Download PDF

Effect CS
TEER [%]
150
100
50
0
+C
S
Pr
ot
am
in
Pr
ot
am
in
N
eg
at
ive
co
n
tro
l
-50
Experimental group
Figuur 2.1.
urotheel. De urotheelcellen werden aangezet tot differentiatie, zodat ze een dicht urotheel vormden met een
hoge weerstand. Vervolgens werden de cellen behandeld met protamine, dat de bovenste laag beschadigt,
waardoor een verminderde weerstand ontstaat, om zo
de situatie zoals bij BPS na te bootsen. Een aantal inserts werd aanvullend met CS behandeld in een poging de weerstand te herstellen. De drie onderzoeksgroepen waren: negatieve controle, protamine, protamine plus CS, met n = 2 in alle groepen.
Resultaten
Na het spoelen van protamine daalde de TEER zoals
verwacht. Na een dag werd de protamine verwijderd
en CS toegevoegd. Hierop steeg de TEER procentueel
significant (p < 0,01) meer in de groep met CS dan in
de groep zonder CS (figuur 2.1).
Conclusie
Spoeling met CS in vitro geeft een significant beter
herstel van de TEER, wat een maat is voor de barrièrefunctie. Dit kan een verklaring zijn voor het positieve
effect van CS-spoelingen zoals toegepast in de kliniek
bij BPS-patiënten.
3 ‘Human L eukocyte Antigen’ klasse
1-expressie in peniscarcinoom en relatie
met klinische parameters
R.S. Djajadiningrat, S. Horenblas, J. Sanders, J. de Jong
en E.S. Jordanova
Nederlands Kanker Instituut – Antoni van Leeuwenhoek
Introductie
Tumorcellen kunnen eigenschappen verwerven waarmee ze ontsnappen aan herkenning en vervolgens eliminatie door het immuunsysteem. Een van de cruciale
mechanismen hiervoor is downregulatie van humaan
leukocytenantigeen (HLA) klasse I-moleculen en upregulatie van niet-klassieke HLA-E- en -G-moleculen,
nadelig voor de herkenning en lysis van tumorcellen
door cytotoxische T-cellen en naturalkillercellen. Beide mechanismen zijn in verschillende kankers gerelateerd aan overleving. Ons doel was om de prognostische waarde van HLA-expressie te onderzoeken in een
groot cohort patiënten met peniscarcinoom (PC).
Materiaal en methoden
Opgeslagen paraffinemateriaal van 154 patiënten die
met PC waren behandeld tussen 2000 en 2009 werd
opgevraagd uit ons pathologiearchief. Tissue microarrays werden geconstrueerd en gekleurd met antilichamen tegen HLA-A, HLA-B/C, ß2-microglobuline
(ß2m), HLA-E en HLA-G. Expressie werd semikwantitatief gescoord op basis van de intensiteit en het percentage gekleurde tumorcellen. Vijfjaarsoverleving
werd berekend met de Kaplan-Meier-methode en het
Cox-regressiemodel.
Resultaten
Normale expressie van ß2m, HLA-A en HLA-B/C
werd gezien bij respectievelijk 32%, 20% en 25% van
de patiënten. Patiënten met zwakke ß2m-expressie
hadden een slechtere vijfjaarsoverleving (82%) dan patiënten zonder expressie (97%; p = 0,02). Patiënten
met zwakke HLA-A-expressie hadden ook een significant slechtere vijfjaarsoverleving (74%) dan patiënten
met een normale (87%) of zonder expressie (93%; p =
0,039). Zwakke HLA-A-expressie was ook een onafhankelijke voorspeller van overleving na correctie
voor lymfeklierstatus, differentiatiegraad en T-sta­
dium (HR = 4,1; 95%-CI = 1,4-12,2).
Conclusie
HLA-downregulatie komt vaak voor in PC, en partieel
verlies van ß2m en HLA-A zijn gerelateerd aan een
slechte overleving. HLA-A-expressie is een onafhankelijke prognostische factor voor overleving na correctie
voor covariabelen.
Dit is wereldwijd de eerste studie bij patiënten met peniscarcinoom waarbij HLA-expressie bepaald is. Een
goed begrip van de relevantie en de mechanismen van
HLA-downregulatie kan in de toekomst mogelijk bijdragen tot de ontwikkeling van tumorvaccins en Tcelgebaseerde immunotherapieën.
Ziekenhuis, Amsterdam; Vrije Universiteit Medisch
­C entrum, Amsterdam
Tijdschrift voor Urologie mei 2014 - nr. 3
67