ck25 nr08 - KU Leuven

Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating
gesloten verpakking
Afgiftekantoor
2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X
n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
3 0 a p r il 2 0 14 | nr 8 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
“KU Leuven
mag niet
chronisch
neutraal zijn”
a artsbisschop en grootk anselier
andré-jozef léonard [6-7]
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Rik in bic
Rector Rik Torfs poseert voor student Guy Atafo, die de gelaatstrekken van de rector vertaalt naar een balpentekening in zijn kenmerkende stijl. De huiskunstenaar van de Faculteit Sociale Wetenschappen kreeg de
voorbije maanden de kans om zijn artistieke talent te tonen en verder te ontwikkelen. Dat deden ook de andere
Faculty STARs: er werd volop gedanst, gefilmd, gefotografeerd, gezongen en gemusiceerd. Op 15 mei bundelen de STARs hun artistieke krachten tijdens een slotevent in de Universiteitshal. Daar zal u ook het portret van
de rector kunnen bewonderen. Meer info: www.facultystars.be
Diagnose immuundeficiëntie moet dringend beter
“Een kwestie
van leven of dood”
“Senne was drieënhalf toen hij plots ziek werd. Schijnbaar een banale
longinfectie, maar het bleek veel ernstiger. Niemand wist raad tot iemand aan immuundeficiëntie dacht.” Na twee beenmergtransplantaties heeft Senne nu uitzicht op een normaal leven. Hij heeft geluk
bij veel ongeluk gehad, want 80 procent van de gevallen van primaire
immuundeficiëntie (PID) blijft onder de radar. Hoog tijd om daar verandering in te brengen.
Luc Vander Elst
Naar schatting één op duizend
Belgen wordt geboren met een
primaire
immuundeficiëntie,
een aangeboren defect in het
afweersysteem waardoor het lichaam zich niet of minder goed
kan verweren tegen infecties. Het
gevolg laat zich raden: veelvuldige infecties en ontstekingen, die
niet zelden levensbedreigend
zijn. Bovendien komen PID’s in
zoveel verschillende vormen voor
dat ze vaak niet eens worden ontdekt. En net een vroege diagnose
en dito behandeling zijn cruciaal. Helaas hebben nog te weinig artsen de reflex om aan een
immuundeficiëntie te denken.
Verschijningsdata Campuskrant
Daardoor blijven naar schatting
80% van de PID’s onder de radar
of worden ze pas post mortem
gediagnosticeerd.
Professor Isabelle Meyts, hoofd
van de Afdeling Kinderimmuundeficiënties in UZ Leuven, pioniert al sinds 2007 met de PID’s:
“Immuundeficiënties zijn in
België nog onontgonnen gebied. Met een aantal Belgische
kinderartsen proberen we daar
verandering in te brengen. Het
is een zware strijd, maar ze loont
de moeite: we redden kinderen
die anders zouden overlijden
en we geven mensen een beter
leven omdat we eindelijk een
oplossing vinden voor hun problemen.”
nr. 9 – 28 mei 2014
Niemandsland
Senne is nu zes. Dankzij professor Meyts en na twee beenmergtransplantaties heeft hij nu uitzicht op een normaal leven. Als
zijn PID niet tijdig was ontdekt
en behandeld, dan zou hij er nu
waarschijnlijk niet meer zijn. Zijn
ouders, Hella en Bram, vertellen:
“Senne was drieënhalf toen hij
plots ziek werd. Schijnbaar een
banale longinfectie, maar geleidelijk aan bleek het ernstiger
dan aanvankelijk gedacht. Niemand wist echt raad tot iemand
aan immuundeficiëntie dacht
en professor Meyts een chronische granulomateuze deficiëntie of
CGD vaststelde.”
 pagina 5
nr. 10 – 25 jun 2014
Het failliet
van de
fermette
Reinterpreting detached dwellings
vl a ams verk avelingsmodel botst
tegen grenzen a an [4]
Het heelal
begon in Leuven
een standbeeld voor georges lemaître,
vader van de bigbangtheorie [10-12]
‘Out of Africa’,
maar hoe?
archeologische vondsten in saudi-ar abië:
nieuw licht op migr atie homo sapiens [9]
“Je gelooft me
als ik iets zeg”
Le ven na Leuven: dirk de clippeleir,
directeur van de ancienne belgique [14]
“Elk effect van
de polls is nefast”
hoe manipul atief zijn de peilingen? [17]
nr. 1 (jg 26) – 24 sep 2014
nr. 2 (jg 26) – 22 okt 2014
nr. 3 (jg 26) – 19 nov 2014
2 Nieuws
campuskrant
Column: veerle draulans
Campuskrant
Lessen uit
Limpopo
Maandelijks tijdschrift
van de KU Leuven –
een realisatie van de
Nieuwsdienst
hoofdRedactie
Sigrid Somers
Reiner Van Hove
(© KU Leuven | Rob Stevens)
colofon
Redactie
Tine Danschutter, Ilse Frederickx,
Jack McMartin, Ludo Meyvis,
Rob Stevens, Ine Van
Houdenhove, Wouter Verbeylen
Redactieadres
Naamsestraat 22 – bus 5002
3000 Leuven
T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen
Alumni Lovanienses
Naamsestraat 63 – bus 5601
3000 Leuven
[email protected]
medewerkers
Katrien Steyaert, Luc Vander Elst
Grafisch ontwerp
Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk
Wouter Verbeylen
Fotografie
Rob Stevens
Cartoons
Joris Snaet
Reclameregie
Inge Verbruggen
T 016 32 40 15
[email protected]
Oplage
28.600 ex.
Drukwerk
Eco Print Center, Lokeren
Haar man is zes jaar geleden overleden aan de gevolgen van een nierprobleem. Ze hadden het geld voor
zijn medische behandeling niet snel genoeg bijeen.
Grace, verpleegkundige uit Malawi en moeder van
twee studerende dochters, vertelt het me na een vergadering over hiv-preventie in lokale gemeenschappen, in de Zuid-Afrikaanse provincie Limpopo.
Ze verhuisde naar Zuid-Afrika na de dood van haar
man. Noodgedwongen, omdat de lonen van een verpleegkundige in Malawi onvoldoende zijn om haar
dochters en een nichtje, dat wees is, te laten studeren én haar moeder te ondersteunen. Eigenlijk wou
ze migreren naar de VS, zag een advertentie en werd
slachtoffer van malafide ‘fixers’, die met de noorderzon én met haar geld verdwenen. Ook nu nog
droomt ze van een nieuw leven, in de UK, maar ze
wil haar dochters niet achterlaten. Of nog verder leven van haar moeder, die op bijna twee dagen reizen
woont. Grace werkt in een palliatief dagcentrum.
Onder de patiënten zijn Zimbabwanen, arbeidsmigranten op grote boerderijen, zonder papieren, die
niet in het officiële medische circuit terecht kunnen. Als de landeigenaars hun medische kosten
niet willen betalen, is hun situatie hopeloos.
In enkele minuten tijd krijgen theorieën uit mijn
cursussen ‘zorg en diversiteit’ een concreet verhaal
én gelaat. De EU promoot het concept circular migration, onder meer om ons tekort aan gezondheidszorgwerkers op te lossen. Verdedigers spreken van
een triple win, want iedereen wordt er beter van: het
vragende land (tekort zorgpersoneel opgelost), het
zendende land (verhoogde scholing van terugkerende arbeidsmigranten, inkomens die terugvloeien)
en de migrerende zorgwerker (inclusief zijn of haar
familie). Tegenstanders spreken van braindrain. Arbeidsmigratie zorgt ook voor meer diversiteit onder
de patiënten, en dat vraagt om extra sensitiviteit in
het zorgbeleid en de dagelijkse zorgpraktijk.
Het verhaal van Grace is slechts een momentopname van mijn ervaringen in Zuid-Afrika, net voor
Pasen. In het kader van een Vlir-UOS project proberen we met collega’s van Limpopo University lokale
gemeenschappen te sensibiliseren en preventieacties te ontwikkelen rond chronische ziekten, waaronder aids. Aandacht voor gender mocht hierbij
niet ontbreken, vond ik, en daarom wilde ik graag
deelnemen aan dit project. Algemene maatregelen
kunnen immers voor mannen en vrouwen verschillende gevolgen hebben. Vrouwen zijn betrokken
als patiënten, maar ook als formele of informele
verzorgenden – grootmoeders zorgen bijvoorbeeld
vaak voor de kleinkinderen als de ouders overleden
zijn. Daar moet goed beleid oog voor hebben. Ook
de mogelijkheid van moeder-baby-hiv-overdracht
“In enkele minuten tijd
gaf Grace de theorieën uit
mijn cursussen
een concreet gelaat.”
vraagt specifieke aandacht. Net als het debat over
de voordelen van medisch gecontroleerde besnijdenis van jongens, in het kader van preventie – terwijl
lokale mensen de voorkeur geven aan traditionele
besnijdenisrituelen, omdat die aansluiten bij een
bepaalde visie op mannelijkheid.
Ik beschouw deze academische noord-zuid-samenwerking als een wederzijds leerproces én een
kernopdracht van mijn werk. Op een recente, druk
bijgewoonde Metaforum-lunchvergadering noemde Bernard Spitz, opdrachthouder ontwikkelingssamenwerking voor de vicerector internationalisering,
het uit de marge halen van universitaire noord-zuidsamenwerking één van de prioriteiten van het beleid
voor de komende twee jaar. Mét deze hoop, en met
de inspirerende foto’s van specialist bodem- en waterbeheer Seppe Deckers op mijn netvlies – tijdens
de bijeenkomst bracht hij mooi in beeld hoeveel
groener hun project de omgeving in Ethiopië heeft
gemaakt – kon ik naar Limpopo vertrekken.
Veerle Draulans doceert genderstudies aan de
Faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven
en ‘Management & Cultural Diversity: care’ aan de
Universiteit van Tilburg.
Kanttekening
Campuskrant wordt gedrukt met
milieuvriendelijke waterloze
druktechnologie.
Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand.
Verantwoordelijke
uitgever
Jos Vaesen
Naamsestraat 22 – bus 5000
3000 Leuven
Copyright artikels
Artikels kunnen overgenomen
worden mits toestemming.
(© Joris Snaet)
Onderzoekers van de KU Leuven en University College London hebben aangetoond dat artiesten structureel
een ander brein hebben dan niet-kunstenaars. Ze hebben opvallend meer grijze materie in een hersendeel dat
mogelijk gelinkt kan worden aan creatieve eigenschappen, zoals een sterk uitgebouwd visueel vermogen.
Nieuws 3
(© Geoffrey M. Attardo | Yale School of Public Health)
30 April 2014
Dodelijke tseetseevlieg
vleugellam gemaakt?
Na een tiental jaar van wetenschappelijk onderzoek zijn onderzoekers van
het International Glossina Genome Initiative (IGGI) erin geslaagd om het genenbestand van de tseetseevlieg in kaart
te brengen. Omdat deze vlieg fungeert
als de enige drager van de parasiet die
slaapziekte veroorzaakt, kan dit onderzoek bijdragen aan het inperken van de
verspreiding van deze ziekte.
De tseetseevlieg voedt zich met
bloed van mensen en dieren.
Daarbij kan ze de parasiet overdragen die trypanosomiasis veroorzaakt, beter bekend als de
slaapziekte. Zonder behandeling
is deze ziekte dodelijk. In Afrika
lopen naar schatting 70 miljoen
mensen het risico om besmet te
Een beter
begrip van
de unieke
biologie van de
tseetseevlieg
kan helpen de
verspreiding
van de
slaapziekte
in te dijken.
worden. Tot op heden werd nog
geen vaccin ontwikkeld en de huidige behandelingen hebben heel
wat ongewenste neveneffecten.
Ook de besmetting van vee heeft
een grote invloed in de getroffen
gebieden. De jaarlijkse kosten en
verliezen lopen in de miljarden
dollars.
Door het genoom – het volledige
genenbestand – van de tseetseevlieg te ontrafelen, hopen wetenschappers beter te begrijpen hoe
de overdracht van de slaapziekte
precies gebeurt. Tseetseevliegen
hebben immers een unieke biologie. Zo leggen ze bijvoorbeeld
geen eitjes, maar worden hun
larven levend geboren. Een beter
begrip van de soort kan leiden tot
efficiëntere methodes om tseetseepopulaties te controleren en
te bestrijden, en zo de verspreiding van de slaapziekte in te perken.
Minder vliegen
De Leuvense doctoraatsstudent
Jelle Caers en professor Liliane
Schoofs bestudeerden gedurende
twee jaar de neuropeptiden van
de tseetseevlieg. “Neuropeptiden
zijn eiwitten in het zenuwstelsel
die zowat alle fysiologische processen van een organisme reguleren. We identificeerden 39 genen
die coderen voor neuropeptiden
en 43 voor receptoren waarmee
ze interageren. De interactie tus-
sen neuropeptiden en receptoren
zorgt onder meer voor de regeling
van voeding, reproductie, metabolisme en gedrag van de tseetseevlieg”, zegt Jelle Caers.
Een beter begrip van de neuropeptiden kan op termijn leiden
tot de ontwikkeling van gerichte
en milieuvriendelijke insecticiden die de tseetseepopulaties
onder controle kunnen houden.
“Door de normale werking van
neuropeptiden te beïnvloeden en
te verstoren, kunnen we het normale functioneren van de tseetseevlieg veranderen en zo het
aantal vliegen doen afnemen”,
zegt Jelle Caers. “Er moet nog een
hele weg afgelegd worden voor we
trypanosomiasis volledig kunnen
uitroeien bij mensen en dieren.
Maar de ontrafeling van het genoom en het werk van het IGGI
zijn alvast een grote stap in de
goede richting.”
Bouwstenen
Het belangrijkste doel van de
onderzoekers was om de genen
te identificeren die coderen voor
proteïnen in het genoom van de
tseetseevlieg. Proteïnen kan je
beschouwen als bouwstenen die
betrokken zijn bij elk aspect van
de structuur en het functioneren
van een organisme. “In een eerste fase van het project voerden
onderzoekers een computergestuurde ‘annotatie’ uit: het genoom van de tseetseevlieg werd
gelezen en vergeleken met eerder
geïdentificeerde genen, zoals die
van de fruitvlieg”, zegt Geoffrey
Vrouwen zijn empathisch,
gebruiken hun intuïtie
als kompas, streven naar
consensus … Professor
economie Luc Sels vindt
dat we gelijke kansen
moeten nastreven omdat
er geen reden is om dat
niet te doen, en niet omdat
vrouwen anders zijn.
(Trends, 27.3.2014)
“Het leidt tot gekke
toestanden, zoals
mensen die ‘s
morgens heel
vroeg aankomen
om toch maar op
hun geliefde plek
te kunnen zitten.
Zoals hotelgasten
die ligstoelen
reserveren met
handdoeken
(grinnikt).”
(© Geoffrey M. Attardo | Yale School of Public Health)
Jack McMartin
Attardo, hoofdauteur van een
publicatie over het onderzoek in
Science. Overeenkomstige regio’s
in het genoom werden hierbij gemarkeerd als mogelijke genen.
Nadien bogen de leden van het
IGGI zich over de resultaten om
na te gaan of de overeenstemmingen klopten en om deze genen te
linken aan hun biologische functies in de tseetseevlieg.
“Door te wijzen op
de ‘bijzondere’ rol
die vrouwen kunnen spelen aan de
top, creëren we
hoge verwachtingen waarvan veel
mannen gespaard
blijven.”
Professor
arbeidspsychologie
Hans De Witte is
kritisch over nieuwe
ontwikkelingen in de
manier waarop we
werken. In sommige
bedrijven krijg je geen
eigen werkplek meer, maar
schuif je met je laptop aan
in een grote ruimte met
tafeltjes.
(Bodytalk, 16.4.2014)
4 Nieuws
campuskrant
Een verkavelingswijk in Overijse. Marijn van de Weijer: “Soms is een hele wijk neergooien en elders compacter bouwen objectief de beste keuze. Maar politici die ook maar voorstellen in die richting doen, plegen
politiek zelfmoord.”
(© Marijn van de Weijer)
Vlaams verkavelingsmodel botst tegen grenzen aan
Het failliet van de fermette
Het was er goed wonen, in de nieuwe verkaveling: vrijstaande
woning, mooi lapje grond, slaapkamer voor elk kind, bosrand
zichtbaar door het venster op de tuin. Maar anno nu is dat ideaalbeeld aan vervanging toe. De oude verkavelingswoning is
te groot voor de nieuwe kleinere gezinnen. En dus dringt de
vraag zich op: aanpassen of afbreken?
Wonen in Vlaanderen:
enkele cijfers
• Tegen 2030 moeten er in
Vlaanderen 330.000 huizen
bijkomen.
• De huizenvoorraad groeit
slechts met 1,2 % per jaar.
Wouter Verbeylen
Een eenvoudige vaststelling: de
Vlaming leeft op grote voet. “Belgische woningen zijn erg groot
ten opzichte van onze buurlanden”, zegt architect Marijn van de
Weijer. “Een gemiddelde woning
heeft hier een bewoonbare oppervlakte van 130 vierkante meter. In
Nederland en de Scandinavische
landen bijvoorbeeld ligt dat rond
de 70 à 80 vierkante meter.” Dat is
vandaag niet vol te houden: de bevolking veroudert, gezinnen zijn
talrijker én kleiner geworden. Bovendien staan die woningen ook
nog eens op een genereus lapje
grond, en zijn ze niet aangepast
aan nieuwe energievereisten, en
‘filegevoelig’ wegens vaak ver van
winkels en werk in de centrumstad gelegen.
“We beseffen het probleem
wel”, zegt Van de Weijer. “Vandaag wordt er al kleiner gebouwd.
