RvB 2014.02.05 stavaza bwh

Brandweerhervorming
Stand van zaken 2014.02.05
Inhoud
1 Verdeelsleutels........................................................................................................................ 1
1.1 Federale basisdotatie ....................................................................................................... 1
1.2 Bijkomende federale basisdotatie..................................................................................... 1
1.3 Gemeentelijke dotaties ..................................................................................................... 3
2 Wetsontwerp arbeidstijden...................................................................................................... 4
3 50/50-kostenverdeling............................................................................................................. 5
4 Brandweerstatuut .................................................................................................................... 5
4.1 Verworven rechten ........................................................................................................... 5
4.2 Fysieke proeven ............................................................................................................... 6
4.3 Overgangsmaatregelen officieren..................................................................................... 7
4.4 Geldelijk statuut ................................................................................................................ 7
4.5 Cumul beroeps en vrijwilliger. Welke graad?.................................................................... 8
5 Pensioenen ............................................................................................................................. 8
6 Dringende geneeskundige hulpverlening ................................................................................ 9
7 Brandweeropleidingen ............................................................................................................ 9
1 Verdeelsleutels
1.1 Federale basisdotatie
De ministerraad van 10 januari heeft het ontwerp van KB voor de federale basisdotatie
goedgekeurd. Het ontwerp is nu voor advies naar de Raad van State. Dit advies wordt
verwacht eind februari. Deze verdeelsleutel is dezelfde gebleven als de huidige voor de
dotaties aan de prezones.
De bedragen voor de dotaties aan de prezones voor 2014 zouden grosso modo dezelfde
blijven. Normaal hebben alle coördinatoren ondertussen hierover bericht ontvangen van de
FOD BiZa met het exacte bedrag van de dotatie en welke documenten de prezones moeten
indienen om de dotatie te krijgen (begroting en operationeel plan).
1.2 Bijkomende federale basisdotatie
Naast de federale basisdotatie zal elke zone een bijkomende federale dotatie krijgen om de
meerkosten van het nieuwe brandweerstatuut te dragen. Deze extra middelen worden
verdeeld via een aparte verdeelsleutel. Het ontwerp gaat er van uit dat de definitieve
3 februari 2014 - 1/9
hulpverleningszones 1 januari 2015 van start zullen gaan en voorziet dus een verdeelsleutel
voor de middelen voor 2014 (prezones) en vanaf 2015 voor de hulpverleningszones.
Voor 2014, dus voor de prezones, worden de middelen voorzien voor investeringen en de
aanwerving van extra personeel (in ontwerp omschreven als bedrag betreffende de
operationele werking van de zone) verdeeld op basis van twee parameters, 0,822% bevolking
en 0,178% oppervlakte.
De eigenlijke verdeelsleutel voor de bijkomende dotatie voor de hulpverleningszones bestaat
uit vier onderdelen (F=A+B+C+D). Voor 'de kosten verbonden aan de operationele werking
van de zone' (D) wordt de verdeelsleutel voor de prezones hernomen. De middelen voor de
harmonisering van de weddeschalen (C), de mandaatvergoeding voor de zonecommandant
(B) en de eindeloopbaanmaatregelen (zoals nieuw systeem VVP) (A) worden verdeeld
volgens de reële meerkosten zoals berekend door de FOD BiZa. Voor deze laatste cijfers
heeft de VVSG de suggestie gedaan om deze cijfers op gezette tijdstippen (bv. per
gemeentelijke legislatuur) te actualiseren. Deze suggestie is grotendeels gevolgd. Volgens
artikel 4 worden de cijfers voor de meerkosten van de zonecommandant (B) en de kosten
verbonden aan de operationele werking van de zone (D) geactualiseerd.
Overzicht financiële middelen totale federale dotaties tot 2018:
KEUR
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Totale dotatie
30 890
51 927
96 451
127 168
130 384
133 600
basisdotatie
30 890
32 364
31 292
31 292
31 292
31 292
19 563
65 159
95 876
99 092
102 308
42 063
69 563
69 563
69563
19 205
19 205
19 205
19 205
bijkomende federale dotatie
Operationele werking (pre-)zone (D)
19 563
Harmonisering statuut (C)
Mandaat zonecommandant (B)
674
674
674
674
Eindeloopbaanmaatregelen (A)
3 216
6 433
9 649
12 866
Voor de concrete cijfers per (pre-)zone: zie de tabel in bijlage.
