Rotterdams Onderwijs Magazine

03_14
k
RET leidt monteurs op
k
Kinderfaculteit Pendrecht
k
Steun voor zieke leerlingen
>
- - - - - - - Rotterdams Onderwijs Magazine
Passend
voortgezet
onderwijs
4 jaar
Beter
Presteren
Schoolloopbaanteam
Rijnmond
maart _ nr. 3 _ jaargang 37
van de redactie
Schooluitval geen
natuurverschijnsel
Misschien dat ooit, in een ver verleden, schooluitval in
het mbo werd gezien als een natuurverschijnsel. Het was
er nu eenmaal en ja, het was geen goede zaak als leerlingen met hun opleiding stopten zonder een diploma, maar
wat kon je eraan aan doen? Hoe kun je leerlingen van
18 jaar en ouder binnen houden als ze toch per se weg
willen? Hoe zinvol is het om partnerschap met ouders te
sluiten? En hoe doe je dat eigenlijk?
Hoe dan ook, sinds een aantal jaren is het gedaan met
vrijblijvendheid en machteloosheid. Veel energie wordt er
ingezet op cruciale factoren die tot schooluitval kunnen
leiden. Intensieve voorlichting, hulp bij het maken van de
juiste studiekeuze, goede loopbaanbegeleiding, gerichte
actie op verzuim, hulp aan leerlingen die met problemen
kampen: ze behoren tot het arsenaal aan maatregelen
die de instellingen tegenwoordig ter beschikking staan.
Recentelijk is daar de aandacht voor het partnerschap
met ouders bijgekomen.
Het blijkt allemaal niet voor niets te zijn. De cijfers van
voortijdig schoolverlaten in het mbo blijven dalen. Het
landelijk gemiddelde bedraagt 5,7%, terwijl nog maar
acht jaar geleden maar liefst 1 op de 10 jongeren het
mbo verliet. In Rotterdam zitten vooral de roc’s (beide
rond de 8% uitval) nog boven dit gemiddelde, maar
petje af voor wat daar wordt gepresteerd. Afgelopen jaar
daalde de uitval zowel bij Zadkine als bij het Albeda College met meer dan een kwart.
Wat kun je anders concluderen dan dat men op de
goede weg is. En dat moet ook voor het toeleverende
voortgezet onderwijs een prettige gedachte zijn.
Rien van Genderen, hoofdredacteur
agenda
• 15 maart
ROTTERDAM
regionale bijeenkomst ‘leraren met lef’
www.lerarenmetlef.com
• 21 maart
DEN HAAG
regionale dagen ‘het jonge kind’
www.hco.nl
• 24-28 maart
NEDERLAND
week van het passend onderwijs
www.passendonderwijs.nl
• 2 april
NEDERLAND
grote rekendag, voor po
www.groterekendag.nl
• 4 april
DEN HAAG
regionale dagen ‘het jonge kind’
www.hco.nl
• 11 april
UTRECHT
conferentie taal en rekenen in vo en mbo
www.cedgroep.nl
• 15 april
UTRECHT
conferentie literatuuronderwijs, voor vo
www.aps.nl
• 24 april
NEDERLAND
girlsday, meisjes (10-15 jr.) en techniek
www.girlsday.nl
• 17 mei
ROTTERDAM
landelijke bijeenkomst ‘leraren met lef’
www.lerarenmetlef.nl
• 15-18 mei
ROTTERDAM
shell eco-marathon
www.shell.nl
colofon
Rotterdams Onderwijs Magazine voorlichtings- en opinieblad voor onderwijs, educatie,
vorming, opleiding en training in Rotterdam. Gratis voor personeel van voorscholen,
primair en voortgezet onderwijs in Rotterdam.
37e jaargang -- nr. 3 -- maart 2014
ISSN 1386 -- Verschijnt zeven keer per jaar -- Oplage 7000
Uitgave CED-Groep
Redactie Meike Ansems, Machiel de Jong, Irene van Kesteren, Tim van der Korput,
Rien van Genderen (hoofd- en eindredactie)
Medewerkers Ronald Buitelaar, Petja Buitendijk (foto), Renate Mamber, Jan van der Meijde
(foto), Marijke Nijboer, Ad Oskam (strip), Anne-Marie Plasschaert, Ineke Westbroek,
Linda Zwegers
Redactie-adres Postbus 8639 -- 3009 AP Rotterdam -- telefoon 06 316 437 11 -e-mail [email protected]
Grafische vormgeving Trichis Communicatie en Ontwerp BNO -- Rotterdam
Foto cover Jan van der Meijde
Druk Veenman Drukkers -- Rotterdam
© CED-Groep
2|
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 01 | 14
ROM in de toekomst. Wat vind jij?
ns leesgedrag verandert en dus veranderen tijdschriften mee. Moet het ROM
ook anders? Of juist niet? Moet het blijven zoals het nu is: kleurig drukwerk
dat op gezette tijden bij de school wordt afgeleverd? Of heb je het liever
digitaal op je laptop of tablet? Graag horen wij jouw mening. Vul daarom de
ROM enquête in via de link http://tinyurl.com/ROM-enquete-2014.Je bent er
nog geen 2 minuten mee kwijt. Alvast hartelijk bedankt!
inhoud
02 agenda
04 opleiding met baangarantie
RET leidt jonge monteurs op
06_ E
LKAAR VERDER
HELPEN
Topklassenscholen in
gesprek
R
08estafette
Passend onderwijs, hoe doe je dat?
10
respect over en weer
Het vak van Tamara Konijn, ibs Noen
19_ DIEPTEINVESTERINGEN IN
KINDEREN
Succes Kinderfaculteit
Pendrecht
O
14kinderbrein
Breinsleutels in de praktijk
16
de klas van
Juf Aaftink, RSV Noord
18
column Anne-Marie
Het nieuwe werken 2.0
22 strip Ad Oskam
Cultuureducatie
23 kunst en cultuur op school
Cultuureducatie op De Wilgenstam
25 column Linda
Waar een deur sluit,
gaat een raam open
26 kijken wat de leerling wèl kan
Passend voortgezet onderwijs
30 coaching potentiële uitvallers
Schoolloopbaanteam Rijnmond
20_ NAAST VRAAGTEKENS VOORAL
WAARDERING
Waarderingsonderzoek
Beter Presteren
R
32dubbelportret
Met de school is alles bespreekbaar
Volg het ROM op Twitter @
RdamsOndMag en sluit je aan
via LinkedIn ‘rotterdamsonderwijsmagazine’.
28_OOK ZIEKE
KINDEREN KUNNEN
LEREN
Expertisecentrum Ziek
en Onderwijs
O
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
|3
Techniek
> GEAVANCEERDE TECHNOLOGIE MET BAANGARANTIE
BRET
BBB
BBB
B B B Blichting
BBBBB
leidt
nieuwe
BBBBBBBBBBBBBBBB
Brailvoertuigmonteurs
B B B B B B B B B B B Bop
BBB
tekst Ineke Westbroek
Bij vervoerbedrijf RET dreigt de
komende 10 jaar personeelsgebrek, omdat in
die periode de helft van de vlootmonteurs met
pensioen gaat. Om dat gat op te vullen leidt de
RET sinds vorig jaar gediplomeerde mbo’ers op
voor het vak van railvoertuig onderhoudsmonteur. Na afronding volgt een jaarcontract met uitzicht op een vaste baan.
A
ls jongetje van zes repareerde hij de
fietsen van familieleden en buren. Nu is
Ryaad Monnoe 21 en sleutelt hij aan Citadistrams in de tramremise Beverwaard. ‘Leuk
om te zien hoe zo’n tram in elkaar zit’, vertelt
Ryaad, terwijl hij bij een tram een steun loshaalt om een bumpstop te verhangen. Na het
behalen van zijn mbo-3-diploma Autotechniek koos hij voor de opleiding Railvoertuig
Servicemonteur: ‘Ik kreeg een flyer met een
uitnodiging om op de opendag in de werkplaats te komen kijken en zag daar hoe mooi
het is om aan grotere voertuigen te sleutelen.
Bovendien biedt deze opleiding betere kansen op vast werk dan de autobranche.’
Om vergrijzing in de railvoertuigtechniek
tegen te gaan ontwikkelde het Centrum
Innovatief Vakmanschap voor Onderhoud
en Mobiliteit (CIVOM) in samenwerking met
4|
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
de RET, de Haagse stadsvervoerder HTM,
Alstom (fabrikant Citadis), Zadkine en het
Albeda College de opleiding Railvoertuig
Servicemonteur, als specialisatie van de
opleiding Mechatronica / Machinebouw.
Het eerste jaar volgen studenten in een Boltraject, het tweede in een Bbl-traject, waarbij
zij in de werkplaats in ploegendienst werken.
Elke student heeft een vaste begeleider.
Baangarantie
Eén van de opleiders op de werkvloer is
onderhoudsspecialist Remco Outjes. Hij
vindt het jammer dat jongeren tegenwoordig
minder vaak kiezen voor mechatronica (combinatie van technische disciplines, waaronder
railvoertuigtechniek): ‘Vroeger ging het vak
over van vader op zoon, tegenwoordig is de
instroom in dit soort opleidingen veel lager.
‘Deze opleiding
biedt betere
kansen op vast
werk dan de
autobranche’
T
http://www.deheldenvantechniek.nl/site/opleidingen
W
Ryaad Monnoe:
‘ik ben het liefst de hele
dag aan het prutsen.’
foto Petja Buitendijk
Terwijl er een enorme behoefte aan goede
railvoertuigmonteurs bestaat.’
Na een gezamenlijke wervingscampagne van
de roc’s en de vervoerbedrijven zijn in het
aanvangsjaar 12 studenten bij de RET en de
HTM geplaatst. De baangarantie, de variatie
in werkzaamheden en de geavanceerde technologie trekken jongeren naar de opleiding,
weet Remco Outjes: ‘De ene dag sleutel je
in de werkplaats, de andere dag zit je achter
de laptop om de Rijtuig Informatie Systemen
uit te lezen, of ruk je uit voor een storing. Dat
kan van alles zijn. Ontsporingen, een rem die
blijft hangen, een defect lampje.’
Die afwisseling maakt het werk ook voor
Ryaad boeiend: ‘Ik leer steeds meer. ‘
‘En je blijft ook leren’, vult leermeester Wim
van Loon, monteur tweedelijns storingen bij
de RET, aan: ‘Ik ben 61 en geef mijn kennis
door aan de nieuwe generatie. Maar zelf leer
ik ook nog elke dag. De technologie van de
voertuigen wordt door voortdurende vernieuwingen steeds complexer.’
