ck25 nr05 - KU Leuven

Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating
gesloten verpakking
Afgiftekantoor
2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X
n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
2 9 j a nua r i 2 0 14 | nr 5 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
Eredoctores 2014
ten strijde tegen armoede [6-9]
Burgie in Sotsji
student en scha atser bart swings kl a ar
om te vl ammen op de winterspelen [4]
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Bakkie troost
De Leuvense studentenkoepel LOKO schoot ook tijdens de voorbije blok- en examenperiode de studenten
weer te hulp. Onder de noemer ‘SOS Blok’ trokken studentenvertegenwoordigers en vrijwilligers naar koten
om er te koken, de afwas te doen, massages te geven en moppen te vertellen. Rector Rik Torfs liet zich niet
onbetuigd: op vrijdag 24 januari vatte hij post voor de Universiteitsbibliotheek om warme chocomelk uit te
delen – “en een troostend woord waar nodig.”
Het glazen plafond
van de aula
Drie vrouwelijke proffen toetsen het
genderactiepl an af a an hun carriere [10]
Recordbedrag aan mecenaatsgiften in 2013
Crisis houdt
schenkers niet tegen
Het Leuvens Universiteitsfonds (LUF) heeft vorig jaar meer dan
20 miljoen euro aan giften ontvangen. Dat is een dikke vijftig procent méér dan in 2012. “Net in tijden van crisis vinden mensen een
schenking aan een beloftevol project een zinvolle investering”, zegt
Isabel Penne, directeur van het LUF.
Ludo Meyvis
Schenkers kunnen de universiteit
financieel steunen via een gift,
door een fonds of leerstoel op
te zetten, of door de KU Leuven
in hun testament op te nemen.
“Zo’n achtduizend mensen besloten vorig jaar om op die manier
mee te stappen in vernieuwende
projecten”, zegt Isabel Penne.
“Zo helpen ze bijvoorbeeld een
onderzoeker, een kandidaat-bursaal of een bibliothecaris om een
ambitieus plan te realiseren, of
dat nu op het vlak van onderwijs,
onderzoek of maatschappelijke
dienstverlening is.”
“Het is frappant dat we zijn
blijven groeien ondanks de crisis. Mensen zeggen ons vaak dat
een schenking die onderzoek
vooruithelpt en oplossingen
helpt zoeken, een betere investering is en meer rendeert dan
een andere belegging.”
Vrijheidsgeld
De grootste groei was er bij
schenkers die – een deel van –
hun nalatenschap aan de KU
Leuven geven. Isabel Penne: “De
schenkingen via testament waren in 2013 goed voor een kwart
van het totaalbedrag. We informeren het publiek al jaren via
verschillende kanalen over de
mogelijkheid van een legaat of
duolegaat. En we werken samen
met de organisatie Testament.
be, die sensibiliseert met de slogan ‘Ook als je er niet meer bent,
kan je nog meer betekenen dan
je denkt’. De cijfers bewijzen dat
steeds meer mensen daarvan
overtuigd zijn.”
Ook bij de leerstoelen op naam
is er een aanzienlijke groei. Isabel Penne: “Daarbij steunen
bedrijven veelbelovend basis-
Verschijningsdata Campuskrant jaarganG 25
onderzoek in een afgesproken
domein, mét de garantie voor de
onderzoeker dat zijn academische vrijheid bewaard blijft. Vorig jaar werden er 17 van dergelijke leerstoelen opgezet en voor
23 bestaande leerstoelen werd
de overeenkomst hernieuwd.”
“Voor mecenaat is transparantie cruciaal. Het is belangrijk dat
de gevers de aard van het beoogde wetenschappelijk onderzoek
begrijpen. Het gaat in de meeste
gevallen om onderzoek dat zonder een schenking niet mogelijk
zou zijn, omdat de middelen
ontbreken. Dat is extra jammer,
omdat het vaak precies dát onderzoek is waar grenzen verlegd
worden, waar serendipiteit kan
spelen. Met die aanvullende
financiering via onze giften –
noem het vrijheidsgeld – kan dat
onderzoek juist wél.”
 pagina 16
nr. 6 – 26 feb 2014
nr. 7 – 26 ma a 2014
Hoe kneedbaar
zijn hersenen?
over luie ogen en koppige schors [12]
“En nu wil ik
naar Hollywood!”
alumnus
dirk denoyelle
verlegt grenzen
met lego-kunst [15]
‘Door Duits
geweld geveld’
het verhaal van de ongebruikte letterbalustrade van de universiteitsbib [20]
nr. 8 – 30 apr 2014
nr. 9 – 28 mei 2014
nr. 10 – 25 jun 2014
2 Nieuws
campuskrant
Column: veerle draulans
colofon
Maandelijks tijdschrift
van de KU Leuven
hoofdRedactie
Sigrid Somers
Reiner Van Hove
Redactie
Tine Danschutter, Ilse
Frederickx, Jack McMartin,
Ludo Meyvis, Julia Nienaber,
Sarah Somers, Rob Stevens,
Ine Van Houdenhove, Wouter
Verbeylen, Inge Verbruggen
Redactieadres
Naamsestraat 22 – bus 5002
3000 Leuven
T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen
Alumni Lovanienses
Naamsestraat 63 – bus 5601
3000 Leuven
[email protected]
medewerkers
Ines Minten, Katrien Steyaert
Grafisch ontwerp
Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk
Wouter Verbeylen
Fotografie
Rob Stevens, Lemmert.be
Cartoons
Joris Snaet
Reclameregie
Inge Verbruggen
T 016 32 40 15
[email protected]
Oplage
32.900 ex.
Drukwerk
Eco Print Center, Lokeren
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Campuskrant
Twee op tien
Het hoort onlosmakelijk bij de overgang van oud
naar nieuw: uitkijken naar de jaaroverzichten.
Als variaties op een thema komen ze op ons af, in
(dubbel-)interviews, reportages en fotoreeksen.
Ontsnappen is moeilijk. Ze oefenen grote aantrekkingskracht uit, ondanks het besef dat we ze onmogelijk allemaal rustig kunnen doornemen.
Maar net die overvloed is leerrijk voor mijn onderzoeksveld, gender en diversiteit. In die jaaroverzichten wordt duidelijk waar spontane prioriteiten
liggen: wie wordt in beeld gebracht, wie krijgt het
woord? Redacties lijken op dat moment te vergeten
dat de bevolking min of meer sekse-gebalanceerd is
samengesteld. De Standaard brengt vijf lange dubbelinterviews. Slechts twee vrouwen krijgen ruimte:
Goedele Liekens en Rika Ponnet mogen ‘speeddaten op Lanzarote’. Hun bijdrage wordt aangekondigd als vagina-dialoog. Niet verwonderlijk, gezien
hun professionele activiteiten, gaat het interview
onder meer over relatie-ondersteuning, echtscheiding en de invloed daarvan op kinderen, de lustpil.
En, evenmin verwonderlijk met een echte ‘miss’,
ook over mooi zijn, Louboutins en All Stars.
Twee vrouwen krijgen het woord, tegenover acht
mannen. En ze spreken over seks, lichaam, privésfeer. Waarom beslist een redactie dit? Absoluut een
gemiste kans om gendermainstreaming in praktijk te brengen: elk interview als een vrouw-manduo, ook bij thema’s als geloof, justitie, politiek of
levenseindezorg. En dan heb ik het niet eens over
andere vormen van diversiteit, in deze woorden- en
beeldenvloed, of over de inhoud: wie krijgt welk
soort vragen? Toen jaren geleden de eerste vrouwen
in België tot de hoogste politieke regionen werden
toegelaten, kregen ze als staatssecretaris of minister verantwoordelijkheden die in hoofdzaak met de
privésfeer te maken hebben, zoals ‘gezin’. Staan we
vandaag dan geen stap verder?
Ook ‘het-jaar-in-beeld’ suggereert wie in de samenleving de publiek belangrijke beslissingen neemt.
In welke situaties worden vrouwen afgebeeld? Een
foto van Miet Smet, die haar overleden geliefde gaat
groeten, plaatst me terug in de tijd. Enkele maanden eerder deelden we, samen met onder meer
Rika Ponnet, het podium voor een boeiend panelge-
sprek. We kunnen ons vandaag amper voorstellen
hoe de generatie van Miet Smet aan de kar trok en
politiek een weg baande die ons leven vandaag fundamenteel beïnvloedt. Het panelgesprek ging niet
alleen over de privésfeer, maar ook over mogelijk
nefaste gevolgen van deeltijdarbeid, het belang van
financiële zelfstandigheid of solidariteit met anderen wereldwijd.
“Redacties lijken
te vergeten dat de
bevolking min of meer
sekse-gebalanceerd is
samengesteld.”
Ik moest aan dit debat denken toen enkele, best
mondige, Nederlandse masterstudentes onlangs
opperden dat ze na hun afstuderen een ‘leuke deeltijdbaan’ willen. Hun kordate loopbaanstellingnames verbaasden me. Net zoals ik vorig jaar behoorlijk verrast vaststelde hoeveel studenten niet zouden
gaan stemmen mocht er in België geen stemplicht
zijn. Waarom hebben velen dan voor dit recht gestreden? Zetten we vandaag een stap terug?
Tot slot: een speciale krant op 8 maart, Internationale Vrouwendag, met vooral vrouwen in woord en
beeld, biedt geen soelaas. Dag in dag uit een genderevenwicht bereiken, daar gaat het om. Het vergt van
een redactie aandacht voor aantallen en inhoud, en
dat gaat ook op voor een universiteit: aandacht voor
numeriek evenwicht én voor een andere arbeidscultuur, gericht op transparant samenwerken, positief
waarderen van inzet en motiveren van mensen. We
moeten het blijven herhalen. Ook in 2014.
Veerle Draulans doceert genderstudies aan de
Faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven
en ‘Management & Cultural Diversity: care’ aan de
Universiteit van Tilburg.
Kanttekening
Campuskrant wordt gedrukt met
milieuvriendelijke waterloze
druktechnologie.
Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand.
Verantwoordelijke
uitgever
Jos Vaesen
Naamsestraat 22 – bus 5000
3000 Leuven
Copyright artikels
Artikels kunnen overgenomen
worden mits toestemming.
(© Joris Snaet)
KU Leuven gaat voor meer vrouwelijke professoren: drie vrouwelijke proffen wikken en
wegen het nieuwe genderactieplan op pagina 10-11.
29 januari 2014
Nieuws 3
Wat bepaalt spraakontwikkeling bij kinderen met cochleair implantaat?
‘Bionisch oor’: beter vroeg
en aan beide kanten
Bij kinderen met
een cochleair implantaat – een implantaat in het slakkenhuis van het
oor – zien onderzoekers wisselende
resultaten voor de
spraa kont w ik keling. Logopediste
en audiologe Tinne
Boons onderzocht
in haar doctoraat
waarom: implanteren op zeer jonge
leeftijd is cruciaal,
en beter twee implantaten dan één.
“Wie meer cash in
handen heeft, krijgt
– zeker in crisistijden – de neiging om
extra te sparen en
niet alle beschikbare geld meteen uit
te geven. En al zeker
niet allemaal aan
voeding. Maaltijdcheques kan je niet
opsparen, die moet
je uitgeven.”
Professor economie
Joep Konings over het
idee om maaltijdcheques te
vervangen door cash loon:
de economische waarde van
de cheques is groot en een
brute afschaffing zou een
slechte zaak zijn.
(De Standaard, 22/1/2014)
Wegens de positieve resultaten met twee implantaten wordt het tweede implantaat nu ook vergoed.
(© UZ Leuven)
Ilse Frederickx
den. Ouders weten ook niet wat baar problemen opsporen.”
ze kunnen verwachten: in welke
Een cochleair implantaat kan mate kunnen ze hun kind stimu- Aan beide oren of niet?
ernstig gehoorverlies of volle- leren en wat zal het eindresultaat Een andere vraag is of beide oren
een cochleair implantaat moeten
dige doofheid herleiden tot licht zijn?”
krijgen of niet. “Als kinderen aan
gehoorverlies. “Die kinderen
beide oren slecht horen, verloopt
zouden zonder implantaat geen Vóór tweede verjaardag
spraak ontwikkelen. Maar mét Tinne Boons onderzocht bij 288 de taalontwikkeling beter met
cochleair implantaat zijn de re- Vlaamse en Nederlandse kinderen twee cochleaire implantaten, of
sultaten heel variabel. Bij som- van 2 tot 12 jaar met een cochleair een cochleair implantaat en een
mige kinderen loopt de taalont- implantaat hun taalscores en de hoorapparaat aan het andere oor
wikkeling heel goed: ze draaien factoren die een goede taalscore – in vergelijking met één cochlemee in een gewone school. Maar bepalen. “Het is duidelijk dat im- air implantaat. Twee implantaje hebt ook het andere uiterste: planteren voor de leeftijd van twee ten plaatsen heeft een positief
sommige kinderen blijven moei- jaar betere taalscores geeft. Voor effect op de gehoorontwikkeling:
lijk verstaanbaar en hebben de taalontwikkeling is de periode je hebt je twee oren nodig om gegebarentaal of liplezen nodig. tot twee jaar kritiek. Als men later luid te lokaliseren, net zoals je
Waarom dat zo is, konden we- implanteert, zullen de kinderen twee ogen nodig hebt om diepte
tenschappers niet altijd verkla- nog wel taal ontwikkelen. Maar in te schatten. In dit onderzoek
ren”, vertelt Tinne Boons van de de achterstand is niet meer in te zien we ook een positief effect op
Onderzoeksgroep Experimentele halen. De gehoorzenuw moet van taalontwikkeling: door geluid te
lokaliseren, kan je makkelijker
Oto-rino-laryngologie van de KU jongs af gestimuleerd worden.”
Leuven en de Fontys Paramedi- Zeer jong implanteren kan al achtergrondlawaai wegfilteren
sche Hogeschool van Eindhoven. op de leeftijd van zes maanden. en spraak verstaan.”
In België en Nederland werd er
lange tijd maar één cochleair implantaat vergoed. “De redenering
was dat je met één oor kan horen.
Het is bovendien een dure ingreep – een cochleair implantaat
kan 20.000 euro of meer kosten –
en de revalidatie is zeer intensief.
Maar wegens de positieve resultaten met twee implantaten wordt
ondertussen zowel in België als
Nederland een tweede implantaat vergoed.”
Tinne Boons benadrukt nog
dat haar onderzoek over de ontwikkeling van de gesproken taal
gaat, niet over gebarentaal: “Het
Dat maakt de zaak lastig voor “Jong detecteren is de bood- is niet zo dat de gebarentaal de
zowel artsen als ouders: “Na de schap. Vandaar het belang van ontwikkeling van gesproken taal
chirurgische ingreep van de im- de neonatale gehoorscreening hindert, of omgekeerd. Het ene
plantatie is het moeilijk om te bij pasgeboren kindjes – bij ons sluit het andere niet uit. Somvoorspellen hoe de revalidatie door Kind & Gezin. Met een klein mige ouders kiezen ook bewust
zal verlopen. Wat is een normaal hoofdtelefoontje op de oren en voor gebarentaal en niet voor een
traject en wat niet? Dat is van be- een paar elektrodes op het hoofd cochleair implantaat voor hun
lang omdat bij 30 procent van die krijgt de baby klikjes te horen en kind. Het belangrijkste is dat we
kinderen nog andere stoornissen wordt er gemeten of de hersenen met dove en slechthorende kinworden vastgesteld, die best zo reageren met elektrische signa- deren kunnen communiceren,
vroeg mogelijk gedetecteerd wor- len. Die test kan heel betrouw- op welke manier dan ook.”
“Als je later dan de leeftijd
van twee jaar implanteert,
zullen de kinderen nog wel
taal ontwikkelen.
Maar de achterstand is
niet meer in te halen.”
Hoortoestel
of cochleair
implantaat?
Hoortoestel:
• bij licht tot matig gehoorverlies
• aan de buitenkant achter de
oorschelp gedragen
• versterkt de geluiden
Cochleair implantaat of
bionisch oor:
• bij ernstig gehoorverlies tot
volledige doofheid
• waarbij de oorzaak in het
slakkenhuis te vinden is: als
de haarcelletjes in het slakkenhuis slecht functioneren
of er niet zijn, kan een cochleair implantaat de functie van
het slakkenhuis overnemen
• een uitwendig stuk met microfoon en spraakprocessor
dat eruit ziet als een hoorapparaat, en een zendspoel in
de vorm van een rond plaatje
achteraan op het hoofd
• een inwendig deel dat
chirurgisch in het slakkenhuis wordt ingebracht en dat
elektroden bevat
• de microfoon vangt geluiden
op, de spraakprocessor zet
die om in een elektronische
code, via de zendspoel wordt
de code naar de elektroden
verzonden, de elektroden
geven elektrische pulsen vrij
om zo de gehoorzenuw te
prikkelen
“De laatste jaren
is het bijna een
wedstrijd geworden
om een zo uniek
mogelijke naam te
kiezen voor je kind.
Het is een extreme
tegenbeweging
tegenover de
beperktheid van
weleer. Vroeger –
en dan spreek ik
over de jaren 5060 – wilden ouders
een zo normaal
mogelijke naam. Ze
wilden bij wijze van
spreken allemaal
een ‘Jan met de
klak’.”
Professor naamkunde
Luk Draye over absurde
voornamen als Godiswithme,
Torrex O’West, Myemmy
Blue, Crimson, Adonis en
Mohammed Sorry Ben
(Het Laatste Nieuws,
16/1/2014)
4 Nieuws
campuskrant
Burgie in Sotsji: Bart Swings
“Ik droom van
de perfecte rit”
Voor schaatstopper Bart Swings is het een speciale winter, want
die staat helemaal in het teken van de nakende Winterspelen.
Daarvoor bevriest de ‘burgie’ zelfs even zijn studies. “Zonder
mijn boeken voel ik me soms lui of nutteloos, maar eigenlijk
denk ik nu alleen aan Sotsji. Ik wou dat ik al mocht vertrekken.”
Katrien Steyaert
27 rondjes, goed voor ongeveer
elf kilometer, met bijna 50 kilometer per uur. Zo ziet het zware
trainingsschema eruit op de dag
dat we Bart Swings (22) bellen in
het Duitse Inzell. Daar houdt hij
zijn laatste voorbereidingen voor
Sotsji. “Het is een van de beste
trainingskampen van het afgelopen jaar. Technisch vlot het heel
goed en we werken aan mijn topsnelheid en tempohardheid, die
ik op het EK allround in Hamar
(waar hij een vierde plaats behaalde in het eindklassement – red.)
nog een beetje miste. Ik doe hier
veel kopwerk en begin mijn benen serieus te voelen, maar voor
de laatste rondes van de 5.000 en
1.500 meter heb ik die spanning
in mijn benen ook echt nodig.”
Train je ook je moreel?
Swings: “Ja. Dankzij het skeeleren
kan ik de mentale instelling om
te racen gemakkelijk oproepen
en dat zal ook op de Spelen geen
probleem zijn, denk ik. Maar
soms ben ik nog iets te veel met
mijn techniek bezig en mis ik die
extra push. Ik moet leren alles geven en bijna met mijn ogen dicht
in een race te duiken. Dat begint
nu goed te lukken.”
Word je niet nerveus nu je grote
droom nadert?
Swings: “Ik ben altijd zenuwachtig, zelfs voor de kleinste clubwedstrijd. Op de Spelen zal dat
niet anders zijn, maar ik weet:
eens het startschot gegeven is,
draai ik de knop om en ben ik al-
“Nee, ik ben
het ijs nog
lang niet beu.
