de scriptie - Domaco Milieumanagement BV

Domaco Milieumanagement BV
Darwinstraat 8
2771 TK Boskoop
[email protected]
06-28414318
KvK Leiden: 28115221
Afstudeeronderzoek
Een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn
Auteur
In opdracht van
Onderwijsinstelling
Opleiding
Studentennummer
Projectnummer
Datum
Plaats
Afstudeerbegeleider
Vanuit onderwijsinstelling
Vanuit afstudeerbedrijf
Versie
:
:
:
:
:
:
:
:
Shane Ruiten
Domaco Milieumanagement BV
Hogeschool INHolland Rotterdam
Integrale Veiligheid voltijd 2013/2014
500602
6000-14B
27-05-2014
Heerjansdam
: Dhr. B. Nissen
: Dhr. A. Koetsier
: Definitief
EU
NL
Seveso II
BRZO
PGS 6
RRZO
Seveso III
Arbowet- Arbobesluit en ARIE
Wet milieubeheer, Wabo en
Bevi
Wet veiligheidsregios’s
Besluit informatie inzake rampen
en crises
Afstudeeronderzoek: een praktisch onderzoek naar de komst van de Seveso III richtlijn
Auteur
In opdracht van
Onderwijsinstelling
Opleiding
Studentennummer
Projectnummer
Datum
Plaats
Afstudeerbegeleider
Vanuit onderwijsinstelling
Vanuit afstudeerbedrijf
Versie
:
:
:
:
:
:
:
:
Shane Ruiten
Domaco Milieumanagement BV
Hogeschool INHolland Rotterdam
Integrale Veiligheid voltijd 2013/2014
500602
6000-14B
27-05-2014
Heerjansdam
: Dhr. B. Nissen
: Dhr. A. Koetsier
: Definitief
2
Voorwoord
Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek in het kader van de opleiding Integrale Veiligheid aan de
Hogeschool INholland te Rotterdam.
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Ad Koetsier van Domaco Milieumanagement BV te
Waddinxveen. Het betreft een onderzoek naar wat de opvolger van de Europese Seveso II richtlijn, de
Seveso III, in kan gaan houden voor de Nederlandse situatie en op welke manier Brzo-bedrijven
invulling kunnen geven aan de wijzigingen en consequenties die de richtlijn met zich mee brengt. Om
dit te kunnen bepalen is onderzoek gedaan naar wat de Seveso richtlijn kan betekenen voor de
Nederlandse situatie,de verschillen tussen beide richtlijnen, de mate van kennis en naleving van weten regelgeving door Brzo-bedrijven en de eventuele consequenties van de overgang voor zowel het
bedrijfsleven, als de overheid. Uiteindelijk is inzicht verkregen in de wijze waarop Brzo- bedrijven
invulling kunnen geven aan de wijzigingen/ consequenties. Met invulling wordt bedoeld hoe Brzobedrijven op een effectieve en efficiënte manier kunnen voldoen aan de veranderende wetgeving en
inzicht kunnen verkrijgen in wat de Seveso III voor hen kan betekenen. Hier zijn aanbevelingen uit
naar voren gekomen.
De afgelopen tijd is voorbij gegaan voor ik het wist. Het was een intensieve en leerzame periode
waarin ik veel heb kunnen leren van internationale wetgeving, externe veiligheid, milieu en
vergunningen. Door mijn stage in het derde jaar bij IHC Merwede en deze afstudeerperiode bij
Domaco, ben ik er achter gekomen dat ik de externe veiligheidsbranche erg interessant vind.
Veiligheid beschouw ik als een van de belangrijkste waarden, iets waar ik dan ook graag een steentje
aan wil bijdragen. Waar de wind mij zal brengen qua werkgever is mij nog niet duidelijk, dit ga ik
aankomende tijd meemaken.
Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn begeleiders tijdens het afstudeertraject: Ad
Koetsier, Alice van Es en Bram Nissen, te bedanken voor hun inzet, geduld en begeleiding. Ook op
momenten dat ik even de draad kwijt was wisten zij mij weer op het goede spoor te krijgen. Dank
daarvoor. Hiernaast wil ik mijn dank uitspreken naar de bedrijven die mee hebben gewerkt aan dit
onderzoek, zonder deze interviews was dit onderzoek niet mogelijk.
Shane Ruiten
Heerjansdam, 27 mei 2014
3
Samenvatting
Momenteel is de Seveso II richtlijn van kracht, welke in juni 2015 overgaat in de Seveso III richtlijn. In
2014 zal deze aanpassing van de wet invulling moeten gaan krijgen in de Nederlandse situatie, maar
er is nog niet bekend wat dit precies gaat betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven, de
zogenaamde ‘Seveso’ of ‘Brzo’ bedrijven. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de
veranderingen en consequenties die de overgang naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt voor
Nederlandse Brzo-bedrijven en de overheid. Aan de hand van dit onderzoek moet duidelijk zijn hoe de
Brzo-bedrijven (de risicobedrijven) in Nederland invulling kunnen geven aan deze veranderingen.
De volgende hoofdvraag staat in dit onderzoek centraal:‘Op welke manier kunnen Brzobedrijven(risicobedrijven) invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van
Seveso II naar Seveso III met zich mee brengen?’
Om dit onderzoek uit te voeren is eerst relevante literatuur verzamelt door deskresearch en
vervolgens geanalyseerd. De resultaten van de deskresearch zijn aangevuld met informatie uit de
interviews van de fieldresearch bij Brzo-bedrijven en experts vanuit o.a. de overheid.
De Seveso richtlijn is een op Europees niveau vastgestelde richtlijn die eisen en verplichtingen stelt
aan lidstaten, omtrent de beheersing van risico’s op, en de gevaren van, zware ongevallen met
gevaarlijke stoffen. Na onderzoek blijkt dat de Seveso richtlijn in Nederland in verschillende wet- en
regelgeving is geïmplementeerd, maar hoofdzakelijk in het Besluit risico’s zware ongevallen. De Brzobedrijven en de overheid hebben op basis van de Seveso verschillende strenge verplichtingen.
Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat de intentie van de Seveso III richtlijn hetzelfde blijft.
De Seveso III laat grotendeels de basisprincipes en verplichtingen van haar voorganger ongemoeid.
Desondanks komt naar voren dat er wel degelijk wettelijke en inhoudelijke wijzigingen/verschillen
bestaan tussen de twee richtlijnen. De belangrijkste is de aanpassing naar de indelingssystematiek
van gevaarlijke stoffen naar de CLP-verordening.
Het blijkt dat de geïnterviewde bedrijven over het algemeen goed op de hoogte zijn van de wet- en
regelgeving die voor hen geldt. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het nalevinggedrag van
de bedrijven over het algemeen goed is, maar dat er weinig ruimte bestaat voor discussie met het
bevoegd gezag als het gaat om interpretatieverschillen omtrent de wet- en regelgeving.
De consequenties van de wijzigingen zijn over het algemeen niet groot, maar kunnen voor individuele
bedrijven een grote impact hebben. Dit komt vooral door de mogelijke verschuivingen in Seveso/Brzoregime, waardoor een bedrijf meer of minder verplichtingen kan krijgen. Hiernaast zal ook de overheid
meer inspanning moeten leveren om haar Brzo-taken uit te voeren. Qua implementatie zal de Seveso
III naar verwachting 1-op-1 worden overgenomen in het nieuwe Brzo en nauw aansluiten op de tekst.
Bedrijven kunnen invulling geven aan de veranderingen/consequenties door de vergunde en
aanwezige gevaarlijke stoffen te inventariseren en te toetsen aan de nieuwe indelingssystematiek van
de Seveso III richtlijn. Dit is meteen een van de belangrijkste aanbevelingen die gedaan zijn ter
invulling van de wijzigingen en consequenties. De bedrijven zijn wel zelf verantwoordelijk voor het
inspelen op de veranderingen en consequenties die de Seveso III met zicht mee brengt. Uiteindelijk
zijn aanbevelingen opgesteld voor manieren waarop Brzo-bedrijven invulling kunnen geven aan de
wijzigingen/consequenties. Dit kunnen zij doen door onder andere: het uitvoeren van een Brzogapanalyse, het opstellen van een compliance-module, het volgen van een cursus omtrent de
wijzigingen en het uitwisselen van ‘best practices’.
4
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Samenvatting
4
1
7
2
Inleiding
1.1
Aanleiding
7
1.2
Probleemstelling
8
1.3
Doelstelling
8
1.4
Afbakening
8
Theoretisch kader
2.1
Theoretische onderbouwing
9
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
3
Methoden en technieken
10
4
Onderzoeksresultaten: De Seveso richtlijnen
14
4.1
Het Brzo, Rrzo en Brzo-bedrijven
15
4.1.2
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
16
4.1.3
Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidsomstandigheden besluit en ARIE-regeling
16
4.1.4
Wet milieubeheer, Wabo en Bevi
17
4.1.5
Wet veiligheidsregio’s
17
4.1.6
Besluit informatie inzake rampen en crises
17
Betekenis voor Nederlandse bedrijven
18
4.2.1
Verplichtingen voor Pbzo-bedrijven
20
4.2.2
Verplichtingen voor Vr-bedrijven
21
4.3
Verplichtingen van de overheid
Onderzoeksresultaten: Veranderingen in de wetgeving bij overgang Seveso II in Seveso III
22
24
5.1
Reden voor overgang van Seveso II naar Seveso III richtlijn
24
5.2
Verschillen/veranderingen tussen de Seveso II en Seveso III
24
5.2.1
Wettelijke wijzigingen
24
5.2.2
Inhoudelijke wijzigingen en nieuwe bepalingen
25
5.3
6
14
4.1.1
4.2
5
De verwerking van de Seveso in de Nederlandse situatie
Aanpassingen in de Nederlandse wet- en regelgeving
Onderzoeksresultaten: Consequenties voor het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid
30
31
6.1
Consequenties en impact voor het bedrijfsleven
31
6.2
Consequenties en impact voor de overheid
33
6.3
Invulling van verandering door Brzo-bedrijven
34
6.4
Implementatie in het Brzo en status
36
7
Conclusies
37
8
Aanbevelingen
39
5
9
10
Afkortingen-en begrippenlijst
Bronnenlijst
42
44
6
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan gebruik, transport of opslag risico’s met zich meebrengen
zoals explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit (risicokaart, 2014). In Nederland werken
verschillende bedrijven met gevaarlijke stoffen, zij gebruiken dit als grondstof voor het produceren van
producten of hebben gevaarlijke stoffen in opslag (risicobedrijven). Voor bedrijven die met de
hoeveelheid gevaarlijke stoffen boven een gestelde ‘drempelwaarde’ uitkomen, geldt het Besluit
Risico’s Zware Ongevallen(kortweg het Brzo). In dit besluit zijn eisen geïntegreerd op het gebied van
rampenbestrijding, externe veiligheid en arbeidsveiligheid, waaraan de bedrijven moeten voldoen. Het
doel van dit besluit is de kans op een zwaar ongeval of ramp met gevaarlijke stoffen zo klein mogelijk
te maken en het effect hiervan zoveel mogelijk te beperken voor mens en milieu, de samenleving en
de bedrijven (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2014).
Het Brzo is de Nederlandse toepassing/implementatie van de Europese Seveso richtlijn. Deze Seveso
richtlijn is vastgesteld door de Europese Unie en gaat om het beheersen van de risico’s en de gevaren
van zware ongevallen die gevaarlijke stoffen met zich meebrengen. De lidstaten van de EU zijn zelf
verantwoordelijk voor het invullen van deze richtlijn, wat in Nederland is vertaald in het Besluit Risico’s
Zware Ongevallen. Hoe bedrijven deze regelgeving en eisen vanuit het Brzo kunnen invullen, is
beschreven in de PGS 6. Dit is een handleiding waarin de eisen zijn toegelicht in de vorm van praktijk
richtlijnen (LATrb, 2014).
Momenteel is de Seveso II richtlijn van kracht, welke binnenkort overgaat in de Seveso III richtlijn. De
Seveso III richtlijn is al wel gepubliceerd, maar zal in Juni 2015 geheel geïmplementeerd worden in
Europa. In 2014 zal deze aanpassing van de wet invulling moeten gaan krijgen in de Nederlandse
situatie, maar er is nog niet bekend wat dit precies gaat betekenen voor het Nederlandse
bedrijfsleven, de zogenaamde ‘Seveso’ of ‘Brzo’ -bedrijven en de overheid. De verwachting is dat de
overgang extra inspanningen en aanpassingen vraagt van overheid en bedrijfsleven. Hierdoor is het
belangrijk om een goede voorbereiding te treffen en na te denken over de consequenties en
veranderingen die de overgang naar Seveso III met zich meebrengt.
Domaco is een adviesbureau dat bedrijven en overheid adviseert op het gebied van
milieumanagement en externe veiligheid. Domaco ziet de overgang van de Seveso II naar de Seveso
III richtlijn als een kans om aan de komende vraag omtrent dit onderwerp te voldoen en dus haar
klanten van dienst te zijn. Om deze reden wil Domaco zich graag voorbereiden op wat komen gaat en
onderzoek uitvoeren naar wat het verschil is tussen de Seveso II en de Seveso III richtlijn, welke
consequenties de overgang met zich mee brengt voor het bedrijfsleven en hoe het bedrijfsleven(de
Brzo-bedrijven) het best invulling kunnen geven aan deze wijzigingen/consequenties. Kortom: hoe kan
dit alles gaan gebeuren voor de Nederlandse situatie? De gevolgen, wijzigingen en consequenties van
de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn zijn nog niet bekend, wat uiteraard wel nodig
is om aan de komende vraag van de klant te voldoen.
7
1.2
Probleemstelling
In 2015 wordt de Seveso III van kracht, de opvolger van de actuele Seveso II richtlijn. Momenteel zijn
de gevolgen/ consequenties van de overgang en de manier waarop dit invulling kan krijgen voor de
Nederlandse situatie, de zogenaamde Brzo-bedrijven, niet bekend. Domaco wil inspelen op de
komende vraag van de klant en hen een gedegen advies kunnen uitbrengen omtrent dit onderwerp.
Het is dus voor de hand liggend dat hier onderzoek naar gedaan wordt, anders is dit niet mogelijk.
Om dit te bereiken en om dit onderzoek vorm te geven staat de volgende hoofdvraag in dit onderzoek
centraal:
De vraag vanuit Domaco: ‘Op welke manier kunnen Brzo-bedrijven(risicobedrijven) invulling geven
aan de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich mee
brengen?’
Om dit onderzoek gestructureerd uit te kunnen voeren en tot een volledige beantwoording van
bovenstaande hoofdvraag te komen zijn vier deelvragen opgesteld:
1. Wat is de Seveso richtlijn en wat houdt deze in voor de Nederlandse situatie, de Brzobedrijven en de overheid?
2. Welke veranderingen doen zich voor in de wetgeving, als Seveso II in de Seveso III overgaat?
3. In hoeverre zijn Brzo-bedrijven op de hoogte van wet- en regelgeving die specifiek geldt voor
risicobedrijven en in welke mate leven zij deze na?
4. Welke consequenties heeft de invoering van de Seveso III richtlijn voor het Nederlandse
bedrijfsleven en de overheid?
1.3
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de veranderingen en consequenties die de overgang
naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt voor Nederlandse Brzo-bedrijven en de overheid in
haar toezichthoudende functie (het bevoegd gezag). Aan de hand van dit onderzoek moet duidelijk
zijn hoe de Brzo-bedrijven (de risicobedrijven) in Nederland invulling kunnen geven aan deze
veranderingen. De uiteindelijke doelstelling is kundig zijn wat betreft dit onderwerp, hiermee kan
Domaco inspelen op de komende vraag vanuit haar klanten omtrent de overgang en invulling van de
veranderingen/consequenties binnen hun organisatie. Klanten van Domaco moeten op een optimale
manier kunnen worden geadviseerd over de overgang van de Seveso II naar de Seveso III richtlijn.
Het resultaat zal in de vorm van een rapport worden opgeleverd en in de vorm van een presentatie,
waarbij praktische bruikbaarheid van de aanbevelingen voorop staat.
1.4
Afbakening
Om duidelijkheid te scheppen over het onderzoek en tot waar deze reikt, is het onderzoek
afgebakend. In dit onderzoek wordt alleen de Seveso II en de Seveso III richtlijn meegenomen en de
invulling in de Nederlandse situatie. Andere Europese wetgeving omtrent dit onderwerp kan terug
komen in dit onderzoek, maar staat niet centraal als het gaat om de beantwoording van de
hoofdvraag. Verder richt dit onderzoek zich specifiek op bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen
of deze opslaan, de zogenaamde Brzo-bedrijven. Bedrijven die niet werken met deze stoffen en waar
deze richtlijn dus niet voor geldt, worden redelijkerwijs buiten beschouwing gelaten. Desalniettemin
wordt de Nederlandse overheid (het bevoegd gezag) wel in dit onderzoek meegenomen, omdat zij in
haar toezichthoudende functie ook te maken heeft met de Seveso richtlijn en het Besluit risico’s zware
ongevallen . Dit principe wordt uitgevoerd als de beantwoording van de desbetreffende deelvraag dit
redelijkerwijs toelaat. Het onderzoek wordt binnen de kaders van Domaco Milieumanagement BV
uitgevoerd en zal uiteindelijk gebruikt worden als basis voor het adviseren van klanten.
8
2
Theoretisch kader
Seveso II- Seveso III- BRZO 1999- PGS6
Het Brzo 1999, en Rrzo, is de belangrijkste nationale wet- en regelgeving waarin de Seveso richtlijn is
geïmplementeerd. Het Brzo wordt om deze reden dan ook gebruikt als belangrijke informatie bron en
dient als deel van het wettelijk/juridisch kader waarbinnen dit onderzoek wordt uitgevoerd.
In de PGS6 is de wet- en regelgeving welke voortkomt uit de Seveso richtlijn en het Brzo toegelicht en
dient hiervoor als handleiding voor Brzo-bedrijven ter invulling van de eisen uit de wetgeving. Voor het
uitvoeren van dit onderzoek dient de PGS6 als leidraad om de Seveso richtlijn en het Brzo te
begrijpen. Voor het uitvoeren van dit onderzoek dienen deze wet- en regelgevingen als begin- en
uitgangspunt. Deze kunnen dan ook gezien worden als een deel van de theoretische onderbouwing
van dit onderzoek.
Voor een omschrijving van de begrippen welke worden gebruikt in dit onderzoek, zie bijlage 1.
9
3
Methoden en technieken
In dit hoofdstuk worden de methoden en technieken beschreven die in dit onderzoek worden
gehanteerd om te komen tot beantwoording van de gestelde hoofdvraag. Per deelvraag is in een
operationalisatiematrix aangegeven welke indicatoren en onderzoeksvragen er zijn gebruikt ter
uitvoering van dit onderzoek. Hiernaast is beschreven welke interviewvragen bij de desbetreffende
deelvraag horen en op welke manier en waar de deelvraag in dit rapport terug komt.
De hoofdvraag van dit onderzoek: ‘Op welke manier kunnen Brzo-bedrijven (risicobedrijven) invulling
geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich
mee brengen?’
Dit is een praktijkgericht onderzoek naar de verschillen en consequenties die de overgang van de
Seveso II naar de Seveso III richtlijn met zich mee brengt en hoe Brzo-bedrijven deze kunnen invullen.
Het onderzoek is kwalitatief van aard, het beoogde resultaat van het onderzoek behoeft niet alleen
cijfermatige onderbouwingen. Het onderzoek is ontwerpend van aard en heeft een beschrijvend/
vergelijkend karakter. In het onderzoek wordt gewerkt naar een probleemoplossend resultaat, om zo
nieuwe oplossingen voor het probleem te achterhalen en te kunnen bepalen hoe de Brzo-bedrijven
invulling kunnen geven aan de veranderingen.
Voor een uitgebreide beschrijving van de methoden en technieken per deelvraag, zie bijlage 2.
10
Deelvraag
1
Vraagstelling deelvraag
Indicatoren
Onderzoeksvraag
‘Wat is de Seveso richtlijn en
wat houdt deze in voor de
Nederlandse situatie, de
BRZO bedrijven en de
overheid?’
Seveso Richtlijn
Wat is de Seveso richtlijn, hoe ziet
deze er uit en welke regelgeving
bevat deze?
Wet- en regelgeving
In welke wet- en regelgeving is de
Seveso richtlijn geïmplementeerd?
Wat houdt deze in voor
Nederland, hoe is deze verwerkt
in de Nederlandse situatie?
Wat zijn de verplichtingen voor de
overheid en de Brzo-bedrijven?
Seveso richtlijn
Verplichtingen uit wet- en
regelgeving
2
‘Welke veranderingen doen
zich voor in de wetgeving, als
Seveso II in de Seveso III
overgaat?’
Interviewvragen
Manier en waar
Deskresearch
In theoretisch kader
-In welke Nederlandse wet- en regelgeving
is de Seveso richtlijn geïmplementeerd?
-Welke verplichtingen kan de Seveso/ Brzo
een Brzo-bedrijf opleggen?
-Welke verplichtingen heeft de overheid
vanuit de Seveso/ het Brzo?
-Welke verplichtingen legt de Seveso/Brzo
uw organisatie op?
Deskresearch/ interview
