Een radiocentrale in Brunssum. Door: Pieter Vermeulen. Met dank aan Prof. Em. Dr. G. Koene, M. Vermeulen-Koene en J. Heijnen-Koene. Het was 4 juli 1916, toen Pierre Koene en Cornelia Bams elkaar in Maastricht het jawoord gaven. Zij was een dochter van een kruidenier, die in een van de arme buurten van Maastricht de kost probeerde te verdienen, maar waar regelmatig met een groot hart de lei werd schoongeveegd, eer de betalingen waren voldaan. Hij was zoon uit een ambtenarengezin; zijn vader was hoofd van de Burgerlijke Stand in Maastricht. Foto: familie Koene – Bams. Bovenste rij: Marguérite Koene en Jo Koene. Tweede rij: Vader Pierre Koene met Jean Koene en moeder Cornelia Koene-Bams met voor zich Mia Koene. Voorste rij: José Koene en Gerard Koene. Hun eerste kind uit een serie van 6 was een dochter: Marguérite. 32 jaar nadien zou zij bevallen van een zoon…..”moi”, de schrijver van dit stuk. Ik, Pieter Vermeulen, was de jongste uit een gezin van 4 kinderen. Half 1919, na vier jaar militaire dienst, verhuisde het gezin naar Hoensbroek waar Pierre Koene in dienst was bij de S.V.M. (Stroom Verkoop Maatschappij) het latere PLEM. Na enkele jaren begon hij een zaak in elektrische artikelen, lampenkappen en radio’s in de Nieuwstraat 60 in Hoensbroek. De radio’s werden in eigen atelier vervaardigd van een bakelieten lessenaartje, met bovenop lampen en een vaste spoel en aan weerszijden beweegbare spoelen, om de zenders te kunnen zoeken. In die tijd waren er maar erg weinig mensen die een radio hadden en zelfs de marechaussee en de politie hadden er geen. 1 En zo gebeurde het dan dat om 12 uur ’s middags een van de twee marechaussees bij Koene in de kamer plaatsnam om de politieberichten te beluisteren en te noteren wat belangrijk was. De kinderen (het gezin breidde zich langzaam uit) werden dan de kamer uit gebonjourd, want die mannen moesten de berichten ongestoord kunnen afluisteren. Ook werd door de firma Koene elektriciteit aangelegd, want dat was er nog lang niet overal. Op de meeste plaatsen bestond de verlichting nog uit petroleumlampen en de elektrische bedrading was nog bovengronds: Elektriciteitspalen met isolatoren waarlangs de draden liepen. Na verloop van tijd werd er verhuisd naar een winkel boven aan de Kouvenderstraat en de zaak in de Nieuwstraat werd door schoonbroer Bart Bams gerund. Ook op de Kouvenderstraat werden weer volop radio’s gebouwd en verkocht. Toen de dochter van de burgemeester van Hoensbroek met t.b.c. in bed lag en er niemand vanwege het besmettingsgevaar bij mocht, werd er in de werkplaats van de radiozaak voor haar een radio gebouwd, zodat ze toch wat afleiding had van de muziek en de nieuwsberichten kon beluisteren. Toen Koene later met de radiocentrale begon heeft hij als dank van de burgervader de medewerking gekregen om een persoonlijk concessie voor Hoensbroek te verkrijgen. Het gezegde: “Wie goed doet, goed ontmoet”, is hier zeker op z’n plaats. Ook Philips begon langzaamaan radio’s te leveren. De stroom kwam uit een accu en als die leeg was dan kwam men naar de winkel om die weer op te laden. Ook de mensen van de kermisattracties kwamen de accu’s bij hun opladen en dat leverde voor de kinderen nogal eens vrijkaartjes voor de kermis op. Philips ondervond enige tijd later sterke concurrentie van de Blaupunkt radio met het groene afstem-oog. De zaak lag strategisch gezien op een goed punt, omdat veel mijnwerkers er op weg naar of van hun werk langs kwamen. Op een dag had een van de monteurs een radio geïnstalleerd bij een mijnwerkersgezin. Het was de duurste radio die er te krijgen was. Bij thuiskomst van de klus merkte de monteur op dat hij bang was dat de afbetalingen wel eens lang op zich konden laten wachten, want de tafel en de stoelen in dat huis waren gewone kisten en verder was er geen meubelstuk te bespeuren geweest. Op de smalle vensterbank werd een plank getimmerd waar de radio op moest komen te staan. Maar Koene deelde de angst van de monteur niet, want hij meende: “Als ze alles hadden gehad, dan had ik me zorgen gemaakt” en het bleek dat hij gelijk had, want