Almanak BTW 2014.book

Almanak BTW 2014.book Page 104 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
1 BASISBEGRIPPEN
1.1 Het Enig Document
Het ‘Enig Document’, dat vóór 1 januari 1993 als basisdocument werd gebruikt voor de in- en uitvoer van goederen,
de landen van de EEG inbegrepen, wordt vanaf vermelde
datum gebruikt voor de in- en uitvoer van goederen in en
uit het fiscaal grondgebied van de Gemeenschap (wijziging
in de noties in- en uitvoer van goederen).
In algemene zin moet bij invoer van goederen in België een
aangifte voor het in verbruik stellen van die goederen worden gedaan op een douanekantoor. De aangifte moet
gebeuren op een formulier ‘Enig Document’. Samen met
de aangifte moet in principe een kopiefactuur betreffende
de ingevoerde goederen worden ingediend.
De wijze waarop het ‘Enig Document’ moet worden ingevuld en gebruikt, wordt omstandig omschreven in de
‘Instructie Enig Document 1999’ (D.I. 530.11) van de
Administratie der douane en accijnzen, ter beschikking op
www.fisconetplus.be. De douanediensten zijn thans overgegaan tot een ‘paperless’-administratie (PLDA-aangiftesysteem), waardoor de aanwending van het ‘Enig Document’ als bewijsmiddel een andere toepassing krijgt. Voor
de nieuwe opstelling van het ‘Enig Document’ en de verdere evolutie in de ‘paperless’-douaneadministratie wordt
verwezen naar de website van de Administratie www.fiscus.fgov.be en de helpdesk [email protected].
Om aangiften via PLDA te kunnen insturen, moet de
betrokken aangever daartoe voorafgaandelijk geregistreerd
worden door de Administratie der douane en accijnzen.
Een PLDA-aangifte wordt op elektronische wijze met
gebruikmaking van het PLDA-systeem ingezonden naar
het enig kantoor der douane en accijnzen. Dit bericht moet
door elektronische ondertekening door de aangever authentiek gemaakt worden. De Administratie der douane en
accijnzen heeft twee manieren voorzien om douaneaangiften elektronisch in te zenden: ofwel via de PLDA-informaticatoepassing die op de computer van de aangever is geïnstalleerd, wat toelaat de gegevens op gestructureerde wijze
(EDI) tussen de Administratie en de aangever uit te wisselen, ofwel via de applicatie van de PLDA-informaticatoepassing die zich op de server van de douane bevindt
(PLDA-web). Dit verschil in gebruik heeft gevolgen voor
de wijze waarop de aanvaarde aangifte aan de aangever
wordt toegestuurd.
De goederen zelf moeten worden aangeboden op het
bevoegde hulpkantoor van het enige kantoor. De aangifte
wordt voor douanedoeleinden geacht te zijn ingediend op
laatstgenoemd kantoor. Bij de aanvaarding van de aangifte
wordt dat hulpkantoor dan ook vermeld in vak A van dat
document.
104
Wat betreft de aftrek van de btw geheven van de invoer van
goederen, voorziet artikel 18 van Verordening 1777/2005
van 17 oktober 2005 dat de lidstaten de aftrek moeten toestaan wanneer die lidstaat een elektronisch systeem voor
het vervullen van douaneformaliteiten toepast. Aftrek van
Belgische btw is bijgevolg principieel mogelijk op grond
van een PLDA-aangifte ten verbruik wanneer die op de
voorziene wijze werd aanvaard.
De douanewetgeving is gesteund op communautaire wettelijke bepalingen opgenomen in Verordening (EEG)
nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 (PB. EG, L
302 van 19 oktober 1992) en Verordening (EEG) nr. 2454/
93 van de Commissie van 2 juli 1993 (PB. EG, L 253 van
11 oktober 1993). Deze verordeningen zijn rechtstreeks
bindend voor alle lidstaten van de Europese Unie.
