jodenbreestraat122 NL - 1011NS amsterdam tel : +31 20 42.85.932 info@QED-consulting laatste update : 3 juni 2014 door : Martin van den Hof onderwerp : annuïteitengenerator – gebruikershandleiding inleiding QEDannuity is een add-in waarmee binnen EXCEL de marktwaarde van alle gangbare pensioen- en levensverzekeringsproducten kan worden berekend. Het vastleggen van de specifieke kenmerken van het te prijzen product gebeurt aan de hand van parameters en stuurvariabelen. Dit document geeft een uitvoerige beschrijving van deze parameters welke gebruikt (kunnen) worden en welke waardes deze kunnen aannemen. Tevens wordt een beschrijving gegeven van de diverse in te stellen stuurvariabelen – dit betreft variabelen die niet door de eindgebruiker zijn te veranderen omdat deze in de code aangepast dienen te worden. toepasbaarheid buiten EXCEL Doordat de code geheel modulair is opgezet is deze –mocht hier interesse voor bestaan– zonder al te veel extra inspanning om te zetten naar andere systemen zodat deze bijvoorbeeld toegepast kan worden als rekenkern van offerteprogrammatuur. QED-consulting is gevestigd te Amsterdam en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 342.63.201. BTW: NL-16.37.85.053-B01 pagina 1 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof beschrijving van de variabelen string sterftetafel invoervelden selecteert de te gebruiken tabel met overlijdenskansen (zie appendix 1) beschrijving Als de invoer voor de sterftetafel de substring “GEN” bevat dan is er sprake van een generatietafel; bij generatietafels is het mogelijk om een startjaar (evt. aangevuld met een startmaand) te specificeren, i.e. “YYYY” danwel “YYYYMM”, welke dan direct na vernoemde substring ingevoerd dient te worden, bijvoorbeeld: “CBS2012_GEN201401” hetgeen equivalent is met “CBS2012_GEN2014”. default niet van toepassing, ergo: de tafel dient expliciet vermeld te worden; overigens wordt het startjaar van de generatietafel –wanneer niet gespecificeerd– gelijk genomen aan het jaar voorafgaand aan het huidige kalenderjaar; de startmaand is gelijk aan januari als deze niet nader gespecificeerd is. restricties de sterftetafel dient voor te komen in de tabel als vermeld in appendix 1; wanneer dit niet het geval is dan breekt QEDannuity de berekening af en geeft geen resultaat. opmerkingen • het is ook mogelijk een zelfgedefinieerde sterftetafel te gebruiken; hiertoe dient de waarde “excel” opgegeven te worden als sterftetafel. • tevens is het mogelijk om met –al dan niet zelf gedefinieerde– tabellen voor ervaringssterfte te werken – dit is een tabel met correctiefactoren op de sterfte waarbij de factoren zowel leeftijdsafhankelijk als geslachtsspecifiek zijn. • het kan zijn dat de licensie niet alle beschreven functionaliteiten toestaat; mocht hier wel behoefte voor zijn gelieve dan contact op te nemen met QED-consulting. licensie afhankelijk van de licensie kunnen de volgende instellingen al dan niet beschikbaar zijn: • generatietafels: beperkingen ten aanzien van de te gebruiken “startkolom”. • het gebruik van ervaringssterfte, anders dan een constante factor welke daarmee dus noch leeftijdsafhankelijk noch geslachtsspecifiek is. • het gebruiken van excel als bron voor de sterftetafel het buiten beschouwing laten van sterfte (door gebruik van een negatieve factor) pagina 2 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof (string / currency) rentecurve invoervelden de te gebruiken rentecurve (zie appendix 2) formaat ‘string’ welke, indien sprake is van een numerieke waarde, opgeslagen wordt als ‘currency’ – dit heeft tot gevolg dat ten hoogste 4 decimalen worden beschouwd. beschrijving de rentecurve dient geduid te worden middels een getal; dit zij ófwel geïnterpreteerd als een constant rentepercentage met ten hoogste 4 decimalen ófwel als een datum in het formaat “YYYYMMDD. In het laatste geval dienen er dus ALTIJD 8 getallen ten behoeve van de datum gebruikt te worden en als de invoer een getal betreft dat kleiner is dan “10’000’000” dan wordt dit geinterpreteerd als een constant rentepercentage. default de te gebruiken yieldcurve dient expliciet vermeld te worden; wanneer dit niet het geval dan geeft QEDannuity een negatieve sentinel-waarde, te weten: (9’999). restricties • indien een datum wordt ingegeven dan wordt de laatste op die datum bekende DNB-curve geselecteerd; de yieldcurves zijn slechts vanaf 31 januari 2004 op maandbasis beschikbaar en wel telkens per de laatste dag van die maand; daarvoor slechts per 31 december van enig jaar - zie appendix 2 voor een uitputtende lijst met beschikbare DNB-curves. • er kan ook een negatieve waarde worden ingegeven voor een yieldcurve uit de database – de bijbehorende zerocurve wordt in dit geval opgehoogd met een zeker (door een stuurvariabele in te stellen) aantal basispunten, standaard = 1bp, zodat de rentegevoeligheid van de beschouwde koopsom vastgesteld kan worden. • tevens kan een zelfgedefinieerde yieldcurve meegegeven worden; hiertoe dient de waarde “excel” opgegeven te worden als yieldcurve. (dit is de reden dat het datatype alphanumeriek is en daarmee een “string” is) • DNBcurves worden altijd op de laatste dag van de maand gepubliceerd; de laatst bekende yieldcurve is een strikte eis 1; de februaricurve van 2012 is derhalve “20120229” – 2012 betreft immers een schrikkeljaar. Om vergissingen te voorkomen lijkt het raadzaam 2 de eerste dag van de volgende maand te selecteren. • yieldcurves kunnen op diverse wijzes worden voortgezet, lees: geëxtrapoleerd. De methodiek welke nu gebruikt wordt is dat de laatst –in de data– voorhanden zijnde ‘forwardrate’ wordt gebruikt voor alle hierop volgende jaren. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld dat er een middeling plaats heeft van de laatste YY datawaardes 3, het convergeren naar een UFR (waarbij de convergentie in overeenstemming is met de methodologie welke tevens gebruikt wordt bij zowel solvency-II als door de DNB, i.e. de Smith-Wilson methodiek). Deze mogelijkheden dienen echter middels stuurvariabelen te worden ingeregeld en kunnen niet door de eindgebruiker worden geselecteerd. • het kan zijn dat de licensie niet alle beschreven functionaliteiten toestaat; Mocht hier wel behoefte voor zijn gelieve dan contact op te nemen met QED-consulting. Dit geldt ook indien de wens bestaat de database uit te breiden met andere rentetermijnstructuren – zoals vernoemde ECB-curves opmerkingen licensie afhankelijk van de licensie kunnen de volgende instellingen al dan niet beschikbaar zijn: • het gebruiken van excel als bron voor de yieldcurve. • het gebruik van yieldcurves uit het huidige danwel voorgaande kalenderjaar. • het verschuiven van de yieldcurve ter bepaling van de rentegevoeligheid. • het voortzetten van de yieldcurve voor jaren waarvoor geen data voorhanden is anders dan door het gebruik van een constante forwardrate vanaf die datum. 