Uitrukken
Uitrukken voor een storing vindt Ryaad het
leukst. Ter plaatse een mankement fiksen,
zodat een tram weer verder kan. ‘Laatst bijvoorbeeld een kapotte deur. De bestuurder
wist van niks’, lacht hij; ‘het is ook leuk om
naar een andere remise te gaan om onderdelen aan te brengen, of in de werkplaats
een tram te verplaatsen.’ Ryaad krijgt ook nog
een opleiding om buiten een tram te kunnen
besturen, maar chauffeur wil hij niet worden:
‘Ik houd nu eenmaal niet van zitten. Repareren biedt meer afwisseling, ik ben het liefst
de hele dag aan het prutsen.’
De technische aanleg zit in de familie. Zijn
vader bouwt chassis bij Spijkstaal, fabrikant
van elektrische voertuigen: ‘Ik ben daar
vaak binnen geweest. Boeiend, vooral de
elektrische vuilniswagens die ze daar maken.’
Want grote voertuigen hebben zijn speciale
interesse. Daarom voelt hij zich bij de RET op
zijn plek: ‘Het is een mooie roeping. Je kunt
hier een gouden leven hebben. Het is gezellig, iedereen werkt aan hetzelfde. Je leert ook
van elkaar.’ Of het goed betaalt? Dat boeit
hem niet: ‘Het gaat erom dat ik me vermaak,
dat is belangrijker dan geld.’ B
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
|5
Topklassen
>T
OPKLASSENSCHOLEN LEREN VAN ELKAAR
Z‘De
ZZZ
ZZZZZZZ
ZZ
ZZZZZZ
leerkracht
als
eigenaar
ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ
Zvan
Z Z eigen
Z Z Z Zontwikkeling’
ZZZZZZZZZZZZ
tekst Marijke Nijboer
In de reeks over de ervaringen van scholen
met het Topklassenarrangement richten we de blik op
de uitwisseling tussen scholen. In hun tweede Topklassenjaar houden scholen samen themagesprekken onder
begeleiding van leden van het Topklassenteam. De Talmaschool en de Prins Alexanderschool helpen elkaar
verder, bijvoorbeeld bij het onderwijs aan meer begaafde
leerlingen en het stellen van doelen bij de kleuters.
6|
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
B
innen het Topklassenarrangement koos
de Prins Alexanderschool voor versterking van de plusklas, bedoeld voor kinderen die extra uitdaging nodig hebben. De
school wil de plusklas steviger neerzetten.
‘Leerkrachten gingen iets te gemakkelijk om
met de criteria voor toelating,’ vertelt intern
begeleider Maaike de Jonge. Jan Arts van
het Topklassenteam vraagt hoe dat kwam.
Rekencoördinator Rob van Schie: ‘Sommige
leerlingen zijn onderpresteerders die heel
T
www.onderwijsbeleid010.nl/topklassen
O
Vertegenwoordigers van
Talmaschool en Prins
Alexanderschool in
gesprek met elkaar en met
het Topklassenteam.
foto Jan van der Meijde
‘Hoe houd je de
verworven
expertise vast? ’
minuten over z’n werk te laten vertellen,
zodat het hele team meer ‘eigenaar’ wordt
van vernieuwingen in de school. Maaike
noteert de tips: ‘Hier heb ik wat aan.’
Hele klus
goed een extra uitdaging kunnen gebruiken.
Dus sturen leerkrachten soms kinderen naar
de plusklas die niet allemaal A’tjes hebben.’
Zo vervaagden de toelatingscriteria. Maaike:
‘We hebben de criteria aangescherpt, en
de toelating loopt nu via mij.’ Maaike en Rob
vragen zich af hoe zij de voortgang van de
plusklas kunnen borgen. Vanwege bezuinigingen moest de school de leerkracht van
de plusklas laten gaan. Een enthousiaste
collega nam die taak over, maar zij kan ziek
worden. Hoe houd je de verworven expertise
vast? Leonie Boot, ib’er en plaatsvervangend
directeur van de Talmaschool: ‘Je kunt een
werkgroep formeren. Dat doen wij bij alle
vernieuwingen, zoals de invoering van het
concept Vreedzame School. Zo worden
meer mensen enthousiast en krijg je een
olievlekeffect.’ Haar collega, adjunct-directeur
Dorien van der Maarel, geeft de tip om op
teamvergaderingen beurtelings iemand tien
Cor Aarnoutse van het Topklassenteam:
‘Je kunt ook overwegen om meer begaafde
kinderen in hun eigen klas te bedienen, door
meer te differentiëren.’ Dat wordt een hele
klus voor de leerkrachten, vermoedt Maaike.
Jan adviseert om in elk geval aan de hand
van de middentoetsen, die halverwege het
schooljaar worden afgenomen, te bekijken of
de prestaties van de plusklasleerlingen zijn
gegroeid. Cor: ‘Op wat kleinere scholen kan
het in ieder geval handig zijn om de plusleerlingen in hun eigen klassen te bedienen.
Plusklassen bieden vaak organisatorische
problemen. Een nadeel is ook dat de eigen
leerkracht niet precies weet wat daar
gebeurt met zijn leerlingen.’ Leonie merkt op
dat het in de kleutergroepen relatief lastig
is om doelen te stellen, omdat kleuters een
wat grilliger ontwikkeling doormaken. Het
Topklassenteam verwijst haar voor dit doel
naar het naslagwerk ‘Tussendoelen beginnende geletterdheid.’ Leonie: ‘Als leerkracht
stel je hoge, maar reële doelen en om die te
bereiken, zet je methoden in. Af en toe moet
je een methode ook kunnen loslaten. Dit kan
best lastig zijn voor een leerkracht, want een
methode biedt juist houvast.’ Daar ligt een
taak voor de ib’er, zegt Jan. ‘Diens kerntaak
is nu juist om de leerkracht eigenaar te
maken van zijn eigen ontwikkeling. Als ib’er
moet jij kijken hoe jij hem sterker kunt maken
in zijn professionele houding.’
Vaardigheidsscore
Sigrid Talen, ib’er van de Talmaschool,
brengt het gesprek op de vaardigheidsscore, een bewerking van de toetsscores
waarmee het niveau van een leerling kan
worden bepaald. De inspectie wil vaardigheidsscores van scholen zien. Staar
je hier echter niet blind op, zeggen beide
leden van het Topklassenteam. Cor: ‘Ik
kijk altijd eerst naar de ruwe scores (de
toetsuitslagen voordat er verdere analyse
mee is gepleegd – red.). Waar zit een kind,
hoeveel items heeft het goed, hoe plaats
je het kind in de normering? Dat zegt de
leerkracht veel meer. De vaardigheidsscore
is maar een afgeleide score.’ Jan: ‘Begin
inderdaad bij de ruwe scores, want een
kind dat niet geweldig scoort kan wèl een
enorme sprong hebben gemaakt.’ Maaike
van de Prins Alexander vult aan: ‘Er zijn
ook hoog scorende kinderen die te weinig
zijn gegroeid. Als wij zien dat een kind niet
de verwachte ontwikkeling heeft gemaakt,
bespreken we dat met de leerkracht.’ Jan:
‘Eerst analyseer je de gegevens en daarna
maak je een groepsplan. Individuele scores
zijn meer richtinggevend dan de groepsvaardigheidsscore. Maar focus niet teveel op de
cijfers. Kijk liever naar de groei van kinderen.
Welke doelen in dit vak zijn moeilijk voor een
bepaald kind en hoe help je hem of haar
verder? Maak het vooral niet te ingewikkeld
door te specifieke doelen te formuleren.’ Z
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
|7
Estafette
> PASSEND ONDERWIJS ALS VANZELFSPREKENDHEID
ggggggggggggg
‘ Ik
passend
g
g vind
ggg
g g g gonderwijs
gggg
tekst Marijke Nijboer
Waar loop jij tegenaan bij
jouw werk en welke vraag zou je willen stellen
aan een onderwijscollega? In deze aflevering
van de doorgeefrubriek stelt Else-Marike Visser,
leerkracht groep 1-2 op Daltonschool de Bergse
Zonnebloem, haar vraag aan Angela JansenBlonk, leerkracht groep 3-4 op obs Pluspunt:
‘Krijg jij passend onderwijs al voor elkaar?’
E
h
Else-Marike Visser: ‘De kinderen echt ZIEN,
dat is zó belangrijk.’
lse-Marike werkte vroeger in het speciaal onderwijs.
‘Daar had ik een groep van 13 leerlingen, mèt een
klassenassistent. Nu heb ik een klas van 28, waaronder
een kind met Down. Dat is best intensief. Maar we
kunnen straks niet meer om passend onderwijs heen.’ Ze
heeft gehoord dat Pluspunt veel speciale leerlingen heeft
en is erg benieuwd hoe de school dit aanpakt.
Bert Hoogwerf, die Pluspunt tweeëntwintig jaar geleden
oprichtte, is een fervent voorstander van inclusief
onderwijs (waarin plaats is voor iedereen ongeacht
beperking of begaafdheid – red.). Vanaf het eerste begin
krijgt de school in Prinsenland (350 leerlingen) veel
speciale leerlingen binnen. Al bij de bouw kreeg het
pand een therapieruimte, lift, rolstoelrijbaan en brede
deuren en gangen. Pluspunt heeft veel cluster
3-leerlingen (met een lichamelijke beperking), en werkt
intensief samen met Rijndam Revalidatiecentrum. De
school heeft ook leerlingen uit cluster 4, met een stoornis
in het autistisch spectrum. Ook de meer begaafde
kinderen hebben recht op passend onderwijs. Hen biedt
Pluspunt een dagdeel per week apart onderwijs in een
‘Minervagroep’.
Extra handen
IN DEZE AFLEVERING VAN ESTAFETTE WISSELEN
TWEE LEERKRACHTEN UIT HET BASISONDERWIJS HUN
ERVARINGEN UIT. VOOR DE KOMENDE AFLEVERING
GEVEN ZIJ HET STOKJE – MET BRANDENDE VRAAG –
DOOR AAN EEN VOLGENDE COLLEGA.
8|
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
‘Natuurlijk hebben we wel extra handen in de school,’
vertelt Angela; ‘mensen die worden betaald uit de
rugzakgelden, zoals onze drie onderwijsassistentes.