De waarde die als maatstaf van heffing voor de invoerrechten wordt genomen is in principe de aankoopprijs, vermeerderd met alle kosten (bijvoorbeeld commissielonen,
verpakkosten, kosten van vervoer en van verzekering) tot
op de plaats van binnenkomen in het douanegebied van de
Europese Unie.
Bij invoer is eveneens btw verschuldigd. De maatstaf van
heffing is de douanewaarde vermeerderd met de invoerrechten en alle kosten (bijvoorbeeld rechten, belastingen,
taksen en heffingen, kosten van douaneformaliteiten, kosten van vervoer en van verzekering in België) tot de plaats
van levering.
De invoerrechten en de btw zijn in principe opvorderbaar
op het ogenblik van de aangifte van de goederen.
Bij invoer van sommige goederen is een invoervergunning
vereist.
Het ‘Enig Document’ wordt gebruikt bij elk goederenvervoer waarvoor een schriftelijke aangifte vereist is, uitgezonderd in de volgende vier gevallen:
1. goederen die vervoerd worden onder dekking van een
internationaal document (carnet T.I.R., carnet A.T.A.,
vrachtbrieven, vrijstellingsdocumenten enz.);
2. diplomatieke vrijstellingen (formulieren 136 F);
3. vereenvoudigde procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer (voorlopige aangifte, afgifte van kopie van factuur enz.);
4. vervoer van goederen onder het accijnsstelsel (Benelux
40, begeleidingsdocument).
Het formulier ‘Enig Document’ omvat acht exemplaren.
Almanak BTW 2014.book Page 105 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
Nummer
Bestemming
Exemplaar 1
Exemplaar voor het land van uitvoer/verzending
Exemplaar 2
Statistiek-exemplaar – land van uitvoer/verzending
Exemplaar 3
Exemplaar voor de uitvoerder/verzender
Exemplaar 4
Exemplaar voor het kantoor van bestemming
Exemplaar 5
Exemplaar van terugzending – communautair vervoer
Exemplaar 6
Exemplaar voor het land van bestemming
Exemplaar 7
Exemplaar voor de statistiek – land van bestemming
Exemplaar 8
Exemplaar voor de bestemmeling
Het ‘Enig Document’ wordt bijgevolg aangewend naargelang de goederenbewegingen waarvoor het dienstig is:
–
de exemplaren 1, 2 en 3 worden gebruikt bij de uitvoer
van goederen;
–
de exemplaren 1, 4, 5 en 7 worden gebruikt bij doorvoer;
–
de exemplaren 6, 7 en 8 worden gebruikt bij de invoer
van goederen.
Op het ‘Enig Document’ moet de juiste beschrijving van de
ingevoerde goederen voorkomen (rubriek 31: beschrijving
van de goederen).
Voor de toepassing van de btw wordt onder goederen verstaan de lichamelijke goederen. Bijgevolg is de btw niet
toepasselijk op de invoer van goederen die niet als lichamelijke goederen worden aangemerkt, zoals kredietbrieven
of rentebrieven, aandelen of obligaties van vennootschappen.
Bovendien stelt artikel 36 van het KB nr. 7 van
29 december 1992, met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de btw, een vrijstelling in
voor de invoer van bepaalde lichamelijke goederen zoals:
–
publicaties van buitenlandse regeringen en publicaties
van internationale, officiële instellingen die bestemd
zijn om gratis te worden verspreid;
–
drukwerk van officiële aard dat aan de centrale banken
van de lidstaten wordt gezonden;
–
rapporten, verslagen, inlichtingenbladen, prospectussen, inschrijvingsformulieren en andere documenten
die zijn opgesteld door maatschappijen die in een
derde land of in een derdelandsgebied zijn gevestigd
en bestemd zijn voor houders van of inschrijvers op
door deze maatschappijen uitgegeven effecten.
