Landelijke Klachtencommissie Onderwijs SAMENVATTING 106057 - Klacht over bindend negatief studieadvies; BVE Klaagster klaagt erover dat de school haar op onjuiste gronden een bindend negatief studieadvies heeft gegeven, dat dit advies op een (te) laat tijdstip is uitgebracht en dat zij door dit advies alleen nog maar in een opleiding op niveau 2 mag instromen. Gebleken is dat klaagster, ondanks de door haar geleverde inspanningen en de door school geboden begeleiding, op kernonderdelen niet heeft kunnen voldoen aan de opleidingseisen. Zij is er met regelmaat op gewezen dat zij haar studieresultaten diende te verbeteren, maar is hier onvoldoende in geslaagd. Er is geen reden om de beslissing van de school als onredelijk aan te merken. Evenmin is er reden om de gevolgde procedure als onzorgvuldig te bestempelen. Het tijdstip waarop het advies is uitgebracht is weliswaar laat, maar de verklaring daarover van de instelling is steekhoudend en bovendien kwam het advies voor klaagster niet als een verrassing. Aangezien klaagster reeds twee keer eerder een opleiding vanwege een bindend negatief studieadvies heeft moeten beëindigen, is het niet onredelijk dat de school klaagster heeft toegelaten tot een opleiding op niveau 2. Klacht ongegrond. ADVIES inzake de klacht van: mevrouw A te B (C), student aan het D, klaagster tegen de Stichting Regionaal Opleidingen Centrum (D) van D te E, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 15 november 2013, ingekomen op 20 november 2013, heeft klaagster op grond van de voor de school geldende klachtenregeling een klacht ingediend. Na overleg met partijen welke vorm van conflictoplossing (formele klachtbehandeling of mediation) zich het meest leent voor de klacht, is de klacht ter behandeling voorgelegd aan de Commissie. De Commissie heeft de klacht als volgt samengevat: Klaagster klaagt erover dat D haar op onjuiste gronden een bindend negatief studieadvies heeft gegeven. Zo is het advies een gevolg van het stopzetten van de stage omdat het stagebedrijf niet geaccrediteerd was, hetgeen het D had kunnen voorkomen. Ook was met klaagster afgesproken dat zij de rekentoetsen op niveau 2F mocht maken maar deze werden afgenomen op niveau 3F waardoor zij onvoldoendes scoorde. Tevens klaagt klaagster over het (te) late tijdstip van het geven van het bindend negatief studieadvies, te weten drie dagen voor aanvang van de zomervakantie, waardoor er onvoldoende tijd was om naar een andere passende opleiding te zoeken. 106057 /advies d.d. 3 maart 2014 Pagina 1 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs Ten slotte klaagt klaagster erover dat zij door het bindend negatief studieadvies alleen nog maar in een opleiding op niveau 2 mag instromen en niet op niveau 3 waardoor de studieschuld van klaagster blijft bestaan. Een en ander zoals nader toegelicht in het klaagschrift. Op 16 december 2013 heeft de Commissie verweerder uitgenodigd een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 23 januari 2014 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 12 februari 2014 te Utrecht. Klaagster verscheen in persoon en werd vergezeld door haar moeder, mevrouw A.A. A, als informant. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer F, directeur MBO College voor Sport, Onderwijs & Cultuur, mevrouw. H, teamcoördinator opleiding Sociaal-cultureel werker, en mevrouw I, juridisch adviseur. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk en beknopt in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN Klaagster, geboren 16 juni 1991, heeft gedurende de studiejaren 2009-2010 en 2010-2011 opleidingen gevolgd aan achtereenvolgens het MBO College voor Gezondheidszorg en het MBO College voor Dienstverlening & Gastvrijheid (niveau 3) van het D. Beide opleidingen zijn beëindigd wegens een bindend negatief studieadvies. In augustus 2011 is klaagster gestart met de dagopleiding Sociaal-cultureel werker (SCW) bij het MBO College voor Sport, Onderwijs & Cultuur (niveau 4). De school heeft klaagster in december 2011 voor extra persoonlijke begeleiding aangemeld bij het Loopbaancentrum van de school. In februari 2012 is klaagster gestart met een assertiviteitscursus. In maart 2012 heeft de school klaagster aangemeld bij het eigen Toets-, Taal- en Rekencentrum, waar zij bijles rekenen heeft gevolgd. Bij brief van 21 december 2012 en tijdens een gesprek op 24 januari 2013 heeft de teamcoördinator van de opleiding SCW klaagster erop gewezen dat haar beroepshouding onvoldoende is en zij achterstanden had opgelopen. Indien dit niet zou verbeteren zou de onderwijsovereenkomst worden beëindigd. Klaagster heeft daarna een capaciteitentest gedaan op het Loopbaancentrum. Op 1 juli 2013 heeft de opleiding schriftelijk aan klaagster een bindend negatief studieadvies gegeven. Klaagster heeft tegen deze beslissing op 4 juli 2013 een bezwaarschrift ingediend. Op 11 juli 2013 is dit bezwaar afgewezen door de directeur van de opleiding. Op 28 augustus 2013 heeft klaagster hiertegen beroep ingesteld bij de Commissie Studentenzaken van de school. Deze commissie heeft het beroep op 17 oktober 2013 ongegrond verklaard en het College van Bestuur geadviseerd de bestreden beslissing in stand te laten. Het College van Bestuur heeft dit advies overgenomen en heeft dit klaagster bij brief van 29 oktober 2013 meegedeeld. Op 9 september 2013 heeft klaagster met haar moeder een gesprek gehad met de directeur en de loopbaanspecialist van de school. Op 30 september 2013 heeft klaagster zich ingeschreven voor de opleiding Helpende Zorg & Welzijn. Dit is een opleiding op niveau 2. