Startconferentie BRV – 20 november 2014

Startconferentie BRV – 20 november 2014, Oostende
Verslag
Verslag van de Startconferentie BRV
20 november 2014, Oostende
De Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege en het departement Ruimte Vlaanderen
organiseerden op 20 november 2014 een Startconferentie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV).
De conferentie gaf het startschot voor een gebiedswerking in het kader van het BRV. Tien
werkgroepen voor gebieden, verspreid over Vlaanderen die samen een exemplarische staal van de
actuele ruimtelijke vraagstukken bieden, zijn aan de slag gegaan. De werkgroepen zullen van
onderuit de visie, strategieën en concepten uit het Groenboek BRV testen. Ze zullen zo suggesties
naar het beleidsplan formuleren én een aantal quick-wins destilleren.
De conferentie bracht 337 partners samen voor de relance van het traject naar het BRV. Het
bestaande partnerschap van vertegenwoordigers van Vlaamse en lokale overheden, het
maatschappelijk middenveld en de vakwereld werd uitgebreid met partners die op het terrein
werken aan concrete oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken.
Inleiding (11.00-12.00)
Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, opende de startconferentie. Ze schetste de grote
uitdagingen waarvoor het ruimtelijk beleid staat en benadrukte het belang om samen met
maatschappelijke partners en burgers gebiedsgericht naar oplossingen te zoeken.
Peter Cabus, Secretaris-generaal Ruimte Vlaanderen, gaf vervolgens een stand van zaken van de
inhoudelijke beleidsontwikkeling in het kader van het BRV. Filiep Loosveldt, voorzitter SARO, schetste
een kijk vanuit het middenveld op het Groenboek BRV en gaf een aantal aandachtpunten mee voor
het vervolgtraject naar het BRV. René van der Lecq, Projectmanager BRV, gaf tot slot een overzicht
van het verdere procesverloop.
De toespraak van de minister en de PowerPoints van de andere sprekers zijn beschikbaar op de
website www.ruimtevlaanderen.be.
Werkgroepen voor gebieden (13.30 – 15.45)
West-Vlaanderen: Oostkust
Voorzitter: Patrick De Klerck, burgemeester Blankenberge
De werkgroep bepaalde onder leiding van een gedreven voorzitter de focus voor de gebiedswerking.
De geografische scope beperkt zich tot het gebied van De Haan tot Knokke Heist. De werkgroep zal
zich buigen over vier inhoudelijke thema’s die voor heel de kust belangrijk zijn: (1) mobiliteit
(randparkings in relatie tot kusttram, luchtvaart waaronder helikopters, …), (2) klimaatverandering
en kustverdediging (relatie met polders, nieuwe vormen van landbouw, relatie tussen ontwikkeling
en natuurlijke kustbescherming, …), (3) architectuur en publiek domein (gemeenschappelijke aanpak,
kwalitatieve ruimte, synergie tussen toerisme en sociale cohesie, erfgoed, mogelijkheden voor
hoogbouw, …), (4) wonen en leefbaarheid (vergrijzing en ontgroening, twee verblijven als kans,
regelgevend kader, …).
De werkgroep inventariseerde een eerste lijst relevante projecten in het gebied zoals de
Hoogbouwnota van Knokke-Heist en het Masterplan Zeedijk Knokke-Heist. De lijst zal verder worden
aangevuld. De deelnemers realiseren zich dat samenwerking noodzakelijk is om gezamenlijke
uitdagingen aan te gaan. Ze zijn bereid samen hun schouders te zetten onder dit initiatief. Dit uit zich
in een constructieve en positieve houding op deze eerste werkgroep bijeenkomst.
West-Vlaanderen: Regio Kortrijk
Voorzitter: Filip Vanhaverbeke, algemeen directeur Leiedal
De voorzitter zette meteen de toon: “6 maanden is een korte periode voor dit ambitieuze traject, wat
maakt dat we intensief en met veel engagement willen werken”. De verwachtingen van de
deelnemers zijn ook hooggespannen. Er was een nadrukkelijke wil om open minded na te denken
over een regio waar alle deelnemers het over eens zijn dat die meer aandacht verdient maar waar
eveneens nog werk is om zichzelf beter op de kaart te zetten.