De VVSG heeft reeds aan het kabinet volgende opmerkingen bezorgd:

Voor de dotatie aan de prezone wordt expliciet vermeld dat dit geldt voor 2014. Het is
de planning van de minister om op 1 januari 2015 te starten met de
hulpverleningszones. Maar wat als deze timing toch nog niet mogelijk blijkt? Daarom
stellen wij voor de vermelding ‘2014’ te schrappen. Dit artikel vervalt toch automatisch
bij de inwerkingtreding van de hulpverleningszones;

Waarom worden enkel de cijfers voor de mandaattoelage van de zonecommandant
(B) en de operationele werking van de zone (D) geactualiseerd, en niet die van de
eindeloopbaanmaatregelen (A)? Worden deze niet het best ook geactualiseerd? Voor
de kosten verbonden aan de harmonisering van het statuut is het niet-actualiseren
enigszins verdedigbaar;
3 februari 2014 - 2/9

Wat met de brandweervrijwilligers? Deze verdeelsleutels bieden geen incentives voor
zones om te werken met vrijwilligers. De brandweervrijwilliger maken nog steeds 2/3e
uit van het personeelsbestand van de brandweer. Moet hier geen aandacht aan
besteed worden in bv. de middelen voor de operationele werking van de zones (D)?;

Wij hebben vernomen dat er van de 19.8 miljoen euro, gereserveerd wordt voor de
mandaatvergoeding van de zonecommandant (B) en voor de harmonisering van de
weddeschalen (C) er 1.8 miljoen euro uitgetrokken wordt voor de
brandweervrijwilligers. Het is uiteraard zeer goed dat er geld hiervoor voorzien is maar
dit brengt ons bij de vraag of het resterende bedrag van 17,4 miljoen euro voldoende
zal zijn om de meerkost van de beroeps te dragen, ook rekening houdende met het
uitbreiden van de mogelijkheden tot graadverhoging voor de officieren en de
verworven rechten inzake fietsvergoeding, hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques
en eindejaarstoelage?

Er zou een artikel moeten toegevoegd worden dat een uiterste datum bevat wanneer
de federale overheid duidelijkheid moet geven aan de zones van het exacte bedrag
van de federale dotatie. (cf. art.6 1° ontwerp gemeentelijke dotaties);

In de bijlagen worden enkel de percentages vermeld (eindresultaat) en niet op basis
van welke cijfers BiZa tot die percentages komt. Dit is een black box die de zones niet
kunnen narekenen. De zones moeten in staat zijn deze data te controleren en
eventueel bij te sturen. We verwijzen naar de gedetailleerde communicatie van de
Vlaamse overheid over de verdeling van het Gemeentefonds.
Dit ontwerp, samen met dat voor de verdeling van de gemeentelijke dotatie (zie onder), zal
besproken worden op de ministerraad van 14 februari.
De fondsen voor de persoonlijke beschermingsmiddelen en de aankoop van voertuigen zijn
sinds 2013 geblokkeerd. Reeds toegezegde aankopen blijven doorgaan maar er worden geen
nieuwe meer toegelaten. Investeringen in voertuigen en persoonlijke beschermingsmiddelen
moeten gebeuren via de prezones, betaald door de federale dotatie aan de prezones. Een
deel van deze fondsen zal doorgestort worden naar de prezones via de bijkomende federale
dotatie maar het grootste deel zou geblokkeerd zijn door Begroting. Het is afwachten tot de
volgende begrotingsherziening of de regering deze middelen terug vrijgeeft.
1.3 Gemeentelijke dotaties
Voor deze verdeelsleutel moet het kabinet rekening houden met de parameters zoals bepaald
in de wet van 2007, oppervlakte – bevolking – kadastraal inkomen – belastbaar inkomen –
risico’s. De verdeelsleutel is gebaseerd op het principe, zoals vastgelegd door de commissie
Paulus, van ‘eenzelfde basisbescherming tegen een gelijkwaardige bijdrageplicht’. Dit
betekent concreet dat gemeenten met een brandweerdienst op hun grondgebied een betere
bescherming genieten (kortere aanrijtijden) en dus een hogere bijdrage zullen moeten betalen.
