - 2,0 - 3,0 - 0,5 - 0,8 - 1,5 + 0,0 ± 0,0 - PM - 1,0 - 2,0 - 3,0 - 0,5 - 0,8 - 1,5 + 0,0 ± 0,0 - PM - 1,0 - 2,0 - 3,0 - 0,5 - 0,8 - 1,5 + 0,0 ± 0,0 - PM - 1,0 - 2,0 - 3,0 11. Effecten coalitieakkoord 2015-2018 Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: - PM - PM - PM - PM Totaal bandbreedtes afwijkingen (in mln.) Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: 1. Uitkeringen 2. Inkomensondersteuning 3. Sociale lasten en CAO ontwikkelingen 4. Rente 5. Legesinkomsten 6. Algemene uitkering + ICL 7. Belastinginkomsten 8. Ontwikkelcapaciteit 9. Decentralisaties 10. Overige ontwikkelingen Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: Meest gunstig: Verwacht: Meest ongunstig: + ± + ± + + + + + + + + ± - + + - 0,7 0,0 1,8 0,3 0,0 0,3 0,3 0,2 0,2 0,9 0,6 0,2 0,0 0,3 0,5 0,6 0,4 1,0 0,4 0,0 0,4 2015 3,2 0,1 4,0 + + ± + ± + + + + + ± - + - 5 3,3 13 + - 7 4,3 16 + - 8 4,3 18 + - 3,0 1,3 3,0 0,3 0,0 0,3 1,0 0,0 1,0 1,0 0,0 1,5 0,4 1,0 1,3 4,0 0,0 5,0 0,5 0,0 2,2 8 5,3 19 Hoewel er op onderdelen nog enige keuzeruimte aanwezig is betreffen het veelal onderwerpen die onderhevig zijn aan exogene invloeden, die vrijwel niet beïnvloed kunnen worden door gemeentelijk ingrijpen. Eventuele ruimtevragende financiële effecten uit het nieuwe coalitieakkoord komen hier dan nog bij. Overdrachtsdocument: financiën 2015 - 2018 15
© Copyright 2025 ExpyDoc