verkiezingen Weet waarvoor je kiest 2 14 O p 25 mei 2014 kiezen we een nieuw Vlaams, federaal en Europees parlement. We bieden je aardig wat leesvoer voor je naar de stembus trekt. CD&V, Groen, N-VA, Open Vld, PVDA en sp.a antwoorden op onze vragen over onderwijs en sociaaleconomische thema’s. We peilen ook naar de steeds groter wordende invloed van de Europese Unie op ons onderwijs. En het Gemeenschappelijk Vakbondsfront heeft haar memorandum voor de nieuwe Vlaamse Regering klaar. Straks weet je dus waarvoor je kiest. Europa en onderwijs: een evenwichtsoefening Lies Van Rompaey O p 25 mei kiezen we ook een nieuw Europees Parlement en dat is voor iedereen die zich met onderwijs bezig houdt geen onbelangrijk gegeven. Want hoewel onderwijs geen harde bevoegdheid is van Europa, wordt de invloed die de Europese Unie op ons onderwijs heeft steeds groter. Net daarom leek een gesprek met Jelle Reynaert, Vlaams Attaché voor Onderwijs en Vorming op de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie, ons wel een goed idee. “Elke Europese lidstaat heeft een Permanente Vertegenwoordiging (PV). Je kan het vergelijken met een ambassade, gelokaliseerd in Brussel. De PV is de belangrijkste verbinding tussen de lidstaten en de Europese instellingen,” vertelt Jelle Reynaert. Wat is jouw taak als Vlaams attaché voor Onderwijs en Vorming? Minstens drie keer per jaar komen de Europese ministers van onderwijs naar Brussel voor een formele bijeenkomst. Daar gaat heel wat voorbereiding aan vooraf. Die voorbereiding gebeurt in het Europees Onderwijscomité, een raadswerkgroep waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn, samen met de Europese Commissie. Alle teksten die de ministers later hopelijk zullen aannemen tijdens hun bijeenkomsten, worden daar uitvoerig onderhandeld. De vertegenwoordiging van de lidstaten in deze raadswerkgroep gebeurt door de onderwijsattachés van de Permanente Ver tegenwoordiging. Zoals je weet, is onderwijs in België gemeenschapsmaterie. Elke gemeenschap heeft zijn eigen minister van Onderwijs. Maar in de onderhandelingen met Europa kunnen we enkel optreden als België. Daarom neemt elke gemeenschap telkens voor één jaar het woordvoerderschap voor onderwijs in België in de Raad op. Momenteel is de Duitstalige gemeenschap woordvoerder. Vanaf 1 juli is het de beurt aan de Franstalige gemeenschap. Als woordvoerder vertegenwoordig je wel heel België. De posities die we innemen in de formele context van de Raad zijn altijd afgestemde Belgische posities waarover vooraf een akkoord bereikt werd tussen de gemeenschappen. Sinds een aantal jaren staat investeren in onderwijs en vorming bovenaan de Europese doelstellingen. Waarom vindt Europa onderwijs zo belangrijk? In 2000 maakte de Europese Unie de Lissabonstrategie bekend, een strategisch plan dat op tien jaar tijd van Europa de meest concurrentiële en dynamische kenniseconomie ter wereld moest maken. Onderwijs en vorming speelden daarin een belangrijke rol. In 2010 moesten de betrokken partijen toegeven dat de doelstellingen van de Lissabonstrategie niet bereikt waren. De Europa 2020-strategie kwam in de plaats. De algemene doelstelling bleef dezelfde maar onderwijs en vorming kregen nog meer dan voorheen een prominente plaats in de strategie, onder meer om het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen en het aantal jongeren met een diploma tertiair onderwijs op te trekken. Om Europa 2020 te realiseren hebben de Europese ministers van onderwijs al in 2009 een werkprogramma uitgestippeld, een Strategisch Raamwerk voor Europese Samenwerking inzake Onderwijs en Vorming 2020, kortweg ET 2020 genoemd. ET 2020 beperkt zich niet tot economische 26 APRIL 2014 BASIS 15 verkiezingen 2 14 doelstellingen. Er wordt ook gehamerd op het belang van gelijke kansen en op het sociale aspect van onderwijs en vorming. In 2020 moet het aantal laaggeschoolde volwassenen tot 15 % teruggedrongen zijn, moet er meer deelname zijn aan levenslang leren en moet de kleuterparticipatie verhogen. Er worden ook doelstellingen geformuleerd over