04_14 k ISO: School verantwoordelijk k Andere religies ontmoeten k Circuslessen > - - - - - - - Rotterdams Onderwijs Magazine Shell Eco-marathon Achterstanden geen excuus meer Leraren met lef april _ nr. 4 _ jaargang 37 van de redactie Lessen Als u deze editie leest liggen de gemeenteraadsverkiezingen net achter ons. Misschien is er zelfs al een nieuwe coalitie gevormd. Hoe die er ook uit zal zien: de lessen uit de afgelopen vier jaar onderwijsbeleid zullen zeker een rol spelen. Het ROM heeft al die jaren laten zien hoe mensen van de praktijk, die de ambities tenslotte waar moeten maken, aan de gang zijn gegaan. Wat de verschillen tussen hen ook mogen zijn, wat hen bond (en bindt) zijn enthousiasme, professionaliteit en de wil om alles voor ‘hun’ leerlingen uit de kast te halen. Verderop in dit nummer komen degenen aan het woord die de beleidslijnen vaststellen en ambities mogelijk maken: de verantwoordelijke wethouder en enkele onderwijsbestuurders. In het artikel staat hun kijk op de toekomst, inclusief verschillen daarbinnen. Ook verwoorden zij wat zij als belangrijke opbrengsten beschouwen. Hoe het ook zij, een wijs woord in het artikel dient hier met instemming te worden geciteerd: ‘We moeten de lijn doortrekken en de wispelturigheid van de politiek minder vat laten hebben op het onderwijs.’ En tegelijkertijd de ogen open blijven houden voor wat er verder nodig is, zouden wij er aan toe willen voegen. agenda 24 april NEDERLAND girlsday, meisjes (10-15 jr.) en techniek www.girlsday.nl 02 agenda 17 mei ROTTERDAM 06topklassen landelijke bijeenkomst ‘leraren met lef’ www.lerarenmetlef.nl 15-18 mei ROTTERDAM Scholen in gesprek met elkaar Investeren in zelfstandigheid 10theorie krijgt inhoud door het werk www.shell.nl Het vak van Shirley Westervoorde 20-23 mei AMSTERDAM 16 de klas van nationaal congres onderwijs & sociale media colofon Rotterdams Onderwijs Magazine voorlichtings- en opinieblad voor onderwijs, educatie, vorming, opleiding en training in Rotterdam. Gratis voor personeel van voorscholen, primair en voortgezet onderwijs in Rotterdam. 37e jaargang -- nr. 4 -- april 2014 ISSN 1386 -- Verschijnt zeven keer per jaar -- Oplage 7000 Uitgave CED-Groep Redactie Meike Ansems, Machiel de Jong, Irene van Kesteren, Tim van der Korput, Rien van Genderen (hoofd- en eindredactie) Medewerkers Ronald Buitelaar, Petja Buitendijk (foto), Renate Mamber, Jan van der Meijde (foto), Marijke Nijboer, Ad Oskam (strip), Anne-Marie Plasschaert, Ineke Westbroek, Linda Zwegers Redactie-adres Postbus 8639 -- 3009 AP Rotterdam -- telefoon 06 316 437 11 -e-mail [email protected] Grafische vormgeving Trichis Communicatie en Ontwerp BNO -- Rotterdam Foto cover Jan van der Meijde © CED-Groep 2| Rotterdams Onderwijs Magazine --- 01 | 14 14_ VERBETEREN IS EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID Conclusies uit ISO O Karin den Heijer, Erasmiaans Gymnasium www.ncosm.nl 18 column Anne-Marie 5 juni LUNTEREN De jaartaak landelijke onderwijsdag techniek, voor vmbo en mbo 19 De airmat www.consortiumbo.nl succes van.. 12 juni UTRECHT 20gaaf om leerlingen naar een hoger plan te tillen Renée van Eijk, leraar met lef www.aps.nl 22 column Linda Volg het ROM op Twitter @RdamsOndMag en sluit je aan via LinkedIn ‘rotterdamsonderwijsmagazine’. 