‘experts’ in H 4
Deskresearch
In H 4
Deskresearch/ interview
‘experts’
In H 4
Deskresearch/ interview ‘Brzobedrijven’
Verschillenanalyse
Wat is de reden voor de overgang
van Seveso II naar Seveso III?
-Waarom wordt de Seveso II richtlijn
aangepast naar de Seveso III?
Deskresearch/ interview
‘experts’
In H 5
Verschillenanalyse
Wat zijn de
veranderingen/verschillen tussen
de Seveso II en Seveso III?
Deskresearch/ interview
‘experts’
In H 5
Verschillenanalyse/ weten regelgeving
Hoe worden de veranderingen in
de Nederlandse situatie toegepast
en wat houdt dit in betreffende de
wetgeving?
Wat zijn volgens u de belangrijkste
aandachtspunten en veranderingen die de
overgang naar Seveso III met zich mee
brengt ten opzichte van de Seveso II?
(Weet u hier ook specifieke artikelen te
benoemen?)
-Welke gevolgen heeft de overgang voor
Nederlandse wet- en regelgeving/ de
Nederlandse situatie? (bv. het Brzo, de
Arbowet, Wet Veiligheidsregio’s en de Wet
milieubeheer?
Deskresearch/ interview
‘experts’
In H 5
11
‘In hoeverre zijn Brzobedrijven op de hoogte van
wet- en regelgeving die
specifiek geldt voor
risicobedrijven en in hoeverre
leven zij deze na?
Kennis wet- en
regelgeving
Theorie:
Tafel van 11
Theorie:
Tafel van 11
3
-Zijn bedrijven op de hoogte dat er
specifieke wet- en regelgeving
voor hen geldt?
Bent u bekend met de geldende wet- en
regelgeving welke geldt voor uw
organisatie en is deze duidelijk?
Interview ‘Brzo-bedrijven’
Kennis wet- en
regelgeving
- Zijn de Brzo-bedrijven op de
hoogte van deze wet- en
regelgeving en in welke mate?
Interview ‘Brzo-bedrijven’
In H 6
Nalevinggedrag
Kosten/baten
- In welke mate leven de Brzobedrijven de wet- en regelgeving
na? (nalevinggedrag)
-Met welke wet- en regelgeving heeft uw
bedrijf te maken als Brzo-bedrijf zijnde?
(controlevraag)
- Bent u op de hoogte van de Seveso
richtlijn en het Brzo?
- Welke verplichtingen legt de Seveso/
Brzo uw organisatie op? (controlevraag)
- Moet u een veiligheidsrapport opstellen
en valt u onder de ARIE regeling?
(controlevraag)
- Bent u op de hoogte van het feit dat de
Seveso III binnenkort wordt ingevoerd?
- Als u de financiële en immateriële kosten
en baten van goed nalevinggedrag zou
moeten benoemen, wat zijn deze dan?
- Vind u de regelgeving welke uw bedrijf is
opgelegd vanuit de overheid en het beleid
dat uw organisatie hierdoor voert,
acceptabel?
- Hoe gaat uw organisatie om met gezag
vanuit de overheid en gezag voortkomend
uit normen en waarden?
- Hoe groot schat u de kans op positieve of
negatieve sanctionering van gedrag
binnen uw organisatie door iemand anders
dan de overheid? (Controle door nietoverheden)
Mate van acceptatie
Normgetrouwheid
Niet overheidscontrole
In H 6
Interview ‘Brzo-bedrijven’
In H 6
12
4
‘Welke consequenties heeft
de invoering van de Seveso
III richtlijn voor het
Nederlandse bedrijfsleven?’
Consequenties
-Welke consequenties hebben de
veranderingen van Seveso III voor
Brzo-bedrijven?
-Welke consequenties hebben de
veranderingen van Seveso III voor
de overheid?
Impact Consequenties
-Welke impact hebben de
consequenties op Brzo-bedrijven
en de overheid? (ernst en
zwaarte)
Consequenties
-Hoe worden de veranderingen
die de Seveso III met zich
meebrengt geïmplementeerd in
het Brzo en wat is hier de huidige
status van?
Invulling consequenties
-Hoe kunnen de Brzo-bedrijven
invulling geven aan de
veranderingen en consequenties?
-Welke consequenties denkt u dat
bedrijven en overheid zullen ondervinden
door de veranderingen van de overgang
van Seveso II naar Seveso III?
- Welke consequenties denkt u dat de
overgang van Seveso II naar III voor uw
organisatie heeft?
-Welke consequenties denkt u dat
bedrijven en overheid zullen ondervinden
door de veranderingen van de overgang
van Seveso II naar Seveso III?
-Welke impact zullen deze consequenties
hebben denkt u?
-Welke impact zullen de consequenties
hebben voor uw organisatie?
Deskresearch/ interview
‘experts’+ ‘Brzo-bedrijven’
-Hoe wordt de Seveso III vertaald in het
‘nieuwe’ Brzo?(met name de
veranderingen)
-Wat zijn momenteel de vorderingen wat
betreft de vertaling van de nieuwe Seveso
in de Nederlandse situatie? Dus: Wat is de
huidige status van het Brzo?
-Hoe kunnen bedrijven volgens u invulling
geven aan de
veranderingen/consequenties die de
overgang met zich mee brengt?
-Hoe denkt u invulling te kunnen geven
aan de consequenties?
- Hoe ver is uw bedrijf met de
voorbereidingen/nieuwe aanpassingen om
aan de nieuwe regelgeving te voldoen en
waarom?
Deskresearch/ interview
‘experts’
In H 7
Deskresearch/ interview
‘experts’
Deskresearch/ interview
‘experts’+ ‘Brzo-bedrijven’
In H 7
Deskresearch/ interview
‘experts’+ ‘Brzo-bedrijven’
In H 7
13
4
Onderzoeksresultaten: De Seveso richtlijnen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de Seveso richtlijn en hoe deze samenhangt met de Nederlandse
situatie. De meest relevante wet- en regelgeving komt aan bod. Hiernaast wordt beschreven wat dit
kan betekenen voor de Nederlandse bedrijven en de overheid. Hierbij wordt eveneens gekeken naar
de verplichtingen die de overheid heeft en de verplichtingen die de Brzo-bedrijven vanuit de Seveso
en dus het Besluit risico’s zware ongevallen hebben. Dit wordt beschreven aan de hand van een
schematische weergave welke is opgenomen in bijlage 4.
4.1
De verwerking van de Seveso in de Nederlandse situatie
De wet- en regelgeving die voortvloeit uit de Seveso II richtlijn is in de Nederlandse situatie
hoofdzakelijk geïmplementeerd in het Brzo 1999. Hiernaast is de Seveso geïmplementeerd in de Wet
Milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet Veiligheidsregio`s, het Besluit informatie inzake
rampen en crisis en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (LATrb,2014). De implementatie moet
gezien worden in samenhang met andere wetten en besluiten. De meest relevante wetten en
besluiten zijn in figuur 4.1 schematisch weergegeven, met benoeming in welke paragraaf deze
besproken worden. Voor een compleet beeld van de complexiteit van de samenhangende dimensie
van de Seveso richtlijn in de Nederlandse situatie, zie bijlage 3.
EU
NL
Seveso II
4.1.1 BRZO
4.1.2 PGS 6
4.1.1. RRZO
4.1.3 Arbowet- Arbobesluit en
ARIE
4.1.4 Wet milieubeheer, Wabo
en Bevi
4.1.5 Wet veiligheidsregios’s
4.1.6 Besluit informatie inzake
rampen en crises
Figuur 4.1: Implementatie Seveso richtlijn in Nederlandse wet- en regelgeving
Bij de beschrijving van de verschillende wet- en regelgeving is rekening gehouden met de Seveso
richtlijn en het Brzo. Zo is bij elke wet- en regelgeving de samenhang aangegeven en op welke manier
de desbetreffende wetgeving in verband staat met het Brzo.
14
4.1.1
Het Brzo, Rrzo en Brzo-bedrijven
Het Besluit Risico’s Zware Ongevallen
Het Besluit risico´s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo) is de voornaamste Nederlandse
implementatie en invulling van de internationale, Europese Seveso richtlijn. In het besluit zijn de eisen
geïntegreerd op het gebied van rampenbestrijding, externe veiligheid en arbeidsveiligheid, in 1
juridisch kader (LATrb,2014). Het doel van de invoering van dit besluit is het voorkomen en beheersen
van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het Brzo stelt strenge eisen voor
bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren en/of opslaan en deze moeten dan ook aan strenge
veiligheidseisen voldoen. (de zogenaamde ‘risico bedrijven’ of ‘Brzo-bedrijven’) Ook wordt de wijze
waarop de overheid hierop moet toezien geregeld in het Brzo (LATrb,2014). De Seveso legt eisen en
verplichtingen op aan lidstaten, het Brzo heeft deze verplichtingen en eisen specifiek vertaald naar
het niveau van de Nederlandse situatie. In bijlage 8 is het Brzo opgenomen.
De reikwijdte en het toepassingsgebied waarop het Brzo van toepassing is, wordt bepaald aan de
hand van bijlage 1 van dit besluit. Dit zijn twee tabellen waarin gevaarlijke stoffen zijn opgenomen en
drempelwaarden zijn vastgesteld. Deze komen direct overeen met de bijlagen van de Seveso richtlijn.
Het toezicht op de Brzo-bedrijven wordt uitgevoerd door de overheid. In het kader van het Brzo wordt
de overheid benoemd als bevoegd gezag. Drie partijen zijn hiervoor verantwoordelijk, namelijk: het
bevoegd gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(Wabo) vanuit milieu, de Inspectie Sociale
Zaken en Werkgelegenheid(SZW) vanuit de arbeidsinspectie en de brandweer vanuit de
Veiligheidsregio omtrent brandveiligheid en rampenbestrijding. De coördinatie van het toezicht ligt bij
het bevoegd gezag Wabo (LATrb,2014).
De Regeling risico’s zware ongevallen
De regeling risico’s zware ongevallen (hierna:Rrzo) is een verdere uitwerking van het Brzo 1999. Een
aantal onderdelen uit het Brzo worden in deze regeling verder uitgewerkt , zoals specifieke bepalingen
en de lijst van gevaarlijke stoffen. In het Rrzo worden verplichtingen gesteld aan Brzo-bedrijven over
hoe zij de eisen vanuit het Brzo invulling moeten geven zoals o.a.: criteria waarmee risico’s worden
bepaald, de aard en omvang van risico’s en de informatie die aan het bevoegd gezag moet worden
verstrekt.
Brzo-bedrijven
In het Brzo wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën bedrijven:
1. Preventiebeleid zware ongevallen- plichtige bedrijven, de Pbzo-bedrijven;
2. Veiligheidsrapport-plichtige bedrijven, de Vr-bedrijven.
In het kader van de Seveso richtlijnen worden de Pbzo-bedrijven ‘Lagedrempel-inrichtingen’ genoemd
en Vr-bedrijven ‘Hogedrempel-inrichtingen’. Dit onderscheid wordt gemaakt aan de hand van de
hoeveelheid gevaarlijke stoffen welke is vergund aan het bedrijf, in relatie tot de in bijlage I van de
Seveso/ Brzo vermelde tabellen met vastgestelde drempelwaarden voor gevaarlijke stoffen. Dit
resulteert in:
 Bedrijven die de eerste drempelwaarde (de lage drempelwaarde) niet overschrijden en niet te
maken hebben met de sommatieregel, vallen niet onder het Brzo-regime.
 Bedrijven die alleen de lage drempelwaarde overschrijden, worden aangemerkt als Pbzobedrijf en moeten op basis van het Brzo aan specifieke ‘basis eisen’ en verplichtingen
voldoen.
Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden worden benoemd als Vr-bedrijf. Deze hebben
dezelfde ‘basisverplichtingen’ als de Pbzo-bedrijven, maar zijn onderworpen aan een aantal extra
eisen. Zij moeten o.a. een veiligheidsrapportage opstellen waarmee wordt aangetoond dat de
beheersing en preventie van gevaarlijke stoffen goed is geregeld (LATrb,2014).De specifieke
15
verplichtingen voor de Pbzo-bedrijven, de Vr-bedrijven en de overheid zijn beschreven in paragraaf
4.2.1, 4.2.2 en 4.3 van dit hoofdstuk.
4.1.2
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
In de wetgeving omtrent gevaarlijke stoffen wordt veel verwezen naar de publicatiereeksen gevaarlijke
stoffen(hierna: PGS). De Publicatiereeksen zijn handreikingen voor bedrijven die werken met
gevaarlijke stoffen en de overheid,omtrent het invulling geven van de eisen uit de verschillende weten regelgeving. Bedrijven kunnen ervoor kiezen om het anders aan te pakken dan voorgeschreven is
in de publicatiereeks. Dit wordt het gelijkwaardigheidbeginsel genoemd. De handreiking omtrent de
invulling van het Brzo 1999 is beschreven in de PGS 6: Aanwijzingen voor implementatie van het Brzo
1999. De Publicatiereeks is geen geldende wetgeving, maar een richtlijn (Ministerie van VROM,2006).
4.1.3
Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidsomstandigheden besluit en ARIE-regeling
De Arbeidsomstandighedenwet (hierna:Arbowet) is een kaderwet en geeft voorschriften, rechten en
plichten op het gebied van de arbeidsveiligheid en gezondheid van werkgevers en werknemers. Deze
wet is op iedereen in Nederland van toepassing die arbeid verricht, maar de werkgever is degene die
eerste verantwoordelijke is als het gaat om zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving.
Desalniettemin wordt in deze wet wel geregeld dat werknemers hierbij actief betrokken worden. Een
belangrijk gegeven dat is vastgelegd in deze wet is dat ieder bedrijf een Risico Inventarisatie en
Evaluatie (RIE) opstelt, welke dient als grondslag voor het Arbobeleid. Artikel 6 van deze wet zorgt
voor de connectie met het Brzo. Hierin is gesteld dat de werkgever bij het te voeren Arbobeleid
maatregelen neemt ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen
(LATrb,2014).
Het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna:Arbobesluit) komt voort uit de Arbowet en geeft verdere
regels wat betreft de veiligheid en gezondheid van zowel werkgever, als werknemer. In hoofdstuk 2,
afdeling 2 van dit besluit is regelgeving opgenomen om de risico’s van zware ongevallen met
gevaarlijke stoffen te beheersen. Dit betreft de ARIE, de Aanvullende Risico Inventarisatie en
Evaluatie. Deze regeling is voor een deel van de Pbzo-bedrijven relevant. Wat van toepassing is op
alle Brzo-bedrijven is beschreven in artikel 2.5f van dit besluit en gaat over het waarschuwen van
naburige bedrijven over de gevaren van ongevallen met gevaarlijke stoffen (LATrb,2014).
Naast het Brzo bestaat op het gebied van arbeidsveiligheid de ARIE-regeling. Deze regeling kan
naast het Brzo van toepassing zijn op bedrijven die te maken hebben met grote hoeveelheden
gevaarlijke stoffen, de zogenaamde ARIE-bedrijven. Op basis van drempelwaarden van gevaarlijke
stoffen wordt vanuit de arbeidsveiligheid bepaald of een bedrijf onder de ARIE-regeling valt. De
regeling stelt soortgelijke eisen als het Brzo. Over het algemeen kan worden gesteld dat het Brzo voor
de grotere bedrijven geldt en de ARIE-regeling voor de kleinere bedrijven (LATrb,2014).
Desalniettemin kan een Brzo-bedrijf ook onder de ARIE vallen. Een Pbzo-bedrijf kan namelijk onder
deze regeling vallen, een Vr-bedrijf kan dit niet.
16
4.1.4
Wet milieubeheer, Wabo en Bevi
De Wet milieubeheer is de belangrijkste wet op het gebied van milieu. Het regelt hoe de overheid en
het bedrijfsleven moeten omgaan met het milieu en de bescherming hiervan. De wet is ingegaan op 1
maart 2013 en geeft algemene regels ten aanzien van milieubeheer. Meer specifieke regelgeving is
uitgewerkt in verschillende besluiten zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer. In hoofdstuk 17,
maatregelen in bijzondere omstandigheden van de Wet milieubeheer, is mede geregeld welke
informatie een exploitant van een Brzo-bedrijf aan het bevoegd gezag moet aanleveren in geval van
een zwaar ongeval. Hiernaast wordt de mate van openbaarheid van milieu-informatie in hoofdstuk 19
behandeld (LATrb,2014).
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(hierna:Wabo) is sinds 1 oktober 2010 van kracht en
regelt de vergunningsplicht voor bedrijven. Voorheen moesten exploitanten verschillende
vergunningen aanvragen voor bijvoorbeeld bouw- of sloopactiviteiten, maar met de komst van de
Wabo is dit samengevoegd tot één vergunning: de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is
één vergunning voor bouwen, wonen, ruimte, monumenten, milieu en natuurbescherming (van den
Dikkenberg,2013). Om de Wabo uit te voeren zijn twee regelingen opgesteld: het Besluit
omgevingsrecht(hierna: BOR) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht(hierna: MOR). In het BOR
is het bevoegd gezag genoemd naar vergunning-plichtige categorieën bedrijven en in het MOR is
aangegeven welke informatie aangeleverd dient te worden bij een milieuvergunningsaanvraag. Het
veiligheidsrapport (Vr) voor veiligheidsrapport- plichtige bedrijven is één van de vereisten.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna:Bevi) is gekoppeld aan de Wet milieubeheer en
schrijft veiligheidsnormen voor met betrekking tot inrichtingen die een risico vormen voor personen
buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi zorgt voor een gedeeltelijke implementatie van de Seveso richtlijn
en verplicht de overheid om risicovolle situaties van bedrijven ten opzichte van andere objecten te
beëindigen, als het plaatsgebonden risico groter is dan één op de miljoen. In artikel 2 van het BEVI
worden soorten bedrijven genoemd waarvoor de risicoafstanden moeten worden bepaald, Brzobedrijven vallen hier ook onder (LATrb,2014). In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is
de uitvoering van het Bevi vastgesteld en zorgt voor een uitwerking van de wijze waarop de
risicoafstanden kunnen worden berekend (Chorda, 2013).
4.1.5
Wet veiligheidsregio’s
De Wet veiligheidsregio’s is sinds 1 oktober 2010 van kracht en vervangt de Brandweerwet, de Wet
rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, door
deze te integreren in deze wet. In de wet staan taken omschreven van de brandweer omtrent de
voorbereiding op en het beperken en bestrijden van zware ongevallen en rampen. Hiernaast is in deze
wet geregeld dat het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen bedrijven kunnen verplichten tot het
hebben van een goed werkende bedrijfsbrandweer en voor Vr-bedrijven het opstellen van een
rampenbestrijdingsplan (NIFV,2014). Dit is verder uitgewerkt in het Besluit veiligheidsregio’s. Vooral
artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s is van belang voor de samenwerking met betrekking tot het
toezicht, omdat hier wordt geregeld dat het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd is bedrijven aan
te wijzen die verplicht zijn een bedrijfsbrandweer in te stellen.
4.1.6
Besluit informatie inzake rampen en crises
In dit besluit wordt de informatieregeling- en verschaffing geregeld van de overheid naar de bevolking
en van het bedrijf naar de overheid, bij de dreiging van een ramp, tijdens de ramp en na de ramp of
zwaar ongeval. Voor bedrijven die onder het Brzo vallen geldt in het kader van dit besluit dat zij bij een
(dreigende) ramp de burgemeester van bepaalde informatie moeten voorzien (LATrb,2014).
17
4.2
Betekenis voor Nederlandse bedrijven
Het gebruiken en/of opslaan van gevaarlijke stoffen kan voor een bedrijf betekenen dat het onder het
Seveso/Brzo-regime valt. Mocht dit zo zijn, dan is het bedrijf onderhevig aan verschillende
verplichtingen. De verplichtingen draaien allemaal om de beheersing van de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Of een bedrijf onder het Seveso/ Brzo-regime valt en welke verplichtingen dit met zich mee brengt,
hangt af van een aantal aspecten. Een bedrijf kan een aantal dingen doen om te weten te komen of
het onder het Brzo-regime valt, en zo ja, onder welk regime. In figuur 4.2 is dit schematisch
uitgewerkt:
Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig
binnen het bedrijf?
Nee
Brzo niet van toepassing
Ja
Zijn uitsluitingen van toepassing op
basis van artikel 2 van het Brzo?
Ja
Brzo niet van toepassing
Nee
Hoeveelheid gevaarlijke stoffen
Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is
kleiner dan de lage drempelwaarden: Bijlage I,
deel 1 en 2, kolom 2+ deel 3 sommatieregel van
het Brzo n.v.t.
Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is
hoger dan de lage drempelwaarden: Bijlage I,
deel 1 en 2, kolom 2 van het Brzo
Hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen is
hoger dan de hoge drempelwaarden: Bijlage I,
deel 1 en 2, kolom 3 van het Brzo
Type Brzo-bedrijf
Brzo n.v.t : geen verlichtingen vanuit het Brzo
Pbzo- bedrijf met Pbzo- verplichtingen. Zie
paragraaf 4.2.1.
Vr- bedrijf met zowel Pbzo- verplichtingen als Vrverplichtingen. Zie paragraaf 4.2.2.
Figuur 4.2: stappenplan voor toepassing van het Brzo
Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig binnen het bedrijf?