De vraag die zich stelt, is hoe de regio zich duurzaam kan ontwikkelen? Hoe behouden en versterken
we de kwaliteit van de woon- en werkomgeving? Hoe maken we samen de regio attractief voor jonge
starters en jonge gezinnen? En hoe houden we de regio bereikbaar? Deze eerste samenkomst was
vooral nog een voorstelling, een aftasten, wat brainstormen. Leiedal gaf enkele voorzetten voor de
inhoudelijke reikwijdte van de oefening en keuze van projecten, waarna men rond de tafel hierover
ging discussiëren.
Er was een consensus om met de werkgroep te werken rond 3 krachtlijnen: (1) (Her)ontwikkeling van
kernen en openbaar vervoersknooppunten, (2) Kwalitatieve verankering van de regio aan het
groenblauwe netwerk (3) Bundeling van bovenlokale programma’s in regionale hubs. En dit op 3
verschillende schalen: (1) Eurometropool: focus op grensoverschrijdende dialoog, (2) Regio Kortrijk
(13 steden en gemeenten van Zuid-West-Vlaanderen): regio kent een sterk verspreid patroon en
diffuus bewegingspatroon, een soort polycentrische structuur (i.t.t. bijv. de regio Antwerpen die
centraal gericht is op de stad), (3) de lokale schaal: wat gebeurd er nu precies in de verschillende
steden en gemeenten, welke impact heeft dit regio-verhaal nu lokaal?). De volgende maanden wordt
hier actief aan verder gewerkt.
Oost-Vlaanderen: Denderland
Voorzitter: Veerle Mertens, schepen Geraardsbergen
De talrijke geïnteresseerde aanwezigen voor de werkgroep rond Denderland waren in eerste
instantie benieuwd naar de concrete agenda van de werkgroep en de manier waarop de
samenstelling was gebeurd. Aan de hand van een uitgebreide kaartenset namen ze actief deel en
konden de deelnemers (op basis van de parate kennis) al heel wat projecten identificeren (20-tal). Er
werd vastgesteld dat we niet alle projecten binnen het gebied zullen kunnen behandelen en dat een
aantal oplossingen voor die projecten gevonden kunnen worden buiten de grenzen van het huidige
gebied (bijvoorbeeld stroomop- of stroomafwaarts de Dender).
Op zoek gaan naar een duidelijke identiteit voor de regio en innovatieve oplossingen op vlak van
ruimte voor water en energie, zowel in stedelijke als open ruimte context lijken de agenda van de
werkgroep voor de komende zes maanden te gaan beheersen. En de “quote van de dag” gaat naar
Liesbet Van De Casteele, duurzaamheidsambtenaar van de stad Geraardsbergen: “Ik vind dit een zeer
lovenswaardig initiatief waarbij we bottum-up de kans krijgen om mee te werken aan het ruimtelijk
beleid van morgen. We voelen aan dat de nood aan innovatieve oplossingen lokaal zeer sterk
aanwezig is. “
Oost-Vlaanderen: Meetjesland
Voorzitter: Bart Van de Weghe, directeur Burger en Omgeving, Aalter
De werkgroep startte met een voorstellingsronde van de deelnemers, waarbij door de voorzitter, na
duiding hierover, werd gevraagd om tegelijk uitspraak te doen over engagementname. Verschillende
leden vroegen nog om terugkoppeling binnen hun organisatie.
Nadien werd een tweede maal een rondje gedaan ditmaal met een oproep naar projecten. Het
merendeel van de leden kon in veelvoud en met enthousiasme projecten aanreiken. De projecten,
zeer divers van aard, werden uitvoerig genoteerd.