Bovendien hebben we prima intern begeleiders.’ Een van
de ib’ers functioneert als clusterbegeleider. Hij regelt alle
zaken rond de clusterleerlingen, helpt met het maken
van hun handelingsplannen en het aanpassen van hun
individuele leerprogramma’s. Na school is er regelmatig
gggggggggggg
geen
extra
gsg
ggg
g gbelasting
g g g g g’
zorgoverleg. Wanneer nodig schuiven leerkrachten
daarbij aan. ‘Ouders melden hun kinderen aan omdat wij
goed zijn in passend onderwijs,’ vertelt Angela. ‘In overleg
met hen wordt dan gekeken of Pluspunt de juiste school
is. Ons uitgangspunt is: passend waar het kan, speciaal
als het moet.’ Volgens Angela kiezen ook veel ouders van
reguliere leerlingen bewust voor deze school, omdat zij
het goed vinden voor hun kinderen om met ‘speciale’
leerlingen in contact te komen. Angela volgt momenteel
de masteropleiding Special Educational Needs. De
kennis die ze daar opdoet kan ze goed gebruiken. Ze
heeft in haar klas één mytylleerling die moeilijk loopt
en praat. ‘Die gaat tussendoor naar de fysiotherapeut,
ergotherapeut en logopedie, maar dat is zo geïntegreerd
in het programma dat je daar eigenlijk nauwelijks iets van
merkt.’ Daarnaast heeft ze twee cluster 4-leerlingen: één
met een stoornis binnen het autistisch spectrum en één
hoogbegaafd kind. ‘Verder heb ik in m’n klas nog een
dyslectisch meisje en wat stuitergevalletjes.’
Laptops
De school gebruikt ICT om goed te kunnen differentiëren.
Bij het rekenonderwijs wordt gewerkt met de digitale
programma’s Rekentuin en Math. ‘Deze aanpak dekt de
kerndoelen en alle behoeften en daagt iedereen voldoende
uit.’ Angela’s klas heeft de beschikking over 25 laptops.
‘Dat is erg fijn in een combinatieklas; dan zit niet de helft
zich te vervelen terwijl je instructie geeft aan de anderen.’ Elk
kind werkt op z’n eigen niveau. De school geeft ruimte aan
de individuele onderwijsbehoeften. ‘Heb je vandaag zin in
klokkijken of automatiseren, dan ga je dat doen.’ Voor taal
gebruikt Angela Taalleesland en Veilig Leren Lezen.
‘Voor de rest werken we heel regulier,’ zegt Angela.
Pluspunt kijkt vooral naar wat kinderen wèl kunnen. ‘Mijn
leerling die amper kan lopen deed onlangs gewoon
mee aan een clinic judo en karate.’ Else-Marike: ‘Zo’n
gevarieerde klas: vind je dat te doen?’ Angela: ‘Ik vind
passend onderwijs geen extra belasting, ik werk met veel
plezier. Ik heb bijvoorbeeld een eigen manier gevonden
om te communiceren met mijn mytylleerling. En als hij
uiteindelijk de tafel van 1 en 2 kent, genieten we daar
allebei enorm van.’ Ze overlegt nauw met haar duocollega
Nicoline, zodat hun beider aanpak goed op elkaar aansluit.
Else-Marike komt binnenkort een keer kijken. ‘Ik vind het
heel verfrissend dat jullie dit allemaal gewoon doen. De
kinderen echt zien, dat is zó belangrijk.’ g
h
Angela Jansen-Blonk: ‘Een eigen manier om te communiceren met mijn mytylleerling.’
foto’s Jan van der Meijde
DE BRANDENDE VRAAG
Angela’s vraag aan een collega luidt: ‘Hoe leer je jonge kinderen in
combigroepen zelfstandig werken?’
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
|9
Mijn vak
> TAMARA KONIJN, BASISSCHOOL NOEN
‘Ik voel mij hier op
school heel gewenst’
UUUUUUUUUUUUUUUUUUUU
U U U U U U U U U U U UU U U U U U U U
UUUUUUUUUUUUUUUUUUUU
UUUUUUUUUUUUUUUUUUUU
tekst Anne-Marie Plasschaert
‘Het is een lange route die
Tamara Konijn aflegt om juf in het basisonderwijs te worden. De keuze van de voor haar
juiste weg en de inmiddels al jarenlange praktijkervaring weerspiegelen zich in haar ideeën
over respect voor elkaar en onderwijs. Het
maakt daarbij niet uit of dat is op een school
met een bijbel of met een koran.
10 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
D
it jaar ga ik afstuderen, maar ik ben hier al
twee jaar in dienst als onderwijsassistent.
Straks wordt dat omgezet in mijn LIO’, zegt
Tamara Konijn (24), werkzaam bij basisschool
Noen, een school op islamitische grondslag.
Vanwege die LIO heeft Tamara al sinds het
begin van dit schooljaar haar eigen groep. ‘Ik
kan dan mijn eigen regels stellen en alles loopt
door als mijn LIO in gaat. Ik ken de kinderen
en de methodes. Voor hier is het gewoon mijn
werk, voor de Hogeschool Rotterdam is het de
afronding van mijn studie. Echt geweldig dat
ik dat vertrouwen heb gekregen van de school
en ook van de ouders.’
O
Tamara Konijn: ‘Het vertrouwen
van de school en de ouders geeft
mij een enorme motivatie om dat
papiertje te behalen.’
foto’s Jan van der Meijde
‘Elk kind heeft behoefte
aan structuur,
duidelijkheid en regels ’
UU
UU
UU
UU
Tamara trots. ‘En dat vertrouwen van de school
en de ouders geeft mij ook weer een enorme
motivatie om dat papiertje te behalen. Want
het is soms wel heel zwaar geweest. Zeker de
eerste drie jaar maakte ik hele lange dagen.’
Voor de zomervakantie zat zij er dan ook even
doorheen met haar werk, de avondstudie, het
huiswerk, het huishouden, het heen en weer
reizen tussen Hoek van Holland en Rotterdam. ‘Ik maakte dagen van vijf uur ’s morgens
tot twaalf ’s avonds als ik na mijn werk door
ging naar de Hogeschool. Maar daar heb ik
ook weer van geleerd, ik moet niet in alles zo
perfectionistisch zijn.’
Schooltje spelen
‘Ik weet niet anders dan dat ik altijd al de juf
wilde helpen of schooltje wilde spelen. Ik heb
echt nooit iets anders gewild dan het onderwijs’, geeft Tamara aan. Maar in het vmbo blijkt
al snel dat zij rustig de tijd moet nemen om
zich de theorie en lesstof eigen te maken. Van
het vmbo gaat ze daarom door naar het mbo,
wordt na drie jaar klassenassistent en doet
nog het vierde ‘kop’-jaar erbij om in 2010 als
onderwijsassistent aan de slag te gaan.
‘Voor de vakantie schreef ik mij al in bij de
deeltijdopleiding en ook ging ik meteen bij
het uitzendbureau langs om te werken. Ik zei:
>>
Scepsis
Tamara heeft zich de afgelopen jaren als
onderwijsassistent laten zien en dat vertrouwen waargemaakt: als er iemand ziek was
viel zij in tot er vervanging was geregeld en
ze werkte met de groepjes. Toch keek een
enkeling ook met scepsis naar Tamara als juf.
‘Tijdens de rapportbespreking zei één ouder
heel open en eerlijk: “Ik had echt mijn twijfels:
je bent geen moslima, je draagt geen hoofddoek, je bent niet afgestudeerd en dan wel aan
het werk met een eigen groep… maar ik moet
zeggen dat beeld is helemaal bijgesteld.” Dat
is natuurlijk een kei van een compliment’, vertelt
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 11
T
Tamara Konijn
Basisschool Noen
010 240 90 46
>>
maakt mij niet uit bij welke school ik aan de
slag ga, maar het moet in verband met mijn
studie wel in Rotterdam zijn.’ Zo kwam Tamara
terecht bij een islamitische school in Zuid. Een
jaar later haalde basisschool Noen haar naar
Crooswijk.
‘Voor mij zijn normen en waarden heel belangrijk. Dat zat er al
jong in. Waarschijnlijk heeft dat te maken met mijn familieomstandigheden. Ik heb een broer die niet altijd het goede pad
koos en mede daardoor wel alle aandacht opeiste in het gezin.
Die ervaringen neem ik zeker mee in het onderwijs.’
Tamara vertelt dat zij extra aandacht geeft aan kinderen die
wat stilletjes op de achtergrond blijven, want zelf was ze ook
ooit zo. ‘En liegen vind ik echt heel erg, er zijn vroeger situaties
geweest die mij veel verdriet hebben gedaan. Ook de kinderen
in mijn klas weten dat ik liegen heel erg vind.’
Datzelfde geldt voor pesten. ‘Zelfs plagen mag van mij al niet.
Ik ben als kind ook gepest, wat dacht je met zo’n achternaam.’
Tamara oefent met haar kinderen de waarden, normen en
regels die zij ze wil bij brengen. ‘Ze moeten leren naar elkaar te
luisteren en leren aan te geven wat ze niet aangenaam vinden.’
Kinderkoran
‘De kinderen hebben vanuit hun culturele achtergrond andere waarden en normen, ik moet
ze ook islamitische gebeden bijbrengen. Dus
ik heb de kinderkoran meegenomen en ik heb
geleerd in het Arabisch de kinderen en ouders
te begroeten. Maar daar hang ik dan meteen
de Nederlandse vertaling bij aan. De kinderen
en hun ouders weten dat ik geen moslim ben
en dat ik dat niet zal worden. Ik heb het over
de kerstvakantie en een kerstboom, de kinderen hebben het over de wintervakantie.
Maar ik kreeg wel van een moeder een aantal
prachtige handgemaakt vilten kerstballen
12 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
cadeau. Voor mij gaat het om het respect over
en weer. En hier op school voel ik mij gerespecteerd en heel gewenst. Er zit hier dan ook een
geweldig team.’ Met haar 24 jaar kan Tamara
inmiddels bogen op acht jaar ervaring op allerlei
soorten scholen, van een dorpsschool in het
Westland tot een school in Hoek van Holland of
een typische stadsschool in Rotterdam. ‘Kinderen
zijn weliswaar overal anders’, merkt Tamara op,
‘maar naar mijn mening heeft elk kind behoefte
aan structuur, duidelijkheid en regels - maakt niet
uit op welke school. Die rust en mijn idee over
respect dat neem ik altijd mee, of ik nou les ga
geven op een school met een bijbel of eentje
met een koran.’ b
Adv-Breinsleutels-ROM-02-14_Opmaak 1 03-02-14 16:21 Pagina 1
Wat kan het onderwijs leren
van de neuropsychologie?
Breinsleutels geven toegang tot
de bovenkamer van leerlingen
Leer meer!
•Basis- en verdiepingstrainingen
voor teams
•De cursus Het lerende brein voor
individuele deelnemers
De tien praktische Breinsleutels
zijn didactische gereedschappen
die het leren bevorderen.
