Startconferentie BRV – 20 november 2014, Oostende Verslag Verslag van de Startconferentie BRV 20 november 2014, Oostende De Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege en het departement Ruimte Vlaanderen organiseerden op 20 november 2014 een Startconferentie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). De conferentie gaf het startschot voor een gebiedswerking in het kader van het BRV. Tien werkgroepen voor gebieden, verspreid over Vlaanderen die samen een exemplarische staal van de actuele ruimtelijke vraagstukken bieden, zijn aan de slag gegaan. De werkgroepen zullen van onderuit de visie, strategieën en concepten uit het Groenboek BRV testen. Ze zullen zo suggesties naar het beleidsplan formuleren én een aantal quick-wins destilleren. De conferentie bracht 337 partners samen voor de relance van het traject naar het BRV. Het bestaande partnerschap van vertegenwoordigers van Vlaamse en lokale overheden, het maatschappelijk middenveld en de vakwereld werd uitgebreid met partners die op het terrein werken aan concrete oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Inleiding (11.00-12.00) Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, opende de startconferentie. Ze schetste de grote uitdagingen waarvoor het ruimtelijk beleid staat en benadrukte het belang om samen met maatschappelijke partners en burgers gebiedsgericht naar oplossingen te zoeken. Peter Cabus, Secretaris-generaal Ruimte Vlaanderen, gaf vervolgens een stand van zaken van de inhoudelijke beleidsontwikkeling in het kader van het BRV. Filiep Loosveldt, voorzitter SARO, schetste een kijk vanuit het middenveld op het Groenboek BRV en gaf een aantal aandachtpunten mee voor het vervolgtraject naar het BRV. René van der Lecq, Projectmanager BRV, gaf tot slot een overzicht van het verdere procesverloop. De toespraak van de minister en de PowerPoints van de andere sprekers zijn beschikbaar op de website www.ruimtevlaanderen.be. Werkgroepen voor gebieden (13.30 – 15.45) West-Vlaanderen: Oostkust Voorzitter: Patrick De Klerck, burgemeester Blankenberge De werkgroep bepaalde onder leiding van een gedreven voorzitter de focus voor de gebiedswerking. De geografische scope beperkt zich tot het gebied van De Haan tot Knokke Heist. De werkgroep zal zich buigen over vier inhoudelijke thema’s die voor heel de kust belangrijk zijn: (1) mobiliteit (randparkings in relatie tot kusttram, luchtvaart waaronder helikopters, …), (2) klimaatverandering en kustverdediging (relatie met polders, nieuwe vormen van landbouw, relatie tussen ontwikkeling en natuurlijke kustbescherming, …), (3) architectuur en publiek domein (gemeenschappelijke aanpak, kwalitatieve ruimte, synergie tussen toerisme en sociale cohesie, erfgoed, mogelijkheden voor hoogbouw, …), (4) wonen en leefbaarheid (vergrijzing en ontgroening, twee verblijven als kans, regelgevend kader, …). De werkgroep inventariseerde een eerste lijst relevante projecten in het gebied zoals de Hoogbouwnota van Knokke-Heist en het Masterplan Zeedijk Knokke-Heist. De lijst zal verder worden aangevuld. De deelnemers realiseren zich dat samenwerking noodzakelijk is om gezamenlijke uitdagingen aan te gaan. Ze zijn bereid samen hun schouders te zetten onder dit initiatief. Dit uit zich in een constructieve en positieve houding op deze eerste werkgroep bijeenkomst. West-Vlaanderen: Regio Kortrijk Voorzitter: Filip Vanhaverbeke, algemeen directeur Leiedal De voorzitter zette meteen de toon: “6 maanden is een korte periode voor dit ambitieuze traject, wat maakt dat we intensief en met veel engagement