Ik mat mijn
lichaam
graag af.”
leen bezig waarmee ik bezig moet
zijn. Dezer dagen denk ik wel al
veel aan Sotsji, maar dan vooral
aan hoe het zal zijn om met al
die atleten samen te leven in het
Olympisch dorp. Ik kijk daar zo
naar uit dat ik wou dat ik al mocht
vertrekken.”
In mei zei je in Campuskrant dat
naar Sotsji mogen je doel was. Al
de rest was bonus. Heb je intussen niet meer ambitie?
Swings: “Ik kan nog altijd slecht
tegen mijn verlies en ga er alles
aan doen om in Sotsji zo goed
mogelijk te presteren, maar dat
wil niet zeggen dat ik per se voor
het podium of een hoge plaats ga.
Mijn doel is om de perfecte rit te
rijden, net op het moment dat het
moet. Ik wil van het ijs stappen en
weten dat ik niets heb laten liggen. Ik ben ervan overtuigd dat ik
dan hoog kan eindigen. Mijn familie gaat er zijn en dat geeft me
altijd extra motivatie. Sotsji is niet
de makkelijkste plaats om naartoe te reizen, dus ik apprecieer
het des te meer dat ze komen.”
Neem je een standpunt in over de
homohaat en de schendingen van
de mensenrechten in Rusland?
Swings: “Wat in Rusland gebeurt,
is niet correct, denk ik, maar ik
ben niet iemand die zijn mening
van de daken schreeuwt over iets
waar hij niet alles van afweet. Het
is moeilijk om me op zo veel dingen tegelijk te focussen en zeker
de laatste maanden gaat mijn
sport voor op politiek.”
Bart Swings: “Ik kijk er vooral naar uit om met al die atleten samen te leven in het
Olympisch dorp.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Moeten ook je studies burgerlijk
ingenieur daarvoor wijken?
Swings: “Voorlopig wel, ja. Van
de vier vakken die ik voor mijn
bachelor nog moet afwerken zal
ik maar examens afleggen in juni
en pas daarna kies ik een specialisatie voor mijn master. Ik hoop
tegen de Winterspelen van 2018
afgestudeerd te zijn, zodat ik er
weer vol tegenaan kan gaan in
de voorbereiding. Deze winter
kon ik alleen met mijn sport bezig zijn en dat was leuk, al voelde
ik me soms wel lui of nutteloos
zonder mijn boeken. Mijn leven
“Ik besef dat ik mij in vaarwater begeef waar het soms woelig
is, maar ik zet deze stap met veel enthousiasme”, zegt professor
Lieven Boeve, decaan van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. Op 1 augustus volgt hij Mieke Van Hecke op als
directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO).
Ludo Meyvis
Het VSKO, ook bekend als de
Guimardstraat, is de koepel-derkoepels van het Vlaams onderwijs van katholieke signatuur.
De organisatie coördineert en
vertegenwoordigt de katholieke
onderwijsinstellingen en treedt
daardoor op als spreekbuis van
driekwart miljoen leerlingen,
enkele duizenden scholen en
hun besturen. Daardoor is het
VSKO een politieke factor van de
allereerste orde. Blij, professor
Boeve?
“Ik besef natuurlijk wel dat ik
mijn comfort zone verlaat. Ik doe
mijn werk als decaan van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen heel graag, en ik
voel mij thuis aan de KU Leuven.
Maar dit is een stap die ik heel
graag zet, en met voldoende vertrouwen om er wat van te maken.
Ik beschouw het ook een beetje
als een realiteitstoets: wat ik tot
nu toe gezegd en geschreven heb
over het katholiek onderwijs,
moet ik nu maar eens in de praktijk proberen om te zetten.”
Bent u vertrouwd met de materie
van het VSKO?
Boeve: “Nog lang niet met alles,
natuurlijk, maar met een aantal essentiële dingen heb ik wel
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Professor Lieven Boeve aan
het roer van katholiek onderwijs
de nodige voeling. In mijn onderzoek is de identiteit van het
katholiek onderwijs een belangrijke component. Verder ben ik
voorzitter van het Academisch
Vormingscentrum voor Leraren.
Ik heb gezeteld in leerplancommissies voor het godsdienstonderwijs. En intussen heb ik ook
aardig wat bestuurservaring opgebouwd in de faculteit en de
universiteit.” “Ik beschik ook over de relatieve
luxe van een voorbereidingsperiode om me in te werken in een aantal complexe dossiers – denk bijvoorbeeld aan het loopbaanpact,
het vormen van scholengroepen,
en de uitwerking van de dialoogschool als antwoord op de vragen
rond de identiteit van de katholieke school. Inhoudelijke standpunten daarover zal ik nu natuurlijk nog niet geven. Daarvoor moet
u wachten tot 1 augustus.”
U neemt het roer over van Mieke
Van Hecke. Hoe ziet u die opvolging?
“Mieke heeft de functie gedurende tien jaar op een eigen, herkenbare en aanstekelijk dynamische
wijze ingevuld. Zij heeft dat gedaan vanuit haar eigen charisma,
net als haar voorganger, kanunnik André De Wolf. Ik kan die
twee illustere voorgangers niet
zomaar kopiëren, maar zal een
eigen profiel ontwikkelen.”
“Uiteraard beschik ik nog niet
over de dossierkennis of de ervaring die Mieke zovele jaren
heeft opgebouwd als hét aanspreekpunt voor alles wat met het
Vlaamse katholiek onderwijs te
maken had. Haar vlotte omgang
met de media, of haar politieke
zou waarschijnlijk wat te eentonig worden zonder mijn studies,
maar door de trainingen was het
de afgelopen maanden te zwaar
om ze er nog bij te nemen.”
Denk je nooit: Ik kan geen ijs
meer zien?
Swings: “Nee. Ik mat mijn lichaam graag af en amuseer me
op elke training. Ik ben het dus
absoluut nog niet beu.”
 Lees ook
‘Regenbogen boven Sotsji’, over
de controverse rond homorechten in Rusland, op pagina 17.
feeling, zelfde verhaal: ik moet
nog veel leren, maar als ik dat niet
zou willen, had ik nooit ja gezegd
op het aanbod. Ik doe het werk
ook niet alleen, maar kan een beroep doen op een goed draaiende
en heel deskundige ploeg.”
Solliciteer je eigenlijk voor zo’n
functie?
“Nee, je wordt ervoor gevraagd.
Dat overvalt je, maar vervolgens
wordt er in gesprekken afgetoetst
of je wel een goede keuze bent,
of je past in de organisatie enzovoort. En dan volgt de formele
benoeming, door de Vlaamse
bisschoppen. Dat is nu dus gebeurd.”
Verlaat u de KU Leuven, of kunt
u uw nieuwe functie combineren
met uw werk als prof?
“Het is logisch dat ik mij volledig
op mijn nieuwe werk wil toeleggen. Wel wil ik deels de doctoraten blijven opvolgen die ik nu al
superviseer, en misschien blijf ik
nog een vak geven, maar dat moeten we nog bekijken. Decaan kan
ik natuurlijk niet meer blijven.
Het zou ook niet goed zijn om
nog te nauw met de KU Leuven
verbonden te blijven: in het VSKO
spreek ik namens het vollédige
katholiek onderwijs. Dat is vanaf
1 augustus mijn allereerste omgeving, en zo hoort dat ook.”
29 januari 2014
Nieuws 5
Student Niels Boutsen
alias kleinkunstenaar Stoomboot
“Ik wil in de hoofden
van de mensen kruipen”
Laatstejaarsstudent geschiedenis Niels Boutsen weet het wel
zeker: muziek maken en zijn verhaaltjes vertellen aan zalen vol
mensen, dat wil hij voortaan doen. En het lijkt te lukken. Begin
februari gooit hij zijn debuutalbum op de markt. “Daardoor is
het momenteel heel moeilijk om me op mijn cursussen te concentreren. Maar het gaat.”
Ines Minten
kleinkunst wilde programmeren
en geen grote budgetten had, bij
“In se is Stoomboot gewoon ‘ik mij terecht: ik speelde alleen, dus
met mijn gitaar’. Ik maak liedjes ik vroeg niet veel. En ik had nog
over wat er omgaat in mijn hoofd. geen overvol programma, dus ik
De plaat staat dus vol met wat ik
denk en voel. Het is ongelooflijk
spannend om dat in de publieke
ruimte te gooien. Tegelijk is het
fantastisch. Ik heb twee jaar aan
het album gewerkt, nu geef ik
mijn liedjes uit handen en wordt
het helemaal echt.”
Twee jaar geleden begon je met
Stoomboot en won je vrijwel onmiddellijk de Nekka-wedstrijd,
als jongste deelnemer ooit. Wat zei bijna altijd ‘ja’. Zo heb ik de
doet zo’n wedstrijd voor een jon- laatste twee jaar honderd keer
ge muzikant?
voor een publiek kunnen staan.
Boutsen: “Voor mij alles. Ik was Dat ging van naar bier stinkende
al even met muziek bezig. Zoals Limburgse jeugdhuizen tot de
elke puber leerde ik gitaar spe- Gentse Feesten, Theater Aan Zee
len en zong ik in het Engels. Dat en het Sportpaleis. We stellen
klonk erbarmelijk, en mijn vrien- de plaat toepasselijk voor op de
den wezen me er ook op dat het volgende Nekka-finale: dankzij
ene nummer dat ik ooit in het Nekka heb ik mijn concept kunNederlands had geschreven een nen uitdiepen en definiëren. Ik
stuk sterker was. Dus gooide ik weet intussen wél wat ik doe en
het over die boeg. Ik begon aan wat mijn bedoeling is.”
de Nekka-wedstrijd zonder goed En dat is?
te weten waar ik mee bezig was. Ik “Ik wil bij wijze van spreken in elk
stond daar als 19-jarige tegenover cultureel centrum mijn verhaalgroepen met jaren ervaring. Maar tjes gaan vertellen. Ik wil in de
wat had ik te verliezen? Ik deed hoofden van de mensen kruipen
mee en ik won.”
en ze stil doen worden. Ik kom
“Nekka bleek een referentie. een podium op, het licht gaat uit
Achteraf kwam iedereen die en ik mag mijn ervaringen delen
met mensen die vaak veel ouder
zijn dan ikzelf. Geniaal, toch? Het
mooiste gevoel hou je over aan een
toehoorder die je achteraf komt
zeggen dat hij iets heeft gehad aan
“Toen ik die Nekka-wedstrijd
won, besefte ik dat dromen zo
onrealistisch nog niet zijn.”
wat je daar hebt staan doen.”
“Ik wil mensen stil krijgen,
maar ik wil ze ook doen dansen.
En dat was moeilijk met mijn gitaar alleen. Daarom heb ik multiinstrumentalist Andries Boone
onder de arm genomen. Hij heeft
een ongelooflijke band samengesteld, waardoor het echt ook een
swingend plaatje is geworden en
festivals bereikbaarder worden.”
Hoge rotatie
Er figureren klinkende namen
op je debuut: Kommil Foo, Lies
Steppe, Steven De bruyn …
“Met Steven De bruyn zat ik eens
spaghetti te eten op een festival.
Ik respecteer hem enorm, maar ik
vind het zo stom om dan uit te roepen: ‘Hé! Jij bent Steven De bruyn!’
Niels Boutsen: “Ik mag mijn ervaringen delen met mensen die vaak veel ouder
zijn dan ikzelf. Geniaal, toch?”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Dat weet hij natuurlijk ook. Dus
nodigde ik hem uit om het laatste
nummer van mijn set mee te spelen op mondharmonica. Hij heeft
dat gedaan. Fantastisch. En ook
op mijn plaat wilde hij meedoen.”
“Met Kommil Foo ging het net
zo. Ik wou een meisje imponeren
en had haar meegevraagd naar
een optreden. Uiteindelijk kwam
ze niet opdagen, maar ik heb de
rest van de avond wel met Raf en
Mich Walschaerts aan de toog
gehangen. Vol schroom gaf ik ze
een plaatje, ze vonden het goed,
en zoveel maanden later zaten
we samen in de studio. Sinds
die Nekka-wedstrijd heb ik beseft dat dromen zo onrealistisch
nog niet zijn. Als je niks doet, gebeurt er ook niks, dus als ik iets
wil, vraag ik het.”
Hoe goed kun je je momenteel op
je examens concentreren?
“Gisteravond kreeg ik een mail
dat mijn plaatjes gedrukt zijn.
Morgen heb ik ze in handen. Je
single loopt plots in hoge rotatie
op Radio 1, je mag interviews geven ... Dan is concentreren soms
moeilijk. Ik voel een morele verplichting om mijn studie voorop
te plaatsen, maar ik ben momenteel zo gelukkig met Stoomboot
… Ik zal wellicht niet helemaal op
schema afstuderen.”
www.stoomboot.be
6/2, AB, Brussel; 8/2, Arenbergschouwburg, Antwerpen; 9/2, De
Roma, Antwerpen (Solo); 11/2,
30CC, Leuven
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af.
Uitgelicht
Aangezien ik al lang eens een speeddatesessie wil meemaken, zet ik
koers naar de nieuwe Researchers’
Zone in de bibliotheek van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Daar
zou er namelijk eentje plaatsvinden,
zo las ik. Ter plaatse ontdek ik dat er
diep, doch enkel wetenschappelijk,
in elkanders ogen wordt gekeken.
De Zone is dan ook bedoeld voor
onderzoekers, doctoraatsstudenten en visiting scholars.
Eén pratend duet wordt vertolkt
door Hezron Makundi en Ann
Rousseau (vooraan op de foto),
zoals alle daters PhD-studenten.
Hezron, Tanzaniaan, legt zijn onderzoek uit: “Ik onderzoek hoe de
samenwerking van de minst ontwikkelde landen met traditionele
en nieuwe donorlanden zich ontwikkelt. En hoe een land als Tanzania daaruit het beste model kan
kiezen waarin het zelf een actieve,
lokale rol kan spelen.”
Ann zoekt het dan weer helemaal
ergens anders en bekijkt de seksualisering van de media. Voordat ik
aan haar partner vragen kan wat
zo’n speeddate bijbrengt, heeft
de bel al weer gerinkeld en verdwijnt Hezron naar zijn volgende
afspraakje.
Gelukkig mag ik Ann nog even in de
kijkers turen en vragen naar haar
ervaring: “Ik vind zulke gesprekken
echt wel iets bijdragen”, vertelt ze.
“Ik ben nog maar net aan m’n doctoraat begonnen, en het is toch wel
een beetje een sprong in het duister. Je krijgt namelijk veel vrijheid,
wat ik nu wel begin te waarderen,
want je bekijkt de zaken daardoor
automatisch ruimer, en ontwikkelt
een bredere basis. Maar het is ook
fijn te horen hoe andere onderzoekers de dingen aanpakken, en van
hen tips en tricks te leren. Alleen
zijn die vijf minuten wel erg kort.”
Geen betere ondersteuning van
die woorden dan de alweer rinkelende bel.
De nieuwe Researchers’ Zone
bestaat uit een brainstormruimte, twee werkplekken en een
vergaderzaal met mogelijkheden
voor videoconferentie. Meer info:
bib.kuleuven.be/sbib/onderzoek
6 Eredoctores
campuskrant
Eredoctores 2014
binden strijd aan met armoede
Naar aanleiding van haar Patroonsfeest bekroont de KU Leuven elk jaar personen met bijzondere verdiensten op
wetenschappelijk, maatschappelijk of cultureel vlak. Op 3 februari 2014 worden eredoctoraten uitgereikt aan vier
persoonlijkheden die elk op hun eigen manier hebben bijgedragen tot het onderzoek naar en de aanpak van armoede. Maak kennis met hen op deze en volgende pagina’s.
Abhijit Banerjee – economie
“Armoede is niét
onoplosbaar”
De Indiase ontwikkelingseconoom Abhijit Banerjee timmert al
decennialang aan de weg, maar geniet vooral sinds zijn boek Poor
Economics wereldfaam. “Het is een poging om aan te tonen dat we
wel degelijk iets kunnen doen aan de armoede in de wereld.”
Abhijit Banerjee
(© ingezonden)
Katrien Steyaert
Wie is Abhijit
Banerjee?
• °1961 in Calcutta
• studeerde economie
aan de Jawaharlal
Nehru University in New
Delhi
• haalde een PhD in
economie aan Harvard
in 1988
• bestudeert en evalu-
eert sociale en internationale ontwikkelingsproblemen
• is sinds 2003 Ford
Foundation International
Professor of Economics
aan MIT in Boston
• richtte in 2003 Abdul
Latif Jameel Poverty
Action Lab op en is er
directeur van
• werd in 2004 Fellow of
the American Academy
of Arts and Sciences
• publiceerde in 2011
samen met Esther Duflo
het boek Poor economics
Het is stil in Boston. Abhijit
Banerjee (52) zit aan de andere
kant van de lijn en denkt voor
hij spreekt. “Als ik terugkijk op
mijn carrière, zie ik dat al wat ik
doe in de eerste plaats bijdraagt
tot mijn eigen ontwikkeling, en
pas later soms nuttig blijkt voor
anderen.”
Die ontwikkeling begon in Calcutta, waar zijn ouders professoren economie waren en hij zelf
ook die studies begon. Na een
PhD aan Harvard specialiseerde
hij zich in economische theorie en ontwikkelingseconomie.
“Een opleiding als econoom en
een jeugd in India zijn moeilijk
te verzoenen zonder het over armoede te hebben. Ik zou het onnatuurlijk vinden om de realiteit
van bijvoorbeeld sloppenwijken
niet te verbinden met mijn onderzoek. Zo wil ik begrijpen wat
ik zie en uiteindelijk ook ingrijpen. De wereld een duwtje geven.”
Toch noemt hij zichzelf geen
die hard-activist. “Ik ben natuurlijk als mens niet onverschillig
en wil dat er iets verandert, maar
mijn voornaamste drijfveer is
het onderzoek. Het is de wetenschap die me activistischer
gemaakt heeft en niet omgekeerd.”
Luisteren naar de armen
Baanbrekend was Poor Economics. A radical rethinking of the
way to fight global poverty, dat
hij publiceerde samen met zijn
partner, de Franse econoom Esther Duflo, die ook aan MIT doceert. Het boek wil inzicht geven
in de keuzes van gezinnen in ontwikkelingslanden en problemen
die mogelijke oplossingen in de
weg staan. Het is de neerslag van
jarenlang veldonderzoek van het
Abdul Latif Jameel Poverty Action
Lab (J-Pal), dat Banerjee mee oprichtte in 2003. J-Pal luisterde in
55 landen naar hulpverleners,
overheidsfunctionarissen
en
vooral de armen zelf, en onderscheidt zich precies met die participatieve aanpak.
“Het boek is een poging om de
meest in het oog springende aspecten van ons rijke onderzoek
te bundelen.” Er zijn tal van voorbeelden in te vinden van succesvolle en minder succesvolle initiatieven. Zo halen Banerjee en
Duflo het idee onderuit dat de
armoede in de wereld een massief, onoplosbaar probleem is.
kreeg ook wereldwijd lof en on- kunnen. Dat geloof houdt me
derscheidingen van The Finan- gaande.”
cial Times en Goldman Sachs.