Meer informatie en bestellen
www.cedgroep.nl/breinsleutels
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 13
Kinderbrein
R
Karin Wijntjes: ‘De
kinderen oefenen
gretiger. Hun zelfvertrouwen groeit.’
foto Petja Buitendijk
> B REINSLEUTELS IN
DE PRAKTIJK
UUUUUUUUUUUUUUUU
een
U ‘Je
U Ucreëert
UUUUU
U Usfeer
UUUUUU
U van
UUU
UU
U U U Uomgeving’
UUUUUU
een
lerende
UUUUUUUUUUUUUUUU
tekst Renate Mamber
Gymleerkracht Karin Wijntjes en intern begeleider
Jacqueline Venneman deden mee aan de pilot
Breinsleutels. In hun lessen passen ze didactische
principes toe, Breinsleutels genoemd, die het leren
voor kinderen gemakkelijker moet maken. Karin: ‘Ik
merk dat de kinderen gretiger zijn om te gaan oefenen en trotser zijn op het resultaat.’
D
e CED-Groep ontwikkelde Breinsleutels op basis van recente ontwikkelingen in de neuropsychologie. Het zijn
didactische principes zoals Leerdoelen,
Clusteren, Markeren en Schakelen. Belangrijk bij het goed toepassen ervan is te begrijpen waarom deze principes werken: Wat
gebeurt er in het brein van kinderen als je de
Breinsleutels goed toepast?
Weinig woorden
Karin Wijntjes, gymleerkracht bij mytylschool
De Brug, was verbaasd te zien hoe je met
weinig woorden een groot verschil kan
maken. Ze geeft een voorbeeld van hoe ze
sinds de pilot de Breinsleutel ‘Feedback
geven’ toepast. ‘Ik geef wel eens een compliment als ‘goed gegooid’’, zegt ze. ‘Maar
14 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
T
Meer informatie over Breinsleutels via
Marald Mens, CED-Groep,
[email protected], www.ced-groep.nl
‘Ik denk dat ik bijdraag aan een meer
open leerhouding
van de kinderen’
Rem
wat is ‘goed gegooid’? Als ik dat uitleg: Je
hebt je hand zo ver mogelijk naar achteren
gedaan, je hebt wel tien keer geoefend en
daardoor lukte het heel goed. Door zo’n
uitleg gaat het zelfvertrouwen van kinderen
meer groeien, want ze hebben het veel meer
in de eigen hand. Je creëert een sfeer van
een lerende omgeving. Je hoort veel minder:
Ik kan het niet. Het is meer: Je doet het op
jouw manier en daarin kun je vooruit gaan.’
Ook als ze de Breinsleutel ‘Schakelen’
bewust toepast, ziet ze verschil. ‘Kinderen
vinden het moeilijk om te schakelen. Als iets
heel erg leuk is, willen ze het blijven doen. Ik
had een jongetje dat elke keer ging huilen
als de gymles was afgelopen. Sinds ik de
gymles bewuster afsluit en aankondig wat ze
daarna gaan doen, doet hij het niet meer.’
Open leerhouding
Karin: ‘Ik merk dat de kinderen gretiger zijn
om te gaan oefenen en trotser zijn op het
resultaat. Ik denk dat ik echt bijdraag aan een
meer open leerhouding van de kinderen.’
Jacqueline Venneman, intern begeleider van
basisschool De Hoeksteen, past de Breinsleutels en de daarbij behorende kennis over
executieve functies ook veel bewuster toe. ‘Er
was een jongen die na de instructie maar niet
begon met zijn werk. Het leek een motivatieprobleem. Met mijn kennis van de executieve
functies ging ik hem observeren en zag ik dat
het meer zat in planning en organisatie. De
jongen werd steeds afgeleid door de andere
opdrachten en wist niet waar hij moest beginnen. Hij krijgt nu een simpel afdekblad dat de
andere opgaven bedekt en dat helpt.’.’
Ze merkt dat ze een kind minder snel een
label geeft als druk, lastig of verwend, maar
eerder de onderliggende onderwijsbehoefte
herkent. Jacqueline: ‘Er is een peuter bij ons
op school die aan een stuk door praat. Ze
claimt je echt. Op het eerste gezicht lijkt het
een verwend kind. Maar als je haar beter
observeert, dan zie je dat haar rem op het
eigen gedrag nog niet goed is ontwikkeld
(zoals bij meer peuters). In plaats van een
verwend kind zie je een onderwijsbehoefte
en daar ga je op inzetten. Je ziet dat het
kind soms behoefte heeft aan een rem van
iemand anders. Wij zijn nu voor haar die rem.’
Jacqueline vindt het mooiste dat leerkrachten
door de Breinsleutels met een andere bril
naar kinderen kijken. ‘Je ziet opeens weer
mogelijkheden in plaats van alleen een lastig
kind. Alle leerkrachten zouden zich hierin
moeten bekwamen. Als je het nut ervan in
ziet dan doe je dat, maar het is wel een taak
voor jezelf. Het is mijn opdracht als intern
begeleider om het te borgen.’
Leernetwerk
Bij de Hoeksteen volgde het hele team,
inclusief de administratief medewerker en
overblijfmoeder, de cursus Het Lerende Brein
waarin de Breinsleutels aan de orde kwamen.
Jacqueline is tevreden met het resultaat.
‘Als ik in de klas kom kijken dan zie ik een
leerkracht die bewuster gebruik maakt van
het directe instructiemodel.’ Op De Brug verzorgden Karin Wijntjes en haar collega een
interne presentatie, om de kennis te borgen.
Ook richtten ze een Breinsleutel-leernetwerk
op met het doel de kennis aan elkaar over te
dragen en levend te houden. U
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 15
De
Deklas
klasvan
van
JOOLS (7) – GROEP 4:
‘Ik vind eigenlijk alles in de klas en van
de juf leuk.’’
TOM (7) – GROEP 4:
‘We hebben een hele leuke
klas en een juf die nooit
moe en altijd aardig is.’
tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde
DE KLAS VAN JUF AAFTINK – LEERKRACHT GROEP 4A BASISSCHOOL ROTTERDAMSE SCHOOLVERENIGING NOORD, WIJK COOL
‘Ik ben na mijn stage bij de kleuters, zo’n dertien jaar geleden, direct op deze school gaan werken. Zo’n
tien jaar in groep zes en nu voor het tweede jaar in groep vier. Mijn hart ligt bij groep zes omdat je daar als
leerkracht meer kwijt kunt, maar het prettige van dit niveau is dat de kinderen écht nog alles leuk vinden.
Aan het begin van het jaar heb ik enkele gesprekken moeten voeren over de wijze waarop we met elkaar
omgaan maar nu is het een leuke, gezellige en gezeglijke klas. Soms moet ik nog duidelijk maken waar de
grenzen liggen. Dan praten we over het voorval, maken we afspraken en gaan we weer met een schone lei
verder. Wat ik heel belangrijk vind is dat de kinderen ruimte krijgen om af en toe te ontspannen. We zijn
hier op school best cognitief ingesteld dus even een liedje zingen of een beetje gek doen helpt ze om het
hoofd weer fris te krijgen of in een andere state of mind te komen. Zingen vind ik overigens altijd waardevol. Zo begeleid ik het schoolkoor dat onder meer in de kerstperiode en tijdens het jaarlijkse schoolfestival
voor veel sfeer in de school zorgt. We zingen dan niet alleen bekende kinder- en kerstliedjes maar ook
popsongs die met het jaarthema te maken hebben. Zo hadden we vorig jaar een landenthema waarbij een
liedje als Walk Like An Egyptian werd ingestudeerd. Dit jaar is het thema sport en spel en zingen we liedjes
als Eye Of The Tiger. Leuk om te doen en succes verzekerd!’
16 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03
01 | 14
ZAINEE (7) – GROEP 4:
‘Ik vind het een leuke klas omdat ik
veel vriendinnen heb. De juf vind ik
het leukste aan de klas.’
OLIVIER (7) – GROEP 4:
‘We hebben een klas met leuke kinderen
en een aardige juf.’
AN-SOFIE (7) – GROEP 4:
‘We hebben een hele lieve, leuke juf, die
alleen af en toe een beetje boos wordt.’
JOEP (7) – GROEP 4:
‘Ik vind de juf leuk en grappig en vind het
leuk om spelletjes te doen waarmee ik iets
kan leren.’
01 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
03
| 17
Het nieuwe werken 2.0
Rond half januari kwam de minister van Onderwijs met de positieve
boodschap dat het aantal vroegtijdige schoolverlaters het afgelopen jaar stevig is gedaald. Wat doen de roc’s waarbij die spectaculaire verbeteringen zichtbaar zijn zo goed? Voor iedere leerling een
andere formule, geeft een roc-directeur aan, een niveau 2 leerling
heeft een andere aanpak nodig dan leerlingen van niveau 3 en 4.
Oftewel maatwerk.
Anne-Marie
Een paar dagen later pleit Annemarie Jorritsma, voorzitter van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten, voor meer maatwerk bij
het heffen van gemeentelijke belastingen; de verzekeraars springen
in op de behoefte aan maatwerk van hun klanten bij verzekeringen
voor auto, reizen of zorg. Ja, eigenlijk weet ieder bedrijf, elke organisatie en vrijwel iedere werkgever: hoe meer maatwerk voor klanten
en personeel, hoe gemotiveerder, betrouwbaarder en loyaler de
mensen waarvan bedrijf, organisatie en werkgever zo afhankelijk
zijn.
vijf met elkaar in kantoortuinen doorbrengen. Twee docenten en een
onderwijsassistent begeleiden straks in grote open ruimtes zo’n 64
studenten met hun beroepsopdrachten, kijken werk na, geven feedback, lezen vakliteratuur, geven instructie en extra uitleg in groepjes,
kunnen eventuele afwezigheid van collega’s opvangen, vergaderen
met elkaar, doen de aan het werk gerelateerde administratie en zijn
de hele dag aanspreekpunt voor leerling en collega. En dat allemaal
in dezelfde ruimte: al het werk wordt tijd- en plaatsgebonden; vooral
niemand de deur uit!
Het nieuwe werken met flexibele werktijden, thuiswerken, online
vergaderen, is met de intrede van een scala aan slimme tools niet
voor niks steeds meer gemeengoed in het bedrijfsleven en bij overheden – de deelgemeente Overschie heeft zelfs een tijdje geëxperimenteerd zonder stadsdeelkantoor. Het biedt voordelen voor werknemer en –gever en gaat uit van vertrouwen, en dat is zo ongeveer
het allerbelangrijkste voor gemotiveerde en loyale werknemers.
