Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug. Tijdschrift - toelating gesloten verpakking Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X 2099 Antwerpen X n° BC 6379 erkenning: p303221 PB-nr. B-4883 3 0 a p r il 2 0 14 | nr 8 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k / t i jdschrif t va n de k u l eu v en “KU Leuven mag niet chronisch neutraal zijn” a artsbisschop en grootk anselier andré-jozef léonard [6-7] (© KU Leuven | Rob Stevens) Rik in bic Rector Rik Torfs poseert voor student Guy Atafo, die de gelaatstrekken van de rector vertaalt naar een balpentekening in zijn kenmerkende stijl. De huiskunstenaar van de Faculteit Sociale Wetenschappen kreeg de voorbije maanden de kans om zijn artistieke talent te tonen en verder te ontwikkelen. Dat deden ook de andere Faculty STARs: er werd volop gedanst, gefilmd, gefotografeerd, gezongen en gemusiceerd. Op 15 mei bundelen de STARs hun artistieke krachten tijdens een slotevent in de Universiteitshal. Daar zal u ook het portret van de rector kunnen bewonderen. Meer info: www.facultystars.be Diagnose immuundeficiëntie moet dringend beter “Een kwestie van leven of dood” “Senne was drieënhalf toen hij plots ziek werd. Schijnbaar een banale longinfectie, maar het bleek veel ernstiger. Niemand wist raad tot iemand aan immuundeficiëntie dacht.” Na twee beenmergtransplantaties heeft Senne nu uitzicht op een normaal leven. Hij heeft geluk bij veel ongeluk gehad, want 80 procent van de gevallen van primaire immuundeficiëntie (PID) blijft onder de radar. Hoog tijd om daar verandering in te brengen. Luc Vander Elst Naar schatting één op duizend Belgen wordt geboren met een primaire immuundeficiëntie, een aangeboren defect in het afweersysteem waardoor het lichaam zich niet of minder goed kan verweren tegen infecties. Het gevolg laat zich raden: veelvuldige infecties en ontstekingen, die niet zelden levensbedreigend zijn. Bovendien komen PID’s in zoveel verschillende vormen voor dat ze vaak niet eens worden ontdekt. En net een vroege diagnose en dito behandeling zijn cruciaal. Helaas hebben nog te weinig artsen de reflex om aan een immuundeficiëntie te denken. Verschijningsdata Campuskrant Daardoor blijven naar schatting 80% van de PID’s onder de radar of worden ze pas post mortem gediagnosticeerd. Professor Isabelle Meyts, hoofd van de Afdeling Kinderimmuundeficiënties in UZ Leuven, pioniert al sinds 2007 met de PID’s: “Immuundeficiënties zijn in België nog onontgonnen gebied. Met een aantal Belgische kinderartsen proberen we daar verandering in te brengen. Het is een zware strijd, maar ze loont de moeite: we redden kinderen die anders zouden overlijden en we geven mensen een beter leven omdat we eindelijk een oplossing vinden voor hun problemen.” nr. 9 – 28 mei 2014 Niemandsland Senne is nu zes. Dankzij professor Meyts en na twee beenmergtransplantaties heeft hij nu uitzicht op een normaal leven. Als zijn PID niet tijdig was ontdekt en behandeld, dan zou hij er nu waarschijnlijk niet meer zijn. Zijn ouders, Hella en Bram, vertellen: “Senne was drieënhalf toen hij plots ziek werd. Schijnbaar een banale longinfectie, maar geleidelijk aan bleek het ernstiger dan aanvankelijk gedacht. Niemand wist echt raad tot iemand aan immuundeficiëntie dacht en professor Meyts een chronische granulomateuze deficiëntie of CGD vaststelde.” pagina 5 nr. 10 – 25 jun 2014 Het failliet van de fermette Reinterpreting detached dwellings vl a ams verk avelingsmodel botst tegen grenzen a an [4] Het heelal begon in Leuven een standbeeld voor georges lemaître, vader van de bigbangtheorie [10-12] ‘Out of Africa’, maar hoe? archeologische vondsten in saudi-ar abië: nieuw licht op migr atie homo sapiens [9] “Je gelooft me als ik iets zeg” Le ven na Leuven: dirk de clippeleir, directeur van de ancienne belgique [14] “Elk effect van de polls is nefast” hoe manipul atief zijn de peilingen? [17] nr. 1 (jg 26) – 24 sep 2014 nr. 2 (jg 26) – 22 okt 2014 nr. 3 (jg 26) – 19 nov 2014 2 Nieuws campuskrant Column: veerle draulans Campuskrant Lessen uit Limpopo Maandelijks tijdschrift van de KU Leuven – een realisatie van de Nieuwsdienst hoofdRedactie Sigrid Somers Reiner Van Hove (© KU Leuven | Rob Stevens) colofon Redactie Tine Danschutter, Ilse Frederickx, Jack McMartin, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen Redactieadres Naamsestraat 22 – bus 5002 3000 Leuven T 016 32 40 13 [email protected] Adreswijzigingen Alumni Lovanienses Naamsestraat 63 – bus 5601 3000 Leuven [email protected] medewerkers Katrien Steyaert, Luc Vander Elst Grafisch ontwerp Catapult, Antwerpen Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen Fotografie Rob Stevens Cartoons Joris Snaet Reclameregie Inge Verbruggen T 016 32 40 15 [email protected] Oplage 28.600 ex. Drukwerk Eco Print Center, Lokeren Haar man is zes jaar geleden overleden aan de gevolgen van een nierprobleem. Ze hadden het geld voor zijn medische behandeling niet snel genoeg bijeen. Grace, verpleegkundige uit Malawi en moeder van twee studerende dochters, vertelt het me na een vergadering over hiv-preventie in lokale gemeenschappen, in de Zuid-Afrikaanse provincie Limpopo. Ze verhuisde naar Zuid-Afrika na de dood van haar man. Noodgedwongen, omdat de lonen van een verpleegkundige in Malawi onvoldoende zijn om haar dochters en een nichtje, dat wees is, te laten studeren én haar moeder te ondersteunen. Eigenlijk wou ze migreren naar de VS, zag een advertentie en werd slachtoffer van malafide ‘fixers’, die met de noorderzon én met haar geld verdwenen. Ook nu nog droomt ze van een nieuw leven, in de UK, maar ze wil haar dochters niet achterlaten. Of nog verder leven van haar moeder, die op bijna twee dagen reizen woont. Grace werkt in een palliatief dagcentrum. Onder de patiënten zijn Zimbabwanen, arbeidsmigranten op grote boerderijen, zonder papieren, die niet in het officiële medische circuit terecht kunnen. Als de landeigenaars hun medische kosten niet willen betalen, is hun situatie hopeloos. In enkele minuten tijd krijgen theorieën uit mijn cursussen ‘zorg en diversiteit’ een concreet verhaal én gelaat. De EU promoot het concept circular migration, onder meer om ons tekort aan gezondheidszorgwerkers op te lossen. Verdedigers spreken van een triple win, want iedereen wordt er beter van: het vragende land (tekort zorgpersoneel opgelost), het zendende land (verhoogde scholing van terugkerende arbeidsmigranten, inkomens die terugvloeien) en de migrerende zorgwerker (inclusief zijn of haar familie). Tegenstanders spreken van braindrain. Arbeidsmigratie zorgt ook voor meer diversiteit onder de patiënten, en dat vraagt om extra sensitiviteit in het zorgbeleid en de dagelijkse zorgpraktijk. Het verhaal van Grace is slechts een momentopname van mijn ervaringen in Zuid-Afrika, net voor Pasen. In het kader van een Vlir-UOS project proberen we met collega’s van Limpopo University lokale gemeenschappen te sensibiliseren en preventieacties te ontwikkelen rond chronische ziekten, waaronder aids. Aandacht voor gender mocht hierbij niet ontbreken, vond ik, en daarom wilde ik graag deelnemen aan dit project. Algemene maatregelen kunnen immers voor mannen en vrouwen verschillende gevolgen hebben. Vrouwen zijn betrokken als patiënten, maar ook als formele of informele verzorgenden – grootmoeders zorgen bijvoorbeeld vaak voor de kleinkinderen als de ouders overleden zijn. Daar moet goed beleid oog voor hebben. Ook de mogelijkheid van moeder-baby-hiv-overdracht “In enkele minuten tijd gaf Grace de theorieën uit mijn cursussen een concreet gelaat.” vraagt specifieke aandacht. Net als het debat over de voordelen van medisch gecontroleerde besnijdenis van jongens, in het kader van preventie – terwijl lokale mensen de voorkeur geven aan traditionele besnijdenisrituelen, omdat die aansluiten bij een bepaalde visie op mannelijkheid. Ik beschouw deze academische noord-zuid-samenwerking als een wederzijds leerproces én een kernopdracht van mijn werk. Op een recente, druk bijgewoonde Metaforum-lunchvergadering noemde Bernard Spitz, opdrachthouder ontwikkelingssamenwerking voor de vicerector internationalisering, het uit de marge halen van universitaire noord-zuidsamenwerking één van de prioriteiten van het beleid voor de komende twee jaar. Mét deze hoop, en met de inspirerende foto’s van specialist bodem- en waterbeheer Seppe Deckers op mijn netvlies – tijdens de bijeenkomst bracht hij mooi in beeld hoeveel groener hun project de omgeving in Ethiopië heeft gemaakt – kon ik naar Limpopo vertrekken. Veerle Draulans doceert genderstudies aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven en ‘Management & Cultural Diversity: care’ aan de Universiteit van Tilburg. Kanttekening Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand. Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen Naamsestraat 22 – bus 5000 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. (© Joris Snaet) Onderzoekers van de KU Leuven en University College London hebben aangetoond dat artiesten structureel een ander brein hebben dan niet-kunstenaars. Ze hebben opvallend meer grijze materie in een hersendeel dat mogelijk gelinkt kan worden aan creatieve eigenschappen, zoals een sterk uitgebouwd visueel vermogen. Nieuws 3 (© Geoffrey M. Attardo | Yale School of Public Health) 30 April 2014 Dodelijke tseetseevlieg vleugellam gemaakt? Na een tiental jaar van wetenschappelijk onderzoek zijn onderzoekers van het International Glossina Genome Initiative (IGGI) erin geslaagd om het genenbestand van de tseetseevlieg in kaart te brengen. Omdat deze vlieg fungeert als de enige drager van de parasiet die slaapziekte veroorzaakt, kan dit onderzoek bijdragen aan het inperken van de verspreiding van deze ziekte. De tseetseevlieg voedt zich met bloed van mensen en dieren. Daarbij kan ze de parasiet overdragen die trypanosomiasis veroorzaakt, beter bekend als de slaapziekte. Zonder behandeling is deze ziekte dodelijk. In Afrika lopen naar schatting 70 miljoen mensen het risico om besmet te Een beter begrip van de unieke biologie van de tseetseevlieg kan helpen de verspreiding van de slaapziekte in te dijken. worden. Tot op heden werd nog geen vaccin ontwikkeld en de huidige behandelingen hebben heel wat ongewenste neveneffecten. Ook de besmetting van vee heeft een grote invloed in de getroffen gebieden. De jaarlijkse kosten en verliezen lopen in de miljarden dollars. Door het genoom – het volledige genenbestand – van de tseetseevlieg te ontrafelen, hopen wetenschappers beter te begrijpen hoe de overdracht van de slaapziekte precies gebeurt. Tseetseevliegen hebben immers een unieke biologie. Zo leggen ze bijvoorbeeld geen eitjes, maar worden hun larven levend geboren. Een beter begrip van de soort kan leiden tot efficiëntere methodes om tseetseepopulaties te controleren en te bestrijden, en zo de verspreiding van de slaapziekte in te perken. Minder vliegen De Leuvense doctoraatsstudent Jelle Caers en professor Liliane Schoofs bestudeerden gedurende twee jaar de neuropeptiden van de tseetseevlieg. “Neuropeptiden zijn eiwitten in het zenuwstelsel die zowat alle fysiologische processen van een organisme reguleren. We identificeerden 39 genen die coderen voor neuropeptiden en 43 voor receptoren waarmee ze interageren. De interactie tus- sen neuropeptiden en receptoren zorgt onder meer voor de regeling van voeding, reproductie, metabolisme en gedrag van de tseetseevlieg”, zegt Jelle Caers. Een beter begrip van de neuropeptiden kan op termijn leiden tot de ontwikkeling van gerichte en milieuvriendelijke insecticiden die de tseetseepopulaties onder controle kunnen houden. “Door de normale werking van neuropeptiden te beïnvloeden en te verstoren, kunnen we het normale functioneren van de tseetseevlieg veranderen en zo het aantal vliegen doen afnemen”, zegt Jelle Caers. “Er moet nog een hele weg afgelegd worden voor we trypanosomiasis volledig kunnen uitroeien bij mensen en dieren. Maar de ontrafeling van het genoom en het werk van het IGGI zijn alvast een grote stap in de goede richting.” Bouwstenen Het belangrijkste doel van de onderzoekers was om de genen te identificeren die coderen voor proteïnen in het genoom van de tseetseevlieg. Proteïnen kan je beschouwen als bouwstenen die betrokken zijn bij elk aspect van de structuur en het functioneren van een organisme. “In een eerste fase van het project voerden onderzoekers een computergestuurde ‘annotatie’ uit: het genoom van de tseetseevlieg werd gelezen en vergeleken met eerder geïdentificeerde genen, zoals die van de fruitvlieg”, zegt Geoffrey Vrouwen zijn empathisch, gebruiken hun intuïtie als kompas, streven naar consensus … Professor economie Luc Sels vindt dat we gelijke kansen moeten nastreven omdat er geen reden is om dat niet te doen, en niet omdat vrouwen anders zijn. (Trends, 27.3.2014) “Het leidt tot gekke toestanden, zoals mensen die ‘s morgens heel vroeg aankomen om toch maar op hun geliefde plek te kunnen zitten. Zoals hotelgasten die ligstoelen reserveren met handdoeken (grinnikt).” (© Geoffrey M. Attardo | Yale School of Public Health) Jack McMartin Attardo, hoofdauteur van een publicatie over het onderzoek in Science. Overeenkomstige regio’s in het genoom werden hierbij gemarkeerd als mogelijke genen. Nadien bogen de leden van het IGGI zich over de resultaten om na te gaan of de overeenstemmingen klopten en om deze genen te linken aan hun biologische functies in de tseetseevlieg. “Door te wijzen op de ‘bijzondere’ rol die vrouwen kunnen spelen aan de top, creëren we hoge verwachtingen waarvan veel mannen gespaard blijven.” Professor arbeidspsychologie Hans De Witte is kritisch over nieuwe ontwikkelingen in de manier waarop we werken. In sommige bedrijven krijg je geen eigen werkplek meer, maar schuif je met je laptop aan in een grote ruimte met tafeltjes. (Bodytalk, 16.4.2014) 4 Nieuws campuskrant Een verkavelingswijk in Overijse. Marijn van de Weijer: “Soms is een hele wijk neergooien en elders compacter bouwen objectief de beste keuze. Maar politici die ook maar voorstellen in die richting doen, plegen politiek zelfmoord.” (© Marijn van de Weijer) Vlaams verkavelingsmodel botst tegen grenzen aan Het failliet van de fermette Het was er goed wonen, in de nieuwe verkaveling: vrijstaande woning, mooi lapje grond, slaapkamer voor elk kind, bosrand zichtbaar door het venster op de tuin. Maar anno nu is dat ideaalbeeld aan vervanging toe. De oude verkavelingswoning is te groot voor de nieuwe kleinere gezinnen. En dus dringt de vraag zich op: aanpassen of afbreken? Wonen in Vlaanderen: enkele cijfers • Tegen 2030 moeten er in Vlaanderen 330.000 huizen bijkomen. • De huizenvoorraad groeit slechts met 1,2 % per jaar. Wouter Verbeylen Een eenvoudige vaststelling: de Vlaming leeft op grote voet. “Belgische woningen zijn erg groot ten opzichte van onze buurlanden”, zegt architect Marijn van de Weijer. “Een gemiddelde woning heeft hier een bewoonbare oppervlakte van 130 vierkante meter. In Nederland en de Scandinavische landen bijvoorbeeld ligt dat rond de 70 à 80 vierkante meter.” Dat is vandaag niet vol te houden: de bevolking veroudert, gezinnen zijn talrijker én kleiner geworden. Bovendien staan die woningen ook nog eens op een genereus lapje grond, en zijn ze niet aangepast aan nieuwe energievereisten, en ‘filegevoelig’ wegens vaak ver van winkels en werk in de centrumstad gelegen. “We beseffen het probleem wel”, zegt Van de Weijer. “Vandaag wordt er al kleiner gebouwd. Maar die oude onderbenutte woningen blijven ondertussen staan, en nieuwe compacte huizen