Na korte pauze en overleg tussen voorzitter en trio werden de projecten opgesomd in een lijst van
10. In een derde ronde werd gevraagd aan de deelnemers om de voor hen drie belangrijkste uit te
pikken. Wel met de boodschap dat dit een manier was om een eerste zicht te krijgen en niet zozeer
een rangorde te bepalen.
Het overleg verliep vlot en werd zelfs vroeger dan voorzien afgerond. De sfeer tijdens het overleg
was constructief, af en toe werd er wel voorbehoud gemaakt in de zin dat er niet verwacht werd dat
er reeds zo concreet over engagement en projecten zou gesproken worden.
Antwerpen: De Liereman
Voorzitter: Jan Verheeke, secretaris MiNa-Raad
De werkgroep gaf aan dat De Liereman een topnatuurgebied is dat nog steeds groeiend aantal
bezoekers trekt. Vanuit de gemeente Oud-Turnhout leeft erg de vraag om de toeristische-recreatieve
ontsluiting van het natuurgebied en het omliggende landbouwcultuurlandschap te verbeteren om de
recreatieve druk te kunnen opvangen en te spreiden over een ruimer gebied. Vandaar het initiatief
om een intergemeentelijk samenwerkingsverband met de gemeenten Ravels en Arendonk op te
zetten, om zo ook de relatie met omliggende gebieden (Turnhouts Vennengebied, Bossen van
Ravels…) te leggen.
Er zijn heel wat potenties op dat vlak om nieuwe economische dragers te ontwikkelen en ook de
landbouwsector kijkt tegen een herstructurerings- en verbredingsopgave aan o.w.v. striktere
milieurandvoorwaarden vanuit Natura 2000 in het gebied. Er werd aangegeven dat de vele
bestaande sectorale afbakeningen en regelgeving sterk remmend werken op nieuwe ontwikkelingen.
Het “verbreden van de betekenis van de open ruimte” lijkt dus een belangrijk thema te worden.
Antwerpen: Kempen
Voorzitter: Kris Vreys, directeur IOK
In de eerste voorlopige samenstelling van de werkgroep bogen de intercommunale IOK, de provincie,
VITO, middenveld, lokale en Vlaamse actoren zich over de Kempen, vertrekkend van het Campinaproject.
Aan de hand van een goed voorbereide projectenlijst en –kaart van de voorzitter, kon de werkgroep
vrij snel tot een geschikte focus komen. De focus ligt op het omgaan met perifere ontwikkelingen die
in het verleden in de Antwerpse Kempen werden ingepland, zoals het SCK, VITO, de Thomas More
Hogeschool. Met deze focus komt het werkgebied van de oefening overeen met de vooraf
voorgestelde gebiedsbegrenzing. De vijftien gedetecteerde projecten in het gebied zijn gekoppeld
aan de vraagstukken van perifere ontwikkelingen en ‘campus’-achtige omgevingen. In het kader van
een innovatieve regio, stelt het (her)ontwikkelen van deze perifere omgevingen vraagstukken naar
mobiliteit, kenniswerkers, onderwijs en locatiebeleid.
Om de werkgroep geschikt samen te stellen voor de verdere werkzaamheden zal in de eerste plaats
contact gezocht worden met de betrokken lokale besturen en de onderzoeksinstellingen in het
gebied (zoals Thomas More Hogeschool, SCK, NIRAS, VITO).
Vlaams-Brabant: Zuidelijk deel Luchthaven
Voorzitter: Jan Van Doren, directeur VOKA Metropolitan
De werkgroep bleek haast 2 keer meer belangstellenden aan te trekken dan verwacht van het aantal
inschrijvingen. De 37 aanwezigen bleken voornamelijk uit de economische en luchthavensector te
komen. De voorzitter trachtte de discussie op gang te brengen maar dit was door de omvang van de
werkgroep moeilijker. Via de SWOT methode en zeer veel post-its trachten we tot een aantal
thema’s voor het gebied te komen. De aangebrachte punten waren vooral:
•
•
•
•
•
•
mobiliteit & modi en hun knooppunten,
luchthaven en clusters,
reconversie en optimalisatie van bestaande bedrijventerreinen,
behouden bestaande groenaders,
(in mindere mate) hinder en co-existentie voor bewoners,
(in minste mate) grensoverschrijden met Brussel HSG
Binnen deze thema’s werden 10 projecten naar voor gebracht. Een keuze tussen deze projecten of
thema’s werd niet aangevat en de afbakening van het projectgebied is niet bereikt. De voorzitter
stelt voor deze beslissing bij de volgende vergadering te nemen in 8 januari 2015. Slechts 4
deelnemers schrijven zich niet in als werkgroeplid.