mobiliteit, basisvaardigheden, kennis van vreemde talen, enzovoort. Uiteindelijk heeft Europa dus een vrij ambitieus plan uitgetekend voor onderwijs en vorming. Maar hoe dwingend zijn die doelstellingen als Europa toch geen beleidsbevoegdheid heeft op dat terrein? Het klopt dat Europa de lidstaten niet kan dwingen om onderwijsdoelstellingen te bereiken. Maar op een aantal zachte manieren probeert de Europese Unie toch wat mee te sturen. Dat gebeurt vooral via de methode van open coördinatie. Dat wil zeggen dat Europa bekend maakt hoe de verschillende landen het doen op het vlak van onderwijs en vorming. Sinds 2011 is de impact van Europa nog vergroot door het invoeren van het ‘Europees semester’. Dit is een algemene beleidscyclus voor het afstemmen van het economisch beleid van de lidstaten. Het moet mee de Europa 2020-strategie implementeren. Jaarlijks wordt er in november-december een analyse bekend gemaakt van het beleid van elke lidstaat op vlak van begroting, economie, … maar ook arbeidsmarkt en vaardigheden. Tegen april moeten de lidstaten dan hun nationaal hervormingsprogramma indienen. Op basis van dat programma publiceert de Europese Commissie in juni landen-specifieke aanbevelingen aan de lidstaten, bijvoorbeeld over loonindexering of de pensioenleeftijd. Maar ook onderwijs zit dus vervat in het Europees semester. Dat wil zeggen dat de lidstaten in juni ook aanbevelingen kunnen krijgen voor hun onderwijsbeleid. Dat kan heel algemeen blijven zoals meer investeren in onderwijs, maar het kan ook concreter, bijvoorbeeld meer inspanningen doen om het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen. Zo ontstaat er wel een spanningsveld want Europa heeft eigenlijk geen harde bevoegdheden op het vlak van onderwijs en vorming. Maar het Europees semester wordt wel op het hoogste niveau van staatshoofden en regeringsleiders getrokken en gestuurd waardoor de politieke druk erachter toch groot is. In de nationale hervormingsprogramma’s moeten lidstaten ook aan de Europese Commissie rapporteren welk nieuw beleid zij zullen voeren in antwoord op de landen-specifieke aanbevelingen. Elk jaar opnieuw. Dus dat is echt een cyclus. Er is ook een systeem opgezet waarbij lidstaten elkaars nieuw beleid evalueren. Ook in het kader van ET 2020 moeten lidstaten trouwens om de drie jaar rapporteren aan de Europese commissie over hun beleid, dus die verplichting neemt toe. Je merkt dat de Europese commissie op die manier haar kennis over wat er op het vlak van onderwijs in de lidstaten gebeurt, vergroot. Dat hoeft niet perse negatief te zijn. Het blijft immers aan de lidstaten zelf om dat onderwijsbeleid vorm te geven. Kan je enkele concrete voorbeelden geven van het werk dat de Europese ministers van Onderwijs doen? Op dit ogenblik onderhandelen de ministers over een nieuwe talen benchmark, dat wil zeggen over nieuwe, na te streven doelstellingen op het vlak van talenonderricht en talenkennis. Er wordt nagedacht over raadsconclusies over de lerarenopleiding en over kwaliteitsborging op alle niveaus van onderwijs, … Europa bemoeit zich niet met het curriculum. Maar Europa dringt er wel op aan om meer te focussen op leerresultaten, sleutelcompetenties enzovoort. In Vlaanderen worden die aanbevelingen vrij snel opgepikt, ook omdat we in Europese context op het vlak van onderwijs goed presteren en vaak al met dezelfde bezorgdheden bezig zijn. Het feit dat Vlaanderen een Vlaams kwalificatiekader heeft opgesteld bijvoorbeeld, is natuurlijk Jelle Reynaert: “Europa kan de lidstaten niet dwingen om onderwijsdoelstellingen te bereiken. Maar op een aantal zachte manieren probeert de Europese Unie toch wat mee te sturen.” © European Commission 16 BASIS 26 APRIL 2014 verkiezingen 2 14 een gevolg van het ‘Europees Kwalificatiekader voor een leven lang leren’, maar het is uiteindelijk altijd de lidstaat zelf die bepaalt hoe en in welke mate ze de aanbevelingen van Europa op het vlak van onderwijs en vorming opvolgt. Het lijkt er voor ons ook op dat de invloed die Europa wil hebben op onderwijs, vooral voortkomt uit economische beweegredenen. Het