De derde weg
Banerjee blijft er bescheiden
onder. “Vaak heb ik het gevoel
dat ik de wereld nog niet genoeg
overtuigd heb. In de academische wereld blijft het strijden
tegen de twee standaardopvattingen. De ene is dat je arme
mensen gewoon veel meer middelen moet geven, en zolang we
die middelen niet hebben kunnen we het probleem niet verhelpen. De andere is dat je armen
nog zoveel middelen kunt geven
als je wilt, maar dat dat niets op-
“Behandelingen voor
kanker worden uitgebreid
getest en geëvalueerd.
Waarom zou dat niet
kunnen voor armoede?”
Ze maken de vergelijking met
kanker, die ook verschillende
behandelingen vereist al naargelang de soort. “Die behandelingen worden uitgebreid getest
en geëvalueerd, dus waarom zou
dat niet kunnen voor armoede?”,
vragen ze zich af.
En dus proberen ze erachter te
komen welke maatregelen werken en welke niet. Dat doen ze
op experimentele wijze zoals in
de medische sector: met vergelijkende tests met proefpersonen.
Die zogenaamde Randomised
Control Trials of evidence based
impactanalyses zijn sinds Poor
Economics de standaard in de
sociale wetenschappen en ontwikkelingseconomie. Het boek
lost omdat ze niet weten hoe ermee om te gaan. Wij kiezen een
derde weg die niet ingaat op de
grote vragen, maar concreet iets
probeert te verbeteren in de levens van arme mensen.”
“We hebben natuurlijk ook
negatieve reacties gekregen van
mensen die zeiden dat armoede
zo verweven is met duizenden
andere obstakels dat het onrealistisch is te denken dat het oplosbaar is. Maar wachten op de
wonderoplossing is ook geen
optie, vind ik. Gelukkig zien we
dat mensen meer en meer het
probleem – of toch minstens
een deel van het probleem – willen aanpakken. Het leven gaat
voort en we moeten doen wat we
Moed en hoop
Het eredoctoraat – zijn eerste
– beschouwt Banerjee als een
extra duw in de rug. “Dit is een
van de oudste universiteiten ter
wereld en ze kan talloze mensen
onderscheiden. Dat ze mij gekozen hebben is een verrassing en
een eer. Ik ben ook in de wolken
dat ze het thema armoede op
tafel leggen, want het staat nog
altijd niet op de agenda bij veel
universiteiten. Die willen wel
het mysterie van de elementaire
deeltjes ontrafelen of kanker
verslaan, maar niet de armoede
in de wereld. En dus moeten
mensen als ik er een zaak van
blijven maken.”
Dat deed hij onder meer bij
de Verenigde Naties, waar hij
onlangs in een panel zetelde
dat zich moest buigen over een
vervolg op de millenniumdoelstelling om tegen 2015 het percentage mensen dat in extreme
armoede leeft met ten minste
de helft terug te brengen. “Het
panel deed de zeldzame poging
om een ongelooflijke massa aan
kennis te vertalen naar bruikbare
adviezen en schreef uiteindelijk
een rapport waarin geen waslijst
aan mogelijkheden staat, maar
prioriteiten worden gelegd voor
de volgende vijftien jaar. Zoiets
vergt moed. De discussies in het
panel stemden me optimistisch
omdat ze op een enorm intellectueel geëngageerde manier werden gevoerd.”
“Voor mijn eigen toekomst
kan ik alleen maar hopen dat ik
op technieken, ideeën of domeinen zal blijven stoten die ik nog
niet ken en die ik tot op zekere
hoogte kan proberen te beheersen. Dat is wat wetenschap zo interessant maakt: je blijft nieuwe
dingen leren. En daar geniet ik
nog elke dag van.”
29 januari 2014
Eredoctores 7
Fiona Stanley – epidemiologie
“Met de beste data
maak je het verschil”
Epidemioloog Fiona Stanley heeft van de gezondheid en
het welzijn van kinderen een levenswerk gemaakt. “We
hebben de data. Nu komt het erop aan ze te gebruiken, en
het juiste evenwicht te vinden tussen mensen alert maken
voor risico’s en hen enthousiast maken over een gezonde
toekomst voor hun kinderen.”
Fiona Stanley
(© ingezonden)
Katrien Steyaert
gen. De cijfers daarover sterken
me in mijn overtuiging dat zorg
voor, tijdens en na de zwangerschap cruciaal is. Soms kun
je daardoor zelfs afwijkingen
voorkomen, zoals wij gedaan
hebben voor spina bifida, door
extra foliumzuur toe te dienen
tijdens de zwangerschap.”
Haar campagnes hierover zijn
pionierswerk, maar het meest
trots is ze op de oprichting van
het Telethon-instituut in Perth,
bijna 24 jaar geleden. “Vooral
dan op onze kundige, gepassioneerde mensen die effectief
resultaten boekten.” Eind 2011
geeft ze – in tranen – de fakkel
door van dit multidisciplinaire
instituut voor zware kinderziekten. “Ik moet me nu geen
zorgen meer maken over fondsenwerving of het management
van 550 mensen, maar ik zal ze
hier altijd blijven steunen.”
En onderzoek, dat blijft ze ook
doen, ook al is ze de 65 voorbij.
“Gelukkig is er tijd genoeg om
ook mijn kleinkinderen te zien
opgroeien. Maar wees gerust: ik
ben geen Charles Darwin. Die
hield nauwgezet de ontwikkeling van zijn kroost bij. Bij mij
zitten ze gewoon op schoot en
ik lees ze voor.”
panion in the Order of
Australia (AC), de hoogste
burgerlijke onderscheiding in Australië
Fiona Stanley zou vorig jaar
een eredoctoraat in ontvangst
nemen, maar kon toen om familiale redenen niet naar Leuven afzakken. Het thema toen
was het menselijk brein, maar
haar werk heeft ook duidelijke
raakvlakken met het thema armoede. “Als jonge dokter trok
ik me het lot aan van Aboriginalkinderen in Perth. Maar na
de behandeling moest ik ze
terugsturen naar de erbarmelijke leefomstandigheden die
net de oorzaak vormden van
hun ziektes. Stilaan begon het
me te dagen dat er een andere
manier moest zijn om aan kindergezondheidszorg te doen.
Preventie. Data. Als je de beste
informatie verzamelt, heb je
het beste instrument in hanIcoon
den.”
Stanley (67) wordt de drijven- Stanley is nauw betrokken bij de
de kracht achter studies over Australian Early Development
ernstige breinafwijkingen, zo- Index, die gegevens verzamelt
als hersenverlamming, spina
bifida, autisme en epilepsie.
“Als je de hele bevolking bestudeert, zoals wij, krijg je een
compleet beeld: hoe vaak komen de aandoeningen voor,
wat zijn de gevolgen ervan?”
Voor hersenverlamming zet ze
één van de eerste databanken
ter wereld op, die artsen informatie geeft over trends en risicofactoren en de sleutel tot betere patiëntenzorg.
• sinds 2006 UNICEF
Geen Darwin
Wie is
Fiona Stanley?
• °1946 in Sydney
• Distinguished Research
Professor aan de University of Western Australia
en Vice Chancellor’s
Fellow aan de universiteit
van Melbourne
• zoekt als epidemioloog
naar de oorzaken van
geboorteafwijkingen en
de bescherming van het
ontwikkelende brein
• zeer actief op het vlak
van volksgezondheid
• founding director en patron van het Telethon
Institute for Child Health
Research, een multidisciplinair onderzoeksinstituut
• oprichtende CEO en
voormalig voorzitter van
The Australian Research
Alliance for Children and
Youth
• draagt de titel van Com-
Australia Ambassador for
Early Childhood Development
dermishandeling en de geestelijke gezondheid van kinderen
uit kansengroepen, zoals de
Aboriginals, en sinds 2006 is ze
UNICEF Australia Ambassador
for Early Childhood Development.
Ze groeit uit tot een icoon. In
2003 wordt ze Australiër van
het Jaar en in 2008 mag ze de
Olympische fakkel dragen in
Canberra. Het grootste ziekenhuis van West-Australië, dat dit
jaar opent en twee miljard dollar zal kosten, wordt naar haar
genoemd.
Daar komt nu een Leuvens
eredoctoraat bij. “Dat ik, uit
een relatief geïsoleerde stad
in Australië, word uitgekozen
door zo’n oude, prestigieuze
universiteit: ik kan het nauwelijks geloven. Maar ik ga het
goed gebruiken. Alles om onze
boodschap verkondigd te krijgen.”
Mandela
En die boodschap wordt steeds
socialer en steeds breder. Ze is
een van de gezichten van the
Movement to End Poverty in haar
land en vorig jaar zat ze the Festival of Ideas aan de universiteit
van Melbourne voor, waar sociale ongelijkheid op de agenda
stond. “De menselijke kost van
armoede in het nochtans rijke
Australië is erg groot en groeit
nog omdat we in ons buiten-
“Veel hersenproblemen
bij kinderen nemen toe,
ondanks onze 21ste-eeuwse
mogelijkheden en kennis.
Dat boezemt me echt angst in.”
Stanley zoekt vooral naar causal pathways, het traject dat
patiëntjes tot hun afwijking
brengt. “Uit onze data blijkt
dat breingerelateerde ziekten
nog vroeger beginnen dan we
zouden denken. Zo is hersenverlamming waarschijnlijk veel
meer te wijten aan vroege problemen in de zwangerschap of
genetische zaken dan aan zuurstoftekort bij de geboorte.”
“Alcohol is ook een big issue in
de context van hersenafwijkin-
over alle vijfjarigen in het land,
en ze was de oprichtende CEO
en voorzitter van de Australian
Research Alliance for Children
and Youth, waarin onderzoekers, beleidsmakers en artsen
worden samengebracht. Ze focust sterk op zwangere vrouwen
en hun jonge kinderen.
“Ik ben meer dan alleen een
wetenschapper. Ik wil echt een
verschil maken”, zegt ze. Ze publiceert ook studies rond kin-
sporig streven naar steeds meer
welvaart mensen met minder
mogelijkheden blijven uitsluiten. De Aboriginalbevolking,
de jongste golf immigranten en
mensen met geestelijke en andere beperkingen zijn de dupe.
Zoals Nelson Mandela zei: ‘Een
gemeenschap kan je beoordelen op de manier waarop ze
voor haar meest kwetsbaren
zorgt.’”
“De treden van de maatschap-
pelijke ladder schuiven steeds
verder van elkaar, vooral omdat de rijken het steeds beter
hebben. Armen hebben niet
alleen vaker te kampen met
gezondheidsproblemen, ook
kinderverwaarlozing, werk- en
dakloosheid, criminaliteit en
drankmisbruik hebben een
enorme impact. En dat van
jongs af aan – denk maar aan
ons onderzoek naar blootstelling aan alcohol in de baarmoeder. Preventie is menselijker
en kostenefficiënter dan een
remediërende aanpak. Daarom
moeten initiatieven om ongelijkheid en armoede weg te werken op jonge leeftijd starten.
Dat is de belangrijkste investering die een staat kan doen.”
Opnieuw beginnen
“Kinderen zijn onze toekomst.
Het boezemt me echt angst in
dat, ondanks onze 21ste-eeuwse mogelijkheden en kennis,
veel hersenproblemen bij kinderen toenemen, zoals gedragsen communicatiestoornissen.
Onze moderne maatschappij
vormt soms zo’n toxische omgeving, met haar ongezond
grote nadruk op geld vergaren,
haar verschroeiende tempo,
het gebrek aan echte zorg voor
kinderen.”
“De rol van ouders wordt alsmaar belangrijker, maar ze krijgen er niet altijd de erkenning
voor, zeker vrouwen niet. Wij
wetenschappers moeten hen
de best mogelijke informatie
en steun geven. We moeten de
juiste combinatie vinden van
mensen alert en enthousiast
maken. Als je rokers kunt afschrikken, dan moet je ouders
ook kunnen enthousiasmeren
over hun potentieel.”
“Ook al raak ik minstens een
keer per maand gefrustreerd en
moedeloos, bijvoorbeeld door
de onverschilligheid van politici, ik ben hoopvol voor de toekomst. Dat komt vooral door de
genetica. Als we DNA-gegevens
koppelen aan onze data en omgevingsfactoren kunnen we de
echte causal pathways onthullen. Welke genen zijn belangrijk? En welke omgevingsfactoren schakelen die in? Zo zou
je nog meer hersenafwijkingen
kunnen voorkomen. Ik vind de
hele DNA-techniek zo opwindend dat ik wou dat ik helemaal opnieuw kon beginnen”,
lacht ze.
8 Eredoctores
campuskrant
Michael Marmot – epidemiologie
“Ik ben een
professionele optimist”
Michael Marmot leverde als epidemioloog baanbrekende inzichten
over de grote verschillen in gezondheid van de wereldbevolking en
de oorzaken daarvan. “Ik word met de jaren alleen maar gepassioneerder en ongeduldiger om iets te veranderen.”
Michael Marmot
(© ingezonden)
Katrien Steyaert
Wie is Michael
Marmot?
• °1945 in Londen
• haalde in 1975 een PhD
in epidemiologie aan
Berkeley
• Professor of Epidemiology and Public Health
aan University College
London
• directeur van the
International Institute for
Society and Health dat
hij zelf oprichtte in 1994
• werd in 2000 geridderd
door de Britse Queen
• zat tussen 2005 en 2008
de WGO-commissie over
sociale determinanten
van gezondheid voor
• is sinds 2010 Hono-
rary Fellow of the British
Academy
• richtte in 2011 het UCL
Institute of Health Equity
op
Michael Marmot (69) is een van
de meest befaamde epidemiologen en meest gevraagde adviseurs over gezondheidszorg
ter wereld. Maar het was ooit
anders. “Jarenlang deed ik onderzoek zonder dat iemand er
echt op zat te wachten”, zegt hij
vanuit Londen. “Epidemiologie
(de studie van het voorkomen en
de verspreiding van ziekten onder
de bevolking – red.) is het buitenbeentje van de geneeskunde en
sociale epidemiologie – wat ik
doe – is het buitenbeentje van
de epidemiologie. Bovendien
besteedde Thatchers regering
achttien jaar lang geen aandacht aan ongelijkheden in gezondheid.”
“Ik genoot toen wel enorm van
mijn onderzoek, want wat is
er interessanter en leuker dan
je intellect mogen inzetten op
boeiende vragen? En toch. Als
het over volksgezondheid gaat,
hoop je dat vroeg of laat iemand
de resultaten van je werk ernstig
zal nemen, dat je het beleid zal
kunnen beïnvloeden en dus de
algemene gezondheid kan verbeteren.”
Gelukkig keerde na Thatcher
het tij. Ongelijkheden in gezondheid werden een grote uitdaging voor de Britse regering
en Marmot kreeg grote kansen.
Tussen 2005 en 2008 zat hij
voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) de commissie
voor over sociale determinanten van gezondheid en daarna
leidde hij op vraag van de Britse
regering een gelijkaardig onderzoek. De aanbevelingen in
dat zogenaamde ‘Marmot Review’ worden sindsdien internationaal toegepast. Hij leidde
ook een Europees rapport over
‘Social Determinants of Health
and the Health Divide’ dat in oktober 2013 werd gepresenteerd
in Londen.
Het statussyndroom
Marmot, die als arts opgeleid
werd in Sydney, besefte dat hij
niet alleen patiënten wilde behandelen, maar aan preventie
wilde doen. Hij zocht sleutels in
het ruimere, multidisciplinaire
onderzoek en brak door met de
Whitehall-onderzoeken, waarvoor hij 18.000 Britse ambtenaren volgde over een periode van
tien jaar. Hij ontdekte een correlatie tussen de rang van de medewerker en diens gezondheid
en levensduur – hoe hoger, hoe
beter – en ook dat de graad van
ongelijkheid voor de gezondheid de sociale gelaagdheid van
de samenleving volgt. Geen binair verschil dus tussen arm en
rijk, slechte en goede gezondheid, maar subtiele, graduele
verschillen.
der lang dan de meest welgestelde. En dat is dus niet alleen een
kwestie van biologie, ongezond
gedrag of minder toegang tot gezondheidszorg. Je moet het hele
plaatje van werk- en leefomstandigheden zien.”
Veel op het spel
En net dat doet Marmot bijzonder goed. Zijn rapporten
zijn evidence based en zijn systematische
samenvattingen
van de meest kwalitatieve data.
“Mensen vragen me soms: Hoe
bewerkstellig je politieke verandering? En dan antwoord ik
eerlijk: Ik heb geen idee. Ik weet
alleen dat ik de sterkste wetenschappelijke bewijzen verzamel
en die bundel tot aanbevelingen Eerlijke kans
voor de praktijk. En ik moet be- Net zo ontroerd raakt hij wankennen: ik word met de jaren neer lokale beleidsmakers van
het Engelse platteland tot de
Australische Aboriginalgemeenschap hem vertellen dat ze met
zijn aanbevelingen aan de slag
gaan. “Ik ga niet vals bescheiden
zijn, maar feitelijk: drie vierde
van de Engelse autoriteiten
heeft plannen om de Marmot
Review te implementeren. Dat is
meer dan ik ooit verwacht had.
Het maakt me zo gelukkig dat ik
er tranen van in de ogen krijg.”
Marmot wijst uiteraard op de
steeds gepassioneerder en on- valkuilen – onlangs zei hij nog
dat er een gezondheidstijdbom
geduldiger.”
Er staat dan ook veel op het onder Groot-Brittannië ligt vanspel. “Mijn argument is dat je wege de vele jonge mensen zonaan de volksgezondheid en de der werk of opleiding – maar hij
ongelijkheden daarin kunt af- kijkt vooral vooruit. “We hebben
meten hoe goed een samenle- nog een lange weg af te leggen,
ving het doet. En dan gaat het maar ik ben in de wolken dat
niet alleen over de kwaliteit van steeds meer mensen en landen
de gezondheidszorg, maar ook luisteren en dit probleem ernover onderwijs, werkomstandig- stig nemen.”
heden en zelfs misdaad. De soci- “Het is waarschijnlijk terecht
ale determinanten voor gezond- dat een BBC-journalist me een
heid zijn vergelijkbaar met die professionele optimist noemde.
voor misdaad en sociale onrust, Als er iets is waarin we allemaal
dus actie ondernemen op de moeten geloven, dan wel dat
terreinen die ik suggereer kan elke generatie een eerlijke kans
echt tot betere samenlevingen moet hebben. Ik heb van hoopleiden. Wat een voorrecht om vol zijn mijn vak gemaakt.”
“De meest onfortuinlijke
inwoner van Glasgow leeft
gemiddeld 28 jaar minder lang
dan de meest welgestelde.”
Sindsdien zoekt hij naar sociale, biologische, economische
en psychologische verklaringen
voor verschillen in gezondheid
en publiceerde hij boeken als
The Status Syndrome, waarin hij
aantoont dat de gezondheid van
mensen lijdt onder de sociaaleconomische plaats die ze innemen op de ladder.
“In ons WGO-rapport kaartten
we aan dat een vrouw in Zimbabwe een levensverwachting
heeft die 44 jaar lager is dan een
vrouw in Japan. Maar ook binnen landen zijn er enorme ongelijkheden. Zo leeft de meest
onfortuinlijke inwoner van
Glasgow gemiddeld 28 jaar min-
Kiezen? Aanscherpen? Doorbijten?
Openlesweek • 11-15 februari 2013
www.kuleuven.be/openlesweek
daaraan mee te werken!”