1 en wel om de programmatuur eenduidig te houden voor yieldcurves welke met een andere frequentie worden gepubliceerd (zoals bv. de ECB-AAA curve welke op elke werkdag wordt gepubliceerd – en eventueel ook opgenomen kan worden in de DB). 2 Merk op dat 31 mei 2014 zich vertaald naar “20140531” alsook elke waarde tussen de “20140601” en “20080629”. 3 teneinde de trend voort te zetten van een YY aantal jaar kunnen de eerste 2 decimalen “misbruikt” worden. pagina 3 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof string gehuwdheidsfrequenties invoervelden selecteert de te gebruiken tabel met gehuwdheidsfrequenties (zie appendix 3) formaat string beschrijving Als de invoer voor de gehuwdheidstafel aangevuld wordt met de substring “_uitruil” bevat dan zij ervan uitgegaan dat op de omslagleeftijd van onbepaald naar bepaald de gehuwdheidsfrequentie gelijk is aan ‘1’ (en daarna afnemen overeenkomstig de sterfte van de medeverzekerde). default niet van toepassing, ergo: de tafel dient expliciet vermeld te worden; wanneer dit niet het geval is dan breekt QEDannuity de berekening af en geeft geen resultaat. overigens wordt het startjaar van de generatietafel –wanneer niet gespecificeerd– gelijk genomen aan het jaar voorafgaand aan het huidige kalenderjaar opmerkingen • onbepaalde tarieven worden vrijwel enkel gebruikt bij collectieve regelingen welke vallen onder het toezicht van de pensioenwet. Deze wet geeft de deelnemer het recht om tenminste op pensioendatum, het nabestaandenpensioen “uit te ruilen” voor ouderdomspensioen – tenminste voor zover opgebouwd na 1 januari 2002 aangevuld met de het opgebouwde partnerpensioen voor die datum voor zover deze als uitruilbaar geoormerkt is. Dit kan worden geïnterpreteerd als het altijd aanwezig zijn van een partner op de pensioendatum; danwel omdat de deelnemer daadwerkelijk gehuwd is danwel doordat op pensioendatum het partnerpensioen omgezet wordt naar een lijfrente. Om deze reden faciliteert QED-annuity dat gehuwdheidsfrequenties gelijk zijn aan 1 vanaf de pensioendatum 4. Dit gebeurt door aan de naam van de tabel ‘uitruil’ toe te voegen (zonder de apostrofs), bijvoorbeeld: “coll03_uitruil” danwel “excel_uitruil”. • licensie het is ook mogelijk te rekenen met zelfgedefinieerde gehuwdheidsfrequenties; hiertoe dient de waarde ‘excel’ opgegeven te worden. indien er is gekozen voor een generatietafel dan wordt bij het genereren van de gehuwdheidsfrequenties gebruik gemaakt van de sterfte van de medeverzekerde; het lijkt schrijver dezes onpraktisch om –bij het samenstellen van de gehuwdheidsfrequenties– rekening te houden met toekomstige sterfte en derhalve wordt voor de “discontering van de gehuwdheidsfrequenties” (vanaf het bepaald zijn van het tarief) gebruik gemaakt van de kolom met sterftekansen welke overeenstemmen met het valuatiejaar. afhankelijk van de licensie kunnen de volgende instellingen al dan niet beschikbaar zijn: • het gebruiken van excel als bron voor de gehuwdheidsfrequenties • het gebruik van de bepaling “het gebruik van yieldcurves uit het huidige danwel voorgaande kalenderjaar • het gebruik van een andere omslagleeftijd van onbepaaldheid naar bepaaldheid anders dan de pensioenleeftijd – hetgeen voor nabestaandenpensioenen geen wezenlijke beperking betreft omdat daar geen sprake is van een ‘pensioenleeftijd’. • het verschuiven van de yieldcurve ter bepaling van de rentegevoeligheid 4 meer precies de omslagleeftijd van onbepaaldheid naar bepaaldheid – maar veelal komen deze waardes overeen. pagina 4 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof polisgegevens De op de komende pagina’s beschreven parameters worden geacht de verzekering danwel de annuïteit eenduidig vast te leggen: double precision startleeftijd beschrijving ageSTART – geeft de leeftijd aan (in jaren) waarop het recht op uitkering ingaat – hetgeen overigens niet betekent dat dan ook de eerste uitkering zij verkregen, hetgeen met een aantal voorbeelden zal worden toegelicht: • een 64-jarige met pensioenleeftijd 65, lees: startleeftijd, 65 en een postnumerando uitkering dient na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, ergo: na 1 jaar, nog te wachten tot het eind van het dan lopende projectiejaar voordat deze zijn eerste uitkering ontvangt; dus juist voor het verstrijken van het 2e projectiejaar ontvangt deze zijn uitkering. • een nabestaandenpensioen is altijd uitkeringsgerechtigd; voordat daadwerkelijk een uitkering wordt ontvangen dient echter eerst de hoofdverzekerde overleden te zijn default de defaultwaarde –indien geen waarde wordt gespecificeerd danwel als de waarde NUL wordt ingegeven– zij geïnterpreteerd als een reeds ingegaan tarief opmerkingen Voor pensioenen wordt de startleeftijd gebruikt als standaardwaarde voor de diverse omslagleeftijden – voor het geval dat een dezer omslagleeftijden niet expliciet zijn gespecificeerd (danwel gelijk zijn aan nul). Eventueel kan voor nabestaandenrentes gespecificeerd worden dat de startleeftijd de aanvang van de risicoperiode betreft – dit is echter niet door de gebruiker in te regelen. Mocht behoefte bestaan aan deze mogelijkheden gelieve dan contact op te nemen met QED-consulting. double precision eindleeftijd beschrijving ageSTOP – geeft de leeftijd aan (in jaren) waarop het recht op uitkering ophoudt te bestaan; hetgeen overigens niet betekent dat dan nog een slotuitkering zij verkregen. Wel is het zo dat indien er een uitkering plaats vindt deze NOOIT later plaatsheeft. default de defaultwaarde voor de eindleeftijd –indien geen waarde wordt gespecificeerd danwel als de waarde NUL wordt ingegeven– zij geïnterpreteerd als een levenslange variant van de beschouwde eenheidskoopsom; dit dient wel tot een zinvolle koopsom te leiden. omslagleeftijd onbepaaldheid naar bepaaldheid double precision beschrijving BOage – vanaf de leeftijd BOage is de kans op uitkering voor het latente deel van het nabestaandenpensioen afhankelijk van de sterfte van de medeverzekerde – hiervoor wordt deze functie waargenomen door gehuwdheidsfrequenties opmerkingen identiek aan de startleeftijd - de defaultwaarde van de omslagleeftijd zij geacht gelijk te zijn aan de leeftijd waarop de pensionering ingaat er kan echter gekozen worden hiervan af te wijken – gedacht kan worden aan de verwachte pensioenleeftijd (in plaats van de reglementaire pensioenleeftijd). restricties de omslagleeftijd BOage dient NOOIT groter te zijn dan de startleeftijd! voor de omslagleeftijd BOage geldt dat zij enkel van betekenis is in het geval van onbepaalde tarieven, te weten: NPo, TNPo en NPoTR alsook OOPo (en: axyo). payoutDUE string1 invoervelden geeft aan of de uitkering aan het begin (=0) danwel aan het eind (=1) van enig jaar plaatsvindt; actuarieel geformuleerd: of de lijfrente praenumerando (UK: ‘annuityDUE’) danwel postnumerando (UK: ‘annuity in arrears’ of ook wel ‘ordinary annuity’) is. formaat string; de timing van de uitkering kan numeriek ingegeven worden als getal tussen de 0 pagina 5 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof en de 1 òf door één van de volgende alfanumerieke waardes in te voeren: ‘pr(a)enumerando (≡ 0)’ of ‘BoP’, ‘continu (≡ 0.5)’ of ‘MoP’ danwel ‘postnumerando (≡ 1)’ of ‘EoP’ – al dan niet met weglating van de postfix ‘numerando’. default restricties het model rekent standaard met de volgende waardes (voor niet-pensioenen betekent dit dat eventuele invoer wordt overschreven): endowments e.g. nEx & Ax BoP – zodra duidelijk is dat de verzekerde in leven is op de einddatum vindt de slotuitkering plaats. stuurvariabele: ‘DEFAULTpaymentINSURANCE’ pensioenen & lijfrentes MoP (stuurvariabele: ‘DEFAULTpaymentPENSION’) overlevingspensioenen e.g. NP’s, TNP’s & NP_TR’s BoP waarbij opgemerkt zij dat het tijdstip van overlijden ook van invloed is op de timing van de overlevingsrente; standaard is dit moment van overlijden aan het eind van het jaar – dit sluit aan bij de actuariële ‘best-practice’. stuurvariabele: ‘DEFAULTpaymentNP’ (whole-)lifeinsurances òf risicoverzekeringen BoP waarbij opgemerkt zij dat ook hier het tijdstip van overlijden de timing van de overlijdensuitkering bepaald; standaard is dit moment van overlijden halverwege het jaar – en wijkt daarmee af van het (standaard) moment van overlijden voor overlevingsrentes. stuurvariabele: ‘DEFAULTpaymentINSURANCE’ indien de waarde niet tussen de 0 en de 1 én tevens de invoer niet voldaat aan één der hierboven gegeven waardes dan wordt de defaultwaarde genomen. periods (per annum) {0 ≡ 1, 2, 3, ..., 11, 12} invoervelden geeft aan hoeveel uitkeringsmomenten er zijn gedurende één jaar; formaat integer; dit wordt verder beperkt doordat aangenomen is dat betalingen ten hoogste op maandbasis plaatsvinden – alle getallen groter dan 12 worden als maandbetalingen behandeld. default de defaultwaarde voor het aantal betalingsmomenten is afhankelijk van de stuurvariabele ‘DEFAULTpaymentsAMT’ welke standaard ingesteld staat op 1. pensioenen & lijfrentes & overlevingspensioenen endowments, e.g. nEx en Ax & (whole-)lifeinsurances 1 – in werkelijkheid wordt er niet met periodieke uitkeringen gewerkt maar wordt het zwaartepunt van de uitkeringen verschoven nvt – er is immers geen sprake van periodieke uitkeringen: de invoer wordt genegeerd pagina 6 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof persoonsgegevens De op de komende pagina’s beschreven parameters worden geacht de verzekeringstechnische aspecten van de betrokken verzekerden eenduidig vast te leggen: double precision leeftijd invoervelden age danwel delta (leeftijdsverschil ten opzichte van de hoofdverzekerde) beschrijving de leeftijd van de hoofdverzekerde is gelijk aan “age” zonder enige inperking. de leeftijd van de medeverzekerde is gelijk aan “age-delta”. Anders geformuleerd is delta gelijk aan de leeftijd van de hoofdverzekerde -/- leeftijd van de medeverzekerde. restricties Als één beider leeftijden echter groter of gelijk is aan die leeftijd is waarbij een jaar eerder de gecorrigeerde sterftekans gelijk was aan 1 dan zal de uitkomst NIHIL zijn. voor alle sterftetafels geldt: q121 = 1 opmerkingen • de invoerleeftijd kan negatief zijn (voor de hoofdverzekerde door een negatieve waarde in te voeren bij age en voor de medeverzekerde door een delta in te geven hoger dan de leeftijd van de hoofdverzekerde). NB: dit kan tot onrealistische uitkomsten leidden; niet in de laatste plaats omdat de sterftekans van een negatief-jarige gelijk wordt gesteld aan de sterftekans van een pasgeborene – deze sterftekans is –door zuigelingensterfte– erg hoog en daarmee een slechte kandidaat 5 voor extrapolatie. • de invoerleeftijd kan eveneens 125 zijn: er dient dan wel gerekend te worden met een leeftijdsterugstelling welke dermate groot is dat de verzekerde niet al dood is. • de defaultwaarde voor delta is nul de volgende invoer leidt tot een 3 jaar oudere man : if(lower(sexe1)=”m”, 3, -3) string geslacht invoervelden sexe1 (voor de hoofdverzekerde) danwel sexe2 (voor de medeverzekerde) formaat danwel een numerieke waarde tussen de 0 (≡mannelijk) en 1 (≡vrouwelijk) danwel een alfanumerieke waarde van “M” of “V/F” (niet hoofdlettergevoelig). default • er is geen defaultwaarde voor de sexe van de hoofdverzekerde – het geslacht dient dus expliciet vermeld te worden. • de defaultwaarde voor de geslacht van de medeverzekerde is tegengesteld aan het geslacht van de hoofdverzekerde, het partnergeslacht hoeft niet derhalve niet expliciet gespecificeerd te worden; automatisch wordt voor diens geslacht dan de waarde (1- geslachthoofdverzekerde) aangehouden (dit geldt uiteraard enkel voor tarieven op meerdere levens). overigens kan er ook uitgegaan worden van een partner van gelijk geslacht door het geslacht van de tweede verzekerde te duiden als ‘same’, ‘homo’, ‘gay’ of ‘dito’. opmerkingen • indien het geslacht ingevoerd wordt als een getal tussen de 0 en de 1 dan wordt de tabelsterfte aangepast aan deze androgyne verzekerde. • huwelijksfrequenties worden genomen in overeenstemming met het afgeronde geslacht; ook deze instelling is geparametriseerd maar het lijkt niet wenselijk om de gehuwdheidsfrequentie te interpoleren voor het geslacht. 5 aangezien deze bepaling van sterftekansen voor negatief-jarigen aansluit bij ‘best-practice’ is besloten toch voor deze ‘slechte kandidaat’ te kiezen.. pagina 7 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof omslagleeftijden indexatie verzekerde(n) double precision invoervelden INDEXage resp. INDEXageNP beschrijving vanaf de leeftijd INDEXage worden PSTcorrecties toegepast; daarvoor PREcorrecties voor de omslagleeftijd INDEXageNP geldt dat zij enkel van betekenis is in het geval van nabestaandenpensioenen – hetgeen, gezien de toevoeging NP, geen verrassing zou mogen zijn. default identiek aan de startleeftijd - de defaultwaarde van de omslagleeftijd zij geacht gelijk te zijn aan de leeftijd waarop de pensionering ingaat er kan echter gekozen worden hiervan af te wijken – gedacht kan worden aan de verwachte pensioenleeftijd (in plaats van de reglementaire pensioenleeftijd). opmerkingen de leeftijd INDEXage betreft de leeftijd van de hoofdverzekerde terwijl de leeftijd INDEXageNP uitgaat van de leeftijd van de medeverzekerde. voor nabestaandenpensioenen hebben de gewone indexaties betrekking op het latente deel van het nabestaandenpensioen waar de NPindexaties betrekking hebben op het ingegane deel van het nabestaandenpensioen. indexaties hoofdverzekerde double precision invoervelden indexPRE resp. indexPST – ingegeven als percentage! beschrijving geeft de indexatiepercentages weer van de lijfrentes, overlijdensrisicoverzekeringen en het latente deel van eventuele overlevingsrentes default de defaultwaarde is 0, i.e. alle uitkeringen zijn 1 – weging buiten beschouwing gelaten restricties • overlijdensverzekeringen: indexPRE zij identiek veronderstelt aan indexPST er kan immers geen sprake zijn van een ingegane verzekering – dit impliceert namelijk tevens het einde van de verzekering • verzekeringen welke een uitkering bij leven kennen: indexPRE en indexPST worden genegeerd; de eindgebruiker wordt ZELF geacht de eenheidskoopsom