willen werken”. De verwachtingen van de deelnemers zijn ook hooggespannen. Er was een nadrukkelijke wil om open minded na te denken over een regio waar alle deelnemers het over eens zijn dat die meer aandacht verdient maar waar eveneens nog werk is om zichzelf beter op de kaart te zetten. De vraag die zich stelt, is hoe de regio zich duurzaam kan ontwikkelen? Hoe behouden en versterken we de kwaliteit van de woon- en werkomgeving? Hoe maken we samen de regio attractief voor jonge starters en jonge gezinnen? En hoe houden we de regio bereikbaar? Deze eerste samenkomst was vooral nog een voorstelling, een aftasten, wat brainstormen. Leiedal gaf enkele voorzetten voor de inhoudelijke reikwijdte van de oefening en keuze van projecten, waarna men rond de tafel hierover ging discussiëren. Er was een consensus om met de werkgroep te werken rond 3 krachtlijnen: (1) (Her)ontwikkeling van kernen en openbaar vervoersknooppunten, (2) Kwalitatieve verankering van de regio aan het groenblauwe netwerk (3) Bundeling van bovenlokale programma’s in regionale hubs. En dit op 3 verschillende schalen: (1) Eurometropool: focus op grensoverschrijdende dialoog, (2) Regio Kortrijk (13 steden en gemeenten van Zuid-West-Vlaanderen): regio kent een sterk verspreid patroon en diffuus bewegingspatroon, een soort polycentrische structuur (i.t.t. bijv. de regio Antwerpen die centraal gericht is op de stad), (3) de lokale schaal: wat gebeurd er nu precies in de verschillende steden en gemeenten, welke impact heeft dit regio-verhaal nu lokaal?). De volgende maanden wordt hier actief aan verder gewerkt. Oost-Vlaanderen: Denderland Voorzitter: Veerle Mertens, schepen Geraardsbergen De talrijke geïnteresseerde aanwezigen voor de werkgroep rond Denderland waren in eerste instantie benieuwd naar de concrete agenda van de werkgroep en de manier waarop de samenstelling was gebeurd. Aan de hand van een uitgebreide kaartenset namen ze actief deel en konden de deelnemers (op basis van de parate kennis) al heel wat projecten identificeren (20-tal). Er werd vastgesteld dat we niet alle projecten binnen het gebied zullen kunnen behandelen en dat een aantal oplossingen voor die projecten gevonden kunnen worden buiten de grenzen van het huidige gebied (bijvoorbeeld stroomop- of stroomafwaarts de Dender). Op zoek gaan naar een duidelijke identiteit voor de regio en innovatieve oplossingen op vlak van ruimte voor water en energie, zowel in stedelijke als open ruimte context lijken de agenda van de werkgroep voor de komende zes maanden te gaan beheersen. En de “quote van de dag” gaat naar Liesbet Van De Casteele, duurzaamheidsambtenaar van de stad Geraardsbergen: “Ik vind dit een zeer lovenswaardig initiatief waarbij we bottum-up de kans krijgen om mee te werken aan het ruimtelijk beleid van morgen. We voelen aan dat de nood aan innovatieve oplossingen lokaal zeer sterk aanwezig is. “ Oost-Vlaanderen: Meetjesland Voorzitter: Bart Van de Weghe, directeur Burger en Omgeving, Aalter De werkgroep startte met een voorstellingsronde van de deelnemers, waarbij door de voorzitter, na duiding hierover, werd gevraagd om tegelijk uitspraak te doen over engagementname. Verschillende leden vroegen nog om terugkoppeling binnen hun organisatie. Nadien werd een tweede maal een rondje gedaan ditmaal met een oproep naar projecten. Het merendeel van de leden kon in veelvoud en met enthousiasme projecten aanreiken. De projecten, zeer divers van aard, werden uitvoerig genoteerd. Na korte pauze en overleg tussen voorzitter en trio werden de projecten opgesomd in een lijst van 