Download PDF

In het kort
K L I NI SCH E PR AK TI JK
Allogene stamceltransplantatie biedt voordeel bij
intermediair- en hoog-risico acute myeloide leukemie
Harry Koene
[email protected]
Waarom dit onderzoek?
Acute myeloïde leukemie is een indrukwekkend ziektebeeld, waarbij patiënten in korte tijd in een situatie komen
waarin zowel ziekte als behandeling levensbedreigend
zijn. Alhoewel allogene stamceltransplantatie (SCT) de
meeste kans biedt op ziektevrije overleving, gaat deze
behandeling gepaard met forse toxiciteit. Beschikbare
onderzoeken maken gebruik van biologische ‘randomisatie’, veroorzaakt door het feit dat niet iedere patiënt
beschikt over een HLA-identieke stamceldonor (het
‘donor-versus-no-donor’ principe).
Onderzoeksvraag
Het doel van het onderzoek was om te bepalen voor welke
cytogenetische risicogroepen allogene SCT leidt tot verbeterde algemene en recidief-vrije overleving.
Hoe werd dit onderzocht?
De auteurs verrichtten een meta-analyse van beschikbare
prospectieve onderzoeken waarin AML patiënten in eerste complete remissie al dan niet werden behandeld met
een myeloablatieve allogene SCT.
Belangrijkste resultaten
In totaal werden 24 trials (6007 patiënten) geanalyseerd
op een intention-to-treat basis. Bij 3638 patiënten was de
cytogenetica bekend (15% laag risico, 15% hoog risico,
70% intermediair risico). Inductiebehandelingen waren
goed vergelijkbaar. Alleen voor hoog en intermediair
risico AML kon een significant overlevingsvoordeel worden aangetoond. De hazard ratios voor recidief-vrije
overleving waren respectievelijk 0,69 en 0,76 voor hoogen intermediair-risico AML, die voor algemene overleving respectievelijk 0,73 en 0,83). Bij laag-risico AML
werden geen verschillen gevonden.
Literatuur
Consequenties voor de praktijk
1
Koreth J, Schlenk R, Kopecky KJ, Honda S, Sierra J, Djulbegovic BJ, et al.
JAMA 2009;301:2349-61)
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A1074
>Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
●
Myeloablatieve SCT lijkt vooral voordeel te bieden bij
patiënten met hoog- of intermediair-risico AML. Veranderingen in ondersteunende zorg, kuurschema’s (bv. nonmyeloablatieve conditionering) en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van risicofactoren (bv. NPM1-mutaties
en aanwezigheid van FLT3-ITD) kunnen de onderzoeksgegevens wel beïnvloeden.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:A1074
1