Alle bepalingen die inzake invoer in het W.Btw en in de ter
uitvoering ervan genomen besluiten zijn opgenomen, zijn
toepasselijk op de btw-eenheid. De btw-eenheid wordt als
één enkele belastingplichtige aangemerkt, zowel vanuit het
oogpunt van de goederen die haar door derden worden geleverd, als vanuit het oogpunt van de levering van goederen
tussen haar leden onderling. Daaruit volgt onder meer dat de
invoer van goederen verricht door een lid, geacht wordt door
de btw-eenheid zelf te zijn verwezenlijkt, ongeacht of die
invoer plaatsvindt naar aanleiding van een aankoop bij derden of bij andere leden, dan wel voortvloeit uit een overbrenging van goederen uit een inrichting die een van de leden buiten de Gemeenschap heeft. Die btw-eenheid moet derhalve
worden aangemerkt als geadresseerde voor de invoeren die in
België worden verricht door een lid, die als geadresseerde
1.
van de ingevoerde goederen zou worden aangemerkt, mocht
het niet tot die eenheid zijn toegetreden. In vak 8 van het
‘Enig Document’ moet het individueel btw-identificatienummer, de naam en het adres worden vermeld waaronder het lid
is geregistreerd dat de invoer verricht of voor wiens rekening
de invoer wordt verricht.
De geadresseerde is schuldenaar van de btw bij invoer,
zijnde de btw-eenheid, voor de invoeren verricht door een
lid van de eenheid.
1.2 Bewaren in- en uitvoeraangiften
Principieel moeten btw-belastingplichtigen die goederen
invoeren in België in het bezit zijn van een origineel
invoerdocument, geviseerd door de Douaneadministratie,
teneinde hun recht op aftrek te kunnen uitoefenen.
Vermits douane-expeditieurs vanaf 4 februari 2008 de
douaneaangiften moeten opmaken en indienen via het
PLDA-systeem, zal er geen origineel invoer- of uitvoerdocument meer bestaan.
De belastingplichtige kan kiezen:1
–
Ofwel bewaart hij een elektronische versie van het
PLDA-document, samen met de digitale handtekening
van de verzender en het certificaat waarop die handtekening is gebaseerd.
–
Ofwel wordt een afdruk van het elektronisch document
bewaard. Bij die bewaarmethode is het niet toegestaan
de afdrukken in te scannen om ze vervolgens alleen in
die digitale vorm te bewaren. De papieren afdruk moet
dan mee bewaard worden.
Douane-expediteurs zullen hun klanten in het bezit moeten
stellen van de digitale douaneaangiften en/of een papieren
afdruk ervan. Bij digitale bewaring zal de btw-belastingplichtige de PLDA-documenten met de digitale handtekening en het certificaat moeten bewaren op een informaticadrager naar keuze. Bij een eventuele controle moeten die
documenten digitaal worden voorgelegd.
Wanneer men voor het vervullen van de douaneformaliteiten
nog geen gebruik moet maken van het PLDA-systeem, zullen
de gegevens met betrekking tot de in- en uitvoer die op de
papieren aangifte zijn vermeld, door de Douaneadministratie
ingegeven worden in het PLDA-systeem. Vervolgens zal aan
de aangever een papieren afdruk uit het PLDA-systeem worden afgeleverd die voor btw-doeleinden bewaard zal moeten
worden als bewijs van de aanvaarde aangifte. De bewaartermijn is zeven kalenderjaren te rekenen vanaf de eerste dag
van het jaar volgend op hun datum.
Zie bericht Btw-administratie nr. 08/04-04.
105
Almanak BTW 2014.book Page 106 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
drag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Kolen en Staal valt, zich niet in het vrije verkeer bevindt;
1.3 Invoer
Zie artikel 23, § 1, van het W.Btw
Onder invoer van een goed moet worden verstaan:
1. het binnenkomen in de Gemeenschap van een goed dat
niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 9 en
10 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap of dat, als het onder het Ver-
2. het binnenkomen in de Gemeenschap van een goed,
afkomstig uit Ceuta, Melilla, de Canarische Eilanden,
de overzeese departementen van Frankrijk, de Berg
Athos, de Kanaaleilanden, Gibralter, Livigno, Campione d’Italia, de nationale wateren van het meer van
Lugano, het eiland Helgoland, het grondgebied van
Büsingen. Deze gebieden zijn uitgesloten van de EEGlidstaten op het stuk van de btw.