als die man zijn loonzakje had gekregen ging hij eerst naar de winkel om zijn afbetaling 2 te regelen en zelfs na de “nachsjieg” belde hij de neringdoende uit bed, om hem het geld te kunnen overhandigen. Rond de jaarwisseling in 1935 verhuisde het gezin naar de Kruisberg in Brunssum. De zaak in de Nieuwstraat werd opgeheven en Bart Bams kwam in de zaak op de Kouvenderstraat, die hij later, in 1938, voor eigen rekening heeft voortgezet. Radiozaak Bams, onder de naam Radio Koene, is nog vele jaren een begrip geweest in Hoensbroek. Pierre Koene had in Brunssum inmiddels een radiodistributiecentrale opgezet die hij later met Dhr. Kasdorp uit Roermond samen voortzette onder de naam NV. MERL (de Maatschappij tot Exploitatie van Radiocentrales in Limburg). Naast deze twee grootaandeelhouders waren er ook nog twee commissarissen, Bourdon die de radiocentrale van Maastricht leidde en professor Perquin s.j.. De familie Koene kreeg een dubbel huis, waar in één ervan op de benedenverdieping de radiocentrale gevestigd was. Het adres moet toen Nieuwstraat 10 en 12 geweest zijn. Tegenwoordig is dat Kruisbergstraat 28 en 30. Foto: Woningen Kruisbergstraat nr. 28 (rechts) en nr. 30 (midden). (Foto: P. Gommans). Vóór aan het balkon werd een plaat bevestigd met groot RADIO CENTRALE erop. Deze plaat werd verlicht door een lamp die op de rand van het balkon bevestigd was. Zoon Gerard Koene had zijn kamer op zolder. Daar had hij een huistelefoon aangelegd met oude telefoontoestellen, het type dat rond 1932 door nieuwe telefoons met een draaischijf werden vervangen, echter bij Koene bleven enkele van die oude exemplaren behouden. De oproep gebeurde door een soort dynamo te laten draaien met een slinger en dat leverde 70 volt op. De telefoon zelf werkte op 1,5 volt. 3 Hiervoor stond in de houten kast van de telefoon een glazen bakje, daarin een zinken cilinder waar dan weer een grafietstaaf in hing, die met een soort gaasverband omwonden was. De glazen bak werd gevuld met een oplossing van salmiakzout in water, hetgeen dan een batterij was die de benodigde stroom van 1,5 volt voor de telefoon gaf. De voorkamer van huisnummer 10 was het hart van de radiocentrale.De ruimte werd gedomineerd door een heel groot schakelbord met aan de achterkant een wirwar van draden en aan de voorkant knoppen en lampen. Verder waren er vier heel grote versterkers, die zoveel warmte afgaven dat de ruimte zelfs ’s winters mooi op temperatuur bleef. Foto: Het hart van de radiocentrale vanwaar alle ontvangen signalen verder gezonden werden. Boven op de versterkers zijn nog enkele kastjes te zien, naar alle waarschijnlijkheid de huisontvangers. De naam Waldorp zweeft in de gedachten; het was mogelijk de leverancier van de versterkers e.d.. Er stonden twee bureaus en in de kleine eetkamer erachter was een werkplaatsje ingericht. Het keukentje diende als opslag voor het kleine materiaal en achter het huis was een grote houten keet waar het grovere geschut werd opgeborgen. De ladders en ander lang materiaal hingen onder een afdak in de tuin. Een klein legertje monteurs stond paraat om binnen het leveringsgebied overal de kabels langs palen en gevels aan te leggen, teneinde muziek en berichten in de huizen te laten klinken. Foto: De foto laat zien hoe de kabels langs de huizen geleid werden met de huisaansluiting, die naar onder loopt. Binnen de NV. MERL liep het niet altijd op rolletjes, want er waren geregeld strubbelingen met de twee commissarissen die altijd alles te duur vonden. De hoofdoorzaak lag echter in het feit, dat Bourdon graag de heer Kasdorp wilde opvolgen als directeur van de MERL. Koene had de meeste stemmen in handen en de heer 4 Kasdorp bleef directeur. Tussen Bourdon en Koene boterde het toen echt niet meer, als men het voorzichtig uitdrukt. De MERL wilde een 8-aderige kabel met een loodmantel aanleggen, zodat er een capaciteit ontstond van 4 radioposten. Maar waarom, zo stelden de commissarissen, overal waren er maar drie posten. Maar de 8-aderige kabel kwam er. Later schreef J.J.Voskuil in zijn 7-delig dikke boekenreeks “Het