De eerste stap voor een bedrijf om te bepalen of zij onder het Brzo-regime valt, is nagaan of er binnen
de organisatie wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Op basis van artikel 6 van het Brzo zijn bedrijven
verplicht de overheid in kennis te stellen van de aanwezige gevaarlijke stoffen bij het starten van een
bedrijf, bij een vergunningaanvraag en bij wijzigingen binnen het bedrijf die van invloed kunnen zijn op
het veiligheidsbeleid. Als er binnen het bedrijf geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, dan is het Brzo
niet van toepassing.
18
Zijn uitsluitingen van toepassing op basis van artikel 2 van het Brzo?
Zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig, dan kan bepaald worden of uitsluitingen van toepassing zijn. Het
Brzo is specifiek niet van toepassing op een aantal soorten bedrijven, ook wel inrichtingen genoemd.
In artikel 2 van het Brzo zijn deze opgenomen. De bedrijven waarop het Brzo niet van toepassing is,
zijn:
 Inrichtingen in gebruik bij de krijgsmacht;
 Inrichtingen voor het opsporen en winnen van delfstoffen, zoals bedoeld in de Mijnbouwwet,
met uitzondering van inrichtingen waar chemische en thermische verwerkingsactiviteiten
plaats vinden en bijbehorende opslag van gevaarlijke stoffen;
 Inrichtingen voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen om ze daar te laten, met
uitzondering van inrichtingen waarvan het residu dat zij gebruiken gevaarlijke stoffen bevat;
 Inrichtingen die geheel of nagenoeg geheel zijn bestemd voor de opslag in verband met
vervoer van gevaarlijke stoffen;
 Spoorwegemplacementen, voor zover zij geen onderdeel zijn van een inrichting waarop het
Brzo van toepassing is;
 Inrichtingen die krachtens de Mijnbouwwet zijn aangewezen als mijnbouwwerken, waarvan
zowel de werkzaamheden als opslag plaatsvinden op een continentaal platform.
Inventariseren van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen
Zijn uitsluitingen niet van toepassing, dan kan geïnventariseerd worden welke gevaarlijke stoffen er
aanwezig zijn en in welke hoeveelheid. Komt de hoeveelheid gevaarlijke stoffen niet boven de lage
drempelwaarden uit van bijlage I, deel 1 en 2, kolom 2 van het Brzo, dan is het nog niet direct zo dat
het Brzo niet van toepassing is. Wanneer de drempelwaarden niet overschreden worden, kan er
namelijk alsnog sprake zijn van een Brzo-bedrijf vanwege de sommatieregel (Bijlage I,deel 3 van het
Brzo). Drie groepen gevaarlijke stoffen worden gesommeerd:
 Alle ontplofbare, oxiderende en licht ontvlambare stoffen;
 Alle toxische stoffen, met inbegrip van de zeer toxische stoffen;
 Alle stoffen die gevaarlijk zijn voor het milieu: de milieugevaarlijke stoffen.
Het Brzo is alsnog van toepassing op een bedrijf, als de lage drempelwaarden niet worden
overschreden, maar de som zoals deze is beschreven in bijlage I, deel 3, groter of gelijk is aan 1
(Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012).
Bedrijven die onder de Seveso, en dus onder het Brzo-regime vallen, moeten op grond van
verschillende wetten aan bepaalde verplichtingen voldoen. Hierin is een tweedeling te maken:
1. Bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden, dus bedrijven waarvan de hoeveelheid
gevaarlijke stoffen groter is dan bijlage I, deel1/2, 2e kolom(Pbzo-bedrijven/lagedrempelinrichtingen), moeten voldoen aan een aantal ‘basis verplichtingen’ vanuit het Brzo, het
Arbobesluit en het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
2. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden, dus bedrijven waarvan de hoeveelheid
gevaarlijke stoffen groter is dan bijlage I, deel1/2, 3e kolom(Vr-bedrijven/hogedrempelinrichtingen), moeten eveneens voldoen aan de ‘basisverplichtingen, maar hebben een aantal
extra verplichtingen.
In paragraaf 4.2.1 wordt ingegaan op de verplichtingen voor Pbzo-bedrijven, in paragraaf 4.2.2
wordt ingegaan op verplichtingen voor Vr-bedrijven. In bijlage 4 is een schematisch overzicht
opgenomen van de verplichtingen.
19
4.2.1
Verplichtingen voor Pbzo-bedrijven
Pbzo-bedrijven moeten vanuit de Seveso II en het Brzo aan verschillende ‘basisverplichtingen’
voldoen. In bijlage 8 is het Brzo 1999 opgenomen.
1. Kennisgeving:
Op basis van artikel 6 van de Seveso II richtlijn en artikel 26,lid 1 van het Brzo, hebben
bedrijven de plicht bij de aanvraag van een vergunning, en anders binnen een jaar, het
bevoegd gezag op de hoogte te stellen van het bedrijf en de aanwezige gevaarlijke stoffen.
Een bedrijf is zelf verantwoordelijk om na te gaan of het onder het Brzo-regime valt. Dit
moeten zij aan het bevoegd gezag laten weten door kennisgeving. Aan de hand hiervan kan
de overheid bepalen of het bedrijf inderdaad onder het Brzo-regime valt of niet.
2. Het nemen van maatregelen, zowel preventief als repressief:
In artikel 5, lid 1 van het Brzo ligt de verplichting dat een ieder die een bedrijf exploiteert alle
maatregelen treft die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan
voor mens en milieu te beperken (BRZO,1999).
3. Opstellen van een Preventiebeleid Zware Ongevallen(PBZO) en invoeren van een
Veiligheidsbeheerssysteem(VBS):
Op basis van artikel 5, lid 2 van het Brzo 1999 en het Rrzo 1999, dient het bedrijf binnen een
jaar een document voorhanden te hebben waarin de algemene doelstellingen en beginselen
van het beleid staan beschreven omtrent de beheersing van de risico’s op zware ongevallen
(Pbzo). Om het vastgestelde preventiebeleid te bepalen en uit te voeren moet het bedrijf ,op
basis van artikel 5, lid 3 van het Brzo, een VBS invoeren en werkend houden. Bij wijziging van
bedrijfsonderdelen welke voor de risico’s van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan
hebben, moet het bedrijf er voor zorgen dat het veiligheidsbeheerssysteem wordt herzien en
eventueel wordt aangepast. Een onderdeel van het veiligheidsbeheerssysteem is een intern
noodplan, dat eens per drie jaar moet worden herzien en eventueel moet worden aangepast.
De eisen van het interne noodplan zijn beschreven in bijlage IV van het Brzo en in bijlage II f
omtrent de VBS eisen. In bijlage II van het Brzo zijn de specifieke eisen beschreven waaraan
het VBS moet voldoen. Samen vormen deze het veiligheidsmanagementsysteem (Ministerie
van VROM,2006). Voor Vr-bedrijven komt dit terug in het veiligheidsrapport.
4. Voorhanden hebben van een actuele stoffenlijst voor hulpdiensten:
Artikel 14 van de Rrzo schrijft voor dat iedere exploitant van een bedrijf er voor moet zorgen
dat hulpdiensten direct toegang hebben tot een lijst met aanwezige gevaarlijke stoffen per
installatie.
5. Kennisgeving en melding bij verandering en incidenten:
In artikel 6 van het Brzo is opgenomen dat exploitanten van bedrijven verplicht zijn het
bevoegd gezag op de hoogte te stellen van elke significatie wijziging van de inrichting omtrent
processen waarbij gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Dit geldt ook voor de risico’s van zware
ongevallen en de sluiting van een installatie. Hierbij komt dat de bedrijven moeten zorgen voor
informatieverstrekking naar omgeving en hulpdiensten/overheid, voor, tijdens en na een
ongeval.
6. Opstellen van installatiescenario’s en informatie uitwisseling met buren:
Dit zijn verplichtingen welke voortkomen uit het Arbobesluit hoofdstuk 2, afdeling 2 (ARIEregeling) vallen. Per installatie moeten mogelijke (ramp) scenario’s worden opgesteld en
informatie omtrent deze scenario’s en risico’s moeten met buurbedrijven worden uitgewisseld.
De scenario’s moeten voor handen zijn binnen het bedrijf, maar hoeven niet te worden
gerapporteerd. Vr-bedrijven moeten dit wel rapporteren.
20
7. Uitvoeren kwantitatieve risicoanalyse:
Artikel 2 van het Bevi stelt dat alle Brzo-bedrijven een kwantitatieve risicoanalyse dienen uit te
voeren om risicoafstanden te bepalen met betrekking tot de ruimtelijke ordening (BEVI, 2004).
4.2.2
Verplichtingen voor Vr-bedrijven
De Vr-bedrijven moeten naast de ‘basisverplichtingen’ van Pbzo-bedrijven, voldoen aan extra
verplichtingen vanuit de Seveso/het Brzo:
1. Het opstellen van een veiligheidsrapport:
In artikel 10 van het Brzo worden bedrijven verplicht er voor te zorgen dat er een
veiligheidsrapport aanwezig is, met de actuele stand van zaken omtrent veiligheid binnen de
gehele organisatie. Dit moet weergeven dat er o.a. een beleid wordt gevoerd ter voorkoming
van zware ongevallen, dat er een veiligheidsbeheerssysteem is ingevoerd, dat de gevaren
van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en dat er een intern noodplan is opgesteld. Een
onderdeel hiervan is het opstellen van installatiescenario’s, welke moeten worden
gerapporteerd. De eisen waaraan het veiligheidsrapport moet voldoen staan beschreven in
bijlage III van het Brzo en moet eens per vijf jaar worden aangeleverd aan de overheid/het
bevoegd gezag. Voor nieuwe bedrijven is dit bij aanvang van de bedrijvigheid (BRZO,1999).
2. Bijgewerkte stoffenlijst voor handen hebben voor een ieder te raadplegen:
Artikel 21 van het Brzo en artikel 13 van het Rrzo stellen dat bedrijven een lijst met gevaarlijke
stoffen moeten hebben die voor iedereen beschikbaar is en deze eenmaal per maand moeten
bijwerken.
3. Aanvullende eisen op het intern noodplan: In artikel 22 van het Brzo is gesteld dat het
noodplan eens per drie jaar moet worden geëvalueerd, beproefd en zo nodig moet worden
aangepast. De eisen waaraan het intern noodplan moet voldoen zijn beschreven in bijlage IV
van het Brzo.
4. Kwantitatieve risicoanalyse en milieurisicoanalyse: Vr-bedrijven zijn verplicht naast een
kwantitatieve risicoanalyse ook een milieurisicoanalyse uit te voeren. Aan de hand van deze
analyse moeten de risico’s in kaart worden gebracht omtrent de gevaren voor het milieu
(Chorda, 2012).
5. Informatie uitwisseling met buren indien het bedrijf is aangewezen als veroorzakend Dominobedrijf:
Als het bedrijf is aangewezen als ‘domino’- bedrijf moet het op basis van artikel 7.3 van het
Brzo en hoofdstuk 2 ,afdeling 2, artikel 2.5.f van het Arbobesluit, buren informeren over de
gevaren en risico’s in verband met de aanwezige gevaarlijke stoffen. Ook dienen er gegevens
met andere bedrijven te worden uitgewisseld om samen met de naastgelegen bedrijven de
risico’s te beoordelen. Uit het Arbobesluit komt naar voren dat de werkgever uit eigen
beweging, indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers
in naburige bedrijven/inrichtingen, algemene informatie moet verstrekken voor de beoordeling
van de risico’s die zij lopen (Arbobesluit,1997).
6. Aanstellen bedrijfsbrandweer:
Op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s kan het bestuur van de veiligheidsregio
een Brzo-bedrijf aanwijzen als bedrijfsbrandweer-plichtig. Deze bedrijven moeten als gevolg
hiervan een bedrijfsbrandweer aanstellen en de rapportages hiervan beschikbaar stellen voor
het bevoegd gezag (VRR.e.a.,2013). Dit dient alleen te gebeuren als het bestuur van de
veiligheidsregio het bedrijf heeft aangewezen als bedrijfsbrandweer-plichtig.
21
4.3
Verplichtingen van de overheid
De overheid heeft in het kader van de Seveso II richtlijn, en het hieruit voortvloeiende Brzo, ook
verplichtingen waar zij uitvoering aan moeten geven (BRZO,1999):
1. Beoordeling Brzo verplichting:
Volgens een medewerker van het DCMR (persoonlijke mededeling, 1 april 2014) is een
belangrijke verplichting van de overheid het beoordelen of een bedrijf onder het Seveso/ Brzoregime valt. Bij de aanvraag van bijvoorbeeld een omgevingsvergunning is het de taak van het
bevoegd gezag om na te gaan of het Brzo van toepassing is op het desbetreffende bedrijf. Dit
wordt uitgevoerd door te kijken naar de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de hoeveelheid
en de hoedanigheid hiervan. Aan de hand van de kennisgeving die bedrijven indienen wordt
dit ook beoordeeld. Mocht er iets wijzigen in de hoeveelheid en vorm van bepaalde gevaarlijke
stoffen, dan moet opnieuw herzien worden of dit consequenties met zich mee kan brengen
omtrent de Seveso/ Brzo- verplichting.
2. Bekend maken conclusies veiligheidsrapport:
Het bekend maken van de conclusies van het veiligheidsrapport is ook een verplichting van de
overheid (BRZO,1999). Vr-bedrijven hebben de verplichting een veiligheidsrapport op te
stellen en deze te sturen aan het bevoegd gezag. Na ontvangst van het veiligheidsrapport
dient, op basis van artikel 15 van het Brzo, het bevoegd gezag deze toe te zenden aan de
bestuursorganen: het bestuur van de veiligheidsregio, het Ministerie van sociale zaken en
werkgelegenheid, de burgemeester en wethouders en de aangewezen toezichthouder. Deze
beoordelen het veiligheidsrapport en stellen binnen 6 maanden, met tussenkomst van het
bevoegd gezag, de exploitant hiervan op de hoogte. In artikel 18 van het Brzo is gesteld dat
binnen twee weken nadat het bevoegd gezag de conclusies bekend heeft gemaakt, zij
mededeling doet door terinzagelegging en kennisgeving in één of meer dagbladen of huisaan-huis bladen.
3. Bedrijven aanwijzen als Domino-bedrijf:
Een andere verplichting van de overheid is dat zij, op basis van artikel 7 van het Brzo, Brzobedrijven aanwijzen als domino-bedrijven en hen hiervan in kennis stellen. Een Brzo-bedrijf
kan worden aangewezen als domino-bedrijf als de risico’s van een zwaar ongeval binnen het
bedrijf een grote impact kunnen hebben op naburige bedrijven. Het bevoegd gezag dient de
bestuurorganen hier ook over te informeren (Chorda,2013).
4. Inspectieprogramma opstellen en uitvoeren inspecties:
Het bevoegd gezag dient, in overleg met voorgenoemde bestuursorganen, op grond van
artikel 24 van het Brzo een inspectieprogramma vast te stellen en uit te voeren. Tijdens de
inspecties wordt gecontroleerd of de verplichtingen worden nageleefd. Hiervan wordt een
rapport opgemaakt en geëvalueerd.
5. Handhaving:
Het bevoegd gezag heeft de taak om de wet- en regelgeving en de hieruit voortkomende
verplichtingen te handhaven. Mocht er iets niet in orde zijn, niet volledig zijn of niet kloppen,
dan zijn zij bevoegd om te waarschuwen. Als hier geen gehoor aan gegeven wordt, dan is het
bevoegd gezag bevoegd tot het overgaan op sanctionering. Dit kan zover gaan als
strafrechtelijke handhaving en sluiting van een inrichting, installatie of opslagplaats
(Chorda,2013).
6. Aanwijzen bedrijfsbrandweer en rampenbestrijdingsplannen:
Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op grond van artikel 31 van de Wet
veiligheidsregio’s de verplichting om een bedrijf, die door een ongeval of brand bijzonder
gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aan te wijzen als bedrijfsbrandweer22
plichtig. Het bestuur kan op basis van deze bevoegdheid ook eisen stellen aan de
samenstelling van de bedrijfsbrandweer. Op basis van artikel 6.1.1. van het Besluit
veiligheidsregio’s is het bestuur van de veiligheidsregio verplicht tot het maken van een
rampenbestrijdingsplan voor Brzo-bedrijven. Het ingediende veiligheidsrapport dient hiervoor
als basis, met inbegrip van brandweerscenario’s (Wet vr,2010).
7. Verstrekken veiligheidsinformatie en zorgen voor participatie in besluitvorming:
Tot slot is de overheid vanuit de Seveso II richtlijn , artikel 13, verplicht om regelmatig actief
veiligheidsinformatie te verstrekken en te zorgen voor participatie van publiek in
besluitvorming. Informatie over veiligheidsmaatregelen en de te volgen gedragslijn moet
regelmatig, met tussenpozen van maximaal vijf jaar, verstrekt worden aan het algemene
publiek en personen die verblijven binnen het invloedsgebied van een Brzo-bedrijf. Hierbij
komt dat zij moeten zorgen dat het veiligheidsrapport van Vr-bedrijven en de lijst van
gevaarlijke stoffen ter beschikking wordt gesteld voor het publiek.
Bij ongevallen met gevaarlijke stoffen van een bepaalde categorie dient de overheid de
Europese Commissie in kennis te stellen. Hiernaast heeft de overheid een verplichting om te
zorgen voor participatie van publiek bij besluitvorming. Het publiek moet zijn mening kunnen
geven over plannen voor nieuwe en bestaande Brzo-bedrijven, relevante wijzigingen van
bestaande bedrijven en aankomende projecten.
23
5
Onderzoeksresultaten: Veranderingen in de wetgeving bij
overgang Seveso II in Seveso III
5.1
Reden voor overgang van Seveso II naar Seveso III richtlijn
Aan de invoering van de nieuwe Seveso III richtlijn liggen een aantal redenen ten grondslag. De Raad
van de Europese Unie en het Europees Parlement zijn het uiteindelijk eens geworden wat betreft de
tekst van de nieuwe Seveso III richtlijn (Ministerie van Infrastructuur en Milieu,n.d.).
De belangrijkste en voornaamste reden tot aanpassing van de Seveso II richtlijn en het invoeren van
de Seveso III richtlijn, is een nieuwe indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen en etikettering.
Momenteel is de stoffenindeling, zoals deze in bijlage I van de Seveso is opgenomen, gebaseerd op
stoffen- en preparatenrichtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG (FOD,n.d.). Per 1 juni 2015 worden deze
indelingsrichtlijnen compleet vervangen door een indeling volgens de CLP- verordening en wordt
overgegaan op het Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS),
een wereldwijde indeling voor gevaarlijke stoffen (Seveso III richtlijn, 2012). Dit houdt in dat de
indeling van de gevaarcategorieën in bijlage I gelijk getrokken dient te worden met CLP- terminologie
en- criteria (Van Rossem,2012). Dit neemt verschillende wetswijzigingen met zich mee, waaronder de
Seveso III.
Hiernaast heeft de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe Seveso richtlijn gedaan om op
deze manier verschillende bepalingen verder te kunnen uitwerken, te verduidelijken en te zorgen voor
een betere samenhang. Dit wordt beoogd door het aanpassen van de Seveso richtlijn aan andere
E.U. regelgeving, zo staat in overweging 3 van de Seveso III richtlijn.
Beoogd is ook het oplossen van enkele kleine knelpunten. Deze knelpunten zijn voortgekomen uit
eerdere evaluaties en onderzoeken naar de werking van de Seveso II richtlijn, de uitvoering en de
‘hoge leeftijd’ van de Seveso II. Hierdoor zijn technische ontwikkelingen sinds de invoering van de
Seveso II niet opgenomen, wat zorgt voor onvolledigheid (Expert overheid, persoonlijke mededeling, 1
april 2014).
De doelstelling van de richtlijn blijft hetzelfde en beoogd hetzelfde doel: het voorkomen van ongevallen
met gevaarlijke stoffen en mens en milieu zoveel mogelijk beschermen tegen de gevolgen van een
eventueel zwaar ongeval.
5.2
Verschillen/veranderingen tussen de Seveso II en Seveso III
De invoering van de Seveso III richtlijn resulteert in wijzigingen die van invloed kunnen zijn op zowel
de overheid, als het bedrijfsleven. In de nieuwe Seveso III richtlijn zijn verschillende wijzigingen
aangebracht in de vorm van aanpassingen van bestaande bepalingen, zoals deze zijn opgenomen in
de Seveso II. Hiernaast zijn verschillende nieuwe bepalingen aan de richtlijn toegevoegd.
De wijzigingen en verschillen tussen de Seveso II en Seveso III zijn zowel wettelijk, als inhoudelijk en
kunnen consequenties met zich meebrengen voor de Nederlandse situatie. De consequenties van de
wijzigingen zijn beschreven in hoofdstuk 7 van dit onderzoek.
5.2.1
Wettelijke wijzigingen
Er zijn door de komst van de Seveso III een aantal wettelijke wijzigingen doorgevoerd, waardoor de
nieuwe Seveso richtlijn aangepast is aan andere E.U. wetgeving (expert overheid, 2012). Het gaat
hierbij om het volgende:
24