Geheel in tegenstelling tot deze trend, gaat onze onderwijsvernieuwing volgend schooljaar uit van werkweken waarin leerlingen en
docenten vier lesdagen per week van kwart over acht tot kwart over
Dat een soortgelijke aanpak volgens een enkeling bij de jongens en
meisjes van niveau 2 positief heeft uitgepakt, sterkt het idee dat wij
allemaal op deze eenduidige, goed controleerbare wijze aan het werk
moeten. Het liefst ook met dezelfde aanpak en inhoud. Hoe wij daarmee kunnen inspelen op de toekomst van onze oh zo verschillende
studenten bij oh zo verschillende opleidingen, wordt een interessant
experiment. Het nieuwe werken 2.0.
Journaliste Anne-Marie Plasschaert is docent journalistieke
vaardigheden en communicatie & pr in het mbo.
BETER PRESTEREN MET
DYNAMIC ACTIVITIES:
EEN EFFECTIEVE INVULLING
VAN UW EXTRA LEERTIJD
EXTRA LEERTIJD
Als partner van vele Rotterdamse scholen fungeert
• Verlengde Leertijd

Dynamic Activities als een verlengstuk waarin alle lessen
• Vakantieschool

en activiteiten aansluiten op de visie van de school.
• Groep nul

Met onze beproefde methode worden we onderdeel van
de school waardoor complementair onderwijs gegeven
wordt. Een garantie voor betere opbrengsten!
KWALITEIT STAAT VOOROP:
• Children’s Zone

• Gekwalificeerde (vak)leerkrachten

• Efficiënte coördinatie

• Ervaren adviseurs

Pas als uw doelen en ambities zijn
behaald, zijn wij tevreden!
Snel geregeld en uw doelen centraal. Meer weten?
Bel 010 8489619
www.dynamicactivities.nl

[email protected]
S succes van: K inderfaculteit Pendrecht
tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde
‘De stad moet
eindeloze diepteinvesteringen in
kinderen doen ’
M
et het in ontvangst nemen van de eerste
collegekaart gaf burgemeester Aboutaleb
het startsein voor de Kinderfaculteit Pendrecht.
De Kinderfaculteit is een initiatief van de Pendrecht Universiteit (‘een kenniscentrum van bewoners onderling, waarin àlle bewoners passen’),
vier samenwerkende basisscholen en enkele
educatieve organisaties. Het doel: een plek in de
wijk waar kinderen na schooltijd naartoe kunnen
om leuke en leerzame lessen te volgen.
‘Het probleem van de politiek is dat zij graag op
korte termijn resultaat wil boeken. Met investeringen in de Rotterdamse jeugd ligt dat anders.
Daar laten resultaten langer op zich wachten.
Toch moet de stad ervan doordrongen zijn dat
het voor de toekomst van de stad van belang is
om eindeloze diepte-investeringen in kinderen te
doen.’ De Kinderfaculteit Pendrecht is volgens
burgemeester Aboutaleb een voorbeeld van
zo’n diepte-investering en wat hem betreft verdienen dit soort voorbeelden breed navolging.
Tijdens de feestelijke aftrap gaven leden van de
Kinderraad een toelichting op het brede aanbod
dat in samenspraak met hen is vastgesteld:
‘Muzieklessen, experimenteren met chemische
proefjes, huiswerkbegeleiding, verzorgingslessen, animatiefilmpjes maken, dierenverzorging,
beroepsoriëntatie en toneellessen.’
Redouan, leerling van De Koppeling, een deel-
nemende school voor speciaal basisonderwijs,
vatte het nut ervan samen: ‘Als je weet wat je
wilt, ga je ook op school beter je best doen.’
Of dat daadwerkelijk het geval is wordt onderzocht door wetenschappelijk onderzoeker
Bowen Paulle van de universiteit van Amsterdam: ‘De samenwerking tussen schooldirecties en wijk is een zeer bijzondere interventie
die we alleen al daarom met belangstelling
zullen gaan monitoren.’ Ook directeuren Theo
Visser en Ruud van Orsouw van de respectievelijke basisscholen De Hoeksteen en Over
De Slinge kijken met belangstelling uit naar de
(mogelijke) resultaten. Theo: ‘Ik hoop dat de
leerlingen met deze aanpak beter hun talenten
leren ontdekken.’ Ruud: ‘De laatste jaren ligt
de focus teveel op de onderwijsresultaten.
Ik hoop dat we met deze aanpak weer een
totaalpakket weten neer te zetten.’’ S
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 19
Onderzoek
> VIER JAAR BETER PRESTEREN
ggggggggggggg
Veel
waardering,
g
gg
g g g g genkele
ggggg
g
gggggggggggg
vraagtekens
ggggggggggggg
tekst Marijke Nijboer
De meeste Rotterdamse leerlingen,
ouders en leerkrachten onderschrijven de doelstellingen en acties van Beter Presteren. Zij zien vooral
op het gebied van ouderbetrokkenheid en resultaatgerichtheid van scholen een verbetering. Ouders zijn
wel wat kritisch over de extra leertijd voor hun kinderen. Veel ouders en leerkrachten zijn voor een bredere ontwikkeling van leerlingen en plaatsen daarom
vraagtekens bij de grote nadruk op taal en rekenen.
20 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
H
et gezamenlijke beleid van gemeente en
schoolbesturen krijgt brede steun. Zo’n
75% van de ouders en 90% van de leraren
onderschrijft de stelling dat het nodig is dat
de gemeente zich samen met de Rotterdamse scholen meer inzet voor hogere
leerprestaties. Ook vindt de overgrote
meerderheid het goed dat gemeente en
onderwijsveld werken aan betere scholen
met goede leerkrachten (ouders 91%,
leerkrachten 89%). De meeste leerlingen
voelen zich gesteund en gestimuleerd door
hun leerkracht en willen graag goed
presteren. Ruim de helft van de basisschoolleerlingen heeft er geen bezwaar tegen om
O Bijna 80% van de
leerkrachten wordt
vaker aangesproken
op resultaten
foto’s Jan van der Meijde
wat langer naar school te gaan en ziet daar
het nut van in. Bij de vo-leerlingen is dat een
kwart. Ouders staan kritischer tegenover de
extra leertijd. Van hen vindt 49% dit een
goed idee; 28% twijfelt; 23% van de ouders
is het er niet mee eens. Leerkrachten zijn
positiever: 70% staat erachter; 18% twijfelt
en 12% ziet hier niet veel in. Ouders,
leerlingen èn leerkrachten denken dat de
uitbreiding van de lestijd niet noodzakelijk
zorgt voor beter onderwijs; zij denken dat de
leerresultaten eerder worden beïnvloed door
de onderwijsinhoud, de kwaliteit van de
leerkrachten en schoolorganisatie en kleinere
klassen. Ook om die reden is het gunstig dat
de leerkrachten positief zijn over het
professionele klimaat op hun school en hun
eigen professionaliteit. Bijna 80% zegt dat zij
vaker worden aangesproken op resultaten.
‘EXTRA LEERTIJD VULLEN WE ZELF IN’
HÉLÈNE TEIJL, ib’er, bovenbouwcoördinator en lid managementteam op de Prinses
Margrietschool: ‘Sinds dit schooljaar huren wij
voor de extra leertijd niet langer externen in,
maar verzorgen onze eigen leerkrachten dit.
Zij kennen de leerlingen goed en weten wat er
speelt in de groepen. Onze opbrengsten gaan
omhoog, door de leertijdverlenging maar ook
door andere veranderingen in ons aanbod.
De meeste van onze ouders zijn positief over de
extra leertijd. Al vinden zij wel dat er een goede
balans moet zijn tussen school en ontspanning.
De ouderbetrokkenheid neemt toe. Binnen
een traject dat wij volgen met CPS hebben
we een regiegroep met ouders, leerkrachten
en directie. We praten samen over zaken die
school, ouders en kinderen aangaan, positief en
kritisch-opbouwend. Sommige ideeën kunnen
we meteen inzetten. Ik ben het ermee eens
dat de lat voor prestaties hoog moet worden
gelegd, maar de doelen moeten wel haalbaar
zijn.’
‘Veel kinderen die met
achterstand binnen
kwamen maken een
inhaalslag ’
HET ONDERZOEK
Het Waarderingsonderzoek Beter Presteren peilde de meningen over de beweging die het
Rotterdamse programma Beter Presteren heeft ingezet. Het onderzoek, in 2013 uitgevoerd onder
1022 leerlingen, leerkrachten en ouders, is onderdeel van een groter effectonderzoek. Daarbij zijn
de Rotterdamse onderwijsresultaten vergeleken met die in andere grote steden, en worden de
succesfactoren van opbrengstgericht werken en Beter Presteren gedefinieerd.
Ouderbetrokkenheid
Ouders blijken zich bewust te zijn van de
positieve invloed die zij kunnen hebben op
de onderwijsprestaties van hun kinderen.
Ruim de helft vindt dat de scholen zich de
laatste jaren meer op ouders richten. Van de
leerlingen zegt 70% dat zij vaak met hun
ouders over school praten en dat hun
ouders meestal naar de ouderavonden
gaan. Veertig procent meldt dat hun ouders
wel eens helpen op school. Een bepaalde
groep ouders is echter moeilijker te
bereiken. Leerkrachten denken dat sommige
ouders daarvoor te onzeker zijn. Anderen
zijn bezig met ‘overleven’, of hebben
simpelweg geen tijd. Een tegenvallende
ouderbetrokkenheid kan volgens de
onderzoekers echter ook liggen aan een
mismatch tussen wat ouders willen en wat
scholen bieden: ‘Leerkrachten lijken een
intensievere vorm van ouderbetrokkenheid
na te streven, terwijl ouders het al goed
vinden als ze voldoende op de hoogte
>>
worden gesteld.’
W
Leerkrachten vinden dat de
ontwikkeling die leerlingen hebben
doorgemaakt te weinig nadruk krijgt
bij de beoordeling van scholen..’
foto Jan van der Meijde
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 21
Cultuureducatie
DOOR AD OSKAM
Te hoge ambities?
Al staat het merendeel van de respondenten
positief tegenover de doelen van Beter
Presteren; zo’n 40% twijfelt over de hoge
ambities. Sommige leerkrachten wijzen erop dat
veel leerlingen met een achterstand de school
instromen. Zij vinden het belangrijk dat een school
de lat hoog legt, maar betwijfelen of de nadruk op
resultaten zorgt dat de resultaten verbeteren. Niet
elke leerling kan bovengemiddeld scoren en het
instroomniveau is voor een groot deel medebepalend voor het eindniveau dat leerlingen kunnen
behalen. Veel kinderen die met een achterstand
binnenkwamen, maken wel degelijk een inhaalslag.
