Lijst van mededelingen en ingekomen stukken gemeenteraad 24 april 2014 gemeente Schiedam Burgemeester en wethouders 3 100 EA SCHIEDAM Stadskantoor Stadserf 1 F0104737021 W www.schiedam.nl Geineenteraad Schiedam Postbus 1501 3100 EA SCHIEDAM UW KENMERK ONS KENMERK 14UIT04120 12 maait 20 14 UW BRIEF VAN DOORRIESNUhIhIER E-MAIL 010-2192635 [email protected] DATUhl ONDERWERP Inrichting Schiedams ondersteuiiingsmodel op wijkniveau Geachte dames, heren, De gemeenten worden op l januari 2015 verantwoordelijk voor de Jeugdzorg, de AWBZ en de onderkant van de arbeidsmarlit. Het rijli geeft hierbij herhaaldelijli aan dat gemeenten als de meest burgernabije bestuurslaag het beste iii staat moeten zijn om maatwerk en samenhang te organiseren. Dit is noodzalielijli oindat het huidige zorgstelsel te veel versnipperd is en te veel georganiseerd is langs specialismen. Schiedammers krijgen hierdoor te inaken inet verschillende hulpverleners op verschillende leefgebieden. De gevolgeil hiervan zijn velerlei, inaar vrijwel zonder uitzondering onwenselijk: hulpverleners weten van elkaar vaak niet wie er alleinaal in een gezin betroklien zijn, met extra coördinatie- en overlegmoinenten tot gevolg. Ook geldt: als iedereen verantwoordelijli is, is uiteindelijk niemand verantwoordelijk. Maar wellicht het grootste bezwaar tegen deze inanier van werlien is dat het gezinnen in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de hulpverlening houdt. Ieder levert zijn deel en gaat weer weg, maar de integrale aanpak blijft achterwege. Om deze oude systemeii te doorbrelten wordt in heel Nederland geëxperiinenteerd met ineer integrale vorinen van ondersteuniiig, bijvoorbeeld sociale wijkteams. I11 Schiedam is hiermee geëxperimenteerd met Iiet Wijltondersteuningsteain (Wot) Nieuwland. Na ruiin een jaar experimenteren is het Wot geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie hebben wij in onze vergadering van l l maait 2014 besloten oin deze inanier van werlien in heel Schiedam i11te voereii. Hierinee zetten we een versnelling in ten opzichte van de eerdere plannen om als vervolgstap naar drie sociale wijlteatns te gaan. De reden voor deze versnelling is tweeledig. Iii de eerste plaats vragen de ontwiklielingen in de Jeugdzorg hierom: per 1januari 2015 verdwijnt Bureau Jeugdzorg en zal er een organisatievorm inoeten ltomen oin de hiilp bij Schiedainse jeugdigen en hun gezinnen te krijgen. In de contoitrennota jeugdzorg geven wij aan hoe wij de jeiigdzorg iii Schiedain willen inrichten, waarbij een belaiigrijlte rol is weggelegd voor sociale wijkteams. In de tweede plaats zien we in de evaluatie dat er nu spralie is van twee systeineii: Iiet Wot Nieuwland en de bestaande structuur. Hoe langer deze twee structuren naast elliaar blijven staan, des te langer houden we de afstemmingsproblemen in stand. In de hoofdlijnennota sociale wijkteams in Schiedam gaan we in op de wijze waarop we dit willen organiseren. De jeugdzorg zal als subteam van de sociale wijkteams een duidelijke plaats krijgen in de integrale zorg. Wij kiezen er nadrukclcelijlt voor om direct al de verbinding te zoeken tussen de zorg aan jeugdigen en aan volwassenen, met behoud van expertise. Hierbij merlten we wel op dat de zorg voor de jeugd altijd bovengeschilt is aan de belangen van het gezin als geheel. Dat betekent dat er naast het team in Nieuwland nog vijf sociale wijkteams opgericht zullen worden. Deze sociale wijkteams gaan tussen de 10.000 en 15.000 Schiedammers bedienen. Elk team hijgt zijn eigen loltale kleuring, want iedere wijk heeft zijn specifieke vraagstukken. Ook zal de samenstelling van multidisciplinaire team afhankelijk zijn van de specifieke vragen van de wijlt. Het invoeren van vijf sociale wijltteams in Schiedam is een grote klus. De gemeente kan en wil dit niet alleen doen. In de eerste plaats werken we hierbij nauw samen met onze maatschappelijke partners die hun bijdrage leveren aan het succes van het huidige Wot Nieuwland. Daarnaast gaat de gemeente op zoek naar een marltpartij die ons kan ondersteunen in de randvoorwaardelijlte sfeer. Wij bieden u hierbij drie documenten aan die wij op 11 maai2 jongstleden hebben vastgesteld, te weten: 1. de contourennota jeugdzorg 'Het Schiedamse Jeugdstelsel' 2. de evaluatie Wot Nieuwland: 'Dat ik het zelf ging doen, is goed voor mijn zelfvei-trouwen'. 3. de hoofdlijnennota Sociale wijkteams in Schiedam. Deze stulcken willen wij graag met u bespreken in de Subcommissie Transities. Wij zullen in overleg met de griffie zo spoedig mogelijk na de gemeenteraadsverkiezing van 19 maai2 een datum vaststellen om met u verder te spreken over de wijze waarop Schiedam zich voorbereidt op de drie nieuwe taken. We staan de ltoinende tijd voor grote uitdagingen met het invoeren van de decentralisaties. We hebben echter wel het vertrouwen dat met het inzetten van de sociale wijkteams we de zorg en ondersteuning voor Schiedammers meer integraal kunnen maken en dat we beter in staat zijn om de eigen luacht van Schiedaminers te versterken. Hoogachtend, burgemeester en wethoilders van Schiedam, de secretaris, de burgemeester, /- Bijlagen: 1. de contourennota jeugdzorg 'Het Schiedamse Jeugdstelsel' 2. de evaluatie Wot Nieuwland: 'Dat ilt het zelf ging doen, is goed voor mijn zelfiei-trouwen', 3. de Iioofdlijnennota Sociale wijkteams in Schiedam. Pagina 2 van 2 gemeente Schiedam genieente Schiedam team Ondersteiining /Staf Postbus 1501 Stadserf 1 31 12 DZ Scliiedam T 14 010 Contourennota Jeugdzorg Het nieuwe Schiedamse Jeugdstelsel Frans de Clercq Bianca Berends Herik Kleij Miranda van der Ven 27 februari 2014 Inleiding Deze notitie is bedoeld om de contouren aan te geven van het nieuwe Schiedamse jeugdstelsel. De nieuwe Jeugdwet verplicht iedere gemeente om vanaf 2015 hiervoor een meerjarige beleidsnota vast te stellen, alsmede een verordening. De behandeling van die documenten komt later dit jaar aan de orde, maar de basis ervoor wordt in deze notitie gelegd. Beschreven wordt de richting van de ontwikkeling naar het nieuwe stelsel, waarbij aangehaakt wordt bij cq samen opgetrokken met de andere ontwikkelingen in het sociale domein. Pagina 2 van 17 Hoofdstuk 1. De nieuwe Jeugdwet 1.1Waarom een nieuw wettelijk kader?' De evaluatie van de Wet op de jeugdzorg en de analyse van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg hebben belangrijke tekortkomingen van het huidige stelsel laten zien: een t e grote druk op gespecialiseerde zorg; tekortschietende samenwerking rond Itinderen en gezinnen; * afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd; * het kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. Mede op basis hiervan is de regering van oordeel dat er een omslag (transformatie) nodig is in de ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden. Een omslag naar: 1. preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijltheid en eigen mogelijltheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; 2. ontmedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door ondermeer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; 3. eerder de juiste hulp op maat t e bieden, om het beroep op dure gespecialiseerde hulp te verminderen; 4. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt 'één gezin, één plan, één regisseur'; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen; 5. meer ruimte voorprofessionals om de juiste hulp te bieden; betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun Itracht weten te benutten. Om deze omslag te realiseren, heeft het Itabinet-Rutte I in het regeerakkoord (olttober 2010) afgesprolten het huidige stelsel te hervormen, De decentralisatie van de jeugdzorg staat niet op zichzelf. Per ljanuari 2015 is de nieuwe Participatiewet van Itracht. Deze maakt gemeenten niet alleen verantwoordelijlt voor arbeids(re)ïntegratievan bijstandsgerechtigden, maar ook van de gehele doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening (WSW)en een deel van die van de Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong). Oolt treedt op 1augustus 2014 het nieuwe wettelijk kader rondom Passend Onderwijs in Werking. Deze verplicht scholen om aan alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een passende onderwijsplek te bieden. Met bovenstaande ontwiltltelingen legt de wetgever alle verantwoordelijltheid voor het omgaan met ondersteuningsvragen binnen het sociale domein zowel qua regie als financiering in handen van de gemeente. Op deze wijze kan een einde komen aan de huidige verkokering en fragmentatie. Dit komt de effectiviteit en kwaliteit van zorg ten goede en is goedltoper dan de huidige uitvoeringspraktijk. De overdracht van de budgetten gaat daarom gepaard met grote bezuinigingen. Het Itabinet heeft de ambitie om de Jeugdwet tijdig te publiceren in het staatsblad, zodat de wet vanaf l januari 2015 in werking kan treden. 1.2 Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden Concreet betekent de invoering van de Jeugdwet dat gemeenten vanaf 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor de preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opvoeden en opgroeien. Naast de huidige verantwoordelijltheid voor de zogenoemde preventieve opvoedondersteuning 1 Deze beschrijving is afkomstig uit de Memorie van Toelichting op de nieuwe Jeugdwet Pagina 3 van 17 (prestatieveld 2 van de Wmo) en de jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering (Wet Publieke Gezondheid), zijn de gemeenten vanaf dan verantwoordelijk voor alle vormen van ondersteuning, hulp en zorg die voorheen vielen onder de provincie. Het gaat hierbij om de toegangstaken tot de geïndiceerde jeugdzorg, uitvoering Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), uitvoering jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) en gesloten jeugdzorg, uitvoering kindertelefoon2. Tevens worden vanuit het Rijk de taken rondom Jeugd-GGZ en de zorg voor verstandelijk beperkten overgedragen aan de gemeente. Fiauur 1: Huidiae en nieuwe situatie Het wetsvoorste? geeft de gemeente de verantwoordelijkheid om daar waar jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden en ondersteuning, hulp en zorg nodig hebben bij het opgroeien en opvoeden, een voorziening op het gebied van jeugdhulp treffen, zodat kinderen en gezinnen de hulp krijgen die passend is en die zij nodig hebben. De 'jeugdhulpplicht' is soortgelijk aan de compensatieplicht in de Wmo. Jeugdhulp is in de nieuwe wet breed gedefinieerd. Het omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle denkbare opgroei-, opvoedingsen psychische problemen en kan variëren van een simpel advies of een opvoedcursus tot een verblijf bij pleegouders of psychiatrische zorg. De gemeente dient te voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen die de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren en zorgt er voor dat ieder kind, dat in enigerlei vorm jeugdhulp nodig heeft, deze daadwerkelijk krijgt. De wet stelt verplicht om in een beleidsplan vast te leggen hoe invulling gegeven wordt aan de nieuwe verantwoordelijl<heden, gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a) preventieen vroegesignalering van opgroei- en opvoedproblematiek; 2 Naar verwachting zal de kindertelefoon landelijk georganiseerd worden. Deze beschrijving is gebaseerd op informatie uit o.a. de consultatieversie van het Wetsvoorstel en de door het ministerie georganiseerde informatiebijeenkomsten. Pagina 4 van 17 b) ontmedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; c) het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van de ouders en de sociale omgeving, opdat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkvoor de opvoeding te dragen; d) het inschal<elen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht); e) het waarborgen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit; f) integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt 'één gezin, één plan, één regisseur'. 1.3. Stroomschema Het pad dat een jeugdige of gezin met een ondersteuningsvraag doorloopt, wordt als volgt gekenschetst; hierbij zijn de uitgangspunten de eigen kracht en het sociale netwerk en indien hulp nodig is, dan zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijl<, zo licht mogelijl<, zo zwaar als nodig en zo I<ortdurendmogelijk en zo lang als nodig. Een kind of gezin kan al in beeld zijn of zichzelf melden wanneer er een probleem is ontstaan in de gezinssituatie. Daarnaast is het mogelijk dat een kind of ouder zich niet zelf meldt (bemoeizorg) maar dat er toeleiding is vanuit vindplaatsen. Belangrijk hierbij zijn het sociale netwerk, het CJG (de Jeugdgezondheidszorg ziet nagenoeg alle gezinnen), maatschappelijke organisaties, de kinderopvang, de school, politie of (sport)verenigingen. e Vraag verhelderen en resultaat vaststellen: samen met een professional uit het sociale wijkteam, de huisarts, medisch specialist of andere professional wordt in overleg met het gezin de ondersteuningsvraag verhelderd en gekeken welk resultaat nodig is om weer in een leefbare situatie terecht te komen. Een resultaat kan bijvoorbeeld zijn een stabiele gezinsrelatie of het kunnen voeren van een huishouden. • Oplossingen afspreken: om te komen tot dit resultaat wordt gezocht naar passende oplossingen, bijvoorbeeld hulp bij het opvoeden of het leren begrijpen en omgaan met specifieke problematiek van het kind. e Aanbod jeugdhulp en ondersteuning: bij het vaststellen van de benodigde interventies (het aanbod) wordt eerst gekeken in hoeverre de cliënt of zijn netwerk de vraag zelf kan oplossen. Een jeugdige of gezin met een ondersteuningsvraag kan, afhankelijk van de mate van zelfredzaamheid en de balans tussen draagkracht en draaglast, in de eerste instantie zelfstandig proberen de vraag op te lossen. Mocht dit niet voldoende zijn dan kunnen laagdrempelige preventieve of algemene voorzieningen uitl<omst bieden. Als dit de cliënt nog niet (volledig) verder helpt wordt gekeken naar individuele maatwerl<voorzieningen. 1.4. Organisatie Allereerst een opsomming van de spelers in het jeugdveld. Dat zijn uiteraard de ouders en kinderen. Maar voor de eigen kracht en zelfredzaamheid ook de omgeving als medeopvoeder, waaronder de buurt, vrienden, de familie, leraren, sportcoaches, geloofsgemeenschappen, kinderopvang. Vervolgens kunnen de vrij toeganl<elijI<ebasisvoorzieningenworden genoemd, alsmede de jeugdteams, de sociale wijkteams, de huisarts, een diagnostisch team, de specialistische ondersteuning- onderscheiden naar binnenwijks (dichtbij en lokaal georganiseerd) en buitenwijks (vaak residentieel en regionaal georganiseerd.) Tot slot is er het gedwongen kader: de jeugdbescherming en -reclassering en het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. De transitie van de jeugdzorg gaat gepaard met het creëren van een inhoudelijke vernieuwing. Nodig daarvoor is een sterke eerstelijnszorg voor jeugd en gezin voor kwetsbare gezinnen. Niet langer investeren in superspecialisatie en onterecht zware (en dure) hulpverlening. Terug naar de basis, dat Pagina 5 van 17 wil zeggen zorg of bemoeienis, die de eigen kracht van het gezin versterl<t en de sociale omgeving benut. De Jeugdwet bepleit een omslag naar eerdere ondersteuning, snel, in de eigen leefomgeving, op maat en zo kortdurend als mogelijl<, zo lang als nodig. Daartoe wordt een nieuwe functie geïntroduceerd: de generalistisch werkende jeugd- en gezinsprofessional. De samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam hebben gekozen voor het volgende functionele model voor het nieuwe jeugdstelsel. Voor een goed begrip: de gedachte achter dit schema is uitdrul<l<elijl<NIET die van een 'zorgestafette' van het ene blokje naar het andere. De bedoeling is duidelijl<te maken, dat de zorg voor jeugd zich kan afspelen op een continuum van voorzieningen, die bij een jeugdige of een gezin zijn in te zetten. Het gaat daarbij niet om doorschuiven van jeugdigen of gezinnen, maar om het inroepen of erbij halen van verschillende soorten diensten. Deze moeten in het nieuwe stelsel over het hele continuum beschikbaar zijn -van de zorgzame samenleving tot aan verantwoorde speciale zorg - en op I<waliteitgestuurd worden. Het is tevens de bedoeling de percentages 15 en 5 ter verlagen ten gunste van het percentage 80. In de regio Rotterdam kiezen de meeste gemeenten voor de inrichting van wijkteams. In de door de Stadsregio bekostigde MVS-proeftuin Jeugdzorg wordt met verschillende vormen hiervan geëxperimenteerd: aparte jeugdteams 0-23 (in Vlaardingen en Maassluis) en een integraal wijkteam0-100 (in Schiedam Nieuwland). Pagina 6 van 17 Hoofdstuk 2. De Schiedamse invulling 2.1. Sociale wijkteams Vanwege de geleidelijkheid van de transformatie in het sociale domein wordt ervoor gepleit om in de aanvang binnen de sociale wijkteams onderscheid te maken tussen een subteam jeugd enerzijds jeugd en een subteam volwassenen. Waarbij steeds gezorgd moet worden voor een prima onderlinge verbinding, dat staat buiten kijf. De argumenten hiervoor zijn dat de zeer grote complexiteit van de jeugdzorg - annex het algemene jeugdbeleid - en de nog op t e doenen ervaring met grote delen van dit voor het lokale niveau nieuwe taakveld een sterke focus vraagt. Temeer, daar in pilots -ook in Schiedam - is gebleken, dat de sociale wijkteams hoofdzakelijk een caseload kennen van schulden- en huisvestingsproblematiek, waardoor het risico, dat de jeugdproblematiek niet goed onderkend wordt cq dat er pas in latere instantie de nodige aandacht aan besteed wordt, groot is. Door de teams onderling goed t e verbinden ontstaat een goed evenwicht. Op termijn -de stip aan de horizon - kan worden toegegroeid naar volledige integratie. Voor een stedelijke dekking wordt gedacht aan een team per 10.000 à 15.000 inwoners. Dat komt voor Schiedam neer op zes subteams jeugd, bestaande uit vijf à zes generalistische jeugdhulpverleners per team. Deze zijn in dienst van en worden betrokken van diverse zorgaanbieders, zoals FlexusJeugdplein, MEE, TriviumLindenhof, MDNW. Deelname van medewerkers van de JGZ-organisatie, het (huidige) BJZ en de welzijnsorganisatie bevordert de diversiteit, het vroegtijdig ingrijpen en daarmee het voorblijven van zwaardere inzet. Vanzelfsprekend steeds beginnend met een beroep op de eigen kracht en zelfredzaamheid. Alle verantwoordelijkheid en de regie blijven wettelijk in handen van de gemeente. Om deze regie te borgen pleiten wij ervoor om tenminste de eerste jaren, waarin het nieuwe stelsel operationeel wordt en steeds finetuning zal vereisen, de coördinatoren in gemeentelijke dienst aan te stellen. Waarbij wellicht volstaan kan worden met één fte per twee sociale wijkteams. 