5.2.2
Het verdrag van Aarhus is van toepassing verklaard (artikel 22). Dit heeft te maken met het
beter informeren van het publiek;
Inspraak van burgers volgens de E.U. MER richtlijn is van toepassing verklaard (artikel 23).
Dit heeft te maken met de inspraak van het publiek;
Aanpassen van de richtlijn aan de GHS/ CLP verordening en indeling;
Richtlijn milieuaansprakelijkheid EU 2004/35/EG dat gaat om het voorkomen van een zwaar
ongeval en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt;
Inspecties zoveel mogelijk te coördineren volgens de Richtlijn Industriële Emissie, de RIE
2010/75/EU;
Informatie toegankelijk maken voor publiek door het beheer van informatie uit te voeren
volgens Shared Environment Information System (SEIS).
Inhoudelijke wijzigingen en nieuwe bepalingen
In de Seveso III richtlijn zijn, ten opzichte van de huidige Seveso II richtlijn, verschillende inhoudelijke
wijzigingen doorgevoerd en enkele nieuwe bepalingen opgenomen. In tabel 5.1 zijn de wijzigingen
schematisch weergegeven. Hierbij is aangegeven in welke paragraaf de wijziging besproken wordt en,
indien nodig, in welke bijlage verdere uitwerking of verduidelijking is weergegeven.
Wijziging
1.Herindeling van artikelen
2.Verduidelijking en aanscherping van definities
en uitbreiding van de werkingssfeer
3.Nieuwe indelingssystematiek naar CLP/ GHS
4.Opname uitsluitingsartikel
5. Kennisgeving: aanscherping van de
actualisatie
6.Preventiebeleid zware ongevallen en
veiligheidsbeheerssysteem verduidelijkt
7.Uitbreiding van eisen omtrent domino-effecten
en ruimtelijke ordening
8.Aanscherping van eisen aan het
veiligheidsrapport
9.Interne en externe noodplannen
10.Ruimtelijke ordening
11.Info aan publiek en participatie in
besluitvorming aanpast naar verdrag van
Aarhus
12.Verstrekken van informatie na een zwaar
ongeval
13.Inspecties: preciezere omschrijving en
aanpassing van de frequentie
14.Vertrouwelijkheid
15.Nieuw artikelen: sancties en toegang tot de
rechter
16.Wijziging van bijlagen door de Commissie
zonder wetsaanpassing
17.Wijzigingen in de bijlagen
Artikel Seveso III
Allen
Paragraaf
rapport
5.2.2.1
Bijlage
rapport
Bijlage 5
Artikel 2 en 3
5.2.2.2
-
Bijlage I, deel 1 en 2
Artikel 4
5.2.2.3
5.2.2.4
Bijlage 6
-
Artikel 7
5.2.2.5
-
Artikel 8
5.2.2.6
-
Artikel 9
5.2.2.7
-
Artikel 10
5.2.2.8
-
Artikel 12
Artikel 13
5.2.2.9
5.2.2.10
-
Artikel 14 en 15
5.2.2.11
-
Artikel 16,17 en 18
5.2.2.12
-
Artikel 20
5.2.2.13
-
Artikel 22
5.2.2.14
-
Artikel 23 en 28
5.2.2.15
-
Artikel 25
5.2.2.16
-
Bijlagen Seveso III
5.2.2.17
-
Tabel 5.1:Schematisch overzicht wijzigingen Seveso III
25
5.2.2.1 Herindeling van de artikelen: verder uitgewerkt en een andere indeling
In Seveso III is, ten opzichte van de Seveso II, een andere indeling van artikelen aangehouden. Door
de verdere uitwerking van specifieke artikelen of integratie, was het niet mogelijk om de artikelen 1-op1 over te nemen. Een voorbeeld hiervan is dat in Seveso II een uitsluitingsartikel is opgenomen
(artikel 4), welke in Seveso III is opgenomen in artikel 2, ‘Toepassingsgebied’. In bijlage 5 is een
concordantietabel opgenomen waar de indeling van de Seveso III is afgezet tegen de indeling van
Seveso II.
Bijlage I, delen 1 en 2, zijn in de nieuwe Seveso III omgewisseld. Het gaat hier om de lijst met
gevaarlijke stoffen en de drempelwaarden. De met naam genoemde stoffen komen nu terug in deel 2,
voorheen was dit deel 1.
5.2.2.2 Verduidelijking en aanscherping van definities en uitbreiding van de werkingssfeer
In de Seveso II wordt ter aanduiding van het type Seveso-inrichting dat wordt bedoelt in een artikel,
gerefereerd naar artikel 2:‘Toepassingsgebied’. In de nieuwe Seveso III worden de ‘Sevesoinrichtingen’ specifiek aangeduid als ‘lagedrempel-inrichting’ en ‘hogedrempel-inrichting’. Deze
definities worden in de gehele richtlijn effectief toegepast.
Tevens is de werkingssfeer uitgebreid met Offshore. In de Seveso II komt deze benaming niet
specifiek voor. In Seveso III is Offshore nu duidelijk benoemd als uitsluiting op het toepassingsgebied.
5.2.2.3 Nieuwe indelingssystematiek naar CLP/GHS
Volgens een medewerker van de DCMR (persoonlijke mededeling,1 april 2014) en van de brandweer
Brzo (persoonlijke mededeling, 17 maart 2014), is de nieuwe indelingssystematiek van gevaarlijke
stoffen naar CLP/ GHS een van de grootste wijzigingen die de Seveso III met zich mee brengt. De
wijzigingen bevinden zich voornamelijk in bijlage I, deel 1: de categorieën van de gevaarlijke stoffen,
zo staat in overweging 3 van de Seveso III.
De lijst van gevaarlijke stoffen, deel 1 van bijlage I, bestaat voortaan uit vier rubrieken : Rubriek H:
Gezondheidsgevaren, Rubriek P: Fysische gevaren, Rubriek E: Milieugevaren en Rubriek O: Overige
gevaren (FOD, n.d.). In de Seveso II werden geen rubrieken aangehouden.
Door de nieuwe indeling van categorie H2 is bijlage I, deel 2: ‘Gevaarlijke stoffen die met naam
genoemd worden’, uitgebreid met tien stoffen. Door de komst van de indeling volgens CLP krijgen de
toxische stoffen categorie 1 en 2 dezelfde H- zin toegewezen. De H- zin, ofwel Hazard- zin, is een
gevarenaanduiding voor de desbetreffende stof (Ministerie van SZW,2014). Een voorbeeld hiervan is
H318: ‘veroorzaakt ernstig oogletsel’.
De belangrijkste wijzigingen door de indelingssystematiek CLP/GHS zijn:
 Verhoging van de vlampuntgrenzen voor ontvlambare vloeistoffen: 21°-23° en 55°- 60°;
 Reductie van categorie H ‘Acuut Toxische stoffen’, categorie 1 en 2, door minder strenge
eisen aan oraal en inademing en een uitbreiding van inhalatie damp en gas.
Bijlage I, deel 2: de gevaarlijke stoffen die met naam genoemd worden
 De lijst met gevaarlijke stoffen die bij naam worden genoemd is uitgebreid met een aantal
stoffen, namelijk nummer 35 tot 48 (zie bijlage 9: Seveso III, Bijlage I deel 2);
 Zware stookolie en alternatieve brandstoffen zijn toegevoegd aan ‘Aardolieproducten’;
 Verhoging van drempelwaarden van verdunde oplossingen van natriumhypochloriet;
 Biogas wordt gelijk getrokken met de verhoging van drempelwaarden als aardgas en
ontvlambare vloeibare gassen.
De uitwerking van de specifieke wijzigingen door de komst van CLP zijn opgenomen in bijlage 6.
26
5.2.2.4 Derogatiemechanisme: een uitsluitingsartikel
Voor het eerst heeft de Seveso III richtlijn een mechanisme opgenomen voor afwijkingen, het
uitsluitingsartikel (artikel 4). Dit zorgt er voor dat de gevaarlijke stoffen die voorkomen in bijlage I, en
door bepaalde omstandigheden onmogelijk tot een zwaar ongeval kunnen leiden, niet meegerekend
hoeven te worden (van Rossem, 2012). Bepaalde stoffen kunnen op deze manier dus uitgesloten
worden, wat er voor kan zorgen dat sommige bedrijven niet ten onrechte onder het Brzo komen te
vallen. De Europese Commissie beoordeelt op eigen initiatief, of op verzoek van een lidstaat, of
uitsluiting mogelijk is.
5.2.2.5 Kennisgeving: aanscherping van wanneer actualisatie moet plaatsvinden
Het artikel ‘Kennisgeving’, welke in Seveso II artikel 6 is, is in de Seveso III artikel 7. De bepaling
omtrent de actualisatie van gegevens die exploitanten moeten aanleveren aan de bevoegde autoriteit
is aangescherpt:


In artikel 7, lid 2 a van de Seveso III, is duidelijker gesteld dat actualisatie ook dient te
gebeuren wanneer effectieve wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot het aanpassen
van de lijst van gevaarlijke stoffen;
Artikel 7,lid 4 c, is aangepast en stelt nu dat exploitanten ook bij ontmanteling/ sluiting van een
installatie of inrichting de bevoegde autoriteit op de hoogte moeten stellen.
5.2.2.6 Preventiebeleid zware ongevallen en veiligheidsbeheerssysteem verduidelijkt
In de Seveso II zijn de bepalingen omtrent het Preventie Beleid Zware Ongevallen opgenomen in
artikel 7, in de Seveso III hebben deze bepalingen een plaats gekregen in artikel 8: ‘Preventiebeleid
voor zware ongevallen’. In de nieuwe richtlijn zijn de bepalingen omtrent het preventiebeleid zware
ongevallen en het veiligheidsbeheerssysteem herschreven en verder uitgewerkt:





Een verheldering van het feit dat het preventiebeleid van toepassing is op lagedrempelinrichtingen en hogedrempel-inrichtingen;
Duidelijker is dat het veiligheidsbeleid en de genomen maatregelen moeten zijn afgestemd op
de geïdentificeerde mogelijke zware ongevallen (Artikel 8, lid 1 en lid 5);
Exploitanten moeten veiligheidsindicatoren opnemen in hun veiligheidsmanagementsysteem;
Beter omschreven dat lagedrempel- inrichtingen het preventiebeleid moeten implementeren
aan de hand van een veiligheidsbeheerssysteem, afgestemd op de aard en complexiteit van
de inrichting (Artikel 8, lid 5);
Nieuw is de expliciete verplichting tot periodieke herziening en eventuele aanpassing van het
preventiebeleid, minstens om de vijf jaar (Artikel 8, lid 4).
5.2.2.7 Domino- effecten en ruimtelijke ordening
De bepalingen omtrent domino- effecten zijn in de Seveso III opgenomen in Artikel 9, voorheen was
dit artikel 8. Het artikel omtrent de ruimtelijke ordening is in Seveso III artikel 13 geworden. De
artikelen zijn ten opzichte van de Seveso II uitgebreid en aangepast:


Een nieuwe bepaling welke er in voorziet dat de bevoegde autoriteit extra bijkomende
informatie kan vragen aan exploitanten van lagedrempel- inrichtingen voor de identificatie van
domino- effecten (artikel 9, lid 1 en lid 2) en de ruimtelijke ordening (artikel 13, lid 3);
Toevoeging van een derde lid (artikel 9, lid 2), waarin wordt gesteld dat wanneer de bevoegde
autoriteit beschikt over bijkomstige informatie, zij deze ter beschikking stellen van die
desbetreffende exploitant.
5.2.2.8 Eisen aan veiligheidsrapport zijn duidelijker omschreven en aangescherpt
De bepalingen omtrent het veiligheidsrapport zijn in de nieuwe Seveso III opgenomen in artikel 10:
‘Veiligheidsrapport’, voorheen was dit artikel 9. De tekst en de bijlage waarin de eisen staan wat
betreft het veiligheidsrapport, bijlage II, zijn duidelijker omschreven en aangescherpt:
27



Een nieuwigheid is de verplichting om het veiligheidsrapport te herzien en eventueel aan te
passen, nadat er een zwaar ongeval heeft plaats gevonden binnen de inrichting (artikel 10, lid
5);
Bij identificatie en analyse van de ongevallenrisico’s en preventiemiddelen dient rekening
gehouden te worden met natuurlijke oorzaken als aardbevingen en overstromingen. (bijlage II,
lid 4, iii)
Nieuw is de bepaling dat de bevoegde autoriteit de bouw of exploitatie van een inrichting kan
verbieden/ stilleggen, als door de exploitant niet wordt voldaan aan de eisen die het
veiligheidsrapport stelt (Artikel 10, lid 6).
5.2.2.9 Interne en externe noodplannen
In Seveso II zijn de bepalingen omtrent noodplannen opgenomen in artikel 11. In de Seveso III is dit
artikel 12 geworden. Geen inhoudelijke wijzigingen, vooral tekstueel (R. Mout, 2012).
5.2.2.10 Ruimtelijke ordening
Bepalingen omtrent de ruimtelijke ordening zijn in Seveso II opgenomen in artikel 12, in Seveso III is
dit artikel 13 geworden. Geen inhoudelijke wijzigingen, alleen tekstueel.
5.2.2.11 Informatie voor het publiek en participatie in besluitvorming: in lijn met het verdrag
van Aarhus
In de Seveso II zijn deze twee eisen opgenomen in hetzelfde artikel, namelijk artikel 13: ‘Informatie
over de veiligheidsmaatregelen’. In de Seveso III is dit gesplitst in respectievelijk artikel 14: ‘Informatie
voor publiek’ en artikel 15: ‘Publieke raadpleging en participatie in de besluitvorming’. Deze
bepalingen zijn nu in lijn gebracht met het Verdrag van Aarhus, wat verschillende wijzigingen met zich
mee brengt. In Seveso II is al de eis opgenomen tot actieve informatie verstrekking en participatie van
publiek, maar de nieuwe richtlijn gaat hier iets verder in :







Nieuw is dat er zorg voor moet worden gedragen dat basis informatie, zoals deze bedoeld is
in bijlage V van de Seveso III, permanent en elektronisch voor publiek beschikbaar wordt
gesteld. Dit geldt voor zowel laagdrempelige, als hoogdrempelige-inrichtingen (Artikel 14, lid
1). Voorheen was het verstrekken van informatie alleen voor hogedrempel-inrichtingen van
toepassing en werd niet gesteld dat informatie elektronisch beschikbaar moet zijn;
Net als in de Seveso II moet het veiligheidsrapport ter beschikking worden gesteld van het
publiek. Nieuw is dat hier een niet- technische samenvatting van beschikbaar moet zijn;
Lagere herhalingsfrequentie wat betreft het verstrekken en herzien van de desbetreffende
informatie van 3 jaarlijks naar 5 jaarlijks (Artikel 14, lid 2);
Nieuw is de verplichting tot terugkoppeling na een zwaar ongeval door de overheid. De
overheid is verplicht tot het informeren van het betrokken publiek over wat er is gebeurd en
welke maatregelen er zijn getroffen (Artikel 17, lid 1 e);
In de Seveso III is gespecificeerd dat het publiek ‘in een vroeg stadium’ de kans moet krijgen
om zijn mening te geven over specifieke projecten en het te nemen besluit (Artikel 15, lid 1);
Uitgewerkt is nu dat het publiek in een vroeg stadium doormiddel van bekendmaking op de
hoogte wordt gebracht van specifieke projecten (plannen van nieuwe inrichtingen, wijzigingen
van inrichten en ontwikkelingen rond inrichtingen) en basisinformatie (Artikel 15, lid 2);
Rapporten en adviezen die betrekking hebben op het project moeten aan het publiek ter
beschikking worden gesteld en voorafgaand aan een besluit moet het publiek zijn mening
kunnen geven (Artikel 15, lid 3 en lid 4).
5.2.2.12 Verstrekken informatie na een zwaar ongeval door exploitanten, bevoegde autoriteit en
lidstaten
In de Seveso II zijn de bepalingen omtrent de informatie die exploitanten en de bevoegde autoriteit
moet verstrekken na een zwaar ongeval, opgenomen in één artikel: artikel 14. In de Seveso III zijn
28
deze gescheiden in artikel 16 en artikel 17. De te verstrekken informatie voor lidstaten aan de E.U is
opgenomen in artikel 18. Geen inhoudelijke wijzigingen, alleen tekstueel.
5.2.2.13 Inspecties: preciezere omschrijving en aanpassing van de frequentie
Het artikel omtrent de inspecties is in de Seveso III volledig herschreven, de wijze waarop inspecties
moeten worden gepland en de inspectieplannen zijn nu preciezer omschreven en opgenomen in
artikel 20 (Voorheen was dit artikel 18):