Op het einde van de vergadering geeft de voorzitter aan het projectgebied en de deelnemers uit te
breiden tot Bertem, Herent, Leuven en de rand van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook de
afwezige gemeenten Steenokkerzeel, Kortenberg en Tervuren en Vlaamse administraties, zegt hij te
willen betrekken.
Vlaams-Brabant: Pajottenland
Voorzitter: Saartje Degelin, studiedienst Boerenbond
Het Pajottenland als een levenskrachtig platteland met een typerende ‘regiosmoel’, dat is de
uitdaging waar we voor staan. Om de dorpen te vrijwaren als dynamische kernen, moet ingezet
worden op een robuuste open ruimte die de economische, maar ook ecologische en toeristischrecreatieve motor van het gebied vormt. Het Pajottenland moet zich verbinden met haar omgeving,
die nog vele opportuniteiten op vlak van innovatie, verbreding, diversificatie, … biedt en het
Pajottenland als een sterke regio moet klaarstomen voor de vele uitdagingen die de toekomst
brengt.
De werkgroep zal focussen op de volgende thema’s:
-
Kernversterking van dorpen;
Omgaan met druk op gebieden strategisch voor de landbouw: residentialisering en verpaarding
van de open ruimte;
Gebiedsgerichte invulling van leegstaande hoeves;
Relatie platteland – stad als basis voor innovatie;
Geïntegreerde benadering van de Markevallei als basis voor win-wins;
…
Limburg: De Wijers
Voorzitter: Stefan Versweyveld, Natuurpunt
De welwillendheid van de deelnemers om zich te engageren voor het project is groot hoewel een
aantal onduidelijkheden zich nog moeten oplossen. Het gesprek focust zich vooral op de
probleemstellingen binnen het gebied: welke zijn de problemen? Is het iets waar ruimte Vlaanderen
een meerwaarde kan bieden?, … én de geografische afbakening van het gebiedsdeel waarop we ons
de komende 6 maanden zullen richten.
De thema’s die het sterkst naar voren komen zijn: waterproblematiek/waterkwaliteit,
beleving/ecotoerisme, zonevreemde landbouw … . Er wordt voorgesteld om de afbakening van het
gebied ‘De Wijers’ te begrenzen tot het ‘vijverkerngebied’. Het overlopen van de projecten startte 5
minuten voor het einde … en is dus een oefening die nog moet gedaan worden.
Limburg: Kolenspoor
Voorzitter: Veronique Claessens, directeur technische diens Genk
Met een twintigtal aanwezigen vanuit verschillende sectoren en met uiteenlopende achtergronden
heeft een interactieve brainstorm plaatsgevonden. De thema’s die aan bod kwamen, zijn de
volgende:
-
-
Kolenspoor als connector tussen verschillende natuurlijke projecten/ groene troeven in Centraal
Limburg, met het landschap als de drager ervan. Werken rond de barrièrewerking enerzijds maar
ook de verbindingsfunctie door koppeling aan ecosysteemdiensten.
Kolenspoor als verbindend toeristisch-recreatief monument (ifv meerdaags toeristisch verblijf)
De potenties naar innovatief duurzaam vervoer op het Kolenspoor, gaande van (het uittesten
van) onbemand goederen- en personenverkeer tot een inrichting als fietsostrade.
Kolenspoor als tekenende infrastructuur, die stedelijke ontwikkelingen verbindt en scheidt.