Maar die oude onderbenutte
woningen blijven ondertussen
staan, en nieuwe compacte huizen komen er slechts mondjesmaat bij. De huizenvoorraad
groeit slechts met 1,2 procent per
jaar aan, waardoor de mismatch
tussen vraag en aanbod enorm
groot blijft.” Dus stelde Van de
Weijer zich in zijn doctoraatsstudie concreet de vraag: hoe moet
het nu verder met de ‘naoorlogse
vrijstaande woning’?
Ideaalbeeld
Van de Weijer citeert nog enkele
harde cijfers van de collega’s van
Geografie. “76 procent van onze
woningen zijn eengezinswoningen, en ongeveer veertig procent
daarvan is vrijstaand, dat is ongeveer één op drie van álle woningen. Veel van die huizen beantwoorden inderdaad aan het
cliché van de fermettewoning
– al zijn er net zo goed woningen
in moderne stijl.” Hoe is het zo-
ver kunnen komen?
Dat ideaalbeeld van de vrijstaande woning, ergens halfweg tussen
de grote stad en ‘de boerenbuiten’,
is diepgeworteld. “Het wonen op
het platteland werd al vanaf eind
negentiende eeuw door christelijke en liberale politici gepromoot
als alternatief voor de stad, waar
het socialisme heerste”, zegt Van
de Weijer. Na de Tweede Wereldoorlog schakelde de stadsvlucht
een versnelling hoger. “Vooral in
de jaren 1970 en 80 bouwden de
babyboomers grote vrijstaande
woningen op nieuwe verkavelingen, in voorstedelijke gebieden
of nog verder ‘op de buiten’. Ik
wil niet spreken van wildgroei of
laissez-faire – er was wel degelijk
een beleid – maar dat ‘individuele bouwen’ is toch echt iets van
Vlaanderen. We moeten maar de
grens oversteken om te zien dat
“Zestig
kilometer op en
af naar je werk,
om thuis naar
een wei met een
paard te kunnen
staren: dat kán
niet meer in
deze tijd.”
het ook anders kon. In Nederland
was er een veel grotere rol van de
overheid bij ruimtelijke planning,
en ook veel meer sociale woningbouw.” Gevolg: in Nederland is
het cliché de doorzonwijk, opgebouwd uit rijwoningen, in Vlaan-
deren regeert de fermettewijk.
Met een hedendaagse bril zijn
die verkavelingswijken ongeschikt. Maar in de jaren 70 kon
je ze moeilijk zomaar verketteren. “De problemen waar we nu
mee sukkelen – fileproblemen,
energie-efficiënt wonen – stelden
zich toen nog niet. Nu die er wél
zijn, onderneemt de overheid ook
voorzichtig actie. Denk maar aan
de energienormen die gerespecteerd moeten worden bij bouw of
renovatie. Maar dat kun je geen
drastisch woonbeleid noemen.”
Heilige huisjes
Hoe diep zitten die wortels van
dat ideaalbeeld vandaag nog?
Marijn van de Weijer bestudeerde
tien typische verkavelingswijken
verspreid over Vlaanderen, vroeg
bewoners en specialisten naar
hun mening, en keek wat er met
de huizen – of de hele wijk – mogelijk was. Hij wilde alvast geen
heilige huisjes sparen, getuige de
titel van zijn studie: ‘Aanpassen,
vervangen of verwijderen?’
“Die laatste optie, verwijderen,
klinkt utopisch, maar ik wou ze
niet bij voorbaat uitsluiten. Soms
is een hele wijk neergooien, aan
landschapsherstel doen, en elders
compacter bouwen, nu eenmaal
objectief de beste keuze – denk
aan
overstromingsgebieden.
Maar uit mijn bevraging blijkt dat
we daar niet klaar voor zijn. Politici die ook maar voorstellen in
die richting doen, plegen politiek
zelfmoord – zoals onlangs nog
bleek toen iemand suggereerde
om de postbedeling in afgelegen
woonwijken duurder te maken.”
Concreet ontradend woonbeleid
lijkt dus veraf. Laten we de boel
dan maar de boel? “Laten we zeggen dat de trends – files, ontwaarding van grote huizen, vergrijzing
– nog een pak erger moeten worden voor men de optie ‘verwijdering’ ernstig zal nemen.”
• 40 % van de vrijstaande
woningen zijn onderbenut
(teveel kamers/slaapkamers
voor het aantal inwoners).
• 330.000 vrijstaande huizen
zijn onderbenut, of 15 % van
de hele woningvoorraad.
Cijfers Divisie Geografie
o.l.v. Dominique Vanneste
Over dus naar haalbaarder opties: onderbenutte woningen aanpassen of vervangen. “Ik bezocht
onder meer een villawijk in Keerbergen. Bewoners hechten daar
veel waarde aan hun wijk, aan
de stilte, het groen. Ze zijn bang
dat het karakter van de buurt verdwijnt als er te veel verandert.
Bovendien bleek in de praktijk de
structuur van veel van die huizen
weerbarstig: een fermette met
zes slaapkamers vorm je niet zomaar om tot een tweewoonst voor
jonge mensen. ‘Granny flats’,
kangoeroewoningen en zorgwoningen, dat is te ingrijpend, en
kost ook te veel. In zo’n wijk kan
je voorlopig hooguit eenvoudige
bouwkundige ingrepen doen om
woningdelen mogelijk maken.
Kleine aanpassingen, makkelijk
uit te voeren en makkelijk omkeerbaar.”
“Maar er zijn ook andere wijken.
Een wijk in de Brusselse rand,
goed gelegen, waar al wat leegstand is, daar kan je misschien
wel drastischer ingrijpen: in zijn
geheel herontwikkelen, grote onderbenutte huizen neergooien
en vervangen door compactere
wooneenheden.”
Maar veel beweegt er voorlopig
niet, door een combinatie van
angst voor verandering en een variant op ‘not in my backyard’. Van
de Weijer: “Als in een lintbebouwing zo’n woning verdwijnt: dat
vinden de buren een prima idee,
dan zien ze het landschap erachter weer. Maar voor henzélf is het
nooit een oplossing. Vooraf dacht
ik dat dat vooral een kwestie was
van de emotionele waarde die
mensen aan hun woning hechten, maar met die emotie blijkt
het best mee te vallen. Nee, men
is vooral pragmatisch: laat een ander maar aan zijn woning rommelen, wij zien het nog even aan.”
Slaapdorp
Ondertussen blijven er wel
300.000 nieuwe woningen nodig
en worden er ongeveer net zoveel
oude huizen onderbenut. “Mensen moeten inzien dat het moeilijk wordt voor hun kinderen, dat
het landschap verloren gaat, dat
ze het zelf moeilijk zullen hebben
op hun oude dag, op het moment
dat ze hun woning willen verkopen en niemand hun vraagprijs
wil betalen. Er is wel degelijk een
overkoepelend belang. Maar die
gedachte schiet voorlopig nog
geen wortel.” En de immosector, die met die ontwaardende
fermettes en villa’s in haar portefeuille zit? “Die kijkt de kat uit
de boom. Makelaars geloven nog
steeds in herstel van dat segment.
Onterecht, volgens mij.”
Conclusie: de droom moet voor
de bijl, maar men beseft het nog
niet? “Pas op, een vrijstaande
woning is niet intrinsiek slécht.
Mijn studie is geen waardeoordeel. Maar ik denk dat de tijd
rijp is om sommige wensen als
onrealistisch te klasseren. Zestig kilometer op en af naar je
werk, om thuis toch maar naar
een wei met een paard te kunnen
staren: dat kán niet meer in deze
tijd. Ons woonbeleid zou daarop
moeten inspelen. Reserveer een
woning voor wie ergens kinderen
op school heeft, en werk in de
buurt, in plaats van slaapdorpen
te creëren. Dat is natuurlijk geen
probleem meer van architectuur
en stedenbouw, daar is een maatschappelijke omslag voor nodig.”
Deze studie kadert in een onderzoeksproject van het Departement Architectuur (KU Leuven),
de Divisie Geografie (KU Leuven)
en de Faculteit Architectuur en
Kunst (UHasselt).
30 april 2014
Nieuws 5
De Dienst Neonatologie van UZ
Leuven heeft onlangs zijn intrek
genomen in een gloednieuw gebouw. Omdat de interactie tussen ouder en kind een grote impact heeft op de ontwikkeling
van vroeggeborenen en baby’s
met een aangeboren aandoening,
koos UZ Leuven voor een combinatie van medische topzorg en
spitstechnologie met een maximale inbreng van de ouders. In
drie cirkelvormige ‘baaien’ liggen
telkens twaalf individuele familiekamers rond een centrale werkzone voor artsen en verpleegkundigen. Die indeling maakt snelle
medische interventies mogelijk,
maar verzekert ook privacy en
rust voor de ouders en hun baby’s.
Om dezelfde reden is er ook gedacht aan aparte ingangen voor
ouders en ziekenhuispersoneel,
enkele knusse hoekjes en hotelkamers voor de ouders. Er is ook
een discreet gelegen rouwkamer.
UZ Leuven werkte niet alleen met
artsen, verpleegkundigen, ingenieurs en architecten aan het nieuwe concept, maar betrok ook de
ouders intensief tijdens enquêtes
en testfases voor de nieuwe zorgkamers.
www.uzleuven.be/neonatologie
Een baai
voor
baby’s
Foto's Rob Stevens
Haperende afweer blijft onder radar
 pagina 1
“Bij al dat ongeluk hebben we op
heel veel momenten heel veel geluk gehad. Zonder dat element ‘geluk’ was Senne er nu niet meer geweest. We merkten ook dat er nog
veel mensen zijn die niet precies
weten hoe ze moeten omgaan met
PID’s, zoals die van Senne. Dat ondervonden we bij de behandeling,
bij de benadering van Senne, bij
de communicatie, enzovoort. Met
een immuundeficiëntie kom je in
niemandsland terecht: men kan
je niet in een vak stoppen en weet
niet wat men met je aan moet. Wij
hebben altijd het vertrouwen behouden in professor Meyts, maar
voor haar moet het ook erg frustrerend zijn. Als afdelingshoofd
beschikt ze niet over een ploeg
assistenten of verpleging, en haar
patiënten zitten verspreid over
verschillende afdelingen.”
“Er moet meer sensibilisering
komen en men moet durven kiezen voor onderzoek en voor middelen ter ondersteuning van immuunziektes. Voor veel mensen
gaat het over een kwestie van leven of dood.”
Inspiratie
Een van de manieren waarop professor Meyts PID meer op de kaart
wil zetten is deelname aan de
jaarlijkse Wereld-PID-week. UZ
Leuven is sinds enige tijd ook het
eerste Belgische Jeffrey Modell Diagnostic and Research Center. Die
stichting ijvert voor een betere
bekendheid, tijdige diagnose en
adequate behandeling van PID.
Professor Meyts: “Ik heb veel
aan hen te danken: ze vormen een
onuitputtelijke bron van energie
en motivatie, maar het netwerk is
ook synoniem voor een internationale groep professionals die mee
helpen nadenken over ‘moeilijke’
patiënten. Het inspireerde me
ook om verder geld in te zamelen.
Via het KID-fonds, dat op 24 april
werd ingehuldigd, hoop ik dankzij de inzet van vrijwilligers ook
middelen ter beschikking te krijgen om de zorg voor PID structureel uit te bouwen.”
“Maar er moet ook meer aandacht gaan naar vorming. Artsen
in opleiding moeten gevoelig
worden voor immuundeficiëntie.
Het moet een reflex worden om
dat mee te onderzoeken. Erkenning door de overheid van PIDexpertencentra – met de nodige
financiering – is essentieel om de
zorg uit te bouwen. De overheid
moet inzien dat we zo veel onkosten in de gezondheidszorg kunnen besparen, bijvoorbeeld door
hospitalisaties voor infecties te
voorkomen, door minder ziekteverzuim, enzovoort.”
Droom
“Gelukkig ervaar ik heel veel
goodwill van collega’s. Ik coördineer nu de zorg, maar ik werk samen met pneumologen, gastroenterologen, hemato-oncologen,
enzovoort. De patiënten hebben
vaak een behandeling nodig uit
die andere teams. Alleen zouden de overheid en UZ Leuven
moeten durven opteren voor een
structurele oplossing. Onze geneeskunde wordt nog altijd prestatiegericht beloond. De zorg voor
PID-patiënten houdt bij voorkeur
weinig technische prestaties in,
maar veel intellectueel werk. PIDzorg in het bijzonder, maar misschien zelfs tertiaire zorg in het
algemeen, rendeert daarom niet
in zo’n model. Daardoor heeft
ook een universitair ziekenhuis
weinig ademruimte.”
“Een diagnose van PID stellen
is als werken aan een puzzel met
10.000 stukjes in gelijke kleuren:
blijven bloedstalen onderzoeken,
blijven lezen en overleggen met
centra in het buitenland om tot
een diagnose en geschikte behandeling te komen. Dat puzzelwerk
honoreert onze ziekteverzekering helaas nog niet. Het is mijn
droom om via het KID-fonds ooit
het centrum structureel te kunnen uitbouwen, maar eigenlijk
zouden we daarvoor dat fonds
niet nodig mogen hebben. Ik blijf
verder puzzelen …”
Het fonds steunen kan met een
gift op IBAN-rekeningnummer
BE45 7340 1941 7789; BIC-code:
KREDBEBB van de KU Leuven
met vermelding ‘EBD-MCIM01O2010’. Een gift vanaf 40 euro
per jaar levert een belastingvoordeel op.
Seppe met zijn ouders Hella en Bram, die zich nu inzetten voor het KID-fonds: “Met
een immuundeficiëntie kom je in niemandsland terecht. Er moet meer sensibilisering komen, en meer middelen voor onderzoek en ondersteuning.”
(© RS)
6 Interview
campuskrant
grootkanselier en Aartsbisschop Léonard
“Een katholieke universiteit
mag niet chronisch
neutraal zijn”
Het contact tussen de KU Leuven en de Kerk lijkt te floreren. Onlangs
bracht een deel van de rectorale ploeg een bezoek aan het Vaticaan. Aartsbisschop André-Jozef Léonard is als grootkanselier van de KU Leuven dan
ook opgetogen. “Natuurlijk moeten we open zijn en een stem geven aan
wie een andere visie heeft, maar het moet óók duidelijk zijn dat Christus
een plaats heeft aan onze universiteit.”
Ludo Meyvis
Enkele jaren geleden reflecteerde en discussieerde de KU
Leuven over het behoud en de
inhoud van de K in haar naam.
Het zal niet verbazen dat aartsbisschop Léonard verheugd is
dat de K bewaard bleef. “Die
heeft toch een onmiskenbare
symboolwaarde. Het is een
vorm van identiteitsbevestiging, en dat heeft zijn belang.
Maar dat is niet alles, natuurlijk. Je moet het concreet maken. Als je die identiteit vaag
houdt – ‘open en multicultureel’, ‘goede kwaliteit’, ‘waardenpalet’ – dan kan je in feite
alle universiteiten ‘katholiek’
noemen. Daarmee onderscheid je je niet. Ik denk dat de
K van de KU Leuven toch iets
specifiekers betekent. De kern
is dat wat wij inderdaad delen
met de andere universiteiten,
voor óns uitstraalt uit de persoon van Christus. Dat moet
je ook durven uitspreken. De
band tussen Christus en zijn
kerk mag zichtbaar zijn in wat
de KU Leuven doet.”
“Een katholieke universiteit
die zich chronisch neutraal
opstelt, zou niet katholiek
kunnen zijn. Idem als ze geen
plaats geeft aan haar bewoners
om Christus te ontmoeten.
Natúúrlijk moeten we open zijn
en een stem geven aan wie een
andere visie heeft. Maar tegelijk moet het óók duidelijk zijn
dat Christus een plaats heeft
aan onze universiteit. Concreet
kan je dat op een aantal manieren vertalen. Ik denk dan aan
de universitaire parochie, waar
studenten en personeel hun
christelijke identiteit kunnen
beleven. Ik denk ook aan de eigenheid van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen.
En waarom zou je geen universiteitsbrede cursus godsdienst
organiseren?”
Niet alle vormen van wetenschappelijk onderzoek zijn de
katholieke Kerk welgevallig.
Hoe gaat u daarmee om?
“Dat klopt. Er kunnen spanningen ontstaan. Die zijn voor
mij een reden om met elkaar in
dialoog te gaan, alleen al om elkaars visie echt te leren kénnen.
Vaak gaat het om een spanning
tussen de nood aan efficiëntie,
die een grote zorg van de universiteit is, en de nood aan respect
voor de menselijke persoon,
die voor de Kerk zo fundamenteel is. Een dialoog kan dan bijvoorbeeld leren dat het ene het
andere niet uitsluit. Soms lost
de spanning zichzelf ook op.
Dat is bijvoorbeeld het geval
rond onderzoek naar embryonale stamcellen. Dat was een
probleem, maar het is grotendeels van de baan omdat stamcelonderzoek nu ook mogelijk
is zónder ingrepen op embryo’s
en dus op de integriteit van een
menselijke persoon.”
Moreel gezag
U bent grootkanselier van de
KU Leuven. Wat houdt dat eigenlijk in?
“Ik probeer de band tussen de
Kerk en de universiteit te onderhouden. Niet in mijn eentje, maar ik hoop er wel toe bij
te dragen. Het is een functie
zonder macht, maar ik hoop
dat er wat moreel gezag mee
verbonden is. Ik maak deel uit
van de inrichtende overheid.
Enkele keren per jaar zie ik
mijn collega’s uit dat gremium.