10. In een derde ronde werd gevraagd aan de deelnemers om de voor hen drie belangrijkste uit te pikken. Wel met de boodschap dat dit een manier was om een eerste zicht te krijgen en niet zozeer een rangorde te bepalen. Het overleg verliep vlot en werd zelfs vroeger dan voorzien afgerond. De sfeer tijdens het overleg was constructief, af en toe werd er wel voorbehoud gemaakt in de zin dat er niet verwacht werd dat er reeds zo concreet over engagement en projecten zou gesproken worden. Antwerpen: De Liereman Voorzitter: Jan Verheeke, secretaris MiNa-Raad De werkgroep gaf aan dat De Liereman een topnatuurgebied is dat nog steeds groeiend aantal bezoekers trekt. Vanuit de gemeente Oud-Turnhout leeft erg de vraag om de toeristische-recreatieve ontsluiting van het natuurgebied en het omliggende landbouwcultuurlandschap te verbeteren om de recreatieve druk te kunnen opvangen en te spreiden over een ruimer gebied. Vandaar het initiatief om een intergemeentelijk samenwerkingsverband met de gemeenten Ravels en Arendonk op te zetten, om zo ook de relatie met omliggende gebieden (Turnhouts Vennengebied, Bossen van Ravels…) te leggen. Er zijn heel wat potenties op dat vlak om nieuwe economische dragers te ontwikkelen en ook de landbouwsector kijkt tegen een herstructurerings- en verbredingsopgave aan o.w.v. striktere milieurandvoorwaarden vanuit Natura 2000 in het gebied. Er werd aangegeven dat de vele bestaande sectorale afbakeningen en regelgeving sterk remmend werken op nieuwe ontwikkelingen. Het “verbreden van de betekenis van de open ruimte” lijkt dus een belangrijk thema te worden. Antwerpen: Kempen Voorzitter: Kris Vreys, directeur IOK In de eerste voorlopige samenstelling van de werkgroep bogen de intercommunale IOK, de provincie, VITO, middenveld, lokale en Vlaamse actoren zich over de Kempen, vertrekkend van het Campinaproject. Aan de hand van een goed voorbereide projectenlijst en –kaart van de voorzitter, kon de werkgroep vrij snel tot een geschikte focus komen. De focus ligt op het omgaan met perifere ontwikkelingen die in het verleden in de Antwerpse Kempen werden ingepland, zoals het SCK, VITO, de Thomas More Hogeschool. Met deze focus komt het werkgebied van de oefening overeen met de vooraf voorgestelde gebiedsbegrenzing. De vijftien gedetecteerde projecten in het gebied zijn gekoppeld aan de vraagstukken van perifere ontwikkelingen en ‘campus’-achtige omgevingen. In het kader van een innovatieve regio, stelt het (her)ontwikkelen van deze perifere omgevingen vraagstukken naar mobiliteit, kenniswerkers, onderwijs en locatiebeleid. Om de werkgroep geschikt samen te stellen voor de verdere werkzaamheden zal in de eerste plaats contact gezocht worden met de betrokken lokale besturen en de onderzoeksinstellingen in het gebied (zoals Thomas More Hogeschool, SCK, NIRAS, VITO). Vlaams-Brabant: Zuidelijk deel Luchthaven Voorzitter: Jan Van Doren, directeur VOKA Metropolitan De werkgroep bleek haast 2 keer meer belangstellenden aan te trekken dan verwacht van het aantal inschrijvingen. De 37 aanwezigen bleken voornamelijk uit de economische en luchthavensector te komen. De voorzitter trachtte de discussie op gang te brengen maar dit was door de omvang van de werkgroep moeilijker. Via de SWOT methode en zeer veel post-its trachten we tot een aantal thema’s voor het gebied te komen. De aangebrachte punten waren vooral: • • • • • • mobiliteit & modi en hun knooppunten, luchthaven en clusters, reconversie en optimalisatie van bestaande bedrijventerreinen, behouden bestaande groenaders, (in mindere mate) hinder en