te vermenigvuldigen met de waarde van de cumulatieve indexaties. indexaties medeverzekerde double precision invoervelden NPindexPRE resp. NPindexPST – ingegeven als percentage! beschrijving geeft de indexatiepercentages weer van de ingegane overlevingsrentes default de defaultwaarde is 0, i.e. alle uitkeringen zijn 1 – weging buiten beschouwing gelaten restricties • voorbeeld gegeven: de geheeltallige startleeftijd X0, de omslagleeftijd X1 en de uitkeringsleeftijd X2 de hoogte van de uitkering op tijdstip t2 zij dan gegeven door: enkel gebruikt voor te gebruiken in het geval van nabestaandenpensioenen, meer specifiek: de ingegane nabestaandenpensioenen. invoegen: formule In dit voorbeeld is de deling door 100 teneinde percentages om te rekenen naar perunages voor de overzichtelijkheid achterwege gelaten. voorbeeld van een overlevingsuitkering van een 64-jarige man met een 3 jaar jongere partner met indexatie, i.e. {INDEXage, indexPRE, indexPST, INDEXageNP, NPindexPR, NPindexPST}, als gegeven door de volgende waardes: {65, 2%, 1%, 65, 3% resp 1.5%} is de uitkering in het 5e jaar als gevolg van het overlijden van de hoofdverzekerde in het tweede jaar gelijk aan: pagina 8 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof omslagleeftijd sterftecorrecties double precision invoervelden ageturnDTH en COageturnDTH beschrijving vanaf de leeftijd ageturnDTH worden PSTcorrecties toegepast; daarvoor PREcorrecties default identiek aan de startleeftijd - de defaultwaarde van de omslagleeftijd zij geacht gelijk te zijn aan de leeftijd waarop de pensionering ingaat er kan echter gekozen worden hiervan af te wijken – gedacht kan worden aan de verwachte pensioenleeftijd (in plaats van de reglementaire pensioenleeftijd). leeftijdsterugstellingen double precision invoervelden AGEsetbackPRE, AGEsetbackPST voor zowel de hoofdverzekerde als de medeverzekerde (suffix = 2) beschrijving default geeft de leeftijdsterugstellingen 6 weer waarmee alle 7 sterftekansen worden aangepast, een leeftijdscorrectie van “-2 jaar” dient derhalve ingegeven als ‘+2’. • positieve getallen representeren leeftijdsterugstellingen • negatieve getallen representeren leeftijdsvooruitstellingen de defaultwaarde voor de leeftijdsterugstellingen is 0, i.e. géén terugstellingen restricties wordt beperkt tot getallen in het gesloten interval [-100, 100] opmerkingen Er bestaat de mogeljkheid onderscheid te maken tussen een terugstelling tot aan een zekere omslagleeftijd en terugstellingen vanaf vernoemde omslagleeftijd. Deze omslagleeftijd is dezelfde als degene die gebruikt wordt voor de omschakelen van de PRE- & PST- sterftecorrecties; het wordt overigens niet aangeraden deze beide sterfteaanpassingen in combinatie met elkaar te gebruiken. Wanneer geen geheeltallige leeftijden gebruikt dan wordt de resulterende sterftekans verkregen middels lineaire interpolatie tussen de twee aangrenzende geheeltallige sterftekansen. Dit om aansluiting te behouden met programmatuur welke –voor gebroken leeftijden– de annuïteiten interpoleert. Desgewenst is in te regelen dat uitgegaan wordt van constante sterftequotiënt (in plaats van een constant aantal stervenden). sterftecorrectiefactoren double precision invoervelden fctrPRE, fctrPST voor zowel de hoofdverzekerde als de medeverzekerde (suffix = 2) beschrijving geeft de factor mee waarmee ALLE7 sterftekansen worden vermenigvuldigt; de resulterende sterftekansen dienen kleiner te zijn dan 1. default de defaultwaarde is 1, i.e. géén aanpassingen op de tabelsterfte; het programma rekent ook met 1 indien geen waarde wordt ingegeven of deze nul is – indien de wens bestaat zonder sterfte te rekenen dient een negatieve waarde ingegeven te worden! restricties wordt beperkt tot getallen in het half-open interval (0, 5] opmerkingen Er bestaat de mogeljkheid onderscheid te maken tussen een factor tot aan een zekere omslagleeftijd en een factor welke toegepast direct vanaf vernoemde omslagleeftijd. Deze omslagleeftijd is dezelfde als degene die gebruikt wordt voor de omschakelen van de PRE-leeftijdsterugstelling naar de PST-leeftijdsterugstelling; het wordt overigens niet aangeraden deze beide sterfteaanpassingen in combinatie met elkaar te gebruiken. Tevens bestaat de mogelijkheid een leeftijdsafhankelijke tabel voor ervaringssterfte in te geven. Voor niet-generatietafels kan dit gebeuren door de sterftetafel via EXCEL in te geven en voor generatietafels kan dit door een sterftetafel danwel een tabel voor ervaringssterfte aan de database toe te voegen. Mocht hier behoefte voor bestaan gelieve dan contact op te nemen met QED-consulting. 6 zie ook de beschrijvingen in appendix 4 en 5 inzake het gebruik van leeftijdsterugstellingen. voor elke hoofdregel bestaat er ook een uitzondering: de sterftekans van een persoon welke geacht wordt aan het eind van het jaar te zijn gestorven, dus: met sterfteleeftijd ‘CONSTageMAX – 1’, blijft ten alle tijde gelijk aan 1. 7 pagina 9 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof beschrijving van de diverse in te regelen stuurvariabelen (codebased) In dit hoofdstuk wordt een aantal van de in te stellen parameters beschreven en de gevolgen die dit heeft voor de toe te passen rekenmethodiek. Gepoogd is dit te doen in een volgorde analoog aan de indeling welke is gebruikt bij de ‘ontleding’ van de kasstromen. boolean interpolatie parameter SWITCHyearbasedIP beschrijving geeft aan of interpolatie plaats vindt op basis van gehele jaren SWITCHyearbasedIP = TRUE: interpolatie op basis van gehele jaren, i.e. betaling op tijdstip t=0.7 zij verkregen door 0.3*PRAE + 0.7*POST – dit heeft als neveneffect dat de betaling op het tijdstip 0.7 eveneens afhankelijk is van sterfte en indexaties in het tijdvak [0.7; 1] – hetgeen, mits ongewenst, dus uitgeschakeld kan worden. default TRUE boolean interpolatie parameter SWITCHpaydueIP beschrijving geeft aan of interpolatie plaats vindt op basis van gehele jaren SWITCHpaydueIP = TRUE: simulates payout ONLY at INTyears (and thus at INTages whenever ageMAIN is INTbased) SWITCHpaydueIP = FALSE: interpolates over the actual CFtiming which is fine for probabilities but NOT for indexation/NPVing restricties deze parameter wordt genegeerd als SWITCHyearbasedIP = FALSE default TRUE boolean interpolatie parameter SWITCHmortrateEQUAL beschrijving geeft de methodiek aan waarmee interpolatie van sterfte wordt berekend SWITCHmortrateEQUAL = FALSE: 12 * Qmonth = Qyear AKA UDD SWITCHmortrateEQUAL = TRUE: Pmonth12 = Pyear AKA constant force of mortality example aangenomen zij dat de 1jaars-sterftekans gelijk is aan 0.48 SWITCHmortrateEQUAL = FALSE: het aantal stervenden is iedere maand constant, te weten: 0.04, echter: de maands-sterftekans varieert van 0.04 in de eerste maand tot 0.0714 in de laatste maand SWITCHmortrateEQUAL = TRUE: de maands-sterftekans zij niet verkregen door lineaire interpolatie maar door naar de eigenschappen te kijken van de resulterende blijfkans; ergo: Pmonth = 1 - Pmonth = 1 - Pyear1/12 = 1 - (1-0.48) 1/12 = 0.0530 default FALSE boolean interpolatie parameter SWITCH_INTgenderMAR beschrijving geeft de methodiek aan van interpolatie van de gehuwdheidsfrequenties SWITCH_INTgenderMAR = TRUE: de gehuwdheidsfrequenties wordt geinterpoleerd; de gehuwdheidsfrequentie is een continue functie welke stapsgewijs differentieerbaar is. SWITCH_INTgenderMAR = FALSE: de gehuwdheidsfrequenties zijn gedurende het gehele jaar constant; de gehuwdheidsfrequentie is een stapsgewijs continue functie. default TRUE pagina 10 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof boolean interpolatie parameter SWITCHlinearFRWDpol beschrijving geeft de methodiek aan van de contantmakingsfactor over een jaar contantmaking al dan niet bepaald op basis van samengestelde rente SWITCHlinearFRWDpol = TRUE: rente wordt als niet-samengesteld geinterpreteerd SWITCHlinearFRWDpol = FALSE: rente wordt als samengesteld geinterpreteerd example aangenomen zij dat de 1jaars-contantmakingsfactor gelijk is aan 0.96 SWITCHlinearFRWDpol = TRUE: de NPV van een betaling over een half jaar is 0.98 SWITCHlinearFRWDpol = FALSE: de NPV van een betaling over een half jaar is 0.9798.. immers: 0.97982 = 0.96 naar mening van ondergetekende dienen de waardes van “SWITCHlinearINDEXpol” en “SWITCHlinearFRWDpol” –vanuit het oogpunt van consistentie– identiek te zijn aan elkaar; QEDannuity staat echter toe deze waardes onafhankelijk van elkaar te bepalen. vereiste geen default TRUE boolean interpolatie parameter SWITCHindexbaseCONT beschrijving geeft de methodiek weer van de toe te kennen indexaties SWITCHindexbaseCONT = TRUE: indexaties worden tijdsevenredig toegekend; de hoogte van de toe te kennen aanspraken heeft een continu verloop. SWITCHindexbaseCONT = FALSE: indexatie vindt slechts plaats nadat een jaar in zijn geheel is verstreken; de hoogte van de aanspraak is een stapsgewijs continue functie welke veel overeenkomsten vertoont met de zogeheten trapfunctie. vereiste geen default TRUE boolean interpolatie parameter SWITCHlinearINDEXpol beschrijving geeft de methodiek aan van de interpolatie van te geven indexatie SWITCHlinearINDEXpol = TRUE: 12 * Imonth = Iyear SWITCHlinearINDEXpol = FALSE: (1+Imonth)12 = (1+Iyear) naar mening van ondergetekende dienen de waardes van “SWITCHlinearINDEXpol” en “SWITCHlinearFRWDpol” –vanuit het oogpunt van consistentie– identiek te zijn aan elkaar; QEDannuity staat echter toe deze waardes onafhankelijk van elkaar te bepalen. example aangenomen zij dat de indexatie gedurende 1 jaar gelijk is 2% - denk aan inflatie SWITCHlinearINDEXpol = TRUE: de uitbetaling na een halfjaar = 1.01 SWITCHlinearINDEXpol = FALSE: de uitbetaling na een halfjaar = 1.020.5 = 1.009950... restricties deze parameter wordt genegeerd als SWITCHindexbaseCONT = FALSE, immers in dat geval zij bepaald dat er gedurende het jaar GEEN indexaties worden toegekend vereiste SWITCHindexbaseCONT = TRUE indien dit niet het geval is wordt NIET gekeken naar SWITCHlinearINDEXpol default SWITCHlinearFRWDpol pagina 11 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof boolean interpolatie parameter SWITCH_constantFORWARD beschrijving geeft de methodiek aan waarmee de rentecurve wordt geëxtrapoleerd SWITCH_constantFORWARD = TRUE: de rentecurve wordt voortgezet zodanig dat de laatst bekende 1jaars-forwardrate contant wordt gehouden SWITCH_constantFORWARD = FALSE: de rentecurve wordt voortgezet zodanig dat de laatst bekende zerorate contant wordt gehouden opmerking default • indien behoefte mocht bestaan voor een andere methodiek, te denken valt aan inachtneming van de UFR, gelieve dan contact op te nemen met ondergetekende • overigens kan dit probleem omzeild worden door de database uit te breiden voor alle mogelijke jaren: 125 volstaat hierbij veelal TRUE 0, 1 ,2, ..., 255 interpolatie parameter DEFAULTyieldhistoryYRS beschrijving geeft het aantal jaren weer welke gebruikt dient te worden voor voortzetting van de te extrapoleren rentecurve DEFAULTyieldhistoryYRS = 0 danwel 1: de rentecurve wordt voortgezet op een wijze waarbij enkel het laatste jaar in acht wordt genomen DEFAULTyieldhistoryYRS >1: nu wordt het gemiddelde bepaald van de laatste jaren, met als gevolg dat de trend van deze laatste jaren wordt voortgezet opmerking default • overigens kan dit probleem omzeild worden door de database uit te breiden voor alle mogelijke jaren: 125 volstaat hierbij veelal • merk op dat wijziging van deze parameter, mits gecombineerd met een voortzetting op basis van een constante zerorate, tot vreemde effecten kan leiden. Indien de curve neerwaarts dalend is dan kan het zijn dat de resulterende zerorate, mits voldoende geëxtrapoleerd, op een gegeven moment negatief wordt. 0 oftewel er wordt enkel gekeken naar het laatste datapunt pagina 12 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof sterftecorrecties Deze pagina’s geeft een aantal mogelijkheden weer om de berekeningsmethodiek aan te passen ten aanzien van de sterftecorrecties van de verzekerden. Deze parameters zijn enkel dan van toepassing voor tarieven op 2 levens als niet alle correcties dezelfde zijn in zowel de PREperiode als de POSTperiode. Voor het voorbeeld dat hierbij gebruikt wordt zij aangenomen dat de pensioenleeftijd identiek is aan de leeftijd waarbij vernoemde omschakeling plaats heeft. Bovendien is het zaak te realiseren dat deze leeftijd enkel ingesteld kan worden voor de hoofdverzekerde. boolean interpolatie parameter NPflag_MAINtriggersCO beschrijving geeft de methodiek aan de hand waarvan sterftecorrecties worden bepaald NPflag_MAINtriggersCO = TRUE: de leeftijdscorrecties van de hoofdverzekerde en de medeverzekerde zijn afhankelijk van elkaar ergo: COageturnDTH = MAINageturnDTH - delta Voor alle tarieven welke geen nabestaandentarief zijn is dit de enige zinvolle invulling NPflag_MAINtriggersCO = FALSE: de leeftijdscorrecties van de hoofdverzekerde en de met elkaar in vanaf het tijdstip dat de hoofdverzekerde switch tussen PRE en POSTcorrecties het tijdstip waade rentecurve wordt voortgezet zodanig dat de laatst bekende 1jaars-forwardrate contant wordt gehouden NPflag_MAINtriggersCO = FALSE: de rentecurve wordt voortgezet zodanig dat de laatst bekende zerorate contant wordt gehouden opmerking default • indien behoefte mocht bestaan voor een andere methodiek, te denken valt aan inachtneming van de UFR, gelieve dan contact op te nemen met ondergetekende • overigens kan dit probleem omzeild worden door de database uit te breiden voor alle mogelijke jaren: 125 volstaat hierbij veelal nabestaandentarieven: TRUE boolean interpolatie parameter FLAGlatentNP_PREonlyMAIN & FLAGlatentNP_PREonlyCO FLAGdueNP_PSTonlyCO beschrijving geeft de methodiek aan de hand waarvan sterftecorrecties worden bepaald Voor nabestaandenpensioenen geldt dat de uitkering per definitie afhankelijk is van het al dan niet overleden zijn van de hoofdverzekerde. Hierdoor kan betoogd worden dat de sterftekansen bepaald dienen te worden in de latente deel van het NP op basis van