Maar de school wordt afgerekend op het eindresultaat, en niet op de ontwikkeling die de leerlingen hebben doorgemaakt. Dit oordeel, vinden de
onderwijsgevenden, geeft een scheef beeld van
de onderwijskwaliteit van de school. g
‘PROFESSIONALISERING PAKT GOED UIT’
FLORENCE WEYTINGH, docent geschiedenis en conrector op het Montessori Lyceum Rotterdam:
‘Zo’n critical friend die in het kader van Topklassen
langskomt, vragen stelt en meedenkt, dat is zó nuttig.
Dat heeft directe invloed gehad op de professionalisering
van onze secties en docenten. Elke sectie heeft nu een
ontwikkelplan en we praten veel meer over de resultaten.
Wij vragen docenten wat zij vinden van de scores en wat
hun ambitie is. Wij vonden het ook heel verrijkend om
tijdens de themagesprekken te horen hoe andere scholen
werken. Het Topklassenteam liet ons inzien dat je op een
bredere manier kunt werken aan verhoging van de kwaliteit. Het is zinnig om te streven naar betere prestaties,
maar daarbij moet je wel een achterliggend doel voor
ogen hebben en je op de onderwijsinhoud richten. Als het
onderwijs neerkomt op alleen examentraining, wordt het
wel heel eenzijdig.’
22 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
Kunst en Cultuur
> KUNST EN CULTUUR ALS ONDERSTEUNING VAN SCHOOLSE LEREN
W Kunst en
cultuur zijn stevig
verankerd
geraakt in het
onderwijsaanbod
van De Wilgenstam.
foto Jan van der Meijde
ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ
edereen
z’n
kwijt
Z‘IZ
Z Z Z Z Z Zkan
ZZZ
Z Zei
ZZ
Z Z Zbij
ZZZ
ZDe
Z Z ZWilgenstam’
ZZZZZZZZZZZZZZZZZ
ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ
tekst Ronald Buitelaar
Basisschool De Wilgenstam zet kunst en cultuur in
ter ondersteuning van het reguliere onderwijsaanbod. Belangrijk,
vindt intern cultuurcoördinator Judith van Gelder, om te voorkomen dat leerlingen blokkeren: ‘Kunst en cultuur doet een beroep
op andere vaardigheden en inzichten.’.
>>
23 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 01 | 14
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 23
>>
‘We werken zoveel mogelijk
samen met kunstenaars
die affiniteit met onderwijs
hebben’
Zesdegroepers Megan, Misrine, Ula en Elijah
zitten rond een klein schoolbordje dat voor
hen op de grond ligt. Ernaast ligt een
storyboard waar ze het verhaal voor hun
animatiefilm ‘De hond en de heks’ uitgetekend hebben. Elke nieuwe scene wordt
nauwkeurig op het schoolbordje getekend,
zo nodig aangevuld met foto’s of andere
materialen en daarna door Megan gefotografeerd. Elders in de klas en in de klas ernaast
zijn soortgelijke groepjes leerlingen bezig
met hun eigen film. Viviane Strik, zelf
animatiefilmmaker, loopt rond, geeft aanwijzingen en legt tussendoor het doel van het
project uit: ‘In tien lessen maken de leerlingen niet alleen een animatiefilm maar leren
ze ook met elkaar samenwerken en communiceren.’ Viviane heeft de leerlingen eerst
individueel een storyboard voor een animatiefilm laten maken en vervolgens ‘op basis van
gelijkwaardige fantasieën’ groepjes gemaakt.
Volgens Viviane werken kinderen daardoor
makkelijker samen: ‘Een zelfde denkniveau
betekent dat ze makkelijker met elkaar
kunnen communiceren over de inhoud van
de film en de wijze waarop ze die vorm willen
geven.’
Waardevol
Groepsleerkracht Tessa Kilian is bijzonder te
spreken over de aanpak van Vivianne: ‘Het is
een waardevol project omdat leerlingen op
een wijze samenwerken die in de klas niet
mogelijk is. Bij het maken van een animatiefilm kan iedere leerling de eigen kwaliteiten
inbrengen. De een is beter in het schrijven
van een verhaal, een ander tekent liever,
weer een ander fotografeert graag en een
vierde verzorgt het liefst de aankleding van
de set. Met deze opzet hebben de kinderen
allemaal een eigen rol waardoor iedereen zijn
ei kwijt kan. Of het nu een potentiële
vmbo-leerling of vwo-leerling is.’
Judith van Gelder is intern cultuurcoördinator
van basisschool De Wilgenstam. Zij vertelt
hoe de school de afgelopen jaren kunst en
cultuur geïntegreerd heeft in het reguliere
onderwijsprogramma: ‘Zo’n zes jaar geleden
zijn we gevraagd om aan het pilotproject
‘Nieuwe brede school en cultuur’ mee te
doen. Doel van het project was het ontwikkelen van een integrale aanpak voor
cultuureducatie. Een ontwikkelproces waar
we nog altijd mee bezig zijn. Het aanbod is
te verdelen in een naschools gedeelte waar
kinderen op kunnen inschrijven en in lessen
die onder schooltijd worden georganiseerd.
Met het aanbod onder schooltijd geven we
De animatielessen van juf Viviane aan groep 6 van De
Wilgenstam maken deel uit van een lesprogramma gericht
op media-educatie voor de groepen 6,7 en 8. Het is mogelijk
gemaakt door 'Ateliers in school', een initiatief van het
Kenniscentrum Cultuureducatie (KCR). In de ateliers werken
kunstenaar/docenten van onder meer de SKVR samen met
schoolleerkrachten..
24 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
invulling aan de (verplichte) expressie uren.
Het naschoolse aanbod is er om leerlingen
keuzevrijheid te geven. Wat de invulling van
de lessen betreft werken we zoveel mogelijk
langdurig samen met autonome kunstenaars
die affiniteit met onderwijs hebben. Het is
onze ervaring dat mensen die zich bewust
zijn van hun eigen kwaliteiten kinderen ook
meer ruimte geven’.
Verankerd
Terugkijkend constateert Judith dat kunst en
cultuur steeds steviger verankerd is geraakt
in het totale onderwijsaanbod van De
Wilgenstam: ‘De eerste jaren hebben we
gepionierd en onze richting bepaalt.
Tegenwoordig leg ik samen met de groepsleerkrachten verbindingen tussen de
reguliere vakken en kunst en cultuur. Het
maken van een animatiefilm is daar een goed
voorbeeld van. Leerlingen leren samenwerken en communiceren op een wijze die in de
reguliere les onmogelijk is, maar die wel
kennis en vaardigheden oplevert waarmee
de groepsleerkracht haar voordeel kan doen.’
Judith denkt dan ook dat kunst en cultuur het
onderwijs bij De Wilgenstam de afgelopen
jaren veranderd heeft: ‘Er bestaat bij
sommige leerkrachten nog wel vrees dat het
ten koste gaat van de leerresultaten maar de
meerderheid is inmiddels wel overtuigd van
de meerwaarde. Als je kinderen expressiemogelijkheden onthoudt loop je het gevaar dat ze
blokkeren en dat is een ontwikkeling die wij
per se willen voorkomen.’ Z
(voor mijn lieve oud- collega’s)
Waar een deur sluit,
gaat een raam open.
Of in dit geval: Waar de inspecteur een school open gooit, gaat een
geldkraantje dicht. Twee weken na vreugde en opluchting, sloeg de
volgende bom in school: Bezuinigingen… Er waren boventalligen en er
moest bijna per direct een aantal collega’s weg. Waaronder ik. Een week
na deze mededeling zaten we op een speeddate sollicitatie en nog twee
dagen later wisten we onze nieuwe werkplek. Vijf jaar geleden kwam ik
mijn school binnen. Ik voelde me een klein meisje, ik was een nog wat
onzekere, startende leerkracht maar wel enthousiast, spontaan en gedreven. Ik heb ontzettend veel geleerd met vallen en opstaan, maar altijd met
steun van mijn collega’s Het is gek dat je werkplek na een tijdje je tweede
thuis wordt. Je stapt er met hetzelfde gemak binnen, kent ieder plekje
en hoekje, weet alles en iedereen te vinden. In die 5 jaar ben ik steeds
meer de leerkracht geworden die ik altijd wilde zijn. Ik heb me ontwikkeld,
en heb ontzettend veel geleerd. Ik heb de reis vanuit Brabant met het
openbaar vervoer inclusief vertragingen ingeruild voor een rijbewijs en een
autootje inclusief files. Ik ben een man, een koophuis en twee kindjes rijker
en heb lief en leed gedeeld met de mensen met wie ik heb samengewerkt. Als leerkracht wissel je ieder jaar van klas, maar het team waarmee
L!nda
Linda Zwegers is lerares in de onderbouw op een Rotterdamse basisschool
je werkt wordt langzaam een soort
van familie. Een plek waar je fouten
mag maken, maar ook de kans krijgt
ze recht te zetten. Een plek waar je elkaar wilt helpen omdat je hetzelfde
doel nastreeft. En het was ondanks alle zorgen prachtig om te zien hoe
we ons met zijn allen voor 200 procent hebben ingezet om onze school er
weer bovenop te krijgen. Een plek waar ik het gevoel heb gehad dat werd
gewaardeerd voor wie ik was. Met tranen in mijn ogen heb ik de deur van
mijn klas voor de laatste keer achter me dicht getrokken. Met in mijn hoofd
wel een hele lijst van dingen die ik ontzettend zal gaan missen.
Bedankt lieve collega’s voor vijf prachtige jaren.
Niet veel dagen later gooi ik de deur van mijn auto dicht en sta ik voor mijn
nieuwe school. En heel even komt dat kleine-meisjesgevoel weer boven.
Even diep inademen en binnenstappen. Dit wordt mijn nieuwe thuis.
Linda Zwegers
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 25
Passend Onderwijs
R
Uitgangspunt van het
ondersteuningsplan is:
kijken wat de leerling
wel kan.
foto Tineke de Lange
tekst Ineke Westbroek
Rotterdam en de omliggende gemeenten liggen op schema met de invoering van passend onderwijs dat op 1 augustus landelijk in het vo
moet zijn ingevoerd. Dit meldt het regionale samenwerkingsverband Koers VO, dat hierover met 14
betrokken gemeenten overlegt. Alle schoollocaties
hebben een schoolondersteuningsprofiel gemaakt,
en voor docenten, zorgcoördinatoren en ouders is
er de website www.koersvo.schoolprofielen.nl. Uitgangspunt: kijken wat de leerling wel kan.