Potentie om verschillende gebieden op elkaar te betrekken, verschillende mijnsites met eigen
identiteit verbinden. Ook eco-efficiëntie komt aan bod, met mogelijkheden naar energieuitwisseling tussen de verschillende aan het Kolenspoor gelegen ontwikkelingen.
Uit de eerste inventarisatie van projecten en ideeën blijkt dat er veel uitdagingen en knelpunten zijn.
Hoe moeten we omgaan met mobiliteit, met verbinden vs. landschap. Is er een uniforme
beeldkwaliteit nodig van begin tot einde of moeten we opsplitsen in deelgebieden.
Het doel van dit traject is alleszins om ambitieus te zijn en uit te stijgen boven de bestaande
projecten en problemen. We moeten op verschillende schaalniveaus kijken, en synergiën,
verbindingen en win-wins zoeken tussen de verschillende sectoren met elk hun eigen logica.
Werksessie rond instrumentarium (13.30 – 15.45)
Burgers en actoren uit het maatschappelijk middenveld zijn sterk betrokken bij de ontwikkeling van
hun leefomgeving. We stellen vast dat er een enorme dynamiek bestaat vanuit de samenleving om
de ruimte op vernieuwende wijzen te delen en te ontwikkelen. Het zijn deze positieve krachten
vanuit de samenleving die de ruimtelijke visie uit het Groenboek BRV mee zullen waarmaken op het
terrein.
De sprekers tonen aan de hand van een aantal vernieuwende praktijkcases en experimenten hoe een
verbeterde inzet van het beleidsinstrumentarium kan helpen maatschappelijke doelstellingen om te
zetten in ruimtelijke realisaties. We stellen ook vast dat bestaande regels hierbij soms in de weg
staan.
Griet Celen (Vlaamse Landmaatschappij) laat aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden van
landinrichting in de stedelijke rand zien hoe moderne samenwerkingsvormen en een gerichte inzet
van instrumenten bijdragen aan de ontwikkeling van de open ruimte. Het nieuwe
landinrichtingsdecreet zal bijkomende kansen bieden. Celen pleit voor een wetgevingspauze want de
nood aan nieuwe instrumenten is beperkt. We kunnen al veel van onze dromen verwezenlijken als
we inzetten op goede samenwerking, breder denken vanuit alle domeinen en de instrumenten die er
zijn beter benutten.
Sofie Deberdt (Samenhuizen VZW) geeft een overzicht van samen-huizing-initiatieven in Vlaanderen
en toont enkele inspirerende voorbeelden uit het buitenland. De realisaties leunen sterk op goede
wil van mensen, kennisdelen en het gericht inzetten van beschikbare instrumenten zoals goede
contracten. Het bestaand beleid en het wetgevend kader moeten volgens de Deberdt mee evolueren
met de maatschappelijke trend naar nieuwe woonvormen zodat het eenvoudig wordt de potenties
voor meer duurzame leefvormen een kans te geven.
Hein Lapauw (Stad Ieper) toont hoe hij zich de afgelopen jaren sterk heeft gemaakt voor de
ontwikkeling van de duurzame wijk “De Vloei” in Ieper. De inzet van een ambitienota aan de start
van het ontwikkelingstraject is volgens Lapauw essentieel geweest. De lat was vanaf in het begin
hoog gelegd en zeker voor een aantal deelaspecten zijn verbluffende resultaten geboekt die vandaag
realiteit worden op het terrein. Willen we van duurzame wijkontwikkeling een algemene praktijk
maken, ziet Lapauw wel nog een aantal uitdagingen. Meer aandacht voor projectaanpak en verantwoordelijkheid, meer kennisdeling en het overwinnen van juridische obstakels kunnen een
belangrijke sleutel naar succes zijn.
De sprekers laten zien dat vernieuwende praktijken om ruimte duurzaam te ontwikkelen vooral een
kwestie is van samenwerken, participatie en betrokkenheid. Het is op deze manier dat nieuwe ideeën
ontstaan en verschillende bestaande instrumenten gebundeld kunnen worden ingezet om
maatschappelijke doelen te bereiken. Het stelselmatig wegnemen van barrières in de bestaande weten regelgeving biedt ook veel kansen om vernieuwing en maatwerk mogelijk te maken.