komen er slechts mondjesmaat bij. De huizenvoorraad groeit slechts met 1,2 procent per jaar aan, waardoor de mismatch tussen vraag en aanbod enorm groot blijft.” Dus stelde Van de Weijer zich in zijn doctoraatsstudie concreet de vraag: hoe moet het nu verder met de ‘naoorlogse vrijstaande woning’? Ideaalbeeld Van de Weijer citeert nog enkele harde cijfers van de collega’s van Geografie. “76 procent van onze woningen zijn eengezinswoningen, en ongeveer veertig procent daarvan is vrijstaand, dat is ongeveer één op drie van álle woningen. Veel van die huizen beantwoorden inderdaad aan het cliché van de fermettewoning – al zijn er net zo goed woningen in moderne stijl.” Hoe is het zo- ver kunnen komen? Dat ideaalbeeld van de vrijstaande woning, ergens halfweg tussen de grote stad en ‘de boerenbuiten’, is diepgeworteld. “Het wonen op het platteland werd al vanaf eind negentiende eeuw door christelijke en liberale politici gepromoot als alternatief voor de stad, waar het socialisme heerste”, zegt Van de Weijer. Na de Tweede Wereldoorlog schakelde de stadsvlucht een versnelling hoger. “Vooral in de jaren 1970 en 80 bouwden de babyboomers grote vrijstaande woningen op nieuwe verkavelingen, in voorstedelijke gebieden of nog verder ‘op de buiten’. Ik wil niet spreken van wildgroei of laissez-faire – er was wel degelijk een beleid – maar dat ‘individuele bouwen’ is toch echt iets van Vlaanderen. We moeten maar de grens oversteken om te zien dat “Zestig kilometer op en af naar je werk, om thuis naar een wei met een paard te kunnen staren: dat kán niet meer in deze tijd.” het ook anders kon. In Nederland was er een veel grotere rol van de overheid bij ruimtelijke planning, en ook veel meer sociale woningbouw.” Gevolg: in Nederland is het cliché de doorzonwijk, opgebouwd uit rijwoningen, in Vlaan- deren regeert de fermettewijk. Met een hedendaagse bril zijn die verkavelingswijken ongeschikt. Maar in de jaren 70 kon je ze moeilijk zomaar verketteren. “De problemen waar we nu mee sukkelen – fileproblemen, energie-efficiënt wonen – stelden zich toen nog niet. Nu die er wél zijn, onderneemt de overheid ook voorzichtig actie. Denk maar aan de energienormen die gerespecteerd moeten worden bij bouw of renovatie. Maar dat kun je geen drastisch woonbeleid noemen.” Heilige huisjes Hoe diep zitten die wortels van dat ideaalbeeld vandaag nog? Marijn van de Weijer bestudeerde tien typische verkavelingswijken verspreid over Vlaanderen, vroeg bewoners en specialisten naar hun mening, en keek wat er met de huizen – of de hele wijk – mogelijk was. Hij wilde alvast geen heilige huisjes sparen, getuige de titel van zijn studie: ‘Aanpassen, vervangen of verwijderen?’ “Die laatste optie, verwijderen, klinkt utopisch, maar ik wou ze niet bij voorbaat uitsluiten. Soms is een hele wijk neergooien, aan landschapsherstel doen, en elders compacter bouwen, nu eenmaal objectief de beste keuze – denk aan overstromingsgebieden. Maar uit mijn bevraging blijkt dat we daar niet klaar voor zijn. Politici die ook maar voorstellen in die richting doen, plegen politiek zelfmoord – zoals onlangs nog bleek toen iemand suggereerde om de postbedeling in afgelegen woonwijken duurder te maken.” Concreet ontradend woonbeleid lijkt dus veraf. Laten we de boel dan maar de boel? “Laten we zeggen dat de trends – files, ontwaarding van grote huizen, vergrijzing – nog een pak erger moeten worden voor men de optie ‘verwijdering’ ernstig zal nemen.” • 40 % van de vrijstaande woningen zijn onderbenut (teveel kamers/slaapkamers voor het aantal inwoners). • 330.000 vrijstaande huizen zijn onderbenut, of 15 % van de hele woningvoorraad. Cijfers Divisie Geografie o.l.v. Dominique Vanneste Over dus naar haalbaarder opties: onderbenutte woningen aanpassen of vervangen. “Ik bezocht onder meer een villawijk in Keerbergen. Bewoners hechten daar veel waarde aan hun wijk, aan de stilte, het groen. Ze zijn bang dat het karakter van de buurt verdwijnt als er te veel verandert. Bovendien bleek in de praktijk de structuur van veel van die huizen weerbarstig: een fermette met zes slaapkamers vorm je niet zomaar om tot een tweewoonst voor jonge mensen. ‘Granny flats’, kangoeroewoningen en zorgwoningen, dat is te ingrijpend, en kost ook te veel. In zo’n wijk kan je voorlopig hooguit eenvoudige bouwkundige ingrepen doen om woningdelen mogelijk maken. Kleine aanpassingen, makkelijk uit te voeren en makkelijk omkeerbaar.” “Maar er zijn ook andere wijken. Een wijk in de Brusselse rand, goed gelegen, waar al wat leegstand is, daar kan je misschien wel drastischer ingrijpen: in zijn geheel herontwikkelen, grote onderbenutte huizen neergooien en vervangen door compactere wooneenheden.” Maar veel beweegt er voorlopig niet, door een combinatie van angst voor verandering en een variant op ‘not in my backyard’. Van de Weijer: “Als in een lintbebouwing zo’n woning verdwijnt: dat vinden de buren een prima idee, dan zien ze het landschap erachter weer. Maar voor henzélf is het nooit een oplossing. Vooraf dacht ik dat dat vooral een kwestie was van de emotionele waarde die mensen aan hun woning hechten, maar met die emotie blijkt het best mee te vallen. Nee, men is vooral pragmatisch: laat een ander maar aan zijn woning rommelen, wij zien het nog even aan.” Slaapdorp Ondertussen blijven er wel 300.000 nieuwe woningen nodig en worden er ongeveer net zoveel oude huizen onderbenut. “Mensen moeten inzien dat het moeilijk wordt voor hun kinderen, dat het landschap verloren gaat, dat ze het zelf moeilijk zullen hebben op hun oude dag, op het moment dat ze hun woning willen verkopen en niemand hun vraagprijs wil betalen. Er is wel degelijk een overkoepelend belang. Maar die gedachte schiet voorlopig nog geen wortel.” En de immosector, die met die ontwaardende fermettes en villa’s in haar portefeuille zit? “Die kijkt de kat uit de boom. Makelaars geloven nog steeds in herstel van dat segment. Onterecht, volgens mij.” Conclusie: de droom moet voor de bijl, maar men beseft het nog niet? “Pas op, een vrijstaande woning is niet intrinsiek slécht. Mijn studie is geen waardeoordeel. Maar ik denk dat de tijd rijp is om sommige wensen als onrealistisch te klasseren. Zestig kilometer op en af naar je werk, om thuis toch maar naar een wei met een paard te kunnen staren: dat kán niet meer in deze tijd. Ons woonbeleid zou daarop moeten inspelen. Reserveer een woning voor wie ergens kinderen op school heeft, en werk in de buurt, in plaats van slaapdorpen te creëren. Dat is natuurlijk geen probleem meer van architectuur en stedenbouw, daar is een maatschappelijke omslag voor nodig.” Deze studie kadert in een onderzoeksproject van het Departement Architectuur (KU Leuven), de Divisie Geografie (KU Leuven) en de Faculteit Architectuur en Kunst (UHasselt). 30 april 2014 Nieuws 5 De Dienst Neonatologie van UZ Leuven heeft onlangs zijn intrek genomen in een gloednieuw gebouw. Omdat de interactie tussen ouder en kind een grote impact heeft op de ontwikkeling van vroeggeborenen en baby’s met een aangeboren aandoening, koos UZ Leuven voor een combinatie van medische topzorg en spitstechnologie met een maximale inbreng van de ouders. In drie cirkelvormige ‘baaien’ liggen telkens twaalf individuele familiekamers rond een centrale werkzone voor artsen en verpleegkundigen. Die indeling maakt snelle medische interventies mogelijk, maar verzekert ook privacy en rust voor de ouders en hun baby’s. Om dezelfde reden is er ook gedacht aan aparte ingangen voor ouders en ziekenhuispersoneel, enkele knusse hoekjes en hotelkamers voor de ouders. Er is ook een discreet gelegen rouwkamer. UZ Leuven werkte niet alleen met artsen, verpleegkundigen, ingenieurs en architecten aan het nieuwe concept, maar betrok ook de ouders intensief tijdens enquêtes en testfases voor de nieuwe zorgkamers. www.uzleuven.be/neonatologie Een baai voor baby’s Foto's Rob Stevens Haperende afweer blijft onder radar pagina 1 “Bij al dat ongeluk hebben we op heel veel momenten heel veel geluk gehad. Zonder dat element ‘geluk’ was Senne er nu niet meer geweest. We merkten ook dat er nog veel mensen zijn die niet precies weten hoe ze moeten omgaan met PID’s, zoals die van Senne. Dat ondervonden we bij de behandeling, bij de benadering van Senne, bij de communicatie, enzovoort. Met een immuundeficiëntie kom je in niemandsland terecht: men kan je niet in een vak stoppen en weet niet wat men met je aan moet. Wij hebben altijd het vertrouwen behouden in professor Meyts, maar voor haar moet het ook erg frustrerend zijn. Als afdelingshoofd beschikt ze niet over een ploeg assistenten of verpleging, en haar patiënten zitten verspreid over verschillende afdelingen.” “Er moet meer sensibilisering komen en men moet durven kiezen voor onderzoek en voor middelen ter ondersteuning van immuunziektes. Voor veel mensen gaat het over een kwestie van leven of dood.” Inspiratie Een van de manieren waarop professor Meyts PID meer op de kaart wil zetten is deelname aan de jaarlijkse Wereld-PID-week. UZ Leuven is sinds enige tijd ook het eerste Belgische Jeffrey Modell Diagnostic and Research Center. Die stichting ijvert voor een betere bekendheid, tijdige diagnose en adequate behandeling van PID. Professor Meyts: “Ik heb veel aan hen te danken: ze vormen een onuitputtelijke bron van energie en motivatie, maar het netwerk is ook synoniem voor een internationale groep professionals die mee helpen nadenken over ‘moeilijke’ patiënten. Het inspireerde me ook om verder geld in te zamelen. Via het KID-fonds, dat op 24 april werd ingehuldigd, hoop ik dankzij de inzet van vrijwilligers ook middelen ter beschikking te krijgen om de zorg voor PID structureel uit te bouwen.” “Maar er moet ook meer aandacht gaan naar vorming. Artsen in opleiding moeten gevoelig worden voor immuundeficiëntie. Het moet een reflex worden om dat mee te onderzoeken. Erkenning door de overheid van PIDexpertencentra – met de nodige financiering – is essentieel om de zorg uit te bouwen. De overheid moet inzien dat we zo veel onkosten in de gezondheidszorg kunnen besparen, bijvoorbeeld door hospitalisaties voor infecties te voorkomen, door minder ziekteverzuim, enzovoort.” Droom “Gelukkig ervaar ik heel veel goodwill van collega’s. Ik coördineer nu de zorg, maar ik werk samen met pneumologen, gastroenterologen, hemato-oncologen, enzovoort. De patiënten hebben vaak een behandeling nodig uit die andere teams. Alleen zouden de overheid en UZ Leuven moeten durven opteren voor een structurele oplossing. Onze geneeskunde wordt nog altijd prestatiegericht beloond. De zorg voor PID-patiënten houdt bij voorkeur weinig technische prestaties in, maar veel intellectueel werk. PIDzorg in het bijzonder, maar misschien zelfs tertiaire zorg in het algemeen, rendeert daarom niet in zo’n model. Daardoor heeft ook een universitair ziekenhuis weinig ademruimte.” “Een diagnose van PID stellen is als werken aan een puzzel met 10.000 stukjes in gelijke kleuren: blijven bloedstalen onderzoeken, blijven lezen en overleggen met centra in het buitenland om tot een diagnose en geschikte behandeling te komen. Dat puzzelwerk honoreert onze ziekteverzekering helaas nog niet. Het is mijn droom om via het KID-fonds ooit het centrum structureel te kunnen uitbouwen, maar eigenlijk zouden we daarvoor dat fonds niet nodig mogen hebben. Ik blijf verder puzzelen …” Het fonds steunen kan met een gift op IBAN-rekeningnummer BE45 7340 1941 7789; BIC-code: KREDBEBB van de KU Leuven met vermelding ‘EBD-MCIM01O2010’. Een gift vanaf 40 euro per jaar levert een belastingvoordeel op. Seppe met zijn ouders Hella en Bram, die zich nu inzetten voor het KID-fonds: “Met een immuundeficiëntie kom je in niemandsland terecht. Er moet meer sensibilisering komen, en meer middelen voor onderzoek en ondersteuning.” (© RS) 6 Interview campuskrant grootkanselier en Aartsbisschop Léonard “Een katholieke universiteit mag niet chronisch neutraal zijn” Het contact tussen de KU Leuven en de Kerk lijkt te floreren. Onlangs bracht een deel van de rectorale ploeg een bezoek aan het Vaticaan. Aartsbisschop André-Jozef Léonard is als grootkanselier van de KU Leuven dan ook opgetogen. “Natuurlijk moeten we open zijn en een stem geven aan wie een andere visie heeft, maar het moet óók duidelijk zijn dat Christus een plaats heeft aan onze universiteit.” Ludo Meyvis Enkele jaren geleden reflecteerde en discussieerde de KU Leuven over het behoud en de inhoud van de K in haar naam. Het zal niet verbazen dat aartsbisschop Léonard verheugd is dat de K bewaard bleef. “Die heeft toch een onmiskenbare symboolwaarde. Het is een vorm van identiteitsbevestiging, en dat heeft zijn belang. Maar dat is niet alles, natuurlijk. Je moet het concreet maken. Als je die identiteit vaag houdt – ‘open en multicultureel’, ‘goede kwaliteit’, ‘waardenpalet’ – dan kan je in feite alle universiteiten ‘katholiek’ noemen. Daarmee onderscheid je je niet. Ik denk dat de K van de KU Leuven toch iets specifiekers betekent. De kern is dat wat wij inderdaad delen met de andere universiteiten, voor óns uitstraalt uit de persoon van Christus. Dat moet je ook durven uitspreken. De band tussen Christus en zijn kerk mag zichtbaar zijn in wat de KU Leuven doet.” “Een katholieke universiteit die zich chronisch neutraal opstelt, zou niet katholiek kunnen zijn. Idem als ze geen plaats geeft aan haar bewoners om Christus te ontmoeten. Natúúrlijk moeten we open zijn en een stem geven aan wie een andere visie heeft. Maar tegelijk moet het óók duidelijk zijn dat Christus een plaats heeft aan onze universiteit. Concreet kan je dat op een aantal manieren vertalen. Ik denk dan aan de universitaire parochie, waar studenten en personeel hun christelijke identiteit kunnen beleven. Ik denk ook aan de eigenheid van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. En waarom zou je geen universiteitsbrede cursus godsdienst organiseren?” Niet alle vormen van wetenschappelijk onderzoek zijn de katholieke Kerk welgevallig. Hoe gaat u daarmee om? “Dat klopt. Er kunnen spanningen ontstaan. Die zijn voor mij een reden om met elkaar in dialoog te gaan, alleen al om elkaars visie echt te leren kénnen. Vaak gaat het om een spanning tussen de nood aan efficiëntie, die een grote zorg van de universiteit is, en de nood aan respect voor de menselijke persoon, die voor de Kerk zo fundamenteel is. Een dialoog kan dan bijvoorbeeld leren dat het ene het andere niet uitsluit. Soms lost de spanning zichzelf ook op. Dat is bijvoorbeeld het geval rond onderzoek naar embryonale stamcellen. Dat was een probleem, maar het is grotendeels van de baan omdat stamcelonderzoek nu ook mogelijk is zónder ingrepen op embryo’s en dus op de integriteit van een menselijke persoon.” Moreel gezag U bent grootkanselier van de KU Leuven. Wat houdt dat eigenlijk in? “Ik probeer de band tussen de Kerk en de universiteit te onderhouden. Niet in mijn eentje, maar ik hoop er wel toe bij te dragen. Het is een functie zonder macht, maar ik hoop dat er wat moreel gezag mee verbonden is. Ik maak deel uit van de inrichtende overheid. Enkele keren per jaar zie ik mijn collega’s uit dat gremium. Concreet probeer ik vooral de communicatie tussen de Kerk en de universiteit te bevorderen. Dat kan tot heel aangename contacten leiden. Zo had de kardinaal-prefect Zenon Grocholewski van de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding, een deel van de Curie, me gezegd dat hij er prijs op stelde om de bestuursploeg van de KU Leuven te leren kennen. Dat leidde enkele weken geleden in Rome tot een heel sympathieke en leerrijke