2.2. Een subregionaal Consultatie en Diagnose team (CDT) De jeugdhulpverleners in de sociale wijkteams dienen naast hun eigen expertise te beschikken over het vermogen de hulpvragen met een generalistische blik te bekijken. Zij lossen zoveel mogelijk 'aan de voorkant' op, samen met de hulpvrager (de jeugdige enlof diens gezin) en diens sociale omgeving. Het percentage oplossingen in het sociale wijkteam van 80% is de gangbare norm. Wanneer de sociale wijkteams tegen hun grenzen aanlopen, hetgeen zeker bij zware multiproblem gevallen voor zal komen, is er de mogelijkheid bij het CDT te rade te gaan. Het advies dat daarbij uitgebracht wordt, is zwaarwegend voor de inzet van specialistische hulp. Deze inzet geschiedt vervolgens onder verantwoordelijkheid van het lokale sociale wijkteam. Maar ook terugverwijzing naar het sociale wijkteam zonder inzet van specialistische zorg is mogelijk. Begin februari 2014 is het subregionale CDT van start gegaan. Dit team bedient de drie MVS-gemeenten. Het CDT geeft inhoudelijk advies mbt specialistische jeugdhulp over: Jeugdreclasseringmaatregelen Jeugdbeschermingsmaatregelen Forensische zorg Gespecialiseerde dagbehandeling J-GGZ: specialistische, niet wijkgerelateerde en topklinische zorg JeugdVB dagbehandeling en residentiële zorg Verzorging aan jeugd met lichamelijke en zintuiglijke beperking Residentiële zorg Gesloten jeugdzorg Pleegzorg Pagina 7 van 17 Samenstelling CDT MVS: Vaste kern: - Jeugdarts KNMG - CJG Rijnmond - Orthopedagoog- Flexus Jeugdplein (vanuit CJG -tevens vast contactpersoon) - GZ-psycholoog - Bureau Jeugdzorg (vanuit KSCD) - GZ-psycholoog - GGZ Delfland - Gedragsdeskundige LVB - MeelPameijer Flexibele schil: - Intaker - Raad van de Kinderbescherming - Gedragswetenschapper- Trivium Lindenhof - Gedragswetenschapper - Horizon - Orthopedagoog (orthodidactiek) -Onderwijs 2.3. Een subregionaalJeugdbeschermingplein In de regio Rotterdam-Rijnmond hebben de samenwerl<endegemeenten met elkaar afgesprol<enom jeugdbescherming en jeugdreclassering samen te organiseren. Op regionaal niveau worden met elkaar afspraken gemaakt over de invulling van jeugdbescherming en jeugdreclassering, onder meer bij de keuze en inrichting van de gecertificeerde instelling(en) die de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering gaat verzorgen. Het Jeugdbeschermingplein (JB-plein) is opgezet in 2012 als proeftuin in Rotterdam-Zuid en is een voorloper op de decentralisatie van de jeugdzorg. De proeftuin is een succes en wordt zelfs door de staatssecretaris aanbevolen voor landelijke uitrol. In de regio Rotterdam vindt uitrol op subregionaal niveau plaats; de MVS-gemeenten krijgen dus een gezamenlijk JB-plein, Het JB-plein staat in verbinding met het AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) het CIT (Crisis Interventie Team) en het Veiligheidshuis. En vormt een sluitende eenheid met de wijkteams en het CDT. Beknopte beschrijving werkwijze Het JB-plein is bedoeld voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar, waarbij ernstige zorgen zijn over de ontwil<l<elingenlof fysieke veiligheid van de kinderen en waarbij vrijwillige hulp niet (meer) toereikend is of waarbij ouders deze hulp niet aanvaarden. De verwijzing naar/ melding bij het JB-plein kan via verschillende kanalen: wijkteam, AMHK, Raad voor de Kinderbescherming. Het JB-plein betreft een niet bureaucratische manier van werken die uitgaat van wat nodig is voor het kind en het gezin. Het gaat om een integrale benadering die de schakels in de keten overstijgt en die gericht is op het waarborgen van de (fysieke) veiligheid en ontwikkeling van kinderen. De focus op veiligheid en ontwil<l<elingwordt gecombineerd met het activeren van de eigen kracht van gezinnen en hun netwerk. Er is sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijl<heidom de zaken snel en juist aan te pakken in het drang- en dwangkader. Naast elkaar, beter inhoudelijl<aansluitend op elkaar en waar het kan samen met elkaar optrekken ook met het gezin en het netwerk zijn hierbij belangrijke zaken. Een vaste kern van hulpverleners komt daar bij elkaar om de binnengekomen meldingen te bespreken: BJZ in de vorm van toegang en jeugdbescherming, de Raad, Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG Rijnmond), het meldpunt (een samenvoeging van AMK, ASHG en zorgformulieren politie) en MEE als het kind een verstandelijke beperking heeft. Als vrijwillige hulp niet (meer) mogelijk is, stuurt de jeugdbeschermingtafel waar mogelijk aan op een drangaanpak. Dit houdt in dat gezinnen de meest noodzakelijke hulp ontvangen, maar ze wel moeten meewerken en zich houden aan een aantal voorwaarden. Voldoen ze daar niet aan, dan volgt een dwangaanpak. Als de veiligheid van een kind in het geding is en/of de ontwil<l<elingvan een kind ernstig wordt bedreigd en drang geen reële optie (meer) is, wordt direct gekozen voor een dwangaanpak. In dat geval start de Raad voor de Kinderbescherming binnen vijf werkdagen een onderzoek. In de tussentijd ontvangt het gezin de meest noodzakelijke hulp om de veiligheid van het kind t e waarborgen. Pagina 8 van 17 Als de melding leidt tot een drang- of een dwangaanpak, stelt de jeugdbeschermingtafel speciaal voor het kind en het gezin een jeugdbeschermingteam samen. Ook benoemt de jeugdbeschermingtafel een regisseur die de regie voert over het team en over het kind en het gezin. De casusregisseur stelt binnen vijf werkdagen samen met het gezin een voorlopig actieplan op. Daarin staat beschreven welke maatregelen worden genomen om de veiligheid van het kind te waarborgen. Zowel bij de drang- als de dwangaanpak start binnen vijf werkdagen een hulptraject binnen het gezin. Zo snel mogelijk wordt door het Jeugdbeschermingteam en ouders het definitieve actieplan gemaakt. Pagina 9 van 17 Hoofdstuk 3. Nader uit te werken Een aantal onderwerpen zijn nog niet volledig uitgewerkt op dit moment en zullen in een later stadium verder uitgewerkt worden. 3.1. AMHK De nieuwe Jeugdwet verplicht de gemeenten om enerzijds het huidige AMK, dat onderdeel is van Bureau Jeugdzorg en dus regionaal georganiseerd, en anderzijds het Steunpunt Huiselijk Geweld, centrumgemeentelijk (in de MVS is Vlaardingen de centrumgemeente) georganiseerd, onder te brengen in één organisatie, die bovenlokaal dient te zijn. In de regio Rotterdam zijn meerdere mogelijkheden onderzocht en uitgewerkt, leidend tot een Iteuze uit ofwel één regionaal AMHK ofwel een drietal subregionale AHMIOS. De verwachting is, dat gekozen wordt voor de eerste optie, waarbij uitdrultkelijk gebiedsgerichte inzet zal plaatsvinden en dat het regionale AMHK dan aangehaakt wordt bij de nieuwe gecertificeerde instelling. De argumenten voor deze keuze zijn zowel praktisch (minder kwetsbaar op personele bezetting, beperking frictiekosten) als inhoudelijk (geen opsplitsing wettelijke taken en toch behoud lokale Itennis via overnameldetachering ASHG-personeel). In principe kan iedereen een melding doen bij het AMHK, dit is niet beperkt tot de leden van het wijkteam. Voor organisaties geldt bovendien de landelijke meldcode huiselijlt geweld en kindermishandeling. 3.2. Administratief proces De decentralisaties (niet slechts die van de jeugdzorg) beperken zich niet tot een simpele transitie van middelen en verantwoordelijkheden, maar vergen vooral oolt een transformatie, een mindshift, een andere manier van denken, van werlten, van attitude. Niet alleen bij de zorgverleners, maar ook bij de medewerlters van de gemeente. Dat betreft zaken als regie, outcome-sturing en -financiering, inkoop, maar ook de inrichting van administratieve processen. Vragen die daarbij aan de orde komen zijn: waar wordt de budgetverantwoordelijkheid gelegd, voor wellte inzet van jeugdhulp is een beschikking (met bezwaar- en beroepsmogelijkheden) nodig, waar ligt het mandaat voor een dergelijke beschikking. En tevens hoe de nieuwe financieringsstromen in te bedden in het gemeentelijlt apparaat. Pagina 10 van 17 Hoofdstuk 4. Slimme verbindingen Het is van belang, dat de wijkteams goed contact hebben met, in verbinding staan met, samenwerken met andere disciplines en vindplaatsen in de samenleving. In dit kader spreken we dan over het Centrum voor Jeugd en Gezin (de rol en positie daarvan en met name van de Jeugdgezondheidszorg in het nieuwe stelsel), het onderwijs, de kinderopvang, peuterspeelzalen, integrale kindcentra, maatschappelijke organisaties, sport en ontspanningsverenigingen, scouting. Speciale aandacht hierbij verdient de relatie met de huisartsen, niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel: zij behouden al hun verwijzingsbevoegdheden naar hulp, waarvan de gemeente de financier wordt. Het is dus van groot belang goede afspraken te maken. 4.1. AWBZ (nader uit te werken) Vanuit de AWBZ-decentralisatie is met name de overkomst van de verstandelijk beperkte jeugd van belang. De aansluiting van de wijkteams hierop dient goed vorm gegeven te worden. In het voortraject zal nauw moeten worden samengewerkt met de projectleider decentralisatie AWBZ. Hier gaat het om dezelfde zorgaanbieders voor mensen met een verstandelijke beperking als die welke een rol spelen in het jeugddomein. 4.2. CJG In de huidige situatie vinden casusbesprekingen nog centraal in het U G plaats. Die overleggen worden overgeheveld naar de decentrale wijkteams. Niettemin blijft er nog een belangrijke rol voor het CJG weggelegd: de JGZ 0-19 behoudt de wettelijkverplichte taken en het is organisatorisch (qua huisvesting en qua kosten) zeer onlogisch om consultatiebureaus op een kleinere schaal in de wijken te positioneren. De JGZ is een primaire vindplaats waar mogelijke problemen worden gesignaleerd: alle gezinnen worden gezien en kennis en dossieropbouw vindt daar plaats. Ook het laagdrempelige wijkoverstijgende pedagogisch spreekuur blijft aangeboden worden in het UG, evenals algemene cursussen sociale vaardigheden, workshops over opvoeden en opgroeien en Ouderschap na scheiding. Het U G is het ideale eenvoudige schaltelpunt voor buitenwijkse en bovenlokale organisaties met de wijkteams: de zorginstanties zouden anders een woud aan contacten moeten voor het onderwijs vervullen, wanneer kinderen in onderhouden. Die schakelfunctie kan het U G OOI< een andere wijk of gemeente op school zitten dan waar zij woonachtig zijn. 4.3. Onderwijs, Peuterspeelzaalwerk, Kinderopvang en Integraal Kindcentrum De opzet van ondersteuningsteams voor het onderwijs gaat uit van een onderwijsspecialist, vanuit de Samenwerl<ingsverbanden,en een gezinsspecialist, vanuit de jeugdzorgverantwoordelijl<heid van de gemeente. De taakverdeling is helder: indien het kind meer dan alleen leerproblemen heeft, of de leerproblemen voortvloeien uit gezinsmoeilijkheden, is de gezinsspecialist aan zet. Dan is dus de verbinding met het wijkteam van groot belang. Het uitgangspunt is, dat 80% van de problematiek binnen de school wordt opgelost. Momenteel loopt op een tiental scholen (zowel PO als VO) in de MVS de pilot Voorloperaanpak. Op deze scholen vervult ofwel de jeugdverpleegkundige ofwel de schoolmaatschappelijk werker de rol van gezinsspecialist. Binnen de pilotgemeenten is er geen eenduidigheid over de vraag, of deze functie op deze wijze ingevuld dient te worden en of deze op de scholen gepositioneerd moet blijven. In dit stadium van de pilot kunnen helaas nog geen definitieve conclusies gemeld kunnen worden. Wel dient voorkomen te worden, dat een ondersteuningsteam op school langs het wijkteam heen werkt of -erger - hetzelfde doet als het wijkteam. In Schiedam heeft momenteel elke basisschool een vast aantal uren schoolmaatschappelijI<werk, ten dele bekostigt door de gemeente, ten dele door het Samenwerkingsverband. Pagina 11van 17 Om dubbelingen te voorl<omen wordt de gezinsspecialist bij voorkeur gepositioneerd in het sociale wijkteam. Een optie is hiertoe de schoolmaatschappelijl<werkers bij te scholen. Zij worden dan dus één van de generalisten, die vanuit het sociale wijkteam outreachend naar de school werkt. Aandachtspunt hierbij is het gegeven, dat het geen zeldzaamheid is, dat kinderen naar een buiten de wijk gelegen school gaan. Met name geldt dat voor het voortgezet onderwijs, maar ook in het basisonderwijs geldt dat voor een behoorlijk percentage schoolgaande kinderen. 4.4. Maatschappelijke organisaties, sport- en ontspanningsverenigingen. De transformatie, mindshift, andere manier van werlten, die nodig is voor de zorginstellingen, geldt ook - wellicht in mindere mate -voor deze organisaties. Belangrijk is, dat de medewerkers geschoold worden in het signaleren en beoordelen van mogelijke probIernatiel<en in voorl<omen gevallen, of ingeval van twijfel, melding doen aan het wijkteam, veelal via het CJG als bovenwijl<seschal<el.Er zijn al ontwil<ltelingen in gang gezet om jeugdleiders en trainers van sportverenigingen hiervoor een cursus te laten volgen. Ook de lokale scoutingl<oepelheeft belangstelling getoond. Beoogd wordt dit in brede zin uit te rollen. Pagina 12 van 17 5. Financiën e n inkoop In de Meicirculaire 2013 zijn de eerste uitkomsten van de verdeling van het historisch budget van de naar de gemeenten over te hevelen jeugdzorgmiddelen gepubliceerd. Voor Schiedam werd daarin een bedrag van £ 12.778.396 genoemd. Op grond van nieuwe inzichten en van dataverbeteringen zijn de bedragen in december 2013 bijgesteld. Het voert te ver om daarop hier in detail in te gaan, maar deze bijstelling resulteerde in een verhoging van het bedrag voor Schiedam tot £ 14.901.523. Ook dit bedrag is nog niet definitief: in de Meicirculaire 2014 worden de bedragen voor het historisch budget per gemeente definitief vastgesteld, op basis van de jeugdzorggegevens 2012. Vanaf 2016 moeten de gemeenten geleidelijk overgaan op een budget, dat wordt vastgesteld op basis van een nieuw, objectief verdeelmodel, dat momenteel door het SCP en Cebeon wordt ontwikkeld. Naast deze over te hevelen middelen beschikt de gemeente over middelen in het preventieve vlak van de jeugdgezondheidszorg en de opvoed- en opgroeiondersteuning. In de gemeentebegroting 2014 bedraagt dit (CJG-)budgetafgerond £ 3,2 miljoen. Middelen in het kader van het integrale jeugdbeleid, zoals schoolmaatschappelijl<werk, kinderopvang e.d. blijven hier buiten beschouwing. Overigens komt vanaf 2016 in totaal £ 55 miljoen structureel beschikbaar voor de uitvoeringskosten van de decentralisatie jeugd en begeleiding samen. Ook wordt op basis van onafhankelijk onderzoek bepaald hoe hoog de daadwerkelijl<vrijvallende uitvoeringskosten bij het Rijk zijn als gevolg van de transitie. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. De gemeenten zijn door het rijk verplicht garant te staan voor zorgcontinuïteit voor diegenen, die ultimo 2014 in zorg zijn of via een indicatie recht hebben op zorg. Op regionaal niveau is daartoe door de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam Rijnmond en de zorgaanbieders een Transitiearrangement afgesloten. Dit arrangement heeft een looptijd van twee jaar, met een optie tot verlenging met nog een jaar. De over te hevelen middelen liggen dus voor een belangrijk deel vast. Niet alleen vanwege de te garanderen zorgcontinuïteit. Met het arrangement hebben de gemeente in deze regio zich tevens gecommitteerd om mee te werken aan het beperken van frictiekosten, die met de decentralisatie gepaard (I<unnen/zullen)gaan. Onder de nieuwe Jeugdwet houdt Bureau Jeugdzorg immers op te bestaan en gaat het gehele gedeelte in het vrijwillige kader over naar de gemeenten. Overeengekomen is het personeel, dat hierdoor vrijvalt, zoveel mogelijk te plaatsen in de lokale structuren. Bezien moet worden, in hoeverre dit mogelijk is: het betreft immers niet alleen functies in de hulpverlening: ook ondersteunend en leidinggevend personeel valt vrij. In het Ombouwplan van Bureau Jeugdzorg is een verdeling per gemeente opgenomen, uitgesplitst naar functie en daarmee samenhangende kosten. Voor Schiedam gaat het om 6,35 fte (waarvan 5,28 fte hulpverlenend, 0,33 fte leidinggevend en 0,75 fte ondersteunend) met een bijbehorend bedrag van £ 530.000. Voorts wordt voor de gezamenlijke inkoop en uitvoering van de bovenwijkse (ook wel: bovenlokale) jeugdzorg, dwz jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen, van gesloten jeugdhulp, crisiszorg, pleegzorg, residentiële intramurale en specialistische zorg een gemeenschappelijke regeling opgericht, met een daaraan verbonden uitvoeringsorganisatie. Beoogd wordt deze uitvoeringsorganisatie in te bedden in het gemeentelijk apparaat van Rotterdam. Ook de (nog nader te bepalen) kosten daarvan - en de verdeling over de aangesloten gemeenten - liggen dus vast. Het algemene financiële uitgangspunt is, dat de kosten van het nieuwe stelsel in aanvang niet hoger mogen zijn, dan het totaal van het nu beschikbare budget aangevuld met de over te hevelen middelen en dat het nieuwe stelsel er in de loop der tijd toe dient te leiden, dat het benodigde budget afneemt. Pagina 13 van 17 BIJLAGE Financiële jeugdstaat Schiedam Ter illustratie volgt hier een overzicht van de kosten 2011 per jeugdzorgdomein. Dit betreft de geïndiceerde jeugdzorg. De cijfers voor Schiedam zijn gebaseerd op gegevens van Bureau Jeugdzorg, op subsidiegegevens van de Stadsregio Rotterdam en op landelijke Vectis-cijfers over zorgverleners en zorgverzel<eraars. A. Kosten Bureau Jeugdzorg in 2011 in euro's binnenwijks Toegang/lndicatie Casemanagement Totaal binnenwijks 494.941 154.480 649.421 buitenwijks OTS voogdij Jeugdreclassering AMK totaal buitenwijks 1.221.641 112.993 255.555 147.575 1.737.764 onverdeeld Overhead OVA HHC hardheidsclausule) Totaal onverdeeld 218.446 62.535 27.061 308.042 Totaal BJZ 2.695.227 B. Jeugd- en Opvoedhulp in eur 2011 binnenwijks Ambulant Dagbehandeling Overig totaal 884.514 1.187.611 42.329 2.114.454 buitenwijks Residentieel Pleegzorg Crisisopvang Totaal 1.977.548 655.224 189.811 2.822.583 Totaal J & 0 4.937.037 Pagina 14 van 17 binnenwij ks Eerste lijn Tweede lijn ambulant >800 800 o 3000 >3000 Tweede lijn verblijf >800 800<>3000 67.632 1.887.888 422.266 928.240 537.382 1.872.873 9.958 83.323 buitenwijks Tweede lijn verblijf >3000 1.779.592 Totaal Jeugd-GGZ 3.828.393 Binnenwijks Buitenwijks = 2delijn vb >3000 2.048.801 1.779.592 Pagina 15 van 17 D. jeugd AWBZ AWBZ extramural Begeleiding in groepsverband Begeleiding individueel Behandeling in groepsverband Behandeling individueel Persoonlijl(e verzorging Tijdelijk verblijf Totaal procentueel AWBZ intramuraal Verstandelijk beperkt VG 1 VG2 VG3 Licht verstandelijk beperkt LVG1 LVG2 LVG3 LVG4 LVG5 Lichamelijke handicap LG1 LG2 LG3 Totaal procentueel Totaal Jeugd AWBZ buitenwijks ZIN intra binnenwijk ZIN extra en PGB ZIN 317.493 88.651 373.044 10.668 2.372 7.964 PGB 324.449 670.527 o O 598.784 179.146 Totaal 641.942 759.178 373.044 10.668 601.156 187.110 800.192 1.772.906 2.573.098 3 1% 69% ZIN PGB totaal 986.064 1.772.906 2.758.970 185.872 2.573.098 Pagina 16 van 17 Totaal generaal 2011: Bureau Jeugdzorg Jeugd&Opvoeding Jeugd-GGZ Jeugd-AWBZ 2.695.227 4.937.037 3.828.393 2.758.970 14.219.627 Binnenwijks: Buitenwijks: Onverdeeld (BJZ): 7.385.774 (= 52%) 6.525.811 (= 46%) 308.042 (= 2%) 14.219.627 Pagina 17 van 17 ´Dat ik het zelf ging doen, is goed voor mijn zelfvertrouwen.