PRE-correcties én het niet-latente deel op basis van PST-correcties FLAGlatentNP_PREonlyMAIN = FLAGlatentNP_PREonlyCO = TRUE FLAGdueNP_PSTonlyCO = TRUE Echter indien de samenstelling van het ouderdomspensioen (=OP) en het nabestaandenpensioen (=NP) als een geheel worden beschouwd dan is het gevolg dat voor eenzelfde leeftijd van de hoofdverzekerde gerekend wordt met verschillende sterftekansen (doordat ofwel het OP rekent vanuit de optiek dat het pensioen is ingegaan en het NP –voor dat deel dat nog latent is– dit niet doet). Voor vereiste SWITCHindexbaseCONT = TRUE indien dit niet het geval is wordt NIET gekeken naar SWITCHlinearFRWDpol default FLAGlatentNP_PREonlyMAIN = FALSE FLAGlatentNP_PREonlyCO = NOT(NPflag_MAINtriggersCO) = FALSE FLAGdueNP_PSTonlyCO = TRUE pagina 13 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 1 : sterftetafels generatie MAXage 8 #data 122 244 sterftetafel samensteller: 0005_Lxy actuarieel genootschap 2130 actuarieel genootschap 122 244 4749 actuarieel genootschap 122 244 5660 actuarieel genootschap 122 244 6165 actuarieel genootschap 122 244 6670 actuarieel genootschap 122 244 7175 actuarieel genootschap 122 244 7680 actuarieel genootschap 122 244 8085 actuarieel genootschap 122 244 8590 actuarieel genootschap 122 244 9095 actuarieel genootschap 122 244 9500 actuarieel genootschap 122 244 0005 actuarieel genootschap 122 244 0005_nietrokers actuarieel genootschap 122 244 0005_rokers actuarieel genootschap 122 244 0005_GEN actuarieel genootschap 2000-2050 122 12’444 1060_GEN actuarieel genootschap 2010-2060 122 12’444 1262_GEN actuarieel genootschap 2012-2062 122 12’444 coll93 verbond van verzekeraars 122 244 coll97 verbond van verzekeraars 122 244 DIL98 verbond van verzekeraars 122 244 coll03 verbond van verzekeraars 122 244 coll06_lijf verbond van verzekeraars 122 244 coll06 verbond van verzekeraars 122 244 coll06_lijf_GEN verbond van verzekeraars 2008-2050 122 10’492 coll06_GEN verbond van verzekeraars 2008-2050 122 10’492 CBS2006lijf_GEN CBS 2006 lijfrentetafel 2008-2050 122 10’492 CBS2006pens_GEN CBS 2006 pensioentafel 2008-2050 122 10’492 CBS2008_ GEN CBS 2008-2050 122 10’492 CBS2010_GEN CBS 2010-2060 122 12’444 CBS2012_GEN CBS 2012-2060 122 11’956 NNcoll09 NN 122 244 NNcoll11 NN 122 244 NNcoll13 NN 122 244 excel zelf in te geven 122 --120’048 Tevens kan er gebruik gemaakt worden van diverse tabellen voor al dan niet leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte 9 zoals gebruikt door bedrijfstakpensioenfondsen, verzekeraars danwel pensioenconsultants; gelieve hiervoor contact op te nemen met QED-consulting. 8 als de maximumleeftijd van een zekere sterftetafel 122 is dan is de sterftekans voor een 121-jarige per definitie gelijk aan 1. dit is tevens de manier waarop de CBS generatietafels van 2006 zijn geconstrueerd; op een leeftijdsafhankelijke factor na zijn de lijfrentetabel en de pensioentabel, i.e. CBS2006lijf_GEN en CBS2006pens_GEN, aan elkaar gelijk. 9 pagina 14 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 2 : yieldcurves yieldcurve DNB_20011231 DNB_20021231 yieldcurve yieldcurve yieldcurve DNB_20060131 DNB_20040131 DNB_20050131 DNB_20040229 DNB_20050228 DNB_20060228 DNB_20040331 DNB_20050331 DNB_20060331 DNB_20040430 DNB_20050430 DNB_20060430 DNB_20040531 DNB_20050531 DNB_20060531 DNB_20040630 DNB_20050630 DNB_20060630 DNB_20040731 DNB_20050731 DNB_20060731 DNB_20040831 DNB_20050831 DNB_20060831 DNB_20040930 DNB_20050930 DNB_20060930 DNB_20041031 DNB_20051031 DNB_20061031 DNB_20041130 DNB_20051130 DNB_20061130 DNB_20041231 DNB_20051231 DNB_20061231 DNB_20070131 DNB_20080131 DNB_20090131 DNB_20100131 DNB_20070228 DNB_20080229 DNB_20090228 DNB_20100228 DNB_20070331 DNB_20080331 DNB_20090331 DNB_20100331 DNB_20070430 DNB_20080430 DNB_20090430 DNB_20100430 DNB_20070531 DNB_20080531 DNB_20090531 DNB_20100531 DNB_20070630 DNB_20080630 DNB_20090630 DNB_20100630 DNB_20070731 DNB_20080731 DNB_20090731 DNB_20100731 DNB_20070831 DNB_20080831 DNB_20090831 DNB_20100831 DNB_20070930 DNB_20080930 DNB_20090930 DNB_20100930 DNB_200312311 DNB_20071031 DNB_20081031 DNB_20091031 DNB_20101031 DNB_20071130 DNB_20081130 DNB_20091130 DNB_20101130 DNB_20071231 DNB_20081231 DNB_20091231 DNB_20101231 DNB_20110131 10 DNB_2012013110 DNB_2013013111 DNB_2014013111 10 11 DNB_2014022811 11 DNB_2014033111 11 DNB_2014043011 11 DNB_2014053111 DNB_20110228 DNB_20110331 DNB_20110430 DNB_20110531 DNB_20120229 10 DNB_20120331 10 DNB_20120430 10 DNB_20120531 10 DNB_20130228 DNB_20130331 DNB_20130430 DNB_20130531 11 DNB_20110630 DNB_20120630 DNB_20130630 DNB_20110731 DNB_2012073110 DNB_2013073111 DNB_20110831 10 DNB_2013083111 11 DNB_2013093011 11 DNB_2013103111 11 DNB_2013113011 11 DNB_2013123111 DNB_20110930 DNB_20111031 DNB_20111130 10 DNB_20111231 DNB_20120831 DNB_20120930 DNB_20121031 DNB_20121130 DNB_20121130 Tevens zijn –op dagbasis– de rentecurves van de ECB beschikbaar vanaf ultimo 2004 en is er de mogelijkheid zelf –via excel– een rentecurve “handmatig” aan QEDannuity mee te geven. Uiteraard is het ook mogelijk met een constante rentevoet te rekenen. 10 vanaf 31 december 2011 zijn yieldcurves gepubliceerd welke een middeling betreffen van de laatste 3 maanden vanaf 30 september 2012 zijn yieldcurves gepubliceerd welke –naast de in de vorige voetnoot beschreven middeling– vanaf een looptijd van 20 jaar convergeren naar een UFR (=ultimate forward rate) van 4.2%; voor details zij verwezen naar de site van DNB danwel een lokale kopie van vernoemde informatie op de site van QED-consulting 11 pagina 15 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 3 : partnerfrequenties tafel samensteller opmerkingen 7680 actuarieel genootschap unisex, i.e. hx = hy voor alle leeftijden 8085 actuarieel genootschap 8590 actuarieel genootschap tabel identiek aan ‘8085’ 9095 actuarieel genootschap tabel identiek aan ‘8590’ 9500 actuarieel genootschap tabel identiek aan ‘9095’ 9500new actuarieel genootschap tabel identiek aan ‘9500’ behalve voor uitruil op 65 ergo : hx = hy = 1 voor alle leeftijden >= 65 coll93 verbond van verzekeraars coll03 verbond van verzekeraars hx = hy = 1 voor alle leeftijden >= 65 AEGON AEGON hx = hy = 1 voor alle leeftijden >= 65 CBhuw centraal beheer CBS88 CBS dupont dupont hx = hy = 1 voor alle leeftijden >= 65 NN9095 nationale nederlanden hx = hy = 1 voor alle leeftijden >= 66 ZL8085 zwitserleven ZL97 zwitserleven uitruil QED-consulting excel alle gehuwdheidsfrequenties zijn 1 ergo: hx = hy = 1 voor alle leeftijden in te voeren in het bijgeleverde bestand opmerking: voor onbepaalde nabestaandenpensioenen is het gebruikelijk vanaf een zekere leeftijd om te schakelen van een methodiek van onbepaaldheid (waarbij de kans dat er een nabestaandenpensioen zij bepaald door de ‘kans’ van het aanwezig zijn van een partner) naar bepaaldheid (waarbij de kans dat er een nabestaandenpensioen zij bepaald door de ‘kans’ dat een zekere –ook wel: bepaalde– nabestaande nog in leven is). In pensioenreglementen komt dit tot uiting met bijvoorbeeld