“Toen ik startte als voorzitter
van de WGO-commissie heb ik
naïef de hoop geformuleerd om
een sociale beweging op te starten. Als ik dan een brief krijg van
twee Leuvense professoren die
zeggen dat ze me gehoord hebben, denk ik: de beweging is levend en wel. Daar ben ik zeer blij
en dankbaar om.” Marmot doet
absoluut niet blasé over zijn dertiende eredoctoraat. “Het viert
de wetenschap, in mijn geval
wetenschap met een sociaal,
moreel doel, en dat in een tijd
waarin alles draait rond economische stimulansen en spaarzaamheid, dat is toch prachtig?”
29 januari 2014
Eredoctores 9
Neera Adarkar – architectuur
“Een goede architect
is empathisch”
Het leven van Neera Adarkar is nauw verweven met haar thuisstad Mumbai. De architecte, docente en activiste strijdt al jaren
mee voor de rechten van zijn armen en zwakkeren, terwijl ze actief bijdraagt aan stadsplanning en -beleid.
Neera Adarkar
Wie is
Neera Adarkar?
• °1949 in Mumbai
• studeerde architectuur
aan Sir J.J. College of
Architecture, Mumbai
University
• een van de hoofdar-
chitecten van Adarkar Associates, dat in en buiten
Mumbai werkt
• gastdocent in the
Academy of Architecture, Rachana Sansad in
Mumbai
• gespecialiseerd in
conservering, erfgoed en
urban research
• medeoprichter van Women Architect Forum
• medeauteur van het op
het brede publiek gerichte
One Hundred Years, One
Hundred Voices: Oral
History of Millworkers of
Girangaon (2004)
• samensteller van de
invloedrijke bloemlezing:
The Chawls of Mumbai:
Galleries of Life (2011)
in de vrijheidsstrijd en haar grootvader richtte een van de eerste
meisjesscholen van Mumbai op.
“Ik ben zo zelfstandig, vrij en progressief opgevoed – mijn ouders
waren atheïsten – dat het een tijd
geduurd heeft eer ik besefte dat
andere vrouwen minder geluk
(© ingezonden)
hadden. Pas toen ik me aansloot
bij de vrouwenbeweging drong
Katrien Steyaert
dat besef tot me door.”
“Ik realiseerde me daar ook dat
Tot tranen toe geroerd was ze, wij architecten worden opgeleid
Neera Adarkar, toen ze vernam met het idee dat we neutraal zijn,
dat ze een eredoctoraat krijgt maar natuurlijk is geen enkele
van de KU Leuven. “Ongeloof,
verrukking, trots, ik voelde het
allemaal”, zegt ze zacht. “Ik heb
een speciale band met Leuven.
Ik ben er nog uitgenodigd met
mijn partner, die ook architect
was, en in Mumbai hebben we
eens een delegatie Leuvense architectuurstudenten ontvangen.
Ik was verbaasd over hoe goed ze
hun huiswerk gemaakt hadden
en hoe enthousiast ze waren om
beide kanten van de medaille te
zien, zowel het beeld van Mumbai dat de overheid en de media
ophangen als de spanningen onder het oppervlak. Ze legden de
projectontwikkelaars het vuur vorm van menselijke kennis neutraal. Iedereen kijkt door de bril
aan de schenen.”
“Ik heb ze verteld over de lange van zijn of haar gender en achgeschiedenis van strijd en pro- tergrond. In het geval van Indiase
testbewegingen in ons deel van architecten is die vaak mannelijk
de wereld: eerst tegen de kolo- en middenklasse. De vooringenoniale overheersers, later tegen menheid die samenhangt met je
de staat vanwege displacements, achtergrond, vooral wat betreft
milieuvervuiling,
enzovoort. die neutraliteit, is ingebed in ons
Activisme is bij ons altijd anti- beroep. In die optiek gingen we
establishment geweest. Daarom ons vak herbekijken en richtten
ben ik zeer aangenaam verrast we begin jaren 90 Women Archidat een van de oudste, meest tects Forum op.”
toonaangevende universiteiten “We onderzochten hoe het
van Europa daaraan erkenning komt dat mannen en vrouwen de
verleent. Het betekent ongeloof- omgeving anders ervaren en verbonden dat met culturele en socilijk veel voor mij.”
ale aspecten in de geschiedenis.
Mee protesteren
Daarnaast boden we ook praktiAdarkar komt uit een geënga- sche steun aan architectes, bijgeerde familie: vader gaf gehoor voorbeeld via een opfrissingscuraan de oproep van Gandhi aan sus voor zij die terug de praktijk
studenten om zich te engageren in wilden nadat ze thuis gebleven
waren voor de kinderen.”
Adarkar was en is zelf actief als
architect in tal van privé- en publieke projecten. Ze probeert al jaren om de belangen van de meest
kwetsbaren te integreren in haar
werk als architect en schrijver.
Zij en haar man speelden een
cruciale rol in de Mill Land Struggle, het protest dat volgde op
de ineenstorting van de eens zo
florerende katoenindustrie in
Mumbai. Na de sluiting van de
katoenmolens spanden op winst
beluste
projectontwikkelaars,
“Jonge architecten moeten
niet alleen dromen van
grootse ontwerpen.
Ze kunnen ook echt iets
betekenen voor de zwakkeren
en sloppenwijkbewoners.”
_ADV_VERDERSTUDEERBEURS_256x60__ADV_VERDERSTUDEERBEURS_256x60 22/01/14 16:10 Pagina 1
Ontdek de opleidingen
na je bachelor of master
Zaterdag 1 maart 2014 I 10-16 u.
Universiteitshal, Leuven
Meer info en inschrijven:
www.verderstudeerbeurs.be
politici en ambtenaren samen
voor de opwaardering van de terreinen waarop de textielmolens
stonden en de chawls-buurten
errond. Chawls zijn de typerende
lage flatgebouwen waarin talloze
arbeiders samenleefden. Velen
van hen dreigden verdreven te
worden en het aantal collectieve
en publieke plekken in Mumbai
ging snel achteruit.
Geen spijt
“Onze rol van architect werd omgevormd tot die van stadsactivist
en we werden een integraal deel
van de strijd. Op vraag van de
vakbond van textielarbeiders tekenden we een alternatief voor de
plannen van de overheid.”
“Mijn ervaring in de verschillende bewegingen leerde me dat
activisme veel meer is dan alleen
op straat komen. Het heeft een
goede, wetenschappelijke basis
nodig. Als we onze visie werkelijkheid willen zien worden, moet ze
gebaseerd zijn op goed doordachte concepten en een constructief
alternatief. In de neoliberale staat
van vandaag heb je dat, en niet alleen verzet, nodig om ruimte te
creëren voor onderhandelingen.”
“Ik kan de activist, architect en
wetenschapper in mezelf niet
van elkaar scheiden. Ze hebben
elkaar bevrucht en alleen al daarom heb ik nooit spijt gehad van
mijn keuzes. Integendeel, ik vind
mezelf een gelukzak. Ik heb geen
iconische gebouwen ontworpen,
maar ik had andere prioriteiten.”
“Tijdens de Mill Land Struggle
streden voor het eerst in de geschiedenis verschillende klassen
samen en dat was een belangrijk
precedent. Ik ben blij te zien dat
dat de laatste maanden weer gebeurt naar aanleiding van het
nieuwe ontwikkelingsplan dat in
de maak is.”
Niet meer oppermachtig
Adarkar gaf de katoenarbeiders
een stem en reconstrueerde de geschiedenis van de arbeiderswijk
Girangaon in het boek One Hundred Years, One Hundred Voices uit
2004. Zeven jaar later bracht ze
hun woonplaatsen, culturele en
politieke ruimtes in kaart in The
Chawls of Mumbai en ze vond dat
werk zeer inspirerend.
“Ook al ziet de toekomst er zeer
vaak somber uit, ik heb van de
arbeiders en sloppenwijkbewoners geleerd niet ontmoedigd te
geraken door nederlagen, maar
met een nieuwe agenda nieuwe
stappen te zetten. Die positieve
instelling biedt ons burgers de
kans om te protesteren en iets beters te eisen. Mensen mogen niet
passief blijven.”
Adarkar is een veelgevraagd
spreker en hoopt vooral studenten te inspireren. “Jonge architecten in een hedendaagse stad moeten niet alleen bouwen voor rijke
klanten en dromen van grootse
ontwerpen. Ze kunnen ook echt
iets betekenen voor de zwakkeren
en sloppenwijkbewoners, maar
dan moeten ze met hen gaan praten en niet hun eigen ideeën opdringen. Architecten moeten niet
voor anderen spreken, maar een
plek creëren waar die anderen
zelf kunnen spreken. De tijd van
de oppermachtige architect is
lang voorbij. Een goede architect
is empathisch.”
“Voor veel studenten is deze
denkwijze nieuw en ik merk dat
ze ervan genieten. Dat geeft me
veel hoop.”
10 Diversiteit
KU Leuven
gaat voor
meer
vrouwelijke
professoren
Met een nieuw genderactieplan wil
de universiteit iets
doen aan de ondervertegenwoordiging van vrouwen
in het zelfstandig
academisch personeel en in (top)
beleidsfuncties.
Vicerector diversiteitsbeleid Katlijn
Malfliet stelde het
plan op 16 januari
voor.
De komende drie jaar
streeft de universiteit ernaar om evenveel mannen
als vrouwen aan te nemen
in academische functies.
Dat moet op middellange
termijn leiden tot een minimum van 30% vrouwen
op het niveau van de (gewoon) hoogleraren. Bij
openstaande
vacatures
waarop vooral mannen
reageerden, zal een zoekcomité op zoek gaan naar
geschikte vrouwelijke kandidaten.
Daarnaast wordt er gestreefd naar een minimaal
1/3
vertegenwoordiging
van beide geslachten in
de bestuursorganen van
de universiteit en in de
beoordelingscommissies,
waar wordt beslist over de
benoeming en bevordering van academisch personeel.
Voorts stelt de universiteit per faculteit een hoogleraar aan als genderspits,
die moet toezien op de
gendersensitiviteit van de
procedures rond benoeming en bevordering.
Bij het berekenen van de
onderzoekstijd zal voortaan rekening gehouden
worden met afwezigheid
door ziekte, zwangerschaps- of ouderschapsverlof.
Bovendien komt er een
centraal solidariteitsfonds
dat de extra kosten zal dragen als een onderzoeksmandaat verlengd moet
worden door een langere
afwezigheid of een zwangerschapsverlof. Ten slotte
wil de universiteit jonge
ouders ondersteunen in
hun keuze voor een academische loopbaan, onder
andere via mentoring.
Voor het volledige
genderactieplan:
www.kuleuven.be/
diversiteit
campuskrant
Drie generaties over het
glazen plafond van de aula
Meer vrouwen dan mannen behalen vandaag een universitair diploma (58%), maar nog steeds is slechts 13% van de
gewoon hoogleraren aan de KU Leuven vrouw. Drie vrouwelijke professoren namen het nieuwe genderactieplan voor ons
door en toetsten het af aan hun eigen carrière, die al even achter hen ligt, in volle bloei is of net in de startblokken staat:
“De ondervertegenwoordiging van vrouwen is geen non-issue.” Tekst: Ine Van Houdenhove / foto’s: Rob Stevens
“Onze
verwachtingen
zijn niet ingelost”
Emeritus professor Emma Vorlat (84) nam in 1985 als
eerste vrouw een belangrijke beleidsfunctie op aan
de KU Leuven. Als groepsvoorzitter Humane Wetenschappen liet ze niet na te ijveren voor gelijke kansen
voor vrouwen aan de universiteit. “In die jaren dachten
we wel nog dat we sneller vooruitgang zouden zien.”
Emma Vorlat, oudste in een gezin van acht, werd net als haar
broers en zussen aangemoedigd
om te studeren: “In het dorp vonden ze dat maar raar. Mijn droom
was om later les te geven. Omdat
je toen nog werd ontslagen als
je trouwde, besloot ik om ongetrouwd te blijven (lacht).”
“Aan de universiteit zaten wij
vooraan in de aula, van de jongens
gescheiden door wat we de middle sex noemden. Sommige van
die geestelijken verkondigden
luidop dat meisjes enkel zoveel
mogelijk kinderen moesten zien
te krijgen. Maar er waren proffen
die ons stimuleerden en bijvoorbeeld aan een job hielpen bij het
Instituut voor Levende Talen.”
Weinig rolmodellen
“Zelf heb ik ook lesgegeven, tot ik
trouwde en – uiteraard – ontslagen werd. Mijn man en ik vroegen
allebei een beurs aan voor de VS,
maar enkel hij kreeg er één. Na
onze terugkeer, toen ons tweede
zoontje net geboren was, begon
ik aan een doctoraat Engelse taalkunde. Aan de faculteit kreeg ik
weerom alle steun. Veel rolmodellen heb ik nooit gehad, pas in
1960 werd de eerste vrouwelijke
hoogleraar aangesteld.”
“Niet lang na mijn doctoraat, in
’63, kon ik beginnen lesgeven aan
de faculteit en datzelfde jaar werd
onze eerste dochter geboren. De
jongste volgde vier jaar later, in
september, en ik ging weer aan
de slag bij de start van het academiejaar – toch wel uit vrees voor
negatieve reacties als ik te lang
zou thuisblijven.”
Het gezin telde op dat moment
vier kinderen onder de tien.
“Mijn man had ook een drukke
job en er bestond nog weinig kinderopvang – ik ben er in ieder geval nooit binnengeraakt. Wij hebben het opgelost door iemand
in huis te halen. We hebben ook
jaren een kotstudente gehad die
bijsprong als wij niet op tijd thuis
raakten.”
“Ik hoorde echtgenotes van collega’s weleens verkondigen dat
het verkeerd zou aflopen met
onze kinderen, maar ik heb geprobeerd me nooit een schuldgevoel te laten aanpraten. We zaten
elke avond met het hele gezin
aan tafel – ook al had ik dan niet
altijd zelf het eten klaargemaakt.
Tijd voor jezelf schiet er natuurlijk bij in. Vergaderingen waren
vaak ’s avonds. Ik heb wel zelden
een ouderavond of iets dergelijks
gemist. Kinderen moeten voelen
dat ze belangrijk zijn.”
Vooroordelen
Toen de kinderen groter waren,
kwam er tijd vrij. “In 1988, ik
was toen naast groepsvoorzitter
ook voorzitter van de Onderwijsraad, richtte ik mee de denkgroep
Vrouw en Universiteit op en later leidde ik de interfacultaire
raad Vrouw – Man – Universiteit.
Er waren nog steeds nauwelijks
vrouwelijke hoogleraren en ik
vond het heel belangrijk om jonge onderzoeksters te stimuleren.
Voor concrete maatregelen was
de tijd nog niet rijp. Maar je kon
wel pleiten voor een benoeming
of bevordering. Stilaan zagen we
toch veel mannen afstappen van
hun vooroordelen en stereotiepe
verwachtingen.”
“Ik dacht toen wel dat we vandaag verder zouden staan. Daarom verheugt het me dat de universiteit hier nu zo op inzet. Al
vraag ik me af of het realistisch
is om ernaar te streven om 50%
vrouwen aan te werven. Er zijn
faculteiten waar haast geen meisjes studeren, hoe ga je dat doen?
Actief naar vrouwen op zoek gaan
deed ik ook al, hoewel dat niet
door elke decaan even enthousiast onthaald werd. Wat in ieder
geval nooit mag gebeuren, is de
lat lager leggen voor vrouwen.”
“Dat zwangerschaps- en ouderschapsverlof zullen worden afgetrokken van de onderzoekstijd,
vind ik maar logisch. Ik heb vaak
een extra jaar bepleit voor een
doctoranda die tijdens haar doctoraat een kind had gekregen. Dat
was een gunst, en ik moest daarvoor aantonen wat voor een geweldige onderzoekster ze was. Ik ging
misschien mijn boekje te buiten,
maar soms maakte ik medewerksters duidelijk dat het om strategische redenen niet het moment
was om zwanger te worden …”
Emma vorlat:
“Soms maakte ik medewerksters
duidelijk dat het om strategische
redenen niet het moment was om
zwanger te worden.”
29 januari 2014
Diversiteit 11
“Niet vrouw- maar gezinsvriendelijker”
Professor Hilde Van Esch (43) is als klinisch
genetica verbonden aan het Centrum voor
Menselijke Erfelijkheid: “Voor wie niet op
een partner kan terugvallen, is het extra
moeilijk om alles te combineren.”
“Voor mijn generatie was gaan
studeren vanzelfsprekend. En
ook tijdens mijn doctoraat heb ik
nooit het gevoel gehad dat ik me
als vrouw extra moest bewijzen.
Mijn – mannelijke – co-promotor
heeft me altijd aangemoedigd.
Toen ik tien jaar geleden werd
aangeworven, werkten er hoofdzakelijk mannelijke stafleden
aan het CME, maar ik heb nooit
weerstand ondervonden. In 2008
mocht ik de lessen van professor
Cassiman overnemen – dat waren
er heel wat (lacht).”
“Ik denk niet dat de universiteit te weinig vrouwvriendelijk is.
Ze moet vooral gezinsvriendelijker worden, dan zal ze automatisch meer vrouwen aantrekken.
Door omstandigheden zorg ik
al sinds de geboorte alleen voor
mijn zoontje van zeven. Ik krijg
veel hulp van mijn ouders en
van vrienden, maar soms is het
kunst- en vliegwerk. Dat vergaderingen vaak ’s avonds zijn, is voor
mij niet makkelijk. Maar het lukt
gewoon niet altijd om er overdag
tijd voor te vinden, dat besef ik
ook. Soms ga ik vroeger weg uit
een vergadering om mijn zoon te
gaan halen in de opvang, en dan
voel ik me daar niet goed bij. Terwijl het dan voor hem ook al best
laat geworden is. Dat eeuwige
schuldgevoel speelt me soms wel
parten. Ook als mijn zoon vraagt
of ik nu wéér naar mijn ziekenhuis moet (lacht).”
Zwaar
“Ik ben blij dat er in het nieuwe
genderactieplan geen quota worden opgelegd. Streven naar één
op twee vrouwen bij nieuwe aanwervingen is mooi, maar in domeinen waar de spoeling dun is,
zal het niet evident zijn. Zolang
het niet betekent dat goede mannelijke kandidaten benadeeld
worden, vind ik het een nobel
idee. Ook in beoordelingscommissies zouden inderdaad meer
vrouwen mogen zitten. Maar opnieuw: het kan niet de bedoeling
zijn dat die vrouwen dan automatisch vrouwelijke kandidaten
gaan bevoordelen. Er moet nog
steeds gekozen worden op basis
van kwaliteit.”
“Zou mijn carrière anders verlopen als ik een partner had? Ik
zou wellicht meer congressen bij-
Hilde van esch:
“Soms ga ik vroeger weg uit een
vergadering om mijn zoon te gaan
halen in de opvang, en dan voel ik me
daar niet goed bij.”
wonen – nu ben ik daar heel selectief in. En ik zou me ook graag
engageren in een aantal raden.
Ook privé, bijvoorbeeld in het ou-
den. Maar het blijft zwaar om alles te combineren: volgende week
400 examens, patiënten weten
je tegenwoordig op elk moment
van de dag te vinden en je wil er
ook zijn voor hen. Het lukt niet
altijd, maar weekends probeer ik
in de mate van het mogelijke vrij
te houden. Ik hoop op mijn vijfenzestigste tevreden terug te kunnen
dercomité.”
kijken op mijn carrière. Maar nog
“Mijn werk is ontzettend boei- net iets belangrijker zal voor mij
end en bevredigend en daar haal toch de vraag zijn of ik een goede
ik de energie uit om het vol te hou- mama ben geweest.”