De PowerPoints van de sprekers zijn beschikbaar op de website www.ruimtevlaanderen.be.
Slotdebat (16.00-16.30)
De volgende vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld spraken zich onder leiding van
de moderator Johny Van Sevenant uit over hun verwachtingen ten aanzien van het BRV:
-
Lambert Schoenmakers, Natuurpunt
Sonja De Becker, Boerenbond
Gilbert Pex, Beweging.net
Steven Betz, VOKA
Freekje De Vidts, UNIZO
Natuurpunt verwacht eerst en vooral dat er werk gemaakt van het terugdringen van inname van de
open ruimte en pleit voor een verhardingsstop. De burgerbevraging in het kader van het Groenboek
BRV leert dat hiervoor een ruime support bestaat bij de bevolking. De realisatie van het groenblauwe
netwerk is een tweede belangrijke verwachting. De doelstellingen voor de open ruimte uit het RSV
zijn trouwens nog niet gerealiseerd. De landbouwsector heeft nog altijd een zware stem in de
ontwikkeling van de open ruimte. Wanneer zullen de 56.000 hectare natuur zijn gerealiseerd?
Daarnaast moet voorkomen worden dat we evolueren naar landbouw-industriegebieden. Er moet
meer ingezet worden op het doen laten samen-sporen van natuur en landbouw op het terrein via
groenblauwe dooradering. Economische machtsverhoudingen blijken bovendien ook zeer sturend
voor de ruimtelijke ontwikkeling. Leegstand en de vraag naar stedelijk wonen bieden heel wat
opportuniteiten om de vraag naar ruimte om te wonen en te ondernemen op te vangen. Bovendien
kan zo worden bijgedragen aan kernversterking. Het beschikbaar stellen van leegstaande
landbouwbedrijven aan andere activiteiten is voor Natuurpunt een moeilijke kwestie omdat het druk
op de open ruimte enkel maar verhoogt. Het is belangrijk dat het BRV er snel komt. Het maken van
het plan zal niet het moeilijkste zijn: we hebben vooral nood aan bestuurders die knopen doorhakken
en gaan uitvoeren.
Boerenbond is akkoord dat de open ruimte maximaal gevrijwaard moet worden. Open ruimte is
belangrijk voor landbouwers om te kunnen ondernemen. Het goed inrichten van de open ruimte
moet een sterke landbouw mogelijk maken. Het traject naar het BRV tot nu toe had volgens
Boerenbond een heel sterke economische en stedelijke focus. Het debat heeft wat dat betreft meer
nood aan evenwicht indien we het vrijwaren van de open ruimte echt als prioriteit willen
beschouwen. Het BRV moet een afwegingskader geven waarbinnen bottum-up gebiedsgerichte
keuzes kunnen worden gemaakt. De ruimtebalans dient hierbij behouden te blijven. Het beleidsplan
moet daarenboven inzetten op een sterke instrumentenmix en handhaving zodat bestemmingen ook
kunnen dienen waartoe ze bestemd zijn. De ruimtebalans is onvoldoende om fenomenen als
“vertuining” en “verpaarding” van landbouwgronden tegen te gaan. Er moet een einde worden
gemaakt aan de lasagne-politiek waarbij elk beleidsdomein een bijkomende laag beleid op een
gebied legt. Dit geeft veel rechtsonzekerheid. Het is duidelijk dat de landbouwsector onvoldoende
kan wegen op de ontwikkeling van de open ruimte. Het BRV moet terug een geïntegreerd
gebiedsgericht beleid mogelijk maken op basis van één visie vanuit de Vlaamse overheid. De
leefbaarheid van het platteland door kernversterking in dorpen en het op peil houden van het
voorzieningenniveau mogen niet uit het oog verloren worden. Het BRV moet er snel komen. Het
bestaande RSV biedt een nog altijd een goede inhoudelijke basis. Nu moeten er een aantal nieuwe
keuzes worden gemaakt en moet werk gemaakt worden van een consequente uitvoering.