de zinssnede dat “partners waarmee pas na de pensioenleeftijd een relatie wordt aangegaan geen recht hebben op uitkeringen voortkomend uit overlevingsrentes”. Deze leeftijd wordt binnen QEDannuity geduid met ‘ageturnBO’ en is veelal gelijk aan de pensioenleeftijd (van de met het nabestaandenpensioen gelieerde ouderdomspensioen – merk op dat voor nabestaandenpensioenen vernoemde pensioenleeftijd geen noodzakelijke grootheid betreft en enkel wordt gebruikt als defaultwaarde van de diverse omslagleeftijden voor zover deze niet expliciet ingegeven zijn). Indien de pensioenleeftijd is gegeven voor een zekere nabestaandenpensioen 12 dan is het niet nodig ‘ageturnBO’ te specificeren; deze krijgt –bij het ontbreken van een gespecificeerde waarde– automatisch de waarde van vernoemde pensioenleeftijd. Indien de pensioenleeftijd niet gespecificeerd is dan is het wel nodig dat ‘ageturnBO’ gespecificeerd wordt. Door toevoeging van de postfix “_uitruil” aan de naam van de tabel voor gehuwdheidsfrequenties wordt de waarde van de de gehuwdheidsfrequentie op vernoemde leeftijd gelijk gesteld aan 1; zo is, uitgaande van een pensioenleeftijd van 65, ‘9500new’ gelijk aan ‘9500_uitruil’ 12 Merk op dat ook in het geval dat de gehuwdheidsfrequenties vanuit worden ingelezen er rekening wordt gehouden met een omslagleeftijd voor onbepaaldheid naar bepaaldheid –en indien van toepassing: met uitruil op deze omslagleeftijd. Indien vernoemde omslag verwerkt zit in de exceltafel dan kan gekozen worden om vernoemde omslagleeftijd op een dermate hoge waarde dat geen enkel persoon nog geacht wordt te leven (rekening houdend met leeftijdsterugstellingen). pagina 16 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 4 : niet-geheeltallige sterftekanscorrecties In het navolgende zij de sexe buiten beschouwing gelaten; de volgende formule laat zien dat dit niet leidt tot verlies van algemeenheid: q xsexe = (1 − gender) ⋅ q xman + gender ⋅ q xvrouw niet-gehele leeftijdsterugstellingen voor een geheeltallige leeftijd >= ageturn_DTHcorr voor het gemak worden de hulpvariabelen ‘INTageminPST’ & ‘FRACageminPST’ ingevoerd; deze worden gedefinieerd als het grootste gehele getal dat niet groter is dan de leeftijdsterugstelling respectievelijk het verschil tussen de originele grootheid en de juist gedefinieerde. Merk op dat door deze definitie impliceert dat ‘FRACageminPST’ een niet-negatief getal is dat strikt kleiner is dan 1. Nu wordt de resulterende sterftekans als volgt berekent: sexe FRACageminPST • agefactor_PST • q x − INTageminPST −1 q~xsexe − ageminPST = + (1 - FRACageminPST) • agefactor_PST • q xsexe − INTageminPST Dit wordt verduidelijkt middels een tweetal getallenvoorbeelden waarbij de sterftekans van een 70-jarige berekent dient te worden en de omslagleeftijd van PRE- naar PST-aanpassingen reeds is gepasseerd: - als de leeftijdsterugstelling gelijk is aan 1.9 dan geldt: INTageminPST = 1 & FRACageminPST = 0.9 en daardoor: sexe sexe sexe + 0.1 • q69 ; dat het gewicht van q68 zwaarder weegt is intuïtief juist. q~70sexe = 0.9 • q68 - als de leeftijdsvooruitstelling gelijk is aan 1.1, ergo: de leeftijdsterugstelling is gelijk aan -1.1, dan volgt voor de hulpvariabelen: INTageminPST = -2 & FRACageminPST = 0.9 en tevens: sexe sexe sexe + 0.1 • q72 ; dat het gewicht van q71 zwaarder weegt is intuïtief juist. q~70sexe = 0.9 • q71 niet-gehele leeftijdsterugstellingen voor een geheeltallige leeftijd < ageturn_DTHcorr een analoog resultaat geldt voor leeftijdsterugstellingen, al dan niet positief, voor de omslagleeftijd voor sterftecorrectieaanpassingen met uitzondering van de sterftekans juist voor deze omslagleeftijd. sterftekansaanpassingen voor de geheeltallige leeftijd waarvoor geldt dat de omslagleeftijd plaats vindt nog voordat er een volledig jaar verstreken is wederom worden twee hulpvariabelen ingevoerd, te weten ‘INTageturnDTH’ & ‘FRACageturnDTH’, welke op analoge wijze worden gedefinieerd als hierboven. Op analoge wijze als hierboven kan een relatie gedefinieerd worden voor de sterftekans voor de geheeltallige leeftijd ‘INTageturnDTH’. Er geldt: sexe sexe q~INTageturn DTH = FRACageturnDTH • q INTageturnDTH PRE + (1 - FRACageturnDTH) • sexe q INTageturn DTH PST Merk op dat deze definitie een keuze is en een ander antwoord geeft dan wanneer eerst de vervangingsleeftijd wordt berekend; dit zal middels een voorbeeld verduidelijkt worden waarbij de ‘leeftijdsterugstelling_PRE’ en ‘leeftijdsterugstelling_PST’ gegeven worden door 1.9 resp. -1.1 en de omslagleeftijd door 65.25 (de hieruit voortvloeiende hulpvariabelen worden bekend verondersteld). - met de methode als hierboven beschreven volgt: ~ sexe = 0.25 • (0.9 • q sexe + 0.1 • q sexe ) + 0.75 • (0.9 • q sexe + 0.1 q~65sexe = 0.25 • q~65sexe PRE +0.75 • q 63 64 66 65 PST • q 67 ) sexe = 0.225 • q 63 +0.025 • q 64 +0.675 • q 66 +0.075 • q 67 sexe - sexe sexe sexe een alternatieve methode zou kunnen zijn om eerst de vervangingsleeftijd te berekenen; sexe sexe ~ + (1- 0.35) • q 66 x = 0.25 • (65-1.9) + 0.75 • (65- -1.1) = 65.35 ⇒ q~65sexe = 0.35 • q 65 Het behoeft geen betoog dat deze twee berekeningswijzes, i.e. enerzijds 0.35 • q 65 + 0.65 • q 66 sexe sexe en anderzijds 0.225 • q 63 +0.025 • q 64 +0.675 • q 66 +0.075 • q 67 , niet noodzakelijkerwijs hetzelfde zijn. sexe sexe sexe sexe pagina 17 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 5 : sterftecorrectie aan de hand van leeftijdsterugstellingen historie samenstelling overlevingstafels in relatie tot aanpassingen sterftekansen In het verleden werden overlevingstafels geconstrueerd aan de hand van formulae op basis van Gompertz en Makeham. Deze methodiek impliceerde dat de aan de overlevingstafels gerelateerde sterftekansen een monotoon stijgende, i.e. niet-dalende, functie van de leeftijden was. In deze periode is het gebruik van leeftijdsterugstellingen ontstaan; bij een lagere leeftijd behoorde immers –door de monotonie– ook een lagere sterftekans. Al snel bleek dat de methodiek van Makeham en Gompertz tot te grote verschillen leidde tussen de door de overlevingstafels voorspelde sterfte en de waargenomen sterfte, temeer omdat de waargenomen sterfte het gevolg was van sterftetrends als veroorzaakt door bijvoorbeeld kindersterfte, zelfmoord, verkeersongevallen en extreme ouderdom. Teneinde de overlevingstafels beter aan te doen sluiten bij de waargenomen sterfte werden de tafels gesplitst in disjuncte leeftijdsintervallen welke elk beschreven werden met eerdergenoemde formulae; met deze methodiek bleef de eis van een niet-dalend verloop van de sterftekansen behouden. Sterfte door zelfmoord en verkeersongevallen, welke de belangrijkste doodsoorzaken zijn voor met name mannen onder de 30, bleven hiermee verschijnselen welke niet terug te vinden waren in de overlevingstafels 13. Bovendien bleek het noodzakelijk steeds meer disjuncte intervallen te gebruiken. Vanaf ‘GBMV9500’ en ‘collectief97’ is bovengenoemde eis van monotonie losgelaten en is het ‘van Broekhoven’-algoritme