´ Evaluatie Wijkondersteuningsteam Nieuwland 27 februari 2014 Frederique Veldman Inleiding Op 17 januari 2014 publiceerde Binnenlands Bestuurwas een kritisch artikel over de ‘hype van de sociale wijkteams’. Onderzoekers Vasco Lub en Silke van Arum zijn momenteel bezig met een onderzoek naar de planvorming rond de sociale wijkteams en constateerden dat de beleidsstukken hierover ‘heel algemeen en vaag zijn geformuleerd’. Zo zouden er vaak geen doelstellingen worden benoemd, wordt niet duidelijk gemaakt wat de problemen in de wijk zijn en hoe het sociale team hieraan een bijdrage moet leveren. Helaas trappen deze onderzoekers in dezelfde valkuil als de gemeenten die ze bekritiseren: hun onderzoek is nog niet afgerond en hun stevige uitspraken zijn nog weinig concreet. Toch menen ze de gemeenten te moeten kapittelen over de doelen die gehanteerd worden. Het is jammer dat we geen kennis kunnen nemen van de vraagtekens die de onderzoekers stellen bij de doelstelling dat de wijkteams een bijdrage moeten leveren aan het versterken van de eigen kracht. Ook blijven we op dit moment onwetend waarom zij er vraagtekens zetten bij dat de wijkteams worden ingezet als buffer tussen burgers en tweedelijnszorg, en soms zelfs als toegangspoort naar die tweedelijnszorg moeten fungeren. In het kader van deze evaluatie hadden we graag kennis genomen van deze vraagtekens en kanttekeningen. Door een kritische beschouwing kan de kwaliteit van het werk alleen maar toenemen. Nu is het gebleven bij het opgooien van stof, zonder dat er vervolgens helderheid ontstaat. Daarom moeten we nu geheel op eigen kracht de effectiviteit van het Wijkondersteuningsteam (Wot) evalueren. In deze evaluatie vertellen we het hele verhaal: we gaan in op er wat goed gaat en we leggen de vinger op de zere plek. Dat hebben we onder andere gedaan door te spreken met de bewoners van Nieuwland, die blij zijn met de hulp die ze hebben gehad. Ook hebben we gesproken met de hulpverleners en hun managers die professioneel plezier beleven aan de intensieve samenwerking. De Maatschappelijke Kosten-batenanalyse die we hebben laten maken leert ons dat het Wot Nieuwland een methodiek is die op termijn besparingen gaat opleveren. Het projectplan van het Wot Nieuwland zou waarschijnlijk nooit de toets kunnen doorstaan van de twee eerder aangehaalde onderzoekers. Wij zien echter dat de inwoners van Nieuwland zich echt geholpen weten door het Wot. De roem van het Wot snelt vooruit in de stad en in andere wijken wordt verzucht dat men ook een Wot zou willen hebben. De wijze waarop het project zich heeft ontwikkeld toont de professionaliteit van het team. Het team Nieuwland heeft een grote prestatie neergezet door een integrale manier van werken te laten zien en intensief samen te werken en door bewoners weer te stimuleren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Het team is ook regelmatig aangelopen tegen organisatorische problemen, tegen grensconflicten met andere organisaties of tegen te hooggespannen verwachtingen. In deze evaluatie worden deze zaken duidelijk benoemd zodat we er van kunnen leren. Dat leren is wat ons betreft niet vrijblijvend. De belangrijkste conclusie die we trekken uit deze evaluatie is dat er een dekkend netwerk van Wijkondersteuningsteams in Schiedam moet worden opgericht. In 2014 wordt dus een stevige slag gemaakt om te zorgen dat de ondersteuning van Schiedammers: - meer integraal wordt - meer een beroep doet op de eigen kracht en het eigen netwerk - goedkoper wordt en - de toegang tot de tweedelijnszorg eenduidig is geregeld. Maar het hoofddoel is natuurlijk dat iedereen die een probleem aanmeldt bij een Sociale wijkteam straks net als deze huisarts kan zeggen: ‘We hebben de zekerheid dat als we iets over de schutting gooien, het ook goed terecht komt.’ 1 Samenvatting Hulp aan Schiedammers Het Wot voorziet in een grote behoefte aan ondersteuning van inwoners in Nieuwland. Dit komt onder meer tot uiting doordat een belangrijk deel van hen, namelijk een derde, het Wot op eigen kracht weet te vinden. De ondersteuning die gegeven wordt is gericht op het aanboren van de eigen kracht en dat blijkt wennen te zijn. Zowel voor de Nieuwlanders als voor de hulpverleners. Maar op het moment dat deze andere manier van werken wordt toegepast, ontstaat er trotse en zelfvertrouwen bij de Nieuwlanders. De meeste Nieuwlanders worden doorverwezen door een professionele organisatie. Toch worden hierin witte plekken gezien van instanties die meer zouden kunnen doorverwijzen. Uit de analyse van de handmatige administratie komt naar voren dat de cliënte van het Wot vooral uit de Nolensbuurt en de Wibautbuurt komt, tussen de 28 en 45 jaar is. De meerderheid van de cliënten heeft kinderen, waarbij in de helft van de gevallen sprake is van een eenoudergezin. De locatie van het Wot in Buurtcentrum Dreesplein kan op een brede waardering rekenen. De hulp is hiermee zichtbaar in de wijk geworden en heeft een laagdrempelig karakter. Samenstelling team Het Wot Nieuwland is er in geslaagd in korte tijd een hecht team te worden dat is opgebouwd uit verschillende disciplines. De medewerkers ervaren een grote meerwaarde in de fysieke nabijheid en het samenwerken. De deelnemende organisaties onderkennen dat de manier van organiseren als in het Wot grote gevolgen kan hebben voor hun voortbestaan. Het Wot is nu nog een systeem naast het bestaande hulpsysteem. Om echt slagen te kunnen maken in de integrale zorg zou een dekkend netwerk van sociale wijkteams over de hele stad moeten worden uitgerold. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de rol van de jeugdzorg, die ondergebracht kan worden in het sociale wijkteam. Er moeten dan wel waarborgen geformuleerd zijn om de rechten van de jeugdigen te bewaken. Ook zal een goede aansluiting tussen de sociale wijkteams en de ondersteuningsteams op de scholen moeten worden gerealiseerd. Een parallelle ontwikkeling is dat huisartsen ook steeds meer multidisciplinair werken en rondom zich teams formeren met aanvullende deskundigheid. De zorg vanuit de huisartsen en het sociale wijkteam moeten nauw op elkaar aansluiten om niet een nieuwe vorm van overlap en dubbel werk te creëren. Regievoering De ambities met het Wot zijn huizenhoog geformuleerd, zowel methodisch als organisatorisch. Het Wot is de opdracht meegegeven om de ketenregie te voeren. Dit staat op gespannen voet met de beperkingen binnen het mandaat dat het Wot en haar medewerkers heeft. Het is ook zeer de vraag of het sociale wijkteam en haar medewerkers al deze mandaten kunnen hebben, of zouden moeten willen hebben. Specialistische vormen van ondersteuning toewijzen vraagt een andere vaardigheid dan hulp verlenen. Ook is het niet reëel te verwachten dat het Wot binnen een jaar op het niveau staat van een ketengeoriënteerde organisatie. Het Wot is samengesteld uit organisaties die op activiteiten- en procesniveau georganiseerd zijn. Het Wot is zelf bezig zich te ontwikkelen naar een goede procesgerichte organisatie. Het beheersen van de keten is dan een stap te ver. Daar moet worden bij opgemerkt dat de regierol die aan het Wot wordt toebedeeld voor een belangrijk deel bij de gemeente zelf moet liggen: die kan immers de regierol pakken door middel van financiering, bestuurlijke afspraken en het hanteren van andere vormen van invloed of macht. De casemanagers hebben geen doorzettingsmacht c.q. mandaat te hebben als het gaat om tweedelijnsvoorzieningen, inkomensondersteuning en huisvesting. Hierdoor vindt regelmatig stagnatie van het hulpverleningsproces proces plaats. Met name op het gebied van werk & inkomen, schuldhulpverlening en sociaaljuridische ondersteuning is er behoefte aan kortere lijnen en minder wachtlijsten. Methodiekontwikkeling De tijd en energie die gestoken is in teamvorming is deels ten koste gegaan van het beschrijven van de methodiek. Medewerkers vinden het ook lastig om tijd te vinden om de methodiek uit te werken omdat het helpen van de Nieuwlanders altijd om voorrang vraagt. Door de Wotmedewerkers zijn grote slagen gemaakt in het stroomlijnen van de processen en het tegengaan van overlap. Daar slaagt met het beste in, binnen het Wot. Samenwerking en stroomlijning van processen 2 buiten het Wot blijkt lastiger. Dit is een zaak van lange adem en daarin zal de gemeente ook meer de regie moeten pakken. Het Wot speelt in de meeste cases de rol van casemanager, de rol die het Wot ook was toebedeeld. Daarnaast worden er enkelvoudige vragen gesteld, maar deze vormen niet de hoofdmoot in het werk. De medewerkers van het Wot blijken goed in staat te zijn om ‘op de handen te gaan zitten’ en de Nieuwlanders zelf verantwoordelijk te maken voor hun eigen ondersteuning. Deze manier van werken is wennen voor zowel de hulpverleners als de Nieuwlanders, maar werkt goed. De Nieuwlanders voelen zich weer trots en gewaardeerd. Tot nu toe slaagt het team er minder goed in het eigen netwerk van de Nieuwlanders te mobiliseren, wat een zaak van een lange adem en volhardendheid is. Ook is het betrekken van vrijwilligers via specifieke projecten is achtergebleven. De waarde van vrijwilligers wordt breed onderkend, maar er wordt wel aandacht voor gevraagd dat koppelingen alleen tot stand kunnen komen als er sprake is van een persoonlijke band tussen ondersteunde en vrijwilliger. Om op de langere termijn uitspraken te kunnen doen over het duurzame karakter van de interventies van het Wot, zal goed gebruik gemaakt moeten worden van het registratiesysteem. 3 Aanbevelingen Algemeen 1. Rol het concept van de Sociale wijkteams in één keer breed uit over de stad waarbij zes teams voor ongeveer 10.000 – 15.000 inwoners worden gevormd. Samenstelling team 2. Versterk het Wot met een subteam voor de jeugdzorg en leg de verbinding met de ondersteuningsbehoefte in het onderwijs. 3. Maak een goede verbinding tussen de huisartsenzorg en ondersteuning in het Wot waarbij het uitgangspunt is zo min mogelijk verschillende systemen naast elkaar te hebben. 4. Versterk de sociaaljuridische dienstverlening in Schiedam door meer kennis hieromtrent te beleggen in het Wot. Regievoering 5. Geef een stevige invulling aan de regierol van de gemeente door: o mandaten te organiseren waar dat mogelijk en wenselijk is; o bij de financiering van de maatschappelijke partners de vorming van een dekkend netwerk van Sociale wijkteams over de stad; o afspraken te maken met maatschappelijke partners over doorverwijzen naar het Wot en gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de oplossing 6. Versterk de ondersteuning aan Schiedammers door de samenwerking tussen het sociale wijkteam en Werk & Inkomen te intensiveren. Methodiekontwikkeling 7. Zet stevig in op het betrekken van meer informele netwerken rond het sociale wijkteam, zowel van individuele vrijwilligers als georganiseerd in projecten als Buurtkracht, Samen Doen en het Servicepunt vrijwilligers. 8. Wees consequent in het invoeren van het cliëntvolgsysteem zodat de cliënten beter gevolgd kunnen worden in hun hulpvraag op langere termijn. 4 Aanleiding Op 1 november 2012 is in de wijk Nieuwland het Wijkondersteuningsteam Nieuwland van start gegaan (Wot). Volgens de projectopdracht heeft het Wot tot doel om de bestaande, complexe, vaak overlappende, ondersteuningsstructuur in enkele jaren zodanig om te vormen dat de ondersteuning aan de bewoners samenhangt en transparant wordt door consequent uit te gaan van de Schiedammer en zijn of haar netwerk. Het Wot moet een manier van werken worden die past bij de nieuwe taken die de gemeente met de decentralisaties van de Jeugdzorg, de begeleiding in de AWBZ en de Participatiewet op zich af ziet komen. Ook moet worden aangesloten bij de ontwikkelingen in het onderwijs. Om Schiedam adequaat voor te bereiden op de decentralisaties is er voor gekozen om in Nieuwland een Multidisciplinair team op te starten. Hier moeten de vragen van de Schiedammers integraal behandeld worden en moeten zij geholpen worden in het terugpakken van de regie over hun eigen leven. In deze evaluatie zal worden ingegaan op de mate waarin de doelstellingen die het Wot voorstond, bereikt zijn die als effect beschreven staan in de projectopdracht: 1. Bewoners in kwetsbare situaties vinden eenvoudig de juiste ondersteuning, gericht op zo simpel en snel mogelijk aanpakken van de problemen met inzet van zichzelf en de omgeving met als resultaat meer participatie en voorkomen van verder afglijden. 2. Bewoners weten vanuit een kwetsbare positie weer regie op hun leven te nemen. 3. Het Wot legt de basis voor een nieuwe denk- en handelswijze binnen de lokale en sociale infrastructuur van zorg en ondersteuning. 4. De nieuwe aanpak zal netto een besparing opleveren. Om dit effect te monitoren wordt een maatschappelijke kosten- en batenanalyse toegepast. 5. De generale bendering en heldere werkprocessen bereiden iedereen voor op de komende transities. 6. Ook enkelvoudige hulpvragen worden vanuit het gedachtegoed van het Wot beantwoord. De basis voor deze evaluatie is de toetsing van het oorspronkelijke projectplan en de opdrachten en vragen die hierin geformuleerd staan. De antwoorden hierop zijn opgebouwd uit een aantal deelevaluaties en onderzoeken: 1. Onder de gebruikers van het Wot Nieuwland is een kwalitatief onderzoek gehouden naar hun ervaringen met het Wot. 2. De teamleden van het Wot zijn geïnterviewd over hun ervaringen met het Wot. 3. De vertegenwoordigers van de maatschappelijke partners in het Wot zijn geïnterviewd over hun ervaringen met het Wot. 4. Er heeft een analyse plaatsgevonden van de cijfermatige rapportages van het Wot. 5. Door het bureau LPBL is een Maatschappelijke Kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd van het Wot. Deze gegevens worden tezamen gepresenteerd per doelstelling en aan de hand hiervan worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor het vervolg in het werken in multidisciplinaire teams in Schiedam. 5 Resultaat 1: Samenstelling en positionering van het Wot Doelstellingen in de projectopdracht Er is een ondersteunend team voor de aanpak van kwetsbare huishoudens, waarin: 1. Één casemanager voor een generale aanpak over alle leefgebieden (huisvesting, financiën, sociaal en psychisch functioneren, gezondheid, werk/zinvolle dagbesteding). De casemanager is naast allrounder ook specifiek deskundig op één van de leefdomeinen. 2. De casemanager kan snel en slagvaardig ondersteuning organiseren dankzij voldoende mandaat en de snelle beschikbaarheid van aanvullende deskundigheid bij andere hulpverleners. 3. De casemanager voert bij de bewoners thuis de keukentafelgesprekken. 4. Het benutten van de eigen kracht, informele sociale netwerken en voorliggende voorzieningen voor de (kortdurende) inzet van specialistische zorg en ondersteuning. 1.1. Het formeren van een team In de Visienota ‘Schiedams maatwerk in het sociale domein’ uit april 2012 is de wens geformuleerd te komen tot een sociaal team om integrale zorg in Schiedam vorm te geven. Schiedam had eerder geëxperimenteerd met een Wijkzorgteam (WZT). Dit team was echter nooit volledig een team geworden en uiteindelijk was de coördinator de enige constante factor. De eerste taak binnen het project was daarom het vormen van een team. Door de projectleider zijn verschillende maatschappelijke organisaties benaderd met de vraag of zij een deel van hun formatie ter beschikking wilden stellen voor het Wijkondersteuningsteam. Voor een aantal organisaties geldt dat zij een subsidierelatie met de gemeente hebben, zoals Flexus Jeugdplein, MDNW en SWS Welzijn. Voor Pameijer en MEE geldt dat zij bekostigd worden uit de AWBZ, wat gevolgen heeft voor de registratie (zie ook doelstelling vier). Samenstelling van het team Het Wot is samengesteld uit de verschillende disciplines: Functie Coördinatie Casemanager Casemanager Casemanager Casemanager Casemanager Leverende organisatie Gemeente Schiedam Pameijer MEE MDNW SWS Welzijn Flexus Jeugdplein Uren per week 32 24 32 32 16 32 Fte 0,88 0,66 0,88 0,88 0,44 0,88 Domein Regie GGZ Zorg Zorg Welzijn Jeugdzorg Bovenstaande disciplines vormen de harde kern van het Wot. Daarnaast zijn in de schil rond het Wot twee wijkverpleegkundigen actief die werken in het kader van het project ‘De zichtbare schakel’. Deze wijkverpleegkundigen werken vanuit de beide huisartsenpraktijken, Centrum Huisartsen en HOED Damzicht. In de beginfase van het Wot heeft een Participatiecoach van de gemeentelijke afdeling Werk & Inkomen deelgenomen. Op het moment dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden moest afhaken, is het niet gelukt een vervanger te vinden. Daarom zijn afspraken gemaakt tussen coördinator van het Wot en de teamleider van Werk & Inkomen van het team Nieuwland om te kunnen doorpakken in crisissituaties. Het team is in korte tijd ook echt een team te geworden waar integraal werken in de praktijk gebracht wordt: ‘De meerwaarde in het Wot is dat ik nu met collega’s met andere achtergronden samen zit. Dat je elkaar ook beter kan informeren. Wij wisselen onderling veel kennis uit. […] Je kan heel snel informatie uitwisselen en ook tips krijgen. Je hoort breed te kijken en dat is ook wat je altijd probeert. Ik vind dat het Wot dat goed doet. Het zal allicht niet perfect zijn. We zitten met zijn allen op één kamer, we bespreken dingen snel. Mocht je zelf iets vergeten, dan is er altijd nog een collega die misschien nog iets verder kijkt.’ (medewerker Wot) 6 Door de gemeente is enige tijd een voormalige sociaal raadsvrouw in het Wot geplaatst, hangende de periode dat zij herplaatsingkandidaat was. Op het moment dat zij weer een reguliere functie binnen de organisatie kon krijgen, is zij uit het Wot gegaan en niet vervangen. Het vertrek van beide gemeentelijke functionarissen wordt als een gemis ervaren: veel vragen van cliënten hebben betrekking op inkomen en sociaaljuridische dienstverlening. De kennis die op dat vlak gevraagd wordt is te specialistisch voor de medewerkers in het Wot. Per 1 januari 2013 is het Instituut Sociaal Raadslieden (ISR) opgeheven en is nog voor schrijnende gevallen een beperkt aantal uren beschikbaar via MDNW. De gedachte hierbij was dat het Wot deze ondersteuning deels op zich zou kunnen nemen en dat Schiedammers meer gebruik zouden maken van hun eigen netwerk. Door de Wotmedewerkers wordt echter aangegeven dat zij deze specifieke kennis ontberen en dat ook in de eigen netwerken van mensen deze kennis onvoldoende aanwezig is. De taak van het ISR is dus niet opgevangen en er is echt sprake van een gat in de dienstverlening. Rol jeugdzorg In de evaluatiegesprekken is ook aan de orde gekomen of het Wot een doelgroep van 0-100 jaar moet bedienen of dat er een apart team voor de jeugdzorg moet komen. Deze discussie wordt ook actueel met het opheffen van Bureau Jeugdzorg. In het kader van het Transitiearrangement zijn afspraken gemaakt dat deze medewerkers ter beschikking komen van de gemeenten. De organisaties voor jeugdhulpverlening hebben hierbij hun volledige medewerking toegezegd aan de vorming van jeugdteams. Voor de wijk Nieuwland is vanuit Bureau Jeugdzorg 1,33 fte jeugdmaatschappelijk werk beschikbaar. Daarnaast is er de formatie die via het CJG wordt ingezet. In totaal gaat het om ongeveer vier formatieplaatsen voor de wijk Nieuwland. Uit de gesprekken is naar voren gekomen dat het wenselijk is om een breed Wot te hebben, waarin zowel plaats is voor de jeugd als voor de volwassenen. Op dit moment neemt een gezinscoach van Flexus Jeugdplein deel aan het Wot. Door haar manager wordt dit als zeer positief ervaren: ‘Dat het Wot de doelgroep 0-100 bedient, moet behouden blijven. Het moet een integraal team blijven. In het begin zag ik dat niet zitten: ik vroeg me af wat ouderen bij dit team zouden moeten en of dat de jeugd niet zou verdringen. Maar de praktijk leert dat de meeste vragen om problematiek met en rond jeugd gaan.’ (manager deelnemende organisatie) Door de coördinator van het Schiedamse CJG is voor het vormen van een integraal team als belangrijke randvoorwaarde geformuleerd dat de zorg voor de jeugd altijd moet prevaleren boven de zorg aan het gezin. Hij constateert dat de zorgen op het materiële vlak grote impact kunnen hebben op de opvoedingssituatie: als het water je aan de lippen staat als ouder, ben je bijvoorbeeld niet altijd even begripvol voor je lastige puber. Dat mag er echter nooit toe leiden dat de belangen van de jeugdige in het gedrang komt. Het kan niet zo zijn dat opvoedingsondersteuning op een laag pitje wordt gezet omdat materiële problemen de voorrang krijgen. Als er een ‘waterscheiding’ kan worden gegarandeerd tussen enerzijds een integrale aanpak van de gezinsproblematiek en anderzijds het bewaken van de belangen van de jeugdigen, dan kan het team integraal worden geformeerd. Ook vraagt de coördinator CJG hierbij aandacht voor de specifieke kennis van jeugdvraagstukken. Hij pleit er voor om zeker in de transitiejaren, waarin de jeugdzorg naar de gemeente gaat, de specifieke kennis van de huidige jeugdzorgmedewerkers te borgen. Als de jeugdzorgmedewerkers in deze fase te breed inzetbaar worden gemaakt, kunnen er grote knelpunten ontstaan in de continuïteit van zorg. In het verlengde van de jeugdzorg is in het kader van de Voorloperaanpak voor Passend Onderwijs op de pilotscholen in de ondersteuningsteams gekozen voor een gezinsspecialist en een onderwijsspecialist. Hierbij is een goede aansluiting tussen de ondersteuningsteams en de sociale wijkteams van groot belang waarbij de integrale manier van werken het uitgangspunt is. Rol huisartsen Een ander vraagstuk is de rol van de huisartsen, die ook bezig zijn met het organiseren van ketens van zorg. Alle huisartsen hebben de beschikking over Praktijkondersteuners Huisartsen GGZ (POH-GGZ). De huisartsen van Damzicht hebben daarnaast de vraag neergelegd bij het maatschappelijk werk om spreekuren te draaien omdat het volgens hen niet zinvol is enkelvoudige vragen naar het Wot door te sturen. De Zichtbare Schakel, de wijkverpleegkundige die werkt vanuit de huisartsen, is nu verbonden aan het Wot. De huisartsen geven aan dat het niet zinvol is om de Zichtbare Schakel permanent deel uit te laten maken van het Wot, omdat een groot deel van de problematiek niet medisch is, maar meer psychosociaal. De meerwaarde 7 van de medische component in het Wot is dan niet zo groot. Dat neemt niet weg dat er overlap is in beide doelgroepen. Door een andere huisarts wordt daar tegen in gebracht dat een huisartsenpost als neutrale locatie zou kunnen functioneren, of een school. Belangrijk is in ieder geval dat er niet aparte gebouwen voor worden ingericht met de daarmee gepaard gaande overheadkosten. Het onderbrengen van het Wot bij de huisartsen kan een verbinding maken op het brede terrein van vraagstukken op alle leefgebieden. Daar staat tegenover dat een deel van de doelgroep afgeschrikt zou kunnen worden door de medische connotatie die er dan ontstaat. De verbinding met de huisartsenzorg is van groot belang omdat de huisartsen hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid houden in doorverwijzing naar de jeugdzorg. De gemeente betaalt vervolgens de rekening hiervoor. De paradox kan zijn dat de huisartsen massaal doorverwijzen, waar de gemeente de toegang tracht in te dammen. Samen optrekken met de huisartsen is vergoot de integrale werkwijze die Schiedam voorstaat, en is onontbeerlijk uit kostenaspect. De vraag is of dit in een breed team moet waarin psychosociale en (para)medische vraagstukken worden behandeld, of dat er een splitsing wordt gemaakt tussen beide takken van sport. De POH-GGZ zou dan de rol van verbindingsschakel tussen beide teams kunnen vervullen. Teamvorming Het is gelukt om een ondersteunend team voor de aanpak van kwetsbare huishoudens op te zetten dat ook daadwerkelijk als team weet te opereren, en niet als een verzameling professionals. De verschillende leden voelen zich duidelijk betrokken bij het Wot. Dat betekent vervolgens dat de relatie met de eigen moederorganisatie losser wordt. Door de moederorganisaties wordt daarover verschillend geoordeeld. Een deel van hen vindt het een logische ontwikkeling dat op termijn hun expertise op een andere wijze georganiseerd wordt, waarbij de bestaande organisatie mogelijk verdwijnt of een andere taak krijgt. Door de vertegenwoordigers van deze organisaties wordt het vertrouwen uitgesproken dat hun medewerkers wel emplooi blijven vinden en hun expertise blijven behouden. ‘Impact klinkt groot, maar het Wot is een beweging die we al langer willen maken. We willen meer wijkgericht werken. Het Wot versterkt dit. Deelname aan het Wot levert informatie voor ons op en het levert een netwerk op.’ (manager deelnemende organisatie) Andere organisaties hebben daar hun vraagtekens bij: zij maken zich zorgen of de specifieke expertise gewaarborgd blijft als een Wot de dominante organisatievorm wordt en het bestaansrecht van hun organisatie daarmee wordt ondergraven. Door hen wordt dan ook gepleit tot het handhaven van bestaande spreekuren of andere vormen van toegang tot hun organisatie. Ook wordt door hen wel geopteerd dat zij de leidende partner van het Wot kunnen worden, zodat de organisatie van het Wot kan samenvallen met hun eigen organisatie. ‘Kort door de bocht: je raakt je klanten kwijt, of liever gezegd, het verschuift, de productie wordt overgeheveld. Ook ben je een medewerker kwijt omdat die onderdeel is van een nieuw systeem. Waar je als deelnemende organisatie voor staat kan je op die manier minder goed delen.’(manager deelnemende organisatie) Met bovenstaande komt een krachtenveld in beeld waarbij organisaties hun agenda zullen laten bepalen door hun opvattingen over de juiste vorm waarin de zorg aangeboden moet worden, zowel vanuit het belang van de Schiedammers, als vanuit het organisatiebelang. Bij de doorontwikkeling van het Wot het van groot belang weet te hebben van dit krachtenveld evenals te weten wat je als gemeente hiermee wilt. Door vrijwel alle vertegenwoordigers van de organisaties is aangedrongen dat de gemeente de regierol pakt op de inrichting van de zorg. Over de wijze waarop de gemeente deze regierol moet oppakken, verschillen de meningen overigens fors. De een bepleit dat de gemeente zelf het roer in handen neemt en de zorg herstructureert. De ander vindt dat de gemeente een opdracht moet verstrekken aan de maatschappelijke partners om binnen een bepaalde bandbreedte tot een gezamenlijke oplossing te komen. Ook zijn er maatschappelijke partners die voor zichzelf de rol van leidende organisatie zien en daarmee de coördinatie van het Wot op zich willen nemen. ‘De regie moet bij de gemeente liggen en de producten moeten vervolgens in de wijk ontwikkeld worden door de professionals. De gemeente betaalt en dwingt zo samenwerking af. Het is nu nog allemaal te lief: de gemeente heeft niet duidelijk voor ogen welke doelen behaald moeten worden.’ (manager deelnemende organisatie) 8 Ondanks het beroep dat gedaan wordt op de ontwikkelkracht van de professionele organisaties, zien we dat het strategische overleg van de deelnemende organisaties niet goed uit de verf is gekomen. Deze zogenoemde Koersgroep is beperkt bijeen geweest, het was moeilijk om de agenda’s letterlijk en figuurlijk op elkaar af stemmen. Vrijwel alle leden van de Koersgroep geven aan dat in de vergaderingen informatie wordt uitgewisseld, maar dat dit niet leidt tot echte samenwerking. Daar waar op de werkvloer wel synergie is ontstaan, zijn in de Koersgroep de gesprekken te veel aan de oppervlakte gebleven, of zoals een van de leden verwoordde: ‘Als ik eerlijk ben dan wisselt iedereen zijn of haar mening uit en wordt er meegedacht. Maar als dat dan samenwerking is, dan hebben we nog wel wat te overbruggen.’ (manager deelnemende organisatie) 1.2. Mandaat van de casemanager Bij de start van het project is de nadrukkelijke wens geformuleerd dat de casemanagers voldoende mandaat hebben om snel de hulp in gang te zetten en daar waar nodig, de deskundigheid van andere hulpverleners in te schakelen. In de praktijk loopt het team regelmatig tegen de eigen grenzen aan van wat mogelijk en wenselijk is. Veel vragen aan het Wot gaan over het ontbreken van een inkomen uit werk. De Wotmedewerkers zijn hierbij afhankelijk van de afdeling Werk & Inkomen. Dit kan op gespannen voet staan met de wens snel door te pakken. Er zijn afspraken gemaakt op teamleiderniveau waarbij in noodgevallen kan worden geëscaleerd. Desalniettemin leidt dit voor het WOT niet altijd tot de gewenste uitkomst. ‘Werk & Inkomen is een grote speler in dit gebied en wat het Wot ook wil proberen is een soort breekijzer zijn. Wij hebben hen ook nodig. Als ik voor een klant een totaalpakket wil bereiken, heb ik hen ook nódig. Dat loopt stroef. Het is niet zozeer de bereidwilligheid van de collega’s daar, maar het is ook de regelgeving. En de starheid waarmee de regelgeving wordt gehanteerd. (medewerker Wot) Ook in het kader van deze evaluatie is door de afdeling Werk & Inkomen aangegeven dat er behoefte bestaat aan een meer intensieve samenwerking met het Wot. Nu worden Schiedammers die in het Wot al uitgebreid gesproken zijn, en waarvan de beperkingen in beeld zijn gebracht, nogmaals onderworpen aan een brede intake bij Werk & Inkomen. Onderkend wordt dat een deel van de Schiedammers dusdanig veel problemen heeft dat eerst de basis weer op orde moet komen, om ruimte in het hoofd te krijgen om weer te gaan werken. Deze groepen met grote afstand tot de arbeidsmarkt worden ingedeeld in fase 3 en 4 op de participatieladder. Voor deze groep Schiedammers ziet Werk & Inkomen dat efficiencyvoordelen te behalen zijn als intensiever wordt samengewerkt tussen Wot en de participatiecoaches. Deze wens wordt gedeeld door het Wot. In de doorontwikkeling van het Wot zal deze verder vorm moeten krijgen. Ook wordt geconstateerd dat er lange wachtlijsten zijn bij schuldhulpverlening en dat het de medewerkers van het Wot niet lukt om hun cliënten versneld in een traject te krijgen. In het kader van deze evaluatie is gesproken met de teamleider schuldhulpverlening. De problemen in de doorstroming worden door hem onderkend. Ondanks de bezettingsproblemen is door Schuldhulpverlening geïnvesteerd in de samenwerking door voor een dag per week een medewerker van Schuldhulpverlening toegevoegd aan het Wot. Ook zijn verschillende partijen die actief zijn binnen de schulddienstverlening samen gaan werken in het netwerk schuldenpreventie. Nu al neemt dit netwerk veel werk weg bij het WOT en Schuldhulpverlening door vrijwilligers te koppelen aan Schiedammers met schulden. Het inzetten van dit netwerk zou veel steviger mogen gebeuren dan nu het geval is. Hierdoor wordt Schuldhulpverlening veel meer het eindstation bij complexe cases en los je veel meer op binnen de eigen kracht van Schiedammers. Er lijkt een padstelling te ontstaan in de analyse van het probleem met schuldhulpverlening. Het team schuldhulpverlening benadrukt dat er beter samengewerkt kan worden en meer voorliggende voorzieningen als het netwerk schuldpreventie. De partners die een bijdrage leveren aan het Wot vragen aandacht voor de capaciteit. Deze discussie kan niet opgelost worden in het kader van deze evaluatie en zal verder onderwerp van gesprek zijn. Een ander groot probleem is de aansluiting naar de zorg in de tweede lijn. Deze organisaties opereren voor een groot deel autonoom, zoals de GGZ en hanteren sterk hun eigen protocollen. Bekostiging gaat buiten de gemeente om, waardoor de gemeente beperkte sturingsmogelijkheden heeft. Deze sturingsmogelijkheden 9 veranderen wel met de decentralisaties: dan worden de gemeenten verantwoordelijk voor de inkoop van een deel van de zorg. Deze nieuwe rol zal de gemeente kunnen gebruiken om duidelijkere afspraken te maken met tweedelijnsvoorzieningen. Echter, op dit moment biedt dit nog geen soelaas, aangezien de gemeente geen directe relatie heeft met deze instellingen. ‘Als je een casus hebt waar het RIAGG in zit, waar Jeugdzorg in zit… Dan worden wij wel casusmanager genoemd maar we zijn het niet altijd. Of er is niet goed overlegd. Soms weet je ook niet, dat bijvoorbeeld het RIAGG er in zit. Bij Jeugdzorg weet je het ook vaak niet.’ (medewerker Wot) Ook worden problemen geconstateerd op het gebied van huisvesting. Hier komt Woonplus in beeld als partner van de gemeente. ‘Maar ook over Woonplus die niet altijd meewerkt, zelfs als de situatie heel schrijnend is. Dan zit je met een gezin, de problemen zijn er vaal al langere tijd, dat heb je niet in twee maanden opgelost. Dat ze dan niet willen meewerken of niet willen meedenken.’ (medewerker Wot) De gemeente maakt momenteel bilaterale afspraken met Woonplus over de wijze waarop wordt omgegaan met vraagstukken rond betalingsachterstanden, huisuitzettingen en acute huisvestingsvraagstukken. Ook wordt gekeken naar een Plusvoorziening voor schrijnende gevallen. De samenwerking met Woonplus laat daarbij een duidelijke verbetering zien. Naar verwachting zal dit er ook toe leden dat er door Woonplus meer aanmeldingen bij het Wot worden gedaan dan de welgeteld enkele casus in het eerste jaar. Over de functie van caseregisseur wordt door meerdere leden van de Koersgroep opgemerkt dat dat een vak apart is. Lang niet elke goede hulpverlener is een goede regisseur. Dat vraagt ook vaardigheden op het gebied van assertiviteit, het bewaken van het overzicht en persoonlijke stevigheid. Dat is niet iedereen gegeven. 1.3. Locatie van het Wot Van de casemanager wordt verwacht dat zij bij de bewoners thuis de keukentafelgesprekken voeren. Het Wot heeft daarnaast een eigen uitvalsbasis in Wijkcentrum Dreesplein. Door vrijwel iedereen die gesproken is in het kader van deze evaluatie is de locatie Buurthuis Dreesplein als een (zeer) positief aspect benoemd. Door letterlijk in de wijk te zitten is het Wot zichtbaar en toegankelijk. Bewoners adviseren elkaar ook om binnen te kopen bij het Wot, de hulp heeft een gezicht gekregen in Nieuwland. Ook kan het Wot relatief ‘veilig’ bezocht worden, omdat het niet te zien is of je het buurthuis in gaat voor een computercursus, of voor een probleem. Een medewerker zegt daarover: ‘Er zijn veel kwetsbare burgers die het Wot weten te vinden. Ze lopen gewoon binnen of worden doorverwezen. We zijn heel erg laagdrempelig. Je kan hier ook naar binnenlopen voor een activiteit of een kopje koffie. Het valt vanaf buiten ook niet zo heel erg op dat je hulp vraagt.’