“We moeten onze kansen beter benutten”
Professor Ellen Claes (34) (Specifieke lerarenopleiding maatschappijwetenschappen en filosofie,
Centrum voor Politicologie) staat aan het begin
van een tenure track – een aanstelling voor vijf jaar
als docent, als aanloop naar een mogelijke vaste
benoeming. In maart verwacht ze haar tweede
kind. “Ik heb deze zwangerschap goed gepland.”
“Na mijn doctoraat heb ik in
de privésector gewerkt. In 2012
kreeg ik een postdocfunctie als
researchmanager, en sinds oktober ben ik docent. Geen typisch
traject. Mijn promotor heeft me
sterk aangemoedigd. Dat is belangrijk, dat iemand in je gelooft
en zegt dat je ervoor moet gaan.”
“Hier op de faculteit zijn intussen een tiental jonge vrouwelijke
ZAP’ers. Het is geen krabbenmand, vrouwen moeten elkaar
steunen. Wij gaan misschien niet
samen squashen (lacht), maar we
geven elkaar wel advies. Ik hou
ook de bijeenkomsten van Vrouw
en Universiteit in het oog. En ik
kijk hoe vrouwelijke rolmodellen
in mijn vakgebied voor een goede
balans in hun leven zorgen en
zullen zitten tijdens de buitenlandse onderzoekservaring voor
mijn tenure track is een voordeel.
Wellicht neemt mijn man ouderschapsverlof om met me mee te
gaan en ga ik daarnaast een paar
maanden in mijn eentje naar een
buurland. Mannelijke collega’s
wekken soms de indruk dat het
doodnormaal is dat het hele gezin zomaar meegaat … Ik merk
hoe ze hun kinderwens invullen. dat vrouwen veel meer bezig zijn
Mijn man en ik hebben de taken met de impact op partner of geeerlijk verdeeld. Maar het is toch zin.”
de vrouw die vanwege zwangerschap even haar carrière on hold Crèche cruciaal
moet zetten. Hoe plan je dat het Ze verwelkomt het genderactiebeste?”
“Ik heb al een zoontje van bijna
twee en wou niet wachten met
een tweede kind tot wanneer ik
– hopelijk – vast benoemd word:
dan ben ik bijna veertig. Ik heb
deze zwangerschap dus bewust
in het begin van mijn tenure track
gepland. Bevallen in de zomer
was nog beter geweest, als mijn
medewerkers met vakantie zijn.
Maar als ZAP’er mag je je zwangerschapsverlof gelukkig een
beetje spreiden. Dat mijn kinderen nog niet op de lagere school
Ellen Claes:
“Geen enkele vrouw wil aangeworven
worden ‘omdat ze een vrouw is’.
Maar de automatische reflexen mogen
weleens worden uitgedaagd.”
plan: “Diversiteit is een sterkte,
gemengde teams presteren beter.
En de ondervertegenwoordiging
van vrouwen aan de universiteit
is geen non-issue. Veel potentieel
gaat verloren. Hogeropgeleide
vrouwen gaan soms te snel minder of helemaal niet meer werken. We moeten de kansen die
vroegere generaties bevochten
hebben beter benutten. Inzetten
op kinderopvang is in mijn ogen
cruciaal. Een goede crèche is zo
belangrijk.”
“Er studeren meer meisjes af
dan jongens. Eén op twee aanwervingen naar een vrouw laten
gaan, moet dus haalbaar zijn.
Als je maar kiest voor de meest
competente kandidaat. Geen
enkele vrouw wil aangeworven
worden ‘omdat ze een vrouw is’.
Maar de automatische reflexen
mogen weleens worden uitgedaagd. Nog al te vaak wordt eerst
aan een man gedacht, ook al is er
een even competente vrouw. Ik
heb er bijvoorbeeld voor gezorgd
dat er drie vrouwen zaten in de
examencommissie van mijn
doctoraat. En de meest kritische
– maar ook opbouwende – commentaar kwam uit vrouwelijke
hoek.”
12 Onderzoek
campuskrant
Beeldige wetenschap
Maantjes bij groene planeet? Zweterige meloenen?
Fotograaf: Ngan Bich Nguyen
We kijken van de bovenkant naar
twee kristallen in wording: ze zitten in een druppel (de groene cirkel) die op zijn beurt aan de onderkant van een doorzichtig plaatje
hangt. Deze techniek om kristallen te maken, noemt men de hanging drop dampdiffusietechniek.
Bij de start wordt een druppel van
een oplossing op het plaatje aangebracht. Daaronder staat een
reservoir met een stof die water
aantrekt (de wazige groene achtergrond). Doordat het water uit
de druppel verdwijnt, verhoogt de
concentratie van de oplossing en
kunnen er zich kristallen in vormen.
Bij kristallen denkt een leek vooral
aan mooie mineralen, maar ook
organische en biologische verbindingen zoals eiwitten kunnen
kristalliseren. “Deze kristallen
zijn van een fluorescerend eiwit.
Zo’n eiwit kan interessant zijn als
lichtbron onder de microscoop als
je het aan een groter eiwit kan
hechten dat je wil volgen. Dat is
van belang bij superresolutiemicroscopie en bij toepassingen in
de geneeskunde”, vertelt professor Luc Van Meervelt van het Departement Chemie.
Eiwitten zijn biologische moleculen die op het niveau van een
cel in een organisme een gamma
van functies vervullen. Van heel
wat eiwitten is de driedimensionale structuur – en daarmee ook
hun eigenschappen – nog niet
gekend. Een eiwitmolecule heeft
meestal een complexe structuur
– met duizenden atomen – die
bovendien te klein zijn voor een
lichtmicroscoop. Een methode om
de biomoleculaire architectuur
van eiwitten toch te achterhalen,
is een eiwitkristal maken en dat
bestralen met röntgenstralen. Uit
het patroon van de verstrooide
stralen kan men de structuur van
het eiwit achterhalen.
Maar eiwitkristallen maken is
makkelijker gezegd dan gedaan:
“Het komt erop neer met trial and
error uit te testen in welke omstandigheden de kristallen groeien. Bij
deze exemplaren duurde het een
maand. De volgende stap is dan
de kwaliteit van de kristallen verbeteren.”
2014 is het internationaal jaar
van de kristallografie, de wetenschap die de inwendige structuur
van kristallen bestudeert. “Een
eeuw geleden gebeurde de eerste belangrijke ontdekking in de
kristallografie: de kristalstructuur
van natriumchloride – keukenzout. Ondertussen kunnen we die
structuur ook achterhalen voor eiwitten, virussen, enzovoort – als
het maar kristalliseert.”
(if)
De KU Leuven plant onder meer
een lezingenreeks in het kader
van het Internationaal Jaar van
de Kristallografie. Op 21 februari 2014 geeft professor Dan
Shechtman – Nobelprijswinnaar
chemie in 2011 – de aftrap met
een lezing over ‘Quasi-periodic
crystals – a paradigm shift in
crystallography’. Meer info: wet.
kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/jaarvandekristallografie
Banaan zet worm schaakmat
Een Congolese bananensoort is in
staat om wormachtige belagers uit te
schakelen. Dat blijkt uit een studie
van het Leuvense Laboratorium voor
Tropische Plantenteelt. De ontrafeling
van dat defensiemechanisme biedt
ook perspectieven voor de veredeling
van onze supermarktbanaan.
Ilse Frederickx
Het Laboratorium voor Tropische Plantenteelt huisvest de
grootste bananencollectie ter
wereld: ongeveer 1.400 bananenvariëteiten in proefbuizen. Het
team van het labo is niet alleen
druk bezig de ontbrekende variëteiten aan te vullen, de onderzoekers ontwikkelen ook methodes
om de collectie te screenen en
zo te achterhalen welke bananen
bestand zijn tegen een bepaalde
plaag.
Eén van die onzichtbare vijanden van de bananenplant is de
nematode Radopholus similis,
een rondworm die zich in de wortels ingraaft en de wortelcellen
vernietigt. “Het is een wereldwijde plaag bij bananen”, ver-
ook duur en dus niet weggelegd
voor een kleine boer in een ontwikkelingsland. Bovendien doden die pesticiden de nematoden
meestal niet: ze verlammen ze alleen maar. Na een tijdje kunnen
de nematoden recupereren. Een
ander probleem is dat er altijd
nematoden zijn die resistentie tegen de pesticiden ontwikkelen.”
Defensiemechanisme
Klassieke exportbananen die
hier in de winkel liggen, zoals
de Grande Naine, zijn zeer vatbaar
voor nematoden. Maar er zijn variëteiten gekend die zichzelf zeer
telt professor Dirk De Waele. “Je
kan de nematoden niet met het
blote oog zien, maar ze kunnen
met tienduizenden in de wortels
zitten. Een besmette plant kan
minder water en voedingsstoffen
opnemen en brengt dan minder
bananen op. Door de letsels op
de wortels is de plant ook kwetsbaarder voor andere plagen en
ziektes. Uiteindelijk beginnen de
wortels te rotten: met een rot anker in de grond valt de plant om
en zijn de bananentrossen onverbiddelijk verloren.”
Nematoden bestrijden is niet
makkelijk, vult professor Ronny
Swennen aan: “De chemische bestrijdingsmiddelen zijn zeer giftig
– er zijn al heel wat dodelijke on- goed weten te verdedigen, zoals
gelukken gebeurd met arbeiders de Yangambi km5: “Een soort die
in plantages. Die middelen zijn in de jaren 50 van de vorige eeuw
“Met een rot
anker in de
grond valt de
plant om en zijn
de bananentrossen
onverbiddelijk
verloren.”
in een Belgisch proefstation in
het Congolese Yangambi werd gekweekt – op vijf kilometer van een
hoofdweg, vandaar de naam. Onderzoekers hebben zich steeds afgevraagd hoe de Yangambi km5 de
rondwormen kan verslaan”, zegt
De Waele.
Met de hulp van Duitse collega’s
van het Max Planck Institute for
Chemical Ecology hebben de Leuvense onderzoekers dat raadsel
nu opgelost. Ze brachten biochemisch in kaart hoe de bananen
reageerden op de meest agressieve nematoden. Dat deden ze
door metabolieten te identificeren en te meten. Metabolieten
zijn het resultaat van de stofwisseling in een organisme: het zijn
biochemische stoffen zoals eiwitten, suikers en vetzuren. Een
deel daarvan vormt het defensiemechanisme van de plant: als de
nematoden de bananenwortels
aanvallen, reageert de plant door
metabolieten te produceren en/
of bestaande metabolieten te laten reageren. De Yangambi km5
doet dat zeer efficiënt: “We vonden negen metabolieten. Als de
wormen die opnemen, sterven ze.
De Grande Naine produceert die
metabolieten ook, maar te traag
en te weinig – bij die bananenvariëteit winnen de nematoden de
strijd”, legt professor Swennen
uit.
Met deze kennis over metabolieten kunnen de onderzoekers
Een Grande Naine-bananenveld in
Oeganda met zieke planten.
(© Dirk De Waele)
in de bananencollectie op zoek
naar de juiste variëteiten om te
veredelen tot een eetbare én resistente banaan, zegt Swennen.
“We gaan de variëteiten daarvoor
screenen op hun metabolieten.
De methode is trouwens ook van
belang voor andere gewassen en
andere wormen. Voor de rijstproductie in Azië, bijvoorbeeld,
vormen nematoden ook een toenemend gevaar. De industrie kan
deze kennis gebruiken om nieuwe pesticiden tegen nematoden
te ontwikkelen.”
29 januari 2014
Onderzoek 13
Neuroplasticiteit: over luie ogen en koppige hersenschors
Risk in onze hersenen
Onze hersenen zijn kneedbaar. Niet alleen als we jong zijn en veel moeten leren,
maar ook later nog. Als je aan één oog blind wordt, nemen het andere oog én andere zintuigen de vrijgekomen plaats op de hersenschors in. Biochemicus Julie
Nys ontdekte nu dat die overname bij tienermuizen veel minder vlot gaat dan bij
volwassen dieren.
opnieuw aan het kijken. Of als bij
een dove persoon het hoorgebied
overgenomen is door andere zintuigen, dan wordt opnieuw horen
heel moeilijk.” Vergelijk de hersenschors met de wereldkaart bij
een spelletje Risk: lege landen
zijn makkelijk in te nemen, maar
een land dat al door andere legers
is bezet, is veel moeilijker terug te
veroveren.
“Zo bestaan er voor mensen
met gehoorverlies cochleaire implantaten (zie ook p. 3). In theorie
werken die prachtig. Maar in de
praktijk valt dat soms best tegen
als ze de hoorgebieden op de
hersenschors moeten sturen: die
zijn inmiddels ook al in gebruik
door andere zintuigen. Je komt
te laat. Het zou dus mooi zijn als
we bij dove kinderen en volwassenen die crossmodale plasticiteit
op bepaalde momenten kunnen
onderdrukken, tot ze dat implantaat krijgen.”
Tienermuizen
Wouter Verbeylen
“Neuroplasticiteit is een cruciale
eigenschap van onze hersenen”,
vertelt biochemicus Julie Nys.
“Alles wat we meemaken, elke
ervaring of gedachte, laat een
geheugenspoor na. Elke dag zijn
er dus minieme plastische veranderingen, nieuwe paden of connecties, in onze hersenen. Dat is
noodzakelijk om te leren: zonder
dat spoor zou er geen geheugen
mogelijk zijn, en zouden we alles
elke dag opnieuw moeten leren.”
Over het algemeen hebben jonge mensen en dieren een maximale plasticiteit en stabiliseert
die daarna enigszins. “Als je jong
bent moet je het meeste leren”,
legt Nys uit. “Zo leren de hersenen
in onze eerste levensjaren input
van de zintuigen gebruiken om
hun mature structuur aan te nemen. Om dieptezicht te ontwikkelen bijvoorbeeld heb je je twee
ogen nodig. Kinderen met een lui
oog, die een tijdje door één oog
kijken, krijgen dat dieptezicht
niet meer aangeleerd eenmaal de
kritische, meest plastische periode voorbij is. En als je op latere
leeftijd hersenschade oploopt,
dan verloopt functioneel herstel
vaak moeilijker: onze hersenen
zijn minder plastisch geworden.”
“Er is een evenwicht nodig tussen plasticiteit en stabiliteit: onze
hersenen moeten nieuwe paden
kunnen aanleggen, maar die mogen ook weer niet als in steen gebeiteld staan. Een fout afgestelde
plasticiteit kan vervelende gevolgen hebben. Op tv zie je soms geheugenkunstenaars, mensen die
elk woord uit de Dikke Van Dale
kennen. Dat lijkt misschien geweldig, maar als je je werkelijk
alles herinnert, als élke herinnering een hard spoor in je hersenen trekt, dan wordt gewoon
functioneren wel heel moeilijk.
Maar stel je omgekeerd een kind
met leerstoornissen voor, dat te
weinig heeft van het ‘spul’ waarvan die geheugenkunstenaar
teveel heeft. Stel je voor wat het
zou betekenen als je dat kind een
beetje van dat spul zou kunnen
toedienen.”
Koppige hersenen
Julie Nys promoveerde onlangs
op onderzoek naar visuele neuroplasticiteit bij muizen. “Het
zicht is een relatief ‘makkelijk’
te meten zintuig, tegenover bijvoorbeeld gehoor of reukzin”,
zegt Nys. Bij het Departement
Biologie buigt zich een hele onderzoeksgroep onder leiding van
professor Lut Arckens over die visuele plasticiteit.
“We doen hoofdzakelijk onderzoek bij muizen die één oog
verloren hebben. Kan de visuele cortex, de hersenschors, zich
daarna herstellen door plastici-
teit? En kan dat op elke leeftijd,
als je weet dat voor sommige
leerprocessen leeftijd cruciaal
is? In ons labo stelden we al vast
dat bij volwassen muizen die visuele hersenschors zich volledig
herstelt binnen zeven weken na
verlies van een oog. Dat is best
wel spectaculair: de vrijgekomen
gebieden worden weer helemaal
ingepalmd. De hersenen reor-
Bij het herstel is er dus plasticiteit over de grenzen van de zintuigen heen, ‘crossmodale’ plasticiteit. Nys: “Dat fenomeen van
crossmodale plasticiteit verklaart
bijvoorbeeld waarom blinde personen ‘beter’ zijn in bepaalde aspecten van voelen en horen dan
anderen: de plaats op de hersenschors voor het zicht kan bij hen
extra gebruikt worden door ande-
“Onze hersenen zijn koppig.
Eenmaal onze visuele
gebieden aan het luisteren
zijn, krijg je ze niet opnieuw
aan het kijken.”
ganiseren zich in twee stappen:
eerst geeft het overgebleven oog
extra input aan het gebied op de
schors dat oorspronkelijk door
het verloren oog bediend werd.
En blijf je wat langer kijken, dan
zie je dat ook de snorharen bijspringen en input leveren aan
die regio. Tot na zeven weken de
activiteit er weer even groot is als
voordien.”
re zintuigen. Bij muizen zijn snorharen een belangrijk instrument
om zich te oriënteren en hun nabije omgeving in te schatten, dus
is het logisch dat die bijspringen
als er een oog verloren gaat.”
Slim van de natuur, al heeft het
ook nadelen, waarschuwt Nys.
“Onze hersenen zijn koppig. Eenmaal onze visuele gebieden aan
het luisteren zijn, krijg je ze niet
Maar zover is het nog lang niet:
“Eerst moeten we de basis begrijpen”, zegt Julie Nys. “Bijvoorbeeld
het verschil tussen hersenen van
een volwassene en een adolescent. Het is geen geheim dat je
hersenen enorm veranderen tijdens je tienerjaren – of, correcter
bij muizen: tienerweken. Rond 45
dagen ben je een ‘tienermuis’, en
op 120 dagen ben je volwassen. Ik
wilde weten of de tienerhersenen
ook meer neuroplasticiteit vertonen. Mijn gok vooraf was: waarschijnlijk zal het herstel bij de
jonge hersenen een stukje sneller
verlopen.”
“Dat bleek helemaal niet te
kloppen: eerst was er sneller herstel, gestuurd door het overgebleven oog, maar vanuit de snorharen leek er nauwelijks reactie:
crossmodale plasticiteit was hier
afwezig of werd onderdrukt. Ik
ontdekte ook dat als je volwassen
muizen eerst een tijd in het donker zet alvorens hun oog wordt
verwijderd, hun hersenen zich als
bij adolescente muizen gingen
gedragen: het herstel was niet
meer maximaal, en andere zintuigen sprongen minder bij. Als
je een tijdje in het donker zit, verandert er dus iets in de hersenen:
ze ‘verjongen’ in hun respons.”
“Ik weet eerlijk gezegd nog niet
wat dit betekent”, zegt Nys. “Daarvoor zijn nu gedragsstudies nodig. Want het is nog niet gezegd
welke muizen in hun dagelijks
functioneren het beste af zijn: de
tienermuizen zonder crossmodale plasticiteit, of de volwassen
dieren mét?”
“De stap naar praktische toepassingen, naar de mens, is ook nog
groot. Tegelijk zit men elders aan
de unief ook niet stil, en werkt
men op oogmedicijnen, protheses, enzovoort. Dat zijn dus onze
‘partners in crime’. Immers, we
kijken met onze ogen, en we zien
met onze hersenen: op die twee
niveaus, en ook op elk punt van de
weg tussen beide, kan er iets mislopen en is werken aan nieuwe
therapieën dus uiterst relevant.”