>PASSEND ONDERWIJS VO
UUUUUUUUUUUUUUUUU
van
elkaars
UProfiteren
UUUUUU
UU
U U Ukwaliteiten
UUUUU
UUUUUUUUUUUUUUUUU
O
m passend onderwijs te realiseren zijn
samenwerkingsverbanden van
scholen opgericht, die verantwoordelijk zijn
voor extra ondersteuning van leerlingen die
dit nodig hebben. In onze regio bekleedt
Koers VO deze functie. Voor de concrete
invulling, uitwerking en uitvoering van
passend onderwijs stelde Koers VO een
ondersteuningsplan op, waarvan het
concept eind vorig jaar is besproken door
betrokken gemeenten en samenwerkingsverbanden. Het ondersteuningsplan bevat
onder andere richtlijnen voor procedures en
criteria voor het verwijzen van een leerling
naar het voortgezet speciaal onderwijs
(vso). Ook regelt het extra ondersteuning
binnen verschillende soorten scholen.
Verbindingsofficier
Om de onderwijsondersteuning en de
hulpverlening goed met elkaar te verbinden
26 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
is er op elke school een medewerker nodig die
als een soort ‘verbindingsofficier’ fungeert.
Deze medewerker, bijvoorbeeld de schoolmaatschappelijk werker, wordt dan lid van het
ondersteuningsteam van de school en verzorgt
de relatie met de jeugdhulp waar de gemeenten
per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor
worden. Op aandrang van de gemeenten wordt
de uitwerking van dit plan versneld uitgewerkt,
evenals de aanpak van thuiszittende leerplichtige leerlingen. Hierover verschijnt een protocol
waarin gemeenten en samenwerkingsverbanden gezamenlijk hun verantwoordelijkheden
uitwerken. Verder gaan de huidige onderwijs
opvangprojecten in Rotterdam (OOVR)
fungeren binnen het kader van een orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC), waar
naast onderwijs ook jeugdhulp wordt geboden.
Elke vo-school krijgt de beschikking over
middelen waaruit ondersteuning voor leerlingen
betaald moet worden. Een eigen begeleider
passend onderwijs (voorheen ambulant
begeleider) helpt de school per leerling de
onderwijsbehoefte vast te stellen en eventueel
met ouders te bepalen hoe ondersteuning het
best kan worden vormgegeven.
‘ De contacten
maken het gemakkelijker om
leerlingen over te
dragen en expertise te delen ’
Meer informatie over de regionale
aanpak via www.koersvo.nl. Daar is
ook de link te vinden naar de site
met schoolprofielen.
Meer algemene informatie biedt
www.passendonderwijs.nl.
Op www.speciaalgewoon.nl is een
handreiking beschikbaar voor de
overstap van leerlingen naar regulier
onderwijs, gemaakt door KPC, in
opdracht van het ministerie.
Angsten
Wat betekenen deze veranderingen in de
praktijk? Krijgen vo-scholen menigten probleemleerlingen te verwerken? En verliezen vso-scholen hun speciale functie? Deze angsten leven
op sommige scholen, maar ze zijn ongegrond,
verzekert Chris Kuiper, directeur Horizon
Jeugdzorg en lid van de Raad van Toezicht van
Koers VO: ‘Er is een budget voor zware
ondersteuning. Dit kan worden ingezet voor
begeleiding van jongeren met extreme gedragsproblemen, bijvoorbeeld in de vorm van een
individuele mentor.’ Vo en vso kunnen profiteren
van elkaars kwaliteiten, benadrukt Kuiper:
‘Daarin schuilt de kracht van de samenwerking.
Vso-docenten zijn gespecialiseerd in omgaan
met probleemgedrag, vo-docenten kunnen
leerlingen vooruithelpen met leren. Door samen
te werken kunnen vso-leerlingen bijvoorbeeld
een havodiploma halen op een vo-locatie. Tot nu
toe kon dit alleen met een staatsexamen.’
Hoe dat aangepakt gaat worden, wordt de
komende 5 jaar uitgeprobeerd. ‘Het kan gaan
om een gewenningsperiode of een kennismakingsstage’, noemt Jaap van der Have, voorzitter
Koers VO, als voorbeeld, ‘flexibele vormen,
waarbij de weg terug mogelijk blijft.’
Docenten aan zet
Om scholen voor te bereiden op de veranderingen rond passend onderwijs organiseert Koers
VO ‘Docenten aan zet’, een programma dat
docenten en schooldirecties handreikingen geeft
om aan verbeteringen op school te werken en de
vaardigheden van docententeams te verdiepen.
Na een intensieve tweedaagse training trekt per
school een twaalftal docenten het hele schoolteam mee in het proces van passend onderwijs.
Er wordt al met overstappen geëxperimenteerd,
zoals bij De Passie, voor havo-vwo, die twee
autistische leerlingen van het Heer Bokel College
(vso) tijdelijk opnam. De leerlingen redden het
niet; toch zien de scholen het niet als mislukking, omdat zij van elkaar hebben geleerd hoe
ze dit in de toekomst moeten aanpakken. Vorig
jaar nam een dertigtal directeuren, docenten
en zorgcoördinatoren van vo-scholen deel aan
door Koers VO georganiseerde ‘schoolreisjes’
langs vso-scholen, om de samenwerking
tussen beide disciplines te stimuleren. ‘Zinvol’,
vindt Karin van der Hoek, coördinator instroom
Gemini College Lekkerkerk, deze excursie. Zij
is enthousiast over de opleiding die het
Schreuder College het ondersteunend
personeel aanbiedt om met gedragsproblemen
om te gaan. Ook geeft deze school dramatherapie aan haar leerlingen. ‘Gaan wij ook doen’,
zegt Van der Hoek. Zij vindt het mooi dat de
contacten met vso-scholen door de excursie
zijn verstevigd: ‘De contacten maken het
gemakkelijker om over en weer cluster 4
leerlingen over te dragen en informatie en
expertise te delen.’ U
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 27
Zieke leerlingen
> EXPERTISECENTRUM ONDERSTEUNT SCHOOLLOOPBAAN ZIEKE KINDEREN
Z‘Er
Z Z valt
Z Z Z Zmeer
ZZZZZ
ZZ
ZZZZZZZZ
te
regelen
ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ
Zdan
Z Z Zdocenten
Z Z Z Z Z Z Zdenken’
ZZZZZZZZZZZ
ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ
tekst Ineke Westerbroek
Eén op de zeven Nederlandse
scholieren is ernstig of langdurig ziek. Deze leerlingen
kunnen onderwijs volgen met ondersteuning van het
landelijk netwerk Ziek Zijn en Onderwijs (Ziezon).
Ook na de invoering van passend onderwijs dit jaar,
kunnen scholen en samenwerkingsverbanden een
beroep blijven doen op deze onderwijsondersteuning.
Binnen de regio Rotterdam-Drechtstedengebied is er
het Expertisecentrum Ziek en Onderwijs Rotterdam.
28 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
B
ram fietst van school naar huis. De
afstand tot zijn huis bereken je met de
formule a= -0,4 x t + 12. Hoe lang duurt het
voordat hij thuis is?
Voor Kas met zijn wiskundeknobbel een eitje
om uit te rekenen: ‘30 minuten, hij woont
12 kilometer van school, veel verder dan ik.’
Totdat Kas (12) twee jaar geleden hevige
buikpijnaanvallen kreeg, door een afgeknelde
zenuw, ging hij graag naar school. ‘Van een
heel actieve Kas werd hij een mannetje dat
uitgeteld op de bank lag’, vertelt moeder
O
a=-0,4 x t + 12.
Voor Kas een eitje
om uit te rekenen.
foto Petja Buitendijk
T
www.sisa.rotterdam.nl
Professionals kunnen met vragen
terecht bij [email protected]
of op 010-4982472.
‘Veel docenten ontzien
hen uit medelijden.
Daardoor ontstaan
achterstanden’
gen van een consulent onderwijsondersteuning
zieke leerlingen. De consulenten geven informatie en advies en waar nodig onderwijskundige
hulp. In overleg met school, leerling, ouders en
behandelaars bepaalt de consulent op welke
wijze deze hulp wordt ingezet. Belangrijk uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten
op de lesstof en lesmethoden van de school
waar de leerling staat ingeschreven. Het Rotterdamse expertisecentrum werkt hierin nauw
samen met de CED-Groep en de gemeente
Rotterdam, directie Jeugd en Onderwijs. In de
nieuwe setting van passend onderwijs worden
de ambulante medewerkers ondergebracht bij
scholen. Zij krijgen een plek bij de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Het
Expertisecentrum draagt informatie over zieke
leerlingen over aan de samenwerkingsverbanden.
Paulien Boot. Nu krijgt Kas, die in de brugklas
havo-vwo van het Krimpenerwaard College zit,
drie uur per week thuis les van Anita Joppe.
Anita is als docent onderwijs-aan-huis verbonden aan het Expertisecentrum Ziek en Onderwijs, gevestigd in het Erasmus MC- Sophia. De
voorziening is bedoeld voor ernstig of langdurig
zieke leerlingen uit het basis- en voortgezet
onderwijs.
Consulent
Scholen, die verantwoordelijk blijven voor het
onderwijs van zieke leerlingen, kunnen via het
Expertisecentrum kosteloos ondersteuning krij-
Voorlichting
‘Wij proberen de opgelopen achterstanden weg
te werken’, vertelt Anita Joppe. ‘Vooral ernstig
zieke kinderen hebben daar moeite mee.’ Als
de leerling in staat is gedeeltelijk naar school
te gaan, maakt Anita samen met school een
aangepast rooster. Om te voorkomen dat de
leerling bij terugkeer naar school een grote
hoeveelheid toetsen moet inhalen, regelt zij met
school dat de toetsen thuis kunnen worden
gemaakt. ‘Veel docenten denken dat dit niet
mag,’ bemerkt Otto Mourik, directeur van het
Expertisecentrum, ‘maar er valt heel veel met
de onderwijsinspectie te regelen. Zo lukt het
sommige leerlingen stapsgewijs hun diploma te
halen, met aanpassingen in het lespakket.’ Anita
Joppe en Otto Mourik benadrukken het belang
om zieke leerlingen serieus te nemen. ‘Veel
docenten ontzien hen uit medelijden ’, schetst
Otto Mourik, ‘word eerst maar beter, zeggen
ze. Daardoor ontstaan achterstanden en haken
leerlingen in het vo voortijdig af. Decanen en
docenten moeten die groep extra in de gaten
houden. Wij zijn er om hen te helpen omgaan
met deze leerlingen en hun ziekte.’ Dat gebeurt
door leerkrachten voor te lichten over ziektes en
hen te helpen het contact met de zieke leerling
in stand te houden en leerlingen die niet in staat
zijn naar school te gaan, thuis of in het ziekenhuis les te geven.