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie is terughoudend bij het toetsen van beslissingen omtrent de studievoortgang. 106057 /advies d.d. 3 maart 2014 Pagina 2 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De beoordeling van het kennen en kunnen van studenten behoort namelijk bij uitstek tot het professionele domein van de school. Dat brengt met zich mee dat een klacht over een bindend negatief studieadvies slechts gegrond zal worden verklaard indien die beslissing kennelijk onredelijk is of indien de procedure om tot die beslissing te komen onzorgvuldig is geweest. Toegespitst op de onderhavige klacht is de Commissie op grond van de overlegde stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat klaagster, ondanks de door haar geleverde inspanningen en de door school geboden begeleiding, op kernonderdelen niet heeft kunnen voldoen aan de opleidingseisen. Zij is er met regelmaat op gewezen dat zij haar studieresultaten diende te verbeteren, maar is hier onvoldoende in geslaagd. Dat klaagster de rekentoetsen op een voor haar te hoog niveau diende te maken, is niet aannemelijk geworden. Klaagster heeft dit niet met concrete stukken onderbouwd en de school heeft dit, onder overlegging van een rekentoets op 1F-niveau, gemotiveerd weersproken. Voorts blijkt uit het door de school overgelegde eindverslag van de stage bij de peuterspeelzaal dat deze stage is beëindigd omdat het stagebedrijf niveau 4 voor klaagster te hoog gegrepen achtte. Dit is ook met klaagster besproken. Vervolgens heeft de school met het oog op een mogelijke andere stage met klaagster afgesproken dat zij een capaciteitentest zou doen. De Commissie stelt vast dat het enige tijd heeft geduurd voordat klaagster aan deze afspraak uitvoering heeft gegeven en dat zij om haar moverende redenen de resultaten van de test niet met de school heeft gedeeld. Wat daar verder van zij, dit heeft de school wel bemoeilijkt in het (tijdig) ondernemen van passende vervolgstappen. Het geheel overziend ziet de Commissie in de aangevoerde argumenten geen reden om de beslissing van de school als onredelijk aan te merken. Evenmin is er reden om de gevolgde procedure als onzorgvuldig te bestempelen. De begeleiding van klaagster vanuit de opleiding acht de Commissie voldoende geweest. Weliswaar is het tijdstip van de beslissing, vlak voor de zomervakantie, als zodanig aan de late kant, maar de verklaring van de school daaromtrent acht de Commissie steekhoudend. Daar komt bij dat de school diverse keren heeft aangekondigd dat bij onvoldoende verbetering de onderwijsovereenkomst zou worden beëindigd. Klaagster heeft zelf ook met zoveel woorden erkend dat zij, ondanks de hoop op een andere beslissing, het negatief studieadvies wel heeft zien aankomen. De Commissie kan zich indenken dat het negatief bindend studieadvies voor klaagster als een teleurstelling voelt, temeer daar de school ronduit heeft erkend dat er op haar inzet en motivatie niets valt aan te merken. In dat kader is het ook niet onbegrijpelijk dat de school klaagster, hoewel zij niet voldeed aan de overgangsnormen, destijds naar het tweede studiejaar heeft bevorderd. Dat neemt echter niet weg dat op een later moment een andersluidende beslissing genomen kan worden, zoals in dit geval ook is gebeurd. Daarbij is mede van belang dat klaagster reeds twee keer eerder een opleiding, waarvan in ieder geval één op niveau 3, vanwege een bindend negatief studieadvies heeft moeten beëindigen. Gelet hierop acht de Commissie het niet onredelijk dat de school klaagster heeft toegelaten tot een opleiding op niveau 2, van waaruit zij mogelijk later kan doorstromen naar een opleiding op een hoger niveau. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE 106057 /advies d.d. 3 maart 2014 Pagina 3 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De klacht geeft de Commissie geen aanleiding tot het doen van aanbevelingen. Aldus gedaan te Utrecht op 3 maart 2014 door mr. dr. H.G. Warmelink, voorzitter, drs. C.T.M. Jaartsveld en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris. mr. dr. H.G. Warmelink voorzitter 106057 /advies d.d. 3 maart 2014 Pagina 4 van 4 mr. J.J. van Beek secretaris
© Copyright 2024 ExpyDoc