14 Leven na Leuven
campuskrant
musicoloog,
strategisch en cultureel manager
Dries Sel
“Vandaag een orkest oprichten? Daarvoor
moet je echt gek zijn!” Zo lijkt het althans,
zegt Dries Sel, die aan het hoofd staat van
Le Concert Olympique, een jong maar nu
al toonaangevend en bijzonder ambitieus
Beethoven-orkest. “Ik moedig mijn studenten aan om tegen de grijze massa in te
gaan. Dat heb ik zelf ook gedaan.”
“Dit is een
jongensdroom”
katrien steyaert
Het begon allemaal met een ontmoeting in Leuven. We schrijven 1984 en Dries Sel (49) zit in
zijn eerste licentie musicologie
aan de KU Leuven. “Ik wilde iets
doen met mijn liefde voor klassieke muziek. Vroeger speelde ik
op een behoorlijk niveau cello en
piano, maar nooit met de intentie om professioneel muzikant te
worden.”
“Jammer genoeg slaagden de
meeste docenten in Leuven er
toen niet echt in de essentie van
muziek uit te leggen. Tot er iemand binnenwandelde die jaren
in Wenen had gestudeerd: Jan
Caeyers.” Intussen bij het bredere publiek gekend als dirigent,
Beethoven-specialist en auteur
van de alom bejubelde biografie
uit 2009.
“Muziek functioneert als een
tekst. Je moet niet alleen de
grammatica – zoals het ritme,
de harmonie en melodie – ongelooflijk goed kennen, maar ook
de verbanden tussen de noten en
de nuances vatten. Jan heeft daar
zeer veel inzicht en metier in en
liet ons kennismaken met nieuwe
analysemethodes. Hij weet hoe je
muziek moet uitvoeren en combineert dat redelijk briljant met een
wetenschappelijke benadering.”
Vrank en vrij
Als hij over Caeyers praat, is Sel
niet te stoppen. Ze hebben dan
ook een vriendschap die zijn leven en carrière mee gevormd
heeft. “We hebben nog altijd geen
woorden nodig om elkaar te begrijpen. Jan zag dat ik als student
dezelfde visie op muziek had en
al zeer geëngageerd bezig was. Ik
introduceerde bijvoorbeeld Leuvense universiteitsstudenten in
Bozar en De Munt.”
Sel was ook preses en richtte mee
KrUL (Kring Unie Leuven – red.) op,
dat toen bijna de helft van de studenten vertegenwoordigde. “Men
heeft mij voorzitter gemaakt, en
toen rector De Somer overleed,
ben ik als studentenafgevaardigde met de vier kandidaat-opvolgers gaan praten. We hebben
toen Dillemans gesteund.”
“Ik vind het belangrijk om na
te denken over je bijdrage aan de
maatschappij en om vrank en vrij
je gedacht te durven zeggen. Dat
is er met de jaren niet op verbeterd. Als ik onze kinderen (van 12,
14 en 15 – red.) bezig hoor, vrees ik
het ergste”, zegt hij lachend.
Ook niet stilzitten hebben ze van
hun vader. Na een extra jaar aan
de universiteit van Keulen combineerde die zijn legerdienst met
een job als BRT-producer. Min
of meer tezelfdertijd stampte hij
met Caeyers het Nieuw Belgisch
Kamerorkest uit de grond en
werd hij benaderd om het I Fiamminghi-ensemble te leiden, iets
wat hij van 1989 tot 1998 deed.
Tot 2003 was hij intendant van
het Vlaams Radio Orkest (VRO)
en Vlaams Radio Koor, waarna hij
vier jaar in de privésector werkte
als lid van het Belgisch directiecomité van de beveiligingsfirma
Securitas.
“Ondertussen was ik ook lid en
bestuurder bij de International Society for the Performing Arts in New
York, waar ik veel geleerd heb over
het functioneren van grote, culturele instellingen. In 2007 richtte
ik Brussels Performance Incentives
op, dat inzichten aanreikt aan
bedrijven als IBM, Microsoft en
BNP Paribas Fortis om hun verkoopspartners en medewerkers
(© KU Leuven | Rob Stevens)
ben ze mij niet meer nodig, dat
doen ze al twintig jaar zeer goed.
Ik heb geen moeite met die stap
opzij. That’s life.”
Ook met zijn afscheid bij het
VRO – intussen Brussels Philharmonic – in 2003 heeft hij geen probleem. Het leek destijds nochtans
wrang, want de vakbonden eisten
zijn vertrek. “Ik zie mijn VRO-tijd
vooral als een positief verhaal,
maar ik wou op geen enkele wijze
toegeven op de fundamentals van
“Ik vind het belangrijk
om vrank en vrij je gedacht
te durven zeggen. Nog meer
dan vroeger.”
te motiveren.” In juni 2009 werd
hij CEO van Vorst Nationaal, waar
hij nu strategisch consultant is
sinds het dagelijks bestuur vorige
herfst in handen kwam van de
Sportpaleisgroep.
Zware erfenis
“Brussel is een complexe regio en
Vorst Nationaal heeft grote moderniserings- en renovatieplannen. Ik zal de nieuwe exploitanten
daarbij strategisch begeleiden.
Voor het operationele niveau heb-
mijn plan voor kwaliteitsverbetering en internationalisering. Op
vraag van de Vlaamse regering
had ik een nieuwe missie geschreven voor een eertijds prestigieuze instelling die in de jaren
dertig opgericht was om muziek
te leveren bij radio- en televisieuitzendingen, maar al jaren geen
relevante werking meer had.”
“Ik ben zeer rustig gebleven bij
mijn vertrek. Ik had toch al langer
het plan om mijn strategische ervaring te verdiepen. Het werd dus
een directiefunctie bij een beurs- nieuwe initiatieven. Mijn studengenoteerde wereldspeler.”
ten moedig ik ook aan om tegen
die grijze massa in te gaan. Ik heb
De geniaalste
het ook gedaan.”
“Strategie is het begin van elke “Over Le Concert Olympique,
onderneming, cultureel of niet. ons nieuwste project, wist ik bijDat zeg ik altijd tegen mijn stu- voorbeeld dat we bij de start geen
denten van de Universiteit Gent subsidies zouden krijgen, want
en Hogeschool Gent, waar ik al de overheid plaatste principiële
twintig jaar met plezier doceer vraagtekens bij de komst van exover respectievelijk strategisch tra klassieke orkesten in Vlaanmanagement en strategisch cul- deren.” Sel richtte er dus toch een
tuurmanagement. Die twee lopen op, samen met Jan Caeyers, mials een rode draad door mijn par- nister van Financiën Koen Geens
cours, soms verknüpft, soms niet. en Marc Noppen, CEO van UZ
Het grote verschil tussen cultu- Brussel. “Ik was ervan overtuigd
rele en commerciële marketing dat onze kwaliteit uiteindelijk
is dat een cultureel product staat zou worden erkend. In 2012, twee
of valt met zijn kern. Cultuurbele- jaar na de start, hebben we onze
vers zijn op zoek naar immateri- eerste projectsubsidies gekregen.
ele waarden zoals authenticiteit, Intussen besliste ook de KU Leuintegriteit en duurzaamheid. Als ven om ons te steunen omdat we
die niet aanwezig zijn, dan zal het theoretisch inzicht en praktijk op
verhaal altijd eindig zijn, hoe goed internationaal niveau combinede marketing ook is. Een goeie ren. Daar zijn we de universiteit
cultuurmanager begrijpt dat.”
zeer erkentelijk voor.”
“Ik vind dat we dat soort excel- “Onze aanvraag voor structurele
lentie mogen verwachten in de subsidies is nu binnen, maar pas
kunsten. Vlaanderen heeft een op, we vragen geen miljoenen.
zeer rijk en interessant cultureel We zijn een lean and mean toporlandschap met verhoudingsge- kest dat 45 muzikanten aantrekt
wijs veel wereldtoppers. Maar op projectbasis en op kruissneler is ook een redelijk groot, grijs heid niet meer dan 30 concerten
middenblok dat volgens mij een per jaar speelt.”
probleem heeft met die essentie. Beethoven is de centrale figuur.
Al 25 jaar is mijn discours tegen- “Hij behoort tot de geniaalste
over de subsidiërende overheid componisten, zoals Bach en Modat ze veel selectiever moet zijn, zart, maar staat daar nog boven
dat ze haar toppers beter moet vanwege zijn maatschappelijke
ondersteunen en genoeg ruimte impact. Jan heeft jaren van zijn
moet geven aan jong talent of leven gewijd aan het schrijven
29 januari 2014
van een biografie en ondertussen wordt die beschouwd als een
soort paradigmawissel over Beethoven. Dat wou hij ook tot klinken brengen.”
Rebel with a cause
Het doel is ambitieus: tegen 2020,
Beethovens jubileumjaar, de referentie zijn als het gaat over Beethoven vertolken en ervaren. “Wij
willen het Beethoven-verhaal in
de breedte en de diepte vertellen en stellen de muziek weer
centraal. Dat bedoel ik niet denigrerend, want andere ensembles
hebben ook hun verdienste. Maar
Jan is hier al dertig jaar mee bezig,
elke noot is bij hem overdacht. Ik
probeer dat objectief vast te stellen. Na ons eerste optreden dacht
ik: Waw, wat een orkestkwaliteit!
Zelden of nooit gehoord van een
Belgisch gezelschap.”
“Je moet eigenlijk gek zijn om
nu nog een orkest op te richten:
de opkomst voor klassieke concerten blijft dalen, het publiek
vergrijst en ensembles vinden
steeds moeilijker sponsoring.
Maar áls je de aandacht weet te
trekken, kunnen er fantastische
dingen gebeuren. Bovendien is
Beethoven a rebel with a cause, die
ook jonge mensen aanspreekt.
Voor Jan en mij is dit alleszins
een soort jongensdroom, maar
dan wel een die we zonder onze
dertig jaar ervaring niet zouden
kunnen realiseren.”
Ambiance in Vorst
Het wordt een uitdaging, zoals zijn tijd bij Vorst Nationaal.
“Schitterende jaren! Een honderdtal evenementen per jaar
organiseren zorgt voor heel wat
adrenaline. Dat in combinatie
met het zakelijke en politiek-strategische maakte het tot een heel
interessante job. De zaal heeft
zeker een aantal zwakke punten,
zoals haar leeftijd (Vorst is intussen 44 – red.) en toegankelijkheid,
maar artiesten treden er heel
graag op omdat ze er geweldige
ambiance kunnen opbouwen.”
“Ik was bijna altijd bij de optredens aanwezig en ging minstens
een kwartier luisteren. Ook mijn
kinderen vonden het fantastisch
om er concerten bij te wonen.
Maar in november heb ik ze meegenomen naar een opvoering van
Le Concert Olympique in Flagey
en daar hebben ze ook echt van
genoten. Al weet ik niet of ze zouden meegegaan zijn mocht bijvoorbeeld op hetzelfde moment
One Direction gespeeld hebben
in Vorst.”
Le Concert Olympique heeft
hem zelf ondertussen al in Europese topzalen gebracht: “Dat
we amper drie jaar na onze geboorte al in het Musikverrein in
Wenen en in het Concertgebouw
van Amsterdam hebben gestaan
én er mogen terugkeren, is als
een droom. Dan kan je niet anders dan besluiten: dit verhaal zit
goed. Heel goed.”
www.leconcertolympique.eu
Alumni 15
Steengoed met LEGO: ingenieur Dirk Denoyelle
“Ik beschouw mijn werk
als kunst, ja”
“Ik maak van al mijn hobby’s mijn beroep”, zegt Dirk Denoyelle, cabaretier, stemmenimitator en sinds kort ook professioneel LEGO-bouwer. “Dat is het ambetante aan ingenieurs: ze denken altijd dat ze alles kunnen.”
Katrien Steyaert
Alles kunnen betekent in het
geval van Dirk Denoyelle (49)
onder meer de hoofden van
Laurel en Hardy optrekken uit
LEGO, voor UNICEF de langste
LEGO-muur ter wereld bouwen
en Rubens’ Aanbidding der wijzen napuzzelen in vier bij vijf
meter. In zijn appartement,
waar anderhalf miljoen blokjes
liggen, heet hij me “welkom in
het paradijs”. Dat mag dan al laconiek klinken, zijn liefde voor
de uitvinding van de Deense
schrijnwerker Christiansen uit
1958 is zeer groot.
“Net als die meer dan 150.000
geregistreerde LEGO-fans wereldwijd ben ik uit de kast gekomen: Ik ben volwassen en speel
met LEGO. Het is dan ook leuk,
nostalgisch en creatief speelgoed. Als kind vroeg ik het altijd
aan Sinterklaas en de paasklokken, en ik bouwde steden, kabelbanen en voetbalploegen.”
Veertig jaar later is LEGO populairder dan ooit – in Brussel
loopt de expo The Art of the Brick
en begin februari gaat The LEGO
Movie in première – en is Denoyelle een van de twaalf LEGO
Certified Professionals wereldwijd. Dat keurmerk wordt
toegekend aan volwassenen
die beroepsmatig maar als zelfstandige met LEGO bezig zijn.
“Ik wilde het echt. Ik moest steengoed worden, want middelmaat
vind ik niet leuk. Ik stond er niet
bij stil hoe moeilijk het kon zijn.
Dat is het ambetante aan ingenieurs: ze denken altijd dat ze alles
kunnen en het duurt soms jaren
eer ze doorhebben dat dat niet zo
is. Zo ben ik gigantisch slecht in
marketing en prijzen zetten.”
Therapeutisch
Bij Denoyelle kost je eigen hoofd
in LEGO vandaag 6.000 euro,
maar de prijzen blijven stijgen
vanwege het succes. Een sjeik uit
werkers, ik bouw nooit 500 uur
alleen. Zonder me met hem te
willen vergelijken: ik hanteer
het businessmodel van Rubens.
Hij was het uithangbord en leverde de basisideeën, maar hij
nam het penseel hooguit ter
hand om eens een neusje te corrigeren. Zo kan mijn atelier blijven groeien, iets wat ik met mijn
optredens niet kan.”
Toch bouwt hij nog veel zelf
“Ik probeer nu om met
mijn LEGO voet aan de grond
te krijgen bij de celebrities
in Hollywood.”
de Emiraten bestelde een replica
van zijn zesjarige zoon – op ware
grootte – en het Gentse STAM liet
de stadstorens nabouwen. “Maar
het hoeft niet per se groot te zijn.
Als de afwerking en gelijkenis helemaal goed zitten, voel ik euforie. Joepie, ik kan het nog! Daarna
vraag ik of mijn vrouw en dochters dat ook vinden. Zoals elke
artistieke mens ben ik continu
op zoek naar erkenning.”
“Ik beschouw mijn werk als
kunst, ja. Je koopt geen LEGO
maar een Denoyelle. Ik probeer
mijn collega’s telkens een stap
voor te blijven, bijvoorbeeld
door als eerste mozaïeken te
maken. Ik heb natuurlijk mede-
en graag. “Het is tamelijk therapeutisch. Je kunt alleen aan
die handeling denken en hooguit nog aan één ander puntje
van je zorgenlijst. Als het werk
lukt, voel ik me erna veel beter.
En er gaat nog altijd niets boven
de vrachtwagen zien aankomen
met een nieuwe levering blokjes”, lacht hij.
Hollywood
“Ik maak van al mijn hobby’s
mijn beroep. Ik zeg dan ook
altijd: ik blijf werken tot mijn
93ste en daarna ga ik nog tien
jaar uitbollen. Ik ben nog maar
50! Alles moet nog beginnen!
Ik ben actief aan het proberen
om met mijn LEGO voet aan
de grond te krijgen bij de celebrities in Hollywood en ik wil
nog optreden in de VN-gebouwen in New York.”
Sinds zijn laatste theatershow
in 2007 is hij allesbehalve gestopt als cabaretier. Hij is een
veelgevraagd spreker voor bedrijven en congressen, waar hij
op een grappige manier de lezingen samenvat. “Humor houdt
mensen wakker en maakt sommige moeilijke boodschappen
verteerbaar, maar ik pas op dat
ik geen klanten choqueer. Dat is
nooit mijn stijl geweest en met
de jaren word ik zelfs braver. Ik
wil gewoon binnen de randvoorwaarden van mijn opdrachtgever
iets zo goed mogelijk afleveren.
Dat is exact wat ik heb geleerd als
student burgerlijk ingenieur en
dat komt ongelooflijk van pas.”
Zijn twee fulltimes zorgen voor
interessante bevruchtingen. Zo
ontwikkelde hij een komische
lezing over de parallellen tussen
bedrijfsproblemen en LEGO,
waarvoor hij een halve vrachtwagen materiaal aanvoert. “Ik
verander er de wereld niet mee,
maar het stelt de dingen helder
en hier en daar steek ik mijn vingertje op. Zo zeg ik in Vlaanderen vaak: Durf te ondernemen. Ik
toon een foto van een oude Amerikaan die met blokjes zit te spelen. Zielig hé? Tot ik uitzoom en
toon dat hij als LEGO Certified
Professional 23 medewerkers
heeft. Is het dan nog zielig? Awel
voilà. Ga die droom achterna!”
WIN
Campuskrant mag 20 x 2 vrijkaarten weggeven voor het
concert ‘Mozart en Beethoven in
Praag’ van Le Concert Olympique
in het Leuvense cultuurcentrum 30CC op dinsdag 18 maart
2014. Stuur vóór 20 februari een
mail met de titel ‘Le Concert Olympique’ naar nieuws@kuleuven.
be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.
LEGO-verslaafde Dirk Denoyelle: “Er gaat nog altijd niets boven de vrachtwagen zien aankomen met een nieuwe levering blokjes.”
(© KU Leuven | RS)
16 Maatschappij
campuskrant
Geert noels
Macro-econoom
(© ingezonden)
Geachte rector,
Ik schrijf u deze brief vanuit de universiteitsstad Lier.
Tenminste, dat was het geweest, mocht Lier in de 15de
eeuw niet gekozen hebben voor de toen lucratievere
schapenmarkt. Het is ongetwijfeld een legende, maar
het leert ons iets over keuzen voor de erg lange termijn.
De eerste generaties was een schapenmarkt nog interessanter, maar de eeuwen erna woog een universiteit uiteindelijk zwaar door. Lier is sympathiek, maar zijn invloed reikt tot aan de samenvloeiing van de Grote en de
Kleine Nete. Leuven is een begrip, en klinkt als een klok
over de gehele wereld.
Deze brief had ik graag eerst met u afgetoetst, zoals we
een aantal keren deden bij ‘Zuster Agnes’ in dat mooie
Lier. Ik herinner me deze inspirerende gesprekken, op
een moment dat u nog “in de politiek zat”, zoals dat heet,
en ik u aanmoedigde om voluit voor het rectorschap te
gaan. Uw voorgangers zijn uitzonderlijke persoonlijkheden, die ik ken en erg apprecieer. In het domein dat
ik het beste beheers, hebben ze allen grote verdiensten.
Rector Oosterlinck zorgde ervoor dat de universiteit
een economische groeipool werd voor de wijde regio.
Zijn opvolgers zetten dit werk verder, en zorgden er ook
voor dat het Universitair Ziekenhuis een pool werd van
competenties met een positieve economische impact.
Het zal niet makkelijk zijn om op economisch vlak beter
te doen, maar u hebt uw humaniora in Lier doorlopen,
en ik vermoed dat het doembeeld om ooit voor een moderne schapenmarkt te kiezen daar in uw geheugen is
geprent.
De lijst van beroemde wetenschappers die ooit afstu-
deerden aan de KU Leuven is lang en indrukwekkend.
