Huurrecht van de bevoegdheden van de rechter en een geconcentreerde mondelinge behandeling. C,A. Joustra in hetzelfde WPNR 94/6121 concludeert dat het voorontwerp wat consumentengeschillen betreft niet veel afwijkt van het geldende recht. Van harmonisatie met het bestuursprocesrecht is maar op beperkte schaal sprake aldus R.l.G.M. Widdershoven (WPNR 9416121). Het is te hopen dat thans de practici tijdig hun stem laten horen over het voorontwerp. En ~erder - beschrijft M. Fiege, De autonomie van de min· derjarige in het recht (Arnhem 1993) ook ten processe. Bepleit wordt deze uit te breiden; - aldus ook G.H.A. Schut in een van de (zoals altijd weer lezenswaardige) redactionele kanttekeningen van RM Themis (Procederende kinderen, RMTh 1993, p. 369); behandelt Matthias E. Stonne de Rechtsopvo/ging onder bijzondere titel tijdens het burger/ijk geding in België en Nederland, RW 1993, p. 169. Mr. F.T. Oldenhuis, mW.mr. HJ, Rossel Bedrijfsruimte (artikel 1614 BW e.v.lHuurwet) 1 Gemengde overeenkomsten mei betrekking tot artikel /624 BW e. v. HR 26februori /993. NJ 1993, 581 PAS (Kasteel Hoensbroek). Moonen huurde reeds meer dan twintig jaar een aantal ruimten in kasteel Hoensbroek. Als verhuurder trad de gemeente Heerlen op. Moonen had het genot van de 'taveerne' met bijbehorend buitenterras, de bovenverdieping van de 'taveerne' (ingericht als woonruimte) en de foyer, onderdeel van de economiegebouwen. Voorts bewhikte hij als 'pachter' over de buffetrechten van in de economiegebouwen ondergebrachte ruimten. De gemeente gooide wat betreft de exploitatieopzet van kasteel Hoensbroek het roer om. Zij wenste kasteel Hoensbroek in het kader van de congres- en vergadennogelijkheden scherper te promoten en liet aan het gebouwen~ complex omvangrijke en kostbare restauratiewerkzaamheden verrichten. Met de toekomstige huurder - Van Melik- werd reeds tegen een aanzienlijk hogere huurprijs een huurovereenkomst gesloten. Inmiddels was de gemeente reeds een procedure tegen Moonen begonnen. Inzet was artikel 1631a lid I sub 4° BW: het weigeren van een redelijk aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst. De Ktr wees de vordering van de gemeente toe. De Rb oordeelde anders. De Rb stelde voorop dat in het onderhavige geval sprake was van 'twee als afzonderlijk te beschouwen soorten van overeenkomsten'. Zij had daarbij de buffetrechten op het oog en wees er op, dat de buffetrechten betrekking hadden op ruimtes die niet tot de gehuurde ruimtes behoorden. De gemeente werd voor wat betreft de hel!indiging van de buffetrechten niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van de verhuur van de taveerne annex terras en de bovenverdieping verlengde de Rb de huurovereenkomst (tijdens de procedure verklaarde de gemeente zich bereid de huurovereenkomst met betrekking tot de taveerne en de bovenverdieping voort te zetten). Voor de foyer stelde de Rb een ontruimingsdatum vast. De Hoge Raad fiatteerde de door de Rb aangebrachte splitsing van overeenkomsten. Uit de rechtspraak met beo trekking tot artikel 1624 lid I blijkt, dat die split~ sing niet steeds kan worden toegepast; zie vooral HR 19 juni 1987, NJ 1988, 72 en HR 9 oktober /987, NJ 1988, 253. Voorts aanvaardde de Hoge Raad de door de Rb voorgestane ruime opvatting ten aanzien van artikel1631a lid I sub 4° BW. De Hoge Raad overwoog daaromtrent Het onderdeel ziet er aan voorbij 'dat de rechtbank de hogere huuropbrengst bij verhuur aan Van Melik niet op zichzelf laat mttwegen, dochkort gezegd - veel gewicht hecht aan de omstandigheid dat de gemeente in de eerste plaats kasteel Hoens· broek, een cultureel erfgoed, in stand wil houden en dat dit slechts mogelijk is bij een financieel sluitende exploitatie.' De Hoge Raad zet daannee de ruime uitleg van artikel1631a lid 2 sub 40 BW, zoals gegeven in HR 26jWli 1992, NJ /992.726 PAS (Coumans BV-Servex BV) en HR 15 mei 1992. NI 1992.727 (Rodel-Hanterink/J.M. Hanterink), voort. 