Concreet probeer ik vooral de
communicatie tussen de Kerk
en de universiteit te bevorderen. Dat kan tot heel aangename contacten leiden. Zo had de
kardinaal-prefect Zenon Grocholewski van de Congregatie
voor de Katholieke Opvoeding,
een deel van de Curie, me gezegd dat hij er prijs op stelde
om de bestuursploeg van de
KU Leuven te leren kennen. Dat
leidde enkele weken geleden in
Rome tot een heel sympathieke
en leerrijke ontmoeting tussen
een groot deel van de rectorale
ploeg en gezagsdragers in de
Kerk. Je stelt dan vast dat er zoveel bekommernissen heel gelijklopend zijn. Zulke ontmoetingen vind ik belangrijk, voor
iedereen.”
Hoe is uw verstandhouding
met de rector?
“Ik kende de ererectoren Vervenne en Waer heel goed, en
ook professor Torfs kende ik
natuurlijk al voor hij rector
werd. Als we elkaar ontmoeten, gaat het er heel ontspannen aan toe – zijn gevoel voor
humor helpt daar veel bij. Het
belangrijkste vind ik dat hij
duidelijk gehecht is aan de katholieke identiteit van de universiteit, zonder met alle standpunten van de Kerk akkoord te
gaan. Dat is wederzijds: ook ik
of mijn collega-bisschoppen
zijn het niet altijd eens met zijn
stellingnames, maar dat maakt
niet uit. We kunnen openhartig, vrijuit en heel boeiend discussiëren, en dat waardeer ik.
Het is natuurlijk ook meegenomen dat hij een grondige kennis heeft van de Kerk en haar
werking. Hij kent de Kerk van
binnenuit. Dat bevordert een
goed contact.”
U bent ook grootkanselier van
de UCL. Ervaart u verschillen?
“De KU Leuven is wat groter, ze
scoort op sommige rankings
iets hoger, maar dat zijn details.
De sfeer is in beide universiteiten even goed. Ze zijn duidelijk
“Als je
de identiteit
vaag houdt –
‘open en multicultureel’,
‘goede
kwaliteit’,
‘waardenpalet’ –
dan kan je
in feite alle
universiteiten
‘katholiek’
noemen.”
aan elkaar verwant. Ik ben er
blij om dat ik iets kan betekenen voor beide universiteiten.
Ik ben lang prof geweest, en
het voelt goed om ook in mijn
huidige functie iets te kunnen
doen voor de omgeving die mij
zo dierbaar is.”
Priester, toen en nu
Toen u priester werd, in 1964,
was de Kerk natuurlijk iets heel
anders dan nu. Kijkt u daar met
heimwee op terug?
“Ik hou niet van heimwee. Wat
voorbij is, is voorbij. Wat telt, is
het heden, ook voor een priester, ook voor de Kerk. Maar er
zijn uiteraard verschillen tussen 1964 en nu, vijftig jaar later. Toen kwam je als priester
terecht in een heldere en volledige context. Alles was duidelijk. Het is op dit moment
zeker moeilijker om priester
te worden, of te blijven. Maar
juist daardoor is het misschien
ook wel mooier geworden. Er
is een veel grotere dosis vrij engagement. Dat maakt een echt
priesterleven
authentieker,
meer op basis van volharding,
inzet en wendbaarheid dan op
het volgen van uitgezette sporen.”
Is de huidige Kerk als instelling even flexibel als haar
priesters?
“De Kerk is als een rivier. Christus is de bron, de volheid van
het Rijk Gods is het doel. En
tussenin volgt de rivier meanders. Het gaat misschien soms
wat traag om een nieuwe meander te maken, maar ze bereikt haar doel wel. Dat neemt
niet weg dat er soms institutionele koerswendingen moeten
komen, die dan weer concreet
vorm moeten krijgen in het
plaatselijke pastorale werk. Ik
zie dat niet als een poging om
30 april 2014
Interview 7
(© KU Leuven | Rob Stevens)
mensen te ‘recupereren’ of ze
via marketingtrucs te lokken.
Dat werkt niet. De kerk moet
wegen vinden om mensen aan
te trekken, met waarheid, goedheid, en schoonheid.”
“We hebben plaatsen, bewegingen, initiatieven nodig die
iets laten vermoeden van wie
Christus is. Die zijn er. Ik ken
parochies waar eigenlijk geen
geweldig originele methodes
gevolgd worden om mensen
naar de kerk te brengen, maar
waar mensen wel naartoe stromen. Dat kan aan zoveel dingen
liggen: een aansprekend gebedsleven, een mooie liturgie,
een zinvolle inzet op caritatief
vlak, enzovoort. Ik geloof niet
in eenzijdigheid: alléén liturgie,
of alléén sociaal engagement,
dat zal uiteindelijk niet werken.
Een combinatie biedt veel meer
kansen.”
Nogal wat mensen denken dat
paus Franciscus een nieuw elan
in de Kerk zal brengen. Verwacht u dat ook?
“Paus Franciscus heeft zeker
een nieuwe stijl geïntroduceerd.
Dat is heel goed, want ook de
vorm waarin de Kerk haar boodschap naar de mensen brengt,
heeft veel belang. Paus Franciscus gebruikt woorden en stelt
daden die duidelijk het hart van
de mensen raken. Dat vind ik
heel positief. Maar je mag van
hem niet verwachten dat hij de
leer van de Kerk overboord zou
gooien. Hij blijft wel een katho-
liéke paus, hè ... Iets anders van
hem verwachten zou een illusie
zijn.”
“Laten we hem ook de tijd geven om zijn ideeën uit te werken. Hij is nog maar een goed
jaar paus, wat wel érg kort is
om ons nu al aan een evaluatie
te wagen. Een mooie toetssteen
komt trouwens over een aantal
maanden. In oktober van dit
jaar vindt het eerste deel van
een synode (vergadering met bisschoppen uit de hele wereld – red.)
rond het gezin plaats, om de situatie te verkennen. En volgend
jaar oktober een tweede om aangepaste acties te ondernemen.
We zullen een algemene taal
moeten vinden, een boodschap
brengen die wereldwijd zinvol
is. Dat is niet eenvoudig, maar
ik verwacht er heel veel van. Het
gezin blijft tenslotte de hoeksteen van de samenleving.”
De toekomst
De paus heeft u niet tot kardinaal verheven. Is dat hard aangekomen?
“Ach, ik denk dat sommige
mensen die aanstelling verwacht hadden, en misschien
waren zij dan wel een beetje teleurgesteld. Maar mij persoonlijk heeft het zeker niet ontgoocheld. Er is een zekere traditie,
begonnen in 1835, om de aartsbisschop van Mechelen-Brussel
tot kardinaal te benoemen. Nu
is dat nog niet gebeurd. En dan?
Voor de Kerk is een traditie van
“Koerswendingen
zijn soms
nodig, maar
mensen met
marketingtrucs naar de
kerk lokken,
dat werkt
niet.”
anderhalve eeuw ook weer niet
zó overweldigend. En wat niet is,
kan misschien nog komen, daar
lig ik heus niet van wakker.”
“In zekere zin is het op dit
ogenblik zelfs praktischer dat ik
géén kardinaal ben. Dan word je
jaarlijks toch wel een keer of vijfzes naar Rome geroepen voor
overleg. Je bent geen baas meer
over je agenda. Nu beschik ik
over de vrijheid om bijvoorbeeld
heel veel tijd te besteden aan
pastorale bezoeken aan de 33
decanaten, waar ik dan telkens
zo’n dag of tien doorbreng. Daar
hecht ik bijzonder veel waarde
aan. En ik begrijp ook heel goed
waarom de paus zo kort na zijn
aantreden bijzondere aandacht
aan nieuwere landen heeft willen geven. Hij benadrukt de universaliteit van de Kerk veel meer
door een kardinaal in Haïti te
creëren dan met een kardinaal
in Mechelen-Brussel.”
Op 6 mei 2015 wordt u 75.
Normaal eindigt uw aartsbisschopsschap dan. Gaat u met
pensioen?
“De regel is dat je rond je 75ste
verjaardag je functie ter beschikking van de paus stelt. Dan
ligt het aan hem wat er gebeurt.
Soms, afhankelijk van de situatie en je gezondheid, krijg je de
vraag om nog wat aan te blijven.
De aartsbisschop van Keulen,
kardinaal Meisner, is al 80! In
andere gevallen ga je met pensioen. Ik zal doen wat van mij
gevraagd wordt, met heel veel
enthousiasme. Het is dan ook
een prachtige taak. Ik ontmoet
zo enorm veel mensen, van soldaten tot gevangenen, van professoren tot jonge gezinnen.
Dat brengt een onvoorstelbare
rijkdom in je leven. Als ik dat
nog even mag blijven doen,
ben ik daar dankbaar om. Als
ik met pensioen ga, zal ik ook
daar heel erg van genieten. Een
priester moet flexibel zijn, zei
ik toch?”
Op maandag 28 april gaf
aartsbisschop Léonard een
lezing op uitnodiging van
het Centrum Academische
Lerarenopleiding Godsdienst.
De toespraak is integraal te
bekijken op www.kuleuven.be/
thomas/page/leonard/
8 Onderzoek
campuskrant
De wifi-antenne in je mouw
Een antenne in de kledij van een bejaarde, die een val registreert en automatisch hulp contacteert: technisch gezien is
het al mogelijk. “Textielantennes worden nu al in de militaire
sector gebruikt, maar toepassingen dichter bij huis komen
er inderdaad aan”, vertelt professor Guy Vandenbosch van de
Onderzoeksgroep Telecommunicatie en Microgolven (TELEMIC) van het Departement Elektrotechniek (ESAT).
Ilse Frederickx
een textielantenne is dat ze com- combineren met een zeer klein
pact en flexibel is. We hebben het celletje van een metamateriaal:
“De technologie om antennes in valdetectiesysteem uitgetest bij een kunstmatig materiaal dat eikleding in te bouwen, is relatief studenten en dat gaf alvast goede genschappen heeft die in de nanieuw. Het klinkt ook eenvou- resultaten.”
tuur niet te vinden zijn. In ons gediger dan het is”, zegt professor
val de eigenschap dat de antenne
Vandenbosch. Zijn antenne- en Zeilen en surfen
die twee frequentiebanden zeer
stralingsgroep werkt sinds een Om dat mogelijk te maken brach- goed kan ontvangen. En dat op
vijftal jaren samen met de Univer- ten de onderzoekers een aantal een ondervlak, zodat de antenne
siti Malaysia Perlis om textielan- innovaties voor de eerste keer sa- grotendeels ontkoppeld is van
tennes te ontwikkelen: “Daarbij men, legt Vandenbosch uit: “We het lichaam.”
bots je op problemen die je bij ontwikkelden een textielantenne De textielantenne kan allerlei
een gewone antenne niet hebt. die gebruikt kan worden voor de toepassingen krijgen: “Je zou ze
Een klassieke antenne is hard en frequenties 2,4 en 5,4 gigahertz. kunnen inbouwen in de zeilen
kan je dus niet vervormen. Een Dat zijn de frequenties voor een van boten bijvoorbeeld, om de
textielantenne zit in de kledij die draadloos lokaal netwerk, zoals weersomstandigheden te meten.
je draagt en moét dus kunnen
vervormen – en dat op verschillende manieren, naargelang de
plaats waar je de textielantenne
draagt.”
Voor de stof van textielantennes worden vezels geweven die
een coating van koper of nikkel
Professor Guy Vandenbosch toont de compacte en flexibele textielantenne. hebben, legt Vandenbosch uit.
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Helaas is de geleidbaarheid
van die vezels slechter dan bij de
klassieke koperdraad. Textiel- het wifi-netwerk dat je thuis ge- Maar meestal zal het om kledij al een toepassing ontworpen. En “Als je de textielantenne combiantennes zijn qua vermogen dus bruikt om draadloos te surfen. gaan, bijvoorbeeld om reddings- als je futuristisch denkt: surfen en neert met sensoren die je bloedminder efficiënt. Bovendien is de Uiteraard interessant voor heel werkers te volgen in gevaarlijke telefoneren via je kleren kan ook.” druk meten, kan ze dagelijks
vraag hoe goed ze in geval van ver- wat toepassingen. Het nieuwe situaties. Voor de pakken van Ook in de biomedische sector is er metingen versturen en bij een te
vorming nog werken.” Een ander aan onze antenne is dat we dit brandweermannen is er trouwens veel mogelijk, vult Schreurs aan: hoge bloeddruk alarm slaan.”
probleem is de elektromagnetische straling tussen het menselijk lichaam en de antenne. “De
bestraling van het lichaam door
de antenne zou op lange termijn
een gezondheidsrisico kunnen
Textielantennes zijn niet de flat zijn veelbelovend. Al is nog ziektedagen eruit halen.”
vormen. Maar het lichaam beïndan kan dat betekenen dat de alenige piste die onderzoekers verder onderzoek nodig om het “De camerabeelden gebruiken gemene gezondheid erop achtervloedt ook de antenne: bij rechtbewandelen om alleenwonende systeem te verfijnen, vertelt pro- we voor valdetectie: de software uit gaat en dat het valrisico dus
streeks contact zullen de meeste
ouderen op te volgen. Dat kan fessor Bart Vanrumste van de Fa- herkent een persoon en volgt zijn toeneemt.”
antennes niet meer werken.
(if)
ook met sensoren die je nu al in culteit Industriële Ingenieurswe- of haar positie. Momenteel krijJe moet dus streven naar afgewoningen vindt: beveiligings- tenschappen en verbonden aan gen we wel nog veel ‘vals positie- Het project is een samenwerking
schermde antennes.”
sensoren om de aanwezigheid te de Campus Geel (Thomas More) ven’. Door meer informatie van tussen ingenieurs en artsen van
Het team van Vandenbosch
registreren, domoticasensoren van het Departement Elektro- domoticasensoren te combine- de Onderzoekseenheid Advanwerkte aan een textielantenne die
om het gebruik van gas, elektrici- techniek (ESAT): “Op basis van ren kunnen we die valse alarmen ced Integrated Sensing (ESAT),
– gecombineerd met elektronica –
teit en water te meten, en video- de opgenomen data stellen we zeker nog verminderen.”
ingezet kan worden als een radar
Computerwetenschappen,
camera’s. De onderzoekers van een patroon op van een gewone “We brengen ook het valrisico Campus Geel (Thomas More),
voor vallende mensen. Hiervoor
het AMACS-project – Automatic dag. De sensoren kunnen dan in beeld: we berekenen de trans- Mobilab Thomas More Kempen,
werken ze samen met professor
Monitoring Of Activities Of Daily registreren wanneer een oudere fertijd, de tijd die een oudere no- het Centrum voor Ziekenhuis- en
Dominique Schreurs, die een
Living Using Contactless Sensors – afwijkt van die dagelijkse rou- dig heeft om van de ene kamer verplegingswetenschap en de Afproject leidt rond valdetectie bij
gingen ermee aan de slag.
tine, bijvoorbeeld door langer in naar de andere te gaan. Als je dat deling Gerontologie en Geriatrie
senioren: “Momenteel kunnen
De eerste experimenten bij bed te blijven liggen of meer naar gedurende langere tijd volgt en (Faculteit Geneeskunde).
bejaarden een alarmknop huren
ouderen thuis en in een service- het toilet gaan. Zo kunnen we de je ziet die transfertijd toenemen, Meer info: www.amacs-project.eu
die rond de hals wordt gedragen:
vergelijkbaar met een DECT-telefoon (een draadloze looptelefoon
waarmee je via een vaste lijn kan
bellen – red.). Als ze vallen, kunAdvertentie
nen ze op de knop drukken om
zo de thuiszorg te alarmeren.
Het probleem is dat de bejaarden die alarmknop niet altijd
dragen of soms niet meer in staat
zijn te drukken na een val. Wij
werken aan domoticasystemen
met bewegingssensoren die een
val detecteren en automatisch
een alarmsignaal versturen. Dat
kan met verschillende technieken, waarvan de textielantenne
Ontdek ons volledig aanbod: University Shop, Universiteitshal, Naamsestraat 22.
er één is. Het grote voordeel van
“De textielantenne zou ook
reddingswerkers kunnen volgen
in gevaarlijke situaties.”
Sensoren voor senioren
30 april 2014
Onderzoek 9
Hadden Homo sapiens en neanderthaler
eerste rendez-vous in Saudi-Arabië?
In Saudi-Arabië liggen de prehistorische artefacten
voor het rapen in de
woestijn. Archeologen van de KU
Leuven en SaudiArabische collega’s
deden er vondsten
die de theorie over
de migratie van
Homo sapiens en de
eerste ontmoetingen tussen Homo
sapiens en neanderthalers weleens
zouden kunnen bijstellen.
Ilse Frederickx
In de centraal gelegen regio AlGhat liggen de voorwerpen uit het
verre verleden in stilte te wachten
op archeologen. Door de erosie –
vooral de wind – in het gure woestijnlandschap liggen de objecten
gewoon aan het oppervlak. Een
goudmijn voor wetenschappers,
weet professor Joachim Bretschneider van de Onderzoeksgroep Nabije Oosten Studies.
Bretschneider is gespecialiseerd in Mesopotamië en kon op
uitnodiging van de Saudi Commission for Tourism and Antiquities afreizen naar Al-Ghat. “Daar
zijn 3.000 jaar oude inscripties en
rotstekeningen te vinden. Samen
met Saudi-Arabische collega’s en
een team filologen onder leiding
van professor Jan Tavernier van
de UCL hebben we die nauwkeurig gedocumenteerd. Het gaat om
namen of verwijzingen naar bijhorende afbeeldingen van bedoeienenfamilies en -stammen in
een oud Noord-Arabisch dialect.
De afbeeldingen stellen mensen
en dieren – zoals kamelen, struisvogels, schapen en slangen – voor,
bijvoorbeeld tijdens de jacht.”
Het plaatje klopt
Omdat er ook veel prehistorische artefacten te vinden waren,
haalde Bretschneider collega
Philip Van Peer van de Eenheid
Prehistorische Archeologie erbij.