Bureau” dat er overal slechts 3 lijnen waren. Toen zoon Gerard Koene hem in een brief erop attendeerde dat in Brunssum en omgeving 4 lijnen waren, liet de man zich niet overtuigen. Hij heeft het er verder maar bij gelaten, want wat maakte het uit? De centrale had dus 4 lijnen; de 2 Hilversums, een Duitse (Langenberg), een Engelse zender (BBC)of Brussel. Via een lange antenne, die achter in de tuin stond, werden de buitenlandse zenders in de centrale ontvangen, terwijl de Nederlandse programma’s via de telefoonlijn binnenkwamen en daardoor storingsvrij waren. De reclameleus was dan ook: “Ongestoord genot biedt u de Radiocentrale”. En dat ongestoord genieten kon tot tamelijk ver in de omtrek, tenminste voor die tijd, want de radiocentrale bediende naast Brunssum ook nog Schinveld, Jabeek, Waubach, Hoensbroek, Treebeek en misschien zelfs nog buiten die regio. Maar even rustig naar een programma luisteren zat er in de centrale zelf niet in. De vier posten wisselden elke halve minuut om voortdurend te kunnen luisteren of er nergens een storing was. De vier grote versterkers hadden lampen van wel 40 cm hoog en die gaven zoveel warmte dat er geen verdere warmtevoorziening in de ruimte nodig was. Bij bepaalde uitzendingen liep de spanning bij de controle hoog op om te voorkomen dat er storingen optraden; dat was het geval bij belangrijke voetbalwedstrijden, alsook bij de beruchte redevoeringen van Hitler. Dan stonden de zenuwen tot het uiterste gespannen en liep Koene tot aan zijn haarwortels gespannen langs de versterkers om te controleren of er niets mis ging en om, indien nodig, de volumeknop wat te temperen, teneinde overbelasting te voorkomen. Maar er is niets over bekend dat er ooit iets is misgegaan. En dat mocht ook niet, want de spannende en oprecht angstaanjagende vertoningen van geweld van vóór de oorlog, die wilde niemand missen. Inmiddels bouwde de MERL nog twee radiocentrales, één in Hoensbroek, die bemand werd door dhr. Kloek en de ander in Waubach, waar dhr. Heetman de scepter zwaaide. De centrale in Hoensbroek was een tussenstation dat rechtstreeks werd bediend vanuit Brunssum. Waubach was een aparte centrale waar de 2 Hollandse zenders per telefoonlijn werden ontvangen en de andere zenders kwamen via een antenne de centrale binnen, hetzelfde dus als in Brunssum. De centrales waren wel allemaal eigendom van de MERL. De centrale in Brunssum was een groot succes, want die had al gauw 1200 abonnees, die allemaal door de monteurs van aansluitingen moesten worden voorzien. De verhouding met de commissarissen was ronduit slecht en die werd er niet beter op omdat Koene een auto had, een Chevrolet. Later ruilde hij die in voor een DKW, en dan nog wel het duurdere type van Fl. 950,--. Maar de auto had hij nodig voor het vervoer van de materialen voor de aanleg van de netwerkkabels en de radiokastjes en ook voor zijn eigen genoegen. De auto was per 5 slot van rekening van hem persoonlijk en hij betaalde die zelf. Daar had niemand eigenlijk iets mee te maken. Een goedlopende centrale, dure maar solide kabels, vervanging van de houten palen door geïmpregneerde en dan ook nog eens een auto…….! Nou, het kon allemaal niet op en de commissarissen, die het toch al nergens mee eens waren, omdat ze alles te duur vonden, werden met de dag vervelender. De uitzendingen waren aan bepaalde voorschriften gebonden. Zo moest er bv. op een van de 4 posten de hele dag door muziek zijn en verder moest gedurende één uur per dag zelf muziek geproduceerd worden. Wekelijks werd daarvoor en kistje met platen beschikbaar gesteld waar naar eigen goeddunken uit gekozen kon worden. Dat uur eigen uitzending was ook bedoeld om steeds paraat te kunnen zijn voor de burgemeester die in geval van nood de centrale als commando-post moest kunnen gebruiken. De platen die tussen 19.00 en 20.00 uur gedraaid werden moesten ook worden aangekondigd, maar verder commentaar mocht daarbij niet geleverd worden. Omdat Pierre Koene een hekel had aan het omroepen, schoof hij dat zoveel mogelijk door naar een van de oudere kinderen. Ook werd dat wel