Basisovereenkomst BOV-gemeenten - bijlage 2

Visiedocument “Inkoop maatwerkvoorzieningen Wmo 2015”
Gemeenten Best, Veldhoven en Oirschot
Doel: “Gezamenlijke inkoop van maatwerkvoorzieningen voor de functie begeleiding die bijdragen aan
het zelfstandig (blijven) leven in de eigen omgeving en participeren in de samenleving”.
1. Inleiding: gezamenlijk inkopen
De transitie van Rijkstaken naar gemeenten verandert de verantwoordelijkheid en het takenpakket van
gemeenten op het sociale domein. Deze veranderingen vragen om systeemveranderingen en een
cultuuromslag, bij gemeenten en bij hun partners. De decentralisatie van de AWBZ-functie begeleiding
naar de gemeente is een belangrijk onderdeel van de transities. Deze decentralisatie bestaat uit de
overheveling van de extramurale begeleiding (individuele begeleiding, dagbesteding (begeleiding
1
groep) en een specifieke vorm van verzorging ) en kortdurend verblijf. Ook is het kabinet voornemens
om beschermd wonen voor GGZ-cliënten onder de verantwoordelijkheid van (centrum)gemeenten te
brengen.
De komende jaren staan in het teken van een (ontwikkel)proces om tot een gekantelde en duurzame
uitvoering van de nieuwe Wmo te komen. Deze opgaaf vraagt om een gezamenlijke
2
verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen , zoals zorg- en welzijnsaanbieders en gemeenten. De
gemeenten Best, Veldhoven en Oirschot bereiden zich voor op de decentralisatie van de AWBZ
begeleiding, en trekken hierin zoveel mogelijk gezamenlijk op. Hierin willen zij komen tot gezamenlijke
3
inkoop van maatwerkvoorzieningen voor de functie begeleiding . Voor de inkoop van de
maatwerkvoorzieningen, dient een inkooptraject gestart te worden.
2. Inkoopmodel
Het te gebruiken inkoopmodel moet voorzien in:
• het vormgegeven aan vernieuwende arrangementen en concrete resultaatafspraken voor de
uitvoering van de nieuwe Wmo-taak begeleiding;
• een ruim aanbod, zodat er optimale keuzevrijheid voor de burger is;
Daarnaast nodigt het te gebruiken inkoopmodel uit tot:
• organisaties die zich committeren aan de (meerjarige) veranderopgave die de nieuwe Wmo
met zich meebrengt;
1
Onder persoonlijke verzorging valt hulp bij het aankleden, eten, drinken, wassen, toiletgebruik e.d. en eenvoudige
verpleegkundige handelingen. Begin november 2013 heeft staatssecretaris Van Rijn besloten om de extramurale persoonlijke
verzorging niet over te hevelen naar de verantwoordelijkheid van gemeenten, maar deze (voor het grootste deel) bij de
zorgverzekeraars onder te brengen (95%). Overweging daarbij is dat voor een overgrote meerderheid van de cliënten de
persoonlijke verzorging nauw samenhangt met verpleging en deze dus beter thuis is bij de zorgverzekeringswet. 5% van de
mensen krijgt verzorging vanwege cognitieve problemen. Verzorging wordt dan meer in het verlengde van begeleiding geleverd
en de verzorging van deze groep gaat wel over naar gemeenten.
2
Alle betrokken partijen / partners kunnen zijn, naast zorg- en welzijnsaanbieders, de burgers, de vrijwilligersorganisaties, het
maatschappelijk middenveld et cetera. In dit document staan de gemeenten en de zorg- en welzijnsaanbieders centraal, omdat
zij gezamenlijk de arrangementvorming en inkoop van de (individuele) professionele voorzieningen vormgeven. Daarom zal in
de rest van het document gesproken worden van ‘zorg- en welzijnsaanbieders’ en ‘aanbieders’.
3
Definitie maatwerkvoorziening (concept wettekst): op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon
afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de
mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen,
2. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en
andere maatregelen,
3. ten behoeve van opvang
1
•
organisaties die zich committeren om de nieuwe wet vanaf 1 januari 2015 binnen het (krapper)
budgettair kader uit te voeren.