co-existentie voor bewoners, (in minste mate) grensoverschrijden met Brussel HSG Binnen deze thema’s werden 10 projecten naar voor gebracht. Een keuze tussen deze projecten of thema’s werd niet aangevat en de afbakening van het projectgebied is niet bereikt. De voorzitter stelt voor deze beslissing bij de volgende vergadering te nemen in 8 januari 2015. Slechts 4 deelnemers schrijven zich niet in als werkgroeplid. Op het einde van de vergadering geeft de voorzitter aan het projectgebied en de deelnemers uit te breiden tot Bertem, Herent, Leuven en de rand van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook de afwezige gemeenten Steenokkerzeel, Kortenberg en Tervuren en Vlaamse administraties, zegt hij te willen betrekken. Vlaams-Brabant: Pajottenland Voorzitter: Saartje Degelin, studiedienst Boerenbond Het Pajottenland als een levenskrachtig platteland met een typerende ‘regiosmoel’, dat is de uitdaging waar we voor staan. Om de dorpen te vrijwaren als dynamische kernen, moet ingezet worden op een robuuste open ruimte die de economische, maar ook ecologische en toeristischrecreatieve motor van het gebied vormt. Het Pajottenland moet zich verbinden met haar omgeving, die nog vele opportuniteiten op vlak van innovatie, verbreding, diversificatie, … biedt en het Pajottenland als een sterke regio moet klaarstomen voor de vele uitdagingen die de toekomst brengt. De werkgroep zal focussen op de volgende thema’s: - Kernversterking van dorpen; Omgaan met druk op gebieden strategisch voor de landbouw: residentialisering en verpaarding van de open ruimte; Gebiedsgerichte invulling van leegstaande hoeves; Relatie platteland – stad als basis voor innovatie; Geïntegreerde benadering van de Markevallei als basis voor win-wins; … Limburg: De Wijers Voorzitter: Stefan Versweyveld, Natuurpunt De welwillendheid van de deelnemers om zich te engageren voor het project is groot hoewel een aantal onduidelijkheden zich nog moeten oplossen. Het gesprek focust zich vooral op de probleemstellingen binnen het gebied: welke zijn de problemen? Is het iets waar ruimte Vlaanderen een meerwaarde kan bieden?, … én de geografische afbakening van het gebiedsdeel waarop we ons de komende 6 maanden zullen richten. De thema’s die het sterkst naar voren komen zijn: waterproblematiek/waterkwaliteit, beleving/ecotoerisme, zonevreemde landbouw … . Er wordt voorgesteld om de afbakening van het gebied ‘De Wijers’ te begrenzen tot het ‘vijverkerngebied’. Het overlopen van de projecten startte 5 minuten voor het einde … en is dus een oefening die nog moet gedaan worden. Limburg: Kolenspoor Voorzitter: Veronique Claessens, directeur technische diens Genk Met een twintigtal aanwezigen vanuit verschillende sectoren en met uiteenlopende achtergronden heeft een interactieve brainstorm plaatsgevonden. De thema’s die aan bod kwamen, zijn de volgende: - - Kolenspoor als connector tussen verschillende natuurlijke projecten/ groene troeven in Centraal Limburg, met het landschap als de drager ervan. Werken rond de barrièrewerking enerzijds maar ook de verbindingsfunctie door koppeling aan ecosysteemdiensten. Kolenspoor als verbindend toeristisch-recreatief monument (ifv meerdaags toeristisch verblijf) De potenties naar innovatief duurzaam vervoer op het Kolenspoor, gaande van (het uittesten van) onbemand goederen- en personenverkeer tot een inrichting als fietsostrade. Kolenspoor als tekenende infrastructuur, die stedelijke ontwikkelingen verbindt en scheidt. Potentie om verschillende gebieden op elkaar te betrekken, verschillende mijnsites met eigen