vaker overgenomen door kantoormedewerker Theo R.. De man kondigde dan de titel van de plaat aan gevolgd door de naam van het orkest. Daarop volgde dan o.l.v. dirigent…., waarbij hij dan in plaats van “onder leiding van” steeds “Onze Lieve Vrouw van” zei, hetgeen altijd behoorlijk op de lachspieren van de toehoorders werkte. Toen laatstgenoemde vertrok om bij de Staatsmijnen een opleiding tot opzichter te gaan volgen, moest er een nieuwe medewerker komen. Op een advertentie kwam een persoon af die verschrikkelijk stamelde. De sollicitant, die in een gesprek een goede opleiding gehad bleek te hebben, moest voornamelijk als omroeper gaan werken, maar omdat Koene het moeilijk vond om het spraakgebrek ter sprake te brengen, liet hij de man een proef doen, zodat de beste man zelf zijn beperkingen kon waarnemen. De platentafel werd uitgeschoven, de microfoon geïnstalleerd en hij liet de man platen aankondigen. En wat bleek? Er was geen spoor van stamelen meer te merken en ze hebben daarna geen omroeper meer gehad die een mooiere omroepstem had dan hij. Als dochter José aan de platentafel plaats moest nemen, ging haar oudere zus Riet vaker naar Vromen, de ijzerwarenwinkel in de Kerkstraat, om naar de uitzending te luisteren, want die hadden altijd de radio in de winkel aanstaan. Als je een abonnement op de radiocentrale nam dan kreeg je een klein kastje waarmee je de lijnen kon kiezen en het volume regelen en een luidspreker. 6 De aansluiting kostte dan Fl. 15, maar men kon ook een oude radio of pick-up inleveren en dan was de installatie gratis. Regel was wel, eenmaal de radio kwijt, dan kon men niet meer terug. Die actie was een groot succes en er kwamen een groot aantal van de mooiste oude radio’s en opdraai grammofoons binnen van prachtig hout en reuze grote toeters, die allemaal op zolder werden opgeslagen. Het abonnementsgeld voor de aansluiting werd maandelijks geïnd en daarvoor ging een van de kantoorbedienden de deuren langs, want alles werd contant betaald. De oorlog brak uit; daardoor veranderde er veel in het leven van de bevolking en was het bezit van een radio een welkome bron van vermaak. Omdat het ’s avonds buiten aardedonker was in verband met de verduistering en er na 23.00 uur niemand meer op straat mocht zijn, was het in de huiselijke kring vaak beregezellig. Er was toen nog geen TV, dus de avond moest gevuld worden met spelletjes doen en radio luisteren. Zo waren er verschillende hoorspelen, zoals “Paul Vlaanderen en de mannen van de frontpagina” en op zondag “Ome Keessie”. In de wintermaanden zond de Avro op dinsdag “de Bonte Dinsdagavondtrein” uit, soms met “Snip en Snap” of met “Peter pech”. Maar met de komst van de “Kulturkammer” verdwenen veel van die leuke programma’s en kwam daar veel politiek voor in de plaats. De lol was er toen van af en het werd sport om stiekem naar de Engelse zender te luisteren want na 10 januari 1940 mocht men niet meer naar de BBC luisteren. Na verloop van tijd moest iedereen zijn radio inleveren. Het bezit ervan werd zwaar bestraft. Tientallen mensen kregen van Koene zo’n oude radio die bij de centrale nog op de zolder stonden. Die leverden ze dan in en ze verstopten hun eigen goede radio. Het achterhouden van je radio was eigenlijk een levensgevaarlijke zaak. Sabotage werd door de Duitsers op de verschrikkelijkste wijze bestraft. Menigeen is erdoor in een concentratiekamp terecht gekomen. Omdat iedereen zijn radio had moeten inleveren, was er veel vraag naar een aansluiting bij de RC. Er was een wachtlijst en menigeen probeerde op een goede plaats te komen door Koene om te kopen met spek of andere, in die tijd, kostbare zaken. Maar Pierre Koene was daarin heel principieel en weigerde dat steeds. Die voorstellen vond hij niet gepast en hij wees die netjes van de hand. Binnenshuis maakte hij er zich wel kwaad over. Maar kwaadheid was bij hem altijd heel beheerst. Hij vloekte nooit en hij kon daar ook niet tegen. Wel kon hij met smaak vertellen dat een leraar voor de klas wel eens God……friedvan Bouillon zei. Wie aangesloten was bij de radio centrale