Om te komen tot vernieuwing in arrangementvorming en resultaatafspraken, wordt een flexibele
4
houding gevraagd van gemeenten en hun partners en bereidheid om tot innovatieve arrangementen
te komen. Hierbij past geen statische en traditionele manier van aanbesteden. De opgaaf kan het beste
tot stand komen in een proces van ‘bestuurlijk aanbesteden’ (zie ook bijlage 1). Het model van
bestuurlijk aanbesteden biedt de mogelijkheid te sturen op de kwaliteit van de dienstverlening aan
5
burgers en innovatie in het aanbod, binnen de financiële kaders. De zorg- en welzijnsaanbieders
verbinden zich aan het gemeenschappelijk doel om per 1 januari 2015 inhoud te kunnen geven aan de
verantwoordelijkheden binnen de Wmo en te zorgen dat de inwoners van de gemeenten gebruik
kunnen maken van ondersteuning, begeleiding en voorzieningen.
Samengevat heeft bestuurlijk aanbesteden de volgende belangrijke voordelen:
• maximale keuzevrijheid voor burgers/cliënten in aanbieders
• innovatieve arrangementen, concrete resultaatafspraken (kwaliteit en prijs) en uiteindelijk een
resultatenovereenkomst (deelovereenkomst).
• flexibiliteit zodat nieuwe ontwikkelingen/nieuwe vragen die bij het aangaan nog niet bekend
zijn in het contract geïntegreerd kunnen worden.
3. Afbakening inkoop
De gemeenten Best, Veldhoven en Oirschot trekken zoveel mogelijk gezamenlijk op in de
voorbereidingen op de uitvoering van de nieuwe taken in de Wmo. De volgende afbakening geldt:
e
1. Gezamenlijke inkoop betreft de producten in het kader van individuele begeleiding (2 lijn) –de
zgn. ‘maatwerkvoorzieningen’.
e
e
2. De invulling van het collectieve (voorliggende) deel (0 en 1 lijn) blijft (vooralsnog)
verantwoordelijkheid van iedere gemeente apart.
4. Kaders en uitgangspunten
4.1 Algemene kaders
1. De hulpvraag van de burger staat centraal, er wordt gezorgd voor adequate ondersteuning (er
wordt niet aanbodgericht gewerkt);
2. Het vergroten van eigen kracht van de burger staat centraal;
3. Oplossingen worden in eerste instantie bij de burger (zelf en in het netwerk) gezocht;
6
4. Collectief waar kan, individueel waar moet ;
5. Individuele voorzieningen (maatwerkvoorzieningen) worden ingezet als het voorliggende veld
onvoldoende oplossing biedt.
4
Zie voetnoot 1
In dit document spreken wij van ‘burger’, en niet van ‘cliënt’. Indien een burger een maatwerkvoorziening ontvangt van de
gemeente zou gesproken kunnen worden van ‘cliënt’, in dit document hebben wij echter gekozen deze terminologie niet te
gebruiken.
6
In dit document worden de termen ‘individueel’ en ‘collectief’ gebruikt in relatie tot voorzieningen, deze termen behoeven
verduidelijking:
Een individuele voorziening betreft een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon wordt verstrekt.
Een voorziening die individueel wordt verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt (bijvoorbeeld vervoer
en dagbesteding) is een collectieve voorziening (een groepsgewijze individuele voorziening). Daarnaast zijn er ook ‘collectieve
voorliggende deel’, dit betreffen de algemeen gebruikelijke voorzieningen en de algemene voorzieningen.
5
2
Figuur: Participatiepiramide
4.2 Uitgangspunten rondom uitvoering inkooptraject en inkoop
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
e
e
De inkoop van of investering in het voorliggende deel (0 /1 lijn) is een verantwoordelijkheid
van de afzonderlijke gemeenten.
Het gezamenlijke traject richt zich op de inkoop van maatwerkvoorzieningen.
Er worden kansen geboden aan alle zorg- en welzijnsaanbieders, groot en klein.
Kwaliteit is het uitgangspunt voor deelname aan het inkooptraject en uitvoering van diensten.
Dit betekent dat zowel kleine als grote aanbieders in aanmerking komen.
Eisen en verwachtingen worden afgestemd op de mogelijkheden van aanbieders.
Deze kunnen dus verschillen tussen grotere en kleinere organisaties (bijvoorbeeld eisen
rondom verantwoording en deelname/bijdrage in netwerken). Voor alle aanbieders geldt wel
dat participeren in de keten een vereiste is (zie verder hoofdstuk 4).