Gemeenten die verder af liggen van een brandweerpost, en dus langere aanrijtijden hebben,
zullen een lagere bijdrage betalen. Deze filosofie lijkt gevolgd te zijn maar toch hebben wij aan
3 februari 2014 - 3/9
alle prezones gevraagd deze verdeelsleutel te simuleren en hun bevindingen aan ons te
bezorgen.
De VVSG heeft deze piste in het verleden niet gesteund. Het is aan de zone om een
gelijkwaardige bescherming te organiseren voor de hele zone. Dit zet de deur open voor
teveel discussie binnen de zone. Anderzijds zien we dat de prezones die nu reeds een eigen
verdeelsleutel hebben, misschien niet de filosofie volgen, maar dezelfde effecten nastreven.
Welke formule men ook vindt, de centrumgemeenten zullen steeds minder betalen dan
voorheen maar men tracht steeds deze vermindering te verzachten. Hetzelfde doel zou het
federale voorstel ook beogen.
U vindt ook dit ontwerp als bijlage.
2 Wetsontwerp arbeidstijden
De Raad van State heeft op 8 januari een advies afgeleverd voor het wetsontwerp
arbeidstijden voor de beroepsbrandweer. Naast een aantal meer technische opmerkingen
heeft de Raad van State volgende opmerkingen gemaakt over de mogelijkheid om toch nog tot
een 48urenwerkregime te gaan:
“L’exposé des motifs doit être complété afin de mieux justifier cette différence de traitement
entre les membres professionnels opérationnels des différentes zones de secours et SIAMU
au regard du principe d’égalité et de non-discrimination.
Comme le relève le commentaire de l’article, « Vu la réalité du terrain aujourd’hui, une certaine
souplesse est nécessaire pour assurer la continuité du service, mais, l’objectif est que toutes
les zones de secours, évoluent, à terme, vers un système de 38 heures ». Il convient dès lors,
au lieu de prévoir une disposition à caractère permanent (article 5, § 1er, 2°, de l’avant-projet
de loi), d’insérer, dans le cadre d’un régime transitoire, une disposition dont les effets seront
limités dans le temps.” (eigen onderlijning)
Het kabinet heeft in de nieuwe versie de memorie aangepast waardoor er nog meer
argumenten vermeldt worden voor harmonisering en dus tegen de mogelijkheid af te wijken.
Er wordt voorgesteld een termijn vast te leggen tegen dewelke alle zones een
38urenwerkregime moeten toepassen. Het kabinet denkt aan drie gemeentelijke legislaturen.
Dit is voor ons zeer moeilijk te aanvaarden. Voor de VVSG moest de bovengrens voor
iedereen op 48uren liggen. Wij hebben reeds een compromisvoorstel voorgesteld. Anders
vrezen wij dat de zone een derde meer brandweermannen zullen nodig hebben voor dezelfde
dienstverlening. Tijdens het overleg met het kabinet Milquet heeft de VVSG dan ook
aangegeven geen marge te hebben om van ons compromisvoorstel af te wijken. De
ministerraad zal deze knoop moeten doorhakken.
3 februari 2014 - 4/9
De ministerraad heeft op 24 januari het ontwerp in tweede lezing goedgekeurd. Bedoeling is
dat tegen 2025 alle zones streven naar een systeem van 38uur per week. Het uitstel van 10
jaar kan één keer verlengd worden met maximum 10 jaar (2035). Deze beslissing zal moeten
genomen worden in de Ministerraad.
De arbeidstijdenregeling voor de vrijwilligers is omschreven in het ontwerp van administratief
statuut. Maar voor de huidige vrijwilligers, die in hun oude statuut blijven, zal een nieuw KB
komen die de werking van het huidige KB van 1971 zal verder zetten.
3 50/50-kostenverdeling
De UVCW heeft een voorstel uitgewerkt voor de uitwerking van de 50/50-kostenverdeling.
Volgens het kabinet is dit echter geen prioriteit en moeten we ons eerder focussen op de KB’s
voor de verdeelsleutels en het statuut. Dit zal een grotere garantie zijn dat de volgende
federale regering de financiële beloften zal honoreren.