Verbetering
Het contact met school verloopt over het
algemeen goed, ervaart Anita Joppe: ‘Op
basisscholen gaat het gemakkelijker dan in het
voortgezet onderwijs, waar je met meerdere
docenten te maken hebt. Wel is het een enorme
verbetering dat bijna elke vo-school nu een
zorgcoördinator heeft.’ Kas en zijn moeder zijn
tevreden over de contacten met de mentor en
zorgcoördinator van school. ‘Ze helpen goed
mee’, vindt Kas, met wie het de laatste tijd beter
gaat. De kans is groot dat zijn ziekte voorbijgaat
en hij op termijn gewoon naar school kan. Tot
die tijd wil hij niet achterraken: ’Ik ben nog niet
helemaal bij, maar dat gaat wel gebeuren. Door
de laatste wiskundehoofdstukken ben ik mooi
heen gerusht!’ Z
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 29
Aanval op uitval
tekst Renate Mamber
In 2012/2013 verlieten ongeveer drieduizend
jongeren in de regio Rijnmond het onderwijs zonder startkwalificatie. Een flinke daling ten opzichte van het jaar daarvoor. De
inzet van schoolloopbaanteams moet de uitval nog verder
beperken. Een persoonlijke coach blijft gedurende de hele
schoolloopbaan gekoppeld aan de leerling. Niet de onderwijsinstelling staat centraal, maar de loopbaan van de leerling.
> SCHOOLLOOPBAANTEAMS
UUUUUUUUUUUUUU
coaches
UVaste
UUUU
UUUUUUUUU
Umoeten
UUUUU
UUUUUUUU
schooluitval
UUUUUUUUUUUUUU
Uverder
U U U Uterugdringen
UUUUUUUUU
S
inds eind 2012 begeleiden zo’n vijftig
coaches verdeeld over zes schoolloopbaanteams ongeveer 1100 jongeren tussen
de 12 en 23 jaar in de regio Rijnmond. Deze
jongeren kunnen problemen hebben met hun
motivatie, gezondheid, in de familiesfeer of
door verkeerde studiekeuze.
‘De typische leerling die bij ons wordt aangemeld zit in de eindexamenklas vmbo en heeft
al wat strubbelingen gehad’, vertelt Nadja
Mager, projectleider Schoolloopbaanteam
Rijnmond. ‘De leerling is misschien al eens
blijven zitten, is heel druk of juist heel stil. Als
ze overstappen naar een andere opleiding
valt hun vangnet van de oude school weg en
kan het mis gaan.’
‘Mwaah’
Veel initiatieven om schooluitval tegen te
gaan zijn schoolgebonden, terwijl risicoleerlingen relatief vaak van opleiding wisselen.
Bij Schoolloopbaanteam Rijnmond houdt de
jongere gedurende zijn hele schoolloopbaan
dezelfde coach, ongeacht welke studie hij
volgt. Een van de coaches is Richard van
de Velde. ‘Ik vind het belangrijkste dat een
30 |
Rotterdams Onderwijs Magazine --- 03 | 14
coach goed luistert, dat hij tijd vrijmaakt en
goed inschat wanneer dat nodig is’, vertelt
hij. ‘Jongeren geven niet altijd zelf aan dat ze
een gesprek willen. Ik whatsapp vaak met ze.
Vraag hoe het gaat. Als ik dan een reactie
krijg als ‘mwaah’ of ‘het gaat’, dan weet ik dat
ik moet door vragen. Meestal hebben ze dan
behoefte om even te sparren.’
‘In het begin van het jaar was ik niet goed
bezig’, vertelt een jongen die door Richard
wordt begeleid. ‘Ik had de eerste toetsweek
gemist en ik was niet gemotiveerd. Het
eerste gesprek met Richard was direct het
beste gesprek dat ik ooit heb gehad. Ik kon
goed uiten wat ik dacht en daardoor kreeg
ik zijn medewerking. Ik wil graag overgaan
en mijn opleiding afmaken, dat is voor mij
het belangrijkst. Ik denk dat mensen het
meest opgelucht zijn als ze hun verhaal kwijt
kunnen.’ Het werk van een coach behelst
naast coaching ook studiekeuzebegeleiding
en casusregie. ‘Soms is er bij een leerling
behoorlijk wat aan de hand, maar is de
hulpverlening nog niet goed op gang’, geeft
Richard een voorbeeld van het laatste. ‘Dan
kun je niet direct coachen, maar ga je je
eerst daarop concentreren.’ Zo begeleidt hij
een deelnemer zonder vaste woonplaats. ‘Ik
probeer te zorgen dat deze jongere in beeld
blijft en naar zorgverlenende instanties gaat.’
Nadja. ‘we staan naast de leerling en niet
naast de school. Voor scholen is dat soms
lastig, omdat ze met meer aanspreekpunten
te maken krijgen.’
Sms’je
Resultaat
Niet alle begeleiding is even intensief. Soms
is af en toe een sms’je voldoende. De coach
kan de begeleiding bijstellen, afhankelijk van
de behoefte. Zo overweegt Richard mee te
gaan met een jongere die zich na uitval bij de
oude opleiding wil inschrijven bij een nieuwe.
‘Bij een verkeerde studiekeuze spelen er
vaak meerdere factoren’, legt hij uit. ‘Deze
jongere heeft bijvoorbeeld onvoldoende
vermogen om zelf dingen in gang te zetten.’
Sommige onderwijsinstellingen moeten even
wennen aan de aanpak van de teams. ‘We
hebben een onafhankelijke positie’, zegt
De teams zijn nu ruim een jaar aan het werk.
De resultaten van de eerste evaluatie zijn
positief. Schoolloopbaanteam Rijnmond
kreeg bij de start eind 2012 ruim negenhonderd aanmeldingen. De coaches konden
tweehonderd jongeren helpen met een kort
advies. De overige zevenhonderd jongeren
kregen langdurige begeleiding. Een jaar later
was de uitval onder deze groep minder dan
2 procent. Nadja krijgt ook veel positieve
reacties. ‘Bijvoorbeeld een moeder die met
een bos bloemen op de stoep stond. En
een jongen die mailde dat hij voor het eerst
W
Als ik een reactie
krijg als ‘mwaah’
of ‘het gaat’, dan
weet ik dat ik
moet door vragen’,
aldus Richard van
de Velde.
foto Petja Buitendijk
allemaal voldoendes had.’Volgens Nadja werkt
de inzet van de teams het best als scholen
leerlingen preventief aanmelden. ‘Als je denkt
dat een leerling nu of in de toekomst problemen
krijgt meld hem of haar aan. Wij kunnen dan
ingrijpen voordat er uitval is. Wij geven scholen
ook terugkoppeling over hoe het met de jongere
gaat. Scholen vinden dat leuk om te horen, want
het zijn meestal leerlingen waar zij zelf ook veel
tijd en energie in hebben gestopt.’ U
03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine
| 31
v Dubbelportret :
tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde
Franka en Jesse van de Stadt
Hoe reis je naar school?
Jesse: ‘Lopend. Het duurt precies zeven minuten.’
Franka: ‘Ik heb de kinderen tot groep vier naar school gebracht.
Tegenwoordig gaan ze samen.’
Wat vind je leuk aan school?
Jesse: ‘Mijn vrienden, de juf en gymnastiek. Ik houd namelijk
van sport.’
Franka: ‘De school is laagdrempelig. Alles is bespreekbaar en er
is altijd tijd voor je vragen.’
Wat mis je?
Jesse: ‘Muziekles. Ik heb een meester gehad die zelf een gitaar
had en het ons leerde. Dat vond ik leuk.’
Franka: ‘Mannelijke leerkrachten. Jongens hebben gewoon van
tijd tot tijd de aanpak van een man nodig.’
Praten jullie thuis over school?
Jesse: ‘Liever niet. Ik vind school meestal saai en wil er dan
thuis niet wéér over beginnen.’
Franka: ‘Ik probeer er zoveel mogelijk uit te trekken, maar hoor
het meeste via zijn nichtje die bij hem in de klas zit.’
Hoe laat ga je naar bed?
Jesse: ‘Ik ga om half negen naar boven, lig er om negen uur in
en ga meestal om half tien slapen.’
Franka: ‘Ik ga met de kinderen naar boven en houd de tijd in
de gaten.’
Heb je huiswerk?
Jesse: ‘Ja, Rekentuin en Nieuwsbegrip op de computer en elke
week een repetitie. Ik zou wel meer willen, want op de grote
school krijg ik waarschijnlijk veel meer huiswerk.’
Franka: ‘Jesse doet het meeste al op school, maar zou van mij
best wat meer uitdaging mogen hebben.’
Heb je hulp nodig bij je huiswerk?
Jesse: ‘Nee. Alleen als ik overhoord moet worden.’
Franka: ‘Op dit moment heeft hij geen hulp nodig. Ik ben wel
benieuwd of ik hem kan helpen als hij in het voortgezet onderwijs wel ondersteuning nodig heeft.’
Kun je uit de voeten met de nieuwe media?
Jesse: ‘Ik zit op Facebook. Dat is makkelijk want dan hoef ik
niet elke keer naar mijn vrienden toe als ik ze iets wil vertellen.’
Franka: ‘We hebben allemaal een Facebook account en kunnen
met de computer overweg. Een smartphone krijgt Jesse pas
volgend jaar.’
Franka (1971) en Jesse (2002) wonen met
vader Arnout, zus Nadia (8) en poes
Cheetah in een eengezinswoning in Pernis.
Franka was tot de geboorte van Jesse werkzaam als chemisch analist. Tegenwoordig
verdeelt zij haar tijd tussen vrijwilligerswerk, activiteiten voor school, het huishouden en het samen met haar man opzetten
van een visvijver in Boxmeer. Jesse zit in
groep acht van basisschool Het Waterschip
in Pernis. Zijn hobby’s zijn voetballen,
gamen en het bespelen van zijn elektrische
basgitaar. Jesse is fan van voetbalclub AZ.
Hoe stel je je als ouder op de hoogte van schoolontwikkelingen?
Franka: ‘Voornamelijk via persoonlijk contact of via mail of
Facebook. Via mijn lidmaatschap van de ouderraad hoor ik al
veel en de rest vraag ik.’
Wat wil je later bereiken?
Jesse: ‘Mijn eerste doel is het halen van een havo-diploma.
Daarna wil ik de politieopleiding doen en uiteindelijk door
naar de verkeerspolitie.’
Franka: ‘Ik wil vooral dat hij op een plek terechtkomt waar hij
gelukkig is.’