Op de site Jebel Samar vonden ze
stenen voorwerpen waarvan het
productieproces duidelijk Afrikaanse eigenschappen vertoont,
vertelt Van Peer: “Het gaat om dezelfde technologie die de vroege
Homo sapiens in Noord-Afrika
zo’n 130.000 jaar geleden toepaste. En die heeft zo’n specifieke
combinatie van kenmerken dat
Archeologen Philip Van Peer en Joachim Bretschneider hoeven in de woestijn van centraal Saudi-Arabië niet diep te graven om prehistorische voorwerpen te vinden.
De erosie – vooral de wind – in het gure woestijnlandschap zorgt ervoor dat de objecten aan het oppervlak liggen.
(© Greta Jans)
een meervoudige ontwikkeling een hard en breekbaar gesteente
ervan haast onmogelijk is: het is dat goed te bewerken is.”
geen Arabische technologie die
toevallig lijkt op een Afrikaanse Welk traject?
De vondsten lijken te suggereren
technologie.”
dat we de Out of Africa-hypothese
anders moeten invullen, legt Van
Peer uit. “De genetica vertelt ons
dat onze soort – Homo sapiens –
ontstaan is in Afrika en zich dan
in een aantal bewegingen heeft
verspreid over heel de wereld.
De poort om uit Afrika te raken
ligt in het noordoosten, langs de
kust van de Rode Zee. Op haar
zuidelijkste punt is de zee op
haar smalst – nauwelijks 18 km
tijdens de laagste zeestanden van
de ijstijd. Een oversteek daar lijkt
logisch en het gebruik van deze
zuidelijke route is ook wat de vele
studies van de genetische variatie
in moderne populaties lijken aan
te geven. Langs de kustlijn van
het Arabisch schiereiland heeft
Homo sapiens zich 74.000 jaar geleden dan snel verder verspreid
naar Azië en Australië.”
“Maar een belangrijke kantte“Klimatologisch gezien klopt kening is dat een dergelijk genehet plaatje ook: het was een voch- tisch model enkel gebaseerd is op
tiger periode tussen de droge de overlevers die vandaag rondloijstijden. De Sahara én Arabië pen en geen rekening houdt met
bestonden toen uit savanne, met alle Homo sapiens-populaties die
graslanden en galerijwouden in de loop der tijden geheel verlangs permanente rivieren. Met dwenen zijn. Daarvan vinden we
andere woorden, de ideale om- wel sporen terug via archeologistandigheden voor Homo sapiens sche resten. Die vormen dus een
om zich verder te verspreiden. test voor theorieën die op geneIn Al-Ghat vonden ze water en de tische informatie gebouwd zijn.
goede grondstoffen om voorwer- Dat maakt Saudi-Arabië net zo
pen te maken, voornamelijk silex: interessant voor archeologen.”
“Onze
vondsten
bevestigen de
Out of Africahypothese,
maar werpen
wel enkele
nieuwe
vragen op.”
malige, snelle kustmigratie dus
serieus in vraag.”
Neanderthaler-DNA
Deze vier artefacten uit vuur-
steen werden gevonden
in Jebel Samar in centraal
Saudi-Arabië. Ze werden
gebruikt voor de productie
van dunne afslagen die als
jachtprojectielen
dienden.
De technologie is afkomstig
van de vroege Homo sapiens
uit Noord-Afrika zo’n 130.000
jaar geleden.
“Onze vondsten in Al-Ghat bevestigen de Out of Africa-hypothese, maar werpen wel enkele
nieuwe vragen op. Wat we vinden
in Jebel Samar, wijst duidelijk op
geïmporteerde Afrikaanse technologie. Maar die lijkt verrassend
vroeg aanwezig geweest te zijn.
Bovendien bevinden we ons hier
in centraal Saudi-Arabië, ver weg
van de kusten van het Arabisch
schiereiland. Beide observaties
stellen de hypothese van een één-
Bovendien werpen de vondsten
mogelijk ook een nieuw licht op
de eerste ontmoetingen tussen
Homo sapiens en neanderthalers,
zegt Van Peer. “Een paar jaar geleden deed ik een verkennende
missie een tiental kilometer ten
westen van Jebel Samar. Toen
vonden we ook stenen voorwerpen uit dezelfde periode, maar
dan van een technologie die veel
meer op die van de neanderthalers lijkt. Zijn neanderthalers ooit
zover naar het zuiden afgezakt en
hebben ze daar de eerste Homo
sapiens ontmoet?”
“Het is al langer bekend dat
neanderthalers aan het begin
van de laatste ijstijd in het gebied aanwezig waren. Maar het
is zeker de moeite om verder te
onderzoeken of Homo sapiens en
de neanderthaler voor de eerste
maal in Saudi-Arabië met elkaar
in contact gekomen zijn. Dit zou
het kerngebied kunnen zijn waar
een oorspronkelijke vermenging
van de beide populaties plaatsvond, waarna Homo sapiens zich
verder verspreidde naar Azië en
Australië. Het zou alvast verklaren waarom uit het meest recente genetisch onderzoek blijkt dat
ook in populaties uit die gebieden een klein percentage neanderthaler-DNA voorkomt terwijl
daar nooit neanderthalers hebben geleefd.”
10 Dossier
campuskrant
Georges
Lemaître,
tussen God
en de sterren
Ludo Meyvis
Toen Georges Lemaître zich in
1911 inschreef aan de Leuvense
universiteit, was dat als student
mijningenieur. Helaas – of net
niet – onderbrak de Eerste Wereldoorlog zijn studies. Als vrijwilliger bij de artillerie maakte
hij het oorlogsgeweld aan de IJzer mee, maar vond hij ook de tijd
om twee domeinen te verkennen
die zijn hele leven zouden vullen:
religie en wetenschap.
De wet van Lemaître
Albert Einstein en Georges Lemaître in Caltech, Pasadena, in januari 1933. Na Lemaîtres uiteenzetting over het ‘atome primitif’ gaf Einstein als commentaar: “This is the most beautiful and satisfactory explanation of creation to which I have ever listened.”
Wie was
Georges Lemaître?
17 juli 1894: geboren in Charleroi
1911-1914: student mijningenieur in Leuven
1914-1919: vrijwilliger in het Belgisch leger
1920: doctor in de natuurwetenschappen,
specialisatie wiskunde
Na de oorlog hervatte Lemaître
zijn studies, maar hij legde zich
nu toe op de wiskunde, waarin
hij met de grootste onderscheiding promoveerde. In 1923 werd
hij priester. Intussen was zijn
natuurwetenschappelijke
belangstelling niet geminderd. Zijn
superieuren hadden zijn wetenschappelijke kwaliteiten opgemerkt, en met een beurs van de
Commission for Relief in Belgium
kon hij zijn studies aan buitenlandse topuniversiteiten verderzetten. Eerst ging hij naar Cambridge, waar hij samenwerkte
met Arthur Eddington, die een
sleutelrol gespeeld had in de
eerste bevestiging van de relativiteitstheorie via observaties.
In 1924 trok Lemaître naar de
VS. Hij liep stage aan het Harvard
College Observatory en werkte
aan het MIT, waar hij in 1927 ook
zijn PhD behaalde. En, nog belangrijker: hij leerde de baanbrekende waarnemingen van Edwin
Hubble kennen. Met de beste
telescoop van dat moment, op
Mount Wilson, had Hubble vast-
gesteld dat het heelal veel groter
was dan tot dan toe gedacht, én
hij leverde het observatiemateriaal waarop het concept van de
uitdijing van het heelal gebouwd
kon worden.
Nog in 1927 werd Lemaître
hoogleraar aan de Leuvense universiteit. In datzelfde jaar schreef
Kort en bondig:
het heelal dijt
uit, en Lemaître
is de eerste die
dat theoretisch
én praktisch
aangetoond
heeft.
hij zijn revolutionaire artikel Un
univers homogène de masse constante et de rayon croissant, rendant compte de la vitesse radiale
des nébuleuses extragalactiques.
Daarin koppelde hij de wiskunde
van Einstein aan de waarnemingen van Hubble. Kort en bondig:
het heelal dijt uit, en Lemaître
was de eerste die dat theoretisch
én praktisch aangetoond had. Hij
publiceerde zijn inzichten in de
niet meteen veelgelezen Annales
de la Société scientifique de Bruxelles, het katholieke genootschap
1923: priesterwijding
1924: studeert bij Arthur Eddington in Cambridge
1927: PhD aan MIT. Publiceert revolutionair
artikel over uitdijing heelal en wet van Hubble.
Ontmoet Einstein voor het eerst. Hoogleraar aan
de Leuvense universiteit.
1931: erkenning door Eddington en korte tijd later
ook door Einstein. Historische bijdrage in Nature
met allereerste concept van bigbangmodel
1934: bekroond met Francqui-prijs
1936: lid van de Pauselijke Academie voor
Wetenschappen
1960: voorzitter van de Pauselijke Academie voor
Wetenschappen
20 juni 1966: overlijdt in Leuven, wordt begraven in
Marcinelle
KU Leuven of UCL?
“Georges Lemaître wordt in
Leuven nauwelijks ervaren als
‘iemand van ons’”, zegt wetenschapshistoricus Geert Vanpaemel (foto). “Aan de UCL daarentegen is hij wel degelijk, en terecht,
één van hun pijlers. Ik denk dat
dat verschil berust op de intellectuele splitsing van de Leuvense
universiteit, naast de institutionele. Sommigen boegbeelden
zijn ‘van ons’, andere zijn ‘van de
UCL’. Ik denk dat we daar allebei
een fout in maken. We hebben
heel veel gemeenschappelijke fi-
guren, en we moeten die ook als
zodanig erkennen. Lemaître was
‘van Leuven’, niet van de Franstalige of de Nederlandstalige universiteit. Zeker met het oog op de
viering van 600 jaar universiteit
in 2025 moet ik als historicus
een lans breken voor gezamenlijke aandacht voor gezamenlijke
figuren. En Lemaître hoort daar
zeker bij.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
1925: stage aan het Harvard College Observatory
30 april 2014
Dossier 11
Het begin van het heelal bevond zich in 1931 in het Heilige Geestcollege,
Naamsestraat 40, Leuven. Daar woonde professor Georges Lemaître, in
wiens beautiful mind één van de meest diepgaande concepten uit het menselijk denken rijpte. We kennen het nu als de big bang. Lemaîtres ideeën
hebben niet alleen de wetenschap maar ook ons hedendaagse wereldbeeld
ingrijpend veranderd. Hoog tijd dat we dat iets beter gaan beseffen.
waarvan hij sinds 1922 lid was.
Daardoor drongen zijn ideeën
nauwelijks door in de wetenschappelijke wereld.
Albert Einstein was een van de
weinigen die Lemaîtres artikel
wél las. Nog in 1927 ontmoetten
de twee elkaar een eerste keer
in Brussel, in de marge van de
vijfde Solvay-conferentie, waar
je zonder Nobelprijs meer opviel
dan mét. Einsteins commentaar:
Lemaîtres wiskunde was prima,
maar zijn fysische conclusies
waren abominable. Einstein was
nog te zeer verankerd in het statische karakter van het heelal om
uitdijing zomaar te aanvaarden
als fysische realiteit. Maar dat
oordeel stond hun vriendschap
niet in de weg. Ze ontmoetten elkaar nog een aantal keren.
Kaas, insecten en het heelal
Lemaîtres internationale doorbraak kwam pas in 1931, toen
Eddington de lof zong van de
inzichten van Lemaître en aandrong op een Engelse vertaling
van het artikel uit 1927.
Wat uitdijt, moet ooit kleiner
geweest zijn. Terugrekenend
kan je van de huidige toestand
de weg naar het begin van het
heelal reconstrueren. Volgens
Lemaître was dat te beschouwen
als een atome primitif, dat via extreem snelle expansie het heelal
zou worden. Lemaître opperde
deze idee in 1931, in een bijzonder kort artikeltje in Nature,
meer bespiegelend dan klassieknatuurkundig. Zijn tekst – de
blauwdruk van de bingbangtheorie – staat er wat verloren: op
dezelfde bladzijde vinden we be-
Wetenschapper
versus priester?
“Lemaître sprak over het begin van het heelal, niet over de
schepping”, benadrukt wetenschapshistoricus Geert Vanpaemel. “Hij liet zich niet verleiden
tot wetenschappelijke uitspraken over het goddelijk aandeel
in de schepping. Anderen maakten dat onderscheid niet altijd.
Dat net een priester zich over
het begin van het heelal uitliet,
maakte Lemaîtres ideeën een
tijdlang minstens wat ‘verdacht’
bij sommige scherpslijpers,
geesterende informatie over de
rol van stikstof bij het rijpen van
kaas en over insectenrestanten
in de ingewanden van de cobra.
Hoe mooi ook, het bleef een theorie, en de wereld van de kosmologie was er kennelijk nog niet
ontvankelijk voor.
Toch begon de ster van Lemaître nu snel te rijzen, mede
door Eddingtons toedoen en
de waardering van Einstein. In
1934 ontving hij de Francquiprijs, de hoogste wetenschappelijke bekroning van ons land.
Buitenlandse onderscheidingen
volgden. In 1936 werd hij lid van
de Pauselijke Academie voor Wetenschappen.
Lemaître was één van de grootste boegbeelden van onze universiteit geworden. Zijn leeropdracht werd uitgebreider, hij
publiceerde heel wat wiskundige bijdragen, en ook zijn werk
als priester nam de nodige tijd
in beslag. Hij bleef de kosmologie verder nog wel volgen, maar
richtte zijn aandacht ook op andere domeinen. Zo zag hij veel
mogelijkheden in de rol van de
computer voor het onderzoek.
In 1958 kocht hij de eerste echte
computer voor de universiteit en
legde zo de basis voor wat het Rekencentrum zou worden. In 1960
werd hij voorzitter van Pauselijke
Academie, een functie met groot
aanzien. En hij werd voorzitter
van ACAPSUL, de vereniging van
Franstalig academisch personeel, die sterk gekant was tegen
de splitsing van de Leuvense universiteit. Nochtans was Lemaître
zeker geen wallingant. De mogelijke splitsing van een grote uni-
maar zelf bleef hij glashelder
over dit onderscheid. Toen Pius
XII in 1951 een toespraak hield
waarin hij de natuurkunde ter
hulp riep om het bijbelse scheppingsverhaal te onderbouwen,
was Lemaître daar niet bepaald
verheugd over. Hij spande zich
in om te voorkomen dat de paus
dit zou herhalen, diplomatiek,
maar wel duidelijk.”
“Lemaître was zonder twijfel
een erg vroom man, wiens priesterschap de leidraad van zijn
dagelijks leven vormde. Dat hij
daar zijn wetenschappelijk werk
zo vlot mee wist te combineren,
verwondert ons misschien meer
dan goed is. De kerk heeft zich
Georges Lemaître (rechts) in het gezelschap van zijn medewerkers Odon Godart en Andrée Bartholomé, in het
Premonstreitcollege in de Naamsestraat. Godart was als meteoroloog betrokken bij de voorbereiding van de
landing in Normandië. Andrée Bartholomé was computerspecialist. Het huidige lokaal 03.29 zal in de nabije toekomst een meer permanente huldeplaats voor Lemaître worden. (© Archives Georges Lemaître)
versiteit in twee kleinere stond
hem intellectueel echter tegen.
Georges Lemaître overleed op
20 juni 1966 in het Sint-Pietersziekenhuis en werd begraven
in de familiebegraafplaats in
Marcinelle. Op zijn rouwprentje
prijkt een zin die zijn dubbele
roeping mooi samenvat: ‘La Science est belle, elle mérite d’être
aimée pour elle-même, puisqu’
elle est un reflet de la pensée créatrice de Dieu.’
 Op pagina 12 vindt u een artikel
dat dieper ingaat op het belang
van Lemaîtres werk voor de
kosmologie.
wel altijd van nabij beziggehouden met wetenschap die interfereerde met haar terrein, namelijk de ethische levensvragen,
maar ze stond op heel wat momenten in de geschiedenis ook
juist erg positief tegenover de
wetenschap in het algemeen.”
 Lees meer online:
Emeritus professor Frans Cerulus
heeft Lemaître nog persoonlijk
gekend. “Monseigneur Lemaître
was een heel toegankelijk en
hartelijk man, met zin voor humor,
zonder gewichtigdoenerij.”
Lees het interview op
nieuws.kuleuven.be/lemaitre
Schijnwerpers op
Lemaître
“In mijn bewondering voor Lemaître sta ik niet
alleen”, zegt professor Bart De Moor van de
Faculteit Ingenieurswetenschappen. “Ook de
stad Leuven, in de persoon van burgemeester
Tobback, vindt dat we de wetenschappelijke
boegbeelden van de universiteit meer in het
stadsbeeld moeten brengen. Daarom hebben
we enkele jaren geleden het plan opgevat om
in Ottignies – Louvain-la-Neuve en in Leuven
een dubbelstandbeeld voor Lemaître op te
richten, twee beelden die naar elkaar verwijzen. We zouden dat eventueel ook kaderen in
een ‘jumelage’ tussen de twee steden.” “Vorig jaar werden we gecontacteerd door
Erik Beka, de Belgische vertegenwoordiger
bij ESA. Hij wist ons te melden dat de vijfde
ESA-cargosatelliet, die in juni vanuit Kourou
in Frans-Guyana gelanceerd wordt naar het
International Space Station, de naam van
Georges Lemaître zal dragen, na figuren als
Einstein en Jules Verne.” “In dat kader organiseren we op 7 mei een colloquium over moderne kosmologie, met ruime
aandacht voor Lemaître. We hebben ook een
gedenkplaat laten ontwerpen. Die zal op die
dag onthuld worden aan het Premonstreitcollege in de Naamsestraat, waar Lemaître het
grootste deel van zijn leven heeft gewerkt.”