Er wordt nu gesproken over ‘routinematige ’inspecties en ‘niet routinematige’ inspecties,
inspectieplannen en inspectieprogramma’s. In Seveso II is dit globaler opgenomen;
Nieuwe bepaling dat alle inrichtingen worden bestreken door een inspectieplan op nationaal,
regionaal en lokaal niveau en dat deze regelmatig wordt herzien en eventueel aangepast
(Artikel 20, lid 3);
Naast de vaste frequentie tot inspectie van minstens eens per jaar voor hogedrempelinrichtingen, is ook een eis voor lagedrempel-inrichtingen opgenomen van minimaal eens per
drie jaar. (Artikel 20, lid 4);
Naast de mogelijke effecten van de betrokken inrichtingen op de menselijke gezondheid en
milieu, dient voortaan ook rekening gehouden te worden met de mate waarin de exploitant de
regelgeving uit de richtlijn naleeft. (Artikel 20, lid 5);
Het uitvoeren van niet- routinematige inspecties. In Seveso II wordt hier niet over gesproken;
Nieuw: aanvullende inspectie binnen zes maanden bij constatering van niet- naleving (Artikel
20, lid 6);
Nieuwigheid is dat er een termijn van vier maanden is gesteld voor rapportage en
bekendmaking van de inspectieconclusies door de bevoegde autoriteit (Artikel 20, lid 7).
5.2.2.14 Vertrouwelijkheid
Aangepast naar Verdrag van Aarhus en herschreven. Geen grote wijzigingen, vooral tekstueel.
5.2.2.15 Sancties en toegang tot de rechter
Een nieuw artikel, artikel 28:’Sancties’, stelt een algemene verplichting vast dat de lidstaten sancties
dienen vast te stellen. De vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.
Artikel 23: Toegang tot de rechter is nieuw . Deze stelt dat het betrokken publiek zich moet kunnen
wenden tot een rechter als zij het niet eens zijn met handelingen van de bevoegde autoriteit.
5.2.2.16 Wijziging van bijlagen door Commissie zonder wetsaanpassing
Nieuw is Artikel 25: ‘Wijziging van de bijlage’ en Artikel 26:’Uitoefening van de delegatie’. Hierin wordt
gesteld dat de Europese Commissie bijlagen kan wijzigen zonder dat daar een wettelijke aanpassing
aan vooraf hoeft te gaan. In de Seveso II is deze bepaling niet opgenomen.
5.2.2.17 Wijzigingen in de bijlagen
Bijlage I: Lijst met gevaarlijke stoffen is aangepast aan CLP/ GHS.
Bijlage II: De eisen aan het veiligheidsrapport zijn vrijwel niet gewijzigd, wel dient rekening te worden
gehouden met natuurlijke oorzaken bij het opstellen van scenario’s.
Bijlage III : Eisen aan het preventiebeleid zware ongevallen is verplaatst naar artikel 8. Bevat nu
alleen nog eigen aan het veiligheidsbeheerssysteem.
Bijlage IV: Eisen aan noodplannen zijn niet gewijzigd.
Bijlage V: De eisen aan de informatie voor publieke voorlichting is geheel herschreven.
Bijlage VI: De criteria die worden gesteld voor de kennisgeving aan de Commissie is niet gewijzigd.
29
5.3
Aanpassingen in de Nederlandse wet- en regelgeving
De komst van de Seveso III richtlijn heeft gevolgen voor de Nederlandse situatie. Specifiek betekent
dit dat Nederlandse wet- en regelgeving dient te worden aangepast naar de wijzigingen die de nieuwe
richtlijn met zich mee brengt (Expert overheid, persoonlijke mededeling, 1 april 2014).
Het ministerie is momenteel druk bezig met de implementatie van de nieuwe Seveso III richtlijn in de
Nederlandse situatie. Het bureauhoofd Centrum Industriële veiligheid van de brandweer Brzo, geeft in
een persoonlijke mededeling op 17 maart 2014 aan dat nog niet duidelijk is wat er precies gaat
veranderen en op welke manier dit invloed heeft op de Nederlandse wet- en regelgeving. Wel is
duidelijk dat het Brzo en het Rrzo moet gaan worden aangepast (expert overheid, persoonlijke
mededeling, 17 maart 2014).
De programmamanager Brzo van de DCMR, geeft in een persoonlijke mededeling op 1 april 2014 aan
dat de wijzigingen die de Seveso III met zich mee brengt weinig gevolgen hebben voor de
Nederlandse wet- en regelgeving. Er zal in de andere Nederlandse wet- en regelgeving niets
veranderen door de komst van de nieuwe Seveso III, ook niet in het Brzo. Een beleidsmedewerker
chemische veiligheid van het Ministerie van Sociale Sociale Zaken en Werkgelegenheid, beaamd dit
en stelt dat het simpelweg niet nodig is om bestaande Nederlandse wet- en regelgeving aan te passen
(expert overheid,persoonlijke mededeling,7 mei 2014). Het Brzo wordt in zijn geheel opnieuw
geschreven, maar zal een 1-op-1 letterlijke vertaling worden van de Seveso III richtlijn (expert
overheid, persoonlijke mededeling, 1 april 2014). De PGS 6, welke aanwijzingen geeft voor bedrijven
ter implementatie van de Seveso richtlijn, dient aangepast te worden aan de wijzigingen.
30
6
Onderzoeksresultaten: Consequenties voor het
Nederlandse bedrijfsleven en de overheid
6.1
Consequenties en impact voor het bedrijfsleven
De wijzigingen die de Seveso III richtlijn met zich mee brengt, kunnen consequenties hebben voor het
Nederlandse bedrijfsleven. Uit interviews met experts van het DMCR, het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de Brandweer Brzo, komt naar voren dat de consequenties en de
impact hiervan niet groot zullen zijn. Ook de geïnterviewde Brzo-bedrijven voorzien geen grote,
verstrekkende consequenties voor hun situatie. Toch zijn er een aantal wijzigingen die wel degelijk
consequenties kunnen hebben voor individuele bedrijven. Zie tabel 6.1.
Consequenties voor het bedrijfsleven
Wijziging
Consequentie
Indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen naar
Verschuivingen in de werkingssfeer en het BrzoCLP/ GHS
regime. Verhoging of verlaging van verplichtingen
Intensievere kennisgeving en
Meer openheid van zaken geven richting de
informatieverstrekking
overheid en de omgeving
Aanscherpingen omtrent de herziening van
Verhoging van de administratieve last
documenten en regelmatiger actualiseren van
informatie
Aanscherping van de kennisgeving die zowel
Intensievere communicatie tussen bedrijven
bedrijven, als de overheid moeten doen
onderling en tussen bedrijven en de overheid
Tabel 6.1: Consequenties voor het bedrijfsleven
De grootste consequentie die bedrijven kunnen ondervinden is de impact van de nieuwe
indelingssystematiek naar CLP. Door de nieuwe indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen, de
wijzigingen in de vlampuntgrenswaarden (van 21 graden naar 23 graden en van 55 graden naar 60
graden) en de verzwaring of verlichting van drempelwaarden, kan er een verschuiving ontstaan in de
werkingssfeer en dus het Seveso/ Brzo-regime. Voor bedrijven kan dit de volgende gevolgen hebben:
(van der Plas, n.d.)
1. Een bedrijf valt door de verschuiving voor het eerst onder het Brzo-regime.
Door het toetsen van de vergunde aanwezige gevaarlijke stoffen aan de drempelwaarden van
de nieuwe Seveso III richtlijn, kan worden bepaald of een bedrijf onder het Pbzo of Vr-regime
komt te vallen. Mocht het zo zijn dat een bedrijf Brzo-plichtig wordt, dan betekent dit een
verhoging van verplichtingen op het gebied van veiligheid en gevaarlijke stoffen. Per 1 juni
2016 dienen de inspanningen te zijn verricht om te voldoen aan de eisen uit het Brzo.
2. Een bedrijf valt niet meer onder het Brzo-regime.
De verplichtingen die het bedrijf heeft vanuit het Brzo komen in dit geval te vervallen per
ingang van de Seveso III, 1 juni, 2015.
3. Een bedrijf ondervindt geen verschuiving in het Brzo-regime en behoudt de Pbzo of Vr-plicht.
In het geval dat een bedrijf zijn huidige status binnen het Brzo-regime behoudt, dient het
bedrijf voor 1 juni 2016 te voldoen aan de extra verplichtingen die voortkomen uit de Seveso
III. De extra verplichtingen en wijzigingen vanuit de Seveso III zijn beschreven in hoofdstuk 4
van dit onderzoek.
4. Een bedrijf gaat van het lichte Pbzo-regime naar het zware Vr-regime.
In dit geval moet het desbetreffende bedrijf gaan voldoen aan de extra verplichtingen voor Vrbedrijven, zoals deze zijn beschreven in hoofdstuk 4, voor 1 juni 2017.
5. Een bedrijf gaat van het Vr-regime naar het Pbzo-regime.
Dit betekent een vermindering van verplichtingen. De Vr-verplichtingen die het bedrijf heeft
zullen per 1 juni 2015 vervallen. Dit zorgt ervoor dat het bedrijf alleen moet voldoen aan de
Pbzo-verplichtingen.
31
Dit betekent voor enkele bedrijven een uitbreiding van verplichtingen, terwijl het voor andere bedrijven
een reductie kan betekenen. Voor grote bedrijven en de grote procesindustrie wordt verwacht dat dit
geen verstrekkende consequenties met zich mee brengt, vooral kleine bedrijven en bedrijven met een
enkele specifieke gevaarlijke stof zullen hier consequenties van kunnen ondervinden (expert overheid,
persoonlijke mededeling, 1 april 2014). De verwachting is dat er netto meer bedrijven onder het Brzo
zullen gaan vallen, vooral in de galvanisatie- en metaalbewerkingbranche (R. Mout, 2012). ‘Bij de
invoering van de CLP indelingssystematiek is hier over nagedacht, in intentie is het immers niet de
bedoeling meer of minder Brzo-plichtige bedrijven te creëren’, aldus het bureauhoofd Centrum
Industriële veiligheid van de Brandweer Brzo (expert overheid, persoonlijke mededeling, 17 maart
2014).
Hiernaast moeten bedrijven door de komst van de Seveso III richtlijn meer openheid van zaken geven,
in het kader van intensievere kennisgeving en informatieverstrekking (expert overheid, persoonlijke
mededeling, 7 mei 2014). Dit zal voor bedrijven die onder het Brzo vallen op sommige gebieden een
verhoging van de inspanningsverplichting betekenen, zoals het permanent elektronisch beschikbaar
stellen van basis informatie, het regelmatiger actualiseren van gegevens, de vijf- jaarlijkse periodieke
herziening van het preventiebeleid en het herzien van het veiligheidsrapport na een zwaar ongeval.
Uit interviews met Brzo-bedrijven komt naar voren dat zij dit niet zien als een grote impact op hun
bedrijfsvoering. Zo stelt één van de geïnterviewde Brzo/bedrijven;
‘Wat betreft de kennisgeving van informatie, het publiek eerder betrekken bij besluitvorming en
permanente informatie beschikking, zal dit geen grote impact hebben denk ik. Hooguit wat
aanpassingen in het beleid en de tijd en moeite om deze nieuwe verplichtingen uit te voeren’.
Bedrijven kunnen een verhoging van de administratieve last ondervinden. Dit komt vanwege de
aanscherpingen wat betreft de herziening van documenten en het regelmatiger actualiseren van
informatie. Dit kan voor bedrijven gevolgen hebben voor de planvorming (expert adviseur, persoonlijke
mededeling, 6 maart 2014). Tot slot heeft de komst van Seveso III ook consequenties op het gebied
van communicatie. Zo wordt de communicatie tussen de bedrijven onderling en tussen de bedrijven
en de overheid frequenter en intensiever. Dit komt als gevolg van de aanscherping van de
kennisgeving die zowel bedrijven, als de overheid moet doen en de regelmatigere inspecties.
Uitvoeringstermijnen
De Seveso III richtlijn stelt een uitvoeringstermijn voor een aantal verplichtingen, in verschillende
situaties. Dit zorgt ervoor dat bedrijven hun kennisgeving door de komst van de Seveso III opnieuw en
binnen vastgestelde termijnen moeten aanleveren aan het bevoegd gezag. In de Seveso III wordt
gesproken van een ’nieuwe inrichting’, een ‘bestaande inrichting’ en ‘andere inrichtingen’ (FOD,n.d.).
Er wordt dus in drie situaties onderscheid gemaakt:
1. Een nieuwe inrichting: Een inrichting die in bedrijf wordt gesteld of wordt gebouwd op, of na 1
juni 2015. Een nieuwe inrichting kan ook een inrichting zijn die door een wijziging in
installaties of activiteiten voor het eerst onder het Seveso/ Brzo-regime valt of veranderd van
status.
2. Een bestaande inrichting: Een inrichting die op 31 mei 2015 onder de Seveso II richtlijn valt en
vanaf 1 juni 2015 onder de Seveso III, die geen verschuivingen in status ondervinden. Een Vrbedrijf blijft een Vr-bedrijf en een Pbzo-bedrijf blijft een Pbzo-bedrijf.
3. Andere inrichtingen: Dit zijn bestaande inrichtingen die na de invoering van de Seveso III
richtlijn, per 1 juni 2015, een wijziging ondervinden in status of later door de wijzigingen voor
het eerst onder de Seveso/ Brzo wetgeving vallen.
Voor inrichtingen die momenteel al onder de Seveso/ Brzo wetgeving vallen, is gesteld dat de
informatie die momenteel al wordt ingediend in het kader van de Seveso II behouden blijft. Dit is
32
alleen van toepassing voor zover deze al voldoet aan de eisen vanuit de Seveso III. De termijnen voor
overgang omtrent bepaalde verplichtingen zijn aangegeven in tabel 6.2. De aangegeven termijnen zijn
de uiterlijke termijnen, de individuele lidstaten kunnen dit inkorten (FOD, n.d.).
Kennisgeving
Opsturen
preventiebeleid
Veiligheidsrapport
Intern noodplan
Info extern noodplan
Termijnen
Nieuwe inrichting
Bestaande inrichting
Redelijke termijn voor
bouw of inbedrijfstelling
Redelijke termijn voor
bouw of inbedrijfstelling
Redelijke termijn voor
1 juni 2016
bouw of inbedrijfstelling
Redelijke termijn voor
bouw of inbedrijfstelling
Redelijke termijn voor
bouw of inbedrijfstelling
Andere inrichting
1 jaar
1 jaar
2 jaar
2 jaar
2 jaar
Tabel 6.2: uitvoeringstermijnen (FOD, n.d.)
6.2
Consequenties en impact voor de overheid
Wat betreft de consequenties en impact voor de overheid: het mes snijdt aan twee kanten. Naast dat
het bedrijfsleven consequenties kan ondervinden, kan de Seveso III voor de overheid ook een aantal
consequenties met zich mee brengen.
Net zoals bij de consequenties voor het bedrijfsleven, komt er uit de gehouden interviews met experts
van de DCMR en de brandweer Brzo naar voren dat zij geen grote consequenties verwachten voor de
overheid. De impact zal naar zeggen dan ook beperkt blijven (expert overheid, persoonlijke
mededeling, 1 april 2014). Toch zijn er een aantal consequenties die impact kunnen hebben, zie tabel
6.3.
Consequenties voor de overheid
Wijziging
Consequentie
Aanscherping van de eisen omtrent inspecties en Intensievere rol in inspecties en controles:
controles
regelmatiger en intensiever inspecteren
Vergroting van de handhavingsbevoegdheid
Meer macht /handhavingsmiddelen
Informatie voor het publiek en participatie in
Intensiever verstrekken van informatie en publiek
besluitvorming aanscherpt en in lijn gebracht met
betrekken bij besluitvorming
het verdrag van Aarhus
Intensievere kennisgeving en
Verhoging van de lasten en werkdruk
informatieverstrekking vanuit de bedrijven
Tabel 6.3: Consequenties voor de overheid
De overheid zal door de komst van de Seveso III richtlijn meer inspanning krijgen in het uitvoeren van
de Brzo-taken/ verplichtingen. Zo zal de overheid op het gebied van inspecties en controles een
intensievere rol moeten gaan spelen, mede door het feit dat de eisen omtrent de inspecties en
controles zijn aangescherpt. De overheid zal vaker moeten gaan inspecteren. Dit komt onder anderen
door de nieuwe eis omtrent het eens per drie jaar inspecteren van ‘lagedrempel-inrichtingen’, het
uitvoeren van niet-routinematige inspecties en de nieuwe bepaling omtrent het uitvoeren van een
aanvullende inspectie bij constatering van niet- naleving (expert overheid, persoonlijke mededeling, 28
april 2014).
Hierbij komt dat de overheid meer macht en handhavingsmiddelen krijgt. Enerzijds komt dit door de
intensievere inspectie- en controle rol en anderzijds door een grotere handhavingbevoegdheid. Een
33
voorbeeld hiervan is dat door de komst van de Seveso III richtlijn de overheid nu bevoegd is tot het
stilleggen of het verbieden van de exploitatie van een bedrijf. Ook wanneer niet aan de eisen van het
veiligheidsrapport wordt voldaan. Dit stelt aan het opstellen van het veiligheidsrapport en de
beoordeling hiervan nog meer nauwkeurigheid en duidelijkheid tussen bedrijven en de overheid
omtrent wat er precies verlangt wordt (R. Mout, 2012).
Hiernaast heeft de overheid, door de overgang naar de Seveso III richtlijn, een intensievere taak als
het gaat om het verstrekken van informatie en het betrekken van publiek bij besluitvorming. Zo moet
de overheid het betrokken publiek informeren over een voorgevallen ongeval en er mede voor zorgen
dat basis informatie permanent en elektronisch beschikbaar is. Dit laatste wordt momenteel in
Nederland al door het LATrb opgepakt. Ook informatie over ongevallen met gevaarlijke stoffen en
beoordelingen van veiligheidsrapporten van bedrijven kunnen al op internet gevonden worden (expert
overheid, persoonlijke mededeling, 1 april 2014).
Tot slot kan de overheid een verhoging van de werkdruk ondervinden als het gaat om het verwerken,
onderzoeken en beoordelen van kennisgeving vanuit de bedrijven. Bedrijven ondervinden door de
komst van de Seveso III richtlijn een verscherping van bepalingen omtrent de kennisgeving naar de
overheid (expert overheid, persoonlijke mededeling, 28 april 2014). Omdat de bedrijven meer, vaker
en intensiever moeten zorgen voor kennisgeving, kan de overheid op dit gebied een verhoging van
lasten ondervinden. Hierbij komt dat de overheid het naar verwachting druk zal gaan krijgen met de
beoordeling en afhandeling van de eventuele ingezonden aanpassingen/ actualisatie van o.a. het
veiligheidsrapport, de noodplannen en het preventiebeleid door de bedrijven.
‘Naar mijn idee zal de overheid niet veel consequenties ondervinden van de veranderingen. Hooguit
zullen zij meer inspanningen moeten verrichten om de kennisgeving vanuit de bedrijven te
onderzoeken en te beoordelen en dienen zij de inspecties aan te scherpen’, aldus een medewerker
van de brandweer Brzo. (expert overheid, persoonlijke mededeling, 17 maart 2014)
6.3
Invulling van verandering door Brzo-bedrijven
Bedrijven moeten de komende tijd op verschillende manieren aan de slag gaan om invulling te geven
aan de wijzigingen en consequenties die de Seveso III richtlijn met zich mee brengt.
Grotendeels is het de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven om uiteindelijk een goede invulling
te geven aan de veranderingen en consequenties. ‘Bedrijven moeten zelf gaan kijken hoe zij dit het
beste invulling kunnen geven’, aldus een medewerker van de DCMR (expert overheid, persoonlijke
mededeling, 1 april 2014). Het is belangrijk dat bedrijven tijdig kijken naar wat er door de overgang
naar Seveso III voor hen gaat veranderen en dat zij op tijd hier op inspelen.
Inventariseren van de gevaarlijke stoffen en afzetten tegen nieuwe indelingssystematiek CLP
Als het gaat om de nieuwe indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen naar CLP, dan is de eerste
stap die een bedrijf kan zetten het tegen het licht houden van de vergunning (expert overheid,
persoonlijke mededeling, 17 maart, 2014). Dit houdt in dat zij een inventarisatie kunnen uitvoeren naar
de vergunde en aanwezige voorraad van gevaarlijke stoffen binnen het bedrijf. Hiernaast kunnen de
bedrijven de CLP indelingssystematiek bepalen en deze naast de drempelwaarden vanuit de Seveso
III leggen. Op deze manier wordt de nieuwe indelingssystematiek,die wordt gebruikt in de nieuwe
Seveso III richtlijn, afgezet tegen de aanwezige en vergunde gevaarlijke stoffen binnen het bedrijf. Het
kan zijn dat de analyse op basis van de vergunde gevaarlijke stoffen zorgt voor een andere Brzoindeling dan de analyse van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen dat daadwerkelijk aanwezig is. Mocht
hier een verschil in naar voren komen, dan kan samen met het bevoegd gezag worden overlegd of de
vergunning eventueel herzien en/of aangepast moet worden.
34
Zoals eerder beschreven kan deze nieuwe indeling van gevaarlijke stoffen zorgen voor een
verschuiving in het Brzo-regime. Om te bepalen wat het voor bedrijven betekent, kan het stappenplan
gebruikt worden welke is opgenomen in bijlage 7.
Uitvoeren van een Brzo- gapanalyse
Bedrijven kunnen een ’gapanalyse’ uitvoeren om er achter te komen wat er nog moet gebeuren om
aan de nieuwe regelgeving te voldoen (van der Plas,n.d.). Dit is een analyse tussen de huidige situatie
en de situatie waar het bedrijf uiteindelijk heen wil of moet. Dit kan worden gedaan door het (laten)
inventariseren van de aankomende wijzigingen voor het bedrijf en deze naast het huidige systeem te
leggen. Op deze manier komen de ‘gaten’ tussen de huidige situatie en de situatie waar het bedrijf
heen wil of moet, duidelijk naar voren. Zo kan er op een zo snel mogelijke manier worden bepaald
welke inspanningen er komende tijd dienen te gebeuren om op tijd te voldoen aan de nieuwe eisen
(Van der Plas, n.d.).
Compliance management: opzetten van een compliance-module
Uit een interview met een SHE-coördinator BRZO-bedrijf is gebleken dat het opzetten van een
compliance-module een geschikte methode is om invulling te geven aan wijzigingen die de Seveso III
met zich mee brengt (bedrijfsleven, persoonlijke mededeling, 28 april 2014). Een bedrijf kan er op
deze manier zeker van zijn dat zij werken volgens de geldende wet- en regelgeving. De hiervoor
genoemde Brzo-gapanalyse kan hier als basis worden gebruikt.
Een compliance- module is een overzicht van de wet- en regelgeving waaraan een bedrijf moet
voldoen, waarin is aangegeven of een bedrijf hieraan voldoet. Hiernaast is direct beschreven op welke
manier hieraan voldaan wordt en hoe de desbetreffende regelgeving is verankerd in het bedrijf. Met
kleuren kan aangegeven worden aan welke wet- en regelgeving (nog) niet wordt voldaan. Aan de
hand van de kleuren kunnen hier prioriteiten aan worden verbonden, welke vervolgens als acties
kunnen worden opgepakt. Door het opzetten van een compliance-module kunnen bedrijven er dus op
een overzichtelijke manier voor zorgen dat zij ten alle tijden voldoen aan de wet- en regelgeving en
kunnen laten zien hoe zij dit doen.
Best practices
Bedrijven kunnen van zichzelf en elkaar leren. Het wiel hoeft niet perse opnieuw uitgevonden te
worden, bedrijven kunnen ervaringen met elkaar delen omtrent de invulling, uitvoering en
implementatie van de nieuwe bepalingen uit de Seveso III (expert overheid, persoonlijke mededeling,
1 april 2014). Hierbij komt dat het bedrijf onderzoek kan doen naar de manieren waarop andere
bedrijven bepaalde ‘problemen’ omtrent de Seveso III hebben opgepakt en opgelost. Best practices
kunnen overzichtelijk worden weergegeven, waarna het bedrijf er zelf invulling aan kan geven.
Informatiesessies, cursussen en trainingen
Een manier om invulling te geven aan de wijzigingen en consequenties die de Seveso III met zich
mee brengt, is het volgen van cursussen of trainingen. Een beleidsmedewerker chemische veiligheid
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geeft in een interview aan dat dit gezien
de wijzigingen die de Seveso III met zich mee brengt een goede optie is. Zij stelt:
‘er bestaan speciale cursussen en bijeenkomsten omtrent de Seveso III, wat deze met zich mee
brengt en hoe bedrijven hiermee kunnen omgaan. Dit is altijd aan te raden en voor bedrijven een
goede manier om het hoofd te kunnen bieden aan de komende wijzigingen van de Seveso III’ (expert
overheid, persoonlijke mededeling, 28 april 2014).
Bedrijven kunnen er ook voor kiezen om informatiesessies te organiseren voor al het personeel, of
alleen het personeel dat met de wijzigingen te maken krijgt. Informatiesessies zorgen er voor dat ‘alle
neuzen de zelfde kant op gaan wijzen’ en dat de medewerkers van het bedrijf weten wat er gaat
35
gebeuren en waar zij aan toe zijn. Deze sessies kunnen worden uitgevoerd door het bedrijf zelf, of
door een externe organisatie.
Ondersteuning en advisering door consultant en experts
Bedrijven kunnen er voor kiezen om zich te laten ondersteunen en adviseren door externe partijen
zoals consultants, experts of de overheid. Uit interviews met Brzo-bedrijven blijkt dat veel bedrijven
hier momenteel al gebruik van maken. Zij kunnen namelijk helpen bij het inventariseren van de
consequenties en het bepalen van de mogelijke vervolg stappen. Hiernaast kunnen zij helpen de
vervolg stappen te implementeren in het bedrijf, zoals bijvoorbeeld het aanpassen van het
veiligheidsbeheerssysteem en de veiligheidsrapportages.
Uiteindelijk zijn de bedrijven zelf verantwoordelijk voor de invulling van de wijzigingen en
consequenties die de Seveso III met zich mee brengt. Zij moeten bekijken hoe zij hier het beste
invulling aan kunnen geven. Dit kunnen zij doen door het doorlopen van de wet- en regelgeving, te
bekijken wat er gaat veranderen en wat er dan specifiek van toepassing is op het bedrijf. Hierin
kunnen de bedrijven zich laten steunen door externen (expert overheid, persoonlijke mededeling, 1
april 2014).
Uit interviews met de geïnterviewde bedrijven is naar voren gekomen dat geen van allen al echt bezig
is met de voorbereidingen om aan de nieuwe regelgeving te gaan voldoen. Een veelvoorkomend
antwoord op de vraag waarom zij hier nog niet mee bezig zijn is: ‘Wij zijn momenteel nog niet precies
op de hoogte van wat er gaan veranderen en wat dit voor ons kan inhouden’. Door een gebrek aan
informatie zijn de bedrijven dus momenteel nog niet op de hoogte van de precieze, mogelijke
consequenties, terwijl zij daar wel aan dienen te gaan voldoen.
6.4
Implementatie in het Brzo en status
Uit interviews met experts van de Brandweer Brzo, de DCMR en onafhankelijke adviseurs, is naar
voren gekomen dat de nieuwe Seveso III richtlijn 1-op-1 zal worden overgenomen in het nieuwe Brzo.
Het Brzo zal naar verwachting nauw aansluiten bij de tekst van de Seveso III. De reden hiervoor is het
beoogde uniformiteitaspect. De bepalingen die terugkomen in de nieuwe Seveso III richtlijn zijn op
Europees niveau vastgesteld en behoeven alleen een Nederlandse interpretatie, geen specifieke
Nederlandse aanvullingen (expert adviseur, persoonlijke mededeling, 6 maart 2014).
Op dit moment wordt door de overheid de nieuwe Seveso III richtlijn geïmplementeerd in de
Nederlandse wetgeving. Toch zijn er een aantal bepalingen uit de Seveso III al wel in de nu geldende
Brzo 1999 opgenomen. Een voorbeeld hiervan is dat ‘zware stookolie’ al aan de petroliumgroep in de
lijst van gevaarlijke stoffen is opgenomen. De aanpassingen naar het nieuwe Brzo zijn vooralsnog in
volle gang (expert overheid, persoonlijke mededeling, 1 april 2014).
De status van het nieuwe Brzo is vooralsnog niet geheel duidelijk. Er is momenteel een conceptversie
uitgebracht en verstuurd naar het bevoegd gezag ter kennisname en beoordeling. Tijdens de
interviews met de experts gaven zij aan dat dit nu nog vertrouwelijke informatie is, welke niet naar
buiten gebracht mag worden. Zodoende mag de conceptversie ook niet aan derden worden verstrekt.
In maart 2015, drie maanden voordat de Seveso III wordt ingesteld, wordt het ‘nieuwe’ Brzo
gepubliceerd. (expert overheid, persoonlijke mededeling, 28 april 2014).
36
7
Conclusies
In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: ‘Op welke manier kunnen Brzobedrijven(risicobedrijven) invulling geven aan de veranderingen/consequenties die de overgang van
Seveso II naar Seveso III met zich mee brengen?’ Om tot beantwoording van de hoofdvraag te
komen, worden de deelvragen afzonderlijk beantwoord.
Deelvraag 1: ‘Wat is de Seveso richtlijn en wat houdt deze in voor de Nederlandse situatie, de
Brzo-bedrijven en de overheid?’
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de Seveso richtlijn redelijk grote gevolgen kan hebben
voor de Nederlandse situatie. De Seveso richtlijn is een op Europees niveau vastgestelde richtlijn die
eisen en verplichtingen stelt aan lidstaten, omtrent de beheersing van risico’s op, en de gevaren van,
ongevallen met gevaarlijke stoffen. Na onderzoek blijkt dat de Seveso richtlijn in Nederland door
verschillende wet- en regelgeving wordt geïmplementeerd, in hoofdzaak in het Besluit risico’s zware
ongevallen. Er kan worden geconcludeerd dat de Seveso via het Brzo flinke druk uitoefent op het
Nederlandse bedrijfsleven, maar ook op de overheid. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat zowel de
overheid, als bedrijven die werken met een vastgestelde hoeveelheid gevaarlijke stoffen aan veel
strenge verplichtingen en eisen moeten voldoen.
Deelvraag 2: ‘Welke veranderingen doen zich voor in de wetgeving, als Seveso II in de Seveso
III overgaat?’
Geconcludeerd kan worden dat de intentie van de Seveso III richtlijn hetzelfde blijft en de Seveso III
grotendeels de basisprincipes en verplichtingen vanuit de Seveso II ongemoeid laat. Desondanks
komt naar voren dat er wel degelijk wettelijke en inhoudelijke wijzigingen/verschillen bestaan tussen
de twee richtlijnen. De belangrijkste is de aanpassing naar de indelingssystematiek van gevaarlijke
stoffen volgens CLP.
Wat betreft de aanpassingen in de Nederlandse wet- en regelgeving blijkt dat er nog niet veel over
kan worden gezegd, dit is nog niet duidelijk omdat de overheid momenteel midden in het
implementatieproces zit. Het Brzo wordt opnieuw geschreven en de PGS 6 wordt herzien, maar
verder zal door de komst van Seveso III naar verwachting geen wet- en regelgeving te hoeven worden
aangepast.
Deelvraag 3: ‘In hoeverre zijn Brzo-bedrijven op de hoogte van wet- en regelgeving die
specifiek geldt voor risicobedrijven en in welke mate leven zij deze na?’
Het blijkt dat bedrijven over het algemeen goed op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving die voor
hen geldt. Er kan worden geconcludeerd dat, van de geïnterviewde bedrijven, de grotere bedrijven
doorgaans beter op de hoogte zijn dan kleinere bedrijven. Uit het onderzoek komt naar voren dat het
nalevinggedrag van de bedrijven over het algemeen goed is, ze staan op een goede voet met het
bevoegd gezag en doen naar eigen zeggen hun best om te voldoen aan de gestelde wet- en
regelgeving. Wel blijkt dat er veelal interpretatieverschillen bestaan omtrent de invulling van de
regelgeving tussen het bevoegd gezag en de bedrijven. Dit komt voornamelijk doordat delen van weten regelgeving te vaag zijn omschreven, waardoor het bevoegd gezag een ander beeld heeft bij de
invulling hiervan dan de bedrijven. Er is weinig ruimte voor discussie en volgens enkele van de
geïnterviewde bedrijven ontbreekt het aan uniformiteit.
Deelvraag 4: Welke consequenties heeft de invoering van de Seveso III richtlijn voor het
Nederlandse bedrijfsleven en de overheid?
Uit de deskresearch en de interviews blijkt namelijk dat de impact van de consequenties over het
algemeen niet groot is, maar dat deze voor individuele bedrijven toch ingrijpend kan zijn. De grootste
impact voor bedrijven zal voelbaar zijn door de mogelijke verschuivingen in het Brzo-regime. Verwacht
37
wordt dat er meer bedrijven onder het Brzo-regime zullen gaan vallen, wat vooral extra inspanningen
en kosten mee kan brengen voor kleinere bedrijven. Voor de grote procesindustrie worden geen grote
wijzigingen verwacht, vooral bedrijven in de galvanisatie- en metaalbewerkingbranche kunnen
wijzigingen in Brzo-regime ondervinden (expert overheid, persoonlijke mededeling).
Hiernaast komt naar voren dat bedrijven rekening dienen te houden met de overgangstermijnen
omtrent het opnieuw insturen van de Brzo-kennisgeving en indien wijzigingen zijn vereist:, het
veiligheidsrapport en het preventiebeleid. Uit interviews blijkt echter dat de bedrijven zich nog niet
bezighouden met de voorbereidingen op de nieuwe regelgeving, mede door het feit dat het ‘nieuwe’
Brzo nog niet gepubliceerd is.
De overheid zal extra inspanning moeten gaan verrichten om haar Brzo-taken uit te voeren, vooral op
het gebied van inspecties, de vergroting van de handhavingbevoegdheid en de verhoging van de
werklasten door het beoordelen van de kennisgeving vanuit de bedrijven.
Uit de interviews komt naar voren dat de Seveso III richtlijn 1-op-1 zal worden geïmplementeerd in het
nieuwe Brzo. Het Brzo zal naar verwachting nauwe aansluiting vinden bij de tekst van de Seveso III.
De reden hiervan is het beoogde uniformiteitaspect binnen de Europese lidstaten.
De hoofdvraag: ‘Op welke manier kunnen Brzo-bedrijven(risicobedrijven) invulling geven aan
de veranderingen/consequenties die de overgang van Seveso II naar Seveso III met zich mee
brengen?’
Bedrijven kunnen invulling geven aan de veranderingen/consequenties door de vergunde en
aanwezige gevaarlijke stoffen te inventariseren en te toetsen aan de nieuwe indelingssystematiek van
de Seveso III richtlijn. Op deze manier kunnen de bedrijven bepalen wat dit specifiek voor hen zal
gaan betekenen en wat de eventuele gevolgen zijn. De bedrijven zijn zelf verantwoordelijk om tijdig te
kijken naar de eventuele gevolgen voor het bedrijf en hier op in te spelen. Zij kunnen hier op inspelen
door o.a. het uitvoeren van een Brzo-gapanalyse om duidelijk te krijgen welke inspanningen er moet
worden gedaan om aan de aankomende (extra)verplichtingen te voldoen. Hiernaast kan dit door het
opzetten van een compliance-module met als doel het creëren van overzicht en het inperken van
interpretatieverschillen met het bevoegd gezag. Het bijwonen van cursussen, informatieve
bijeenkomsten en het uitwisselen van ‘best practices’ met experts en andere Brzo-bedrijven, behoren
ook tot de mogelijkheden.
38
8
Aanbevelingen
Om invulling te geven aan de wijzigingen en consequenties die de overgang van de Seveso II naar
Seveso III met zich mee brengt, zijn aan de hand van het uitgevoerde onderzoek en de conclusies
een aantal aanbevelingen opgesteld. Deze aanbevelingen zijn gericht aan zowel de individuele Brzobedrijven, als aan de heer Ad Koetsier van Domaco milieumanagement B.V.
Aanbeveling 1: Analyseer drempelwaarden en gevaarlijke stoffen
In de nieuwe Seveso III richtlijn wordt een andere indelingssystematiek van gevaarlijke stoffen
gehanteerd, de indeling volgens CLP. Door de overgang naar CLP zijn gevaarlijke stoffen anders
ingedeeld en zijn enkele drempelwaarden en vlampuntgrenzen gewijzigd. Bedrijven dienen om deze
reden een inventarisatie uit te voeren naar de aanwezige en vergunde gevaarlijke stoffen binnen het
bedrijf. Vervolgens kan de CLP indeling bepaald worden en naast de drempelwaarden vanuit de
Seveso III worden gelegd, om op deze manier de wijzigingen in drempelwaarden te analyseren. Op
deze manier wordt de nieuwe indelingssystematiek afgezet tegen de huidige aanwezige en vergunde
gevaarlijke stoffen binnen het bedrijf. Het doel hiervan is dat het bedrijf op deze manier inzicht krijgt in
wat de wijziging voor hen betekent en of zij een wijziging in Brzo-regime/status ondervinden. Als
hulpmiddel kan het schema en stappenplan gebruikt worden dat opgenomen is in bijlage 7 van dit
rapport.
Aanbeveling 2: Het uitvoeren van een Brzo-gapanalyse
Het bedrijf kan een Brzo- gapanalyse uitvoeren. Dit gebeurt door een vergelijking te maken tussen de
huidige situatie en de gewenste situatie. Door het uitvoeren van de gap-analyse kan de ‘gap’,ofwel de
kloof tussen de huidige en gewenste situatie, geïdentificeerd worden. Als duidelijk is wat de
verschillen zijn, kan het bedrijf een verbeterplan of actieplan opstellen om de kloof of ‘gap’ te dichten.
Het bedrijf kan dit aanpakken door te inventariseren aan welke verplichtingen zij al voldoen en aan
welke nieuwe, aangepaste of extra verplichtingen zij moeten gaan voldoen door de komst van de
Seveso III. Deze dienen vervolgens tegenover elkaar gezet te worden. Het doel van het uitvoeren van
een Brzo-gapanalyse is zo snel mogelijk inzicht krijgen in de inspanningen die moeten worden
uitgevoerd om per 1 juni 2015 aan de nieuwe eisen en verplichtingen van de Seveso III/ het Brzo te
voldoen. Door de overgangstermijnen die de Seveso III richtlijn stelt aan bepaalde verplichtingen,
wordt aangeraden met name te letten op de kennisgeving, het opsturen van het Pbzo document, het
veiligheidsrapport en noodplannen. Afhankelijk van het type bedrijf kunnen deze termijnen met 1 (of 2)
jaar worden verlengd.