beschikte dus over een klein kastje met een keuzeknop voor de zenders en een volumeknop. Er waren steeds twee Nederlandse posten, een of twee Duitse of soms Brussel. De Engelse zender werd niet meer uitgezonden vanuit de centrale. Op een goede morgen sprong in Waubach de heer Heetman uit zijn bed en spurtte met zijn pyama aan naar zijn centrale om de boel in gang te zetten, maar in zijn haast haakte zijn pyamajasje ongemerkt even achter een afstemknop van een ontvanger, waardoor niet de Duitse zender Langenberg, maar de BBC bij de klanten uit de 7 luidsprekers schalde. Het duurde even eer hij dit in de gaten had en zijn fout kon herstellen. Voor de aanleg van kabels had Pierre Koene veel contact met burgemeester Schmier hij kon het goed met hem vinden. Zodoende heeft hij kunnen bewerkstelligen dat deze zaak in de doofpot gestopt werd, zoals die burgemeester in heel wat meer gevallen heeft gedaan. Kort daarop, het was in 1943, rende ’s morgens in alle vroegte een van de kinderen uit de buurt de huizen langs om overal door de brievenbussen te roepen dat er een prinsesje geboren was. Er moest dus naar de Engelse zender geluisterd zijn. Dàt en openlijk blijk geven van sympathie voor het Koninklijk Huis en met name prinses Juliana, die in Canada verbleef, was niet alleen uit den boze, maar ook levensgevaarlijk. Ook hier heeft Pierre Koene weer met de burgemeester een regeling getroffen en werd het proces verbaal vernietigd. De commissaris van politie werkte in dergelijke gevallen mee. In 1943 moesten alle radiocentrales op last van de bezetter tot groot genoegen van de PTT eigendom van de PTT worden en door haar worden uitgebaat. De aandeelhouders, Koene en Kasdorp, werden uitbetaald, maar daarmee verviel ook het werk en dus het inkomen voor Pierre Koene. De PTT bood hem een baan aan met als standplaats Maastricht. Er waren personen en instanties die toestemming hadden om een radio te bezitten, maar dan moest dat toestel eerst door een erkende radiomonteur zodanig bewerkt worden dat de Engelse zenders niet te ontvangen waren. Zo’n toestel moest door Koene gecontroleerd worden en de radio daarna door hem verzegeld. Je kon het toestel niet meer openmaken en er iets aan veranderen. Of de verzegeling wel waterdicht was, wordt door zoon Gerard nog steeds betwijfelt. De heer Kasdorp had naast zijn aandeel in de RC ook nog een beginnend bedrijf in Roemond dat snel groeide en een nevenvestiging in Maastricht op de Meerssenerweg kreeg. Omdat voor Pierre Koene de dagelijkse reis van Brunssum naar Maastricht gedurende de oorlogstijd omslachtig en gevaarlijk was werd er besloten dat er verhuisd moest worden naar Maastricht. En dat gebeurde rond Kerstmis 1943. Bij de verhuizing zijn veel van die prachtige grammofoons en radio’s, die nog op zolder stonden, in een grote zandgroeve tegenover het huis terechtgekomen, waarna er een dikke laag zand overheen gegaan is. Vermoedelijk ligt daar voor veel geld onder het zand begraven. Burgervader Schmier is kort voor de bevrijding moeten onderduiken. Politie Geurtjes heeft hem op de motor weggebracht naar een onderduikadres en moest daardoor zelf ook onderduiken en wel in de wasserij bij Riet en Adrie Vermeulen-Koene aan de Tegelstraat. Na de oorlog heeft Pierre Koene nog vele jaren voor dhr. Kasdorp gewerkt en toen na diens overlijden mevrouw Kasdorp de zaak verder bestierde, is Koene voor haar een goede raadsman geweest. Pas toen de zoon van Kasdorp de zaak overnam is Pierre Koene er uit dienst gegaan. Hij was toen inmiddels 75 jaar. 8 Het succes van de radiocentrale bleek kort na de oorlog maar weer toen Gerard Koene in Leuven ging studeren en daar ook een radiocentrale ontwaarde. Toen hij daar eens ging kijken zag hij zowaar een volkomen kopie van de centrale in Brunssum. Waarschijnlijk geleverd door de PTT, al dan niet in samenwerking met Philips. Een plausibele verklaring want de PTT had door de overdracht in de oorlog alle troeven in handen. Al met al heeft de PTT nog lang kunnen doorborduren op het technisch inzicht en de inzet van: Pierre Koene 9
© Copyright 2024 ExpyDoc