“De komende maand organiseren we ook
een Instagram-fotowedstrijd bij alle Leuvense scholen. De eerste prijs is een trip naar
Kourou, om de lancering bij te wonen. Klassen kunnen ook een uitstap naar het Planetarium in Brussel winnen, waar ze op grote
schermen de lancering kunnen volgen in aanwezigheid van koning Filip.” Info over het colloquium:
fys.kuleuven.be/ster/meetings/lemaitre
Info over de fotowedstrijd:
www.kuleuven.be/lemaitre
12 Dossier
campuskrant
blauwdruk big bang legde fundament voor moderne kosmologie
“De geboorte van de moderne kosmologie situeert zich in de beginjaren van de
20ste eeuw”, zegt theoretisch natuurkundige en kosmoloog Thomas Hertog. “Het
begon met Einstein en zijn algemene relativiteitstheorie uit 1915, en Georges Lemaître trok uit die theorie verregaande kosmologische conclusies.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Lemaître had gelijk”
Ludo Meyvis
“Tot in de eerste decennia van
de 20ste eeuw dacht men over de
kosmos als een statisch decor,
weliswaar met boeiende fenomenen, maar als geheel eigenlijk vrij
oninteressant – metafysisch als
het ware. Einsteins relativiteitstheorie bracht de structuur en
evolutie van tijd en ruimte in wisselwerking met materie en energie, waardoor het heelal tot het
domein van de wetenschap ging
behoren.”
“Tal van waarnemingen hebben Einsteins relativiteitstheorie
intussen onderbouwd. Zo stelde
Arthur Eddington in 1919 vast
dat een object met grote zwaartekracht, bijvoorbeeld de zon,
inderdaad de ruimte zelf kon
beïnvloeden en dus ook de weg
die licht door die ruimte aflegde,
precies zoals Einstein voorspeld
had.”
Uitdijing
“In Einsteins tijd was het waarneembare heelal beperkt tot de
Melkweg. Pas door waarnemingen als die van Edwin Hubble in
de jaren 1920 kwam het besef dat
het heelal veel en veel groter is,
en veel meer sterrenstelsels bevat
dan alleen maar de Melkweg. Die
bewegen zich schijnbaar weg van
ons en van elkaar, met een snelheid die toeneemt naargelang
hun afstand tot de aarde. Lemaître begreep als eerste dat dit verklaard kon worden op basis van
Einsteins relativiteitstheorie. In
zijn beroemde artikel uit 1927
toont Lemaître aan dat Einsteins
relativiteitstheorie voorspelt dat
het heelal uitdijt en koppelt hij
die uitdijing aan de waarnemingen van Hubble. Je zou dus kunnen stellen dat niet Hubble, maar
wel Lemaître als eerste de wet van
Hubble formuleerde. Hubble zelf
deed dat pas in 1929, maar in een
veel bekender tijdschrift en met
betere gegevens.”
“Lemaître raakte in 1931 betrokken bij een discussie in Engelse astronomische kringen,
die hij wist te beslechten door
te verwijzen naar zijn artikel uit
1927. Eddington was zo onder de
indruk dat hij een vertaling van
die tekst regelde. Alleen de implicatie dat een uitdijend heelal
ooit een begin gehad moest hebben, zinde hem niet. Hij vond die
gedachte repugnant. Nog altijd in
1931 schreef Lemaître als reactie
daarop zijn visionaire bijdrage in
Nature, met de blauwdruk van wat
het bigbangmodel zou worden.
Die term is overigens van latere
datum en niet van Lemaître, maar
van Fred Hoyle, een Britse astrofysicus die juist een heel andere
visie op de geschiedenis van het
heelal had. Hoyle was een felle
voorstander van het Steady State-
Georges Lemaître in de weer met de ‘rekenmachines’ van de Leuvense universiteit
model, een statisch heelal zonder
begin of einde. Lemaître vond
dan weer steun bij de Russische
astrofysicus George Gamov, die in
het bijzonder de prille hete fase
– de hot big bang – van Lemaîtres
uitdijende heelal bestudeerde.”
De handtekening van
de big bang
“Overtuigende observationele bevestiging van Lemaîtres bigbangmodel kwam er pas in 1964, met
de ontdekking van de kosmische
achtergrondstraling door Arno
Penzias en Robert Wilson. Zij waren bezig met de ontwikkeling van
grote radioantennes voor communicatiedoeleinden.
Daarbij
stootten ze op een soort permanente ruis. Die bestond uit golven
die even sterk uit alle richtingen
kwamen, en dus wellicht een kos-
De Big
Crunch
Allemaal goed en wel, die big
bang helemaal aan ’t begin.
Maar wat met het einde van
het heelal? Thomas Hertog:
“Op basis van onze huidige
kennis van de samenstelling
van het heelal en in het bijzonder de dominante aanwezigheid van de zogenaamde
donkere energie – die de
expansie van het heelal doet
versnellen – ziet het er sterk
naar uit dat het heelal voor
eeuwig zal blijven uitdijen.
mische oorsprong moesten hebben, met een temperatuur die bovendien spoorde met het model
van Gamov. Al snel bleek dat wat
zij gevonden hadden, de kosmische achtergrondstraling was, het
restant van de hete oerknal van
13,7 miljard jaar geleden. Het bericht van de resultaten van Penzias en Wilson bereikte Lemaître
kort voor zijn overlijden. Hijzelf
had trouwens vele jaren daarvoor
al gewezen op kosmische straling
als mogelijk overblijfsel van de
hete oerknal, al bedoelde hij niet
de straling die Penzias en Wilson
uiteindelijk vonden.”
“De ontdekking van de kosmische achtergrondstraling leidde
wel meteen tot een ander probleem: hoe kon het dat een heet,
homogeen heelal vele miljoenen
jaren later geëvolueerd was tot
een heelal vol structuren als pla-
Maar elke uitspraak daarover is gebaseerd op een
enorme extrapolatie van
onze huidige kennis van de
samenstelling van het heelal.
Als bijvoorbeeld zou blijken
dat de hoeveelheid donkere
energie toch lichtjes afneemt
in de tijd – nu lijkt het erop
dat die constant blijft – dan
zou dat grote gevolgen hebben voor onze voorspellingen. Met een verminderende
hoeveelheid donkere energie
zou de uitdijing van het heelal namelijk tot stilstand kunnen komen of zelfs omslaan
in een contractie, waardoor
het heelal zou eindigen in
een big crunch.”
(© Louvain-la-Neuve, Université catholique de Louvain, Archives Lemaître)
concreet om een ‘kaart’ van de polarisatie van de achtergrondstraling, de trillingsrichting van de
elektromagnetische straling. Die
vertoont een bijzonder patroon,
dat alleen tot stand kan komen
als er in het jonge heelal gravitatiegolven aanwezig waren."
"Toen ik dat hoorde, wist ik dat
het ging om een once in a lifetime
doorbraak. Dergelijke gravitatiegolven kunnen immers alleen
gecreëerd zijn in quantumprocessen tijdens een korte fase van
extreme expansie of kosmische
‘inflatie’, helemaal bij het begin,
bij de oerknal zelf dus. De gravitatiegolven zijn als het ware echo’s
van de oerknal. Ze maken het mogelijk om achter het mistgordijn
van de kosmische achtergrondstraling te piepen en de oorsprong
van het heelal te bestuderen. De
conclusie moet zijn: Georges Lemaître had gelijk.”
“Zijn we er nu? Nee, nog lang
niet. De recente waarnemingen
vormen veeleer een belangrijke
ondersteuning voor onderzoek
dat de macrowereld van gravitatie, tijd en ruimte tracht te verenigen met de microscopische
quantumwereld. Een mogelijke
aanzet daartoe is de snaartheorie,
die de belangrijke krachten in
Achter het mistgordijn
het heelal op quantumschaal verOf toch? “In maart van dit jaar zoent. Het lijdt geen twijfel dat de
heeft de BICEP2-telescoop op snaartheorie ons nog veel te leren
de Amundsen-Scott-basis op de heeft over Lemaîtres oerknal.”
Zuidpool onmiskenbare tekenen
in de kosmische achtergrondstra- Op 14 mei om 14u30 geeft profesling opgevangen. Die tekenen, sor Hertog een uiteenzetting over
al geruime tijd voorspeld maar de meest recente doorbraken in
nog nooit waargenomen, wijzen de kosmologie.
op het bestaan van gravitatiegol- ‘Echos from the Big Bang’, Audiven. Daardoor zouden we wél in- torium Oude Molen, Kasteelpark
formatie van ‘achter de horizon’ Arenberg 50, 3001 Heverlee. Meer
bemachtigd hebben. Het gaat info: fys.kuleuven.be/colloquia
neten, sterren en melkwegstelsels? Het antwoord kwam een
paar decennia later. De COBEsatelliet stelde in 1991 vast dat
de achtergrondstraling toch niet
zo homogeen verspreid was als
aanvankelijk aangenomen. De
variaties in temperatuur waren
miniem – slechts 0,00005 graden – maar net voldoende om
de vorming van hemellichamen,
sterrenstelsels en kosmische
leegte in gang te zetten. Die temperatuurverschillen zijn als het
ware de zaden van de reusachtige
structuren die we vandaag in ons
heelal aantreffen.”
“Latere waarnemingen, bijvoorbeeld die van de Planck-satelliet in
2013, vervolmaakten de ‘afdruk’
van het jonge heelal die Penzias
en Wilson gemaakt hadden. Dat
beeld kan je als de horizon van de
kosmos beschouwen: verder kijken, tot aan het prilste begin, dat
kunnen we niet. De achtergrondstraling geeft ons een beeld van
het heelal zoals dat was 380.000
jaar na de oerknal, maar niet eerder. In de periode daarvoor kon
elektromagnetische straling zich
immers niet ongehinderd door
de ruimte bewegen en die vroege
era is dus niet waarneembaar.”
30 april 2014
Wetenschap 13
Beeldige
wetenschap
IJsje met mokka, pistache en framboos?
Fotograaf: Alexander Vrijdaghs
We zien een zich ontwikkelende
bloem van Prionium serratum, een
Afrikaanse grasachtige plant die
verwant is met de cypergrassen zoals papyrus en de ‘russen’ in onze
weides. Onder de rasterelektronenmicroscoop is het duidelijk een
bloem, maar in de natuur zou u er zo
voorbijlopen: deze bloem is nauwelijks zichtbaar, met haar doorsnede
van een vijfde millimeter. Van binnen naar buiten zien we de vruchtblaadjes, hier in het paars,
met één vruchtblad opgelicht in het roze. De
meeldraden zijn geel ingekleurd, het bloemdek
rood. De schutbladen zijn groen.
Postdoctoraal onderzoeker Alexander Vrijdaghs van de Afdeling Ecologie, Evolutie en
Biodiversiteitsbehoud binnen de Faculteit Wetenschappen bestudeert de evolutie van cyperiden, een evolutionaire tak met onder meer
de cypergrassen, de russen, en een kleine
tropische familie: “De standaardmethode om
stambomen van soorten in kaart te brengen is
vergelijkende DNA-analyse. Die stambomen
zijn hypotheses: als twee soorten volgens de
stamboom een gemeenschappelijke voorouder
hebben, dan moeten we dat kunnen terugvinden in de vorm van de planten. Daarvoor bestuderen onderzoekers vaak de ontwikkeling van
bloemen, omdat die volgens een min of meer
vast patroon gevormd worden. De rest van
de plant is continu in ontwikkeling. Evolutionair gezien is de bloem een relatief constante
structuur, weliswaar met variaties. En het zijn
net die verschillen die we kunnen gebruiken om
de soortenstambomen te testen.”
Vrijdaghs vergeleek de bloem van Prionium dus
met bloemen van de andere cyperiden: “In de
stamboom staat Prionium aan de basis van de
tak, het dichtst bij de voorouder. Bij Prionium
ontstaat vanuit de drie vruchtbladen een driehokkig vruchtbeginsel – een stuk van de stamper – waaruit vele zaden ontstaan, in drie rijen.
Bij de meer geëvolueerde cyperiden zien we afgeleide bloemen waarvan de stamper ontstaat
vanuit een vergroeide ring van vruchtbladen en
waaruit slechts één tot drie zaden zullen groeien. Het zijn allemaal hedendaagse planten,
maar Prionium heeft de eigenschappen van de
voorouder beter bewaard. De laatste tien jaar
is er op deze manier veel vooruitgang geboekt
in het evolutionair in kaart brengen van de cyperiden.”
Ilse Frederickx
Bakala Academy helpt Duivels
schitteren in Brazilië
De Rode Duivels gaan samenwerken met
Bakala Academy, het onderzoeks- en testcentrum voor topsport dat vorig jaar aan
de KU Leuven geopend werd. Het team van
inspanningsfysioloog Peter Hespel zal de
voetballers in de aanloop naar het WK en
ook in Brazilië zelf begeleiden op het vlak
van onder meer voeding en recuperatie.
Ludo Meyvis
Bakala Academy is een hoogtechnologisch centrum voor onderzoek, opleiding en begeleiding
van sporters en trainers. Professor Peter Hespel stuurt er een
team van specialisten aan die
wetenschappelijk onderzoek vertalen in begeleidingstechnieken
om sportprestaties te verbeteren. Topsporters als Tom Boonen en de broers Borlée maken al
gebruik van de expertise van het
centrum. Ook de Rode Duivels
schakelen nu de Leuvense deskundigen in.
“Potentieel hebben de Rode Duivels heel zeker”, zegt professor
Peter Hespel. “Met de experten
van de Bakala Academy zullen we
hen begeleiden om dat potentieel
te laten renderen voor en tijdens
het wereldkampioenschap in
Brazilië. Uiteraard doen we dat in
nauwe samenwerking met de me-
deren. Daar zorgen we voor met reis zo snel mogelijk te verteren.”
ijsbaden, compressiekousen en “We hebben ook oog voor mingoed doordachte rustschema’s.” der evidente aspecten. Neem bijvoorbeeld de eerste wedstrijd,
Jetlag
in Belo Horizonte. Die wordt ge“Het derde luik van onze bege- speeld op een hoogte van ‘maar’
leiding heeft te maken met het 890 meter. Meestal wordt dat vergoede verloop van de reis en de waarloosbaar gevonden, maar ongevolgen daarvan, zoals jetlag. We derzoek wijst uit dat zelfs die relawerken onder meer met lichtthe- tief geringe hoogte een invloed op
rapie om de spelers te helpen de de prestaties kan hebben. Daar
spelen we natuurlijk op in.”
“Wetenschappelijke
begeleiding van topsporters is van groot
belang. Je moet het zo zien: zelfs
al heeft onze begeleiding maar
één procent positieve invloed,
als juist dát procent Eden Hazard
een metertje voorsprong geeft
om in de 123ste minuut in Rio de
beslissende goal te maken, dan
heeft ons werk gerendeerd.”
dische staf van de Rode Duivels.”
IJsbaden en
compressiekousen
“We gaan onze voetballers eerst
en vooral begeleiden op het vlak
van hun voeding”, preciseert Peter Hespel. “Dat betekent dat we
de volledige menu’s bepalen tijdens de voorbereidingsperiode
en stages, en natuurlijk ook in
Brazilië. Onze voedingsdeskundige Nicolas Paraskevopulos begeleidt hen en zorgt ervoor dat
de kok van de Rode Duivels en de
koks van de hotels de beste gerechten bereiden.”
“We stellen ook optimale recuperatieschema’s op. In Brazilië
krijgen de Rode Duivels zowat
om de vier-vijf dagen een loodzware wedstrijd te verwerken, in
belastende omstandigheden. De
kwaliteit en de snelheid van de
recuperatie zijn dan van groot be- Professor Peter Hespel: “Als onze begeleiding Eden Hazard een metertje voorsprong geeft om in de 123ste minuut in Rio de
(© Photonews | KBVB)
lang om een topconditie te garan- beslissende goal te maken, dan heeft ons werk gerendeerd.”
14 Leven na Leuven
campuskrant
communicatiewetenschapper en
directeur Ancienne Belgique
Dirk De Clippeleir
AB-baas Dirk De Clippeleir kreeg als student geregeld ruzie met de paters van zijn
peda wanneer hij weer eens te laat thuis
kwam van een concert. “Tja, mijn verhouding met muziek was en is passioneel. Dat
dat nu veel minder geldt voor de jeugd baart
me veel zorgen. Daarom moet onze sector
blijven bewegen en experimenteren.”
“Je mag je
nooit wentelen
in je succes”
katrien steyaert
Passioneel? Een recent tafereel in
een hifi-winkel in Elsene bewijst
het. Dirk De Clippeleir, 51, test
er likkebaardend twee peperdure
speakers uit met Wrecking Ball
van Emmylou Harris. “Toen Harris’ weemoedige stem weerklonk
via de perfect afgestelde versterker kreeg ik tranen in mijn ogen”,
zegt hij. “Wat een schone plaat!
En hoe geweldig om ze te herontdekken!”
Hij bracht ook Gaucho van Steely
Dan mee, die de soundtrack van
zijn studententijd vormde samen
met onder andere de debuten van
R.E.M., De Kreuners en TC Matic. “Die laatsten gaven toen een
fenomenaal luid optreden in de
Alma.” En deze man – die soms
even erg snakt naar stilte – vond
het allemaal prachtig. “Ik luister
actief naar muziek sinds mijn
twaalfde: Presley, de Beatles, Neil
Diamond en later The Beach Boys
en Genesis. Mijn moeder zei altijd
dat ik geboren ben met een elpee
onder de arm, en toen ik op kot
ging mocht ik de stereo-installatie van thuis meenemen.”