2 Gemengde overeenkomsl: woonruimte of bedrijfsruimte? HR 5 november /993, NJ 1994,228 PAS (FuksRecourt BV). Fuks heeft met ingang van I december 1989 van Recourt BV een vierkamerwoning gehuurd. Hij diende 60% van het totale vloeroppervlak zelf te bewonen, 40'% mocht door KATERN SI 2393 Huurrecht van de bevoegdheden van de rechter en een geconcentreerde mondelinge behandeling. C,A. Joustra in hetzelfde WPNR 94/6121 concludeert dat het voorontwerp wat consumentengeschillen betreft niet veel afwijkt van het geldende recht. Van harmonisatie met het bestuursprocesrecht is maar op beperkte schaal sprake aldus R.l.G.M. Widdershoven (WPNR 9416121). Het is te hopen dat thans de practici tijdig hun stem laten horen over het voorontwerp. En ~erder - beschrijft M. Fiege, De autonomie van de min· derjarige in het recht (Arnhem 1993) ook ten processe. Bepleit wordt deze uit te breiden; - aldus ook G.H.A. Schut in een van de (zoals altijd weer lezenswaardige) redactionele kanttekeningen van RM Themis (Procederende kinderen, RMTh 1993, p. 369); behandelt Matthias E. Stonne de Rechtsopvo/ging onder bijzondere titel tijdens het burger/ijk geding in België en Nederland, RW 1993, p. 169. Mr. F.T. Oldenhuis, mW.mr. HJ, Rossel Bedrijfsruimte (artikel 1614 BW e.v.lHuurwet) 1 Gemengde overeenkomsten mei betrekking tot artikel /624 BW e. v. HR 26februori /993. NJ 1993, 581 PAS (Kasteel Hoensbroek). Moonen huurde reeds meer dan twintig jaar een aantal ruimten in kasteel Hoensbroek. Als verhuurder trad de gemeente Heerlen op. Moonen had het genot van de 'taveerne' met bijbehorend buitenterras, de bovenverdieping van de 'taveerne' (ingericht als woonruimte) en de foyer, onderdeel van de economiegebouwen. Voorts bewhikte hij als 'pachter' over de buffetrechten van in de economiegebouwen ondergebrachte ruimten. De gemeente gooide wat betreft de exploitatieopzet van kasteel Hoensbroek het roer om. Zij wenste kasteel Hoensbroek in het kader van de congres- en vergadennogelijkheden scherper te promoten en liet aan het gebouwen~ complex omvangrijke en kostbare restauratiewerkzaamheden verrichten. Met de toekomstige huurder - Van Melik- werd reeds tegen een aanzienlijk hogere huurprijs een huurovereenkomst gesloten. Inmiddels was de gemeente reeds een procedure tegen Moonen begonnen. Inzet was artikel 1631a lid I sub 4° BW: het weigeren van een redelijk aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst. De Ktr wees de vordering van de gemeente toe. De Rb oordeelde anders. De Rb stelde voorop dat in het onderhavige geval sprake was van 'twee als afzonderlijk te beschouwen soorten van overeenkomsten'. Zij had daarbij de buffetrechten op het oog en wees er op, dat de buffetrechten betrekking hadden op ruimtes die niet tot de gehuurde ruimtes behoorden. De gemeente werd voor wat betreft de hel!indiging van de buffetrechten niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van de verhuur van de taveerne annex terras en de bovenverdieping verlengde de Rb de huurovereenkomst (tijdens de procedure verklaarde de gemeente zich bereid de huurovereenkomst met betrekking tot de taveerne en de bovenverdieping voort te zetten). Voor de foyer stelde de Rb een ontruimingsdatum vast. De Hoge Raad fiatteerde de door de Rb aangebrachte splitsing van overeenkomsten. Uit de rechtspraak met beo trekking tot artikel 1624 lid I blijkt, dat die split~ sing niet steeds kan worden toegepast; zie vooral HR 19 juni 1987, NJ 1988, 72 en HR 9 oktober /987, NJ 1988, 253. Voorts aanvaardde de Hoge Raad de door de Rb voorgestane ruime opvatting ten aanzien van artikel1631a lid I sub 4° BW. De Hoge Raad overwoog daaromtrent Het onderdeel ziet er aan voorbij 'dat de rechtbank de hogere huuropbrengst bij verhuur aan Van Melik niet op zichzelf laat mttwegen, dochkort gezegd - veel gewicht hecht aan de omstandigheid dat de gemeente in de eerste plaats kasteel Hoens· broek, een cultureel erfgoed, in stand wil houden en dat dit slechts mogelijk is bij een financieel sluitende exploitatie.' De Hoge Raad zet daannee de ruime uitleg van artikel1631a lid 2 sub 40 BW, zoals gegeven in HR 26jWli 1992, NJ /992.726 PAS (Coumans BV-Servex BV) en HR 15 mei 1992. NI 1992.727 (Rodel-Hanterink/J.M. Hanterink), voort. 