1.4 Btw-gebied
Lidstaten
Met inbegrip van ...
Met uitzondering van ...
België
Bulgarije
Cyprus
De zones van Cyprus die niet onder de soeveAkrotiri en Dhekelia, zijnde de
reiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen
zones die onder de soevereiniteit
van het Verenigd Koninkrijk vallen
Denemarken
1. Faeröer-eilanden
2. Groenland
Duitsland
1. Helgoland
2. Büsingen
Estland
Finland
De Åland-eilanden
Frankrijk
Monaco
De overzeese departementen (Guyana en de
eilanden Guadeloupe, Martinique en Réunion)
1. De Kanaaleilanden
2. Het eiland Man
Gibraltar
San Marino
1. Livigno
2. Campione d’Italia
3. Nationale wateren van het meer van Lugano
Griekenland
Groot-Brittannië + Noord-Ierland
De berg Athos
Hongarije
Ierland
Italië
Letland
Litouwen
Luxemburg
Malta
Nederland
Oostenrijk
Polen
Portugal
Roemenië
Slovakije
Slovenië
Spanje
1. Ceuta
2. Melilla
3. De Canarische eilanden
Tsjechië
Zweden
We merken op dat het eiland Jersey, afhangend van de
Britse kroon, deel uitmaakt van de Europese Unie in de
mate dat Groot-Brittannië er de buitenlandse betrekkingen
van bevestigt. Jersey bezit een bijzonder statuut, vermits
artikel 26, § 3, en artikel 27, d) van de Overeenkomst met
betrekking tot de voorwaarden van aanhechting aan de
Gemeenschap van Denemarken, Ierland en Groot-Brittannië-Noord-Ierland, respectievelijk artikel 299 van het EG106
Verdrag en artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van
de Europese Atoomenergiegemeenschap, een nieuwe paragraaf heeft toegevoegd die luidt als volgt:
De beschikkingen van dit verdrag zijn slechts van toepassing op de Kanaaleilanden en op het eiland Man in de mate
dat ze noodzakelijk zijn om het voorziene stelsel toe te passen voor deze eilanden, met betrekking tot de aanhechting
Almanak BTW 2014.book Page 107 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
van nieuwe lidstaten aan de Europese Unie en aan de
Europese Atoomenergie, getekend op 22 januari 1972.
2 PLAATS VAN DE DOUANERING – BEGRIP VAN
VRIJE EN DUBBELE KEUZEMOGELIJKHEID
Het bijzonder stelsel, voorzien voor de Kanaaleilanden en
het eiland Man, is dit, ingesteld door het protocol nr. 3, bijgevoegd aan de aanhechtingsakte, die, volgens artikel 158
van vermelde overeenkomst, er integraal deel van uitmaakt.
Het begrip ‘invoer’ is slechts toepasselijk op goederen
afkomstig uit landen en gebieden die specifiek uit de territoriale werkingssfeer van de btw zijn uitgesloten.2
Met betrekking tot de btw maakt het eiland Jersey geen
deel uit van het fiscale territorium, zoals gedefinieerd in
artikel 3, § 2, van de Zesde Richtlijn (vanaf 1 januari 2007:
artikel 5 tot 8 van de Richtlijn 2006/112/EG). De ondernemingen van Jersey beschikken bijgevolg niet over een btwidentificatienummer van de Europese Unie. Toch maken de
leveringen, verricht aan de Kanaaleilanden, een uitvoerverrichting uit, die vrijgesteld is ingevolge artikel 33 van vermelde Zesde Richtlijn (vanaf 1 januari 2007: artikel 278 tot
280 van de Richtlijn 2006/112/EG).1
Het binnenkomen van de goederen in de EU is in principe
bepalend. De binnenkomst van de goederen gaat gepaard
met het in het vrije verkeer en in het verbruik brengen.