Een grote geste, want moeder
vond dat haar arbeiderszoon het
wel heel hoog in zijn bol kreeg
door aan zijn roots te willen ontsnappen. “Ik was de enige uit
mijn familie die naar de universiteit ging. Dankzij mijn twee jaar
oudere vriend Peter durfde ik tegen mijn ouders in te gaan. En gelukkig maar, want in Leuven ging
de wereld open.”
Wat hij zou studeren, was minder zeker. “Mijn grootste ambities in het leven waren boeken
lezen en muziek beluisteren. De
keuze voor pol&soc was toeval. In
de kandidaturen zorgden proffen als Jaak Billiet nog voor een
hoog niveau en leerde ik kritisch
reflecteren, maar mijn licenties
communicatiewetenschappen
waren vaak waardeloos. En veel te
gemakkelijk.”
overtuigd dat ik er nooit door zou
geraken.” Hij was niet de enige.
“Op mijn peda kwam ik regelmatig na het sluitingsuur aan omdat
ik naar een concert was geweest,
ik smokkelde soms een liefke binnen en ik had een nogal grote
mond. Kortom: de paters dachten dat het niets zou worden met
mij. Een van hen belde in januari
mijn pa op om te zeggen dat die
me beter kon komen halen, maar
mij stimuleerde dat telefoontje
alleen maar.”
“Ik ging veel naar de les, maar
vreesde dat mijn best doen niet
genoeg zou zijn. De sleutel lag uiteindelijk bij een meisje op wie ik
verliefd was en die tijdens de examens een crisis had. Ik sleurde
haar erdoor door veel samen te
studeren en tot mijn verrassing
slaagde ik daardoor zelf ook. We
hebben het gevierd met een ochtendlijke trappist met een suikerklontje erin. Wat een triomfantelijk moment!”
Een slecht kot en een ongelukkige halve tweede kandidatuur
later stopte hij met zijn studie.
“Tot Peter me uitschold voor lafaard en me dwong opnieuw te
gaan studeren. Ik vond een tof
gemeenschapshuis en was weer
vertrokken. Je moet het geluk
hebben iemand tegen te komen
die je op sleutelmomenten weer
eventjes op het rechte pad zet.”
29 en platenbaas
En het werd alleen maar beter. “Ik
maakte een thesis over de marketing in cafés en werd daarvoor riant betaald door Stella, dat ook al
mijn drankkosten vergoedde. Zes
maanden heb ik samen met mijn
kotgenoten alle cafés van Leuven
afgedweild, heerlijk.”
De verhandeling werd opgepikt
door alle nationale kranten en De
Clippeleir kreeg een job aangeboden als productmanager bij brouwerij Maes. “Ik weigerde beleefd,
want ik had linkse idealen en was
al aan de slag bij Netwerk Vlaanderen, rond duurzaam bankieren.
Trappist met suiker
Maar daar raakte ik vanaf dag één
“Statistiek, wijsbegeerte, dat wa- gedesillusioneerd over het gebrek
ren pas moeilijke vakken. Ik was aan professionaliteit. Als deze
(© KU Leuven | Rob Stevens)
sector de wereld moest redden
...” Maes moest bij een tweede poging niet lang aandringen.
Twee jaar later, in 1988, werd
hij promotiemanager bij De Standaard: “De leukste job aller tijden.
Ik organiseerde evenementen
voor de lezers, van filmpremières
en Rosas-voorstellingen tot avonden ‘ten huize van’ bijvoorbeeld
premier Martens. Ik genoot ervan
andere kunstvormen te leren kennen, en één keer per jaar ging ik
mee met een vliegtuig vol lezers
naar het restaurant van driesterrenchef Bocuse.”
duldig manneke en nam meteen
een paar gedurfde beslissingen.
Zo ontsloeg ik een verkoopsdirecteur die er al 30 jaar zat omdat hij
in het zwart werkte en toeliet dat
anderen dat deden. Dat druiste
in tegen mijn sterk ontwikkelde
rechtvaardigheidsgevoel.”
Op het dak van de wereld
“Heel belangrijk voor mij was
dat ik het contract met Clouseau
kon vernieuwen en dat ik Dana
Winner heb getekend. Daar werd
bij een ernstig label als het onze
– we hadden Soulsister, The Ra-
“Ik wil nog wel directeur
worden van een museum voor
schone kunsten. In die lichtjes
ingeslapen wereld kan ik
misschien een verschil maken.”
In 1990 vroeg EMI België hem als
marketingdirecteur. “Daar moest
ik geen twee keer over nadenken”,
lacht hij. In 1992 zat hij zelf in de
algemene directeursstoel. “Veel
te vroeg, ik was nog maar 29. Maar
de Franse EMI-baas drong aan
omdat zijn eigen kandidaat niet
wilde komen. Ik maakte natuurlijk alle denkbare fouten en moest
opboksen tegen oudere collega’s
die zich gepasseerd voelden,
maar ik voelde wellicht de jeugdige overmoed. Ik was een onge-
dios, De Kreuners – een beetje
op neergekeken, maar Dana had
met Op het dak van de wereld net
een monsterhit gescoord. Ik ben
nooit echt een artistieke man geweest, maar ik herken het wel als
iets goed gaat worden en ik kan
mensen overtuigen.”
“Het enige dat je als manager
moet kunnen is goeie mensen
kiezen, ze goed laten samenwerken en motiveren.” Zijn credibiliteit is daarbij de sleutel. “Ik ben
geen charismatische mens, maar
je gelooft me als ik iets zeg. Ik ben
geen praatjesmaker.”
Het heeft hem ver gebracht, letterlijk de wereld rond, toen hij
van 2002 tot 2005 International
Director New Technologies was bij
Universal, ’s werelds grootste platenfirma. “Business class, goede
hotels, lekkere diners – het gaf me
het gevoel dat ik eventjes iemand
was en dat was geestig. Mijn hele
bioritme was wel om zeep en ik
was nooit meer dan twee avonden per week thuis, maar dat
voelde nooit als een opoffering.
Nu pas begint het een beetje te
wegen en ga ik niet meer naar alle
concerten in de AB. Wel naar alle
Belgische artiesten. Onlangs nog
naar Balthazar en Girls in Hawaii:
fenomenaal goed! Bij mij geen risico op burn-out, want die krijg je
alleen in de verkeerde jobs. Mijn
werk is fantastisch boeiend.”
Onrust en energie
Er pakten nochtans donkere
wolken samen boven de laatste
van zijn 17 jaren als platenbaas.
“Steve Jobs kwam met zijn iPod
en alles gebeurde online, maar
de internationale platensector
wilde dat niet zien. Ze hebben
zichzelf kapotgemaakt. Overal
zaten slechte managers en toen
de crisis losbrak, hadden ze geen
antwoord klaar.”
“De toekomst van muziek is
vooral live, denk ik, maar zelfs
daarmee moet je opletten: mensen worden kieskeuriger, de ticketprijzen stijgen en de jeugd is
niet meer zo gehecht aan groepen
als vroeger. Dat laatste baart me
nog het meest zorgen. Jongeren
30 april 2014
gaan naar evenementen als Tomorrowland om erbij te zijn, minder voor de muziek.” Het wordt
een grote uitdaging, zegt hij, ook
voor de AB, waar hij nu ruim drie
jaar directeur is.
“De oplossing ken ik niet, maar
dat is niet erg. De dodelijkste fout
die je kunt maken – en die de muziekindustrie heeft gemaakt – is
niet bewegen. In een ongelukkig
huwelijk moet je ook niet zitten
wachten tot het vanzelf weer beter
wordt.”
“Je moet stappen zetten voor het
te laat is, wanneer het nog goed
gaat.” Op dat vlak is er veel hoop
voor de AB, die vorig jaar 236.768
tickets verkocht, de prijs van
de Vlaamse Gemeenschap voor
Cultuurmanagement 2012-2013
kreeg en in de top twintig van
drukst bezochte concertzalen ter
wereld de enige Europese is.
“En toch zeg ik: laat je niet verblinden. Je mag je nooit wentelen
in je succes, je moet blijven vernieuwen. Dat is geen gemakkelijke boodschap, want mensen vragen zich af waarom ze nog harder
moeten werken voor iets waarvan
het niet eens zeker is dat het gaat
lukken.” Zo zijn er de plannen
met het Amerikaans Theater, dat
de AB mee wil uitbouwen tot een
groots opgezet Brussels cultuurcentrum. “Het creëert veel onrust
bij de ploeg, maar als je die kunt
omzetten in energie om vooruit
te gaan, is het de moeite waard.
Ik wil ook blijven experimenteren
met allerlei talent, ook al is drie
vierde van wat we doen in de AB
verlieslatend. Maar dat is geen reden om de 120 jonge bandjes die
we elk jaar in de club ontvangen
geen kans te geven.”
Kunst en leven
Het gebeurt allemaal in zijn geliefde Brussel. “Helaas heeft de
stad een negatief imago. Als culturele instelling heb je de verantwoordelijkheid om daar iets
tegen te doen, bijvoorbeeld door
inspirerende projecten op te zetten over de grenzen van de instellingen heen, of door het gebruik
van het openbaar vervoer aan te
moedigen. De AB bereikt elk jaar
300.000 bezoekers. Dat moet je
durven misbruiken voor belangrijke boodschappen.”
“Maar wees gerust: ik blijf niet
tot mijn 65ste. Binnen een jaar of
vijf is het tijd voor een jongere. En
ik zou wel directeur willen worden van een museum voor schone
kunsten. In die ook lichtjes ingeslapen wereld kan ik misschien
nog een verschil maken.”
Kunst is een passie, net als reizen. “Anderzijds ben ik ook zeer
graag thuis. In het paasweekend
heb ik Liefde in tijden van cholera
zitten lezen. Literatuur blijft een
prachtige manier om even aan de
werkelijkheid te ontsnappen.”
“Ik heb er natuurlijk veel ruimte
voor, want ik ben alleen. Op mijn
twintigste droomde ik ook van de
vrouw van mijn leven en een gezin, maar het is anders gelopen.
Je kunt leren daarmee tevreden te
zijn, echt waar. In mijn drie jaar als
bedrijfscoach (van 2008 tot 2011,
onder meer bij Fortis – red.) heb ik
veel geleerd over mensen. Een fout
die velen maken, is zeggen: ‘Ik ben
nu eenmaal zo, ik kan niet alleen
zijn’. Toch wel. Wanneer je je erop
toelegt, kun je alles af- of aanleren.
Het leven is ook veel genietbaarder als je niet focust op wat je niet
hebt, maar beseft wat je wel hebt.”
Alumni 15
oud-studente maakt japanse
percussie tot levenswerk
“Zeg nooit
‘trommelen’
tegen taiko”
tioneel is taiko ook bedoeld om
levenskracht op te wekken. Je
voelt die trommels met je hele
lichaam. Het is onmogelijk om
er onbewogen bij te blijven. En
tegelijk komt er een grote sereniteit over je heen – taiko is meditatie in beweging.”
Buikdansen
Een paar jaar na haar terugkeer
uit Japan, in 2002, introduceerde Grete taiko in ons land door
Araumi Daiko op te richten: “We
geven lessen, maar organiseren
ook workshops en teambuildingsevents. Daarnaast treden
Toen ze voor het eerst een optreden bij- we met Feniks Taiko op in binen buitenland en is er nog
woonde, wist ze: dit wil ik de rest van mijn nende studentengroep Taiki-Doki,
leven doen. En zo geschiedde: sinologe waar het speelplezier op de eerplaats komt.”
Grete Moortgat (47) is intussen al meer steIntussen
componeert ze ook
dan vijftien jaar met hart en ziel – en bi- zelf stukken voor taiko. En zoekt
steeds nieuwe combinaties
ceps – verslingerd aan taiko, de Japanse ze
met andere disciplines. “Zo
percussie met de helende werking: “Als hebben we al samengewerkt
rockbandjes, fanfares en
je me zo meteen bezig ziet, zal je het niet met
operazangers, met Belle Perez
en Scala ... En we hebben balgeloven, maar ik heb twee hernia’s.”
lerina’s, buikdanseressen, ropeskippers en ijshockeyspelers zien
Ine Van Houdenhove
Ze ging les volgen: “Tien tot bewegen op onze taikoslagen.”
twaalf uur per week, meteen vrij
“Mijn toenmalige partner en ik intensief. Ik ontmoette grootwaren zowel geïnteresseerd in meesters en leerde verschilChina als in Japan, en we be- lende vermaarde taikogroepen
sloten dat hij japanologie zou kennen – met een aantal ervan,
gaan studeren en ik sinologie. zoals Kodo, een groep van weIk ben zelfs nog aan een docto- reldniveau, werken we nu gereraat begonnen. Maar in 1996 geld samen. Taiko heeft in Japan
verhuisden we om professionele nog steeds een plaats tijdens ceredenen met ons gezin naar Ja- remonieën en dorpsfeesten. “Ik
pan. Daar maakte ik kennis met heb weleens deelgenomen aan
taiko, een traditionele Japanse een matsuri – een soort procespercussievorm.” En het was lief- sie – waarbij we zes uur aan één
de op het eerste gezicht. “Ik heb stuk moesten spelen. Je raakt
lang aan ballet en judo gedaan, dan in een trance, je boort eneren muziekacademie gevolgd. giebronnen aan waarvan je niet
In taiko vallen alle stukjes van wist dat je ze had. Een onbede puzzel samen. Die combina- schrijfelijke ervaring. Achteraf
tie van elegantie en kracht, van moet je wel drie dagen recupemuzikaliteit en fysieke inspan- reren, maar goed (lacht). De poning is uniek. Taiko verenigt het sitieve energie die je van taiko
cerebrale van klassieke muziek, krijgt is enorm. Mensen denken Taiko is trouwens topsport,
het jezelf smijten van pop, het fy- weleens dat we ‘onze frustraties zegt ze terwijl ze uit het raam
sieke van dans en het ritmische eruit kloppen’, maar je wordt er kijkt naar haar twee medespevan slagwerk.”
gewoon goedgezind van. Tradi- lers die rondjes lopen om zich
“Ik ben
in Japan
aanvaard als
een echte,
een eer die
weinig nietJapanners te
beurt valt.”
op te warmen voor het optreden
van zo meteen. “Het vraagt een
enorme fysieke discipline. Naast
lesgeven train ik met Feniks één
tot twee volledige dagen per
week. Om ons voor te bereiden
op een reis naar Japan, waar het
40 graden kan zijn, doen we situps en push-ups in de sauna.”
Maar je hoeft niet zo intensief
met taiko bezig te zijn om er
heel veel uit te halen. “We werken met autistische jongeren,
met kinderen die slechthorend
of doof zijn ... Sommige cursisten vinden hun levensvreugde
terug, of slagen er ondanks fysieke beperkingen toch in om
taiko te beoefenen. Ik heb zelf
twee hernia’s overgehouden aan
mijn zwangerschappen, maar
dat zal je niet geloven als je me
straks bezig ziet. Dat komt omdat taiko gebruik maakt van heel
natuurlijke bewegingen. En het
heeft een helende werking.”
Ze is nog steeds de enige professionele speelster in België. “Elk
jaar keer ik terug naar Japan. Ik
ben daar aanvaard als een echte,
een eer die weinig niet-Japanners te beurt valt. Ze zeggen me
dat ik een taikohart heb. Taiko is
ook meer dan trommelen, het is
een manier van leven. Een trommel wordt met respect benaderd, met nederigheid tegemoet
getreden.” Haar eigen collectie
bestaat inmiddels uit meer dan
vijftig trommels – goed voor
twee Mercedessen en een villa,
lacht ze. “Sommige zijn heel
duur – gemaakt in Japan uit tropisch hardhout –, andere zijn
zelfgemaakt.”
“Het gaat bij taiko niet om hoe
goed je al dan niet speelt, maar
om de overgave waarmee je het
doet, de discipline, de achtergrond. Taiko is zoveel méér dan
alleen maar show ... al kan het
een geweldige show opleveren –
met belichting of humor of wat
dan ook.”
Wat we een uurtje later volmondig kunnen bevestigen.
www.fenikstaiko.be
Grete Moortgat: “Mensen denken weleens dat we ‘onze frustraties eruit kloppen’, maar je wordt er gewoon goedgezind van.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
16 Maatschappij
campuskrant
Fons leroy
Gedelegeerd bestuurder VDAB
(© ingezonden)
Geachte Heer Rector,
Beste Rik,
Jij als CEO aan het hoofd van de KU Leuven. Ik kan niet
anders dan me afvragen: was het je doordachte beslissing om rechten te studeren die je tot de top geleid
heeft? Of is het misschien je zin om levenslang te leren?
Of zijn het eerder je ervaringen met de ‘universiteit van
het leven’?
Eerst en vooral wil ik deze brief starten met hoopvol
nieuws voor onze afstuderende jongeren: 9 op de 10
Vlaamse schoolverlaters zijn na één jaar niet meer werkzoekend. Door de knelpunteconomie, de ontgroening
en vergrijzing van de samenleving zijn er heel wat kansen voor jongeren op duurzaam werk. Een diploma van
het hoger onderwijs blijkt hierbij nog steeds een garantie om snel de arbeidsmarkt te betreden. Uit cijfers van
het VDAB-Schoolverlatersrapport blijkt echter dat het
niet de masters, maar wel de professionele bachelors
zijn die het snelst werk vinden na hun studie. Dit geeft
toch stof tot nadenken. Ik ben ervan overtuigd dat de
universiteit op dit vlak een niet te onderschatten rol te
spelen heeft: ze moet de jongere goed informeren over
zijn studiekeuze en de impact daarvan op zijn loopbaan
zichtbaar maken. Ik daag je dan ook uit om hiervoor verdere stappen te zetten.