De aanbieders worden uitgedaagd om vraaggericht en niet aanbodgericht te werken.
Er worden in de arrangementvorming prikkels tot innovatie gegeven.
Bij het inkooptraject wordt uitgegaan van dat de regie (indicatie) bij de gemeenten ligt.
Binnen de gemeenten wordt de relatie gelegd met de ontwikkeling van de integrale toegang.
De inhoudelijke arrangementen voor de drie transities (begeleiding, participatie en jeugd)
worden voor zover mogelijk en/of waar gewenst uniform ingericht en in ieder geval op elkaar
afgestemd.
Het principe van één gezin (/één burger), één plan, één regisseur is een leidraad, dit vraagt om
een integrale benadering van de vraag.
7
Wanneer er door de gecontracteerde aanbieders geen passend antwoord gegeven kan
8
worden op de vraag van een burger, kan gebruik gemaakt worden van micro-inkoop (dit kan
dus alleen in heel specifieke situaties).
Bij de inkoopstrategie bestaat de mogelijkheid om (wanneer dit wenselijk is) onderscheid te
maken in aanbestedingsvorm en voorwaarden, tussen inkoop van volume (bijvoorbeeld
9
vervoer) en van maatwerk (individuele trajecten) .
7
Hier verwijzen wij naar de situatie in 2015, wanneer met aanbieders contracten zijn gesloten voor de maatwerkvoorzieningen.
Micro-inkoop is een model waarbij de vraag uitgezet wordt bij een aantal aanbieders, die hierop een offerte kunnen
uitbrengen. De aanbieder met de beste prijs/kwaliteit verhouding krijgt de opdracht gegund.
9
Dit uitgangspunt is zekerheidshalve geformuleerd. Naar alle waarschijnlijkheid zal het bij de maatwerkvoorzieningen niet om
volume gaan, behalve wanneer elementen buiten het arrangement ingekocht dienen te worden (hierbij bijvoorbeeld te denken
aan vervoer en voeding).
8
3
5. Verwachtingen
Om de ambities van de gemeenten te realiseren, hebben de gemeenten enkele verwachtingen
geformuleerd. Deze verwachtingen vormen onderdeel van het inkooptraject.
Op hoofdlijnen geldt dat de gemeenten met aanbieders vorm willen geven aan kwalitatief
hoogstaande maatwerkvoorzieningen. Deze maatwerkvoorzieningen dienen aan te sluiten bij de
gekantelde uitvoering van de Wmo en moeten bijdragen aan het zelfstandig (blijven) leven in de eigen
omgeving en participeren in de samenleving.
De gemeenten hebben daarbij ook verwachtingen richting haar partners om te investeren in een sterk
sociaal domein. Samenwerkingen, kennisdeling, integrale benadering van burgers, signalering en
preventie en het vergroten van eigen kracht zijn elementen daarin. Gemeenten en aanbieders hanteren
de principes van de participatiepiramide. Daarbij is het een wens om de ondersteuning, begeleiding en
voorzieningen lokaal te organiseren en gezamenlijk te zoeken naar innovatieve vormen (om
daadwerkelijk invulling te geven aan de nieuwe werkelijkheid).
Met haar partners wil de gemeenten resultaten bereiken voor haar burgers, richtinggevende
resultaatomschrijvingen zijn:
• Burgers (en omgeving) hebben voldoende vaardigheden om te participeren, dagelijkse
levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daar (zoveel
mogelijk) regie over te voeren.
• Burgers hebben een voldoende stabiele (leef)situatie, waardoor zij in staat zijn op het hoogst
haalbare niveau van participatie en zelfredzaamheid te komen en te blijven.
• Burgers krijgen tijdig en afgemeten ondersteuning om snel (weer) in staat gesteld te worden
om te participeren en om de zelfstandigheid te vergroten
• Burgers kunnen zolang mogelijk thuis blijven wonen in voor hen én voor de
omgeving/mantelzorg dragelijke omstandigheden, ook wanneer zij een aandoening hebben
die gekenmerkt is door (progressieve) achteruitgang.
Naast de specifieke wensen en eisen, zijn er ook een aantal algemene eisen en voorwaarden
geformuleerd. Deze algemene geschiktheidseisen zijn voorwaarde om deel te kunnen nemen aan het
proces van bestuurlijk aanbesteden, deze zijn in de Basisovereenkomst geformuleerd.
4