Zelfs de politici op deze lijst mogen gezien worden,
zoals u zelf kan getuigen. Maar op ondernemersvlak is
er ruimte voor beterschap. Zeker, de cluster rond Imec
en de spin-offs van Leuven zijn indrukwekkend. Maar
het is nog geen Silicon Valley van West-Europa, iets wat
vandaag steden met minder referenties wel durven claimen.
“Het zou mooi zijn als wat meer
studenten de kudde durven verlaten,
om te kiezen voor het avontuur.”
De finaliteit van een universiteit mag niet herleid worden tot haar economisch belang. Maar ik wil wel benadrukken dat het hefboomeffect van een universiteit op
de economie van een hele regio in toenemende mate
een determinerende factor wordt voor de welvaart. Het
ontbreekt de afgestudeerden van de Alma Mater allerminst aan kennis. Maar er stroomt nog te weinig ondernemersbloed door hun aders. We doen er alles aan om
dat kransje dat de juiste ondernemersmix heeft maximaal te besproeien met startersgeld, begeleiding of incubatie om een succesvolle spin-off te laten groeien.
Het ontwikkelen van ondernemerschap begint echter
al veel vroeger. Modelleerlingen kleuren binnen de lijntjes, leren hun lessen, maken hun huiswerk en komen
op tijd op school. Veel ruimte, letterlijk en figuurlijk, om
eens iets te proberen is er niet. Leren mislukken hoort
er niet bij. Je moet slagen. En als je altijd slaagt, dan ga
je naar de universiteit. Ondernemen gaat veel over hoe
omgaan met mislukkingen. Tegenslagen overwinnen,
niet koppig tegen de muur blijven lopen, maar je laten
coachen om de weg rond de muur ook te leren vinden.
Combineer die ervaring met de topkennis van de KU
Leuven en dat geeft economisch vuurwerk.
En bent u niet het beste voorbeeld van het bovenstaande? Want – geef toe – een kerkjurist die altijd netjes binnen de lijntjes kleurt, die gaat naar de hemel, maar ziet
niet de wereld zoals u hem hebt gezien.
Elk jaar kiezen honderden studenten om gedwee naar
de schapenmarkt te gaan. Het zou mooi zijn als er wat
meer van hen de kudde durven verlaten, om te kiezen
voor het avontuur. De resultaten kan men dan binnen
honderd jaar nog bewonderen.
Ik kijk uit naar de volgende koffie bij ‘Zuster Agnes’.
Geert Noels
Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander
in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de
KU Leuven.
Deze keer: Geert Noels, macro-econoom, opiniemaker en
mede-oprichter van Econopolis.
Crisis houdt schenkers niet tegen
 pagina 1
Wij-gevoel
“Wat we duidelijk ondervinden is
dat mensen graag geven aan iets
waar ze een band mee hebben,
liever dan aan een ‘naamloos’
goed doel. Mensen hebben bijvoorbeeld een prof leren kennen
tijdens het ziekteproces van een
naaste en ze willen hun erkentelijkheid tonen. We zorgen er
natuurlijk voor dat die persoonlijke band kan groeien, bijvoorbeeld door contactmomenten te
organiseren, een rondleiding in
het labo, of een gesprek met een
prof die een bepaalde leerstoel
bekleedt. Wie schenkt, doet dat
vaak ook niet alleen. Schenkers
mobiliseren vrienden en familie
en brengen zo hele gemeenschappen samen die aan een project
meewerken en zo ambassadeurs
voor de KU Leuven worden. Dat
‘wij-gevoel’ bij de inzet voor een
doel is heel intens.”
“Mensen willen ook graag weten
waar hun gift terechtkomt. We
zijn van plan om schenkers voortaan een nog duidelijker beeld te
geven van wat er met hun schenking gebeurd is, welk deel van
het onderzoek ermee bekostigd
werd, welk boek of welke labo-uitrusting ermee gekocht werd. Zo
zien de schenkers heel concreet
dat hun gift echt iets betekent.”
“Een jaar na het oprichten van
het fonds ‘Hart voor ALS’ merken
de oprichters bijvoorbeeld niet
alleen dat het onderzoek naar
de oorzaak van deze ongenadige
ziekte intens doorgaat, maar ook
dat de ziekte via het fonds steeds
meer aandacht krijgt. Een voorbeeld uit een andere hoek: via
het familieboekfonds – waarbij
ouders met een kleine schenking hun afstuderende kinderen
Mecenaat in
2013
• 7.888 schenkers gaven
20.192.810 euro
• schenkingen via
testament waren goed
voor een kwart van dat
bedrag
• 17 nieuwe fondsen
• 17 nieuwe leerstoelen
• 23 bestaande
leerstoelen verlengd
kunnen feliciteren door een vermelding in een boek – heeft de
Universiteitsbibliotheek al honderden nieuwe boeken kunnen
aanschaffen. En dankzij het Roger Dillemans Fonds zijn ondertussen drie bursalen met succes
gedoctoreerd. Zonder de beurs
had een academische loopbaan
er voor hen waarschijnlijk niet ingezeten.”
Groei
“Groeiruimte? Jazeker, die is er
nog. Zo is er nog veel mogelijk op
het vlak van fidelisering, ernaar
streven dat een gift niet eenmalig
is. Daar willen we in 2014 een extra inspanning voor doen. We willen ook meer donatoren aantrekken bij de eigen alumni. Slechts
één op de vijf schenkers is oudstudent, 80 procent zijn mensen
die een band met de KU Leuven
hebben die niét op hun studieverleden gebaseerd is. Dat is prachtig: het project KU Leuven spreekt
dus niet alleen wie er gestudeerd
heeft aan. Maar het geeft natuurlijk ook aan dat we onze alumni
nog beter moeten zien te engageren.”
“Als je het op een grafiek uittekent, schenken onze donatoren
meestal kleinere of gemiddelde
bedragen. De megabedragen uit
de Angelsaksische wereld zijn bij
ons nog geen schering en inslag.
(© Joris Snaet)
Het campagneproject ‘Opening
the future’ werkt daar wel aan.
Dat betekent overigens hoegenaamd niet dat een kleiner bedrag minder belangrijk zou zijn.
De kracht die je ondervindt wanneer mensen hun steentje willen bijdragen, dát is de essentie,
meer dan het uiteindelijke bedrag
– al kunnen op het eerste gezicht
vrij kleine initiatieven ook veel
geld opleveren. De mensen van
het Rondoufonds hebben in het
afgelopen jaar taarten gebakken
en verkocht voor een bedrag van
maar liefst 1.300 euro. Hoeveel
deeg is daarvoor gekneed? Hoeveel mensen hebben ze ervoor
aangesproken? Die gedrevenheid mogen ondervinden is van
een schoonheid waar geen woorden voor bestaan. Of toch eentje:
dank.”
Voor meer informatie en het Jaarverslag 2013:
www.kuleuven.be/mecenaat
29 januari 2014
Maatschappij 17
DE RAAD
een actueel vraagstuk belicht
vanuit drie expertises
Regenbogen
boven Sotsji
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Wouter Verbeylen
Lien verpoest
oost-europakundige
“Sotsji is voor de Russische
president Poetin een prestigeproject,
waarschijnlijk
zijn laatste ‘moment to shine’:
de kans dat hij na 2018 nóg
eens president wordt, is volgens recente peilingen niet
zo groot. Poetin kan nog eens
uitpakken met deze Spelen:
bij ons zijn de Winterspelen
niet zo groot, maar sporten
als kunstschaatsen en ijshockey zijn in Rusland heel belangrijk.”
“Poetin reageert al enkele
jaren bijzonder geïrriteerd
op alle kritiek die vanuit EUlanden zijn richting uitkomt.
‘Onterecht’, zegt Poetin,
‘want economisch speelt Rusland volgens dezelfde spelregels als jullie.’ Dat klopt wel:
Rusland krijgt bijvoorbeeld
het verwijt ‘imperialistisch’
te zijn, maar in de ogen van
Rusland wil ook de EU in
Oost-Europa haar invloedssfeer uitbreiden en haar regels opleggen.”
“Na de Spelen
krijgen homo’s
het nog
moeilijker”
“Natuurlijk, bij homofobie
en gay rights draait het niet
om economie, maar om normen en waarden. En daar kan
het contrast moeilijk groter
zijn: terwijl de EU lidstaten
oplegt om maatregelen tegen
homofobie te nemen, doet
Rusland net het omgekeerde.
Poetin heeft een olifantenvel
op het vlak van homorechten.
Zoals bekend is sinds vorig
jaar in Rusland ‘homopropaganda’ bij wet verboden, een
wet die op grote bijval kon rekenen bij de Russische bevolking. Poetin is op dit moment
trouwens de kampioen van
de ‘conservatieve waarden’ in
héél Oost-Europa: voor hem
vormen die waarden een alternatief voor het Westen en
zijn ‘neoliberale waarden’.
Poetins retoriek slaat aan in
de regio – de Kaukasus, Centraal-Azië – als een politieknormatief alternatief voor de
Europese gedachte.”
“Ik denk dat Poetin zelf
een beetje verbaasd is dat
het Westen zo over die
homorechten gevallen is. Onlangs nog vroegen de vrijwilligers voor de Winterspelen
of hun kledij, een regenboogoutfit, nu strafbaar was. Poetin repliceerde laconiek dat
homo’s op de Spelen welkom
zijn, ‘maar ze moeten onze
kinderen niet lastigvallen’.
Waarmee hij de boel dacht
te sussen: dat toont meteen
ook de sfeer waarin heel wat
Russen over homo’s denken:
een Russisch scheldwoord
voor ‘homo’ is niet toevallig
‘pidor’, ook kort voor ‘pederast’.”
“Ik denk dat het op internationaal niveau goed is dat door
Sotsji één en ander onder de
aandacht komt: homorechten, maar ook de verregaande
uitbuiting van gastarbeiders
bijvoorbeeld. En ik hoop stiekem ook op ludieke acties tijdens de Spelen zelf. Maar op
binnenlands niveau maakt
het volgens mij niets uit. Eenmaal de Spelen voorbij zijn
en de buitenlandse camera’s
het land uit, verwacht ik zelfs
dat homo’s het nog moeilijker krijgen: een wet tegen homoadoptie bijvoorbeeld, die
al eerder op tafel lag, zou dan
wel eens snel goedgekeurd
kunnen worden.”
(© Joris Snaet)
(© KU Leuven | Rob Stevens)
rige Winterspelen –, megalomaan,
corrupt, ecologisch nefast, enzoverder.”
“Maar de Spelen zijn er nu, en een
boycot zou niet veel meer opleveren, hooguit wat extra sympathie
voor degene die geboycot wordt.
Protest kan op een andere manier:
Bart Vanreusel
door manifest aanwezig te zijn. De
sportsocioloog
media zijn kritischer en het publiek
“Sporthistoricus Allen Guttmann is mondiger. Van de atleten zelf mozei het al: ‘Politiek in de brede zin
van het woord heeft altijd deel uitgemaakt van de Olympische Spelen’. Politiek behoort tot de essentie ervan, van in het prille begin: het
verzoenen van landen in oorlog bijvoorbeeld was oorspronkelijk belangrijker dan de sport zelf. De Spelen waren altijd een schouwtoneel gen we geen al te straffe uitspraken
van politieke macht en prestige.”
verwachten. Topsporters zijn ex“Maar Sotsji is een voorbeeld van treem gefocust en bijzonder eendihoe het niet moet, en niet meer zou mensionaal. Dat is geen verwijt, die
mogen. Net nu in de sportwereld de instelling is nodig om te kunnen
principes van deugdelijk bestuur presteren. Atleten hebben geen gebeginnen door te sijpelen, nu duur- weldige reputatie als het gaat om
zaamheid een factor van betekenis een solidaire houding, maar ze hebwordt, en nu studies wijzen op de ben dan ook een bijzonder kwetsinzetbaarheid van sportevenemen- bare positie: voor elke topper die
ten om sociale en economische zich zou afmelden, staan er andere
doelen te realiseren, is er Sotsji: klaar om zijn plaats in te nemen.
hallucinant duur – 50 miljard dol- Maar hun omgeving kan zich wél
lar, tegenover 2 miljard voor de vo- laten horen, overheden en publiek
“Hopen dat dit
een kantelpunt
wordt”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Olympische Winterspelen organiseren in
het subtropische Sotsji: de Russische president Poetin houdt van een uitdaging. De
kritiek vooraf is niet mals: een ecologische
ramp, verregaande corruptie en uitbuiting
van gastarbeiders. Kwamen nog het meest
onder het vergrootglas: de homorechten
in Rusland. Regeringsleiders spelen nu
‘gaan of niet gaan’, Poetin repliceert met
‘al wat je zegt ben je zelf’. Wie wint straks
in Sotsji: Poetin, de homorechten, of toch
gewoon koning sport?
Peter vermeersch
politicoloog
“In heel Oost-Europa is de nationale identiteit en de nationale trots de
laatste jaren sterk op de voorgrond
gekomen. Die is niet automatisch
tegen homo’s gericht, maar je kan
die trots een stuk makkelijker promoten door ze ergens tegen af te
zetten: tegen wat vreemd, subversief, niet ‘normaal’ is. Bedreigt die
retoriek van ‘trotse, échte mannen’
ook echt het samenleven, wordt
het daardoor voor homo’s ook echt
gevaarlijker op straat? Moeilijk te
zeggen: die onderbuikgevoelens op
zich zijn er al lang. Maar de combinatie ervan met nieuwe wetgeving,
zoals tegen homopropaganda,
maakt het wel een stuk explosiever.
Ze legitimeert die gevoelens, en de
stap naar openlijk gedrag, en zelfs
geweld, wordt een stuk kleiner.”
“Poetin nam een berekend risico
toen hij de Olympische Spelen naar
Rusland bracht. Hij kan wat mij betreft deze imagoslag moeilijk verliezen: de Spelen zijn een erg sympathiek event, en die sympathie
straalt sowieso af op de organisator.
Poetin kan op elk moment zeggen:
‘Dit draait niet om politiek, alleen
om sport’. Tegelijk kan hij zich
voor de ogen van de wereld van zijn
meest genereuze kant tonen, bijvoorbeeld door in de aanloop naar
Sotsji de leden van de punkband
Pussy Riot vrij te laten.”
kunnen dat ook. De VS sturen een
delegatie onder leiding van de lesbische oud-tennisster Billie Jean
King: een origineel signaal.”
“De volgende weken zullen de camera’s vooral de glamour van de
sportvelden tonen, daar maak ik me
weinig illusies over. Maar ik hoop
toch op een sterke, bij voorkeur ludieke reactie van de ecologisten en
van de mensenrechtenbeweging.
Winterspelen in een subtropische
stad: het doet me denken aan The
Truman Show, die film waarin een
hele stad onder een bubbel leeft, en
alleen de buitenwereld ziet hoe fake
het allemaal is.”
“Natuurlijk ligt het intern wat anders: Rusland zal op sportief vlak
triomfen behalen, en het volk zal
juichen. Wat dat betreft kunnen we
een Russisch Rode Duivelseffect
in het kwadraat verwachten. Hoe
moet je als sportliefhebber kijken?
We zullen weer onze Kim Clijstersspreidstand moeten aannemen:
enerzijds supporteren voor de atleten, en anderzijds met kritische
blik achter de schermen van de organisatie kijken. En hopen dat dit
een kantelpunt wordt, zo extreem
dat herhaling onmogelijk wordt.”
zullen maar hopen dat de Spelen
organiserende landen kunnen ‘socialiseren’ tot mensvriendelijker
gedrag. Ook mensenrechtenorganisaties hinken op die gedachte: ze
roepen ook niet op tot een boycot,
maar hopen op een mondiaal forum met maximale zichtbaarheid
voor hun werk.”
“De vraag is hoe deze Spelen de geschiedenis zullen ingaan: als ze als
‘neutrale’ spelen voorbijgaan, dan
hebben Poetin en Rusland gewonnen. Maar er moet maar één atleet
een symbolisch statement maken,
en dat kan de hele Spelen kleuren.
Denk maar aan de zwarte handschoen van de Black Power salute
tijdens de Spelen van ’68 in Mexico
“Er klinkt nu wel buitenlandse kri- City. Maar als ik nu een gokje moet
tiek op de homo- en mensenrech- wagen, dan zeg ik: de Spelen gaan
ten, maar die is toch bijzonder half- geruisloos voorbij, en Poetin wint.”
slachtig: andere landen kunnen het
niet maken om géén sportieve dele- Lezing Jan Balliauw op 13/2 om 19u,
gatie te sturen, dan komen de eigen Erasmushuis Letteren, info:
politici onder vuur. Toen de VS in www.arts.kuleuven.be/crs/
1980 de Spelen in Moskou boycot‘Human Rights after Sochi’ op 27/2,
ten, was iedereen gefrustreerd:
14-17u in het Radiohuis – debat met
president Carter, de Amerikaanse
de makers van ‘The Sochi Project’,
atleten én de sportliefhebbers. Je
www.thesochiproject.org
kan dan zeggen: de Spelen hadden
in de eerste plaats niet aan Rusland Voor ‘KU Leuven blogt’, de nieuwe
toegewezen mogen worden. Maar groepsblog van de KU Leuven,
wat is het alternatief? Alleen nog schreef Lien Verpoest een bijdrage
Spelen in landen die alle mensen- over het Russische rapport over de
rechten op orde hebben? Dan zit je mensenrechten in de Europese Unie:
snel met een heel klein clubje. We www.kuleuvenblogt.be
“Poetin kan de
imagoslag
moeilijk
verliezen”
18 Personalia
campuskrant
“Ik lees graag fictie, maar niet meer zo vaak als vroeger”, zegt professor
Bart Kerremans, politicoloog, Amerika-kenner en decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen. “Ik heb er te weinig tijd voor. Jammer, want
fictie kan je erg mooi doen aanvoelen hoe een samenleving in elkaar
zit, wat voor mijn vakgebied essentieel is.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Boek /
delen
De leeslijst van
bart kerremans
A Prayer for Owen Meany
John Irving
The Bonfire of the Vanities
Tom Wolfe
Ludo Meyvis
leert de achterkant van de macht
kennen, de procedure, de machts“Neem iemand als John Irving. spelletjes. Zulke boeken éét ik.”
Zeker in zijn vroegere werk, bij- Wat leest u op dit ogenblik?
voorbeeld A Prayer for Owen
Meany, wordt je echt ondergedompeld in de sfeer van een klein
Amerikaans stadje, je participeert
aan het petty leventje, je leert de
verschillende religieuze strekkingen kennen, enzovoort. Het is ook
nog aangenaam om te lezen door
Irvings bizarre humor en zijn onverwachte plotwendingen. Dat
is natuurlijk ook zo in The World
According to Garp en The Hotel “Ik lees altijd vier of vijf boeken
New Hamsphire. Ik herlees Irving tegelijk, in stukken en beetjes.
nu nog.”
Nu ben ik onder andere bezig
“Ook The Bonfire of the Vani- in The Sleepwalkers van Christies van Tom Wolfe kan je op die topher Clark. Dat gaat over de ontmanier lezen. Je krijgt een span- staansgeschiedenis van de Eerste
nend verhaal, maar tegelijk weet Wereldoorlog. Voor mijn vak ‘Inje na de laatste bladzijde heel veel ternationale Betrekkingen’ is dat
meer over de Amerikaanse sa- zeer interessant.”
menleving.”