Zowel de invoerrechten als de btw dienen tegelijkertijd
vereffend te worden, in principe in de lidstaat van binnenkomst van de goederen.
De goederen die aldus in het vrije verkeer en in het verbruik worden gebracht zijn vervolgens in vrije omloop in
de Gemeenschap.3
Uitzonderingen
Niet in het verkeer gebrachte goederen
(geplaatst onder een regeling van opschorting)
Voorbeeld: tijdelijke invoera, tijdelijke opslag, extern
douanevervoer, actieve veredeling, douane-entrepots
De invoer wordt verplaatst naar de lidstaat op het grondgebied waarvan het goed aan de opschortingsregeling wordt
onttrokkenb (= in het vrije verkeer gebracht)
In het vrije verkeer gebrachte goederen en vervoerd onder
dekking van een document voor intern communautair
douanevervoer (T2)
De invoer heeft plaats in de lidstaat op het grondgebied
waarvan het goed aan die regeling wordt onttrokkenc
a
b
c
Artikel 137 van het Communautair Douanewetboek – PB. nr. L 302 van 19 oktober 1992.
Artikel 23, § 4, van het W.Btw.
Artikel 23, § 5, van het W.Btw.
Het in het vrije verkeer brengen is het toekennen van het
douanestatuut ‘communautaire goederen’ aan niet-communautaire goederen waarbij een aantal formaliteiten bij
invoer, alsmede de bepaling van de wettelijk verschuldigde
invoerrechten, vervuld dienen te worden.
De aangifte tot verbruik veronderstelt het vervullen van
nationale formaliteiten, zoals betaling van eventuele accijnsrechten en de btw, voor niet-communautaire goederen.4
3 VRIJGESTELDE INVOER IN HET KADER VAN
HET OVERGANGSSTELSEL – VRIJSTELLING
INGESTELD BIJ ARTIKEL 40, § 1, 1°, D) VAN
HET W.BTW
hij gelijktijdig een levering van die goederen verricht die is
vrijgesteld bij toepassing van artikel 39bis van het W.Btw
(vrijgestelde intracommunautaire levering), is vrijgesteld.5
De invoer van goederen, die in een bepaalde lidstaat worden binnengebracht, maar bestemd zijn voor een andere
lidstaat, kan bijgevolg vrijgesteld worden.
Deze vrijstelling kan ingeroepen worden bij een aangifte
ten verbruik, zowel voor goederen die tegelijkertijd in het
vrije verkeer worden gebracht als voor goederen in entrepot, andere dan douane-entrepot.
3.1 Basisvoorwaarden voor de vrijstelling
De invoer van goederen, waarvoor de geadresseerde op het
tijdstip van de aangifte voor het verbruik kan aantonen dat
1.
Hoedanigheid van de bestemmeling
Belastingplichtige, bij de btw geïdentificeerd
2.
Hoedanigheid van de medecontractant van de
bestemmeling
Belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon,
in een andere lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerd
2bis. Bij overbrenging (geen medecontractant)
Belastingplichtige zelf voor btw-doeleinden in een andere
lidstaat geïdentificeerd
3.
Verplichting voor de bestemmeling
Bij de invoer tegelijkertijd een vrijgestelde intracommunautaire levering (bij toepassing van art. 39bis van het
W.Btw) verrichten
4.
Verplichting voor de medecontractant van de bestem- Een belastbare intracommunautaire verwerving in de lidmeling
staat van aankomst verrichten
4bis. Verplichting voor de belastingplichtige zelf (overbrenging)
1.
2.
3.
4.
5.