ontmoeting tussen een groot deel van de rectorale ploeg en gezagsdragers in de Kerk. Je stelt dan vast dat er zoveel bekommernissen heel gelijklopend zijn. Zulke ontmoetingen vind ik belangrijk, voor iedereen.” Hoe is uw verstandhouding met de rector? “Ik kende de ererectoren Vervenne en Waer heel goed, en ook professor Torfs kende ik natuurlijk al voor hij rector werd. Als we elkaar ontmoeten, gaat het er heel ontspannen aan toe – zijn gevoel voor humor helpt daar veel bij. Het belangrijkste vind ik dat hij duidelijk gehecht is aan de katholieke identiteit van de universiteit, zonder met alle standpunten van de Kerk akkoord te gaan. Dat is wederzijds: ook ik of mijn collega-bisschoppen zijn het niet altijd eens met zijn stellingnames, maar dat maakt niet uit. We kunnen openhartig, vrijuit en heel boeiend discussiëren, en dat waardeer ik. Het is natuurlijk ook meegenomen dat hij een grondige kennis heeft van de Kerk en haar werking. Hij kent de Kerk van binnenuit. Dat bevordert een goed contact.” U bent ook grootkanselier van de UCL. Ervaart u verschillen? “De KU Leuven is wat groter, ze scoort op sommige rankings iets hoger, maar dat zijn details. De sfeer is in beide universiteiten even goed. Ze zijn duidelijk “Als je de identiteit vaag houdt – ‘open en multicultureel’, ‘goede kwaliteit’, ‘waardenpalet’ – dan kan je in feite alle universiteiten ‘katholiek’ noemen.” aan elkaar verwant. Ik ben er blij om dat ik iets kan betekenen voor beide universiteiten. Ik ben lang prof geweest, en het voelt goed om ook in mijn huidige functie iets te kunnen doen voor de omgeving die mij zo dierbaar is.” Priester, toen en nu Toen u priester werd, in 1964, was de Kerk natuurlijk iets heel anders dan nu. Kijkt u daar met heimwee op terug? “Ik hou niet van heimwee. Wat voorbij is, is voorbij. Wat telt, is het heden, ook voor een priester, ook voor de Kerk. Maar er zijn uiteraard verschillen tussen 1964 en nu, vijftig jaar later. Toen kwam je als priester terecht in een heldere en volledige context. Alles was duidelijk. Het is op dit moment zeker moeilijker om priester te worden, of te blijven. Maar juist daardoor is het misschien ook wel mooier geworden. Er is een veel grotere dosis vrij engagement. Dat maakt een echt priesterleven authentieker, meer op basis van volharding, inzet en wendbaarheid dan op het volgen van uitgezette sporen.” Is de huidige Kerk als instelling even flexibel als haar priesters? “De Kerk is als een rivier. Christus is de bron, de volheid van het Rijk Gods is het doel. En tussenin volgt de rivier meanders. Het gaat misschien soms wat traag om een nieuwe meander te maken, maar ze bereikt haar doel wel. Dat neemt niet weg dat er soms institutionele koerswendingen moeten komen, die dan weer concreet vorm moeten krijgen in het plaatselijke pastorale werk. Ik zie dat niet als een poging om 30 april 2014 Interview 7 (© KU Leuven | Rob Stevens) mensen te ‘recupereren’ of ze via marketingtrucs te lokken. Dat werkt niet. De kerk moet wegen vinden om mensen aan te trekken, met waarheid, goedheid, en schoonheid.” “We hebben plaatsen, bewegingen, initiatieven nodig die iets laten vermoeden van wie Christus is. Die zijn er. Ik ken parochies waar eigenlijk geen geweldig originele methodes gevolgd worden om mensen naar de kerk te brengen, maar waar mensen wel naartoe stromen. Dat kan aan zoveel dingen liggen: een aansprekend gebedsleven, een mooie liturgie, een zinvolle inzet op caritatief vlak, enzovoort. Ik geloof niet in eenzijdigheid: alléén liturgie, of alléén sociaal engagement, dat zal uiteindelijk niet werken. Een combinatie biedt veel meer kansen.” Nogal wat mensen denken dat paus Franciscus een nieuw elan in de Kerk zal brengen. Verwacht u dat ook? “Paus Franciscus heeft zeker een nieuwe stijl geïntroduceerd. Dat is heel goed, want ook de vorm waarin de Kerk haar boodschap naar de mensen brengt, heeft veel belang. Paus Franciscus gebruikt woorden en stelt daden die duidelijk het hart van de mensen raken. Dat vind ik heel positief. Maar je mag van hem niet verwachten dat hij de leer van de Kerk overboord zou gooien. Hij blijft wel een katho- liéke paus, hè ... Iets anders van hem verwachten zou een illusie zijn.” “Laten we hem ook de tijd geven om zijn ideeën uit te werken. Hij is nog maar een goed jaar paus, wat wel érg kort is om ons nu al aan een evaluatie te wagen. Een mooie toetssteen komt trouwens over een aantal maanden. In oktober van dit jaar vindt het eerste deel van een synode (vergadering met bisschoppen uit de hele wereld – red.) rond het gezin plaats, om de situatie te verkennen. En volgend jaar oktober een tweede om aangepaste acties te ondernemen. We zullen een algemene taal moeten vinden, een boodschap brengen die wereldwijd zinvol is. Dat is niet eenvoudig, maar ik verwacht er heel veel van. Het gezin blijft tenslotte de hoeksteen van de samenleving.” De toekomst De paus heeft u niet tot kardinaal verheven. Is dat hard aangekomen? “Ach, ik denk dat sommige mensen die aanstelling verwacht hadden, en misschien waren zij dan wel een beetje teleurgesteld. Maar mij persoonlijk heeft het zeker niet ontgoocheld. Er is een zekere traditie, begonnen in 1835, om de aartsbisschop van Mechelen-Brussel tot kardinaal te benoemen. Nu is dat nog niet gebeurd. En dan? Voor de Kerk is een traditie van “Koerswendingen zijn soms nodig, maar mensen met marketingtrucs naar de kerk lokken, dat werkt niet.” anderhalve eeuw ook weer niet zó overweldigend. En wat niet is, kan misschien nog komen, daar lig ik heus niet van wakker.” “In zekere zin is het op dit ogenblik zelfs praktischer dat ik géén kardinaal ben. Dan word je jaarlijks toch wel een keer of vijfzes naar Rome geroepen voor overleg. Je bent geen baas meer over je agenda. Nu beschik ik over de vrijheid om bijvoorbeeld heel veel tijd te besteden aan pastorale bezoeken aan de 33 decanaten, waar ik dan telkens zo’n dag of tien doorbreng. Daar hecht ik bijzonder veel waarde aan. En ik begrijp ook heel goed waarom de paus zo kort na zijn aantreden bijzondere aandacht aan nieuwere landen heeft willen geven. Hij benadrukt de universaliteit van de Kerk veel meer door een kardinaal in Haïti te creëren dan met een kardinaal in Mechelen-Brussel.” Op 6 mei 2015 wordt u 75. Normaal eindigt uw aartsbisschopsschap dan. Gaat u met pensioen? “De regel is dat je rond je 75ste verjaardag je functie ter beschikking van de paus stelt. Dan ligt het aan hem wat er gebeurt. Soms, afhankelijk van de situatie en je gezondheid, krijg je de vraag om nog wat aan te blijven. De aartsbisschop van Keulen, kardinaal Meisner, is al 80! In andere gevallen ga je met pensioen. Ik zal doen wat van mij gevraagd wordt, met heel veel enthousiasme. Het is dan ook een prachtige taak. Ik ontmoet zo enorm veel mensen, van soldaten tot gevangenen, van professoren tot jonge gezinnen. Dat brengt een onvoorstelbare rijkdom in je leven. Als ik dat nog even mag blijven doen, ben ik daar dankbaar om. Als ik met pensioen ga, zal ik ook daar heel erg van genieten. Een priester moet flexibel zijn, zei ik toch?” Op maandag 28 april gaf aartsbisschop Léonard een lezing op uitnodiging van het Centrum Academische Lerarenopleiding Godsdienst. De toespraak is integraal te bekijken op www.kuleuven.be/ thomas/page/leonard/ 8 Onderzoek campuskrant De wifi-antenne in je mouw Een antenne in de kledij van een bejaarde, die een val registreert en automatisch hulp contacteert: technisch gezien is het al mogelijk. “Textielantennes worden nu al in de militaire sector gebruikt, maar toepassingen dichter bij huis komen er inderdaad aan”, vertelt professor Guy Vandenbosch van de Onderzoeksgroep Telecommunicatie en Microgolven (TELEMIC) van het Departement Elektrotechniek (ESAT). Ilse Frederickx een textielantenne is dat ze com- combineren met een zeer klein pact en flexibel is. We hebben het celletje van een metamateriaal: “De technologie om antennes in valdetectiesysteem uitgetest bij een kunstmatig materiaal dat eikleding in te bouwen, is relatief studenten en dat gaf alvast goede genschappen heeft die in de nanieuw. Het klinkt ook eenvou- resultaten.” tuur niet te vinden zijn. In ons gediger dan het is”, zegt professor val de eigenschap dat de antenne Vandenbosch. Zijn antenne- en Zeilen en surfen die twee frequentiebanden zeer stralingsgroep werkt sinds een Om dat mogelijk te maken brach- goed kan ontvangen. En dat op vijftal jaren samen met de Univer- ten de onderzoekers een aantal een ondervlak, zodat de antenne siti Malaysia Perlis om textielan- innovaties voor de eerste keer sa- grotendeels ontkoppeld is van tennes te ontwikkelen: “Daarbij men, legt Vandenbosch uit: “We het lichaam.” bots je op problemen die je bij ontwikkelden een textielantenne De textielantenne kan allerlei een gewone antenne niet hebt. die gebruikt kan worden voor de toepassingen krijgen: “Je zou ze Een klassieke antenne is hard en frequenties 2,4 en 5,4 gigahertz. kunnen inbouwen in de zeilen kan je dus niet vervormen. Een Dat zijn de frequenties voor een van boten bijvoorbeeld, om de textielantenne zit in de kledij die draadloos lokaal netwerk, zoals weersomstandigheden te meten. je draagt en moét dus kunnen vervormen – en dat op verschillende manieren, naargelang de plaats waar je de textielantenne draagt.” Voor de stof van textielantennes worden vezels geweven die een coating van koper of nikkel Professor Guy Vandenbosch toont de compacte en flexibele textielantenne. hebben, legt Vandenbosch uit. (© KU Leuven | Rob Stevens) “Helaas is de geleidbaarheid van die vezels slechter dan bij de klassieke koperdraad. Textiel- het wifi-netwerk dat je thuis ge- Maar meestal zal het om kledij al een toepassing ontworpen. En “Als je de textielantenne combiantennes zijn qua vermogen dus bruikt om draadloos te surfen. gaan, bijvoorbeeld om reddings- als je futuristisch denkt: surfen en neert met sensoren die je bloedminder efficiënt. Bovendien is de Uiteraard interessant voor heel werkers te volgen in gevaarlijke telefoneren via je kleren kan ook.” druk meten, kan ze dagelijks vraag hoe goed ze in geval van ver- wat toepassingen. Het nieuwe situaties. Voor de pakken van Ook in de biomedische sector is er metingen versturen en bij een te vorming nog werken.” Een ander aan onze antenne is dat we dit brandweermannen is er trouwens veel mogelijk, vult Schreurs aan: hoge bloeddruk alarm slaan.” probleem is de elektromagnetische straling tussen het menselijk lichaam en de antenne. “De bestraling van het lichaam door de antenne zou op lange termijn een gezondheidsrisico kunnen Textielantennes zijn niet de flat zijn veelbelovend. Al is nog ziektedagen eruit halen.” vormen. Maar het lichaam beïndan kan dat betekenen dat de alenige piste die onderzoekers verder onderzoek nodig om het “De camerabeelden gebruiken gemene gezondheid erop achtervloedt ook de antenne: bij rechtbewandelen om alleenwonende systeem te verfijnen, vertelt pro- we voor valdetectie: de software uit gaat en dat het valrisico dus streeks contact zullen de meeste ouderen op te volgen. Dat kan fessor Bart Vanrumste van de Fa- herkent een persoon en volgt zijn toeneemt.” antennes niet meer werken. (if) ook met sensoren die je nu al in culteit Industriële Ingenieurswe- of haar positie. Momenteel krijJe moet dus streven naar afgewoningen vindt: beveiligings- tenschappen en verbonden aan gen we wel nog veel ‘vals positie- Het project is een samenwerking schermde antennes.” sensoren om de aanwezigheid te de Campus Geel (Thomas More) ven’. Door meer informatie van tussen ingenieurs en artsen van Het team van Vandenbosch registreren, domoticasensoren van het Departement Elektro- domoticasensoren te combine- de Onderzoekseenheid Advanwerkte aan een textielantenne die om het gebruik van gas, elektrici- techniek (ESAT): “Op basis van ren kunnen we die valse alarmen ced Integrated Sensing (ESAT), – gecombineerd met elektronica – teit en water te meten, en video- de opgenomen data stellen we zeker nog verminderen.” ingezet kan worden als een radar Computerwetenschappen, camera’s. De onderzoekers van een patroon op van een gewone “We brengen ook het valrisico Campus Geel (Thomas More), voor vallende mensen. Hiervoor het AMACS-project – Automatic dag. De sensoren kunnen dan in beeld: we berekenen de trans- Mobilab Thomas More Kempen, werken ze samen met professor Monitoring Of Activities Of Daily registreren wanneer een oudere fertijd, de tijd die een oudere no- het Centrum voor Ziekenhuis- en Dominique Schreurs, die een Living Using Contactless Sensors – afwijkt van die dagelijkse rou- dig heeft om van de ene kamer verplegingswetenschap en de Afproject leidt rond valdetectie bij gingen ermee aan de slag. tine, bijvoorbeeld door langer in naar de andere te gaan. Als je dat deling Gerontologie en Geriatrie senioren: “Momenteel kunnen De eerste experimenten bij bed te blijven liggen of meer naar gedurende langere tijd volgt en (Faculteit Geneeskunde). bejaarden een alarmknop huren ouderen thuis en in een service- het toilet gaan. Zo kunnen we de je ziet die transfertijd toenemen, Meer info: www.amacs-project.eu die rond de hals wordt gedragen: vergelijkbaar met een DECT-telefoon (een draadloze looptelefoon waarmee je via een vaste lijn kan bellen – red.). Als ze vallen, kunAdvertentie nen ze op de knop drukken om zo de thuiszorg te alarmeren. Het probleem is dat de bejaarden die alarmknop niet altijd dragen of soms niet meer in staat zijn te drukken na een val. Wij werken aan domoticasystemen met bewegingssensoren die een val detecteren en automatisch een alarmsignaal versturen. Dat kan met verschillende technieken, waarvan de textielantenne Ontdek ons volledig aanbod: University Shop, Universiteitshal, Naamsestraat 22. er één is. Het grote voordeel van “De textielantenne zou ook reddingswerkers kunnen volgen in gevaarlijke situaties.” Sensoren voor senioren 30 april 2014 Onderzoek 9 Hadden Homo sapiens en neanderthaler eerste rendez-vous in Saudi-Arabië? In Saudi-Arabië liggen de prehistorische artefacten voor het rapen in de woestijn. Archeologen van de KU Leuven en SaudiArabische collega’s deden er vondsten die de theorie over de migratie van Homo sapiens en de eerste ontmoetingen tussen Homo sapiens en neanderthalers weleens zouden kunnen bijstellen. Ilse Frederickx In de centraal gelegen regio AlGhat liggen de voorwerpen uit het verre verleden in stilte te wachten op archeologen. Door de erosie – vooral de wind – in het gure woestijnlandschap liggen de objecten gewoon aan het oppervlak. Een goudmijn voor wetenschappers, weet professor Joachim Bretschneider van de Onderzoeksgroep Nabije Oosten Studies. Bretschneider is gespecialiseerd in Mesopotamië en kon op uitnodiging van de Saudi Commission for Tourism and Antiquities afreizen naar Al-Ghat. “Daar zijn 3.000 jaar oude inscripties en rotstekeningen te vinden. Samen met Saudi-Arabische collega’s en een team filologen onder leiding van professor Jan Tavernier van de UCL hebben we die nauwkeurig gedocumenteerd. Het gaat om namen of verwijzingen naar bijhorende afbeeldingen van bedoeienenfamilies en -stammen in een oud Noord-Arabisch dialect. De afbeeldingen stellen mensen en dieren – zoals kamelen, struisvogels, schapen en slangen – voor, bijvoorbeeld tijdens de jacht.” Het plaatje klopt Omdat er ook veel prehistorische artefacten te vinden waren, haalde Bretschneider collega Philip Van Peer van de Eenheid Prehistorische Archeologie erbij. Op de site Jebel Samar vonden ze stenen voorwerpen waarvan het productieproces duidelijk Afrikaanse eigenschappen vertoont, vertelt Van Peer: “Het gaat om dezelfde technologie die de vroege Homo sapiens in Noord-Afrika zo’n 130.000 jaar geleden toepaste. En die heeft zo’n specifieke combinatie van kenmerken dat Archeologen Philip Van Peer en Joachim Bretschneider hoeven in de woestijn van centraal Saudi-Arabië niet diep te graven om prehistorische voorwerpen te vinden. De erosie – vooral de wind – in het gure woestijnlandschap zorgt ervoor dat de objecten aan het oppervlak liggen. (© Greta Jans) een meervoudige ontwikkeling een hard en breekbaar gesteente ervan haast onmogelijk is: het is dat goed te bewerken is.” geen Arabische technologie die toevallig lijkt op een Afrikaanse Welk traject? De vondsten lijken te suggereren technologie.” dat we de Out of Africa-hypothese anders moeten invullen, legt Van Peer uit. “De genetica vertelt ons dat onze soort – Homo sapiens – ontstaan is in Afrika en zich dan in een aantal bewegingen heeft verspreid over heel de wereld. De poort om uit Afrika te raken ligt in het noordoosten, langs de kust van de Rode Zee. Op haar zuidelijkste punt is de zee op haar smalst – nauwelijks 18 km tijdens de laagste zeestanden van de ijstijd. Een oversteek daar lijkt logisch en het gebruik van deze zuidelijke route is ook wat de vele studies van de genetische variatie in moderne populaties lijken aan te geven. Langs de kustlijn van het Arabisch schiereiland heeft Homo sapiens zich 74.000 jaar geleden dan snel verder verspreid naar Azië en Australië.” “Maar een belangrijke kantte“Klimatologisch gezien klopt kening is dat een dergelijk genehet plaatje ook: het was een voch- tisch model enkel gebaseerd is op tiger periode tussen de droge de overlevers die vandaag rondloijstijden. De Sahara én Arabië pen en geen rekening houdt met bestonden toen uit savanne, met alle Homo sapiens-populaties die graslanden en galerijwouden in de loop der tijden geheel verlangs permanente rivieren. Met dwenen zijn. Daarvan vinden we andere woorden, de ideale om- wel sporen terug via archeologistandigheden voor Homo sapiens sche resten. Die vormen dus een om zich verder te verspreiden. test voor theorieën die op geneIn Al-Ghat vonden ze water en de tische informatie gebouwd zijn. goede grondstoffen om voorwer- Dat maakt Saudi-Arabië net zo pen te maken, voornamelijk silex: interessant voor archeologen.” “Onze vondsten bevestigen de Out of Africahypothese, maar werpen wel enkele nieuwe vragen op.” malige, snelle kustmigratie dus serieus in vraag.” Neanderthaler-DNA Deze vier artefacten uit vuur- steen werden gevonden in Jebel Samar in centraal Saudi-Arabië. Ze werden gebruikt voor de productie van dunne afslagen die als jachtprojectielen dienden. De technologie is afkomstig van de vroege Homo sapiens uit Noord-Afrika zo’n 130.000 jaar geleden. “Onze vondsten in Al-Ghat bevestigen de Out of Africa-hypothese, maar werpen wel enkele nieuwe vragen op. Wat we vinden in Jebel Samar, wijst duidelijk op geïmporteerde Afrikaanse technologie. Maar die lijkt verrassend vroeg aanwezig geweest te zijn. Bovendien bevinden we ons hier in centraal Saudi-Arabië, ver weg van de kusten van het Arabisch schiereiland. Beide observaties stellen de hypothese van een één- Bovendien werpen de vondsten mogelijk ook een nieuw licht op de eerste ontmoetingen tussen Homo sapiens en neanderthalers, zegt Van Peer. “Een paar jaar geleden deed ik een verkennende missie een tiental kilometer ten westen van Jebel Samar. Toen vonden we ook stenen voorwerpen uit dezelfde periode, maar dan van een technologie die veel meer op die van de neanderthalers lijkt. Zijn neanderthalers ooit zover naar het zuiden afgezakt en hebben ze daar de eerste Homo sapiens ontmoet?” “Het is al langer bekend dat neanderthalers aan het begin van de laatste ijstijd in het gebied aanwezig waren. Maar het is zeker de moeite om verder te onderzoeken of Homo sapiens en de neanderthaler voor de eerste maal in Saudi-Arabië met elkaar in contact gekomen zijn. Dit zou het kerngebied kunnen zijn waar een oorspronkelijke vermenging van de beide populaties plaatsvond, waarna Homo sapiens zich verder verspreidde naar Azië en Australië. Het zou alvast verklaren waarom uit het meest recente genetisch onderzoek blijkt dat ook in populaties uit die gebieden een klein percentage neanderthaler-DNA voorkomt terwijl daar nooit neanderthalers hebben geleefd.” 10 Dossier campuskrant Georges Lemaître, tussen God en de sterren Ludo Meyvis Toen Georges Lemaître zich in 1911 inschreef aan de Leuvense universiteit, was dat als student mijningenieur. Helaas – of net niet – onderbrak de Eerste Wereldoorlog zijn studies. Als vrijwilliger bij de artillerie maakte hij het oorlogsgeweld aan de IJzer mee, maar vond hij ook de tijd om twee domeinen te verkennen die zijn hele leven zouden vullen: religie en wetenschap. De wet van Lemaître Albert Einstein en Georges Lemaître in Caltech, Pasadena, in januari 1933. Na Lemaîtres uiteenzetting over het ‘atome primitif’ gaf Einstein als commentaar: “This is the most beautiful and satisfactory explanation of creation to which I have ever listened.” Wie was Georges Lemaître? 17 juli 1894: geboren in Charleroi 1911-1914: student mijningenieur in Leuven 1914-1919: vrijwilliger in het Belgisch leger 1920: doctor in de natuurwetenschappen, specialisatie wiskunde Na de oorlog hervatte Lemaître zijn studies, maar hij legde zich nu toe op de wiskunde, waarin hij met de grootste onderscheiding promoveerde. In 1923 werd hij priester. Intussen was zijn natuurwetenschappelijke belangstelling niet geminderd. Zijn superieuren hadden zijn wetenschappelijke kwaliteiten opgemerkt, en met een beurs van de Commission for Relief in Belgium kon hij zijn studies aan buitenlandse topuniversiteiten verderzetten. Eerst ging hij naar Cambridge, waar hij samenwerkte met Arthur Eddington, die een sleutelrol gespeeld had in de eerste bevestiging van de relativiteitstheorie via observaties. In 1924 trok Lemaître naar de VS. Hij liep stage aan het Harvard College Observatory en werkte aan het MIT, waar hij in 1927 ook zijn PhD behaalde. En, nog belangrijker: hij leerde de baanbrekende waarnemingen van Edwin Hubble kennen. Met de beste telescoop van dat moment, op Mount Wilson, had Hubble vast- gesteld dat het heelal veel groter was dan tot dan toe gedacht, én hij leverde het observatiemateriaal waarop het concept van de uitdijing van het heelal gebouwd kon worden. Nog in 1927 werd Lemaître hoogleraar aan de Leuvense universiteit. In datzelfde jaar schreef Kort en bondig: het heelal dijt uit, en Lemaître is de eerste die dat theoretisch én praktisch aangetoond heeft. hij zijn revolutionaire artikel Un univers homogène de masse constante et de rayon croissant, rendant compte de la vitesse radiale des nébuleuses extragalactiques. Daarin koppelde hij de wiskunde van Einstein aan de waarnemingen van Hubble. Kort en bondig: het heelal dijt uit, en Lemaître was de eerste die dat theoretisch én praktisch aangetoond had. Hij publiceerde zijn inzichten in de niet meteen veelgelezen Annales de la Société scientifique de Bruxelles, het katholieke genootschap 1923: priesterwijding 1924: studeert bij Arthur Eddington in Cambridge 1927: PhD aan MIT. Publiceert revolutionair artikel over uitdijing heelal en wet van Hubble. Ontmoet Einstein voor het eerst. Hoogleraar aan de Leuvense universiteit. 1931: erkenning door Eddington en korte tijd later ook door Einstein. Historische bijdrage in Nature met allereerste concept van bigbangmodel 1934: bekroond met Francqui-prijs 1936: lid van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen 1960: voorzitter van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen 20 juni 1966: overlijdt in Leuven, wordt begraven in Marcinelle KU Leuven of UCL? “Georges Lemaître wordt in Leuven nauwelijks ervaren als ‘iemand van ons’”, zegt wetenschapshistoricus Geert Vanpaemel (foto). “Aan de UCL daarentegen is hij wel degelijk, en terecht, één van hun pijlers. Ik denk dat dat verschil berust op de intellectuele splitsing van de Leuvense universiteit, naast de institutionele. Sommigen boegbeelden zijn ‘van ons’, andere zijn ‘van de UCL’. Ik denk dat we daar allebei een fout in maken. We hebben heel veel gemeenschappelijke fi- guren, en we moeten die ook als zodanig erkennen. Lemaître was ‘van Leuven’, niet van de Franstalige of de Nederlandstalige universiteit. Zeker met het oog op de viering van 600 jaar universiteit in 2025 moet ik als historicus een lans breken voor gezamenlijke aandacht voor gezamenlijke figuren. En Lemaître hoort daar zeker bij.” (© KU Leuven | Rob Stevens) 1925: stage aan het Harvard College Observatory 30 april 2014 Dossier 11 Het begin van het heelal bevond zich in 1931 in het Heilige Geestcollege, Naamsestraat 40, Leuven. Daar woonde professor Georges Lemaître, in wiens beautiful mind één van de meest diepgaande concepten uit het menselijk denken rijpte. We kennen het nu als de big bang. Lemaîtres ideeën hebben niet alleen de wetenschap maar ook ons hedendaagse wereldbeeld ingrijpend veranderd. Hoog tijd dat we dat iets beter gaan beseffen. waarvan hij sinds 1922 lid was. Daardoor drongen zijn ideeën nauwelijks door in de wetenschappelijke wereld. Albert Einstein was een van de weinigen die Lemaîtres artikel wél las. Nog in 1927 ontmoetten de twee elkaar een eerste keer in Brussel, in de marge van de vijfde Solvay-conferentie, waar je zonder Nobelprijs meer opviel dan mét. Einsteins commentaar: Lemaîtres wiskunde was prima, maar zijn fysische conclusies waren abominable. Einstein was nog te zeer verankerd in het statische karakter van het heelal om uitdijing zomaar te aanvaarden als fysische realiteit. Maar dat oordeel stond hun vriendschap niet in de weg. Ze ontmoetten elkaar nog een aantal keren. Kaas, insecten en het heelal Lemaîtres internationale doorbraak kwam pas in 1931, toen Eddington de lof zong van de inzichten van Lemaître en aandrong op een Engelse vertaling van het artikel uit 1927. Wat uitdijt, moet ooit kleiner geweest zijn. Terugrekenend kan je van de huidige toestand de weg naar het begin van het heelal reconstrueren. Volgens Lemaître was dat te beschouwen als een atome primitif, dat via extreem snelle expansie het heelal zou worden. Lemaître opperde deze idee in 1931, in een bijzonder kort artikeltje in Nature, meer bespiegelend dan klassieknatuurkundig. Zijn tekst – de blauwdruk van de bingbangtheorie – staat er wat verloren: op dezelfde bladzijde vinden we be- Wetenschapper versus priester? “Lemaître sprak over het begin van het heelal, niet over de schepping”, benadrukt wetenschapshistoricus Geert Vanpaemel. “Hij liet zich niet verleiden tot wetenschappelijke uitspraken over het goddelijk aandeel in de schepping. Anderen maakten dat onderscheid niet altijd. Dat net een priester zich over het begin van het heelal uitliet, maakte Lemaîtres ideeën een tijdlang minstens wat ‘verdacht’ bij sommige scherpslijpers, geesterende informatie over de rol van stikstof bij het rijpen van kaas en over insectenrestanten in de ingewanden van de cobra. Hoe mooi ook, het bleef een theorie, en de wereld van de kosmologie was er kennelijk nog niet ontvankelijk voor. Toch begon de ster van Lemaître nu snel te rijzen, mede door Eddingtons toedoen en de waardering van Einstein. In 1934 ontving hij de Francquiprijs, de hoogste wetenschappelijke bekroning van ons land. Buitenlandse onderscheidingen volgden. In 1936 werd hij lid van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen. Lemaître was één van de grootste boegbeelden van onze universiteit geworden. Zijn leeropdracht werd uitgebreider, hij publiceerde heel wat wiskundige bijdragen, en ook zijn werk als priester nam de nodige tijd in beslag. Hij bleef de kosmologie verder nog wel volgen, maar richtte zijn aandacht ook op andere domeinen. Zo zag hij veel mogelijkheden in de rol van de computer voor het onderzoek. In 1958 kocht hij de eerste echte computer voor de universiteit en legde zo de basis voor wat het Rekencentrum zou worden. In 1960 werd hij voorzitter van Pauselijke Academie, een functie met groot aanzien. En hij werd voorzitter van ACAPSUL, de vereniging van Franstalig academisch personeel, die sterk gekant was tegen de splitsing van de Leuvense universiteit. Nochtans was Lemaître zeker geen wallingant. De mogelijke splitsing van een grote uni- maar zelf bleef hij glashelder over dit onderscheid. Toen Pius XII in 1951 een toespraak hield waarin hij de natuurkunde ter hulp riep om het bijbelse scheppingsverhaal te onderbouwen, was Lemaître daar niet bepaald verheugd over. Hij spande zich in om te voorkomen dat de paus dit zou herhalen, diplomatiek, maar wel duidelijk.” “Lemaître was zonder twijfel een erg vroom man, wiens priesterschap de leidraad van zijn dagelijks leven vormde. Dat hij daar zijn wetenschappelijk werk zo vlot mee wist te combineren, verwondert ons misschien meer dan goed is. De kerk heeft zich Georges Lemaître (rechts) in het gezelschap van zijn medewerkers Odon Godart en Andrée Bartholomé, in het Premonstreitcollege in de Naamsestraat. Godart was als meteoroloog betrokken bij de voorbereiding van de landing in Normandië. Andrée Bartholomé was computerspecialist. Het huidige lokaal 03.29 zal in de nabije toekomst een meer permanente huldeplaats voor Lemaître worden. (© Archives Georges Lemaître) versiteit in twee kleinere stond hem intellectueel echter tegen. Georges Lemaître overleed op 20 juni 1966 in het Sint-Pietersziekenhuis en werd begraven in de familiebegraafplaats in Marcinelle. Op zijn rouwprentje prijkt een zin die zijn dubbele roeping mooi samenvat: ‘La Science est belle, elle mérite d’être aimée pour elle-même, puisqu’ elle est un reflet de la pensée créatrice de Dieu.’ Op pagina 12 vindt u een artikel dat dieper ingaat op het belang van Lemaîtres werk voor de kosmologie. wel altijd van nabij beziggehouden met wetenschap die interfereerde met haar terrein, namelijk de ethische levensvragen, maar ze stond op heel wat momenten in de geschiedenis ook juist erg positief tegenover de wetenschap in het algemeen.” Lees meer online: Emeritus professor Frans Cerulus heeft Lemaître nog persoonlijk gekend. “Monseigneur Lemaître was een heel toegankelijk en hartelijk man, met zin voor humor, zonder gewichtigdoenerij.” Lees het interview op nieuws.kuleuven.be/lemaitre Schijnwerpers op Lemaître “In mijn bewondering voor Lemaître sta ik niet alleen”, zegt professor Bart De Moor van de Faculteit Ingenieurswetenschappen. “Ook de stad Leuven, in de persoon van burgemeester Tobback, vindt dat we de wetenschappelijke boegbeelden van de universiteit meer in het stadsbeeld moeten brengen. Daarom hebben we enkele jaren geleden het plan opgevat om in Ottignies – Louvain-la-Neuve en in Leuven een dubbelstandbeeld voor Lemaître op te richten, twee beelden die naar elkaar verwijzen. We zouden dat eventueel ook kaderen in een ‘jumelage’ tussen de twee steden.” “Vorig jaar werden we gecontacteerd door Erik Beka, de Belgische vertegenwoordiger bij ESA. Hij wist ons te melden dat de vijfde ESA-cargosatelliet, die in juni vanuit Kourou in Frans-Guyana gelanceerd wordt naar het International Space Station, de naam van Georges Lemaître zal dragen, na figuren als Einstein en Jules Verne.” “In dat kader organiseren we op 7 mei een colloquium over moderne kosmologie, met ruime aandacht voor Lemaître. We hebben ook een gedenkplaat laten ontwerpen. Die zal op die dag onthuld worden aan het Premonstreitcollege in de Naamsestraat, waar Lemaître het grootste deel van zijn leven heeft gewerkt.” “De komende maand organiseren we ook een Instagram-fotowedstrijd bij alle Leuvense scholen. De eerste prijs is een trip naar Kourou, om de lancering bij te wonen. Klassen kunnen ook een uitstap naar het Planetarium in Brussel winnen, waar ze op grote schermen de lancering kunnen volgen in aanwezigheid van koning Filip.” Info over het colloquium: fys.kuleuven.be/ster/meetings/lemaitre Info over de fotowedstrijd: www.kuleuven.be/lemaitre 12 Dossier campuskrant blauwdruk big bang legde fundament voor moderne kosmologie “De geboorte van de moderne kosmologie situeert zich in de beginjaren van de 20ste eeuw”, zegt theoretisch natuurkundige en kosmoloog Thomas Hertog. “Het begon met Einstein en zijn algemene relativiteitstheorie uit 1915, en Georges Lemaître trok uit die theorie verregaande kosmologische conclusies.” (© KU Leuven | Rob Stevens) “Lemaître had gelijk” Ludo Meyvis “Tot in de eerste decennia van de 20ste eeuw dacht men over de kosmos als een statisch decor, weliswaar met boeiende fenomenen, maar als geheel eigenlijk vrij oninteressant – metafysisch als het ware. Einsteins relativiteitstheorie bracht de structuur en evolutie van tijd en ruimte in wisselwerking met materie en energie, waardoor het heelal tot het domein van de wetenschap ging behoren.” “Tal van waarnemingen hebben Einsteins relativiteitstheorie intussen onderbouwd. Zo stelde Arthur Eddington in 1919 vast dat een object met grote zwaartekracht, bijvoorbeeld de zon, inderdaad de ruimte zelf kon beïnvloeden en dus ook de weg die licht door die ruimte aflegde, precies zoals Einstein voorspeld had.” Uitdijing “In Einsteins tijd was het waarneembare heelal beperkt tot de Melkweg. Pas door waarnemingen als die van Edwin Hubble in de jaren 1920 kwam het besef dat het heelal veel en veel groter is, en veel meer sterrenstelsels bevat dan alleen maar de Melkweg. Die bewegen zich schijnbaar weg van ons en van elkaar, met een snelheid die toeneemt naargelang hun afstand tot de aarde. Lemaître begreep als eerste dat dit verklaard kon worden op basis van Einsteins relativiteitstheorie. In zijn beroemde artikel uit 1927 toont Lemaître aan dat Einsteins relativiteitstheorie voorspelt dat het heelal uitdijt en koppelt hij die uitdijing aan de waarnemingen van Hubble. Je zou dus kunnen stellen dat niet Hubble, maar wel Lemaître als eerste de wet van Hubble formuleerde. Hubble zelf deed dat pas in 1929, maar in een veel bekender tijdschrift en met betere gegevens.” “Lemaître raakte in 1931 betrokken bij een discussie in Engelse astronomische kringen, die hij wist te beslechten door te verwijzen naar zijn artikel uit 1927. Eddington was zo onder de indruk dat hij een vertaling van die tekst regelde. Alleen de implicatie dat een uitdijend heelal ooit een begin gehad moest hebben, zinde hem niet. Hij vond die gedachte repugnant. Nog altijd in 1931 schreef Lemaître als reactie daarop zijn visionaire bijdrage in Nature, met de blauwdruk van wat het bigbangmodel zou worden. Die term is overigens van latere datum en niet van Lemaître, maar van Fred Hoyle, een Britse astrofysicus die juist een heel andere visie op de geschiedenis van het heelal had. Hoyle was een felle voorstander van het Steady State- Georges Lemaître in de weer met de ‘rekenmachines’ van de Leuvense universiteit model, een statisch heelal zonder begin of einde. Lemaître vond dan weer steun bij de Russische astrofysicus George Gamov, die in het bijzonder de prille hete fase – de hot big bang – van Lemaîtres uitdijende heelal bestudeerde.” De handtekening van de big bang “Overtuigende observationele bevestiging van Lemaîtres bigbangmodel kwam er pas in 1964, met de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling door Arno Penzias en Robert Wilson. Zij waren bezig met de ontwikkeling van grote radioantennes voor communicatiedoeleinden. Daarbij stootten ze op een soort permanente ruis. Die bestond uit golven die even sterk uit alle richtingen kwamen, en dus wellicht een kos- De Big Crunch Allemaal goed en wel, die big bang helemaal aan ’t begin. Maar wat met het einde van het heelal? Thomas Hertog: “Op basis van onze huidige kennis van de samenstelling van het heelal en in het bijzonder de dominante aanwezigheid van de zogenaamde donkere energie – die de expansie van het heelal doet versnellen – ziet het er sterk naar uit dat het heelal voor eeuwig zal blijven uitdijen. mische oorsprong moesten hebben, met een temperatuur die bovendien spoorde met het model van Gamov. Al snel bleek dat wat zij gevonden hadden, de kosmische achtergrondstraling was, het restant van de hete oerknal van 13,7 miljard jaar geleden. Het bericht van de resultaten van Penzias en Wilson bereikte Lemaître kort voor zijn overlijden. Hijzelf had trouwens vele jaren daarvoor al gewezen op kosmische straling als mogelijk overblijfsel van de hete oerknal, al bedoelde hij niet de straling die Penzias en Wilson uiteindelijk vonden.” “De ontdekking van de kosmische achtergrondstraling leidde wel meteen tot een ander probleem: hoe kon het dat een heet, homogeen heelal vele miljoenen jaren later geëvolueerd was tot een heelal vol structuren als pla- Maar elke uitspraak daarover is gebaseerd op een enorme extrapolatie van onze huidige kennis van de samenstelling van het heelal. Als bijvoorbeeld zou blijken dat de hoeveelheid donkere energie toch lichtjes afneemt in de tijd – nu lijkt het erop dat die constant blijft – dan zou dat grote gevolgen hebben voor onze voorspellingen. Met een verminderende hoeveelheid donkere energie zou de uitdijing van het heelal namelijk tot stilstand kunnen komen of zelfs omslaan in een contractie, waardoor het heelal zou eindigen in een big crunch.” (© Louvain-la-Neuve, Université catholique de Louvain, Archives Lemaître) concreet om een ‘kaart’ van de polarisatie van de achtergrondstraling, de trillingsrichting van de elektromagnetische straling. Die vertoont een bijzonder patroon, dat alleen tot stand kan komen als er in het jonge heelal gravitatiegolven aanwezig waren." "Toen ik dat hoorde, wist ik dat het ging om een once in a lifetime doorbraak. Dergelijke gravitatiegolven kunnen immers alleen gecreëerd zijn in quantumprocessen tijdens een korte fase van extreme expansie of kosmische ‘inflatie’, helemaal bij het begin, bij de oerknal zelf dus. De gravitatiegolven zijn als het ware echo’s van de oerknal. Ze maken het mogelijk om achter het mistgordijn van de kosmische achtergrondstraling te piepen en de oorsprong van het heelal te bestuderen. De conclusie moet zijn: Georges Lemaître had gelijk.” “Zijn we er nu? Nee, nog lang niet. De recente waarnemingen vormen veeleer een belangrijke ondersteuning voor onderzoek dat de macrowereld van gravitatie, tijd en ruimte tracht te verenigen met de microscopische quantumwereld. Een mogelijke aanzet daartoe is de snaartheorie, die de belangrijke krachten in Achter het mistgordijn het heelal op quantumschaal verOf toch? “In maart van dit jaar zoent. Het lijdt geen twijfel dat de heeft de BICEP2-telescoop op snaartheorie ons nog veel te leren de Amundsen-Scott-basis op de heeft over Lemaîtres oerknal.” Zuidpool onmiskenbare tekenen in de kosmische achtergrondstra- Op 14 mei om 14u30 geeft profesling opgevangen. Die tekenen, sor Hertog een uiteenzetting over al geruime tijd voorspeld maar de meest recente doorbraken in nog nooit waargenomen, wijzen de kosmologie. op het bestaan van gravitatiegol- ‘Echos from the Big Bang’, Audiven. Daardoor zouden we wél in- torium Oude Molen, Kasteelpark formatie van ‘achter de horizon’ Arenberg 50, 3001 Heverlee. Meer bemachtigd hebben. Het gaat info: fys.kuleuven.be/colloquia neten, sterren en melkwegstelsels? Het antwoord kwam een paar decennia later. De COBEsatelliet stelde in 1991 vast dat de achtergrondstraling toch niet zo homogeen verspreid was als aanvankelijk aangenomen. De variaties in temperatuur waren miniem – slechts 0,00005 graden – maar net voldoende om de vorming van hemellichamen, sterrenstelsels en kosmische leegte in gang te zetten. Die temperatuurverschillen zijn als het ware de zaden van de reusachtige structuren die we vandaag in ons heelal aantreffen.” “Latere waarnemingen, bijvoorbeeld die van de Planck-satelliet in 2013, vervolmaakten de ‘afdruk’ van het jonge heelal die Penzias en Wilson gemaakt hadden. Dat beeld kan je als de horizon van de kosmos beschouwen: verder kijken, tot aan het prilste begin, dat kunnen we niet. De achtergrondstraling geeft ons een beeld van het heelal zoals dat was 380.000 jaar na de oerknal, maar niet eerder. In de periode daarvoor kon elektromagnetische straling zich immers niet ongehinderd door de ruimte bewegen en die vroege era is dus niet waarneembaar.” 30 april 2014 Wetenschap 13 Beeldige wetenschap IJsje met mokka, pistache en framboos? Fotograaf: Alexander Vrijdaghs We zien een zich ontwikkelende bloem van Prionium serratum, een Afrikaanse grasachtige plant die verwant is met de cypergrassen zoals papyrus en de ‘russen’ in onze weides. Onder de rasterelektronenmicroscoop is het duidelijk een bloem, maar in de natuur zou u er zo voorbijlopen: deze bloem is nauwelijks zichtbaar, met haar doorsnede van een vijfde millimeter. Van binnen naar buiten zien we de vruchtblaadjes, hier in het paars, met één vruchtblad opgelicht in het roze. De meeldraden zijn geel ingekleurd, het bloemdek rood. De schutbladen zijn groen. Postdoctoraal onderzoeker Alexander Vrijdaghs van de Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud binnen de Faculteit Wetenschappen bestudeert de evolutie van cyperiden, een evolutionaire tak met onder meer de cypergrassen, de russen, en een kleine tropische familie: “De standaardmethode om stambomen van soorten in kaart te brengen is vergelijkende DNA-analyse. Die stambomen zijn hypotheses: als twee soorten volgens de stamboom een gemeenschappelijke voorouder hebben, dan moeten we dat kunnen terugvinden in de vorm van de planten. Daarvoor bestuderen onderzoekers vaak de ontwikkeling van bloemen, omdat die volgens een min of meer vast patroon gevormd worden. De rest van de plant is continu in ontwikkeling. Evolutionair gezien is de bloem een relatief constante structuur, weliswaar met variaties. En het zijn net die verschillen die we kunnen gebruiken om de soortenstambomen te testen.” Vrijdaghs vergeleek de bloem van Prionium dus met bloemen van de andere cyperiden: “In de stamboom staat Prionium aan de basis van de tak, het dichtst bij de voorouder. Bij Prionium ontstaat vanuit de drie vruchtbladen een driehokkig vruchtbeginsel – een stuk van de stamper – waaruit vele zaden ontstaan, in drie rijen. Bij de meer geëvolueerde cyperiden zien we afgeleide bloemen waarvan de stamper ontstaat vanuit een vergroeide ring van vruchtbladen en waaruit slechts één tot drie zaden zullen groeien. Het zijn allemaal hedendaagse planten, maar Prionium heeft de eigenschappen van de voorouder beter bewaard. De laatste tien jaar is er op deze manier veel vooruitgang geboekt in het evolutionair in kaart brengen van de cyperiden.” Ilse Frederickx Bakala Academy helpt Duivels schitteren in Brazilië De Rode Duivels gaan samenwerken met Bakala Academy, het onderzoeks- en testcentrum voor topsport dat vorig jaar aan de KU Leuven geopend werd. Het team van inspanningsfysioloog Peter Hespel zal de voetballers in de aanloop naar het WK en ook in Brazilië zelf begeleiden op het vlak van onder meer voeding en recuperatie. Ludo Meyvis Bakala Academy is een hoogtechnologisch centrum voor onderzoek, opleiding en begeleiding van sporters en trainers. Professor Peter Hespel stuurt er een team van specialisten aan die wetenschappelijk onderzoek vertalen in begeleidingstechnieken om sportprestaties te verbeteren. Topsporters als Tom Boonen en de broers Borlée maken al gebruik van de expertise van het centrum. Ook de Rode Duivels schakelen nu de Leuvense deskundigen in. “Potentieel hebben de Rode Duivels heel zeker”, zegt professor Peter Hespel. “Met de experten van de Bakala Academy zullen we hen begeleiden om dat potentieel te laten renderen voor en tijdens het wereldkampioenschap in Brazilië. Uiteraard doen we dat in nauwe samenwerking met de me- deren. Daar zorgen we voor met reis zo snel mogelijk te verteren.” ijsbaden, compressiekousen en “We hebben ook oog voor mingoed doordachte rustschema’s.” der evidente aspecten. Neem bijvoorbeeld de eerste wedstrijd, Jetlag in Belo Horizonte. Die wordt ge“Het derde luik van onze bege- speeld op een hoogte van ‘maar’ leiding heeft te maken met het 890 meter. Meestal wordt dat vergoede verloop van de reis en de waarloosbaar gevonden, maar ongevolgen daarvan, zoals jetlag. We derzoek wijst uit dat zelfs die relawerken onder meer met lichtthe- tief geringe hoogte een invloed op rapie om de spelers te helpen de de prestaties kan hebben. Daar spelen we natuurlijk op in.” “Wetenschappelijke begeleiding van topsporters is van groot belang. Je moet het zo zien: zelfs al heeft onze begeleiding maar één procent positieve invloed, als juist dát procent Eden Hazard een metertje voorsprong geeft om in de 123ste minuut in Rio de beslissende goal te maken, dan heeft ons werk gerendeerd.” dische staf van de Rode Duivels.” IJsbaden en compressiekousen “We gaan onze voetballers eerst en vooral begeleiden op het vlak van hun voeding”, preciseert Peter Hespel. “Dat betekent dat we de volledige menu’s bepalen tijdens de voorbereidingsperiode en stages, en natuurlijk ook in Brazilië. Onze voedingsdeskundige Nicolas Paraskevopulos begeleidt hen en zorgt ervoor dat de kok van de Rode Duivels en de koks van de hotels de beste gerechten bereiden.” “We stellen ook optimale recuperatieschema’s op. In Brazilië krijgen de Rode Duivels zowat om de vier-vijf dagen een loodzware wedstrijd te verwerken, in belastende omstandigheden. De kwaliteit en de snelheid van de recuperatie zijn dan van groot be- Professor Peter Hespel: “Als onze begeleiding Eden Hazard een metertje voorsprong geeft om in de 123ste minuut in Rio de (© Photonews | KBVB) lang om een topconditie te garan- beslissende goal te maken, dan heeft ons werk gerendeerd.” 