“Ik probeer ook te lezen in an“En als je Israël en het Midden- dere talen dan het Nederlands
Oosten wil leren kennen, zijn de of het Engels. Ik scherp mijn
boeken van Amos Oz een abso- Italiaans wat aan met Storia dell’
lute aanrader.”
Italia moderna van Giorgio CanIs het aan uw lectuur te merken in deloro. Het is trouwens frappant
welk vakgebied u actief bent?
hoeveel nieuws je vindt door je
Kerremans: “Ja, zonder twijfel. Ik niét te beperken tot de courante
heb een sterke voorkeur voor boe- talen.”
ken waar iets politieks in behan- Welk boek heeft u het meeste bedeld wordt, heel vaak over Ameri- ïnvloed?
ka. Onlangs heb ik het vierde deel “Dat moet Games Real Actors Play
van The Years of Lyndon Johnson zijn, van Fritz Scharpf. Dat is een
gelezen, de biografie van presi- Duitse politicoloog, een scherpe
dent Johnson, door Robert Caro. denker die heel helder schrijft
Johnson was een heel getormen- over de mogelijkheden en de
teerde figuur, net als Nixon trou- grenzen van de speltheorie in
wens, over wie Richard Reeves de politieke besluitvorming. Hij
President Nixon: Alone in the White conceptualiseert prachtig, maar
House schreef. Ze probeerden al- verliest het contact met de realilebei een uitweg uit hun nederige teit toch nooit.”
afkomst te vinden via de politiek. “Boeken die me al op heel jonge
In dergelijke boeken gaat het om leeftijd beïnvloed hebben en mij
veel meer dan alleen politiek. Je voor mijn huidige leven hebben
doen kiezen, kan ik eigenlijk niet
bedenken. Mijn politieke interesse is er gekomen door gebeurtenissen, verkiezingen, Watergate,
“Boeken waarin je
de achterkant van de macht
leert kennen, die éét ik.”
In Memoriam
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
De heer Stefan De Wannemacker
Research Manager ITEC – iMinds – KU Leuven KULAK
Senior Researcher binnen CODeS,
Computerwetenschappen, KU Leuven KULAK
geboren op 19 november 1971
en overleden op 18 december 2013
De heer Norbert Van Broekhoven
Voorzitter KHLim en KHLeuven
Lid van de Inrichtende Overheid KU Leuven
geboren op 30 september 1946
en overleden op 2 januari 2014
dat soort dingen. Als kind was ik
dól op verkiezingscampagnes.
Verkiezingsaffiches onder de
spoorwegbruggen van Zurenborg
(wijk in Antwerpen – red.) zetten
mij als snaak al aan het dromen.”
Kan de Vlaamse of Belgische politiek u ook boeien?
“Het probleem is tijd. Een boek
als De geschiedenis van België na
1945 van Els Witte en Alain Meynen vind ik meesterlijk, maar ik
heb geen tijd meer om me in de
materie te verdiepen. Als student
had ik een abonnement op het Beknopt Verslag van het parlement,
waar ik ook weleens zomaar op
bezoek ging, maar die tijd is al
lang voorbij.”
En Nederlandse literatuur?
“Zelfde antwoord: geen tijd, en
daardoor weet ik er ook te weinig
over. Maar ik kijk er zeker niet op
neer. Toevallig ben ik onlangs
naar een theatervoorstelling geweest die gebaseerd was op Kartonnen dozen van Tom Lanoye.
Zijn boek had ik gelezen en dat
raakte me enorm. Het ging over
de tijd van mijn jeugd. Ik heb niets
speciaals met Lanoye, maar dit
was een voltreffer.”
Hebt u zelf literaire ambities?
“Nee, op dit moment niet. Maar
ik wil wel weer gaan schrijven,
na mijn jaren als decaan. Ik wil
dan onderzoek doen naar de
preferenties van de EU-lidstaten
in handelsdossiers, toch zeker
degene waar ik taalkundig toegang toe heb. Ik wil een grondige
archiefstudie doen, en op basis
daarvan hun interactie met de
Europese Commissie analyseren.
Na afloop van mijn mandaat zal
ik niet kunnen wachten om daaraan te beginnen.”
Benoemd of
onderscheiden
Professor Lieven Lagae (Departement
Ontwikkeling en Regeneratie) werd
voor de periode 2014-2018 herkozen tot
president van de European Paediatric
Neurology Society (EPNS), de belangrijkste professionele vereniging voor
kinderneurologie in Europa.
Professor Frans Schuit (Departement
Cellulaire en Moleculaire Geneeskunde) kreeg de driejaarlijkse Prijs Sidmar
voor Geneeskundig Wetenschappelijk
Onderzoek van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België,
voor zijn onderzoek naar Genexpressie
analyse in zoogdieren en vogels: nieuw
inzicht in het ontstaansmechanisme
van diabetes, obesitas en metabool
syndroom.
The Years of Lyndon
Johnson
Robert Caro
President Nixon: Alone
in the White House
Richard Reeves
The Sleepwalkers:
How Europe Went To War
In 1914
Christopher Clark
Storia dell’Italia moderna
Giorgio Candeloro
Games Real Actors Play
Fritz W. Scharpf
De geschiedenis van België
na 1945
Els Witte en Alain Meynen
(red.)
Kartonnen dozen
Tom Lanoye
lutiepatronen binnen ‘soortenwolken’
van vissen en hun parasieten.
tot een duurzame wereldvisie.
Professor Cor Claeys (Elektrotechniek
– ESAT) ontving de 2013 Distinguished
Service Award van de International
Electrical and Electronic Engineering
Society (IEEE) voor zijn bijdrage aan de
IEEE Electron Devices Society.
Professor Katrien Pype (Instituut voor
Antropologie in Afrika) kreeg een
FWO-Odysseus-beurs en een FWO-ERC
Runner-Up-beurs toegekend. Daarmee
kan zij een onderzoeksgroep opzetten
die onderzoek zal uitvoeren in Congolese steden.
Constantin van Outryve d’Ydewalle
(Onderzoeksgroep Experimentele Neurologie) ontving de Emerging Investigator Award (62.500 euro) van FightSMA
Professor Stephan Parmentier
en de Gwendolyn Strong Foundation,
(Leuvens Instituut voor Criminologie)
werd aangesteld tot lid van de Advisory voor zijn onderzoekswerk naar spinale
Board, de Brussels Board en de General musculaire atrofie (SMA).
Assembly van het International Centre
Maarten Vanhove (Afdeling Ecologie,
for Transitional Justice (ICTJ).
Evolutie en Diversiteitsbehoud) ontving
Emeritus professor Raoul Weiler (Fa- de Schoutedenprijs van de Koninklijke
Vlaamse Academie van België voor
culteit Bio-ingenieurswetenschapWetenschappen en Kunsten voor zijn
pen) ontving de Gusi Peace Prize
doctoraat over de diversiteit en de evoInternational 2013 voor zijn bijdrage
Beatrijs Wolters van der Wey
(Kunstwetenschappen) ontving de
Duvergerprijs van de Koninklijke
Vlaamse Academie van België voor
Wetenschappen en Kunsten voor haar
proefschrift Groepsvertoon. Publieke
groepsportretten in Brabant 15851800: studie vanuit maatschappelijk,
typologisch en iconografisch oogpunt
en kritische catalogus.
Lies Jacobs (Bio-ingenieurswetenschappen) heeft de Prijs Ernest du Bois
(5.000 euro) ontvangen van de Koning
Boudewijnstichting voor haar eindwerk
‘Modeling the effects of soil salinity on
crops by AquaCrop’.
Raf Schoefs, student van de Advanced
Master in IP, ICT & Media Law aan KU
Leuven@HU Brussel, werd derde bij de
thesisprijs van de Vlaamse Regulator
voor de Media met zijn masterproef
‘Connected TV: Jurisdictional challenges in a converged media environment’.
Het Universitair Psychiatrisch
Centrum van de KU Leuven (UPC KU
Leuven) heeft een accreditatie behaald
van de Joint Commission International
(JCI), een Amerikaanse ziekenhuisauditor die wereldwijd de kwaliteit en de
veiligheid van de zorg evalueert.
29 januari 2014
Studenten 19
Droomjob
dramaturg
Zijn de verwachtingen van studenten
over hun droomjob realistisch? En
hoe moeten ze die felbegeerde baan te
pakken krijgen? Stap één: wij regelen
een ontmoeting met een alumnus die
de droom beleeft. In deze aflevering:
Yarrid en de dramaturg van de opera.
“Het is altijd
werken in
de schaduw”
Ine Van Houdenhove
Yarrid Dhooghe (22) is een muziekliefhebber pur sang: “Ik speel
piano, en van kleins af aan ging ik
met mijn grootvader naar de kidconcerten van de Filharmonie. Ik
geniet er enorm van om muziek
live te zien spelen. Vroeger ging ik
wekelijks naar een concert, maar
sinds ik in Leuven studeer, is dat
wat minder geworden.” Zijn grote
liefde is opera: “Ik probeer zo’n
vier, vijf producties per jaar mee
te pikken – vroeger was dat zeker
het dubbele.”
Dat Yarrid iets met muziek zou
doen, stond buiten kijf. “Na vier
jaar kunsthumaniora schreef ik
me in aan het conservatorium.
Maar op een podium staan is
toch niet helemaal mijn ding en
ik had ook behoefte aan meer
theorie. Daarom studeer ik nu
musicologie. Ik wil begrijpen hoe
een muziekstuk in elkaar steekt
en wat een componist ermee wil
zeggen.” Op school hoorde Yarrid
een dramaturg vertellen over zijn
job. “Dat is altijd blijven hangen.
Die combinatie van inhoudelijk
werken en organiseren spreekt
me aan. Op de website van musicologie zag ik het profiel van
alumnus Reinder Pols, dramaturg van de Munt. Wat hij doet,
dat zou ik ooit ook willen doen.”
Na zijn afstuderen volgend jaar
wil Yarrid nog iets bijstuderen.
“Filosofie of zo, ik ben er nog niet
helemaal uit.” Maar eerst gaan
we naar Brussel, waar Reinder
Pols ons via de artiesteningang
het doolhof achter de schermen
van de Muntschouwburg binnenloodst.
Genegeerd
We zijn lang niet de enigen die
deze deur binnengaan. Reinder
Pols: “Hier zijn zo’n vierhonderdvijftig mensen in dienst.
Muzikanten en zangers maar ook
machinisten – die de decors verplaatsen – koks, schoenmakers,
smeden … De Munt is echt een
wereld op zich. Maar je hebt goed
gekozen, mijn job is inderdaad
een droomjob (lacht).” Op weg
naar zijn kantoor houden we even
halt in de Grote Zaal, waar wordt
gerepeteerd voor de premiere van Jenufa van Leoš Janáček
eind deze maand. “Na de generale repetitie zit mijn werk erop.
Ik ben intussen alweer aan iets
anders bezig: op 30 maart gaat Au
monde van Philippe Boesmans in
wereldpremière. De partituur is
nog niet klaar – ach, dan voel je
dat je leeft (lacht). Opera is onze
core business, maar we programmeren verschillende genres – om
halféén straks is er ons wekelijkse
middagconcert.”
Een doorsnee werkdag vandaag?
“Iedere dag is anders, al zijn er
natuurlijk ook routineklussen.
En elke nieuwe productie voelt
als een nieuwe job. Als dramaturg
trachten we een werk zo veelzijdig
mogelijk te belichten: muzikaal
en tekstueel maar ook historisch,
filosofisch, maatschappelijk …
Voor het publiek vertalen we dat
dossier in een programmaboek.”
“We mogen werken met de
beste gezelschappen en de meest
uiteenlopende producties – laatst
nog een opera van Mozart in samenwerking met Ivo Van Hove
– en met allerlei disciplines. Zo
sprak ik gisteren met psychiater
Dirk De Wachter, die een tekst
schrijft over het libretto van Au
monde. Straks ontleden de dirigent en ik de partituur, op vlak
van orkestratie, theatrale effecten …”
“Het is ontzettend boeiend om
zo de geboorte van een productie
mee te maken. Als dramaturg ben
je daarbij ook de vraagbaak van
de regisseur en de dirigent. Welke
versies bestaan er van deze partituur? Wat betekende een term als
forte in de periode waarin dit stuk
geschreven werd, in een grote of
in een kleine zaal? Hoe kan een
bepaald stuk worden ingekort? Je
doet suggesties aan een kunstenaar tijdens het scheppingsproces – met de nodige diplomatie
dus. Sommige regisseurs zien
je als een noodzakelijk kwaad,
voor andere ben je dan weer onmisbaar – of je wordt compleet
genegeerd, dat kan ook (lacht).
Veel equipes brengen ook hun eigen dramaturg mee. Het is zeker
Dramaturg Reinder Pols is enthousiast over het plan van student Yarrid Dhooghe om in zijn voetsporen te
treden: “We hebben jong bloed en frisse ideeën nodig.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
niet zo dat mijn twee collega’s en
ik de volledige dramaturgie doen
van elk stuk dat hier wordt opgevoerd, dat zou onmogelijk zijn.”
Pluimen
We gaan opnieuw de gangen in,
op weg naar de Kleine Zaal, waar
de muzikanten hun instrumenten aan het stemmen zijn voor
met opera opgegroeid. “Omdat
mijn vader had vertaald voor de
Vlaamse Opera mochten wij gratis naar alle voorstellingen, ik heb
alles gezien. Tijdens mijn studie
musicologie kreeg ik via de organologie (instrumentenleer – red.)
interesse in arabistiek, wat ik nadien ook ben gaan studeren. Tegelijk met filosofie – heel nuttig
tendant van de Munt. En van het
één kwam het ander. “Dertig jaar
later heb ik het me nog geen dag
beklaagd. Al ontsnappen we hier
allerminst aan stress en tijdsdruk. En het blijft werken in een
sector waarin met steeds minder
mensen en middelen aan steeds
hogere verwachtingen moet worden voldaan.”
Dramaturg Reinder Pols:
“De ene regisseur ziet je
als een noodzakelijk kwaad,
voor de ander ben je onmisbaar – of je
wordt compleet genegeerd, dat kan ook.”
het middagconcert. Reinder Pols
begroet hen hartelijk. “De concertthema’s bepalen, de zaal kiezen … als dramaturg ben je zowel
bezig met artistieke lijnen en de
meest esoterische ideeën als met
de praktische kant van de zaak.”
“Waar je wel tegen moet kunnen: het zijn de uitvoerders, de dirigent, de regisseur … die met de
pluimen gaan lopen. Jouw werk
speelt zich af in de schaduw – gelukkig maar (lacht).”
Net als Yarrid is Reinder Pols
in dit vak, je kan pakweg Wagner
niet interpreteren zonder Schopenhauer. Als ik je één raad mag
geven: beperk je niet tot de muziek, maar ontwikkel je zo breed
mogelijk.”
Zelf is hij via een omwegje bij De
Munt terechtgekomen: “Terwijl
ik aan mijn thesis voor arabistiek
werkte, schreef ik muziekrecensies voor De Standaard.” De thesis
is nooit meer afgeraakt, want één
recensie trok de aandacht van Gerard Mortier, op dat moment in-
Het doet hem plezier een student te ontmoeten die interesse
heeft voor het vak: “We hebben
jong bloed en frisse ideeën nodig.
Zolang je maar discreet blijft. Het
allerergste is de dramaturgie visible. Als de visie van de dramaturg
te nadrukkelijk aanwezig is, dreig
je het theater – of de opera – weg
te dringen.”
Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons
weten via [email protected]
20 Buitenkant
campuskrant
(© Lemmert.be)
Er was eens ...
Meer dan 800 volwassenen en kinderen genoten op zondag 26 januari in de Centrale Aula van Gasthuisberg van de Belgische première van Er was eens, het nieuwste werk van componist
Jan Van der Roost. Roodkapje, Repelsteeltje en Doornroosje eisten de hoofdrol op in een totaalspektakel met acteurs, een kinderkoor en het Alumni HarmonieOrkest. Maar ook het publiek
kreeg af en toe een rol – hier om de koning te helpen op de naam van Repelsteeltje te komen.
gevonden:
VOORWERP
Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk voorwerp dat
zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of er net buiten, zoals in deze
aflevering. In het Torenhof van de universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein staat een
stuk van een letterbalustrade die ooit bedoeld was voor de voorgevel van het gebouw.
Furore Teutonico diruta dono Americano restituta
– Door Duits geweld geveld, met Amerikaans geld
hersteld. De rancuneuze slogan in potjeslatijn die
professor Armand Thiéry in 1921 bedacht tijdens
een etentje bij Kardinaal Mercier – het kattenbelletje bleef bewaard – leek architect Whitney Warren
passend voor de voorgevel van de nieuwe universiteitsbibliotheek: krullerige letters – enkel vanop
afstand te lezen – zouden herinneren aan de gene-
reuze financiers van het gebouw, maar ook aan de
genadeloze verwoesting van Leuven in augustus
1914, waarbij de Universiteitshal met bibliotheekvleugel in vlammen opging. Uiteindelijk verkoos
rector Ladeuze een balustrade zonder tekst, uit
vrees de betrekkingen met Duitse wetenschappers te hypothekeren en de Weimarrepubliek – die
stipt haar naoorlogse schuld inloste – te schofferen. Er volgde hevig protest van de architect en van
beeldhouwer Pierre De Soete, en
bouwheer en bouwmeester zouden tot in 1932 een juridische
strijd voeren.
Tijdens de plechtige inwijding op 4 juli 1928 strooide een
vliegtuigje pamfletten met de
gewraakte tekst uit boven het
Ladeuzeplein – toen nog Volksplaats. De rancune bij vele Leuvenaars werd ook vertolkt door
oorlogsveteraan Felix Morren,
voorman op de bouwplaats, die
de ‘neutrale’ balustrade, twee
weken na de inwijding, van de
kroonlijst naar beneden smeet.
Kort vóór de inwijding hadden
manifestanten de eerste lading
letterloze zuiltjes al vernield,
zodat men in allerijl een houten
balustrade moest regelen. Het
eerste deel van het niet gebruikte opschrift werd aangebracht
op een oorlogsmonument in Dinant – dat in 1940 door de Wehrmacht zou worden opgeblazen.
Vijf letters komen terecht in de
kelders onder het stadhuis en
later, in 1978, in de bibliotheek.
Daar ontdekt informatiespecialist Jan Van Impe in 2003 dat
het om de laatste letters van het
opschrift gaat. “Het eurekamoment kwam toen ik de gebeurtenissen uit 1928 probeerde te
reconstrueren aan de hand van
krantenartikels.” Op 23 juni
wilden twee vrachtwagens 22
letters – het tweede deel van
het opschrift – afleveren op de
Volksplaats, tegen de wil van de
rector. Tijdens het oproer dat
volgde, werden vijf letters in beslag genomen door de politie.
“Volgens
ooggetuigenverslag
waren er minstens vier letters afgeladen. Ik vermoedde dat men
van rechts naar links had willen
werken en dat de letters ook in
die volgorde waren uitgeladen.
Mijn intuïtie bleek te kloppen
en na wat puzzelen kon ik I T U
T A ontcijferen. Sindsdien staan
de letters, in correcte slagorde,
opgepoetst en vastgeankerd opgesteld.”
(ivh)
De Bibliotheektoren huisvest
nu een permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de
bibliotheek:
www.bibliotheektoren.be
Wie goed kijkt naar de sierletters – niet de zuiltjes – kan ‘ITUTA’ ontwaren.
Rechts ‘ontdekker’ Jan Van Impe, links archivaris Mark Derez
(© RS)