Voor bedrijven die voor het eerst onder het Brzo vallen kan de gapanalyse inhouden:
Aan welke verplichtingen moet het bedrijf gaan voldoen nu het onder het Brzo-regime valt?
Een voorbeeld hiervan is dat het bedrijf voorheen geen preventiebeleid voor zware ongevallen
moest opstellen, maar doordat zij onder het Brzo-regime vallen wel
Voor bedrijven die een verschuiving in het Brzo-regime ondervinden kan de gapanalyse
inhouden: Aan welke extra verplichtingen dient het bedrijf te gaan voldoen, of welke
verplichtingen kan het bedrijf laten vallen? Een voorbeeld hiervan is dat wanneer een bedrijf
naar het zwaardere Vr-regime gaat, het een veiligheidsrapport dient op te stellen. Dit was
onder het Pbzo-regime geen verplichting.
Voor bedrijven die geen verschuivingen in het Brzo-regime ondervinden kan de gapanalyse
inhouden: Welke bestaande verplichtingen veranderen er door de komst van de Seveso III
voor het bedrijf? Een voorbeeld hiervan is dat de informatie die aan het publiek moet worden
verstrekt van driejaarlijks naar vijfjaarlijks is gegaan, dat het preventiebeleid zware ongevallen
nu eens per vijf jaar moet worden herzien en/of aangepast en dat informatie over de inrichting
nu ook specifiek digitaal beschikbaar moet zijn.
39
De persoon binnen het bedrijf die te maken heeft met de (milieu) wet- en regelgeving, is actiehouder
voor het uitvoeren van de Brzo-gapanalyse.
Aanbeveling 3: Compliancemanagement
Het bedrijf kan een compliance- module opzetten, waarin wordt weergegeven welke wet- en
regelgeving van toepassing is op het bedrijf. De uitkomst van de Brzo- gapanalyse kan hiervoor
dienen als input. De compliance-module betreft een overzicht waarin het bedrijf laat zien aan welke
wet- en regelgeving zij moeten voldoen, of zij hier aan voldoen en hoe zij dit vervolgens hebben
verankert in het bedrijf. Een bedrijf kan dit doen door het opzetten van een Microsoft Excel bestand,
waarin alle relevante wet- en regelgeving die van toepassing is op het bedrijf overzichtelijk en onder
elkaar wordt weergegeven. Naast deze rij kan vervolgens worden aangegeven of het bedrijf er aan
voldoet en zo ja, op welke manier dit is ondergebracht in de bedrijfsvoering.
Deze aanbeveling dient een dubbel doel. Ten eerste geeft het bedrijf op deze manier duidelijk aan hoe
het omgaat met de wet- en regelgeving, waardoor zij er op een overzichtelijke manier voor kunnen
zorgen dat zij ten alle tijden voldoen aan de wet- en regelgeving. Uit het onderzoek komt naar voren
dat het steeds belangrijker wordt voor een bedrijf dat het aan de buitenwereld kan laten zien hoe aan
de wet- en regelgeving wordt voldaan. Ten tweede zorgt de compliance-module voor minder
interpretatieverschillen met het bevoegd gezag en kan discussie worden voorkomen. De persoon
binnen het bedrijf die te maken heeft met (milieu)wet- en regelgeving is de actiehouder wat betreft het
opzetten van de compliance-module. Voor volledigheid kan dit worden uitgevoerd in samenspraak met
het management. De baten van deze aanbeveling zijn dan ook het hebben van een overzicht van de
wet- en regelgeving. Hierbij komt dat door het laten zien van de compliance-module minder snel kans
is op discussie met het bevoegd gezag over interpretatie omtrent of het bedrijf aan de wet- en
regelgeving voldoet en op welke manier.
Aanbeveling 4: Opleiding/cursus
Het doel van het organiseren en bijwonen van trainingen of cursussen is het creëren van
bewustwording over wat de nieuwe Seveso III richtlijn inhoudt, wat er gaat veranderen en wat dit kan
gaan inhouden voor het individuele bedrijf. Tijdens de bijeenkomst wordt naast informatie over de
veranderingen ook gediscussieerd over hoe de bedrijven de eventuele consequenties het hoofd
kunnen bieden en kunnen implementeren. Tegelijkertijd worden tijdens de cursus ‘best practices’
uitgewisseld tussen de bedrijven over hoe zij denken de implementatie te kunnen aanpakken.
Onderwerpen die aan bod komen tijdens de cursus zijn:
 De nieuwe Seveso III richtlijn;
 De wijzigingen in artikelen aan de hand van de concordantietabel in bijlage 5;
 De eventuele consequenties voor individuele bedrijven;
 Waar bedrijven op moeten letten en hoe bedrijven dit kunnen implementeren;
 Tijdspad van wanneer eventuele consequenties moeten zijn geïmplementeerd en het
uitwisselen van ervaringen.
De cursussen en trainingen zijn bedoelt voor alle sectoren. Enkele voorkennis van de Seveso en Brzo
wet- en regelgeving is een pré. Indien anders wordt aanbevolen voorafgaand een basis cursus te
volgen.