Een met een belastbare intracommunautaire verwerving
gelijkgestelde verwerving verrichten in de lidstaat van aankomst
Schriftelijke vraag nr. P-3620/02 van Wolfgang Ilgenfritz (Nl) aan de Commissie, 04.12.2002.
Cf. Memorie van Toelichting, Kamer, gewone zitting 1992-1993, 14.10.1992, p. 25.
Cf. Memorie van Toelichting, Kamer, gewone zitting 1992-1993, 14.10.1992, p. 25.
Memorie van Toelichting, Kamer, gewone zitting 1992-1993, 14.10.1992, p. 25.
Artikel 39, 1° lid, van het KB nr. 7.
107
Almanak BTW 2014.book Page 108 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
5.
Vóór de aangifte ten verbruik
Datum van het contract tussen de bestemmeling en
zijn medecontractant dat de overdracht van de macht
om als een eigenaar over het goed te kunnen beschikken vaststelt
Deze laatste voorwaarde geldt uiteraard niet bij een overbrenging zoals bedoeld in artikel 12bis van het W.Btw.
–
in vak 8 betreffende de geadresseerde: het btw-identificatienummer van de in België gevestigde belastingplichtige
(of
dat
van
de
aansprakelijke
vertegenwoordiger) maar ook het btw-identificatienummer dat aan de verkrijger van de goederen werd
toegekend door de lidstaat naar dewelke de goederen
worden verzonden;3
–
in vak 44 betreffende o.a. de vergunningen: de vermelding ‘Vrijstelling van btw – artikel 40, § 1, 1°, d van
het W.Btw’.
Het artikel 39, § 1 van het KB nr. 7 van 29 december 1992
werd vervangen waardoor de volgende aanvullende voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling noodzakelijk
worden:
–
De aangifte voor verbruik moet, naast de andere verplichte vermeldingen, het btw-identificatienummer
vermelden dat in een andere lidstaat werd toegekend
aan de klant aan wie de goederen worden geleverd
door de geadresseerde of het btw-identificatienummer,
toegekend aan de geadresseerde in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen.
Wanneer de douaneverplichtingen inzake de aangifte
van de goederen niet worden nageleefd, vindt de vrijstelling geen toepassing. Het recht op vrijstelling vervalt bijgevolg wanneer de goederen worden ingevoerd
zonder aangifte bij de douane, maar ook wanneer de
goederen aan het zicht van de douane worden onttrokken vooraleer ze worden vrijgegeven. Zo kan bv. de
invoer in België naar aanleiding van een niet-aangezuiverde zending onder communautair transitverkeer (T1)
niet genieten van bedoelde vrijstelling, zelfs al
beschikt de invoerder over het btw-identificatienummer van zijn klant in een andere lidstaat en het vervoer
buiten België kan aangetoond worden.
–
De geadresseerde is op het ogenblik van de aangifte
voor het verbruik gehouden, op vraag van de bevoegde
autoriteiten, het bewijs te leveren dat de ingevoerde
goederen bestemd zijn om vanuit België te worden
vervoerd of verzonden naar een andere lidstaat. Dit
bewijs kan worden geleverd door een geheel van overeenstemmende handelsstukken zoals bestelbons, betalingsstukken, vervoerfacturen en vervoercontracten,
zoals voor elke vrijgestelde intracommunautaire levering.1
Voorwaarde nr. 5 geldt uiteraard niet bij een overbrenging
zoals bedoeld in artikel 12bis van het W.Btw.
We kunnen nog vermelden dat de Administratie der
douane en accijnzen toelaat dat de levering in de lidstaat
van aankomst van de goederen geschiedt kort na de aangifte ten verbruik.2
Daarenboven aanvaardt zelfde Administratie dat de goederen, vóór de levering, verzonden worden naar de winkels
van de belastingplichtige teneinde aldaar verschillende
handelingen voorafgaand aan de levering te ondergaan,
zoals een nazicht van de kwaliteit van de goederen.