Het kabinet heeft reeds een voorstel uitgewerkt maar werd hierover teruggefloten in IKW. De
tegenstellingen tussen de verschillende partijen over de invulling hiervan zouden zeer groot
zijn. Daardoor is het ook twijfelachtig dat deze regering nog een invulling zal geven aan artikel
67 van de wet van 2007.
Volgens artikel 71 van de wet van 2007 moeten alle uitvoeringsbesluiten voor de financiering
van de hulpverleningszones binnen de zes maanden na hun inwerkingtreding bekrachtigd
worden door een wet. Volgens het kabinet betekent dit niet dat ook de 50/50-kostenverdeling
op hetzelfde moment als de verdeelsleutels moet goedgekeurd worden. Moest er nog geen
regering zijn, dan heeft het parlement de volle bevoegdheid om deze KB’s te bekrachtigen.
4 Brandweerstatuut
Het advies van de Raad van State wordt verwacht rond 7 februari. Op basis van dit advies
zullen de politieke besprekingen in de schoot van de regering hervat worden. Wat zeker aan
bod zal komen zijn de verworven rechten, de fysieke proeven, de rode lopers en de cumul van
beroeps en vrijwilligers.
4.1 Verworven rechten
Dé voornaamste eis van de vakbonden tijdens hun betoging van 13 december, en tijdens de
besprekingen in het Comité C, zijn de ‘verworven rechten’. Zij eisen dat de mensen die nu
reeds in dienst zijn hun maaltijdcheques, fietsvergoeding, hospitalisatieverzekering en
eindejaarstoelage kunnen behouden.
Deze maatregel zou enkel gelden voor het personeel dat nu reeds in dienst is en is dus
uitdovend.
3 februari 2014 - 5/9
Volgens het kabinet zal de regering moeten ingaan op deze eis. De vakbonden zullen zich
kunnen beroepen op de CAO32bis ‘overgang ondernemingen’ die bepaalt dat ingevolge de
overgang van ondernemingen de rechten van de overgenomen werknemers behouden moet
worden. Volgens Europees recht zou dit principe ook van toepassing zijn op de publieke
sector.
Dit wordt echter betwist binnen de VVSG. Dit principe zou enkel gelden voor contractuelen en
niet voor kerntaken van de overheid. Gezien veiligheid wordt beschouwd als een kerntaak van
de overheid en alle beroepsbrandweer statutairen zijn, gaat deze vergelijking niet op.
Navraag bij de vakgroep Publieke Administratie van de UA bevestigt dit “Op het eerste zicht en dus met het nodige voorbehoud - zijn we net zoals Marijke van oordeel dat de noch de
CAO nr.32bis noch de richtlijn 2001/23 hier van toepassing zijn. De richtlijn en de CAO
beschermen hoogstens contractuele personeelsleden en dan nog wanneer het gaat om
activiteiten die een economische draagwijdte hebben. Volgens ons is niet aan die
voorwaarden voldaan voor het statutair brandweerpersoneel…. We zien op het eerste zicht
ook niet onmiddellijk andere beginselen waarop men zich zou kunnen baseren om een behoud
van verworven rechten juridisch te verdedigen.”
Het kabinet blijft er echter bij dat hun informatie correct is en zullen dus de verworven rechten
toestaan.
De VVSG vreest dat dit een opwaartse spiraal teweeg zal brengen naar het beste statuut.
Andere personeelsleden zullen immers hetzelfde eisen. Verschillende statuten binnen een
zone leidt tot problemen. Bovendien zullen, volgens het kabinet, de kosten hiervoor volledig te
laste vallen van de zones. Het gaat hier immers, volgens hen, om een verderzetting van de
huidige situatie. De gemeenten betalen deze kosten immers al. De federale overheid zal ook
geen harmonisering opleggen en dus vallen ook deze (eventuele) kosten op de schouders van
de zones. Wij gaan hier niet mee akkoord. Deze kosten vloeien voort uit een uitbreiding van de
overgangsmaatregelen zoals bepaald in het geldelijke statuut. Hierdoor wordt ook de
autonomie van de zone om dit zelf te regelen teniet gedaan. Dus moeten deze kosten
gedragen worden door de federale overheid.
Wij hebben tot op heden nog niet de beloofde berekening van de volledige mogelijke impact
gekregen.