14 Leven na Leuven campuskrant communicatiewetenschapper en directeur Ancienne Belgique Dirk De Clippeleir AB-baas Dirk De Clippeleir kreeg als student geregeld ruzie met de paters van zijn peda wanneer hij weer eens te laat thuis kwam van een concert. “Tja, mijn verhouding met muziek was en is passioneel. Dat dat nu veel minder geldt voor de jeugd baart me veel zorgen. Daarom moet onze sector blijven bewegen en experimenteren.” “Je mag je nooit wentelen in je succes” katrien steyaert Passioneel? Een recent tafereel in een hifi-winkel in Elsene bewijst het. Dirk De Clippeleir, 51, test er likkebaardend twee peperdure speakers uit met Wrecking Ball van Emmylou Harris. “Toen Harris’ weemoedige stem weerklonk via de perfect afgestelde versterker kreeg ik tranen in mijn ogen”, zegt hij. “Wat een schone plaat! En hoe geweldig om ze te herontdekken!” Hij bracht ook Gaucho van Steely Dan mee, die de soundtrack van zijn studententijd vormde samen met onder andere de debuten van R.E.M., De Kreuners en TC Matic. “Die laatsten gaven toen een fenomenaal luid optreden in de Alma.” En deze man – die soms even erg snakt naar stilte – vond het allemaal prachtig. “Ik luister actief naar muziek sinds mijn twaalfde: Presley, de Beatles, Neil Diamond en later The Beach Boys en Genesis. Mijn moeder zei altijd dat ik geboren ben met een elpee onder de arm, en toen ik op kot ging mocht ik de stereo-installatie van thuis meenemen.” Een grote geste, want moeder vond dat haar arbeiderszoon het wel heel hoog in zijn bol kreeg door aan zijn roots te willen ontsnappen. “Ik was de enige uit mijn familie die naar de universiteit ging. Dankzij mijn twee jaar oudere vriend Peter durfde ik tegen mijn ouders in te gaan. En gelukkig maar, want in Leuven ging de wereld open.” Wat hij zou studeren, was minder zeker. “Mijn grootste ambities in het leven waren boeken lezen en muziek beluisteren. De keuze voor pol&soc was toeval. In de kandidaturen zorgden proffen als Jaak Billiet nog voor een hoog niveau en leerde ik kritisch reflecteren, maar mijn licenties communicatiewetenschappen waren vaak waardeloos. En veel te gemakkelijk.” overtuigd dat ik er nooit door zou geraken.” Hij was niet de enige. “Op mijn peda kwam ik regelmatig na het sluitingsuur aan omdat ik naar een concert was geweest, ik smokkelde soms een liefke binnen en ik had een nogal grote mond. Kortom: de paters dachten dat het niets zou worden met mij. Een van hen belde in januari mijn pa op om te zeggen dat die me beter kon komen halen, maar mij stimuleerde dat telefoontje alleen maar.” “Ik ging veel naar de les, maar vreesde dat mijn best doen niet genoeg zou zijn. De sleutel lag uiteindelijk bij een meisje op wie ik verliefd was en die tijdens de examens een crisis had. Ik sleurde haar erdoor door veel samen te studeren en tot mijn verrassing slaagde ik daardoor zelf ook. We hebben het gevierd met een ochtendlijke trappist met een suikerklontje erin. Wat een triomfantelijk moment!” Een slecht kot en een ongelukkige halve tweede kandidatuur later stopte hij met zijn studie. “Tot Peter me uitschold voor lafaard en me dwong opnieuw te gaan studeren. Ik vond een tof gemeenschapshuis en was weer vertrokken. Je moet het geluk hebben iemand tegen te komen die je op sleutelmomenten weer eventjes op het rechte pad zet.” 29 en platenbaas En het werd alleen maar beter. “Ik maakte een thesis over de marketing in cafés en werd daarvoor riant betaald door Stella, dat ook al mijn drankkosten vergoedde. Zes maanden heb ik samen met mijn kotgenoten alle cafés van Leuven afgedweild, heerlijk.” De verhandeling werd opgepikt door alle nationale kranten en De Clippeleir kreeg een job aangeboden als productmanager bij brouwerij Maes. “Ik weigerde beleefd, want ik had linkse idealen en was al aan de slag bij Netwerk Vlaanderen, rond duurzaam bankieren. Trappist met suiker Maar daar raakte ik vanaf dag één “Statistiek, wijsbegeerte, dat wa- gedesillusioneerd over het gebrek ren pas moeilijke vakken. Ik was aan professionaliteit. Als deze (© KU Leuven | Rob Stevens) sector de wereld moest redden ...” Maes moest bij een tweede poging niet lang aandringen. Twee jaar later, in 1988, werd hij promotiemanager bij De Standaard: “De leukste job aller tijden. Ik organiseerde evenementen voor de lezers, van filmpremières en Rosas-voorstellingen tot avonden ‘ten huize van’ bijvoorbeeld premier Martens. Ik genoot ervan andere kunstvormen te leren kennen, en één keer per jaar ging ik mee met een vliegtuig vol lezers naar het restaurant van driesterrenchef Bocuse.” duldig manneke en nam meteen een paar gedurfde beslissingen. Zo ontsloeg ik een verkoopsdirecteur die er al 30 jaar zat omdat hij in het zwart werkte en toeliet dat anderen dat deden. Dat druiste in tegen mijn sterk ontwikkelde rechtvaardigheidsgevoel.” Op het dak van de wereld “Heel belangrijk voor mij was dat ik het contract met Clouseau kon vernieuwen en dat ik Dana Winner heb getekend. Daar werd bij een ernstig label als het onze – we hadden Soulsister, The Ra- “Ik wil nog wel directeur worden van een museum voor schone kunsten. In die lichtjes ingeslapen wereld kan ik misschien een verschil maken.” In 1990 vroeg EMI België hem als marketingdirecteur. “Daar moest ik geen twee keer over nadenken”, lacht hij. In 1992 zat hij zelf in de algemene directeursstoel. “Veel te vroeg, ik was nog maar 29. Maar de Franse EMI-baas drong aan omdat zijn eigen kandidaat niet wilde komen. Ik maakte natuurlijk alle denkbare fouten en moest opboksen tegen oudere collega’s die zich gepasseerd voelden, maar ik voelde wellicht de jeugdige overmoed. Ik was een onge- dios, De Kreuners – een beetje op neergekeken, maar Dana had met Op het dak van de wereld net een monsterhit gescoord. Ik ben nooit echt een artistieke man geweest, maar ik herken het wel als iets goed gaat worden en ik kan mensen overtuigen.” “Het enige dat je als manager moet kunnen is goeie mensen kiezen, ze goed laten samenwerken en motiveren.” Zijn credibiliteit is daarbij de sleutel. “Ik ben geen charismatische mens, maar je gelooft me als ik iets zeg. Ik ben geen praatjesmaker.” Het heeft hem ver gebracht, letterlijk de wereld rond, toen hij van 2002 tot 2005 International Director New Technologies was bij Universal, ’s werelds grootste platenfirma. “Business class, goede hotels, lekkere diners – het gaf me het gevoel dat ik eventjes iemand was en dat was geestig. Mijn hele bioritme was wel om zeep en ik was nooit meer dan twee avonden per week thuis, maar dat voelde nooit als een opoffering. Nu pas begint het een beetje te wegen en ga ik niet meer naar alle concerten in de AB. Wel naar alle Belgische artiesten. Onlangs nog naar Balthazar en Girls in Hawaii: fenomenaal goed! Bij mij geen risico op burn-out, want die krijg je alleen in de verkeerde jobs. Mijn werk is fantastisch boeiend.” Onrust en energie Er pakten nochtans donkere wolken samen boven de laatste van zijn 17 jaren als platenbaas. “Steve Jobs kwam met zijn iPod en alles gebeurde online, maar de internationale platensector wilde dat niet zien. Ze hebben zichzelf kapotgemaakt. Overal zaten slechte managers en toen de crisis losbrak, hadden ze geen antwoord klaar.” “De toekomst van muziek is vooral live, denk ik, maar zelfs daarmee moet je opletten: mensen worden kieskeuriger, de ticketprijzen stijgen en de jeugd is niet meer zo gehecht aan groepen als vroeger. Dat laatste baart me nog het meest zorgen. Jongeren 30 april 2014 gaan naar evenementen als Tomorrowland om erbij te zijn, minder voor de muziek.” Het wordt een grote uitdaging, zegt hij, ook voor de AB, waar hij nu ruim drie jaar directeur is. “De oplossing ken ik niet, maar dat is niet erg. De dodelijkste fout die je kunt maken – en die de muziekindustrie heeft gemaakt – is niet bewegen. In een ongelukkig huwelijk moet je ook niet zitten wachten tot het vanzelf weer beter wordt.” “Je moet stappen zetten voor het te laat is, wanneer het nog goed gaat.” Op dat vlak is er veel hoop voor de AB, die vorig jaar 236.768 tickets verkocht, de prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Cultuurmanagement 2012-2013 kreeg en in de top twintig van drukst bezochte concertzalen ter wereld de enige Europese is. “En toch zeg ik: laat je niet verblinden. Je mag je nooit wentelen in je succes, je moet blijven vernieuwen. Dat is geen gemakkelijke boodschap, want mensen vragen zich af waarom ze nog harder moeten werken voor iets waarvan het niet eens zeker is dat het gaat lukken.” Zo zijn er de plannen met het Amerikaans Theater, dat de AB mee wil uitbouwen tot een groots opgezet Brussels cultuurcentrum. “Het creëert veel onrust bij de ploeg, maar als je die kunt omzetten in energie om vooruit te gaan, is het de moeite waard. Ik wil ook blijven experimenteren met allerlei talent, ook al is drie vierde van wat we doen in de AB verlieslatend. Maar dat is geen reden om de 120 jonge bandjes die we elk jaar in de club ontvangen geen kans te geven.” Kunst en leven Het gebeurt allemaal in zijn geliefde Brussel. “Helaas heeft de stad een negatief imago. Als culturele instelling heb je de verantwoordelijkheid om daar iets tegen te doen, bijvoorbeeld door inspirerende projecten op te zetten over de grenzen van de instellingen heen, of door het gebruik van het openbaar vervoer aan te moedigen. De AB bereikt elk jaar 300.000 bezoekers. Dat moet je durven misbruiken voor belangrijke boodschappen.” “Maar wees gerust: ik blijf niet tot mijn 65ste. Binnen een jaar of vijf is het tijd voor een jongere. En ik zou wel directeur willen worden van een museum voor schone kunsten. In die ook lichtjes ingeslapen wereld kan ik misschien nog een verschil maken.” Kunst is een passie, net als reizen. “Anderzijds ben ik ook zeer graag thuis. In het paasweekend heb ik Liefde in tijden van cholera zitten lezen. Literatuur blijft een prachtige manier om even aan de werkelijkheid te ontsnappen.” “Ik heb er natuurlijk veel ruimte voor, want ik ben alleen. Op mijn twintigste droomde ik ook van de vrouw van mijn leven en een gezin, maar het is anders gelopen. Je kunt leren daarmee tevreden te zijn, echt waar. In mijn drie jaar als bedrijfscoach (van 2008 tot 2011, onder meer bij Fortis – red.) heb ik veel geleerd over mensen. Een fout die velen maken, is zeggen: ‘Ik ben nu eenmaal zo, ik kan niet alleen zijn’. Toch wel. Wanneer je je erop toelegt, kun je alles af- of aanleren. Het leven is ook veel genietbaarder als je niet focust op wat je niet hebt, maar beseft wat je wel hebt.” Alumni 15 oud-studente maakt japanse percussie tot levenswerk “Zeg nooit ‘trommelen’ tegen taiko” tioneel is taiko ook bedoeld om levenskracht op te wekken. Je voelt die trommels met je hele lichaam. Het is onmogelijk om er onbewogen bij te blijven. En tegelijk komt er een grote sereniteit over je heen – taiko is meditatie in beweging.” Buikdansen Een paar jaar na haar terugkeer uit Japan, in 2002, introduceerde Grete taiko in ons land door Araumi Daiko op te richten: “We geven lessen, maar organiseren ook workshops en teambuildingsevents. Daarnaast treden Toen ze voor het eerst een optreden bij- we met Feniks Taiko op in binen buitenland en is er nog woonde, wist ze: dit wil ik de rest van mijn nende studentengroep Taiki-Doki, leven doen. En zo geschiedde: sinologe waar het speelplezier op de eerplaats komt.” Grete Moortgat (47) is intussen al meer steIntussen componeert ze ook dan vijftien jaar met hart en ziel – en bi- zelf stukken voor taiko. En zoekt steeds nieuwe combinaties ceps – verslingerd aan taiko, de Japanse ze met andere disciplines. “Zo percussie met de helende werking: “Als hebben we al samengewerkt rockbandjes, fanfares en je me zo meteen bezig ziet, zal je het niet met operazangers, met Belle Perez en Scala ... En we hebben balgeloven, maar ik heb twee hernia’s.” lerina’s, buikdanseressen, ropeskippers en ijshockeyspelers zien Ine Van Houdenhove Ze ging les volgen: “Tien tot bewegen op onze taikoslagen.” twaalf uur per week, meteen vrij “Mijn toenmalige partner en ik intensief. Ik ontmoette grootwaren zowel geïnteresseerd in meesters en leerde verschilChina als in Japan, en we be- lende vermaarde taikogroepen sloten dat hij japanologie zou kennen – met een aantal ervan, gaan studeren en ik sinologie. zoals Kodo, een groep van weIk ben zelfs nog aan een docto- reldniveau, werken we nu gereraat begonnen. Maar in 1996 geld samen. Taiko heeft in Japan verhuisden we om professionele nog steeds een plaats tijdens ceredenen met ons gezin naar Ja- remonieën en dorpsfeesten. “Ik pan. Daar maakte ik kennis met heb weleens deelgenomen aan taiko, een traditionele Japanse een matsuri – een soort procespercussievorm.” En het was lief- sie – waarbij we zes uur aan één de op het eerste gezicht. “Ik heb stuk moesten spelen. Je raakt lang aan ballet en judo gedaan, dan in een trance, je boort eneren muziekacademie gevolgd. giebronnen aan waarvan je niet In taiko vallen alle stukjes van wist dat je ze had. Een onbede puzzel samen. Die combina- schrijfelijke ervaring. Achteraf tie van elegantie en kracht, van moet je wel drie dagen recupemuzikaliteit en fysieke inspan- reren, maar goed (lacht). De poning is uniek. Taiko verenigt het sitieve energie die je van taiko cerebrale van klassieke muziek, krijgt is enorm. Mensen denken Taiko is trouwens topsport, het jezelf smijten van pop, het fy- weleens dat we ‘onze frustraties zegt ze terwijl ze uit het raam sieke van dans en het ritmische eruit kloppen’, maar je wordt er kijkt naar haar twee medespevan slagwerk.” gewoon goedgezind van. Tradi- lers die rondjes lopen om zich “Ik ben in Japan aanvaard als een echte, een eer die weinig nietJapanners te beurt valt.” op te warmen voor het optreden van zo meteen. “Het vraagt een enorme fysieke discipline. Naast lesgeven train ik met Feniks één tot twee volledige dagen per week. Om ons voor te bereiden op een reis naar Japan, waar het 40 graden kan zijn, doen we situps en push-ups in de sauna.” Maar je hoeft niet zo intensief met taiko bezig te zijn om er heel veel uit te halen. “We werken met autistische jongeren, met kinderen die slechthorend of doof zijn ... Sommige cursisten vinden hun levensvreugde terug, of slagen er ondanks fysieke beperkingen toch in om taiko te beoefenen. Ik heb zelf twee hernia’s overgehouden aan mijn zwangerschappen, maar dat zal je niet geloven als je me straks bezig ziet. Dat komt omdat taiko gebruik maakt van heel natuurlijke bewegingen. En het heeft een helende werking.” Ze is nog steeds de enige professionele speelster in België. “Elk jaar keer ik terug naar Japan. Ik ben daar aanvaard als een echte, een eer die weinig niet-Japanners te beurt valt. Ze zeggen me dat ik een taikohart heb. Taiko is ook meer dan trommelen, het is een manier van leven. Een trommel wordt met respect benaderd, met nederigheid tegemoet getreden.” Haar eigen collectie bestaat inmiddels uit meer dan vijftig trommels – goed voor twee Mercedessen en een villa, lacht ze. “Sommige zijn heel duur – gemaakt in Japan uit tropisch hardhout –, andere zijn zelfgemaakt.” “Het gaat bij taiko niet om hoe goed je al dan niet speelt, maar om de overgave waarmee je het doet, de discipline, de achtergrond. Taiko is zoveel méér dan alleen maar show ... al kan het een geweldige show opleveren – met belichting of humor of wat dan ook.” Wat we een uurtje later volmondig kunnen bevestigen. www.fenikstaiko.be Grete Moortgat: “Mensen denken weleens dat we ‘onze frustraties eruit kloppen’, maar je wordt er gewoon goedgezind van.” (© KU Leuven | Rob Stevens) 16 Maatschappij campuskrant Fons leroy Gedelegeerd bestuurder VDAB (© ingezonden) Geachte Heer Rector, Beste Rik, Jij als CEO aan het hoofd van de KU Leuven. Ik kan niet anders dan me afvragen: was het je doordachte beslissing om rechten te studeren die je tot de top geleid heeft? Of is het misschien je zin om levenslang te leren? Of zijn het eerder je ervaringen met de ‘universiteit van het leven’? Eerst en vooral wil ik deze brief starten met hoopvol nieuws voor onze afstuderende jongeren: 9 op de 10 Vlaamse schoolverlaters zijn na één jaar niet meer werkzoekend. Door de knelpunteconomie, de ontgroening en vergrijzing van de samenleving zijn er heel wat kansen voor jongeren op duurzaam werk. Een diploma van het hoger onderwijs blijkt hierbij nog steeds een garantie om snel de arbeidsmarkt te betreden. Uit cijfers van het VDAB-Schoolverlatersrapport blijkt echter dat het niet de masters, maar wel de professionele bachelors zijn die het snelst werk vinden na hun studie. Dit geeft toch stof tot nadenken. Ik ben ervan overtuigd dat de universiteit op dit vlak een niet te onderschatten rol te spelen heeft: ze moet de jongere goed informeren over zijn studiekeuze en de impact daarvan op zijn loopbaan zichtbaar maken. Ik daag je dan ook uit om hiervoor verdere stappen te zetten. Rik, in welk vak leerde jij een breed publiek te boeien met zoveel humor, beeldspraak en poëzie? In welk seminarie oefende je om je geloof in de Heilige Maagd zelfs met een wulpse deerne op schoot te bewaren? In welke cursus werd je uitgedaagd om religie, politiek, onderwijs en cultuur in één alinea met elkaar te verbinden? Dit om maar te zeggen dat een persoon niet enkel bestaat uit zijn diploma, maar uit een uniek vat van competenties. Ik wil dan ook onze studenten oproepen zich niet blind te staren op het verwerven van academische kennis, maar hen aanmoedigen tijdens hun studie lessen te volgen aan de universiteit van het leven. Zo’n divers ‘parcours de vie’ zal hen later meer opbrengen dan een manamanama … Geloof me, deze ‘elders’ verworven vaardigheden zijn even belangrijk voor de uitbouw van hun loopbaan. “Een divers ‘parcours de vie’ zal studenten later meer opbrengen dan een manamanama ...” beidsmarktcompetenties. Want daar knelt nu vaak het schoentje. Voor een werkgever zijn dat nu net de belangrijkste competenties, heeft recent onderzoek uitgewezen. Zo heb ik de arbeidsmarkt betreden met het diploma van jurist en criminoloog op zak. Maar als ik terugkijk op mijn studententijd, kan ik met een gerust hart stellen dat ik evenveel heb overgehouden van de vaardigheden die ik elders verwierf: als wetswinkelier, tabak plukkend in Canada of als cartoonist en stukjesschrijver voor studentenkrantjes. Zowel de KU Leuven als VDAB hebben de taak om studenten goed te informeren over hun studiekeuze én hen te begeleiden bij de overstap naar de arbeidsmarkt. Ik vraag je dan ook onze samenwerking verder te verruimen en te zoeken naar nieuwe manieren van dienstverlening voor de studenten, van bij het begin van hun opleidingstraject tot na hun eerste job. Vriendelijke groet, Deze ervaringen integreren in het curriculum van het hoger onderwijs, zie ik als een tweede uitdaging voor jou; het aanbieden van een brede vorming, die werkplek-leren en onderwijs op de werkvloer omvat. Zou het niet fantastisch zijn, mochten alle studenten, ook in de minder arbeidsmarktgerichte opleidingen, studierelevante ‘stages’ volgen of ‘bijbanen’ hebben tijdens hun opleiding? Ze vervolmaken dan niet enkel hun technische vaardigheden, maar verwerven ook ervaring en ar- Fons Leroy Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de KU Leuven. Deze keer: Fons Leroy, oud-student rechten en criminologie, en gedelegeerd bestuurder van de VDAB. Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af. Uitgelicht Ik mag me bij tijd en wijle al eens gaarne laten omverblazen door een portie goede muziek, zeker als dat ook letterlijk gebeurt. Zo beleef ik tijdens een repetitie van de Interfak Big Band met plezier het samenspel van saxofoons, schuiftrombones en trompetten, begeleid dan nog door gitaar, contrabas, piano en menselijke stem. Max Bols, eerste master bio-ingenieur, is altsaxofonist van dienst: “We repeteren één keer per week. Doel is het jaarlijkse concert, dat dit jaar op 9 mei plaatsvindt. Blijkbaar voor de dertigste keer, hoorde ik pas, we vieren een jubileum. Bart (Preneel, medebezieler en dirigent – red.) is er nog steeds bij, een strenge maar goede leider. De Big Band bestaat uit een mengeling van alle leeftijden, we zijn met vijf studenten op een totaal van zo’n dertig leden. Dat heeft ook wel te maken met de kwaliteitsnorm: je moet toch al wel enig niveau hebben om toegelaten te worden.” “Het is een fijne groep, we doen regelmatig mee aan festivalletjes en hebben ook al een aantal reizen achter de rug. Een paar jaar geleden hebben we optredens gedaan in Brazilië, onder andere in een kasteeltje aan het strand van Copacabana. Dat was een hele belevenis, met veel enthousiaste toeschouwers. Volgend jaar studeer ik normaal gezien af, maar als het aan mij ligt ga ik nog een tijdje door met de band.” Dan laat ik hem vertrekken naar zijn muzikale maten voor het après-drankje waar ik hem nu al te lang van heb weggehouden. www.kuleuven.be/cultuur/ibb 30 april 2014 Maatschappij 17 DE RAAD een actueel vraagstuk belicht vanuit drie expertises Wie gelooft die peilingen nog? (© KU Leuven | Rob Stevens) Wouter Verbeylen Marc Hooghe politicoloog “Het valt hier nog goed mee met de ‘peilingswoede’, vind ik. België is een kleine markt, en in het Vlaamse landsgedeelte zijn er maar twee grote verkiezingspolls: die van De Standaard – VRT en die van De Morgen – VTM. Die polls geven wel degelijk grote trends aan, daar heb ik niet zo’n probleem mee. Het probleem zit hem in de omgang met de kleine verschuivingen tussen partijen, die zich altijd binnen de foutenmarge afspelen. Kranten lijken daar geen enkele rekening mee te houden: zelfs een daling van 0,3 procent wordt “Je leest nooit dat alles ongeveer gelijk blijft” gewoon vertaald als ‘die partij gaat achteruit’. Dat is pure onkunde óf kwade wil. ‘Alles blijft min of meer gelijk’ is nu eenmaal een slechte krantenkop: een krant moet gelezen worden, ze geeft geen 25.000 euro uit aan een peiling die besluit dat er niets echt verandert. Terwijl dat vaak de enige mogelijke conclusie is.” “We weten niet of polls een groot effect hebben op het resultaat. Drijven ze de kiezer in de armen van de winnaar, of juist richting underdog? Zo’n peiling creëert natuurlijk wel percepties. Bart De Wever had gelijk toen hij eens zei dat N-VA door de peilingen de perceptie tegen kreeg. De partij staat nog altijd op een mooie winst tegenover de vorige verkiezingen, maar tegenover eerdere peilingen die tot 40 procent aangaven, leek de N-VA plots toch een verliezer. En kopstukken van een partij als Vlaams Belang, die peiling na peiling in het verlies staat, kunnen dat toch niet zomaar naast zich neerleggen. Ze gaan zich ernaar gedragen, ze laten de schouders hangen: ‘Winnen gaan we toch niet meer.’ De kiezer vangt dat soort signalen natuurlijk ook op. (Update: in de laatste peiling van De Standaard is ‘de kiesdrempel in zicht’ voor Vlaams Belang; in De Morgen een dag eerder ‘stijgt de partij opnieuw boven 10 procent’ – red.)” “Herleiden peilingen verkiezingen teveel tot een wedstrijd? Een goede kiescampagne heeft de twee elementen: de inhoudelijke strijd én de ‘horserace’. Het wordt pas problematisch als alleen die ‘horserace’ nog overblijft. Ik begrijp wel dat de partijen zelf zo gefixeerd zijn op polls en hypergevoelig zijn voor de cijfertjes. Er hangt ook zóveel vanaf. Het is een persoonlijke appreciatie – geloof maar dat politici exact hun aantal voorkeurstemmen kennen. Plus: een politieke partij mag maar één keer om de 4 à 5 jaar ‘examen doen’ bij de kiezer, en dat examen bepaalt of die paar honderd man op je partijbureau in Brussel hun job houden. Partijen willen misschien niet noodzakelijk winnen, maar ze willen zéker niet verliezen.” er met dit soort emotionele factoren rekening wordt gehouden in politiek onderzoek. Stemgedrag zou vooral rationeel zijn, en consumentengedrag emotioneel? Waarom zou dat zo zijn? Kiezers kunnen hun stem achteraf misschien wel als ‘rationeel’ verkopen, en met argumenten onderbouwen, maar op het moment zelf van de stembusgang spelen er ook andere zaken.” “De keuze voor een nieuwe smartphone is al een bijzonder overwogen keuze in vergelijking met de politieke keuze. Daarvoor ga je op een zondag even in de rij staan, het is zó voorbij, er lijkt weinig verband met je dagelijks leven. Ik zeg niet dat stemmen willekeurig gebeurt, maar op dat moment speelt bij de meeste mensen toch vooral: ‘Waar voel ik me goed bij?’, eerder dan ‘Welke impact heeft dit op het beleid?’ Dat verschilt echt niet zoveel van: ‘Ik voel me beter met Nike aan mijn voeten dan met Adidas’. Bovendien: van een foute consumentenkeuze heb je meer rechtstreekse ‘last’ dan van een foute stem: je bent je geld kwijt.” se bevolking al beter, maar bij dat soort peilingen is de respons dan weer héél laag, en je weet natuurlijk nooit wat de mensen die niet deelnemen uiteindelijk zullen stemmen. Foutenmarges worden soms nog vermeld, maar over die non-respons wordt nooit gesproken.” nieuwsmoment kunnen creëren, met een echte wisselwerking met de politieke realiteit als gevolg.’ Zeg nu zelf: is dat de taak van de media, van de openbare omroep: een bepaalde politieke ambiance creëren?” “Geeft een peiling dan niets aan? Jawel: grote trends. Soms zitten ze in de buurt, soms zitten ze er ook stevig naast. Een groot deel van de kiezers beslist bijvoorbeeld op het laatste moment, maar de onbeslisten worden wel uit de cijfers van de polls weggelaten. Op die manier zijn ‘verrassingen’ bij de uitslag niet verwonderlijk.” “Maar die polls kunnen dus wel degelijk een effect hebben. En elk effect – hoe klein ook – is voor mij een nefast effect. Want verkiezingen peilen toch naar de wil van de kiezer? Alles wat die wil vertekent, is uit den boze. Het klopt dat een peiling je kan helpen strategisch te stemmen: ‘Deze partij heeft mijn stem niet nodig, die partij kan ze beter gebruiken.’ Maar alweer: dat klopt enkel als je uitgangspunt, het peilingsresultaat, volledig correct zou zijn. Maar je vertrekt dus van los zand. Nee, geef mij dan maar een debat over thema’s, over ideologie. En elke krantenpagina die aan peilingen wordt versleten, kan niet meer over de inhoud gaan.” (© KU Leuven | Rob Stevens) om zich mee te identificeren. We zijn geneigd om personen die door andere mensen graag gezien worden, zelf ook liever te zien. Vandaar ook dat partijen zo graag witte konijnen uit hun hoed toveren: ‘Die Torfs is grappig, ik wou dat ik ook zo grappig kon zijn, dus Luk Warlop daar wil ik wel voor stemmen.’ Dat Consumentenpsycholoog soort rechtstreekse identificatie “Het mogelijke effect van zo’n ver- is er niet met een partij. Daar zal kiezingspoll kan twee kanten uit: ofwel kies je voor de voorspelde winnaar, ofwel steun je de underdog. Het eerste lijkt me toch een pak waarschijnlijker: we willen graag meegenieten van de winst, en de glorie van de winnaar op ons laten afstralen. De stemming is dan wel geheim, mensen zullen bij zichzelf zeker een goed, zelfgenoegzaam gevoel ervaren als hun keuze effectief de uiteindelijke winnaar van de verkiezingen is.” toch veel harder doorwegen: wel“Polls die persoonlijk succes ke partij slaagt er het best in zich meten – welke politicus is de po- in de markt te zetten als spreekpulairste? – zullen daarbij meer buis van bepaalde groepen in de effect hebben dan peilingen die samenleving?” het aandeel van partijen in kaart “Eerlijk gezegd verbaast het me brengen. Mensen zijn altijd op als onderzoeker van consumenzoek naar populaire individuen tengedrag altijd weer hoe weinig “Over een nieuwe smartphone denken we langer na” (© KU Leuven | Rob Stevens) In de virtuele werkelijkheid van de verkiezingspolls is de uitslag al lang bekend: de N-VA wint, en wel met zo’n 32 procent. Tenzij de polls er volledig naast zitten. Of ze uw stemgedrag juist drastisch wijzigen. Want wat zijn die peilingen nu eigenlijk: (a) informatief – (b) manipulatief – (c) geen van beide? (© Joris Snaet) Bart Meuleman Socioloog – surveymethodoloog “Ik heb een groot probleem met verkiezingspolls. Als wetenschapper kan ik moeilijk anders: ze hebben geen enkele wetenschappelijke waarde, maar wel degelijk een politiek effect. Wat dat eerste betreft: vaak is het aantal deelnemers te beperkt, en zijn de foutenmarges te groot om kleine verschuivingen te meten. Een groot aantal deelnemers geeft trouwens geen enkele garantie voor een betrouwbare uitslag. De peiling van De Morgen en VTM werkt met online panels. Dan kom je niet bij de gemiddelde kiezer terecht, maar bij mensen die vaak online zitten en veel tijd hebben. Je mag dan zoveel deelnemers hebben als je wil, de resultaten zullen niet representatief zijn. Wat in het begin scheef zit, zet je nooit recht door de grote aantallen. De Standaard en de VRT werken dan weer met telefonische bevragingen. Dan cover je de gan- “We willen de wil van de kiezer weten. Elk effect van polls op de uitslag is dus nefast." “Voor de politiek geïnteresseerde burger heeft zo’n peiling dan ook geen enkele toegevoegde waarde. De peilers geven het in hun technische fiches met zoveel woorden toe: ‘Deze peiling is zonder voorspellende waarde’. Waar ben je dan nog mee bezig? Waarom wacht je dan niet gewoon de verkiezing af? Ik citeer even letterlijk VRT-journalist Ivan De Vadder: ‘Het gaat om één van de weinige momenten waarop media zelf een 18 Personalia campuskrant Boek / delen Ludo Meyvis “Als kind las ik de gebruikelijke dingen – Pietje Bell, veel strips. Maar ik herinner me ook nog een heel speciaal pop-upboek van Roodkapje. Dat fascineerde me, dat je met boeken ook iets kon doén. Dat heb ik ook mijn kinderen proberen te laten voelen, dat je echt in een verhaal kunt stappen.” Wat leest u op dit ogenblik? “Niets, want buiten de vakanties vind ik er te weinig tijd voor – net als mijn collega’s, zeker? Maar het laatste boek dat ik op een relatief rustig moment gelezen heb, was Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans. Hij schrijft over zijn grootvader, van wie hij een aantal documenten en schilderijtjes kreeg uit de tijd van de Groote Oorlog, die nu zo actueel is. Je beseft bij zo’n boek hoe buitengewoon het is dat we nu al 70 jaar zonder oorlog leven, en anderzijds hoe dicht dat geweld nog bij onze wereld staat.” “Dat ik nu niets lees, klopt natuurlijk niet: ik lees juist heel véél, maar dan allemaal beroepsgebonden dingen. Maar die moeten óók goed geschreven zijn. Een aanvraag, een rapport, een artikel, ze kunnen allemaal zoveel winnen bij goede taal en aandacht voor hoe je het zegt.” Welk boek heeft u het meeste beinvloed? “Professioneel zou ik dan kiezen voor Persuasion and Healing van Jerome Frank. Dat dateert al uit 1961, maar de boodschap heeft nog altijd zin. Hij schrijft over wat hij de niet-specifieke factoren in de genezing noemt. Daarmee bedoelt hij ons geloof, de hulpverwachting, de cultuur, factoren die het succes van een genezingsproces vaak meer bepalen dan pilletje x of technische interventie y. De ontwikkelingen in de geneeskunde hebben ons natuurlijk heel ver gebracht, maar we mogen niet blind zijn voor andere factoren die het succes van een genezingsproces beïnvloeden.” heid. Ik lees het als een boek van hoop en veerkracht. Prachtig.” “Een andere lijn kan je misschien vinden in de voorkeur die ik blijk te hebben voor debuten. Ik denk aan een pareltje als Bonsai van Alejandro Zambra. Al vond ik zijn tweede werk ook sterk: Manieren om naar huis terug te keren, over een jongetje van 9 dat verdwaalt zoals de auteur verdwaalt tussen fictie en realiteit, in het Chili van Pinochet. Een ander prachtig debuut is Beleefd verwoord, de eerste poëziebundel van Joost Vanbrussel. Weinig “In De laatkomer van Dimitri Verhulst en Sprakeloos van Tom Lanoye staan veel passages die me als dementiespecialist niet onberoerd laten.” Zit er een lijn in wat u leest? “De laatste tijd lees ik doelbewust boeken die iets te maken hebben met het land waar ik naartoe ga. Vorig jaar ben ik naar Zuid-Afrika geweest. Dus heb ik Coetzee gelezen, In the Heart of the Country. Een beklijvend boek, stilistische top. Zuid-Afrika leer je nog beter kennen door Long Walk to Freedom van Nelson Mandela, over de weg die hij heeft afgelegd, met de bekende hindernissen, maar uiteindelijk toch leidend naar vrij- bekend buiten Roeselare, maar héél erg goed. Hij is lokaal actief op heel wat sleutelmomenten in het menselijk leven, bij feesten, begrafenissen enzovoort. Dat zie je in zijn teksten. Ik gebruik geregeld een gedicht van hem, als poging tot troost – ik schrijf die ook zelf wel eens, maar Vanbrussel doet het perfect.” U werkt onder andere rond dementie. Is dat een thema dat in uw lectuur aan bod komt? “Ja, gelukkig wel. In De laatkomer De leeslijst van Chantal Van Audenhove Pietje Bell Chris van Abkoude (© KU Leuven | Rob Stevens) “Een aanvraag, een