3.2 Vormvoorwaarden
Het ‘Enig Document’ (aangifte van verbruik) moet alle elementen, noodzakelijk voor de vrijstelling, vermelden.
Daarom dient het ‘Enig Document’ de volgende onderdelen te omvatten:
1.
2.
3.
4.
108
4 BELASTBAAR FEIT –
GELIJKTIJDIGHEIDSPRINCIPE
Zie artikel 24 van het W.Btw.
4.1 Inleidend schema
PRINCIPE
AFWIJKING
Bij binnenkomst van de
goederen in het grondgebied van de Gemeenschap,
waar het intracommunautaire btw-systeem
toepasselijk is
Als de goederen geplaatst
worden onder een opschortende douaneregeling: op
het tijdstip van de onttrekking aan die regeling
De btw is verschuldigd op het ogenblik van de betaling van
de communautaire rechten (gelijktijdigheidsprincipe).
Ingevolge de harmonisatie van de fiscale en douaneprocedures voor de invoer van goederen afkomstig uit derde landen werd er niet alleen naar gestreefd de plaats maar ook
het tijdstip van de belastingheffingen bij invoer in dezelfde
lidstaat te situeren.
Daartoe legt het aangepaste artikel 10, § 3, van de Zesde
Richtlijn (vanaf 1 januari 2007: artikel 70 en 71 van Richtlijn 2006/112/EG) de lidstaten de verplichting op om het
belastbaar feit en de verschuldigdheid van de btw te laten
samenvallen met het tijdstip waarop het belastbaar feit en
het verschuldigd worden van de invoerrechten, landbouwheffingen of andere communautaire heffingen van gelijke
werking, ontstaan. Het tijdstip van ontstaan van het belastbaar feit en van het verschuldigd worden van de communautaire rechten bij invoer worden bepaald overeenkomstig de criteria opgesomd in de artikelen 2 en 3 van de
Verordening nr. 2144/87/EEG van de Raad van 13 juli
1987 inzake de douaneschuld.
Bovendien dienen die douanebepalingen ook te worden
toegepast wanneer de ingevoerde goederen om welke reden
ook niet aan communautaire rechten onderworpen zijn.4
De betaling geschiedt in principe aan de bevoegde ontvanger van het enig ontvangkantoor of van een hulpkantoor
(indien de betaling in speciën is), die op het Enig Document een vermelding aanbrengt met het elektronisch systeem PLDA dat de Administratie der douane en accijnzen
gebruikt om aangiften voor het verbruik te aanvaarden.
Informaties en mededelingen, AOIF van 25.01.2011.
Cf. bijlage 1 van 18.01.1993 bij de Aanschrijving van 01.01.1993, nr. D.L. 1/16.950 – C.D. 581.02 van de Administratie der
Douane en Accijnzen.
Artikel 39, 2° lid van het KB nr. 7.
Zie Memorie van Toelichting van het wetsontwerp, Kamer, gewone zitting 1992-1993, 14.10.1992, p. 26.
Almanak BTW 2014.book Page 109 Thursday, April 10, 2014 9:41 AM
HOOFDSTUK 4 Invoer
Een van de navolgende vermeldingen wordt op de aangifte
voor het verbruik aangebracht:1
centrale Administratie van de AOIF gevestigd op het volgende adres:
–
de vermelding ‘contant betaald’ gevolgd door het
totaalbedrag van de betaalde belastingen, wanneer de
belasting contant wordt betaald;
–
de vermelding ‘uitstel van betaling’ gevolgd door het
totaalbedrag van de betaalde belastingen, wanneer de
betaling wordt uitgesteld met toepassing van artikel 5,
§ 2, van het KB nr. 7 (douanevergunning).
Federale Overheidsdienst Financiën, Administratie van de
Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, Centrale diensten –
Sector Btw, Dienst I – Directie 10, North Galaxy, Koning
Albert II-laan 33 – bus 25, 1030 Brussel.