4.2 Fysieke proeven
Voor het testen van de fysieke paraatheid blijven de ‘PPMO’-testen behouden. Dit zijn testen
die nu reeds in Nederland worden toegepast. De enige wijziging is het schrappen van ontslag
als ultieme sanctie en het vervangen van optrekken door ‘hangen’. Het niet halen van deze
normen betekent voor de beroeps het verliezen van de operationaliteitspremie en het recht op
bevordering. Voor de vrijwilligers blijft enkel de sanctie van recht op bevordering over.
3 februari 2014 - 6/9
De overgangsmaatregelen blijven behouden. Normen treden in werking na 1 jaar voor 20- tot
40-jarigen, na 2 jaar voor 40- tot 50-jarigen, na 3 jaar voor 50- tot 55-jarigen en na 4 jaar voor
55+. Daarna worden de normen geëvalueerd. De test gebeurt tweejaarlijks en de eerste test
geldt enkel als nulmeting.
Ook de fysieke proeven, uitgewerkt door de KUL, voor de aanwerving blijven behouden. Er is
enkel gesproken over het vervangen van het optrekken door het ‘hangen’.
Het kabinet zal haar voorstel, zoals hierboven beschreven, voorleggen aan de regering en
zien wat er gebeurt. Hierover bestaan er grote meningsverschillen binnen de
meerderheidspartijen waardoor de kans bestaat dat er geen fysieke proeven ingeschreven
zullen worden in het administratief statuut.
4.3 Overgangsmaatregelen officieren
Het kabinet Milquet wil, bij de overgang naar de zones, de luitenant-dienstchefs die niet
beschikken over een diploma niveau A kapitein laten worden, in de plaats van luitenant zoals
nu bepaald in de tekst (art.304 adm statuut). Deze uitbreiding geldt vooral voor dienstchefs
van c-korpsen (hoofdzakelijk vrijwilligers) die reeds jaren dienstchef zijn in hun korps en nu
dreigen overvleugeld te worden door hun onderluitenants die wel beschikken over een diploma
niveau A (worden kapitein). Wanneer zij beschikken over het brevet crisisbeheer en dienstchef
met ministens 5 jaar anciënniteit, zouden ook zij kapitein kunnen worden.
De VVSG waarschuwt voor een waterhoofd in de zones. In het kader van de politiehervorming
werden ook dergelijke rode lopers uitgerold en deze maatregel zweten de politiezones tot op
heden nog altijd uit. Wij begrijpen de frustraties van deze mensen maar ergens moet de grens
getrokken worden. De zones dreigen te starten met een overschot aan officieren en zelfs een
tekort aan luitenants, dewelke in het nieuwe organigram toch een belangrijke operationele
functie krijgen.
De VVSG stelt voor om expliciet op te nemen dat de officieren niet onttrokken kunnen worden
van operationele taken.
Het kabinet blijft echter bij haar voorstel.
Het kabinet beschikt nog niet over concrete cijfers. Volgens informele informatie zou 90% van
de officieren die in aanmerking komen, de pensioengerechtigde leeftijd naderen.
4.4 Geldelijk statuut
Tijdens dit en het vorige overleg hebben we het niet gehad over het geldelijke statuut. Volgens
de notificatie van de ministerraad van 13 december zal “Tijdens de adviesaanvraag bij de
Raad van State zal de Minister van Binnenlandse Zaken verder overleg plegen met de
vertegenwoordigers van de drie Verenigingen van steden en gemeenten, alsmede met de
betrokken beroepsorganisaties. Nadien zal het ontwerp opnieuw aan de Raad worden
3 februari 2014 - 7/9
voorgelegd.” Voor onze opmerkingen in dit verband verwijzen wij naar de VVSG-nota
‘Ontwerpteksten brandweerstatuut’.
Diezelfde notificatie voorziet ook een budgettaire impactanalyse voor het geldelijk statuut.
4.5 Cumul beroeps en vrijwilliger. Welke graad?
In het ontwerpstatuut is voorzien dat de cumul van beroeps en vrijwilliger binnen eenzelfde
zone in de toekomst niet meer zal kunnen. Wanneer de zone rechtspersoonlijkheid krijgt, zal
een persoon slechts één graad kunnen behouden. De vraag is echter welke graad, die als
beroeps of die als vrijwilliger? Dit heeft gevolgen voor de zones, want deze beroepskrachten
zijn vaak de drijvende krachten in hun vrijwilligerspost en meestal als (onder)officier. Wanneer
zij dan komen te “degraderen” zal dit demotiverend zij voor de persoon in kwestie. De zones
hebben er alle belang bij om deze mensen gemotiveerd te houden.