rapport, een artikel, ze kunnen allemaal zoveel winnen bij aandacht voor hoe je het zegt.” Aan literatuur komt professor Chantal Van Audenhove alleen in vakanties toe, maar ook in haar werk hecht ze belang aan goed taalgebruik. Ze is buitengewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde en als directeur van LUCAS vooral begaan met geestelijke gezondheidszorg en de dementieproblematiek. Persuasion and Healing Jerome Frank In the Heart of the Country J.M. Coetzee van Dimitri Verhulst en Sprakeloos van Tom Lanoye staan bijvoorbeeld veel passages die een dementiespecialist niet onberoerd laten. Betutteling, bijvoorbeeld, wordt door Lanoye heel scherp weergegeven – de sfeer van ‘ons soepke’, ‘hoe is het vandaagskes’, ... Lanoye en Verhulst verwoorden het soms cynisch, maar dat is nodig om misstanden aan te kaarten. Door dergelijke boeken word je eraan herinnerd dat je dementie niet alleen op technisch-medisch of institutioneel vlak mag aanpakken, maar dat iedereen eerst en vooral een persoon is. Natuurlijk zijn er ook veel zorgverstrekkers die het juist wel heel goed doen.” Welk boek moet ik lezen om beter met dementie te leren omgaan? “Ik zou Huub Buijssen aanraden, De beleving van dementie. Dat is helemaal geen technisch boek, maar een verzameling quotes over hoe het is om dementie te voelen aankomen, hoe je de aanpak van de buitenwereld ervaart.” En leest u ook dingen die je guilty pleasure zou kunnen noemen? “Ach, guilty … In ons gezin bestond wel een grote liefde voor Max en de Maximonsters (vertaling van ‘Where the Wild Things Are’ – red.), een verhaal uit 1963 van Maurice Sendak. Heel kort, maar héél in- Long Walk to Freedom Nelson Mandela Beleefd verwoord Joost Vanbrussel De laatkomer Dimitri Verhulst Sprakeloos Tom Lanoye De beleving van dementie Huub Buijssen Max en de Maximonsters Maurice Sendak spirerend. Onze kinderen eisten bijna dat dat verhaal bovengehaald werd als ze gingen slapen. We speelden dat dan na, met alle wilde gebaren en woeste geluiden waar dat verhaal om vraagt. Dat deed trouwens ook president Obama toen hij onlangs op Paasmaandag aan kinderen voorlas uit het boek, in de tuin van het Witte Huis. Dus guilty? Welnee, het is juist dolle pret.” Benoemd of onderscheiden Professor Dirk Timmerman, hoogleraar gynaecologie en verloskunde aan de Faculteit Geneeskunde en kliniekhoofd benigne gynaecologie en gynaecologische echografie aan UZ Leuven, ontving op 23 april uit handen van koningin Mathilde de prijs van het Fonds InbevBaillet Latour voor klinisch onderzoek. Die wordt jaarlijks toegekend aan twee Belgische onderzoekers, één per landsgedeelte, en is goed voor 75.000 euro. De jury bekroont professor Timmerman voor zijn onderzoek naar computermodellen voor de diagnose van eierstoktumoren. Vier professoren van de KU Leuven kregen een adellijke titel toegekend door koning Filip. Emeritus professor Herman Daems (Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen), voorzitter van de raad van bestuur van de KU Leuven, mag zich voortaan baron noemen. Professor kinderpsychiatrie Peter Adriaenssens (deeltijds hoofddocent Faculteit Geneeskunde) is benoemd tot commandeur in de Leopoldsorde. Ook emeritus professor genetica JeanJacques Cassiman (Faculteit Geneeskunde) kreeg die titel. Professor Baki Topal, hoofd van de Eenheid Abdominale Oncologische Heelkunde (KU Leuven) en van de Afdeling Abdominale Heelkunde (UZ Leuven), mag zich voortaan commandeur in de Kroonorde noemen. Professor Bart Preneel (Afdeling ESAT – COSIC, Computerbeveiliging en Industriële Cryptografie) ontvangt de Excellence in the Field of Mathematics Award van de RSA Conference voor zijn onderzoek en zijn inzet om Europese beleidsmakers bewust te maken van het belang van cryptografie-onderzoek. Doctorandus Anna Van Cauwenberge (Instituut voor Mediastudies) ontvangt een Top Paper Award van de International Communication Association (ICA) voor haar paper TV no longer commands our full attention: effects of second-screen viewing and task relevance on cognitive load and learning from news (promotor professor Leen d’Haenens). Postdoctoraal onderzoeker Laura Vandenbosch (School voor Massacommunicatieresearch) ontvangt van diezelfde ICA de Top Dissertation Award voor haar doctoraatsonderzoek Self-objectification and sexual effects of the media: an exploratory study in adolescence (promotor professor Steven Eggermont). Professor Gert Vande Broek (Departement Bewegingswetenschappen), ook trainer-coach van de nationale vrouwenvolleybalploeg en van Asterix Kieldrecht, ontvangt de Sport Science Award 2013 van de wereldvolleybalbond FIVB voor zijn wetenschappelijke bijdrage aan het onderzoek inzake coaching- en motivatiepsychologie. In Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor Dries De Bleecker Emeritus docent aan de Faculteit Letteren, docent in de Nederlandse en de algemene taalkunde aan Kulak geboren op 10 maart 1930 en overleden op 15 maart 2014 Professor Walter Loy Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen geboren op 15 maart 1935 en overleden op 15 maart 2014 Professor Jef Nuttin Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen geboren op 16 mei 1933 en overleden op 18 maart 2014 Mevrouw Maggy Clerckx Secretaresse Universitaire Parochie geboren op 26 november 1966 en overleden op 19 april 2014 30 april 2014 Studenten 19 Droomjob voetbal manager Zijn de verwachtingen van studenten over hun droomjob realistisch? En hoe moeten ze die felbegeerde baan te pakken krijgen? Stap één: wij regelen een ontmoeting met een alumnus die de droom beleeft. In deze aflevering: Pieter Paul en de voorzitter van de voetbalclub. Pieter Paul Bonne en Bart Verhaeghe werken aan hun balgevoel in het Jan Breydelstadion. Ine Van Houdenhove Pieter Paul Bonne (22) volgt de master economie, recht en bedrijfskunde en droomt van een carrière als manager – en dat het allerliefst in het voetbal: “Na een knieblessure heb ik mijn eigen sportieve aspiraties opgeborgen en ben ik me in onze voetbalclub – KHO Stade Bierbeek – op trainen gaan toeleggen. Ik heb vijf jaar lang de allerjongsten de beginselen van het voetbal bijgebracht. Heel leuk, maar niet te combineren met mijn zware werkweek als vicepreses bedrijfsrelaties bij Ekonomika – die is al ternauwernood te verzoenen met mijn studie (lacht). Ik zou graag deel uitmaken van het bestuur van een club: personeelsbeleid, organisatie van de trainingen, communicatie ... het lijkt me allemaal superinteressant! Daarom kijk ik uit naar een opleiding sportbeheer.” Maar eerst gaan we naar het Jan Breydelstation in Brugge, waar rechtenalumnus Bart Verhaeghe sinds drie jaar voorzitter – en inmiddels ook meerderheidsaandeelhouder – is van Club Brugge. Hij is ook voorzitter van vastgoedgroep Uplace en het Noorhof Investment Fund, en bestuurder van de Vlerick Business School. Maar hij is minstens één dag per week op de club, zegt een medewerker terwijl hij ons naar het veld brengt waar de ploeg zich voorbereidt op de match van morgen. We passeren de van rijkelijk gevulde fruitschalen voorziene spelerszone, waar de WAG’s op hun voetballer kunnen wachten, de fitnessruimte, waar een geblesseerde Meme Tchité kilometers wegtrapt op de hometrainer, en de betonnen badkuip waar een half elftal in past, en lopen over de gemanicuurde grasmat waar vier fulltime tuinmannen een dagtaak aan hebben. Het testosteron hangt overal zwaar in de lucht. (© KU Leuven | Rob Stevens) “Een voetbalclub is geen fabriek” Duurzaam voetballen “De spelers oppeppen? Of tips geven? Aan dié mannen? Ik kom genieten,” lacht Bart Verhaeghe even later als we hem treffen aan de rand van één van de verwarmde trainingsvelden die de club onder zijn impuls heeft laten aanleggen. “Niet doorvertellen welke moves en passes ze inoefenen”, zegt hij half grappend terwijl hij wijst naar de spelers die morgen zullen aantreden tegen aartsri- professioneel team samengesteld, met onder meer een general manager en een sportief directeur. Ik was op zoek naar een duurzame manier van voetbal bedrijven.” Op een voetbalclub kan je perfect het klassieke businessmodel toepassen, vindt hij. “De vergelijking klinkt misschien wat cru, maar wij hebben óók klanten en een product. Al is het nu ook weer geen fabriek – we werken vóór in kruipt. Zo beoordelen we wedstrijden aan de hand van statistieken en analyses, weg van de cafépraat. We proberen de dingen die je kán beheersen te beheersen, en risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten, al speelt de factor geluk natuurlijk ook een rol.” Een dergelijke professionalisering is nog vrij nieuw voor ons land – Duitsland is wat dat betreft hét grote voorbeeld. Club Brugge zelf evolueerde in drie jaar tijd van een Club-voorzitter Bart Verhaeghe: “De spelers oppeppen? Of tips geven? Aan dié mannen? Ik kom genieten.” vaal Anderlecht. “Van de vijf goals tegen Lokeren vorige week waren er drie doorgetraind, zo gaat dat tegenwoordig.” Hij supportert al van kindsbeen af voor Club Brugge en uiteraard zit hij ook zondag op de tribune: “Willen winnen doet soms zeer, maar als we verliezen ben ik dat ook weer snel vergeten, vooral als we tóch goed gespeeld hebben.” Enkele jaren geleden hielp hij Club Brugge bij het dossier rond de bouw van een nieuw stadion. In 2011 kreeg hij de vraag om voorzitter te worden: “De dagelijkse leiding wilde ik niet op me nemen. Ik heb wel meteen een en mét mensen, en dat vergt een specifieke aanpak. Spelers komen en gaan, je moet een team creëren, zorgen dat de opvolging verzekerd is.” Schande Hij ziet zichzelf als “ondergeschikt aan het verhaal”: “Mijn rol is om te faciliteren: zorgen dat we de juiste mensen hebben, goede structuren, voldoende budget ... Met het sportieve beleid bemoei ik me niet, al heb je door je keuze voor een bepaalde coach natuurlijk wel een zekere invloed.” “Voetbal bedrijven is een métier, waar veel studie en arbeid vzw naar een professionele nv met ruim honderd werknemers en een omzet van meer dan 35 miljoen euro. De plannen voor een nieuw stadion zijn inmiddels hervat. “Je hoort soms zeggen dat je niet in voetbal mag investeren om winst te maken. Wel, ik doe het niet voor het geld, maar het zou een schande zijn als we er niet naar zouden streven om rendabel te zijn en een meerwaarde te realiseren, zoals iedere onderneming.” Hij geeft een welgemikte trap tegen een bal die zijn richting uitkomt: “Dit is in ieder geval een droomjob voor wie zoals ik ge- passioneerd is door voetbal. Het verschaft me vreugde en geeft me energie. Ik noem dit niet werken, maar investeren in iets waaraan ik plezier aan beleef, en wat ik ook goed kan. Ik doe alles hier even graag – al heb ik die stapel administratie gisteravond toch met net iets minder enthousiasme weggewerkt (lacht).” “Ik vind het alvast schitterend dat je als student dromen hebt en dat je daarvoor durft uitkomen. Te weinig mensen doen dat. Terwijl je alleen dán kans maakt dat die dromen waar worden.” Heeft hij voor Pieter Paul nog nuttige tips die daarbij kunnen helpen? “Deze business is ongelofelijk complex, dus een goede opleiding is een must – wélke precies maakt niet zoveel uit. Een juridische achtergrond komt zeker van pas – we krijgen veel met contractrecht te maken. En met regelgeving – wij worden méér gecontroleerd dan de banksector. Een MBA, zoals ik heb gevolgd bij Vlerick, is een absolute aanrader. Maar uiteindelijk moet je vooral goed kunnen managen, doelstellingen waarmaken. Fouten durven maken en daaruit leren. En niet teveel zeveren (lacht).” Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons weten via [email protected] 20 Buitenkant campuskrant (© KU Leuven | Rob Stevens) Homerun in toga Voor de derde keer organiseerden leerkrachten Latijn en studenten van de lerarenopleiding Latijn tijdens de paasvakantie een Romeins kamp, deze keer in het Limburgse Beverlo. Door de Romeinse cultuur in al haar aspecten en op een speelse manier te presenteren – van zingen in het Latijn tot koken op zijn Romeins – willen ze leerlingen van het eerste tot het vierde jaar aso aansporen om verder Latijn te studeren in de hogere jaren. Op het programma stond ook een spelletje Honkopoly, een kruising van honkbal en Monopoly. De straten op het speelbord waren voor de gelegenheid vervangen door Romeinse gebouwen zoals het Colosseum en het Circus Maximus. www.romalia.be gevonden: VOORWERP Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of op één van die muren: op de voorgevel van het ingangsgebouw van Sociale Wetenschappen prijkt het Alpejagerslied van Paul van Ostaijen. De campus, tussen de Parkstraat, de Vesaliusstraat en de Van Evenstraat, werd enkele jaren terug volledig vernieuwd. Sluitstuk was het glazen volume dat twee gebouwblokken verbindt en de centrale ingang vormt van de faculteit. Professor Manu Gerard was destijds decaan en nauw betrokken bij de realisatie: “Opdat het op warme dagen geen broeikas zou worden achter de zuidelijke gevel, stelden architecten Poponcini en Lootens voor om een zonnewering te plaatsen van gegalvaniseerde stalen platen ... en er een kunstwerk van te maken door er een tekst in uit te boren. We zochten met de hele faculteit naar een tekst met stopping power.” Citaten van Max Weber en Karl Marx, popsongs en verzen van Goethe passeerden de revue, en uiteindelijk werd gekozen voor het beroemde gedicht over een ontmoeting ter hoogte van de winkel van de heren Hinderickx en Winderickx. “Omdat het gaat over sociale conventies is het zeer toepasselijk voor ons vakgebied. Het idee kwam van collegasocioloog Luc Huyse, die het gedicht 32 jaar lang declameerde aan het begin van zijn colleges.” Voor de vormgeving zorgde de gerenommeerde Nederlandse beeldhouwer Henk Visch, die ook het beeld op het binnenplein ontwierp. “De bovenste regels zijn groter dan de onderste, zodat het hele gedicht leesbaar is van op de begane grond. Je kan de making of – een hele klus trouwens – op YouTube bekijken.” Voor E. du Perron klinkt de opdracht bij het gedicht. Professor Dirk De Geest: “Van Ostaijen had van zijn vriend Du Perron het verzoek gekregen om een gedicht voor hem te schrijven. Hij stuurde het hem in het najaar van 1927 toe vanuit het sanatorium waar hij niet veel later zou overlijden. In de tekst kan je kritiek lezen op het kleinburgerlijke, op marionetachtige, reflexmatige gebaren en rituelen die in de plaats komen van werkelijk contact, en in de slotregels ook op de fetisj van het bezit.” “Tegelijk roept het vers geen realistische werkelijkheid op. Je moet het zien als een soort van autonoom bouwsel, met een suggestieve muzikaliteit: door de herhalingen en vooral de ritmische structuur van tonen en tegentonen, korte en langere zinnen, gaan de woorden onderling ‘resoneren’ en zo nieuwe betekenissen tot stand brengen. Dat wordt typografisch verbeeld door het vers ook letterlijk ‘ruimte’ te geven. De lezer moet tegelijk kijken en lezen.” Op 25 september 2009 werd de gerenoveerde campus met een groots kick-offevenement ingehuldigd. Gerard: “Het Alpejagerslied werd voorgedragen door Peter Holvoet-Hanssen onder begeleiding van het muzikale duo Wolf. De herfstzon scheen op de gevel – een echt kippenvelmoment.” “Sinds de renovatie heeft onze faculteit voor het eerst een herkenbaar gezicht. En daar draagt het Alpejagerslied in grote mate toe bij. Als het donker is, en er brandt licht binnen, zie je dat vanaf het pleintje door de letters en de gaatjes schijnen. Heel poëtisch!” Ine Van Houdenhove Het Alpejagerslied: de faculteit wou een tekst met stopping power. (© KU Leuven | Rob Stevens)
© Copyright 2024 ExpyDoc