Beweging.net is ook voorstander van het maximaal vrijwaren van open ruimte maar vindt wel dat
open ruimte meer toegankelijk moet zijn. Het open ruimte verhaal gaat overigens niet alleen over
strategische en grote aaneengesloten gebieden. Het zijn juist de vele kleine open ruimten die
Vlaanderen rijk is die bijdragen aan de leefbaarheid. Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen is een
belangrijk thema. We moeten hierbij niet enkel kijken naar de prijs van de woning zelf maar ook naar
bijvoorbeeld noodzakelijke verplaatsingskosten of energiekosten. Nabijheid is een sleutelwoord om
allerhande externe en maatschappelijke kosten te beperken. Nieuwe woonvormen zoals zorgwonen
of samenhuizen moeten mogelijk zijn hoewel we nog een weg te gaan hebben om deze bredere
ingang te laten vinden in de maatschappij. Ruimte moet ten slotte plaats bieden aan alle
maatschappelijke functies. Wonen, werken, voedselproductie, voorzieningen, recreatie zijn allemaal
belangrijk. Er is vooral nood aan consensus.
VOKA ziet mogelijkheden om zuiniger om te gaan met de ruimte. Het blijft wel belangrijk dat het
ruimtelijk beleid een antwoord geeft op alle zeven maatschappelijke uitdagingen die in het
Groenboek BRV staan en waarover brede consensus bestaat. De antwoorden op de verschillende
uitdagingen samen verschillen nog. Herontwikkeling van bestaande bebouwde ruimte biedt veel
potenties, ook voor bedrijvigheid. De modaliteiten voor herontwikkeling moeten echter verbeterd
worden. Private actoren kunnen veel innovatieve oplossingen bieden. Het star kiezen voor een
verhardingsstop zal echter niet de oplossing zijn. Gebiedsgerichte oplossingen op basis van een
goede cijfermatig onderbouwde monitoring is nodig. De overheid dient hiervoor het juiste kader te
scheppen. Het kader moet realistisch zijn: het moet betaald kunnen worden en de instrumenten
moeten voorhanden zijn. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat niet alle economische
activiteiten zich laten verweven. Tolerantie van mensen en milieuvereisten stellen blijkbaar grenzen
aan verweving. Bepaalde activiteiten hebben hun eigen plek in de ruimte nodig. Ruimte is bovendien
een goede invalshoek om het verschillend beleid met een ruimtelijke dimensie afgestemd te krijgen.
Het BRV moet in het bijzonder de relatie met het mobiliteitsplan versterken.
UNIZO schaart zich achter de idee van zuinig omgaan met de open ruimte en ziet ook veel kansen in
reconversie. Een starre verhardingsstop roept echter vragen op. Het is immers nodig voldoende
ruimte te bieden om te kunnen ondernemen. Het BRV moet een kader bieden waarbinnen ruimte
blijft voor creatieve oplossingen. Belangrijk is om beter te kunnen inspelen op ruimtevragen vanuit
de markt. Het RSV heeft hiervoor het begrip ijzeren voorraad geïntroduceerd. Hieromtrent stellen
zich een aantal uitdagingen. We hebben geen goede data-base en ook is bestemd niet altijd
hetzelfde als beschikbaar. Bovendien stellen we ook vast dat hoe sneller een terrein bestemd kan
worden hoe minder ijzeren voorraad nodig is. Sterke kernen zijn ook belangrijk als ruimtelijke basis
voor een sterk en lokaal verankerd ondernemerschap. Het BRV moet een evenwicht zoeken tussen
de verschillende belangen en vooral een halt toeroepen aan de verkokering binnen de Vlaamse
administratie. Het moet een rechtszeker kader bieden dat ruimte laat voor flexibiliteit in
gebiedsontwikkeling. Het beleid zal een aantal knopen moeten doorhakken.