gebruikt om overlevingstafels samen te stellen. Deze methodiek impliceert niet meer dat de met lagere leeftijden verkregen sterftekansen eveneens lager zijn. Voor deze sterftetafels wordt het gebruik van leeftijdsterugstellingen afgeraden; mocht er toch behoefte bestaan aan een ‘duurder’ tarief dan zij geadviseerd om danwel de sterftekansen te vermenigvuldigen met, eventueel leeftijdsafhankelijke, factoren danwel de resulterende koopsom te verhogen met een zekere opslag. Ondanks het zojuist beschrevene blijkt genoemde methodiek van het terugstellen van de leeftijd een hardnekkig uit te roeien fenomeen te zijn, niet in de laatste plaats omdat in veel gevallen de methodiek welke gebruikt werd om annuïteiten te bereken, te weten: de zogeheten commutatiegetallen 14, nog altijd in zwang is. Deze methode staat niet toe dat sterftekansen met een factor vermenigvuldigd worden omdat deze methodiek uitgaat van het aantal overlevenden (in plaats van de hieruit voortvloeiende kansen). overige nadelen van het gebruik van leeftijdsterugstellingen De navolgende beschrijving levert vrijwel enkel bezwaren welke niet of nauwelijks in de praktijk zullen voorkomen; ten behoeve van de volledigheid wil ik ze echter niet onvermeld laten. Overlevingstafels beginnen bij het aantal 0-jarigen (L0) en derhalve ontstaan er problemen zodra de sterftekans gevraagd wordt van een 1 jarige met 2 jaar leeftijdsterugstelling. Om dit probleem te voorkomen is er, voornamelijk vanuit pragmatisch oogpunt, besloten de overlevingstafel uit te breiden zodanig dat de kans op sterven voor een ‘negatief-jarige’ gelijk is aan de sterftekans van een 0-jarige. Om de volgende redenen heeft vernoemd pragmatisme niet tot een elegante oplossing geleid: - het sterftecijfer van 0-jarigen is zeer veel hoger12 dan de sterftekansen van peuters, kleuters en overige minderjarigen en is derhalve niet geschikt als uitgangspunt voor extrapolatie (net zo min als het salaris van Bill Gates zich leent voor extrapolatie); - de standaarddeviatie van zuigelingensterfte is te hoog voor jaarlijkse beschouwing; idealiter dient er dus een andere sterftetafel gebruikt te worden (zoals het ook geen zin heeft de sterfte van mensen te beschouwen over intervallen van millenia) Genoemde nadelen maken dat annuiteïten voor minderjarigen onbetrouwbaar zijn (waarbij het gebruik van leeftijdsterugstellingen deze onbetrouwbaarheid vergroot). Zoals reeds gezegd zal dit in de praktijk niet voor grote problemen zorgen omdat de aandacht voornamelijk uitgaat naar meerderjarigen. 13 zie ook de grafiek “GBMV 2000-2005” in appendix 7 welke dit effect illustreert het betreft een archaïsch concept welke ontstaan is in de tijd dat de rekenkracht van computers beperkt was welke sterk leunt op de meetkundige rij. Vernoemde meetkundige rij wordt in de navolgende appendix mathematisch toegelicht. 14 pagina 18 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 6 : indexaties aan de hand van commutatiegetallen historische verwerking van indexaties in de rekenrente Een belangrijk onderdeel bij het bepalen van annuïteiten is de contantmaking van de bij deze annuïteit betrokken kasstromen. De rekenkundige rij is –mits de rentevoet voor alle periodes dezelfde is– hierbij een handig hulpmiddel; en toen er geen computers waren zelfs een noodzakelijk hulpmiddel. stap 1 : contantmaken van constante praenumerando kasstromen en de meetkundige rij In de navolgende discussie zij steeds veronderstelt dat alle toekomstige kasstromen 1 bedragen en dat de rentevoet voor alle periodes 4.0% is. Een kasstroom over één jaar is nu minder waard omdat we de contante waarde van deze kasstroom één jaar kunnen laten renderen waarin zij aangroeit tot 1 EUR. Net zoals 1 EUR aangroeit tot 1.04 EUR over één jaar en naar 1.0816 (=1.04 x 1.04) over twee jaar is de contante waarde van 1 EUR over één jaar nu (afgerond) 0.9615 (=1/1.04). Deze (1jaars-)contantmakingsfactor wordt aangeduid met v : v= 1 1 1 = = 1 + rente 1 + 4% 1.04 Analoog is de waarde van 20 jaarlijkse kasstromen gelijk aan: 1 + v + v 2 + ... + v19 . De waarde hiervan kan snel berekent m.b.v. de meetkundige gelijkheid 15: (1−v 20 ) / (1−v ) ≈ 14.1339... stap 2 : contantmaken van constante postnumerando kasstromen Nu gaat de aandacht uit naar 20 kasstromen waarvan de eerste betaling over één jaar is; de waarde van ) ( deze kasstroom is: v + v 2 + ... + v19 + v 20 = v ⋅ 1 + v + v 2 + ... + v19 = v 1 − v 20 v − v 21 = 1− v 1− v ≈ 13.5903... stap 3 : contantmaken van geïndexeerde praenumerando annuïteiten In de voorgaande discussie werd steeds verondersteld dat de toekomstige kasstromen telkens 1 waren. Vanaf nu heeft de waarde voor het initiële jaar dezelfde waarde, namelijk 1, maar enerzijds is één jaar later deze kasstroom een factor 1.02 ‘hoger’ door de indexatie. De waarde is echter juist een factor 1.04 ‘lager’ door het renderen van de “voorziening”. Het verhaal verloopt voor volgende jaren analoog en we ~ te nemen: kunnen de “truc” kopieren door een aangepaste contantmakingsfactor v v~ = 1 1.02 1 + index = = 1+ ~ r 1.04 1+ r ~ 1 1.02 1 + index Door nu een schaduwrente r te definiëren, zodat geldt: v~ = ~ = , verandert er niets anders = dan de rente. Er geldt: 1 + r 1.04 1+ r 1 1 + index 1+ r 1+ r 1+ r 1 + index r − index ~ ~ ~ = ⇒ 1+ r = ⇒r = −1 ⇒ r = − ⇒~ r = 1+ ~ r 1+ r 1 + index 1 + index 1 + index 1 + index 1 + index Voor het specifieke geval met een indexatie en een rente van 2% respectievelijk 4% geldt dat vernoemde schaduwrente gelijk is aan 1.9607...%. stap 4 : winst van één indexatie bij geïndexeerde postnumerando annuïteiten Als de voorgaande procedure herhaalt wordt voor postnumerando annuïteiten zien we dat de eerste ~ dient te worden ruikt teneinde de “truc” te laten uitkering niet 1 is maar 1.02, immers dezelfde geb v werken. Dit druist in tegen de logica van een postnumerando annuïteit, te weten: dat de uitkeringen waar de deelnemer recht op heeft aan het begin van het jaar, i.e. de niet-geïndexeerde waarde van 1, aan het eind van dat tot uitkering komen. Deze onnauwkeurigheid is altijd voor lief genomen en omdat het gehele actuariële veld met deze ‘bug’ werkt is deze –ten behoeve van aansluiting met andere actuariele programmatuur– “onderdeel” van dit annuïteitenprogramma. Deze bug is te omzeilen door in plaats van een postnumerando annuïteit een praenumerando annuïteit te berekenen welke één jaar later ingaat. Ook is het mogelijk het model te parametriseren1; standaard is echter –zoals juist vermeld– aangesloten bij de oude methodiek. 15 immers: ) ( ( ) ( ) (1 − v) ⋅ 1 + v + ... + v n −1 = 1 ⋅ 1 + v + ... + v n −1 − v ⋅ 1 + v + ... + v n −1 = (1 + v + ... + v )− (v + v n −1 2 + ... + v n )= 1− v n (alle andere v - termen vervallen) pagina 19 van 20 3 juni 2014 Martin van den Hof APPENDIX 7 : overzicht van de diverse annuïteiten 1 0.1 0.01 GBV 2000-05 GBM 2000-05 0.001 0.0001 0.00001 pagina 20 van 20 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 sterftefrequenties GBMV 2000-2005
© Copyright 2024 ExpyDoc