identiteit verbinden. Ook eco-efficiëntie komt aan bod, met mogelijkheden naar energieuitwisseling tussen de verschillende aan het Kolenspoor gelegen ontwikkelingen. Uit de eerste inventarisatie van projecten en ideeën blijkt dat er veel uitdagingen en knelpunten zijn. Hoe moeten we omgaan met mobiliteit, met verbinden vs. landschap. Is er een uniforme beeldkwaliteit nodig van begin tot einde of moeten we opsplitsen in deelgebieden. Het doel van dit traject is alleszins om ambitieus te zijn en uit te stijgen boven de bestaande projecten en problemen. We moeten op verschillende schaalniveaus kijken, en synergiën, verbindingen en win-wins zoeken tussen de verschillende sectoren met elk hun eigen logica. Werksessie rond instrumentarium (13.30 – 15.45) Burgers en actoren uit het maatschappelijk middenveld zijn sterk betrokken bij de ontwikkeling van hun leefomgeving. We stellen vast dat er een enorme dynamiek bestaat vanuit de samenleving om de ruimte op vernieuwende wijzen te delen en te ontwikkelen. Het zijn deze positieve krachten vanuit de samenleving die de ruimtelijke visie uit het Groenboek BRV mee zullen waarmaken op het terrein. De sprekers tonen aan de hand van een aantal vernieuwende praktijkcases en experimenten hoe een verbeterde inzet van het beleidsinstrumentarium kan helpen maatschappelijke doelstellingen om te zetten in ruimtelijke realisaties. We stellen ook vast dat bestaande regels hierbij soms in de weg staan. Griet Celen (Vlaamse Landmaatschappij) laat aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden van landinrichting in de stedelijke rand zien hoe moderne samenwerkingsvormen en een gerichte inzet van instrumenten bijdragen aan de ontwikkeling van de open ruimte. Het nieuwe landinrichtingsdecreet zal bijkomende kansen bieden. Celen pleit voor een wetgevingspauze want de nood aan nieuwe instrumenten is beperkt. We kunnen al veel van onze dromen verwezenlijken als we inzetten op goede samenwerking, breder denken vanuit alle domeinen en de instrumenten die er zijn beter benutten. Sofie Deberdt (Samenhuizen VZW) geeft een overzicht van samen-huizing-initiatieven in Vlaanderen en toont enkele inspirerende voorbeelden uit het buitenland. De realisaties leunen sterk op goede wil van mensen, kennisdelen en het gericht inzetten van beschikbare instrumenten zoals goede contracten. Het bestaand beleid en het wetgevend kader moeten volgens de Deberdt mee evolueren met de maatschappelijke trend naar nieuwe woonvormen zodat het eenvoudig wordt de potenties voor meer duurzame leefvormen een kans te geven. Hein Lapauw (Stad Ieper) toont hoe hij zich de afgelopen jaren sterk heeft gemaakt voor de ontwikkeling van de duurzame wijk “De Vloei” in Ieper. De inzet van een ambitienota aan de start van het ontwikkelingstraject is volgens Lapauw essentieel geweest. De lat was vanaf in het begin hoog gelegd en zeker voor een aantal deelaspecten zijn verbluffende resultaten geboekt die vandaag realiteit worden op het terrein. Willen we van duurzame wijkontwikkeling een algemene praktijk maken, ziet Lapauw wel nog een aantal uitdagingen. Meer aandacht voor projectaanpak en verantwoordelijkheid, meer kennisdeling en het overwinnen van juridische obstakels kunnen een belangrijke sleutel naar succes zijn. De sprekers laten zien dat vernieuwende praktijken om ruimte duurzaam te ontwikkelen vooral een kwestie is van samenwerken, participatie en betrokkenheid. Het is op deze manier dat nieuwe ideeën ontstaan en verschillende bestaande instrumenten gebundeld kunnen worden ingezet om maatschappelijke doelen te bereiken. Het