gaat over een afstemming van onderwijs op de arbeidsmarkt, het terugdringen van de jeugdwerkloosheid … Allemaal ontzettend belangrijke doelstellingen maar onderwijs wil natuurlijk meer dan het voorbereiden van jongeren op de arbeidsmarkt. De Europese Unie is ontstaan als een Economische Samenwerking en dat is iets dat je altijd in het achterhoofd moet houden. Maar ET 2020 bijvoorbeeld bevat heel wat nieteconomische elementen. Daar is zeker een goede balans. Het is natuurlijk zo dat Europa nu, tegen de achtergrond van de economische crisis, absolute prioriteit geeft aan alles wat kan bijdragen tot het beantwoorden of oplossen van die crisis. Dus het klopt wel dat er recentelijk meer gefocust wordt op die economische invalshoek van onderwijs en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Maar dat neemt niet weg dat alle voorstellen van de Europese Commissie moeten doorgesproken worden door de ministers van Onderwijs van de lidstaten. Tijdens de onderhandelingen worden dan ook vaak andere aspecten toegevoegd en in rekening gebracht, zoals persoonlijke ontwikkeling, actief burgerschap, sociale cohesie, … Voor jullie als vakbond is het dan ook belangrijk om de minister goed op de hoogte te houden van jullie bezorgdheden en standpunten. Ook de Vlaamse Onderwijsraad kan hier een belangrijke rol spelen. Recent heeft de Europese Commis sie bovendien een overeenkomst gesloten met de Europese sociale partners om nauwer te gaan samenwerken, om mekaar op regelmatige basis te zien op het niveau van de commissaris. Zowel werknemers als werkgevers zijn bij dat overleg betrokken. Voor onderwijs worden Jelle Reynaert, Vlaams Attaché voor Onderwijs en Vorming: “In 2020 moet het aantal laaggeschoolde volwassenen tot 15 % teruggedrongen zijn”. de onderhandelingen gevolgd en gevoerd door ETUCE (European Trade Union Committee for Education). Als nationale onderwijsbond kan je daar je stem laten horen. Heeft Europa ook invloed op de manier waarop leerkrachten werken of zouden moeten gaan werken? Alle lidstaten zijn het er over eens dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leerkrachten. Bovendien zijn er een aantal lidstaten die kampen met een lerarentekort. Allemaal aanleidingen om de lerarenopleiding ook op de Europese agenda te zetten. We streven daarom naar een gemeenschappelijke verklaring die moet onderstrepen hoe belangrijk alle ministers van onderwijs de opleiding en loopbaan van leerkrachten vinden. Uit die verklaring blijkt dat ze bereid zijn om zelf actie te ondernemen voor de verbetering van de opleiding, de begeleiding van leraren doorheen hun professionele carrière, het aantrekkelijker maken van het beroep, … Bindende afspraken over de duur van de lerarenopleiding of het soort diploma dat moet behaald worden, kunnen niet door Europa vastgelegd worden. Europa kan wel de discussie daarover stimuleren. Positief vinden wij zeker dat Europa een grote rol speelt en wil spelen op vlak van internationale uitwisselin- gen, niet alleen van studenten maar ook van leerkrachten, docenten, … Inderdaad, ik heb het tot nu toe gehad over beleidsmaatregelen die eigenlijk eerder met onderwijspolitiek te maken hebben, maar de andere helft van het Europese luik is veel concreter en ook heel belangrijk, dat zijn de Europese subsidieprogramma’s. Ondanks de crisis en de inkrimping van de Europese begroting, is het budget voor het nieuwe Erasmus+ programma opgetrokken met 40 %. Natuurlijk maakt dat budget maar ongeveer 2 % uit van de totale Europese begroting maar toch is die stijging een belangrijk politiek signaal. Europa vindt het wel degelijk heel belangrijk dat scholen, jongeren, leerkrachten, docenten, kansen krijgen om in verschillende lidstaten kennis op te doen en kennis te delen. Het is ook een feit dat dankzij dit programma, sinds 2014 Erasmus+ genoemd, mobiliteit een systemisch deel is gaan uitmaken van de opleiding van studenten en de loopbaan van docenten. Toch een mooi resultaat! n n Op 25 mei kiest België 21 Europese parlementsleden (blz. 32). 26 APRIL 2014 BASIS 17
© Copyright 2024 ExpyDoc