Wij hebben deze problematiek reeds aangekaart in onze opmerkingennota betreffende het
statuut.
Het kabinet overweegt de graad als beroeps te laten primeren. Wanneer deze piste gevolgd
wordt stellen wij voor om, bij bevorderingen, mensen die beschikten over een hogere graad als
vrijwilliger voorrang te geven.
Een andere optie zou zijn om de hoogste graad te laten primeren, ongeacht beroeps of
vrijwilliger. Dit is de optie met het hoogste kostenplaatje voor de federale overheid. Maar dit
zou een valorisatie zijn voor de reeds gevolgde opleiding en opgedane ervaring. Als de graad
van vrijwilliger hoger is dat die als beroeps, zou dit ook een signaal zijn naar die vrijwilliger als
een bedanking voor zijn inzet en een financiële compensatie voor het (potentieel) loonverlies
door de beperking van zijn arbeidstijd.
5 Pensioenen
De RSZPPO en de kabinetten van de minister van Pensioen en BiZa hebben een ontwerp
uitgewerkt voor de pensioenen van de beroepsbrandweer. Dit zal gevolgen hebben voor de
responsabiliseringsbijdragen van de lokale besturen. Door het wegtrekken van heel wat
statutairen bij de lokale besturen wijzigt de verhouding contractuelen vs statutairen. Ee daling
van het aantal statutairen betekent een verhoging van de responsabiliseringsbijdrage van het
lokaal bestuur.
Het ontwerp voorziet een solidariteitsmechanisme. Lokale besturen die recht hebben op een
korting op hun responsabiliseringsbijdrage, krijgen deze niet in handen maar deze wordt terug
in de pot gestoken zodat de factuur voor de betalende gemeenten minder stijgt. Die stijging
situeert zich vooral in Wallonië.
3 februari 2014 - 8/9
De meerkost van het nieuwe systeem bedraagt om en bij 10 miljoen €. 6 miljoen daarvan is
voor rekening van de zones en 4 miljoen voor de lokale besturen.
Het voorstel van VVSG is dat de meerkost voor zowel de zones als de lokale besturen
gedragen moet worden door de federale overheid. In het huidige voorstel maakt de RSZPPO
winst.
6 Dringende geneeskundige hulpverlening
Er wordt gewerkt aan een wetsontwerp om een regeling te treffen voor het statuut van
vrijwillige brandweerman-ambulanciers en vrijwillige ambulanciers. Deze week moet hierover
een voorstel op tafel liggen.
Voor de brandweervrijwilligers wordt gewerkt aan een nieuw KB voor de fiscale en RSZvrijstelling. De grensbedragen zouden dezelfde blijven, maar de RSZ-vrijstelling zou nu gelden
voor alle brandweermissies en dus ook ambulance, opleidingen, … Dit heeft wel tot gevolg dat
vrijwilligers sneller aan hun plafond zullen zitten.
7 Brandweeropleidingen
Een potentiële bedreiging voor de vrijwilligers (misschien zelfs groter dan de fysieke proeven)
zijn de nieuwe opleidingsnormen. Wij vragen betrokken te worden bij dit ontwerp. Zodra het
ontwerp klaar is, zal het kabinet dit aan ons voorleggen.
De VVSG vraagt dat er afgestapt wordt van het vastleggen van uren maar eerder gekeken
wordt naar competenties en het vastleggen van een basiskennis waarna toegang verleent
wordt tot de functie. Volgens het kabinet wordt in die zin gewerkt.
Volgens het laatste ontwerp werkt men met een basisopleiding (bv. 150u voor brandweerman)
waarna de vrijwilliger zal kunnen starten in zijn kazerne. Het is wel de bedoeling dat de
vrijwilliger zich tijdens zijn loopbaan verder vervolmaakt (volgen modules) wil hij in aanmerking
komen voor bevordering. Het ontwerp van administratief statuut legt op dat elke vrijwilliger
minstens 48u bijkomende opleiding volgt. Deze uren zouden gebruikt kunnen worden voor die
bijkomende modules. Dit lijkt een zeer redelijk voorstel.
3 februari 2014 - 9/9