Bedrijfsleiders en milieucoördinatoren;
Preventiemedewerkers en safety managers;
Verantwoordelijken en medewerkers die te maken hebben met milieu aspecten;
Medewerkers die het veiligheidsbeheerssysteem beheren en/of in contact staan met het
bevoegd gezag.
40
Aanbeveling 5: Kennisuitwisseling/’best practices’
Bedrijven kunnen een informatiemiddag organiseren waarbij ervaringen omtrent de overgang naar de
Seveso III worden uitgewisseld met andere Brzo- bedrijven. Het doel van deze informatiemiddag is het
contact met anderen die in dezelfde situatie zitten en het uitwisselen van ideeën en ervaringen.
Vervolgens kunnen deze gebruikt worden om een eigen invulling te geven aan de implementatie van
de consequenties en extra eisen die de Seveso III richtlijn met zich mee brengt. Voor deze
informatiemiddag worden Brzo- bedrijven uitgenodigd, maar ook experts. Op deze manier worden
verschillende disciplines bij elkaar gebracht.
Aanbeveling 6: Ontwerp een rapportage-tool/management-tool
Uit het onderzoek komt naar voren dat er veelal interpretatieverschillen bestaan omtrent de invulling
van wet- en regelgeving tussen bedrijven en het bevoegd gezag. Dit komt vooral doordat deze te
onduidelijk is beschreven, waardoor het bedrijf dit op een andere manier interpreteert dan het
bevoegd gezag. Om dit verschil te beperken kan een rapportage/ management- tool worden
ontwikkeld. Om dit te bereiken dient een systeem te worden opgezet waarin bepalingen uit de wet- en
regelgeving zijn omgezet in algemeen geldende normen,waarden en taken waar beide mee kunnen
omgaan. Het doel van het ontwerpen van een rapportage/ management- tool is de eigen invulling van
wet- en regelgeving door het bedrijf te vertalen naar algemeen geldende normen en waarden.
Hierdoor worden de interpretatieverschillen tussen het bevoegd gezag en het bedrijf kleiner. Het
opzetten van een dergelijke tool zorgt er op deze manier wellicht voor dat de frustratie bij bedrijven
omtrent dit onderwerp afneemt. Hiernaast biedt deze aanbeveling wellicht perspectieven voor
consultancybureaus om in te spelen op de interpretatieverschillen.
Het bedrijf kan ook de keuze maken al bestaande management-tools zoals Panoptys te gebruiken.
De baat bij een rapportage/ management-tool is dat er minder discussie kan ontstaan omtrent de
invulling van bepaalde bepalingen tussen het bedrijf en het bevoegd gezag.
Aanbeveling 7: Richten op MKB bedrijven
Zoals uit dit onderzoek naar voren komt, is de verwachting dat er per 1 juni 2015 meer bedrijven onder
het Seveso/ Brzo- regime zullen vallen. Vooral bij het midden- en klein bedrijf zal dit gevolgen kunnen
hebben, met name in de galvanisatie- en metaalbewerkingbranche.
Dit zijn bedrijven die onder de nieuwe Seveso III ‘andere inrichtingen’ worden genoemd. Deze
bedrijven vallen voor het eerst onder het Seveso/ Brzo-regime of veranderen van Seveso/Brzo-status
en moeten dus voor het eerst voldoen aan verplichtingen vanuit deze wet- en regelgeving. Hier zal de
kennis omtrent de nieuwe verplichtingen nog ontbreken, terwijl deze bedrijven zich wel degelijk
moeten voorbereiden om te voldoen aan de voor hen nieuwe verplichtingen en eisen vanuit de
Seveso en het Brzo.
Aanbeveling 8: Natuurlijke oorzaken in identificatie en analyse ongevallenrisico’s en scenario’s
In bijlage II van de Seveso III is opgenomen dat voor de identificatie en analyse van ongevallenrisico’s
en het opstellen van scenario’s rekening dient te worden gehouden met natuurlijke oorzaken van een
mogelijk zwaar ongeval. Hierbij is opgenomen: bijvoorbeeld aardbevingen en overstromingen. kan
gedacht worden aan overstromingen en aardbevingen. Dit is een nieuwe bepaling in de Seveso III.
Uit de interviews is deze wijziging voor beschrijving scenario’s niet genoemd door de geïnterviewden.
Toch is dit, naar verwachting, een belangrijke wijziging ten opzichte van de Seveso II richtlijn, omdat
hierdoor scenario’s eventueel moeten worden aangepast of herzien. De uitwerking voor de
Nederlandse praktijk kan echter nog niet worden vastgesteld, omdat (nog) niet bekend is hoe deze
wijziging in het Brzo zal worden verwerkt. Hiermee is de aanbeveling om alert te zijn op deze wijziging
en de discussie op dit aspect te volgen.
41
9
Afkortingen-en begrippenlijst
(Installatie) Scenario
APA-richtlijn
Arbowet
ARIE
Awb
Besluit
Bevi
Bevoegd gezag
Bir
Brzo
Brzo-regime
CLP
Compliance
DCMR
Europese richtlijn
Externe veiligheid
FOD
Gevaarlijke stoffen
GHS
Hogedrempel-inrichting/Vr-bedrijf
H-zin
Inrichting
Installatie
Lagedrempel-inrichting/Pbzo-bedrijf
Latrb
MKB
Afkortingen en begrippenlijst
Reeds opeenvolgende gebeurtenissen tussen
basisoorzaak en directe oorzaak die leidt tot het
vrijkomen van een gevaarlijke stof
Bronverwijzing- en verwijzing volgens de American
Psychological Association-richtlijn
Arbeidsomstandighedenwet
Aanvullende risico inventarisatie en evaluatie
Algemene wet bestuursrecht
Schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling
Besluit externe veiligheid inrichtingen
De overheid in haar handhavende of controlerende
functie
Besluit informatie inzake rampen en crises
Besluit risico’s zware ongevallen
Werkingssfeer van het Besluit risico’s zware
ongevallen
Classification, labelling and packaging
Hiermee wordt aangeduid dat een persoon of
organisatie werkt volgens de wet- en regelgeving
DCMR Milieudienst Rijnmond
Stelt doelstellingen vast die de EU-landen moeten
bereiken, maar laat de keuze van middelen aan hen
De kans om buiten een inrichting te overlijden als
rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen
die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is
Federale Overheidsdienst
Stoffen die door hun intrinsieke eigenschappen of de
omstandigheden waaronder ze voorkomen gevaar,
schade of ernstige hinder voor mens, dier of milieu
kunnen veroorzaken
Globally Harmonised System of Classification and
Labelling of Chemicals
Een bedrijf dat valt onder het Seveso/Brzo- regime
omdat zij de hoge drempelwaarden overschrijden wat
betreft gevaarlijke stoffen binnen het bedrijf. Bedrijf
moet voldoen aan basis verplichtingen + extra
verplichtingen (o.a. een veiligheidsrapport)
Hazard-zin
Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid
die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden
verricht
Technische eenheid binnen een inrichting waar
gevaarlijke stoffen worden vervaardigd, verwerkt of
opgeslagen
Een bedrijf dat valt onder het Seveso/Brzo- regime
omdat zij de lage drempelwaarden overschrijden wat
betreft gevaarlijke stoffen binnen het bedrijf. Bedrijf
moet voldoen aan ‘basis verplichtingen’
LAT Risicobeheersing Bedrijven
Midden- klein bedrijf
42
Nalevinggedrag
PBZO
PGS
Populatie
QRA
Revi
RIE
Risico
Risico-bedrijven
Rrzo
Scenario’s
SEIS
Seveso
Toxische stof
Validiteit
VBS
Verdrag van Aarhus
Wabo
Wvr
Zwaar ongeval
De mate waarin een persoon of bedrijf de wet- en
regelgeving naleeft
Preventiebeleid zware ongevallen
Publicatie reeks gevaarlijke stoffen
Een verzameling personen of bedrijven waaruit een
steekproef wordt getrokken
Kwantitatieve risicoanalyse
Regeling externe veiligheid inrichtingen
Risico inventarisatie en evaluatie
De kans op een gebeurtenis die de veiligheid, het
welzijn of doelstellingen bedreigd, maal de schadelijke
effecten die daarvan het gevolg zijn
Bedrijven die werken met relatief grote hoeveelheden
gevaarlijke stoffen, of deze in opslag hebben, en vallen
onder het Besluit risico’s zware ongevallen
Regeling risico’s zware ongevallen
Een samenvattend overzicht van de chronologische
samenhang tussen bepaalde gebeurtenissen
Shared Environment Information System
Europees vastgestelde richtlijn die verplichtingen en
eisen stelt aan lidstaten omtrent het beheersen van de
risico’s op, en de gevaren van, zware ongevallen met
gevaarlijke stoffen
Stof die schadelijk is voor organismen. Effecten
kunnen optreden bij inslikken, inademing, contact met
ogen, slijmvliezen of huid. Ook wel aangeduid als giftig
De mate waarin een meting, uitspraak of bewering
valide is. Mate van doelbeantwoording
Veiligheidsbeheerssysteem
Verdrag omtrent de toegang tot informatie, inspraak
bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake
milieuaangelegenheden
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet veiligheidsregio’s
Een gebeurtenis zoals een zware emissie, brand of
explosie als gevolg van onbeheerste ontwikkelingen
die tijdens de bedrijfsuitoefening in een inrichting
waarop de Seveso richtlijn van toepassing is,
waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd
ernstig gevaar voor de menselijke gezondheid of het
milieu, binnen of buiten de inrichting ontstaat en
waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn
43
10
Bronnenlijst
Inleidend hoofdstuk:



LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII, PGS 6 richtlijn: Aanwijzingen voor de implementatie van het Brzo
1999. Geraadpleegd op 13-1-2014 via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii0/regelgeving/richtlijnen/pgs-6/
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.(n.d.).Kenniscentrum Infomill. Veiligheid: Besluit Risico’s Zware
Ongevallen ’99. Geraadpleegd op 8 februari 2014, via: http://www.infomil.nl/onderwerpen/hindergezondheid/veiligheid/brzo/
Risicokaart.(2014). Definitielijst. Geraadpleegd op 8 februari 2014, via:
http://www.risicokaart.nl/definitielijst
Theoretisch kader en methoden en technieken:















Arbo portaal.nl, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.(2014). ARIE en BRZO.
Geraadpleegd op 13-1-2014, via: http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/arbowet--en-regelgeving/arbozorg/arie-en-brzo.html
Awb.(1992). Algemene wet bestuursrecht.
CCV. (2011). De Tafel van 11: een veelzijdig instrument. Geraadpleegd op 10-02-2014 via:
http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/instrumenten/programmatisch-handhaven/tafelvan-elf_2011.pdf
CCV.(2012). T11 Info: de tafel van 12. Geraadpleegd op 10-02-2014 via:
http://www.it11.nl/it11/help.jsp
CCV.(n.d.). De tafel van 11. Geraadpleegd op 10-02-2014 via:
http://www.hetccv.nl/instrumenten/programmatisch-handhaven/Landelijk+-+Tafel+van+Elf
Claes, P. e.a. (2012). Risicomanagement. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Covello V.T., Mumpower J. Risk Analysis and risk management: An Historical perspective Reprinted
from Risk Analysis Volume 5 (2) (1985), pp. 103-20.
Europa.eu.(2014). Chemical Accidents (Seveso I, II and III) - Prevention, Preparedness and Response.
Geraadpleegd op 14-1-2014 via: http://ec.europa.eu/environment/seveso/
Europese Commissie.(2000). Verslag over de toepassing in de lidstaten van Richtlijn
96/82/EGbetreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen
zijn betrokken voor de periode 2000-2002. Geraadpleegd op 25 maart 2014, via:
http://ec.europa.eu/environment/seveso/pdf/report_nl.pdf
Europese Commissie.(2012).Toepassing van het EU-recht. Richtlijnen- definities. Geraadpleegd op 1802-2014, via: http://ec.europa.eu/eu_law/directives/directives_nl.htm
Gerritsma, M. (2009). Zo maak je een risicoanalyse. Groningen: Noordhoff Uitgevers
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII, PGS 6 richtlijn: Aanwijzingen voor de implementatie van het Brzo
1999. Geraadpleegd op 13-1-2014 via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii0/regelgeving/richtlijnen/pgs-6/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII, Seveso Richtlijn. Geraadpleegd op 13-1-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/seveso-0/sevesorichtlijn/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII: Besluit Risico Zware Ongevallen. Geraadpleegd op 13-1-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/brzo-0/besluitrisico-zware/
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.(n.d.).Kenniscentrum Infomill. Veiligheid: Besluit Risico’s Zware
Ongevallen ’99. Geraadpleegd op 8 februari 2014, via: http://www.infomil.nl/onderwerpen/hindergezondheid/veiligheid/brzo/
44






Risicokaart.(2014). Definitielijst. Geraadpleegd op 8 februari 2014, via:
http://www.risicokaart.nl/definitielijst
Rodenhuis,W.(2010). Basisboek Integrale Veiligheid. Bussum: Coutinho
Safety Analyse.(2012). Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Geraadpleegd op 13-1-2014 via:
http://www.safetyanalyse.nl/publicatiereeks-gevaarlijke-stoffen-pgs/
Seveso.be(2014).Wat betekent Seveso?. Geraadpleegd op 13-1-2014 via:
http://www.seveso.be/nl/content/wat-betekent-seveso
Stol,W. e.a. (2010). Basisboek Integrale Veiligheid. Bussum: Coutinho
Wet milieubeheer.(1979).Hoofdstuk 1: Algemeen, Artikel 1.1.
Hoofdstuk 4:
















Arbobesluit.(1997). Arbeidsomstandighedenbesluit. Geraadpleegd op verschillende data, via:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0008498/geldigheidsdatum_02-04-2014
BEVI.(2004). Besluit externe veiligheid inrichtingen. Geraadpleegd op verschillende data, via:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0016767/geldigheidsdatum_15-03-2014
BRZO.(1999). Besluit Risico’s Zware Ongevallen. Geraadpleegd op verschillende data, via:
www.overheid.wetten.nl
Chorda.(2013). Basiscursus externe veiligheid. Utrecht:PHOV
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Arbeidsomstandigheden. Geraadpleegd op 28-3-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/item-120719/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII: ARIE regeling. Geraadpleegd op 28-3-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/item-120719/arieregeling/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Besluit externe veiligheid inrichtingen. Geraadpleegd op 28-3-2014
via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/milieu-0/bevi/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Besluit informatie inzake rampen en crises. Geraadpleegd op 28-32014 via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii0/regelgeving/wetgeving/rampenbestrijding-0/besluit-informatie/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Geraadpleegd op 28-32014 via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/brzo0/besluit-risico-zware/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII: Implementatie in Nederlandse regelgeving. Geraadpleegd op 28-32014 via: http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/seveso0/implementatie/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Wet milieubeheer. Geraadpleegd op 28-3-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/milieu-0/wm/
LATrb.(2014). Werkwijzer BRZOII:Wet veiligheidsregio’s. Geraadpleegd op 28-3-2014 via:
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/rampenbestrijding0/wet/
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.(2012.).Kenniscentrum Infomill. Veiligheid: Werkblad Brzo.
Geraadpleegd op 12 april 2014, via: http://www.postbus5100.compleet-enactueel.nl/pdf/werkblad_brzo.pdf
Ministerie van VROM.(2006). Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 6: Aanwijzingen voor implementatie
van BRZO 1999. Den Haag:VROM
NIFV.(2014). Infopunt veiligheid: Wet veiligheidsregio’s. Geraadpleegd op 28 maart 2014, via:
http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/89/wet-veiligheidsregios-wvr.html
Van Dikkenberg, R.H.P.(2013). Handhaving buiten kantoortijd: Onderzoek naar het naleefgedrag van
bedrijven buiten kantoortijd. Wijchen:Hogeschool Utrecht
45


VRR. e.a.(2013).Rampbestrijdingsplan: Brzo-inrichtingen Rotterdam Rijnmond. Rotterdam:
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
Wet vr.(2010). Wet veiligheidsregio’s. Geraadpleegd op verschillende data, via:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0027466/geldigheidsdatum_26-03-2014
Hoofdstuk 5:






FOD.(n.d.). Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg. Welzijn op het
werk: Toelichting bij de Seveso III- richtlijn 2012/18. Geraadpleegd op verschillende data, via:
http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=39559
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.(n.d.).Kenniscentrum Infomill. Veiligheid: Besluit Risico’s Zware
Ongevallen ’99. Geraadpleegd op 2 april 2014, via: http://www.infomil.nl/onderwerpen/hindergezondheid/veiligheid/brzo/
Ministerie van SZW.(2014). Arboportaal.nl: Alles over arbeidsomstandigheden. GHS. Geraadpleegd op
8 april 2014, via: http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/gevaarlijke-stoffen/veiligwerken/gevaarsymbolen/ghs.html
Rossem, van, A.(2012). De Seveso III Richtlijn; deel drie in de strijd tegen zware industriële ongevallen.
NtER, 2012-8/9,p.320-327.
Seveso II richtlijn.(1996). Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Geraadpleegd via:
http://www.databankmilieu.nl/pages/frmMain.aspx?callingpage=http://login.rdmg-uitgevers.nl
Seveso III richtlijn. (2012). 2012/18/EU betreffende de beheersing van de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Hoofdstuk 6:



FOD.(n.d.). Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg. Welzijn op het
werk: Toelichting bij de Seveso III- richtlijn 2012/18. Geraadpleegd op verschillende data, via:
http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=39559
Plas, van der,M. e.a.(n.d.). Ruimtelijke veiligheid en risicobeleid, jrg 5, nr 14. pag.21-23. Implementeren
van de Seveso III richtlijn: wat komt er op u af en wat moet u doen?. (z.p. : ABACUS
ProQesh.(n.d.).Productclassificatie en seveso III. Geraadpleegd op 19-05-2014, via:
http://www.proqesh.nl/index.php/ctueel/123-productclassificatie-en-seveso-iii
46