(medewerker Wot) Het wordt als zeer positief ervaren dat de teamleden in één ruimte werken. Hierdoor ontstaat van nature onderlinge afstemming en goede samenwerking. Dat het team in zo’n korte tijd echt een team is geworden, is daar zeker een gevolg van. Er zijn echter ook kanttekeningen te plaatsen bij het buurtcentrum. Een deel van de inwoners in Nieuwland zou zich niet aangesproken voelen door een buurthuis, dat door hen toch geassocieerd wordt met bezoekers met lage inkomens en laag opleidingsniveau. Het maatschappelijk werk heeft daarom op verzoek van de HOED Damzicht weer een spreekuur geopend in de huisartsenpost. De achterliggende gedachte hierbij is dat bewoners niet de dupe mogen worden van een pilot die nog niet is afgerond. Door de medewerkers wordt een andere doelgroep benoemd die mogelijk geen gebruik maken van het Wot en dat zijn de mensen met juist hele grote problemen. De omvang van deze groep is moeilijk te schatten: ‘Mensen die heel geïsoleerd leven, weinig contacten hebben, zullen niet snel van ons horen. Je hebt ook mensen die zich terugtrekken juist omdat er problemen zijn. Dan gaan alle luiken dicht. Dan moeten wij er op gewezen worden door anderen om er zelf op af te gaan. Maar je weet niet wie je niet bereikt. Er zullen echt wel families zijn die wij niet zien, maar die wel hulp nodig hebben.’ (medewerker Wot) Een ander punt van aandacht is dat een deel van de keukentafelgesprekken niet bij de mensen thuis plaatsvindt, maar in het Dreesplein. Iedereen die zich meldt krijgt een kop koffie aangeboden, wat ook het nodige kost. Dit is zeer klantvriendelijk maar de vraag is of dit ook altijd functioneel is. Het afleggen van een huisbezoek is op zich al informatief omdat je daardoor een duidelijk beeld van de context krijgt. 1.4. Eigen kracht 10 Een belangrijk punt in het Wot is het aanboren van de eigen kracht van Schiedammers. Dit punt wordt benoemd bij deze doelstelling, in de tweede doelstelling en is apart geformuleerd als vijfde doelstelling geformuleerd. Om herhaling in de tekst te voorkomen, wordt verwezen naar de evaluatie van de vijfde doelstelling. Conclusies eerste doelstelling De eerste doelstelling is goeddeels gehaald, voor wat betreft de teamvorming en verschillende disciplines. Zorgen bestaan over de doorzettingsmacht c.q. het mandaat van de casemanagers, vooral als het gaat om tweedelijnsvoorzieningen, inkomensondersteuning en huisvesting. De locatie van het Wot kan op een brede waardering rekenen. De hulp is hiermee zichtbaar in de wijk geworden en heeft een laagdrempelig karakter, al heeft dit wel tot gevolg dat niet alle gesprekken aan de keukentafel van de Nieuwlanders zelf gehouden. Voor de conclusies over het aanboren van de eigen kracht wordt verwezen naar de aparte paragraaf die hieraan gewijd is. 11 Resultaat 2: Een nieuwe manier van werken Doelstellingen in de projectopdracht Er is een nieuwe werkwijze ontwikkeld: 1. De casemanagers hebben een methode en werkwijze ontwikkeld en beschreven, welke naadloos aansluiten bij de processen van andere hulpverleners in de eerste en tweede lijn. 2. Specialistische ondersteuning heeft op verzoek van de casemanagers een maatwerkaanbod beschikbaar. 3. Overlap in processen wordt tegengegaan. 4. Het Wot heeft toegang tot alle zorg en ondersteuning, in samenspraak met de bestaande toegangen, tot een uniform en samenhangend proces ontwikkelt. Ten eerste: over organisatieontwikkeling Bij het evalueren van de werkwijze van het Wot constateren we dat zeer ambitieuze doelstellingen zijn geformuleerd die niet altijd reëel zijn voor de fase van het proces waar het Wot zich in bevindt. Om de ontwikkeling van het Wot op de juiste waarde te schatten is er enige achtergrondinformatie nodig over organisatieontwikkeling. Een bruikbaar model om dit te illustreren is het kwaliteitsmodel voor (gemeentelijke organisaties). Dit model gaat er van uit dat organisaties verschillende stadia kennen. Om door te kunnen ontwikkelen naar een volgend stadium, moet een stadium dat hieraan voorafgaat, volledig doorlopen zijn. Met 1 iedere fase is zo’n vijf tot zeven jaar gemoeid. Door de bestuursacademie zijn deze stadia op de volgende wijze beschreven: Om te kunnen excelleren, doorloopt een organisatie een lang ontwikkelingsproces. Dit proces verloopt via een aantal stadia die worden gekenmerkt door een ontwikkeling van vooral interne gerichtheid naar steeds meer externe gerichtheid. In het kwaliteitsmodel wordt in dat kader onderscheid gemaakt in vijf verschillende ontwikkelingsfasen. De fasen zijn genoemd naar hun meest kenmerkende eigenschap. Fase 1 – Activiteit georiënteerd In deze fase is de organisatie vooral gericht op het goed uitvoeren van (losstaande) activiteiten. Het proces of de processen, waaruit de activiteiten zijn opgebouwd, zijn niet in beeld gebracht. De organisatie kenmerkt zich vooral door goed vakmanschap. Klachten of incidenten zijn de voornaamste bron voor verandering. Als er veranderingen worden doorgevoerd is dit vooral een zaak van het management. Fase 2 – Proces georiënteerd In een procesgeoriënteerde organisatie staat het primaire proces centraal. De organisatie heeft de primaire processen vastgelegd en beheerst ze. Tevens wordt er gemeten in de processen en wordt er gebruik gemaakt van prestatie-indicatoren. Verbeteringen komen tot stand door het systematisch analyseren van de processen. Fase 3 – Systeem georiënteerd Bij een systeem georiënteerde organisatie zijn zowel de primaire als de ondersteunende processen in beeld gebracht. In alle geledingen van de organisatie wordt systematisch aan verbetering gewerkt. In de bedrijfsvoering wordt zowel met de wensen van de interne als de externe klanten rekening gehouden. Fase 4 – Keten georiënteerd Deze fase kenmerkt zich vooral door de samenwerking met partners in de keten. In de keten wordt intensief samengewerkt en vindt uitwisseling van kennis capaciteiten plaats. Samenwerking in ketenverband is noodzakelijk om tot een maximale toegevoegde waarde te kunnen komen. Fase 5 – Excelleren en transformeren Alle medewerkers zijn er in deze fase van doordrongen dat de kwaliteit intern en extern verankerd moet zijn. Kwaliteitszorg maakt in deze organisatie deel uit van de kernwaarden/attitude van het personeel. De organisatie behoort in haar branche tot de besten. 1 Kwaliteitsmodel voor overheidsorganisaties, Bestuursacademie Nederland, 2000 12 Als met deze indeling in organisatieontwikkeling naar het Wot wordt gekeken, dan wordt duidelijk dat de doelstellingen met het Wot zich in verschillende stadia van organisatieontwikkeling bevinden. Het is echter niet reëel om te verwachten dat het Wot na een jaar al in het vijfde ontwikkelingsstadium zit en daarmee dus alle voorgaande verankerd heeft. Het Wot is samengesteld uit deelnemers van organisaties die in de eerste fase of aan het begin van de tweede fase zitten. Het Wot heeft in het eerste jaar dat het bestaat grote stappen gemaakt in het zich ontwikkelen naar een organisatie die stevig verankerd is in de tweede fase. Voorzichtig wordt bewogen naar de derde fase. Het is echter niet realistisch om te wensen of te verwachten dat het Wot al in staat is regie te voeren op de gehele keten. Er wordt binnen het Wot wel samengewerkt tussen de partners in het Wot. Deze samenwerking wordt ook door de deelnemers als buitengewoon inspirerend, bevredigend en effectief beschouwd. Maar zoals al in §1.2 is geconstateerd is er nog een groot punt van zorg en aandacht als het gaat om het handelen in mandaten. Dit punt is ook voorlopig nog niet opgelost. Dat betekent dat de tweede doelstelling ‘Specialistische ondersteuning heeft op verzoek van de casemanagers een maatwerkaanbod beschikbaar.’ niet realistisch is in het huidige ontwikkelingsstadium van het Wot. Dit geldt ook voor de vierde doelstelling ‘Het Wot heeft toegang tot alle zorg en ondersteuning, in samenspraak met de bestaande toegangen, tot een uniform en samenhangend proces ontwikkelt.’ Bij de doorontwikkeling van het Wot moet een meer realistisch beeld bestaan over de mogelijkheden en onmogelijkheden in ketenregie. Overspannen verwachtingen op dat vlak helpt het team niet en uiteindelijk komt het de Schiedammer niet ten goede. Beter is het te excelleren in de fase waarin je je bevindt, dan te willen voldoen aan de eisen van een fase waar je nog lang niet aan toe bent. Dit ontslaat ons overigens niet van de plicht om te streven naar hogere fasen, maar gezond realisme is hierbij wel essentieel. 2.1. Methodiekontwikkeling In zomer van 2013 is een tussenevaluatie van het Wot verschenen. In deze tussenevaluatie is geconstateerd dat de ambities op het vlak van methodiekontwikkeling erg groot zijn en ook niet zijn waar te maken in zo’n korte tijd. Het Wot heeft in het eerste jaar veel tijd besteed aan teamvorming en aan het bekend maken van het team. In beide taken is het team meer dan geslaagd. Het Wot is in korte tijd een begrip geworden in Nieuwland en de rest van Schiedam. Ook is er brede lof voor de teamvorming die heeft plaatsgevonden. Dit is voor een deel ten koste gegaan van het ontwikkelen van een nieuwe methodiek. Methodiekontwikkeling hoort wel bij de eerste fase van organisatieontwikkeling, dus het is wel reëel om deze opgave in dit stadium bij het team neer te leggen. In de tussenevaluatie is geconstateerd dat er een langere adem nodig is voor deze methodiekontwikkeling en dat dit ook zijn beslag moet krijgen in de doorontwikkeling van de komende jaren. In het kader van deze evaluatie kan daaraan worden toegevoegd dat Schiedam hierin niet het wiel alleen hoeft uit te vinden. In heel Nederland wordt geëxperimenteerd met sociale teams en op basis hiervan kunnen lessen getrokken worden. De inzichten over wat de beste manier van werken is, worden nog dagelijks aangevuld. Dat neemt niet weg dat er wel het positieve opmerkingen te maken zijn over de methodiekontwikkeling tot nu toe. Door het bureau LPBL is een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) gemaakt. In deze evaluatie wordt de methodiek van het Wot zo goed beschreven, dat deze tekst hier letterlijk is overgenomen. In de MKBA zetten wij deze (verwachte) werkwijze af tegen de gebruikelijke manier van werken: Grootste verschillen gebruikelijke werkwijze en werkwijze WOT Gebruikelijke werkwijze Werkwijze casemanager Alle organisaties zien het probleem breed, maar pakken Casemanager heeft (deels) mandaat om problemen het op in eigen koker breed op te lossen (mag dwars door deuren heen) én kennis door team van specialisten Niemand heeft regie over het geheel casemanager verleent niet extra zorg, maar regelt de zorg goed Zorgverlening blijft “hangen” en wordt niet weggezet. Kortdurend even behandelen, dan afschalen Zorgverleners horen niet alles, burger vertelt alleen over het onderwerp waarvoor de zorgverlener komt (Gespecialiseerde) zorgverleners zitten relatief ver van de burger waardoor het lang duurt voordat effectieve hulp van de grond komt Casemanager krijgt tijd (flexibele ureninzet) om vertrouwen op te bouwen en omdat ze “voor alles” komt, hoort ze veel meer. Team van gespecialiseerde casemanagers naar de voorkant bij elkaar gehaald in de wijk waardoor snellere (en effectievere) hulp geboden kan worden. 13 De werkwijze heeft op hoofdlijnen vijf directe effecten (A tot en met E). Kort samengevat: a. Door de outreachende aanpak wordt de zorg- en hulpverlening eerder ingezet en is het bereik groter. Hierdoor zijn er naar verwachting minder escalaties, maar de interventiekosten nemen ook toe. b. De aanpak levert besparingen op. Allereerst gaat het team uit van de eigen kracht van mensen. Hierdoor lossen mensen zelf meer op, waardoor hun zelfrespect en kwaliteit van leven stijgt. Tegelijkertijd leidt dit tot meer substitutie van professionele hulp en dus minder organisatiekosten. Ten tweede is een bescheiden besparing mogelijk op afstemming en coördinatie. Waar deze afstemming in het verleden tussen organisaties plaatsvond, kan een deel hiervan nu binnen het team. Dit bespaart tijd en geld. Tot slot is een groot deel van de aanpak nu al nieuw voor oud gefinancierd en levert dus besparingen op bij de deelnemende organisaties. c. De casemanagers bieden korte of langdurige hulpverlening en pakken zelf problemen in het huishouden aan. Ook doen zij voorwerk voor andere hulpverlening, die daardoor effectiever kan werken. Daarnaast komen de casemanagers regelmatig thuis over de vloer. Deze aandacht zelf kan positieve effecten hebben (bijvoorbeeld uitstroom naar werk) en kan waardevolle signalen opleveren voor andere hulpverleners, waardoor deze ook weer effectiever kan werken. Zowel door het vaker over de vloer komen, als door de aanpak van het hele huishouden op een integrale manier, kan in een deel van de gevallen het WOT team effectiever zijn dan losse hulpverlening. d. Er is mogelijk minder terugval na het doorlopen van het traject, omdat trajecten niet worden afgesloten en huishoudens in beeld blijven. e. Tot slot leidt de aanwezigheid van het team en de ontwikkeling (in de toekomst) van sociale steunstructuren in de wijk mogelijk tot minder overlast en onveiligheid door de initiatieven die worden ontplooid en de smeeroliefunctie (bewoners met elkaar in contact brengen en conflicten oplossen). De effecten zijn deels organisatorisch/kostenbesparend en deels maatschappelijk (sociale stijging en leefbaarheid). Organisatorische effecten (A en B) De aanpak is laagdrempelig en outreachend. Hierdoor worden meer huishoudens met problemen eerder bereikt. Wanneer in deze huishoudens extra zorg (professionele trajecten) wordt ingezet, leidt dit op korte termijn tot hogere interventiekosten. Daartegenover staat dat de Eigen Kracht en het netwerk van de huishoudens (meer) wordt aangesproken. Deze benadering en het ‘naast’ een huishouden gaan staan van de generalist, leiden ertoe dat een deel van de interventies door de casemanagers en (het netwerk van) het huishouden zélf wordt uitgevoerd in plaats van door professionals. Dat leidt tot een kostenbesparing bij de reguliere spelers in het veld van onder meer welzijn, jeugdzorg, opbouwwerk et cetera (efficiencywinst). Daarnaast wordt bespaard op coördinatiekosten. De betrokken organisaties kunnen ook besparen wanneer bij een succesvolle aanpak duurdere specialistische hulp en interventies niet of in mindere mate nodig zijn (zie hieronder). Maatschappelijke effecten (D en E) De nieuwe aanpak leidt in potentie tot effectievere hulpverlening. Ingrijpen gebeurt in veel gevallen vroegtijdig waardoor wordt voorkomen dat problemen (verder) escaleren. Problemen worden in samenhang benaderd in plaats van afzonderlijk. Meer huishoudens weten dus stabilisatie of sociale stijging te bereiken. De verbeterde positie van de huishoudens leidt tot vermeden maatschappelijke kosten. Denk daarbij aan minder uitkeringen, uithuisplaatsingen, maatschappelijk opvang, alternatieve scholingstrajecten, dure (tweedelijns)zorg en kosten voor politie en justitie door minder incidenten en criminaliteit. Door de blijvende monitoring en ondersteuning daalt het aantal huishoudens dat terugvalt in de problematiek. De sociale cohesie en leefbaarheid kunnen ook direct toenemen doordat het team zichtbaar present is in de wijk en er (in de toekomst) meer aandacht is voor het ontwikkelen van sociale steunstructuren. 2.2. Maatwerkaanbod door specialisten In de inleidende paragraaf zijn opmerkingen gemaakt over de ontwikkelingsfase van het Wot. Hierbij is aangegeven dat deze subdoelstelling te hoog gegrepen is, gezien de ontwikkelingsfase van het team. Het is wel mogelijk dat het Wot in gesprek gaat met aanbieders van specialistische hulp om te komen tot maatwerkafspraken. Het Wot is echter nog niet in de positie om dit ook af te dwingen. Tot zover het Wot dit kan afdwingen, zal dit altijd met ondersteuning vanuit de gemeente moeten plaatsvinden. Deze kan hierin de regie pakken. Dat kan door het maken van bestuurlijke afspraken met organisaties, door het inzetten van het subsidie-instrument, bij het aangaan van inkooprelaties of in het kader van Social Return on Investment. 14 2.3. Overlap in processen Een van de voordelen die genoemd wordt aan het werken met het Wot is dat het eenvoudiger is om de samenhang te bereiken. In deze evaluatie is al eerder benoemd dat het Wot hier zeker in slaagt als het gaat om de samenwerking in het Wot zelf. ‘We hebben het nu heel snel in de smiezen als cliënten lopen te shoppen. En dan komt ook omdat we allemaal natuurlijk van een andere organisatie zijn. We kunnen ook allemaal bij onze organisatie kijken: is hij hier bekend? Vaak zijn ze dat trouwens.’ (medewerker Wot) Lastiger wordt het als het om de samenwerking buiten het Wot gaat. Eerder in deze evaluatie is al ingegaan op de jeugdzorg, het RIAGG en de woningbouwvereniging. Toch worden er ook stappen gemaakt in de samenwerking met organisaties buiten het Wot. Dat gaat met de ene organisatie makkelijker dan met de andere. ‘Ik merk dat vooral bij grotere organisaties dat de mensen nog niet weten wat het Wot is. Als ik naar verschillende instanties bel, dan merk ik dat mensen zich afvragen: ‘Wat is in hemelsnaam een wijkondersteuningsteam?’ Ik denk dat daar nog wel wat te halen valt.’ (medewerker Wot) Er worden dus wel duidelijk slagen gemaakt in het tegengaan van overlap in processen, maar er is nog een lange (en taaie) weg te gaan op dat vlak. 2.4. Ketenregie Bij dit onderdeel van de evaluatie verwijzen we naar de opmerkingen in de beginparagraaf en paragraaf 2.2 Conclusies tweede doelstelling De ambities met het Wot zijn huizenhoog geformuleerd, zowel methodisch als organisatorisch. Dat het Wot deze ambities niet heeft kunnen waarmaken, is niet het team aan te rekenen, maar komt voort uit te hoog gespannen verwachtingen. Gezien de grote stappen die het team heeft weten te bereiken in het eerste jaar, mag verwacht worden dat in de nabije toekomst nog grote slagen gemaakt gaan worden door het team. De regierol die aan het Wot wordt toebedeeld ligt voor een belangrijk deel bij de gemeente zelf. 15 Resultaat 3: Doelgroep van het Wot Doelstellingen in de projectopdracht Instroom van de doelgroep is gerealiseerd via: Doorverwijzing vanuit de loketten: - Werk & Inkomen - Inloop loket Dreesplein - Het project Samen Buurten - WMO-loket en Informatie & Adviespunt Oost - Ouder Kind Centra en Zorg Adviesteams op de scholen Signalering vanuit wijknetwerken: - Zelfmelder, familie, buurtgenoten - Professionele netwerken als huisartsen, wijkprocesmanagers enzovoorts Inbreng van caseload door teamleden: - Caseload en wachtlijsten van deelnemende organisaties, daar waar de aanpak van het Wot voor gewenst is Teruggeleiding vanuit andere programma’s: - Teruggeleiding en nazorg na crisisinterventie, dwangmaatregelen en dergelijke - Teruggeleiding vanuit jeugdzorginstellingen Verder wordt in het projectplan over de doelgroep van het Wot het volgende opgemerkt: het Wot Nieuwland richt zich op de kwetsbare huishoudens. Dit zijn huishoudens die op twee of meer van de volgende gebieden (of een afgeleide hiervan) problemen ondervinden en die niet of beperkt in staat zijn om deze zelf op te lossen: - Financiën: leven onder de armoedegrens, of problematische schulden - Opvoeding: problemen met de opvoeding van de kinderen, gedragsproblemen van de kinderen en/of betrokkenheid van jeugdzorg - Participatie: sociaal isolement - GGZ: verslavingsproblematiek, psychopathologie, depressie - LVB: licht verstandelijk beperkten Sommige huishoudens komen niet in aanmerking voor de aanpak van het Wot: - een crisissituatie met bedreiging en welbevinden van de persoon zelf of kinderen, waar een specialist, bijvoorbeeld een arts, politie of GGZ direct moet ingrijpen - situaties waarbij de veiligheid van kinderen in het geding is, zonder dat er direct sprake is van een crisissituatie - situaties waar de regie op zorg, hulp en dienstverlening aan het hele huishouden belegd is bij een professional in het kader van overlastgevende multiproblematiek, OGGZ enzovoorts; - waar het huishouden met het eigen netwerk de meervoudige vragen prima weten op te pakken. Bij twijfel wordt altijd doorverwezen. 3.1. Aanmelding Een derde van de mensen die een beroep doen op het Wot hebben zichzelf aangemeld. Dit staaft de bewering dat de Nieuwlanders het Wot goed weten te vinden. De overige cliënten worden aangemeld door een verwijzende instantie. Het merendeel zijn cliënten die zich melden bij een organisatie die deelneemt aan het Wot. Het gaat dan om een verschuiving van de reguliere vraag naar het Wot. Een op de vijf mensen die bij het Wot zijn aangemeld, worden door een andere instantie doorverwezen. Opvallend zijn hierbij de politie en brandweer, die blijkbaar in hun taakuitoefening tegen schrijnende gevallen aanlopen. 16 Ook valt op dat Woonplus zeer weinig doorverwijst. Gezien het grote aantal cases dat een probleem op het gebied van huisvesting heeft, kan gesteld worden dat dit aantal zeker omhoog zou moeten. De nieuwe afspraken die nu met Woonplus worden gemaakt, brengen hierin naar waarschijnlijkheid verandering in. In het projectplan staat nog een groot aantal andere organisaties benoemd die zouden kunnen verwijzen naar het Wot. Deze organisaties komen (nog) niet voor in het lijstje. Dat kan betekenen dat het Wot daar onvoldoende bekend is. Bij de doorontwikkeling zal meer aandacht besteedt moeten worden aan de bekendheid van het Wot. Want de organisaties die het Wot wel kennen en daar naar doorverwijzen zijn erg blij dat het Wot bestaat. Een huisarts zegt daarover: ‘We kunnen er mensen naar toe verwijzen, wat erg prettig is voor ons. In het begin liep het doorverwijzen niet echt goed, maar nu verwijzen we veel door.’(huisarts in Nieuwland) En een andere huisarts merkt op: ‘We hebben de zekerheid dat als we iets over de schutting gooien, het ook goed terecht komt.’ (huisarts in Nieuwland) Ook speelt het Wot (nog) geen rol in de nazorg van andere (zwaardere) hulpverleningtrajecten, bijvoorbeeld na crisisinterventie. Het omgekeerde gebeurt naar de huisartsen ook te weinig: door hen wordt gevraagd om terugkoppeling over de vorderingen van de begeleiding in het Wot zodat ze daarmee rekening kunnen houden in hun behandelplan. Op dit moment is het Wot een van de plaatsen waar Nieuwlanders hulp kunnen ontvangen. Naast het Wot bestaat nog het ‘oude systeem’ van hulpverleningsorganisaties die hun eigen intake en loket hebben. Zo lang deze twee systemen naast elkaar bestaan, is het niet mogelijk om een echte doorbraak te forceren in de zorgstructuur. Ook wordt de behoefte geformuleerd om over de hele stad Sociale wijkteams te hebben. Nu lopen huisartsen er tegen aan dat een deel van hun patiënten wel naar een Wot kan worden doorverwezen en een deel niet. Ook ontstaan er problemen na verhuizing van iemand uit Nieuwland: ‘Een patiënt was tijdens het hulpverleningstraject naar een andere wijk verhuisd en vervolgens werd de hulp gestopt. Dit werd niet doorgegeven aan de huisarts. Alle vertrouwen weg en dus de patiënt zeer moeilijk te motiveren voor verdere begeleiding.’ (huisarts in Nieuwland) Op grond van deze constateringen wordt het wenselijk geacht om snel de Sociale wijkteams over de hele stad uit te rollen, waarbij wel de lessen worden getrokken uit deze evaluatie. Hierbij moet gedacht worden aan een 17 span of control van zo’n 12.000 – 15.000 inwoners. Bij een dergelijke omvang van de cases kan het team namelijk een omvang hebben van zo’n zeven medewerkers. Dit wordt als ideale omvang gezien: het team is dan groot genoeg om verschillende expertises te huisvesten, maar klein genoeg om echt een team te zijn. In de Schiedamse situatie zouden dan zes teams geformeerd moeten worden, waarbij naast het aantal inwoners, ook de weging van de problematiek per wijk van belang is. 3.2. Aard van de problematiek De meeste cliënten die door het Wot worden geholpen, hebben te kampen met problemen op het gebied van inkomen en/of schulden. Uit de registratie die handmatig is bijgehouden in Excel is niet te herleiden welke combinatie van problemen er zijn. Wel kan de volgende top 11 gepresenteerd worden, waarbij problemen met inkomens en schulden bovenaan staan. Ook scoren problemen op het gebied van huisvesting hoog. In het kader van de MKBA is door LPBL ook gesproken met de casemanagers van het Wot. Zij constateren het volgende: Uit het gesprek met de casemanagers bleek dat het wijkondersteuningsteam voor iedereen die langskomt of aangebracht wordt via instanties zoals scholen, buren, organisaties etc. in kaart brengt wat er aan de hand is. Als mensen aangebracht worden, gaan de casemanagers thuis langs. Er zitten - anders dan in het projectplan beschreven staat - toch ook wel crisissituaties bij. Al is het maar het in kaart brengen wat er aan de hand is, waarna de casus wordt overdragen. Andersom blijkt uit de registratie dat er ook huishoudens in de aanpak zitten met een enkelvoudige vraag. In tweederde van de gevallen bestaat de rol van het Wot in het uitvoeren van casemanagement. Bij een kwart van de hulpvragen kan worden volstaan met een kort advies of een enkelvoudig contact. In een beperkt aantal gevallen (15%) is het Wot een van de partijen in de hulpverlening. Het lage percentage enkelvoudige hulp valt op, omdat in de beeldvorming bij met name bij de leden van de Koersgroep, het beeld bestaat dat er erg veel eenvoudige vragen worden behandeld, waarvoor de Wotmedewerkers overgekwalificeerd voor zijn: ‘Zoals het nu is, is het meer gericht op alle Schiedammers, terwijl het meer gericht zou moeten zijn op Multiprobleemsituaties. De focus moet liggen op zwaardere gevallen en de lichtere gevallen zouden meer naar de informele setting moeten.’ (medewerker Wot) 18 De meningen over de vraag of het Wot zich moet richten op multiproblematiek of alle problematiek loopt sterk uiteen. De een wijst op het risico overstelpt te worden met hulpvragen en de ander geeft aan dat latente, zwaardere problemen een bijvangst kunnen zijn van het beantwoorden van eenvoudige hulpvragen. Ook wordt hierbij steeds het punt opgeworpen dat de rol van de informele zorg beter benut moet worden, om het (te) zware beroep op het Wot in te dammen. Bij de vijfde doelstelling wordt dieper ingegaan op het vraagstuk van het versterken van de eigen kracht. Iets meer dan de helft (53%) van deze cases was ook binnen het pilotjaar afgerond. Echter, om duidelijke uitspraken te kunnen doen over de doorloop van het Wot moeten de gegevens over een langere periode in beeld gebracht worden. Nu wordt het percentage afgesloten cases ‘vervuild’ door cases die recentelijk zijn opgestart Conclusies en aanbevelingen derde doelstelling Een belangrijk deel van de cliënten, namelijk een derde, weet het Wot op eigen kracht te vinden. De meeste Nieuwlanders worden echter doorverwezen door een professionele organisatie, waarbij vooral opvalt dat een aantal belangrijke organisaties niet doorverwijzen. De Wotmedewerkers weten hun rol als casemanager goed op te pakken. 19 Doelstelling 4: Cliëntvolgsysteem Doelstellingen in de projectopdracht Er is een cliëntvolgsysteem 4.1. Aanschaf cliëntvolgsysteem In de projectopdracht is het cliëntvolgsysteem stiefmoederlijk behandeld. Daar waar alle doelstellingen uitgebreid beschreven zijn, worden aan het cliëntvolgsysteem weinig woorden vuil gemaakt. Deze – ogenschijnlijke – matige interesse wordt weerspiegeld in de operationalisering: pas sinds september 2013 is het cliëntvolgsysteem in gebruik. Dat is rijkelijk laat te noemen: het project was toen al bijna een jaar aan de gang. Het gevolg hiervan is dat de administratie weinig professioneel is bijgehouden. Ook is het lastig om de meldingen van het Excelbestand te koppelen aan de invoer vanaf september 2013. Een goede registratie is onontbeerlijk om te kunnen beoordelen of de inhoudelijke doelstellingen van het Wot behaald worden. Ook is een goed registratiesysteem noodzakelijk om te kunnen monitoren of cliënten daadwerkelijk voor langere tijd geholpen zijn, of dat er sprake is van draaideurcontacten. Een belangrijke doelstelling van het Wot is Nieuwlanders duurzaam op weg te helpen om hun problemen meer vanuit eigen kracht op te lossen. Zonder goede monitoring kan dat niet goed gemeten worden. 4.2. Registratie door deelnemers Een bijzondere positie in het registreren van cliëntcontacten is MEE. Deze organisatie wordt gefinancierd vanuit de AWBZ en moet verantwoorden aan het zorgkantoor. Dat betekent dat de medewerker van MEE een aparte administratie bij moet houden over de cliënten met een lichtverstandelijke beperking. Deze dubbele administratie is een echte tijdvreter en doet de wenkbrauwen soms fronzen van de projectleider en de coördinator. MEE gaat er van uit dat deze dubbele administratie achterwege kan blijven als de verantwoordelijkheid voor dit deel van de AWBZ overgaat naar de gemeente. 4.3. Kenmerken van de cliënten In deze paragraaf worden de gegevens uit de administraties gepresenteerd en daar waar mogelijk, worden hieraan conclusies verbonden. De gegevens van beide registraties worden daar waar mogelijk samengevoegd, waarbij wordt opgemerkt dat beide systemen niet altijd hetzelfde registreren. 4.3.1. Aantal aanmeldingen In de pilotperiode (1 november 2012-1 november 2013) zijn in totaal 207 Schiedammers aangemeld bij het Wot. Bij de start van het Wot zijn 28 cases overgenomen van het Wijkzorgteam Nieuwland (WZT) en van Stichting MEE. Vervolgens zijn er iedere maand tussen de 11 en 19 aanmeldingen geweest. In de maand augustus is een duidelijke dip waar te nemen in het aantal aanmeldingen. De vakantieperiode kan hiervoor een verklaring zijn. 20 4.3.2. Woonbuurt van de cliënten De cliënten van het Wot wonen verspreid over de wijk. Zeer opvallend is de ongelijke verdeling over de buurten in Nieuwland: de meeste aanmeldingen komen uit de Nolensbuurt en de Wibautbuurt. Uit de Vakbondsliedenbuurt komen in het geheel geen aanmeldingen. Met deze informatie kan de zorg op maat verder worden aangepast: bekeken kan worden of er meer collectief aanbod kan plaatsvinden in bepaalde buurten. De grootste groep cliënten is tussen de 28 en 45 jaar oud. Nieuwland is een jonge wijk en dat is terug te zien in de leeftijd van de cliënten. Toch valt het geringe aantal ouderen op, een groep die toch als kwetsbaar wordt beschouwd. Door de coördinator van het Wot is als verklaring hiervoor aangevoerd dat het ouderenwerk de ondersteuning goed heeft geregeld voor deze groep, waardoor een beroep op het Wot minder vaak noodzakelijk is. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in het cliëntenbestand: 56% van de cliënten van het Wot is vrouw. Een meerderheid (55%) van de cliënten heeft kinderen te verzorgen. Opvallend is hierbij dat het aantal eenoudergezinnen groter is dan het aantal gezinnen met twee opvoeders. 21 Ook valt het hoge aantal personen op dat inwoont bij iemand anders die geen familie is. Dit kan een indicatie zijn voor kwetsbare situaties als er geen goede afspraken gemaakt zijn met degene bij wie wordt ingewoond: er is immers geen sprake van een huurcontract met formele rechten en plichten. Conclusies vierde doelstelling Het Wot heeft veel hinder ondervonden van het ontbreken van een adequaat registratiesysteem. Uit de analyse van de handmatige administratie komt naar voren dat de cliënte van het Wot vooral uit de Nolensbuurt en de Wibautbuurt komt, tussen de 28 en 45 jaar is. De meerderheid van de cliënten heeft kinderen, waarbij in de helft van de gevallen sprake is van een eenoudergezin. 22 Doelstelling 5: Versterken eigen kracht Doelstellingen in de projectopdracht Er zijn sociale steunstructuren rond huishoudens ontwikkeld: 1. Niet georganiseerde netwerken van bewoners zijn in kaart gebracht en worden benut. 2. Mantelzorgers hebben de beschikking over toegankelijke vormen van individuele ondersteuning. 3. Het Wot is nauw aangesloten op het vrijwilligerssteunpunt waardoor vraag en aanbod met elkaar verbonden worden. 4. Vrijwilligersnetwerken als Samen Doen worden betrokken bij activiteiten van het Wot. 5. Een klussendienst als Buurtkracht Oost levert een bijdrage aan activering en aan zelfredzaamheid. De centrale opdracht aan het Wot is – naast het organiseren van samenhang in de zorg – het versterken van de eigen kracht van de Schiedammers. Met de mate waarin het Wot er in slaagt dit op een andere manier te organiseren, bepaalt het succes van het Wot. 5.1. Netwerken bewoners en mantelzorgondersteuning In het Wot wordt gewerkt met een zelfredzaamheidmatrix, een instrument waarmee op systematische wijze de zelfredzaamheid van een cliënt in beeld wordt gebracht. Hiermee wordt het netwerk om een bewoner in kaart gebracht. Deze manier van werken is wennen, zowel voor de hulpverleners als voor de Nieuwlanders: ‘De burgers zijn wel kwetsbaar, maar ook heel verwend. Zij hebben zoiets van: ‘Jij bent toch de hulpverlener, ik kom hier toch bij jou.’ Om dat te doorbreken, dat heeft tijd nodig.’ (medewerker Wot) Cliënten voelen ook schroom om hun eigen vrienden- en familienetwerk in te zetten, omdat die het te druk hebben: ‘Nee, dat [de mate van steun vanuit de omgeving] valt wel mee. Mijn zus heeft het nu heel druk. Ze heeft net een koophuis gekocht. En ze heeft samen met mijn moeder een paard, want ze werkt fulltime.’ (cliënt Wot) Ondanks deze aarzelingen bij de cliënten constateren zowel de Wotmedewerkers als de cliënten dat er belangrijke stappen zijn gezet in het vergroten van de zelfredzaamheid. De medewerkers leren steeds beter op hun handen te gaan zitten en de Nieuwlanders worden steeds beter zelf in positie gebracht: ‘Je leert creatief te kijken. Het was plat gezegd: een schop onder mijn hol. Die had ik ook wel nodig om weer de draad op te pakken. Tjakka. Ik had een zetje nodig. Het was voor mij ook een lichtpuntje in het donker, gaf me ook rust. En ik was weer trots.’ (cliënt Wot) Door de projectleider wordt geconcludeerd dat het opbouwen van netwerken rond de huishoudens veel werk kost. Toch zijn er in iedere casus stappen te zetten, al zijn ze nog zo klein, want het is vaak ‘…hopeloos gesteld bij deze gezinnen met hun eigen netwerk.’ Het kost dus veel tijd, maar het moet wel gebeuren, om deze Schiedammers weer eens stap verder te helpen in de zelfredzaamheid. Dat dit nog onvoldoende gebeurt wordt door een van de leden van de Koersgroep als volgt verklaard: ´Het geven van betekenis aan termen als eigen kracht, mensen in beweging krijgen, laten zien dat je er toe doet. We zijn nog te kort bezig met het team om de focus op de buitenwereld al te hebben. Een beginnende groep is in het begin vooral met zichzelf bezig en na de consolidatiefase krijgt de groep meer ruimte voor de buitenwereld. Ik vermoed dat de groep nog sterk bezig is met het inzetten van mensen voor elkaar, maar nog niet de grotere verbanden kan leggen.’ (manager deelnemende organisatie) Deze analyse van de fase waarin het team zit verklaart waarom de teamleden op dit moment wèl goed in staat zijn om de bewoners in beweging te krijgen om de vraagstukken zelf op te pakken, maar nog een slag te slaan hebben als het gaat om het activeren van het netwerk om de Nieuwlanders heen. In het bewaken van het netwerk van mantelzorgers rond cliënten kan het Wot is om dezelfde reden ook nog flinke slagen maken. Hierbij moet ook de verbinding worden gelegd met de voormalige Stichting Mantelzorg 23 die inmiddels is ondergebracht bij het maatschappelijk werk. Het Wot hoeft ook niet zelf de mantelzorgers te begeleiden, het Wot kan ook bewaken of de mantelzorg en de respijtzorg goed georganiseerd wordt. 5.3. Vrijwilligerssteunpunt, vrijwillige netwerken en Buurtkracht (Oost) Het welzijnswerk maakt deel uit van het Wot en de waarde hiervan blijkt verrassend te zijn voor de andere deelnemers. De coördinator gaf aan dat hij zeker in het begin zijn reserves had en zich afvroeg wat de meerwaarde zou zijn. Inmiddels is hij hier op teruggekomen omdat blijkt dat de medewerkster van SWS Welzijn iedereen kent. Zij brengt op die manier mensen met elkaar in verbinding, al ‘…is het daarbij nog wel vaak de lamme die de blinde helpt.’ Ook anderen benadrukken dat het koppelen van vrijwilligers alleen kan als er sprake van persoonlijk maatwerk is: ´Specifieke taken kunnen absoluut worden overgedragen aan mantelzorgers en vrijwilligers. Je moet het dan wel klein houden, zodat je de persoonlijke touch kan houden met de mensen. Het gaat niet werken als je een grote kaartenbak hebt, waar je willekeurige mensen aan elkaar koppelt: het moet echt persoonlijke match zijn. De professional moet een rechtstreekse lijn hebben met mensen en van daaruit de koppeling kunnen maken.’ (manager deelnemende organisatie) Er is brede consensus over de grotere rol die gespeeld kan worden door vrijwilligers. Zo geven veel leden van de Koersgroep aan dat eenvoudige, enkelvoudige vragen veel meer dan nu het geval is, weggezet kunnen worden bij vrijwilligers. Het gaat dan om ondersteuning bij administratie, meegaan bij het bezoeken van instanties, het bieden van informele zorg en maatjesprojecten. Ook wordt gewezen op de rol die kerken hierbij kunnen spelen in het koppelen en begeleiden van vrijwilligers. In het tegengaan van eenzaamheid en de nazorg van een Wottraject worden vrijwilliger een belangrijke rol toegedicht. Een specifieke vorm van vrijwillige ondersteuning is het inzetten van ervaringsdeskundigen. Dat is een methodiek die heel bruikbaar kan zijn, maar wel onder goede begeleiding plaats moet vinden. In de wijken Groenoord en Zuid zijn zelfs groepen bewoners opgestaan die aangeeft graag betrokken te willen worden bij de ondersteuning van buurtbewoners. Bij de doorontwikkeling van het Wot en de uitrol over de stad, zal deze groep uitdrukkelijk betrokken moeten worden. De samenwerking met het vrijwilligerssteunpunt en het project Buurtkracht (dat zich niet meer alleen richt op Oost) moet ook nog verder vorm krijgen. Voor beide projecten geldt dat deze lange tijd een impasse hebben gekend door gebrek aan coördinatiekracht. Sinds augustus/september 2013 hebben zowel Buurtkracht als het Vrijwilligerssteunpunt een doorstart gemaakt en kan er toegewerkt worden naar een samenwerking met het Wot. Bij beide projecten moeten de opmerkingen ter harte genomen worden die door leden van de Koersgroep worden gemaakt: het koppelen van vrijwilligers kan alleen dan succesvol zijn, als er sprake is van een persoonlijke band tussen mensen. Vanuit Werk en Inkomen is begin 2013 het initiatief genomen om organisaties die actief zijn in de schulddienstverlening samen te laten werken. Onder andere MDNW, Your Anchor, SeniorenWelzijn, Humanitas en de Formulierenbrigade hebben het Netwerk Schuldenpreventie gevormd. Inmiddels is ook Vluchtelingenwerk aangehaakt en worden verkennende gesprekken met andere partijen gevoerd. Het netwerk ondersteunt Schiedammers met schulden en proberen Schuldhulpverlening te voorkomen. Waar dit niet lukt dragen zij Schiedammers netjes en geordend over aan Schuldhulpverlening. Conclusies vijfde doelstelling De medewerkers van het Wot blijken goed in staat te zijn om ‘op de handen te gaan zitten’ en de Nieuwlanders zelf verantwoordelijk te maken voor hun eigen ondersteuning. Het team weet er minder goed in te slagen om het eigen netwerk van de Nieuwlanders te mobiliseren. De reden hiervoor is tweeledig: het kost heel erg veel tijd van de Wotmedewerker, zeker in de aanloopfase. Het is dan sneller om het op de oude manier op te lossen. Ook is er nog een omslag in denken nodig bij Nieuwlanders die vinden dat ze hun netwerken niet mogen belasten met ondersteuningsvragen. Ook het betrekken van vrijwilligers via specifieke projecten is achtergebleven, deels omdat deze projecten zelf nog met aanloopproblemen te kampen hebben gehad. De waarde van vrijwilligers wordt breed onderkend, maar er wordt wel aandacht voor gevraag dat koppelingen alleen tot stand kunnen komen als er sprake is van een persoonlijke band tussen ondersteunde en vrijwilliger. 24 Onderzoeksvragen uit de projectopdracht In de projectopdracht is een aantal vragen geformuleerd waar het project antwoord op moet geven. Deels zijn deze vragen al beantwoord in deze evaluatie. Daar waar nog vragen open staan, worden deze hier beantwoord. 1. In relatie tot het Lokaal Zorgnetwerk is een aantal vragen waarover advies kan worden gegeven: a. Onderzoek welke mate van complexiteit niet door het Wot in behandeling genomen kan worden. b. Wie heeft de regie als het Lokaal Zorgnetwerk complexere problemen ‘in handen krijgt’. c. Hoe ontwikkelt de rol van het Lokaal Zorgnetwerk zich in verhouding tot de integrale benadering van het Wot? Wanneer er gekozen wordt voor een uitrol van het Wot over de gehele stad, is het niet meer noodzakelijk om een apart Lokaal Zorgnetwerk in stand te houden. Het Lokaal Zorgnetwerk is namelijk het overleg waar hulpvragen samenkomen en integraal worden opgepakt, daar waar er sprake is van stagnatie tussen de verschillende hulpverlenende organisaties. In het Wot vindt de integrale afstemming plaats en vervallen deze dilemma’s, als het goed is. 2. Adviseer over de primaire processen voor het Wot in het licht van specifieke deskundigheid. De meerwaarde van het Wot is dat er verschillende medewerkers met verschillende deskundigheden aanwezig zijn. In de basis zijn ze allemaal opgeleid tot maatschappelijk werker, maar daarboven hebben ze elk een meerwaarde. Deze meerwaarde brengen ze in het team in en dat maakt dat het inderdaad mogelijk is om op integrale wijze de cliënten verder te helpen. 3. Adviseer over de gewenste samenstelling van het kernteam Wot in het licht van de specifieke deskundigheid. Uit deze evaluatie komt naar voren dat de huidige samenstelling als zeer positief wordt ervaren, er zijn dus geen organisaties die nu deelnemen aan het Wot waarvan de meerwaarde niet gezien wordt. Wel is een aantal disciplines benoemd die een toegevoegde waarde zouden kunnen vormen: - GGZ, of POH-GGZ - Jeugdzorg - Ouderenzorg - Werk & Inkomen - Schuldhulpverlening Ook is geconstateerd dat het Wot zowel behandelplek moet zijn als toegangspoort tot de zwaardere zorg. In de jeugdzorg gaat gewerkt worden met een diagnostische schil rond de jeugdhulpverlening die de screening gaat doen bij zwaardere hulpvragen. Geadviseerd wordt dit in de breedte te organiseren voor het Wot. Zo kan ook de indicatiestelling door ROGplus gekoppeld worden aan het Wot. De medewerkers van ROGplus zijn geen hulpverleners en zij kunnen dus ook niet de gesprekken rond psychosociale problematiek voeren. Zij zijn echter wel zeer goed in staat om aan vraagverheldering te doen en daarmee een groot deel van de (enkelvoudige) vragen af te vangen. 4. Hoe is de relatie met het Interventieteam en onderzoek de mogelijkheid beide teams in één organisatie op te laten gaan. In de Wijk Oost ligt op dit moment een acute vraag om interventie, handhaving en hulpverlening gelijktijdig te organiseren. Uit de analyse waar de cliënten van het Wot vandaan komen, wordt duidelijk dat politie en brandweer ook met meldingen komen omdat zij schrijnende gevallen in hun taakuitoefening tegen komen. Het samengaan van het interventieteam met een hulpverleningsteam heeft echter wel het nadeel dat handhaving en hulp hand in hand gaan. Dat kan het hulpverleningstraject negatief beïnvloeden omdat hulp dan gekoppeld wordt aan de negatieve aspecten die aan handhaving kunnen hangen. De vertrouwensrelatie met de hulpverlener staat dan ernstig onder druk. Wel is het belangrijk om de werkzaamheden van een interventieteam goed af te stemmen met het Wot: daar waar men zaken tegenkomt die om een vervolg vragen, kan daarop snel worden doorgepakt. 5. Onderzoek op welke lokale overlegstructuren het Wot aanvullend is en op welke overlappend. Adviseer over de gewenste situatie. Deze vraag is lastig te beantwoorden omdat het Wot op dit moment een systeem is naast de bestaande systemen. Dat betekent dat er per definitie sprake is van veel overlap. Op het moment dat het Wot wordt uitgerold over de hele stad, ontstaat een nieuwe situatie waarbij kritisch moet worden gekeken welke 25 overlegstructuren toch nog zinvol zijn, en welke zouden kunnen verdwijnen. Het Lokaal Zorgnetwerk zou in ieder gaval kunnen verdwijnen (zie ook het antwoord op de eerste vraag). Ook zal de rol van het CJG veranderen. Een deel van de taken wordt overgenomen door het Wot en hoeft dus niet meer door deze organisaties worden uitgevoerd. Wat dit betekent voor de zorgteams in het onderwijs zal mede bepaald worden aan de hand van de evaluatie van de voorloperaanpak. 6. Onderzoek de aansluiting van de werkzaamheden van het Wot op de eerste- en tweedelijnsvoorzieningen en adviseer over de aanpak van mogelijke knelpunten. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar paragraaf 1.2. en het antwoord bij vraag 10. 7. Onderzoek en adviseer over het meest geschikte ICT registratiesysteem. Er is inmiddels een registratiesysteem aangeschaft. Dit systeem blijkt echter moeilijk aan te sluiten op de registratiesystemen die bij de deelnemende organisaties in gebruik zijn. Ook laat de gebruiksvriendelijkheid te wensen over: het is erg lastig om managementinformatie uit dit systeem te halen. Aanbevolen wordt om aan te sluiten bij een informatiesysteem dat maximale aansluiting heeft op de systemen van andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars. 8. Onderzoek de mogelijkheid van budgetbeheer door de casemanager voor de inkoop van aanvullende zorg en ondersteuning en geef hierop advies. De financiering van de zorg is op dit moment een vraagstuk waar de gemeente Schiedam in de breedte een antwoord op moet formuleren. Met de overheveling van taken in de Jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet komt de financiering en inkoop van de zorg in zijn geheel in beeld. Het is niet verstandig om hangende deze brede discussie vooruit te lopen met het Wot en decentrale inkoop te faciliteren. Op termijn – wanneer heel Schiedam sociale wijkteams kent – zal hier wel de kennis en ervaring aanwezig zijn, van de behoefte aan zorg. De Sociale wijkteams kunnen dan in beeld brengen aan welke vorm van zorg en ondersteuning behoefte is. Maar het Wot zal hierbij een adviserende stem hebben, niet de rol van inkoper. Dat is namelijk een vak op zich en moet ook niet decentraal worden georganiseerd. 9. Onderzoek welke competenties de mensen in het Wot nodig hebben om breed te kunnen kijken, keukentafelgesprek te voeren, de omgeving in te schakelen, te handelen enzovoorts. Onderzoek welke instrumenten voor competentieontwikkeling kunnen worden ingezet. Het team van het Wot heeft zich het afgelopen jaar ontwikkeld in het breed kijken en het voeren van keukentafelgesprekken. Het onderdeel van het betrekken van de eigen omgeving zal in de komende periode verder ontwikkeld moeten worden. 10. Adviseer over het gewenste mandaat van de casemanager. In paragraaf 1.2. wordt geconstateerd dat het mandaat van de casemangers vaak niet goed geregeld is. Er is geen sprake van doorzettingsmacht als het gaat om Werk & Inkomen, huisvesting, jeugdzorg of tweedelijnszorg. Voor een deel van de voorzieningen zal het Wot en de medewerkers nooit een mandaat kunnen krijgen. Het verstrekken van uitkeringen moet onder bepaalde condities gebeuren en kan niet zomaar gemandateerd worden. Ook ten aanzien van de geestelijke gezondheidszorg zal er altijd een eigen verantwoordelijkheid blijven bestaan bij de hoger of anders gekwalificeerde hulpverleners. Deze rolverdeling wordt ook onderkend door de medewerkers van het Wot. Belangrijker dan mandaten, in de zin dat een Wotmedewerker kan overrulen, is dat de positie van het Wot en de medewerkers van het Wot serieus genomen wordt. Als hulpverleningstrajecten stuk lopen op institutionele starheid, verliest het Sociale wijkteam en de medewerkers aan geloofwaardigheid. Het Sociale wijkteam wordt dan een van de velen die stuklopen op de bureaucratie. Belangrijker dus dan het optuigen van mandaten is dat de gemeente duidelijk stelling kiest voor de positie van het Sociale wijkteam. Dat betekent het maken van bilaterale afspraken met organisaties als Woonplus. Het betekent dat er in subsidievoorwaarden eisen worden gesteld aan de mate waarin medewerking wordt verleend aan het Sociale wijkteam èn dat er ook op wordt gestuurd als de afspraken achterblijven. Dat vraagt om een duidelijke koers van de gemeente op ambtelijk en bestuurlijk niveau. Een koers die consequent wordt gevaren zodat de hulp aan de Schiedammers inderdaad minder complex en meer integraal wordt. Dit vraagstuk is groter dan de vorming van de Sociale wijkteams in Schiedam. Ze komen terug in de projecten ‘Inkoop van zorg’, ‘Toegang van de zorg’ en ‘Alternatieve arrangementen’ van het Programma Sociale Infrastructuur. 26 11. Onderzoek de meest wenselijke omvang van de caseload voor de sociaal werker in relatie tot de aard van de problematiek, de competenties van de professional, de organisaties uit de tweede schil enzovoorts. De caseload is op dit moment laag te noemen. In de opstartfase is deze achtergebleven ten opzichte van de reguliere caseload van de medewerkers. Dit wordt ook als punt van aandacht benoemd in de MKBA. In de bespreking van de evaluatie met de Koersgroep liepen de meningen ook sterk uiteen over de juiste caseload. De ene partner vond de caseload die in de MKBA wordt voorgesteld, te hoog. Andere partners vonden het ambitieniveau te laag. De caseload hangt ook af of het Sociale wijkteam alle vragen behandelt of alleen complexe vraagstukken. Wat de juiste caseload zou moeten zijn, is een vraagstuk dat niet alleen door Schiedam beantwoord kan worden. Sterker nog, er is een landelijke leerkring waar deze vraag voorlicht. Deze vraag wordt daarom geparkeerd. 12. Onderzoek de wenselijkheid en mogelijkheden van burgerparticipatie. Het is meer dan wenselijk dat Schiedammers een grotere rol spelen in de Sociale wijkteams. De mogelijkheden daartoe beginnen steeds meer vorm te krijgen met projecten als Buurtkracht, Netwerk Schuldpreventie, Schiedams Doen en het Servicepunt Vrijwilligers. Van belang daarbij is wel steeds dat er sprake is van de menselijke maat: Schiedammers die een persoonlijke klik hebben, kunnen ingezet worden als elkaars vrijwilliger. Zonder die klik is er geen mogelijkheid om iets voor elkaar te betekenen. 13. Onderzoek de maatschappelijke en financiële effecten van de toegepaste methode. Voor deze vraag verwijzen we naar de conclusies van de MKBA uitgevoerd door het bureau LPBL: De MKBA van het wijkondersteuningsteam is over het eerste jaar (nog) niet positief, … Uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse blijkt dat het WOT op dit moment nog geen positief maatschappelijk saldo oplevert. De financiële kosten-batenverhouding is kleiner dan 1. Dat wil zeggen dat iedere geïnvesteerde euro minder dan 1 euro oplevert. Dit komt vooral doordat de caseload nog laag is in relatie tot de huishoudens in de aanpak en er nog veel nieuwe huishoudens worden gevonden, waar extra zorg wordt ingezet. Gezien de fase waarin het team zich bevindt, is dit geen verwonderlijke conclusie. Het vraagt een investering om het team neer te zetten en de wijk en haar bewoners goed te leren kennen. Wanneer daarnaast het team ook wordt uitgebreid met werk & inkomen, jeugd en eventueel wonen en er wordt gestuurd op substitutie o.a. door de ontwikkeling van sociale steunstructuren, ligt het in de lijn der verwachting dat het WOT de komende jaren uitgroeit tot een aanpak met een positief rendement. ...maar heeft potenties om uit te groeien tot een positieve casus… De baten van de aanpak kunnen aanzienlijk toenemen, wanneer de caseload toeneemt. De ervaring in andere steden laat zien dat dit ook het geval is. Het team wordt geroutineerder en de opstartkosten vervallen. Ook blijkt dat huishoudens die in een bepaald jaar intensief zijn geholpen, na verloop van tijd nog wel aandacht nodig hebben, maar wel in mindere mate. Dat betekent dat de totale caseload groeit naarmate de aanpak langer loopt, maar dat een steeds groter deel relatief weinig aandacht nodig heeft. Daarnaast kan een meer integraal team leiden tot een toename in de effectiviteit en daarmee voorkomen escalaties. En zijn er goede mogelijkheden om te besparen op de organisatiekosten door nog meer nieuw voor oud te financieren. De verwachte kostenbatenverhouding voor een jaar in de eindsituatie is daarom 1,8. Tegenover elke geïnvesteerde euro, staat € 1,80 aan baten. …en levert op termijn per saldo besparingen op voor de gemeente. In de eindsituatie levert het WOT de gemeente per saldo besparingen op. De gemeentelijke kostenbatenverhouding is ingeschat op 1,55 wanneer de aanpak helemaal staat. Daar staat tegenover dat de gemeente de eerste jaren in deze preventieve aanpak moet investeren. In tijden van bezuinigingen is dat mogelijk tegenintuïtief, maar het alternatief is dat er bezuinigd wordt zonder dat daar een effectiviteitwinst en voorkomen escalaties tegenover staan. 27 Hoofdlijnennota sociale wijkteams in Schiedam Uitrol sociale wijkteams als onderdeel van de integrale toegang tot de zorg 27 februari 2014 1. Inleiding Voor u ligt in hoofdlijnen een voorstel voor het organiseren van de sociale wijkteams in Schiedam, als onderdeel van de toegang tot de zorg. Het is een vervolg op de evaluatie van het Project Wijkondersteuningsteam Nieuwland, dat onlangs gereed is gekomen. Het is tevens een volgende stap in de uitwerking van de Kadernota sociaal domein. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad van Schiedam en bevat een heldere visie op het versterken van de zorg voor kwetsbare Schiedammers. Deze stip op de horizon ziet er als volgt uit: De keten van de zorg voor kwetsbare Schiedammers is niet meer verkokerd georganiseerd. De Schiedammer staat centraal met al zijn of haar vragen op de verschillende leefgebieden. Dat betekent dat de hulp zodanig wordt georganiseerd dat één hulpverlener met één plan werkt voor één gezin. Dat betekent dat verschillende disciplines nauw samenwerken op basis van openheid, transparantie en onderling vertrouwen. De drie Wijkondersteuningsteams die tezamen heel Schiedam beslaan zijn exponent van deze manier van werken. Deze zullen aansluiten bij de jeugdzorg en het passend onderwijs. We verwachten dat we er op deze manier in slagen meer efficiënt en effectief te werken. Daarom zijn we in staat om de zorg voor kwetsbare Schiedammers betaalbaar te houden en het vangnet in stand te houden voor degenen die tussen wal en schip dreigen te raken. De gemeente heeft hierbij de taak om duidelijke doelstellingen aan het maatschappelijke veld te geven op basis waarvan deze zorg goed geregeld kan worden. De gemeente zal dus niet zelf de zorg aan kwetsbare Schiedammers leveren. Eind 2012 is voortvarend gestart met het opzetten van een wijkondersteuningsteam in de wijk Nieuwland. Deze pilot is gestart met de opdracht om een nieuwe integrale organisatie voor zorg en ondersteuning vorm te geven, werkende vanuit het principe ‘één regisseur, één plan en één gezin. Belangrijk doel van de pilot is om de ervaringen die (werkenderwijs) worden opgedaan te benutten bij de gemeentebrede uitrol van sociale wijkteams. De evaluatie laat zien hoe krachtig een integrale aanpak kan werken. De evaluatie geeft ook de noodzaak aan om nu stevig door te pakken. De gemeente moet de regie nemen in de doorontwikkeling van de toegang tot de zorg en een heldere lijn uitzetten voor het vervolg. In dit hoofdlijnenvoorstel wordt deze lijn gepresenteerd. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten benoemd die leidraad zijn voor de stappen die gezet moeten worden. In hoofdstuk 3 wordt een dienstverleningsmodel gepresenteerd dat ook goed aansluit bij de regionale (MVS) discussie over sturing en inkoop van zorg. Hoofdstuk 4 gaat over het organiseren van de sociale wijkteams. Hoofdstuk 5, tenslotte, geeft het financieel perspectief aan van deze ontwikkelingen. Pagina 2 van 9 2. Uitgangspunten De kaders voor het sociaal domein die in de gemeenteraad zijn vastgesteld zijn leidend voor de formulering van een aantal uitgangspunten. De meeste uitgangspunten zijn niet nieuw, maar het is belangrijk om deze hier apart te benoemen, omdat ze essentieel zijn voor het vervolg. Eén regisseur werkt met één plan voor één gezin Dit belangrijke uitgangspunt leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat het inrichten van integrale teams noodzakelijk is om echt werk te maken van één regisseur voor één gezin. De vraag is niet langer of er integrale teams moeten komen, maar hoe deze integrale teams moeten worden ingericht. Eén regisseur betekent niet automatisch één hulpverlener. Soms kan specialistische ondersteuning (bijvoorbeeld schuldhulpverlening) in het gezin nodig zijn, als de regie maar in één hand is. De gemeente voert regie De rol van de gemeente is om de sociale wijkteams optimaal te faciliteren in het uitvoeren van hun taken en scherp te sturen op het behalen van resultaten. De gemeente kan sturen door middel van subsidierelaties en contractuele afspraken met partijen. De gemeente participeert ook in de teams door het leveren van teamcoördinatoren. Een belangrijke taak van de coördinatoren is om de doorontwikkeling te maken naar hechte, integraal werkende teams. De sociale wijkteams werken gemeentebreed De pilot in Nieuwland heeft veel expertise opgeleverd. Het is nu tijd om deze expertise te benutten en in te zetten voor een gemeentebrede uitrol van de sociale wijkteams. In de verschillende nota’s wordt gesproken over drie sociale wijkteams. Dit aantal is onvoldoende. Uitgaande van een voedingsgebied van tussen de 10.000 en 15.000 inwoners per team (gebaseerd op landelijk ervaringen) zullen er zes teams gevormd moeten worden. Bijkomend voordeel is dat de teams dan relatief klein kunnen blijven (maximaal acht teamleden) en hierdoor slagkracht behouden. De sociale wijkteams zijn de entree tot de zorg Uitgangspunt is dat iedere Schiedamse burger met een zorgvraag terecht kan bij het sociale wijkteam in de eigen buurt of wijk. Dit mag een eenvoudige vraag zijn, maar kan ook multiproblematiek zijn. De consulenten werken integraal op het brede terrein van zorg voor alle Schiedammers van 0 tot 100 jaar. Uit de evaluatiegesprekken is de wens naar voren gekomen om brede sociale wijkteams te vormen, waarin zowel plaats is voor jeugd als voor volwassenen. Hierbij is de kanttekening gemaakt dat de belangen van de jeugd gewaarborgd moeten zijn en blijven. Gelet op de grote complexiteit van de transitie van de jeugdzorg, en het deels nieuwe taakveld, zullen de jeugdhulpverleners in de sociale wijkteams zich daarom in eerste instantie (blijven) richten op de jeugd in de leeftijd 0 tot 23 jaar. Op termijn wordt toegewerkt naar integrale hulpverlening voor het gezin. Pagina 3 van 9 De eigen kracht van burgers wordt gestimuleerd Een belangrijke opgave van de sociale wijkteams is het betrekken van het eigen netwerk bij de hulpvraag en het mobiliseren van vrijwillige ondersteuning. Dit betekent dat de sociale wijkteams de beschikking moeten hebben over netwerken van vrijwilligers die ondersteuning kunnen bieden aan mensen met een hulpvraag. De vraag kan gaan over ondersteuning bij licht huishoudelijk werk, tuinieren, gezelschap houden, respijtzorg, maar bijvoorbeeld ook over ondersteuning bij het op orde brengen van de financiële administratie. De netwerken die al actief zijn in de stad (zoals bijvoorbeeld Buurtkracht of het Netwerk Schuldpreventie) worden stevig verbonden met de sociale wijkteams. Professionele zorg is en blijft nodig voor de mensen die het op eigen kracht of met ondersteuning van vrijwilligers niet redden. Met oog voor de menselijke maat De burger wordt centraal gesteld. Er wordt goed geluisterd naar de hulpvraag en samen met de burger (en eventueel diegene die hem of haar ondersteunt) wordt gezocht naar de meest adequate oplossing. Dit vraagt creativiteit van de consulent, en biedt kansen voor maatwerk. De relatie met de burger gaat wel veranderen. Het startpunt is wat mensen zelf kunnen. De consulent wordt pas in laatste instantie zelf onderdeel van de oplossing, maar zorgt er wel voor dat problemen niet onaangeroerd blijven. De meest kwetsbare burgers, die niet zonder ondersteuning kunnen, mogen niet tussen wal en schip vallen. Het belang van het kind staat voorop Het belang van het kind moet altijd voorop staan. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat de belangen van het kind steeds worden meegewogen bij de besluiten die in het kader van de doorontwikkeling van de sociale wijkteams worden genomen. Couleur locale geeft glans Schiedam kent buurten en wijken met een eigen karakter. Zo kan een wijk (bijvoorbeeld) relatief veel ouderen hebben of relatief veel jonge gezinnen. De recent ontwikkelde stapelingsmonitor van voorzieningen geeft een goede indicatie van de kwetsbaarheid van personen en gezinnen in de verschillende wijken in Schiedam. De teams hebben in de basis dezelfde samenstelling en uitstraling, maar kunnen worden uitgebreid met specifieke deskundigheid die in een buurt of wijk nodig is. Om hier invulling aan te geven krijgt ieder nieuw team een ontwikkelopdracht mee. Hierbij kan gedacht worden aan: Oost/Centrum: nadruk op veiligheid en wonen (onder andere bestrijden van woonoverlast en het voorkomen van huisuitzettingen); Zuid: nadruk op sociale activering en participatie, waaronder het versterken van sociale netwerken en informele ondersteuning; Groenoord: nadruk op bestrijden van sociaal isolement bij ouderen; Spaland/Sveaparken: nadruk op opvoedingsvraagstukken en sociale cohesie; West: nadruk op het doorontwikkelen van resultaatmeting (zowel in output als outcome) en bekostiging. In het projectteam toegang tot de zorg worden de ontwikkelopdrachten definitief bepaald. Pagina 4 van 9 Leren van de ervaringen Op 1 november 2012 is in de wijk Nieuwland het Wijkondersteuningsteam van start gegaan. In het afgelopen jaar zijn in dit team veel waardevolle ervaringen opgedaan (zowel positief als negatief) met de nieuwe, integrale, manier van werken. Het is belangrijk dat bij de uitrol van de sociale wijkteams lering wordt getrokken uit deze ervaringen. Onlangs is de evaluatie van het Wijkondersteuningsteam gereed gekomen. In deze evaluatie is een aantal aanbevelingen gedaan voor het vervolg van werken met sociale wijkteams in Schiedam. Deze aanbevelingen worden betrokken bij de doorontwikkeling van de sociale wijkteams. Verbindingen blijven maken De focus van de sociale wijkteams ligt op het brede terrein van zorg en welzijn. Het is belangrijk om in deze fase van doorontwikkeling naar zes sociale wijkteams deze focus te houden. Dat neemt niet weg dat er wel verbindingen gelegd moeten worden. Zo zullen er samenwerkingsafspraken gemaakt moeten worden met belangrijke partijen zoals de zorgverzekeraars, huisartsen, participatiebedrijf Stroomopwaarts en woningcorporatie Woonplus. Met de verschillende partijen zal worden verkend welke vorm van samenwerking wenselijk en haalbaar is. Kostenbeheersing Het organiseren van een integrale toegang tot de zorg zal uiteindelijk moeten leiden tot een kostenbesparing. Immers, waar nu nog in veel gezinnen sprake is van meerdere hulpverleners, zal dit bij een integrale aanpak maar één hulpverlener voor één gezin zijn. Ook het beter benutten van de eigen kracht en de inzet van vrijwillige ondersteuning ontlast de professionele zorg en zal leiden tot een kostenreductie. Beheersing van processen Door oriëntatie op processen in de sociale wijkteams en door het beheersen van deze processen ontstaat ‘grip’ op de bedrijfsvoering. Het toepassen van Business Process Management kan helpen om processen effectiever en efficiënter te laten verlopen, waardoor deze processen beter in staat zijn om zich aan de steeds veranderende omgeving aan te passen. Pagina 5 van 9 3. Dienstverleningmodel Het dienstverleningsmodel is gebaseerd op de bekende piramide van ondersteuning, dat wil zeggen: 0e lijn: versterken eigen kracht en burgerkracht 1e lijn: kortdurende ondersteuning in de wijk 2e lijn: langdurige en specialistische ondersteuning In de 0e lijn wordt de eigen kracht van burgers ondersteund en worden netwerken van vrijwilligers gevormd. Deze netwerken worden gekoppeld aan de sociale wijkteams. Dit betekent onder andere dat netwerken die gemeentelijke subsidie ontvangen (zoals Buurtkracht en het Netwerk Schuldpreventie) vrijwillige inzet leveren ten behoeve van burgers die zich met een (eenvoudige) hulpvraag melden bij de sociale wijkteams. Dit wordt dan ook als voorwaarde in de subsidieverlening opgenomen. In hoofdstuk 2 zijn voorbeelden genoemd van activiteiten waarmee kwetsbare burgers ondersteund kunnen worden, maar ook andere activiteiten zijn denkbaar. In de 1e lijn zijn de sociale wijkteams actief voor het bieden van ondersteuning bij gerichte vragen van kwetsbare burgers. Zoals hiervoor al is aangegeven is het uitgangspunt dat iedere Schiedamse burgers met een zorgvraag terecht kan bij een wijkteam in de eigen buurt of wijk. In de wijkteams worden de vragen van de burgers geanalyseerd door middel van een korte screening. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of enkelvoudige oplossingen kunnen volstaan (bijvoorbeeld de gerichte inzet van een vrijwilliger) of dat een bredere analyse van de hulpvraag nodig is. De sociale wijkteams moeten de beschikking hebben over een aantal algemene voorzieningen voor (kortdurende) ondersteuning bij lichte hulpvragen. De sociale wijkteams vormen ook de toegang tot de gespecialiseerde voorzieningen en voorzieningen die langdurig ingezet moeten worden. Nut en noodzaak van deze voorzieningen worden binnen de teams vastgesteld en door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld diagnoseteam) getoetst. De hulpvraag gaat dan naar de tweede lijn. In de 2e lijn zijn de gespecialiseerde voorzieningen beschikbaar. Dit zijn vaak de duurdere (maatwerk) voorzieningen die door gespecialiseerde hulpverleners geboden kunnen worden en/of die alleen stedelijk of regionaal beschikbaar zijn. Pagina 6 van 9 4. Organisatiemodel Publiek-private samenwerking De gemeente Schiedam voert regie op het organiseren van de toegang tot de zorg. Om de doorontwikkeling van de sociale wijkteams met kracht in te kunnen zetten wordt de publiek-private samenwerking gezocht met een zakelijke partner die het concept Nieuwland ook in de andere wijken kan neerzetten. Deze samenwerking is belangrijk omdat er in de randvoorwaardelijke sfeer veel geregeld moet worden. De basis moet op orde zijn. ICT is een belangrijke randvoorwaarde. Zo moet voor de verschillende sociale wijkteams eenzelfde registratiesysteem en methodiek worden (door)ontwikkeld. Digitale dienstverlening voor de burgers moet worden ingericht. Processen moeten beheerst worden. Goede toegankelijke locaties moeten worden ingericht en faciliteiten moeten aanwezig zijn. De gemeente heeft in het sociaal domein al goede ervaring opgedaan met deze vorm van publiek-private samenwerking (PPS). De toegevoegde waarde van een PPS is dat publieke en private partijen elkaar aan kunnen vullen door hun expertise samen in te zetten voor een betere dienstverlening. Commercieel en maatschappelijk belang moeten daarbij goed in balans zijn. Het projectteam toegang tot de zorg Er wordt een tijdelijk projectteam gevormd voor het organiseren van de toegang tot de zorg, waaronder de uitrol van de sociale wijkteams (als deelproject). De projectleider toegang tot de zorg is voorzitter van dit projectteam. Het projectteam wordt verder gevormd door de projectleiders van de verschillende decentralisatie en de projectleider voor de uitrol van de sociale wijkteams. Verder zal het team in ieder geval nog aangevuld worden met benodigde beleidsexpertise en projectondersteuning. In het projectteam worden strategische keuzes met elkaar besproken. De professionals in de sociale wijkteams Een sociaal wijkteam bestaat uit een aantal consulenten die door de moederorganisaties wordt gedetacheerd. Gelet op de ervaringen in Nieuwland bestaat de verwachting dat er voldoende enthousiasme is bij maatschappelijke organisaties om te participeren in de sociale wijkteams. Er zal kritisch gekeken worden naar de samenstelling en de sterkte van deze teams, als ook de competenties van de consulenten, om geen slagkracht te verliezen. De consulenten ontwikkelen zich binnen de teams tot integrale hulpverleners met een scherp oog voor de eigen kracht van mensen en de mogelijkheid van ondersteuning door vrijwilligers. De consulenten hebben een natuurlijke binding met hun moederorganisatie, maar het is voor het goed functioneren van de sociale wijkteams essentieel dat er vooral ook binding met en binnen het team ontstaat. Hier heeft de teamcoördinator een belangrijke rol in. Pagina 7 van 9 Het managementteam sociale wijkteams De teams worden bemenst door taakvolwassen consulenten die in beginsel weinig sturing nodig hebben. Er wordt een managementteam voor de sociale wijkteams gevormd bestaande uit drie gemeentelijke coördinatoren. Daarnaast wordt bij wijze van experiment de coördinatie van één team bij een externe partij ondergebracht. De verschillende netwerken van vrijwilligers kennen ook coördinatoren. Omdat de aansluiting van deze netwerken op de doorontwikkeling van de sociale wijkteams van essentieel belang is, gaan zij participeren in het managementteam. De projectleider voor de uitrol van de sociale wijkteams is voorzitter van dit managementteam. De ontwikkelkamer De ontwikkelkamer wordt gevormd door vertegenwoordigers van de organisaties die deelnemen in de sociale wijkteams en gemeentelijke vertegenwoordiging. De programmamanager sociale infrastructuur is voorzitter van deze kamer. Deze ontwikkelkamer functioneert als een denktank om de kwaliteit van de dienstverlening binnen de sociale wijkteams op een hoger niveau te tillen. Deze groep komt gemiddeld één maal per kwartaal bijeen. Ontwikkelkamer Moederorganisaties netwerken Sociaal team Sociaal team Sociaal team Projectteam MT sociale wijkteams netwerken Sociaal team Sociaal team netwerken netwerken Sociaal team Pagina 8 van 9 5. Financieel perspectief Kosten en budget doorontwikkeling sociale wijkteams Voor 2014 is projectbudget beschikbaar van € 172.000. Dit budget is bestemd voor de inrichting van de zes sociale wijkteams, waaronder facilitaire dienstverlening, opstellen van de businesscase, ontwerpen van processen, etc. Naast dit projectbudget is structureel budget beschikbaar voor de zes sociale wijkteams. Dit budget is grosse modo als volgt onder te verdelen: Werkbudget (huisvesting, etc.) Coördinatie (schaal 11) 0,5 fte (extern) Overige kosten Totaal € 150.000 (6 x € 25.000) € 35.000 € 15.000 € 200.000 Daarnaast is € 100.000 beschikbaar voor met name ICT-ondersteuning. Het structurele budget kan worden gedekt uit de middelen van het programma sociaal domein, pijler 2. Geraamd was € 372.000 (WOT) en € 100.000 (toegang) structureel. De gemeentelijke coördinatie (schaal 11) 2,5 fte wordt bekostigd uit verschuiving formatie (huidig personeel/staat B). De consulenten in de sociale wijkteams worden bekostigd door de moederorganisaties. Kostenbeheersing De gemeente krijgt met de Jeugdwet en de nieuwe Wmo meer verantwoordelijkheden en minder financiële middelen. Dat noodzaakt tot een ander stelsel met meer (regionale) samenwerking, integrale dienstverlening aan burgers, wijkgericht werken en een fundamentele aanpassing van processen, informatisering en bekostigingssystemen. De sociale wijkteams krijgen hier een belangrijke rol in, onder andere door meer in te zetten op collectieve voorzieningen waardoor het gebruik van dure professionele zorg kan worden teruggedrongen. Om tot een kostenreductie te kunnen komen wordt een bekostigingssysteem (gebaseerd op resultaat) ontworpen voor de sociale wijkteams waarmee nog dit jaar in één team zal worden geëxperimenteerd. Pagina 9 van 9
© Copyright 2024 ExpyDoc