4.2 Tijdstip van voldoening van de btw – Het stelsel
van de verlegging van de heffing bij invoer
Wanneer de ingevoerde goederen worden aangegeven voor
het verbruik op het tijdstip van de invoer, is de btw opeisbaar en dient te worden voldaan, in principe op het tijdstip
van de aangifte.2 Inzake btw kan men echter, mits aan de
voorwaarden te voldoen, de bij invoer verschuldigde btw
voldoen via de periodieke btw-aangifte, zodat bij de
douane geen btw voldaan moet worden. Deze regeling
wordt hierna uiteengezet.
Principe
Artikel 5, § 3 van het KB nr. 7 van 29 december 1992
inzake de invoer van goederen machtigt de minister van
Financiën of zijn afgevaardigde, aan belastingplichtigen
die een periodieke btw-aangifte indienen, met uitsluiting
van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 55, § 1, laatste
lid van het W.Btw, een vergunning te verlenen om onder
de daarin gestelde voorwaarden de wegens invoer verschuldigde btw niet te voldoen op het tijdstip van de aangifte ten verbruik, mits die btw als verschuldigde btw
wordt opgenomen in de in te dienen periodieke aangifte.
Er wordt bijgevolg een regeling ingesteld waarbij de betaling van de bij invoer van goederen verschuldigde btw
wordt verlegd naar de periodieke btw-aangifte zodat die
btw niet meer aan de douane moet worden betaald.
De volledige uitleg inzake bedoelde vergunning is terug te
vinden in de Circulaire nr. AOIF 1/2008 (E.T.675.10) van
2 januari 2008.
Toepassingsvoorwaarden
Om een bijzondere wijze van betalen te mogen toepassen,
moet de belastingplichtige een aanvraag richten aan de
1.
2.
De belastingplichtigen die een vergunning wensen, moeten
vooraf, als btw die over hun invoeren wordt vooruitbetaald,
een bedrag storten dat gelijk is aan één vierentwintigste
van de btw die ze het voorgaande jaar volgens de normale
wijze van betalen van deze btw bij invoer hebben voldaan.
De belastingplichtige moet de verschuldigde btw bij invoer
voldoen via het rooster 57 van de periodieke btw-aangifte.
Dit bedrag stemt overeen met het bedrag van de btw dat
voorkomt op de invoerdocumenten die tijdens die maand
of dat kwartaal werden gevalideerd voor de invoeren die in
de loop van die periode werden gedaan.
De belastingplichtigen die de verlegging van betaling toepassen moeten ieder jaar het vooruitbetaalde bedrag herzien. Die herziening gebeurt op basis van de btw die ze
hebben voldaan voor de invoeren gedaan tijdens het voorgaande kalenderjaar. Geeft die herziening een bedrag dat
groter is dan hetgeen effectief bij wijze van vooruitbetaling
werd gestort, dan moet een bijkomende betaling worden
gedaan. In het tegenovergestelde geval wordt het te veel
betaalde teruggegeven via de btw-aangifte.
Wanneer, om gelijk welke reden, een einde wordt gesteld
aan de bijzondere wijze van betalen, moet de belastingplichtige de btw bij invoer voldoen volgens de normale
regeling, namelijk door de voldoening ervan aan de
douane. Hij kan evenwel teruggaaf bekomen van de btw
die hij als vooruitbetaling heeft gestort.
5 MAATSTAF VAN HEFFING
Met het oog op de harmonisatie van de fiscale en douaneprocedures bij invoer legt het aangepaste artikel 11 B van
de Zesde Richtlijn (vanaf 1 januari 2007: artikel 85 en volgende van Richtlijn 2006/112/EG) de lidstaten de verplichting op de douanewaarde te hanteren als maatstaf van heffing voor de berekening van de bij invoer verschuldigde
btw.
KB nr. 24, artikel 15, § 1, in voege vanaf 04.02.2008 (B.S., 11.07.2008).
Artikel 5, § 1, van het KB nr. 7.
109