2 Gemengde overeenkomsl: woonruimte of bedrijfsruimte? HR 5 november /993, NJ 1994,228 PAS (FuksRecourt BV). Fuks heeft met ingang van I december 1989 van Recourt BV een vierkamerwoning gehuurd. Hij diende 60% van het totale vloeroppervlak zelf te bewonen, 40'% mocht door KATERN SI 2393 Handels- en ondernemingsrecht hem worden gebruikt als tandarts-praktijkruimte. Voor het pand werd een huurprijs betaald van J 1463,85 per maand. In mei 1991 diende Fulcs een verzoekschrift in bij de Ktr. Hij vroeg: (a) een verklaring voor recht dat op de huurovereenkomst de HPW van toepassing is; (b) vaststelling van de huurprijs op! 674,73 per maand. De Ktr verklaarde de huurder niet-ontvankelijk. De Rb bekrachtigde die beschikking. De Hoge Raad vernietigde de door de Rb gegeven beschikking en fonnuleerde voor een dergelijk geval als uitgangspunt dat moet worden voorkomen dat de huurprijs door verschillende regimes wordt beheerst: een regime voor het woongedeelte en een ander regime voor het praktijkgedeelte. Vastgesteld moet worden 'of het gehuurde in zijn geheel al of niet als woonruimte moet worden aangemerkt ... '. De Hoge Raad overwoog voorts: ,. Het ligt voor de hand en strookt met een welstoepassing die recht doet wedervaren aan hel dwingend karakter van de Huurprijzenwet woonruimte ... om hel gehuurde slechts dan niet in zijn geheel als woonruimte aan te merken indien het, mede in aanmerking genomen de inrichting en hetgeen partijen omtrent het gebruik voor ogen stond, in overwegende OllIte voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik iS; vgl. HR 24 mlwmber 1972, Ni 1973. 93); bij deze afweging komt in het bijzonder betekenis toe aan het vloeroppervlak en het aantal vertrekken'. De Rb had aldus met de verwijzing naar artikel 3 lid 6 Hw een onjuiste maatstaf aangelegd. 2394 KATERN 5t Mr. M.W.E. Koopmann, mW.mr. J. Roest Handels- en faillissementsrecht Mr. M.W.E. Koopmann Vervoerrecht 1 Literatuur Studenten en andere geinteresseerden, die kennis willen maken met de beginselen van het vervoerrecht kunnen sinds kort te rade gaan bij drie inleidingen over dit onderwerp. J.B. Huizink bewerkte de derde druk van Goederenvervoer over zee, binnenwater en over de weg (1993, aanvankelijk geschreven door G. van Empel). R. Cleton schreef Hoofdlijnen van hel vervoerrecht (1994). Ook onderwerpen die samenhangen met het vervoer en verkeer, zoals ongevallen, hulpverlening en milieu-aansprakelijkheid, hebben in dit ooek een plaats. Beperkter van opzet is Hoofdzaken Boek 8 BW. Verkeersmiddelen en vervoer (1994) van de hand van WJ. Oostwouder. J.G. ter Meer bracht de Privaatrechtelijke aspecten van de sleep- en duwvaart (1993) in kaart; H. Boonk schreef over Zeevervoer onder cognossement (1993). In dit boek komen de Hague Visby Rules uitvoerig aan de orde. In de serie Teksten vervoerrecht verscheen een deeltje Boek 8 BW (1993) met bijdragen over onder andere verjaring, notari~le zeescheepvaartpraktijk, weg- en luchtvrachtexpeditie, wegvervoer, aanvaring en hulpverlening. J.M.A. Wassennan verzorgde wederom het Jaarboek vervoer gevaarlijke Sloffen over de weg /994. Mevrouw A. van Beelen en M.A. van de Laarschot bestudeerden de in het zeerecht met elkaar concurrerende oude Hague.Visby Rules en de Hamburg Rules: 'Van Den Haag naar Hamburg; Van oude verdragen, de dingen die voorbijgaan', WPNR 6113 (1993), pp. 819-826. AA van Velten boog zich in WPNR 6114(1993), pp. 847-848
© Copyright 2024 ExpyDoc