Rik, in welk vak leerde jij een breed publiek te boeien
met zoveel humor, beeldspraak en poëzie? In welk seminarie oefende je om je geloof in de Heilige Maagd zelfs
met een wulpse deerne op schoot te bewaren? In welke
cursus werd je uitgedaagd om religie, politiek, onderwijs en cultuur in één alinea met elkaar te verbinden?
Dit om maar te zeggen dat een persoon niet enkel bestaat uit zijn diploma, maar uit een uniek vat van competenties. Ik wil dan ook onze studenten oproepen zich
niet blind te staren op het verwerven van academische
kennis, maar hen aanmoedigen tijdens hun studie lessen te volgen aan de universiteit van het leven. Zo’n divers ‘parcours de vie’ zal hen later meer opbrengen dan
een manamanama … Geloof me, deze ‘elders’ verworven
vaardigheden zijn even belangrijk voor de uitbouw van
hun loopbaan.
“Een divers ‘parcours de vie’
zal studenten later meer opbrengen
dan een manamanama ...”
beidsmarktcompetenties. Want daar knelt nu vaak het
schoentje. Voor een werkgever zijn dat nu net de belangrijkste competenties, heeft recent onderzoek uitgewezen.
Zo heb ik de arbeidsmarkt betreden met het diploma
van jurist en criminoloog op zak. Maar als ik terugkijk
op mijn studententijd, kan ik met een gerust hart stellen
dat ik evenveel heb overgehouden van de vaardigheden
die ik elders verwierf: als wetswinkelier, tabak plukkend
in Canada of als cartoonist en stukjesschrijver voor studentenkrantjes.
Zowel de KU Leuven als VDAB hebben de taak om studenten goed te informeren over hun studiekeuze én hen
te begeleiden bij de overstap naar de arbeidsmarkt. Ik
vraag je dan ook onze samenwerking verder te verruimen en te zoeken naar nieuwe manieren van dienstverlening voor de studenten, van bij het begin van hun opleidingstraject tot na hun eerste job.
Vriendelijke groet,
Deze ervaringen integreren in het curriculum van het
hoger onderwijs, zie ik als een tweede uitdaging voor
jou; het aanbieden van een brede vorming, die werkplek-leren en onderwijs op de werkvloer omvat. Zou het
niet fantastisch zijn, mochten alle studenten, ook in de
minder arbeidsmarktgerichte opleidingen, studierelevante ‘stages’ volgen of ‘bijbanen’ hebben tijdens hun
opleiding? Ze vervolmaken dan niet enkel hun technische vaardigheden, maar verwerven ook ervaring en ar-
Fons Leroy
Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander
in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de
KU Leuven.
Deze keer: Fons Leroy, oud-student rechten en criminologie, en
gedelegeerd bestuurder van de VDAB.
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af.
Uitgelicht
Ik mag me bij tijd en wijle al eens gaarne laten
omverblazen door een portie goede muziek, zeker
als dat ook letterlijk gebeurt. Zo beleef ik tijdens
een repetitie van de Interfak Big Band met plezier
het samenspel van saxofoons, schuiftrombones
en trompetten, begeleid dan nog door gitaar, contrabas, piano en menselijke stem.
Max Bols, eerste master bio-ingenieur, is altsaxofonist van dienst: “We repeteren één keer
per week. Doel is het jaarlijkse concert, dat dit
jaar op 9 mei plaatsvindt. Blijkbaar voor de dertigste keer, hoorde ik pas, we vieren een jubileum.
Bart (Preneel, medebezieler en dirigent – red.) is
er nog steeds bij, een strenge maar goede leider.
De Big Band bestaat uit een mengeling van alle
leeftijden, we zijn met vijf studenten op een totaal
van zo’n dertig leden. Dat heeft ook wel te maken
met de kwaliteitsnorm: je moet toch al wel enig
niveau hebben om toegelaten te worden.”
“Het is een fijne groep, we doen regelmatig mee
aan festivalletjes en hebben ook al een aantal reizen achter de rug. Een paar jaar geleden hebben
we optredens gedaan in Brazilië, onder andere in
een kasteeltje aan het strand van Copacabana.
Dat was een hele belevenis, met veel enthousiaste toeschouwers. Volgend jaar studeer ik normaal gezien af, maar als het aan mij ligt ga ik nog
een tijdje door met de band.”
Dan laat ik hem vertrekken naar zijn muzikale maten voor het après-drankje waar ik hem nu al te
lang van heb weggehouden.
www.kuleuven.be/cultuur/ibb
30 april 2014
Maatschappij 17
DE RAAD
een actueel vraagstuk belicht
vanuit drie expertises
Wie gelooft
die peilingen
nog?
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Wouter Verbeylen
Marc Hooghe
politicoloog
“Het valt hier nog goed mee
met de ‘peilingswoede’, vind
ik. België is een kleine markt,
en in het Vlaamse landsgedeelte zijn er maar twee grote
verkiezingspolls: die van De
Standaard – VRT en die van De
Morgen – VTM. Die polls geven
wel degelijk grote trends aan,
daar heb ik niet zo’n probleem
mee. Het probleem zit hem in
de omgang met de kleine verschuivingen tussen partijen,
die zich altijd binnen de foutenmarge afspelen. Kranten
lijken daar geen enkele rekening mee te houden: zelfs een
daling van 0,3 procent wordt
“Je leest nooit
dat alles
ongeveer
gelijk blijft”
gewoon vertaald als ‘die partij gaat achteruit’. Dat is pure
onkunde óf kwade wil. ‘Alles
blijft min of meer gelijk’ is nu
eenmaal een slechte krantenkop: een krant moet gelezen
worden, ze geeft geen 25.000
euro uit aan een peiling die
besluit dat er niets echt verandert. Terwijl dat vaak de enige
mogelijke conclusie is.”
“We weten niet of polls een
groot effect hebben op het resultaat. Drijven ze de kiezer
in de armen van de winnaar,
of juist richting underdog?
Zo’n peiling creëert natuurlijk
wel percepties. Bart De Wever
had gelijk toen hij eens zei
dat N-VA door de peilingen
de perceptie tegen kreeg. De
partij staat nog altijd op een
mooie winst tegenover de vorige verkiezingen, maar tegenover eerdere peilingen die tot
40 procent aangaven, leek de
N-VA plots toch een verliezer.
En kopstukken van een partij
als Vlaams Belang, die peiling
na peiling in het verlies staat,
kunnen dat toch niet zomaar
naast zich neerleggen. Ze gaan
zich ernaar gedragen, ze laten
de schouders hangen: ‘Winnen gaan we toch niet meer.’
De kiezer vangt dat soort signalen natuurlijk ook op. (Update: in de laatste peiling van
De Standaard is ‘de kiesdrempel
in zicht’ voor Vlaams Belang; in
De Morgen een dag eerder ‘stijgt
de partij opnieuw boven 10 procent’ – red.)”
“Herleiden peilingen verkiezingen teveel tot een wedstrijd?
Een goede kiescampagne heeft
de twee elementen: de inhoudelijke strijd én de ‘horserace’.
Het wordt pas problematisch
als alleen die ‘horserace’ nog
overblijft. Ik begrijp wel dat de
partijen zelf zo gefixeerd zijn
op polls en hypergevoelig zijn
voor de cijfertjes. Er hangt ook
zóveel vanaf. Het is een persoonlijke appreciatie – geloof
maar dat politici exact hun
aantal voorkeurstemmen kennen. Plus: een politieke partij
mag maar één keer om de 4
à 5 jaar ‘examen doen’ bij de
kiezer, en dat examen bepaalt
of die paar honderd man op
je partijbureau in Brussel hun
job houden. Partijen willen
misschien niet noodzakelijk
winnen, maar ze willen zéker
niet verliezen.”
er met dit soort emotionele factoren rekening wordt gehouden in
politiek onderzoek. Stemgedrag
zou vooral rationeel zijn, en consumentengedrag
emotioneel?
Waarom zou dat zo zijn? Kiezers
kunnen hun stem achteraf misschien wel als ‘rationeel’ verkopen, en met argumenten onderbouwen, maar op het moment zelf
van de stembusgang spelen er ook
andere zaken.”
“De keuze voor een nieuwe
smartphone is al een bijzonder
overwogen keuze in vergelijking
met de politieke keuze. Daarvoor
ga je op een zondag even in de rij
staan, het is zó voorbij, er lijkt weinig verband met je dagelijks leven.
Ik zeg niet dat stemmen willekeurig gebeurt, maar op dat moment
speelt bij de meeste mensen toch
vooral: ‘Waar voel ik me goed bij?’,
eerder dan ‘Welke impact heeft dit
op het beleid?’ Dat verschilt echt
niet zoveel van: ‘Ik voel me beter
met Nike aan mijn voeten dan met
Adidas’. Bovendien: van een foute
consumentenkeuze heb je meer
rechtstreekse ‘last’ dan van een
foute stem: je bent je geld kwijt.”
se bevolking al beter, maar bij dat
soort peilingen is de respons dan
weer héél laag, en je weet natuurlijk nooit wat de mensen die niet
deelnemen uiteindelijk zullen
stemmen. Foutenmarges worden
soms nog vermeld, maar over die
non-respons wordt nooit gesproken.”
nieuwsmoment kunnen creëren,
met een echte wisselwerking met
de politieke realiteit als gevolg.’
Zeg nu zelf: is dat de taak van de
media, van de openbare omroep:
een bepaalde politieke ambiance
creëren?”
“Geeft een peiling dan niets aan?
Jawel: grote trends. Soms zitten ze
in de buurt, soms zitten ze er ook
stevig naast. Een groot deel van
de kiezers beslist bijvoorbeeld op
het laatste moment, maar de onbeslisten worden wel uit de cijfers
van de polls weggelaten. Op die
manier zijn ‘verrassingen’ bij de
uitslag niet verwonderlijk.”
“Maar die polls kunnen dus wel
degelijk een effect hebben. En elk
effect – hoe klein ook – is voor mij
een nefast effect. Want verkiezingen peilen toch naar de wil van de
kiezer? Alles wat die wil vertekent,
is uit den boze. Het klopt dat een
peiling je kan helpen strategisch te
stemmen: ‘Deze partij heeft mijn
stem niet nodig, die partij kan ze
beter gebruiken.’ Maar alweer: dat
klopt enkel als je uitgangspunt, het
peilingsresultaat, volledig correct
zou zijn. Maar je vertrekt dus van
los zand. Nee, geef mij dan maar
een debat over thema’s, over ideologie. En elke krantenpagina die
aan peilingen wordt versleten, kan
niet meer over de inhoud gaan.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
om zich mee te identificeren. We
zijn geneigd om personen die
door andere mensen graag gezien
worden, zelf ook liever te zien.
Vandaar ook dat partijen zo graag
witte konijnen uit hun hoed toveren: ‘Die Torfs is grappig, ik wou
dat ik ook zo grappig kon zijn, dus
Luk Warlop
daar wil ik wel voor stemmen.’ Dat
Consumentenpsycholoog soort rechtstreekse identificatie
“Het mogelijke effect van zo’n ver- is er niet met een partij. Daar zal
kiezingspoll kan twee kanten uit:
ofwel kies je voor de voorspelde
winnaar, ofwel steun je de underdog. Het eerste lijkt me toch een
pak waarschijnlijker: we willen
graag meegenieten van de winst,
en de glorie van de winnaar op
ons laten afstralen. De stemming
is dan wel geheim, mensen zullen
bij zichzelf zeker een goed, zelfgenoegzaam gevoel ervaren als hun
keuze effectief de uiteindelijke
winnaar van de verkiezingen is.”
toch veel harder doorwegen: wel“Polls die persoonlijk succes ke partij slaagt er het best in zich
meten – welke politicus is de po- in de markt te zetten als spreekpulairste? – zullen daarbij meer buis van bepaalde groepen in de
effect hebben dan peilingen die samenleving?”
het aandeel van partijen in kaart “Eerlijk gezegd verbaast het me
brengen. Mensen zijn altijd op als onderzoeker van consumenzoek naar populaire individuen tengedrag altijd weer hoe weinig
“Over een nieuwe
smartphone
denken we
langer na”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
In de virtuele werkelijkheid van de verkiezingspolls is de uitslag al lang bekend: de N-VA wint, en wel met zo’n
32 procent. Tenzij de polls er volledig
naast zitten. Of ze uw stemgedrag juist
drastisch wijzigen. Want wat zijn die
peilingen nu eigenlijk: (a) informatief –
(b) manipulatief – (c) geen van beide?
(© Joris Snaet)
Bart Meuleman
Socioloog – surveymethodoloog
“Ik heb een groot probleem met
verkiezingspolls. Als wetenschapper kan ik moeilijk anders: ze
hebben geen enkele wetenschappelijke waarde, maar wel degelijk
een politiek effect. Wat dat eerste
betreft: vaak is het aantal deelnemers te beperkt, en zijn de foutenmarges te groot om kleine verschuivingen te meten. Een groot
aantal deelnemers geeft trouwens
geen enkele garantie voor een betrouwbare uitslag. De peiling van
De Morgen en VTM werkt met online panels. Dan kom je niet bij de
gemiddelde kiezer terecht, maar
bij mensen die vaak online zitten
en veel tijd hebben. Je mag dan zoveel deelnemers hebben als je wil,
de resultaten zullen niet representatief zijn. Wat in het begin scheef
zit, zet je nooit recht door de grote
aantallen. De Standaard en de VRT
werken dan weer met telefonische
bevragingen. Dan cover je de gan-
“We willen de wil
van de kiezer
weten. Elk
effect van polls
op de uitslag is
dus nefast."
“Voor de politiek geïnteresseerde
burger heeft zo’n peiling dan ook
geen enkele toegevoegde waarde.
De peilers geven het in hun technische fiches met zoveel woorden toe: ‘Deze peiling is zonder
voorspellende waarde’. Waar ben
je dan nog mee bezig? Waarom
wacht je dan niet gewoon de verkiezing af? Ik citeer even letterlijk
VRT-journalist Ivan De Vadder:
‘Het gaat om één van de weinige
momenten waarop media zelf een
18 Personalia
campuskrant
Boek /
delen
Ludo Meyvis
“Als kind las ik de gebruikelijke
dingen – Pietje Bell, veel strips.
Maar ik herinner me ook nog een
heel speciaal pop-upboek van
Roodkapje. Dat fascineerde me,
dat je met boeken ook iets kon
doén. Dat heb ik ook mijn kinderen proberen te laten voelen, dat
je echt in een verhaal kunt stappen.”
Wat leest u op dit ogenblik?
“Niets, want buiten de vakanties vind ik er te weinig tijd voor
– net als mijn collega’s, zeker?
Maar het laatste boek dat ik op
een relatief rustig moment gelezen heb, was Oorlog en terpentijn
van Stefan Hertmans. Hij schrijft
over zijn grootvader, van wie hij
een aantal documenten en schilderijtjes kreeg uit de tijd van de
Groote Oorlog, die nu zo actueel
is. Je beseft bij zo’n boek hoe buitengewoon het is dat we nu al 70
jaar zonder oorlog leven, en anderzijds hoe dicht dat geweld nog
bij onze wereld staat.”
“Dat ik nu niets lees, klopt natuurlijk niet: ik lees juist heel
véél, maar dan allemaal beroepsgebonden dingen. Maar die moeten óók goed geschreven zijn.
Een aanvraag, een rapport, een
artikel, ze kunnen allemaal zoveel winnen bij goede taal en aandacht voor hoe je het zegt.”
Welk boek heeft u het meeste beinvloed?
“Professioneel zou ik dan kiezen
voor Persuasion and Healing van
Jerome Frank. Dat dateert al uit
1961, maar de boodschap heeft
nog altijd zin. Hij schrijft over wat
hij de niet-specifieke factoren in
de genezing noemt. Daarmee bedoelt hij ons geloof, de hulpverwachting, de cultuur, factoren die
het succes van een genezingsproces vaak meer bepalen dan pilletje x of technische interventie y.
De ontwikkelingen in de geneeskunde hebben ons natuurlijk heel
ver gebracht, maar we mogen niet
blind zijn voor andere factoren
die het succes van een genezingsproces beïnvloeden.”
heid. Ik lees het als een boek van
hoop en veerkracht. Prachtig.”
“Een andere lijn kan je misschien vinden in de voorkeur
die ik blijk te hebben voor debuten. Ik denk aan een pareltje als
Bonsai van Alejandro Zambra.
Al vond ik zijn tweede werk ook
sterk: Manieren om naar huis terug
te keren, over een jongetje van 9
dat verdwaalt zoals de auteur verdwaalt tussen fictie en realiteit,
in het Chili van Pinochet. Een
ander prachtig debuut is Beleefd
verwoord, de eerste poëziebundel van Joost Vanbrussel. Weinig
“In De laatkomer van Dimitri
Verhulst en Sprakeloos van Tom
Lanoye staan veel passages die
me als dementiespecialist niet
onberoerd laten.”
Zit er een lijn in wat u leest?
“De laatste tijd lees ik doelbewust
boeken die iets te maken hebben
met het land waar ik naartoe ga.
Vorig jaar ben ik naar Zuid-Afrika
geweest. Dus heb ik Coetzee gelezen, In the Heart of the Country.
Een beklijvend boek, stilistische
top. Zuid-Afrika leer je nog beter
kennen door Long Walk to Freedom van Nelson Mandela, over de
weg die hij heeft afgelegd, met de
bekende hindernissen, maar uiteindelijk toch leidend naar vrij-
bekend buiten Roeselare, maar
héél erg goed. Hij is lokaal actief
op heel wat sleutelmomenten in
het menselijk leven, bij feesten,
begrafenissen enzovoort. Dat zie
je in zijn teksten. Ik gebruik geregeld een gedicht van hem, als
poging tot troost – ik schrijf die
ook zelf wel eens, maar Vanbrussel doet het perfect.”