stelselmatig wegnemen van barrières in de bestaande weten regelgeving biedt ook veel kansen om vernieuwing en maatwerk mogelijk te maken. De PowerPoints van de sprekers zijn beschikbaar op de website www.ruimtevlaanderen.be. Slotdebat (16.00-16.30) De volgende vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld spraken zich onder leiding van de moderator Johny Van Sevenant uit over hun verwachtingen ten aanzien van het BRV: - Lambert Schoenmakers, Natuurpunt Sonja De Becker, Boerenbond Gilbert Pex, Beweging.net Steven Betz, VOKA Freekje De Vidts, UNIZO Natuurpunt verwacht eerst en vooral dat er werk gemaakt van het terugdringen van inname van de open ruimte en pleit voor een verhardingsstop. De burgerbevraging in het kader van het Groenboek BRV leert dat hiervoor een ruime support bestaat bij de bevolking. De realisatie van het groenblauwe netwerk is een tweede belangrijke verwachting. De doelstellingen voor de open ruimte uit het RSV zijn trouwens nog niet gerealiseerd. De landbouwsector heeft nog altijd een zware stem in de ontwikkeling van de open ruimte. Wanneer zullen de 56.000 hectare natuur zijn gerealiseerd? Daarnaast moet voorkomen worden dat we evolueren naar landbouw-industriegebieden. Er moet meer ingezet worden op het doen laten samen-sporen van natuur en landbouw op het terrein via groenblauwe dooradering. Economische machtsverhoudingen blijken bovendien ook zeer sturend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Leegstand en de vraag naar stedelijk wonen bieden heel wat opportuniteiten om de vraag naar ruimte om te wonen en te ondernemen op te vangen. Bovendien kan zo worden bijgedragen aan kernversterking. Het beschikbaar stellen van leegstaande landbouwbedrijven aan andere activiteiten is voor Natuurpunt een moeilijke kwestie omdat het druk op de open ruimte enkel maar verhoogt. Het is belangrijk dat het BRV er snel komt. Het maken van het plan zal niet het moeilijkste zijn: we hebben vooral nood aan bestuurders die knopen doorhakken en gaan uitvoeren. Boerenbond is akkoord dat de open ruimte maximaal gevrijwaard moet worden. Open ruimte is belangrijk voor landbouwers om te kunnen ondernemen. Het goed inrichten van de open ruimte moet een sterke landbouw mogelijk maken. Het traject naar het BRV tot nu toe had volgens Boerenbond een heel sterke economische en stedelijke focus. Het debat heeft wat dat betreft meer nood aan evenwicht indien we het vrijwaren van de open ruimte echt als prioriteit willen beschouwen. Het BRV moet een afwegingskader geven waarbinnen bottum-up gebiedsgerichte keuzes kunnen worden gemaakt. De ruimtebalans dient hierbij behouden te blijven. Het beleidsplan moet daarenboven inzetten op een sterke instrumentenmix en handhaving zodat bestemmingen ook kunnen dienen waartoe ze bestemd zijn. De ruimtebalans is onvoldoende om fenomenen als “vertuining” en “verpaarding” van landbouwgronden tegen te gaan. Er moet een einde worden gemaakt aan de lasagne-politiek waarbij elk beleidsdomein een bijkomende laag beleid op een gebied legt. Dit geeft veel rechtsonzekerheid. Het is duidelijk dat de landbouwsector onvoldoende kan wegen op de ontwikkeling van de open ruimte. Het BRV moet terug een geïntegreerd gebiedsgericht beleid mogelijk maken op basis van één visie vanuit de Vlaamse overheid. De leefbaarheid van het platteland door kernversterking in dorpen en het op peil houden van het voorzieningenniveau mogen niet uit het oog verloren worden. Het BRV moet er snel komen. Het bestaande RSV biedt een nog altijd een goede inhoudelijke basis. Nu moeten er een aantal nieuwe keuzes worden gemaakt en moet werk gemaakt worden van een consequente uitvoering. Beweging.net is ook voorstander van het maximaal vrijwaren van open ruimte maar vindt wel dat open ruimte meer toegankelijk moet zijn. Het open ruimte verhaal gaat overigens niet alleen over strategische en grote aaneengesloten gebieden. Het zijn juist de vele kleine open ruimten die Vlaanderen rijk is die bijdragen aan de leefbaarheid. Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen is een belangrijk thema. We moeten hierbij niet enkel kijken naar de prijs van de woning zelf maar ook naar bijvoorbeeld noodzakelijke verplaatsingskosten of energiekosten. Nabijheid is een sleutelwoord om allerhande externe en maatschappelijke kosten te beperken. Nieuwe woonvormen zoals zorgwonen of samenhuizen moeten mogelijk zijn hoewel we nog een weg te gaan hebben om deze bredere ingang te laten vinden in de maatschappij. Ruimte moet ten slotte plaats bieden aan alle maatschappelijke functies. Wonen, werken, voedselproductie, voorzieningen, recreatie zijn allemaal belangrijk. Er is vooral nood aan consensus. VOKA ziet mogelijkheden om zuiniger om te gaan met de ruimte. Het blijft wel belangrijk dat het ruimtelijk beleid een antwoord geeft op alle zeven maatschappelijke uitdagingen die in het Groenboek BRV staan en waarover brede consensus bestaat. De antwoorden op de verschillende uitdagingen samen verschillen nog. Herontwikkeling van bestaande bebouwde ruimte biedt veel potenties, ook voor bedrijvigheid. De modaliteiten voor herontwikkeling moeten echter verbeterd worden. Private actoren kunnen veel innovatieve oplossingen bieden. Het star kiezen voor een verhardingsstop zal echter niet de oplossing zijn. Gebiedsgerichte oplossingen op basis van een goede cijfermatig onderbouwde monitoring is nodig. De overheid dient hiervoor het juiste kader te scheppen. Het kader moet realistisch zijn: het moet betaald kunnen worden en de instrumenten moeten voorhanden zijn. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat niet alle economische activiteiten zich laten verweven. Tolerantie van mensen en milieuvereisten stellen blijkbaar grenzen aan verweving. Bepaalde activiteiten hebben hun eigen plek in de ruimte nodig. Ruimte is bovendien een goede invalshoek om het verschillend beleid met een ruimtelijke dimensie afgestemd te krijgen. Het BRV moet in het bijzonder de relatie met het mobiliteitsplan versterken. UNIZO schaart zich achter de idee van zuinig omgaan met de open ruimte en ziet ook veel kansen in reconversie. Een starre verhardingsstop roept echter vragen op. Het is immers nodig voldoende ruimte te bieden om te kunnen ondernemen. Het BRV moet een kader bieden waarbinnen ruimte blijft voor creatieve oplossingen. Belangrijk is om beter te kunnen inspelen op ruimtevragen vanuit de markt. Het RSV heeft hiervoor het begrip ijzeren voorraad geïntroduceerd. Hieromtrent stellen zich een aantal uitdagingen. We hebben geen goede data-base en ook is bestemd niet altijd hetzelfde als beschikbaar. Bovendien stellen we ook vast dat hoe sneller een terrein bestemd kan worden hoe minder ijzeren voorraad nodig is. Sterke kernen zijn ook belangrijk als ruimtelijke basis voor een sterk en lokaal verankerd ondernemerschap. Het BRV moet een evenwicht zoeken tussen de verschillende belangen en vooral een halt toeroepen aan de verkokering binnen de Vlaamse administratie. Het moet een rechtszeker kader bieden dat ruimte laat voor flexibiliteit in gebiedsontwikkeling. Het beleid zal een aantal knopen moeten doorhakken.
© Copyright 2024 ExpyDoc