Tijdsvormen met speciale betekenis

5.3. De voltooide tijden, v e r v o l g
D
Lees de volgende zinnen en kijk of het gebruik van de tijden klopt. Verbeter de fouten.
1. Ze waren met de weg bezig en dus moest ik omrijden. Ik balen zeg!
2. Ze zijn met de weg bezig en dat gaf een heleboel oponthoud. Maar nu was ik er dan toch.
3. Ik had gedacht dat die vrienden ook op het feest zullen komen.Toen ze niet komen, viel dat hard tegen.
4. Ze zou graag nog eens naar haar geboorteland teruggegaan zijn, maar het is er niet van gekomen.
5. Als ik wist dat je zou komen, heb ik wat lekkers in huis gehaald. Nu gaan we zonder zitten.
5.4
Tijdsvormen
met
A
Tekstvoorbeeld.
1)
Stel.
een
‘irreële’
betekenis
Ze vormen samen zo’n stel, een stel yuppies wel te verstaan. Op een avond hebben ze weer ruzie,
‘een pittige discussie’ zeggen ze zelf. 'Stel nou, dat dat van die concentratie kampen ..., dat dat waar
is....', wil hij beginnen, maar zij onderbreekt hem reeds en zegt; '...waar wàs, zal je bedoelen! Je
weet toch uit welke bron....'
'O, dus jij gelooft er weer eens niks van!', valt hij haar in de rede,'en je laat me wéér niet zeggen
waar het om gaat.'
'Een goed verstaander heeft genoeg aan een half woord!', antwoordt zij. 'Trouwens, het is allemaal
zo verrekte voorspelbaar, wat jij te...'
'Zeg, ben je helemaal belazerd!', roept hij nu kwaad, ' Ik zou een beetje op mijn woorden letten als ik
jou was '
Zij: 'Had je gedacht...'
Hij: 'Was ik er maar nooit over begonnen met je, jij stomme ...'
Zij: ' Ja, had je mond maar gehouden, was ‘t hier een stuk frisser gebleven!
Hij: 'Zie je wel, het oude liedje! Had ik het niet gedacht? Ik stap op!'
Zij: 'Als dàt zou kunnen!'
' Buhuh', huilt hij nu, ' was ik maar nooit getrouwd!'
2)
Oud
liedje.
Ik wou dat ik van was was/ En dat de zon dan scheen/
En dat ik dan een plas was/ En in de grond verdween.
3)
Ander
‘liedje’:
Ik zit mij voor het vensterraam/ Onnoemelijk te vervelen/
Ik wou, dat ik twee hondjes was/ Dan kon ik samen spelen. ( Godfried Bomans)
4)
Wat had dit moeten worden? KRUIDJE-ROER-ME-NIET zeker! Dat zal wel!
5)
Ik zag het: die gaat dood! Ik zag dat hij doodging.
C
Vuistregels
1)
Een aantal tijdsvormen van werkwoorden worden gebruikt om de ‘irrealis’ [= iets irreëels, iets
onwerkelijks, wat of waarvan je droomt of waarnaar je verlangt] uit te drukken.
2)
Dit zijn: de onvoltooid verleden tijd, de voltooid verleden tijd en de zg [verleden]
toekomende tijd [met zal/zou/zouden erin]
3)
Er is dus een belangrijk verschil in betekenis tussen:
a) Stel, dat dit waar is. [= niet uitgesloten, kan best waar zijn]
en
4)
b) Stel, dat dit waar was. [= Dat zal wel niet!>>>>>irreëel, dus onwaar!]
Krachtens regel 5.3. C 3 is een zin als ‘Ik zag dat hij doodgaat’ dus fout.
Woordkompas Toegift: Grammaticaal ABC(D) 19
5.4 Tijdsvormen met een ‘irreële’ betekenis, v e r v o l g
D
Zoek steeds het goede eind van de zin:
1.
2.
3.
4.
We dachten dat het zou gaan regenen... a... maar het is droog gebleven.
b... maar de zon schijnt achter de wolken.
Waarom moet je dat nou vertellen?
a... Iedereen mag het best weten!
b... Ik had het nog geheim willen houden!
Had ik maar niets gezegd!
a... Nou is iedereen boos op me.
b... Ik heb lekker m'n mond niet gehouden!
Hadden we dat geweten, ...
a... dan was het wel anders gelopen.
b... dan is het heel anders afgelopen.
5.5.Werkwoorden
A
gebruikt
als
hulpwerkwoorden.
Tekstvoorbeelden
1)
Ik zou best eens met de hele klas willen gaan schaatsen.
Nou, dat moet toch kunnen?
Wil jij het organiseren?
Geen probleem. Maar zouden alle cursisten wel kunnen schaatsen?
Dat zal wel niet. Maar ze moeten het toch kunnen leren? Als ze maar willen.
2)
Graffiti? Daar gaat het om figuren die iedereen zàl zien. Niemand kan er om heen, om die
schreeuwende kleuren en grillige figuren, ook al zou hij/ zou je/ zou men het willen.
3)
Gisteravond laat zag ik er nog één lopen, met zo’n rugzakje met spuitbussen. Zij scharrelde
bij een muur en was kennelijk net begonnen. Maar toen ze ons hoorde praten, zag ze het niet
meer zitten, pakte d’r fiets en ging er vandoor. We zijn er nog even langs gelopen om te kijken,
of er al iets te bewonderen was. Er stond alleen in fel geel: K R U I K J........
Wat had dit moeten worden?
‘K RUIK JE WEL! of KRUIKJE OUWE KLARE of KRU IK JOG NOOIT .
....-?Mijn maat bedacht ook nog: ‘ K RUIK JE STINKEN!! En hij was daar heel trots op!
Maar ik heb hem uitgelegd, dat je dàt ‘werkwoord van waarneming’ niet zo kunt gebruiken.
4)
-
B.
Wat, àcht dagen aan het infuus voor een paratyphus? Joh, sta niet zo te liegen.
Hè, wat zit jíj nou te mekkeren? Wat weet je er eigenlijk van, van Salmonella D?
Nou, dat jij altijd vol sterke verhalen zit en dat...
Gezellig bezoek ben jij zeg! Kom nòg ‘s langs, zou ik zeggen.
Lig nou niet zo te mieren, je bent hier niet thuis.
Schema’s
ik
jij
U
hij/zij/het
wij/jullie/zij
moeten
moet
moet
moet
moet
moeten
kunnen
kan
kunt/kan
kunt/kan
kan
kunnen
willen
wil
wilt/wil
wilt/wil
wil
willen
mogen
mag
mag
mag
mag
mogen
Ik zie dat ze wegloopt.
[Ik ontdek dat het niet goed komt.]
Ik hoor hoe/dat je zingt.
Ik voel hoe/dat je trilt en ademt.
>>>>>>
>>>>>>
>>>>>>
>>>>>>
Ik
Ik
Ik
Ik
Sta niet zo te liegen...
Loop niet zo te zeuren!
Zit niet zo te mekkeren!
Lig niet zo te mieren!
>>>>>>
>>>>>>
>>>>>>
>>>>>>
Wat
Wat
Wat
Wat
zullen
zal
zal/zult
zult/zal
zal
zullen
zie haar weglopen.
zie het niet meer zitten.
hoor je zingen.
voel je trillen en ademen.
sta je nou te liegen?!
loop je me nou te zeuren?!
zit je nou toch te mekkeren?!
lig je nou weer te mieren?!
Woordkompas Toegift: Grammaticaal ABC(D) 20