U werkt onder andere rond dementie. Is dat een thema dat in
uw lectuur aan bod komt?
“Ja, gelukkig wel. In De laatkomer
De leeslijst van
Chantal Van
Audenhove
Pietje Bell
Chris van Abkoude
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Een aanvraag, een rapport, een artikel, ze kunnen allemaal zoveel winnen bij aandacht voor hoe je het zegt.” Aan literatuur komt professor
Chantal Van Audenhove alleen in vakanties toe, maar ook in haar werk
hecht ze belang aan goed taalgebruik. Ze is buitengewoon hoogleraar
aan de Faculteit Geneeskunde en als directeur van LUCAS vooral begaan
met geestelijke gezondheidszorg en de dementieproblematiek.
Persuasion and Healing
Jerome Frank
In the Heart of the Country
J.M. Coetzee
van Dimitri Verhulst en Sprakeloos van Tom Lanoye staan bijvoorbeeld veel passages die een
dementiespecialist niet onberoerd laten. Betutteling, bijvoorbeeld, wordt door Lanoye heel
scherp weergegeven – de sfeer
van ‘ons soepke’, ‘hoe is het vandaagskes’, ... Lanoye en Verhulst
verwoorden het soms cynisch,
maar dat is nodig om misstanden
aan te kaarten. Door dergelijke
boeken word je eraan herinnerd
dat je dementie niet alleen op
technisch-medisch of institutioneel vlak mag aanpakken, maar
dat iedereen eerst en vooral een
persoon is. Natuurlijk zijn er ook
veel zorgverstrekkers die het juist
wel heel goed doen.”
Welk boek moet ik lezen om beter
met dementie te leren omgaan?
“Ik zou Huub Buijssen aanraden,
De beleving van dementie. Dat is
helemaal geen technisch boek,
maar een verzameling quotes over
hoe het is om dementie te voelen
aankomen, hoe je de aanpak van
de buitenwereld ervaart.”
En leest u ook dingen die je guilty
pleasure zou kunnen noemen?
“Ach, guilty … In ons gezin bestond
wel een grote liefde voor Max en
de Maximonsters (vertaling van
‘Where the Wild Things Are’ – red.),
een verhaal uit 1963 van Maurice
Sendak. Heel kort, maar héél in-
Long Walk to Freedom
Nelson Mandela
Beleefd verwoord
Joost Vanbrussel
De laatkomer
Dimitri Verhulst
Sprakeloos
Tom Lanoye
De beleving van dementie
Huub Buijssen
Max en de Maximonsters
Maurice Sendak
spirerend. Onze kinderen eisten
bijna dat dat verhaal bovengehaald werd als ze gingen slapen.
We speelden dat dan na, met alle
wilde gebaren en woeste geluiden waar dat verhaal om vraagt.
Dat deed trouwens ook president
Obama toen hij onlangs op Paasmaandag aan kinderen voorlas
uit het boek, in de tuin van het
Witte Huis. Dus guilty? Welnee,
het is juist dolle pret.”
Benoemd of onderscheiden
Professor Dirk Timmerman, hoogleraar
gynaecologie en verloskunde aan de
Faculteit Geneeskunde en kliniekhoofd
benigne gynaecologie en gynaecologische echografie aan UZ Leuven, ontving op 23 april uit handen van koningin
Mathilde de prijs van het Fonds InbevBaillet Latour voor klinisch onderzoek.
Die wordt jaarlijks toegekend aan
twee Belgische onderzoekers, één per
landsgedeelte, en is goed voor 75.000
euro. De jury bekroont professor
Timmerman voor zijn onderzoek naar
computermodellen voor de diagnose
van eierstoktumoren.
Vier professoren van de KU Leuven
kregen een adellijke titel toegekend
door koning Filip. Emeritus professor Herman Daems (Faculteit Economie
en Bedrijfswetenschappen), voorzitter
van de raad van bestuur van de KU
Leuven, mag zich voortaan baron noemen. Professor kinderpsychiatrie Peter
Adriaenssens (deeltijds hoofddocent
Faculteit Geneeskunde) is benoemd tot
commandeur in de Leopoldsorde. Ook
emeritus professor genetica JeanJacques Cassiman (Faculteit Geneeskunde) kreeg die titel. Professor Baki
Topal, hoofd van de Eenheid Abdominale Oncologische Heelkunde (KU
Leuven) en van de Afdeling Abdominale Heelkunde (UZ Leuven), mag zich
voortaan commandeur in de Kroonorde
noemen.
Professor Bart Preneel (Afdeling
ESAT – COSIC, Computerbeveiliging en
Industriële Cryptografie) ontvangt de
Excellence in the Field of Mathematics
Award van de RSA Conference voor zijn
onderzoek en zijn inzet om Europese
beleidsmakers bewust te maken van
het belang van cryptografie-onderzoek.
Doctorandus Anna Van Cauwenberge
(Instituut voor Mediastudies) ontvangt
een Top Paper Award van de International Communication Association
(ICA) voor haar paper TV no longer
commands our full attention: effects
of second-screen viewing and task relevance on cognitive load and learning
from news (promotor professor Leen
d’Haenens). Postdoctoraal onderzoeker Laura Vandenbosch (School
voor Massacommunicatieresearch)
ontvangt van diezelfde ICA de Top
Dissertation Award voor haar doctoraatsonderzoek Self-objectification
and sexual effects of the media: an
exploratory study in adolescence
(promotor professor Steven Eggermont).
Professor Gert Vande Broek (Departement Bewegingswetenschappen),
ook trainer-coach van de nationale
vrouwenvolleybalploeg en van Asterix
Kieldrecht, ontvangt de Sport Science
Award 2013 van de wereldvolleybalbond FIVB voor zijn wetenschappelijke bijdrage aan het onderzoek inzake
coaching- en motivatiepsychologie.
In Memoriam
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
Professor Dries De Bleecker
Emeritus docent aan de Faculteit Letteren, docent in de
Nederlandse en de algemene taalkunde aan Kulak
geboren op 10 maart 1930 en overleden op 15 maart 2014
Professor Walter Loy
Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen
geboren op 15 maart 1935 en overleden op 15 maart 2014
Professor Jef Nuttin
Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Psychologie
en Pedagogische Wetenschappen
geboren op 16 mei 1933 en overleden op 18 maart 2014
Mevrouw Maggy Clerckx
Secretaresse Universitaire Parochie
geboren op 26 november 1966 en overleden op 19 april 2014
30 april 2014
Studenten 19
Droomjob
voetbal
manager
Zijn de
verwachtingen
van studenten
over hun
droomjob
realistisch? En
hoe moeten ze
die felbegeerde
baan te pakken
krijgen? Stap één:
wij regelen een
ontmoeting met
een alumnus die
de droom beleeft.
In deze aflevering:
Pieter Paul en de
voorzitter van de
voetbalclub.
Pieter Paul Bonne en Bart Verhaeghe werken aan hun balgevoel in het Jan Breydelstadion.
Ine Van Houdenhove
Pieter Paul Bonne (22) volgt de
master economie, recht en bedrijfskunde en droomt van een
carrière als manager – en dat het
allerliefst in het voetbal: “Na een
knieblessure heb ik mijn eigen
sportieve aspiraties opgeborgen
en ben ik me in onze voetbalclub – KHO Stade Bierbeek – op
trainen gaan toeleggen. Ik heb
vijf jaar lang de allerjongsten de
beginselen van het voetbal bijgebracht. Heel leuk, maar niet
te combineren met mijn zware
werkweek als vicepreses bedrijfsrelaties bij Ekonomika – die is al
ternauwernood te verzoenen met
mijn studie (lacht). Ik zou graag
deel uitmaken van het bestuur
van een club: personeelsbeleid,
organisatie van de trainingen,
communicatie ... het lijkt me allemaal superinteressant! Daarom kijk ik uit naar een opleiding
sportbeheer.”
Maar eerst gaan we naar het Jan
Breydelstation in Brugge, waar
rechtenalumnus Bart Verhaeghe
sinds drie jaar voorzitter – en inmiddels ook meerderheidsaandeelhouder – is van Club Brugge.
Hij is ook voorzitter van vastgoedgroep Uplace en het Noorhof Investment Fund, en bestuurder van
de Vlerick Business School. Maar
hij is minstens één dag per week
op de club, zegt een medewerker terwijl hij ons naar het veld
brengt waar de ploeg zich voorbereidt op de match van morgen.
We passeren de van rijkelijk gevulde fruitschalen voorziene spelerszone, waar de WAG’s op hun
voetballer kunnen wachten, de
fitnessruimte, waar een geblesseerde Meme Tchité kilometers
wegtrapt op de hometrainer, en
de betonnen badkuip waar een
half elftal in past, en lopen over
de gemanicuurde grasmat waar
vier fulltime tuinmannen een
dagtaak aan hebben. Het testosteron hangt overal zwaar in de
lucht.
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Een voetbalclub is
geen fabriek”
Duurzaam voetballen
“De spelers oppeppen? Of tips
geven? Aan dié mannen? Ik kom
genieten,” lacht Bart Verhaeghe
even later als we hem treffen aan
de rand van één van de verwarmde trainingsvelden die de club
onder zijn impuls heeft laten aanleggen. “Niet doorvertellen welke
moves en passes ze inoefenen”,
zegt hij half grappend terwijl hij
wijst naar de spelers die morgen
zullen aantreden tegen aartsri-
professioneel team samengesteld, met onder meer een general manager en een sportief directeur. Ik was op zoek naar een
duurzame manier van voetbal bedrijven.”
Op een voetbalclub kan je perfect het klassieke businessmodel
toepassen, vindt hij. “De vergelijking klinkt misschien wat cru,
maar wij hebben óók klanten en
een product. Al is het nu ook weer
geen fabriek – we werken vóór
in kruipt. Zo beoordelen we wedstrijden aan de hand van statistieken en analyses, weg van de cafépraat. We proberen de dingen die
je kán beheersen te beheersen,
en risico’s zoveel mogelijk uit te
sluiten, al speelt de factor geluk
natuurlijk ook een rol.” Een dergelijke professionalisering is nog
vrij nieuw voor ons land – Duitsland is wat dat betreft hét grote
voorbeeld. Club Brugge zelf evolueerde in drie jaar tijd van een
Club-voorzitter Bart Verhaeghe:
“De spelers oppeppen? Of tips geven?
Aan dié mannen? Ik kom genieten.”
vaal Anderlecht. “Van de vijf goals
tegen Lokeren vorige week waren
er drie doorgetraind, zo gaat dat
tegenwoordig.” Hij supportert al
van kindsbeen af voor Club Brugge en uiteraard zit hij ook zondag
op de tribune: “Willen winnen
doet soms zeer, maar als we verliezen ben ik dat ook weer snel
vergeten, vooral als we tóch goed
gespeeld hebben.”
Enkele jaren geleden hielp hij
Club Brugge bij het dossier rond
de bouw van een nieuw stadion.
In 2011 kreeg hij de vraag om
voorzitter te worden: “De dagelijkse leiding wilde ik niet op me
nemen. Ik heb wel meteen een
en mét mensen, en dat vergt een
specifieke aanpak. Spelers komen en gaan, je moet een team
creëren, zorgen dat de opvolging
verzekerd is.”
Schande
Hij ziet zichzelf als “ondergeschikt aan het verhaal”: “Mijn rol
is om te faciliteren: zorgen dat we
de juiste mensen hebben, goede
structuren, voldoende budget ...
Met het sportieve beleid bemoei
ik me niet, al heb je door je keuze
voor een bepaalde coach natuurlijk wel een zekere invloed.”
“Voetbal bedrijven is een métier, waar veel studie en arbeid
vzw naar een professionele nv
met ruim honderd werknemers
en een omzet van meer dan 35
miljoen euro. De plannen voor
een nieuw stadion zijn inmiddels
hervat. “Je hoort soms zeggen dat
je niet in voetbal mag investeren
om winst te maken. Wel, ik doe
het niet voor het geld, maar het
zou een schande zijn als we er
niet naar zouden streven om rendabel te zijn en een meerwaarde
te realiseren, zoals iedere onderneming.”
Hij geeft een welgemikte trap
tegen een bal die zijn richting
uitkomt: “Dit is in ieder geval een
droomjob voor wie zoals ik ge-
passioneerd is door voetbal. Het
verschaft me vreugde en geeft me
energie. Ik noem dit niet werken,
maar investeren in iets waaraan
ik plezier aan beleef, en wat ik
ook goed kan. Ik doe alles hier
even graag – al heb ik die stapel
administratie gisteravond toch
met net iets minder enthousiasme weggewerkt (lacht).”
“Ik vind het alvast schitterend
dat je als student dromen hebt en
dat je daarvoor durft uitkomen.
Te weinig mensen doen dat. Terwijl je alleen dán kans maakt dat
die dromen waar worden.”
Heeft hij voor Pieter Paul nog
nuttige tips die daarbij kunnen
helpen? “Deze business is ongelofelijk complex, dus een goede
opleiding is een must – wélke
precies maakt niet zoveel uit. Een
juridische achtergrond komt zeker van pas – we krijgen veel met
contractrecht te maken. En met
regelgeving – wij worden méér
gecontroleerd dan de banksector.
Een MBA, zoals ik heb gevolgd bij
Vlerick, is een absolute aanrader.
Maar uiteindelijk moet je vooral
goed kunnen managen, doelstellingen waarmaken. Fouten durven maken en daaruit leren. En
niet teveel zeveren (lacht).”
Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons
weten via [email protected]
20 Buitenkant
campuskrant
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Homerun in toga
Voor de derde keer organiseerden leerkrachten Latijn en studenten van de lerarenopleiding Latijn tijdens de paasvakantie een Romeins kamp, deze keer in het Limburgse Beverlo. Door de
Romeinse cultuur in al haar aspecten en op een speelse manier te presenteren – van zingen in het Latijn tot koken op zijn Romeins – willen ze leerlingen van het eerste tot het vierde jaar
aso aansporen om verder Latijn te studeren in de hogere jaren. Op het programma stond ook een spelletje Honkopoly, een kruising van honkbal en Monopoly. De straten op het speelbord
waren voor de gelegenheid vervangen door Romeinse gebouwen zoals het Colosseum en het Circus Maximus. www.romalia.be
gevonden:
VOORWERP
Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk
voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of
op één van die muren: op de voorgevel van het ingangsgebouw van Sociale
Wetenschappen prijkt het Alpejagerslied van Paul van Ostaijen.
De campus, tussen de Parkstraat, de Vesaliusstraat
en de Van Evenstraat, werd enkele jaren terug volledig vernieuwd. Sluitstuk was het glazen volume
dat twee gebouwblokken verbindt en de centrale
ingang vormt van de faculteit. Professor Manu
Gerard was destijds decaan en nauw betrokken
bij de realisatie: “Opdat het op warme dagen geen
broeikas zou worden achter de zuidelijke gevel,
stelden architecten Poponcini en Lootens voor om
een zonnewering te plaatsen van gegalvaniseerde
stalen platen ... en er een kunstwerk van te maken
door er een tekst in uit te boren. We zochten met de
hele faculteit naar een tekst met stopping power.”
Citaten van Max Weber en Karl Marx, popsongs
en verzen van Goethe passeerden de revue, en uiteindelijk werd gekozen voor het beroemde gedicht
over een ontmoeting ter hoogte van de winkel van
de heren Hinderickx en Winderickx. “Omdat het
gaat over sociale conventies is het zeer toepasselijk
voor ons vakgebied. Het idee kwam van collegasocioloog Luc Huyse, die het gedicht 32 jaar lang
declameerde aan het begin van zijn colleges.” Voor
de vormgeving zorgde de gerenommeerde Nederlandse beeldhouwer Henk Visch, die ook het beeld
op het binnenplein ontwierp. “De bovenste regels
zijn groter dan de onderste, zodat het hele gedicht
leesbaar is van op de begane grond. Je kan de making of – een hele klus trouwens – op YouTube bekijken.”
Voor E. du Perron klinkt de opdracht bij het gedicht. Professor Dirk De Geest: “Van Ostaijen had
van zijn vriend Du Perron het verzoek gekregen om
een gedicht voor hem te schrijven. Hij stuurde het
hem in het najaar van 1927 toe vanuit het sanatorium waar hij niet veel later zou overlijden. In de
tekst kan je kritiek lezen op het kleinburgerlijke,
op marionetachtige, reflexmatige gebaren en rituelen die in de plaats komen van werkelijk contact,
en in de slotregels ook op de fetisj van het bezit.”
“Tegelijk roept het vers geen realistische werkelijkheid op. Je moet het zien als een soort van autonoom bouwsel, met een suggestieve muzikaliteit:
door de herhalingen en vooral de ritmische structuur van tonen en tegentonen, korte en langere
zinnen, gaan de woorden onderling ‘resoneren’
en zo nieuwe betekenissen tot stand brengen. Dat
wordt typografisch verbeeld door het vers ook letterlijk ‘ruimte’ te geven. De lezer moet tegelijk kijken en lezen.”
Op 25 september 2009 werd de gerenoveerde
campus met een groots kick-offevenement ingehuldigd. Gerard: “Het Alpejagerslied werd voorgedragen door Peter Holvoet-Hanssen onder begeleiding van het muzikale duo Wolf. De herfstzon
scheen op de gevel – een echt kippenvelmoment.”
“Sinds de renovatie heeft onze faculteit voor het
eerst een herkenbaar gezicht. En daar draagt het
Alpejagerslied in grote mate toe bij. Als het donker is, en er brandt licht binnen, zie je dat vanaf
het pleintje door de letters en de gaatjes schijnen.
Heel poëtisch!”
Ine Van Houdenhove
 Het Alpejagerslied: de faculteit wou een tekst met stopping power.
(© KU Leuven | Rob Stevens)