04_ S HELL ECOMARATHON Team Zadkine/Albeda bouwt energiezuinige auto R 08estafette shell eco-marathon studiemiddag dyslexie in de klas, voor vo Rien van Genderen, hoofdredacteur inhoud 8 oktober EDE het lerarencongres 2014 22 strip Ad Oskam www.lerarencongres.nl 10 oktober ROTTERDAM 26een andere waarheid is niet per se verkeerd begeleiding van jongeren met speciale onderwijsbehoeften, mbo Waar komt het vandaan?! Leraren met lef Religies ontmoeten www.cedgroep.nl 30ouders pushen elkaar Nederlands te gebruiken 11 november ROTTERDAM Educatief partnerschap bij De Zonnehoek dag van het literatuuronderwijs www.dagvanhetliteratuuronderwijs.nl 23_ DE LIJN DOORTREKKEN Bestuurders over 4 jaar onderwijsbeleid R 32dubbelportret Fijn dat de mentor op huisbezoek komt 28_ZELFVERTROUWEN LEREN Circus Rotjeknor O ROM RECTIFICATIE Bij het artikel over het Expertisecentrum Ziek en Onderwijs in het ROM van maart zijn onjuiste contactgegevens vermeld. De correcte gegevens zijn te vinden via www.ziek-en-onderwijs.nl. Het centrum is gevestigd in het Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis. 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine |3 Techniek T De Shell Eco-marathon is te volgen op Twitter: @shell_ecomar. > SHELL ECO-MARATHON BTeam B B B Zadkine B B B B B/ BAlbeda BBBBBBBB BBBBBBBBBBBBBBBBBB Bontwerpt B B B B Bduurzaam B B B B Bvoertuig BBBBBBB tekst Ineke Westbroek Dit schooljaar doen voor het eerst studenten van de roc’s Zadkine en Albeda College mee aan Shell Eco-marathon, een wedstrijd die draait om duurzaamheid, vernieuwing en technische vaardigheden. In en rond Ahoy dingen tussen 15 en 18 mei 200 scholierenteams uit heel Europa mee naar de prijs voor de bouw van het meest energiezuinige voertuig. Het team van Zadkine/Albeda presenteert daar de Challenger, een energiezuinige auto met alternatieve diesel als energiebron. E en spannend moment. De motor van de Challenger ligt op tafel, klaar om getest te worden. Docent Hikmet Cetin schakelt hem in. Twintig minuten lang gebeurt er niets en stellen studenten van alles bij. Maar dan, oh glorie, daar weerklinkt geraas en stampt de motor bijna van de tafel af. ‘Mooie herrie’, lacht teamlid Michael Sekrève, ‘duurzaam is leuk, maar geluid is ook belangrijk als je jong bent.’ Gesleuteld Jammer voor Michael, maar die herrie wordt weggewerkt, voordat de Challenger in elkaar wordt gezet. Vóór de wedstrijd moet er nog flink worden gesleuteld aan het voertuig, dat meedoet in de hoofdcategorie Urban Concept. De competitie, die sinds 1985 jaarlijks in Europa, sinds 2007 in Noord- en 4| Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 Zuid-Amerika, en sinds 2010 in Azië wordt gehouden, moet onderwijsinstellingen, bedrijven en toekomstige bewindvoerders bijeenbrengen, en discussie stimuleren over het vinden van duurzame oplossingen voor het mondiale energievraagstuk. In Rotterdam, waar de gemeente het evenement steunt, doen behalve roc’s ook scholen voor basis- en voortgezet onderwijs mee. De wedstrijd bestaat uit de hoofdcategorieën Urban Concept (voertuigen die er uitzien als normale auto’s) en Prototype (vrije categorie, vaak met superstroomlijn). In elke categorie kan worden gewerkt met de energiebronnen brandstofcel (waterstof), elektrisch, zonnecellen, benzine, diesel, alternatieve benzine en alternatieve diesel (Gas-to-Liquid). Het team van Zadkine/Albeda, onder leiding van Hikmet Cetin, bestaat uit 11 derde- en W Het team met de Challenger, plus flitsroze wielen. foto Petja Buitendijk vierdejaars Bol-4-studenten Mobiliteit, waarvan een aantal voor technisch specialist en een aantal voor werkplaatsmanager studeert. Duurzaam Een belangrijke beweegreden voor Zadkine en Albeda om aan de Eco-marathon mee te doen was de mogelijkheid om leerlingen grotendeels zelfstandig aan duurzame concepten te laten werken. ‘Duurzaamheid heeft de toekomst’, benadrukt Hikmet Cetin, ‘de autobranche richt zich tegenwoordig op groen en zuinig, als antwoord op de Europese regelgeving op dit gebied.’ Het team koos gezamenlijk voor het ontwerpen van een voertuig in de categorie Urban Concept, omdat de deelnemers het realistisch vonden een voertuig te maken waar meerdere personen tegelijk in kunnen. Voor het realiseren van de Challenger hebben studenten zelf samenwerkingspartners en sponsors gezocht. De financiering komt voor een belangrijk deel van het Centrum voor Innovatief Vakmanschap en Onderhoud in Mobiliteit (CIVOM). Bedrijven in de autoen metaalbranche en hbo-instellingen Autotechniek, zoals de Hogeschool Rotterdam, leveren essentiële onderdelen en praktische ondersteuning. Uit niets iets maken, dat is het leukst Flitsroze In de werkplaats van Zadkine Mobiliteit sleutelt Michael met zijn teamgenoten Hizir Davarci, Dennie Remmelts en Sumeyra Ozan aan de carrosserie van de Challenger en het onderstel met flitsroze wielen. Bij het ontwikkelen van het voertuig wordt rekening gehouden met factoren zoals gewicht en aerodynamica, en hoe de motor bij een bepaalde snelheid zo zuinig mogelijk loopt. ‘De achterkant moet breder’, wijst Hizir, terwijl Dennie en Sumeyra constateren dat de dynamo eruit kan: ‘Aan de batterij hebben we genoeg, het voertuig moet vanwege de aerodynamica zo licht mogelijk zijn.’ Het voertuig wordt grotendeels in de praktijk ontwikkeld. ‘Geen AutoCAD (programma om technische tekeningen te maken – red.), geen ellenlange tekeningen, niet alles Pietje Precies van tevoren’, schetst Dennie. ‘Natuurlijk brainstormen we wel, samen met het Albeda, en we laten ons adviseren door mensen van hbo-opleidingen in de autotechniek’, vult Hikmet aan, ‘maar dat proberen we meteen uit, en als het niet werkt, bedenken we iets anders. Mbo-studenten zijn vooral praktisch ingesteld en daarmee houden we rekening.’ Uit niets iets maken, dat vinden de deelnemers het leuke aan deze werkwijze. ‘Vroeger moest je alles uit elkaar halen en weer in elkaar zetten’, beschrijft Dennie, ‘nu hebben we een skelter, een mal en een hoop onderdelen en maken we iets uit niets.’ B 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine |5 Topklassen O De Akker, de Zonnehoek en het Topklassenteam. foto Jan van der Meijde T www.onderwijsbeleid010.nl/topklassen B-kinderen (hoogste niveaugroepen – red.), die nu misschien niet voldoende kansen krijgen.’ Toewijding > TOPKLASSENSCHOLEN IN GESPREK ZZZZZZZZZZZZZZZZZ nieuwe ZHoe Z Z Zzorg Z Z ZjeZdat ZZZ ZZZZZZ Zwoorden Z Z Z Z Z Zbeklijven? ZZZZZZZZZZ tekst Marijke Nijboer In hun tweede Topklassenjaar houden scholen samen themagesprekken. De Akker en De Zonnehoek (zie ook het artikel op pag. 30 over deze school) bespreken samen manieren om nieuwe woorden beter te laten beklijven, en besluiten serieus te gaan kijken naar een thematische aanpak van het onderwijs. 6| Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 D e Akker, een basisschool in de Millinxbuurt, heeft te maken met een groot verloop. Zodra gezinnen er financieel beter aan toe zijn, vertrekken ze uit de buurt en nemen anderen hun plaats in. Sinds de zomervakantie vertrokken er 25 leerlingen en kwamen daar 50 nieuwe kinderen voor in de plaats. ‘Dit heeft impact op de groepen en op onze opbrengsten,’ zegt directeur Stoffel Boot. ‘Wij werken hard aan de woordenschat en leggen rekenen zo concreet mogelijk uit. Onze teamleden gaan daarin met sprongen vooruit. Ouders doen in de klas spelletjes met de kinderen en er gaan spelletjes mee naar huis, maar dat heeft allemaal maar beperkt effect.’ Verwijzend naar het Bijbelverhaal van de zaaier: ‘Al zien we veel winst, er valt ook veel zaad op de rotsen.’ Het lukt De Akker wel steeds beter om te differentiëren naar drie niveaus, vertelt Boot. Thoni Houtveen van het Topklassenteam vindt dat voor het leesonderwijs echter geen goed idee. ‘In groep 3 is de variëteit bij het kennen van de letters waarschijnlijk groot. De kinderen die de letters kennen, kunnen beter meelezen met groep 4. Lezen leer je niet door extra uitleg te krijgen, maar door te lezen.’ Haar advies: laat bij lezen de niveaugroepen los en geef elke individuele leerling maximale leestijd. ‘Daarvan profiteren ook de A- en De Akker doet veel om kinderen zich snel thuis te laten voelen op school, en besteedt extra aandacht aan degenen met een leerachterstand. Zonnehoek-directeur Michel van Meggelen: ‘Ik vraag mij af of dat niet ten koste gaat van de overige kinderen.’ Verder is er lof voor de toewijding van De Akker. Ada van der Velden van het Topklassenteam zag op de website van de school dat deze oud-leerlingen volgt. ‘Zo laat je kinderen zien wat ze kunnen bereiken met scholing. En jullie scoren voor oudertevredenheid een ruime 8!’ Marian van Noppen, ib’er (intern begeleider) op De Zonnehoek: ‘Kijk vooral naar de pluspunten. Jullie doen al heel veel. En bedenkt: de inspectie vindt ook groei binnen de E-groep (laagste niveaugroep – red.) goed.’ Ib’er en leerkracht Angelique Paulides van De Akker snijdt een probleem aan dat ook De Zonnehoek herkent: er wordt hard gewerkt aan het vergroten van de woordenschat, maar nieuwe woorden beklijven niet. ‘Kinderen hebben er geen beeld bij. Hoe maak je de wereld van de ouders en kinderen groter?’ Michel van Meggelen: ‘Onze groep 4 behandelde het thema Strand en Zee. Kinderen hadden geen flauw idee waar dat over ging. Toen is de leerkracht met ze naar Hoek van Holland gegaan.’ Een vraag van De Zonnehoek: ‘Elke methode heeft een eigen woordenschatlijn. Moet je alleen die van Taal Actief aanhouden, of ook die van Nieuwsbegrip? Nu zien kinderen door de bomen het bos niet meer.’ Stoffel Boot: ‘Wij werken met Zin in Taal. Daar zitten woordenschatpakketten bij die je kunt oefenen achter de computer.’ Hapsnaptekstjes Thoni Houtveen wijst op andere middelen: ‘Tot kinderen kunnen lezen moet de leerkracht hun woordenschatbewustzijn ontwikkelen. Lees ontzettend veel voor, antwoord in volledige zinnen. Bied woorden herhaaldelijk aan. Hang vanaf groep 3 overal briefjes op met de naam van het voorwerp. Kijk kritisch naar de methodes van de zaakvakken, want vaak is het taalgebruik schraal, met veel hapsnaptekstjes. Met goed taalgebruik breng je rijkdom en context in. De tekst moet interessant zijn voor het kind. Praat met kinderen over de inhoud van de tekst en laat ze erover schrijven.’ Houtveen is een voorstander van thematisch werken. ‘Behandel gedurende 12 of 16 weken een thema. Laat de kinderen hierover praten, vertellen en schrijven en maak een koppeling met aardrijkskunde, geschiedenis en rekenen. Laat ze ook boeken lezen gekoppeld aan de thema’s van de zaakvakken.’ Stoffel Boot: ‘Je zou de aanpak kunnen nemen van Ko Totaal. Met onderwerpen waar woordvelden bij horen.’ Marian van Noppen: ‘Thematisch werken lijkt tijdrovend, maar als je ieder jaar vier keer tien weken een thema behandelt, heb je na een paar jaar een hele verzameling uitgewerkte thema’s. We zouden klein kunnen beginnen, bij de wereldoriëntatievakken.’ Michel van Meggelen: ‘Hier ga ik het zeker met het team over hebben.’ Z In dit artikel worden enkele onderwijsprogramma’s en - methodes genoemd. Taal Actief en Zin in Taal zijn beide taalmethodes. Nieuwsbegrip omvat actuele lessen voor begrijpend lezen, rekenen en schrijven. Ko Totaal is een breed opgezet programma voor 0 – 6 jarigen. 0 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine |7 Estafette > INVESTEREN IN ZELFSTANDIGHEID gWeektaak g g g ghelpt g gkinderen gggg g gg op weg gggggggggggggg tekst Marijke Nijboer Waar loop jij tegenaan bij jouw werk en welke vraag zou je willen stellen aan een onderwijscollega? In deze aflevering van de doorgeefrubriek stelt Angela Jansen-Blonk, leerkracht groep 3-4 op obs Pluspunt, haar vraag aan Aafje Gerritse, leerkracht groep 1-2 op basisschool Fridtjof Nansen: ’Hoe leer je jonge kinderen in combinatiegroepen zelfstandig werken?’ A h Angela Jansen-Blonk: ‘Ik vind dat ik nog een grote rol speel.’ ls je op drie niveaus instructie geeft, zegt Angela, zitten er telkens twee niveaugroepen op hun beurt te wachten. ‘Die moeten ondertussen zelfstandig werken. Hoe regel je dat als je geen onderwijsassistent in de klas hebt?’ Op de Fridtjof Nansen, een Jenaplanschool, zitten twee jaargroepen bij elkaar in één stamgroep. Aafje: ‘Als groep 3 rekeninstructie krijgt, is groep 4 zelfstandig bezig. De kinderen van groep 3 en 4 helpen elkaar over en weer ook veel.’ Ze beaamt dat voor de jongste leerlingen de stap naar zelfstandig werken groot is. ‘Maar het helpt als je daar meteen mee begint. Onze kleuters weten al waar alles ligt en pakken zelf spullen. Wij kiezen ervoor om de kinderen niet alles aan ons te laten vragen. Ze mogen ook zonder te vragen naar het toilet. Wij gebruiken stoplichten om kinderen te leren omgaan met uitgestelde aandacht.’ Angela: ‘Wij werken in groep 3-4 sinds twee jaar met maatjes. Kinderen helpen elkaar met inloggen op de computer, in de rij staan, enzovoort. Het kan nog wel verder worden uitgebouwd. Ik vind dat ik nog een grote rol speel, terwijl het coöperatief leren zo belangrijk kan zijn.’ Weektaken In deze aflevering van estafette wisselen TWEE LEERKRACHTEN uit het basisonderwijs Hun ervaringen uit. voor de KOMENDE aflevering geven zij het stokje – MET brandende vraag – door aan een volgende collega. 8| Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 Fridtjof Nansen zet ook weektaken in om kinderen zelfstandig te maken. Aafje: ‘De kinderen werken vanaf groep 2 met een weektaak, waarbij ze zoveel mogelijk onafhankelijk van de leerkracht aan de slag gaan. De leerkrachten selecteren twee of drie activiteiten per week. De kinderen tekenen deze af op een schema dat aan de muur hangt. De juf houdt in haar administratie bij of dat goed is gedaan. Op maandag lichten we alle activiteiten toe, vanuit het thema. Eerst helpen we kinderen nog met de tijdsindeling door klassikaal te beginnen. Later mogen ze kiezen of ze een taak vandaag of morgen doen. En daarna plannen ze helemaal zelf.’ Angela: ‘Die weektaak lijkt me heel handig. Maar dan moet de rest van het team wel mee willen.’ Fridtjof Nansen integreert het onderwijs zoveel mogelijk. Voor taal wordt in groep 3 Veilig Leren Lezen gebruikt, en vanaf groep 4 Spelling in Beeld. Daarnaast wordt er gewerkt met Kansrijke Taal. Aafje: ‘Die laatste is geen methode, maar een combinatie van leerlijnen, doelen en werkvormen die je naar eigen planning kunt inzetten. Daardoor ben je veel vrijer in je aanbod. Wij werken veel met thema’s. Daar kun je met behulp van Kansrijke Taal werkvormen bij laten aansluiten. Ik vind dat taal iets levends moet zijn dat je niet alleen uit een boek haalt. Ik wil de dingen die kinderen aandragen, ook gebruiken in de lessen.’ Angela: ‘Ik zie dat net zo. Als ik het nodig vind om buiten te kijken hoe het gras opkomt, dan doen we dat.’ Portfolio Bij rekenen werkt de Fridtjof Nansen nog wel met instructie per leerjaar vanuit de methode. De school oriënteert zich op een nieuwe rekenmethode. Angela: ‘Wij zijn met rekenen al los van de methode.’ Aafje: ‘Ik ben benieuwd hoe jullie dat aanpakken.’ Op beide scholen is zelfstandig werken een item op het rapport. Bij Pluspunt bestaat het rapport voor rekenen uit een portfolio, dat vanaf groep 3 met elk kind wordt besproken. Angela: ‘Ze laten zien dat ze de vaardigheden beheersen en mogen deze dan afvinken. We geven geen cijfers; het gaat erom of je iets beheerst of niet.’ Aafje: ‘Daar wil ik wel eens naar kijken. Wij zijn bezig met een nieuw rapport.’ Beide leerkrachten bespreken tenslotte de drempel tussen groep 2 en 3. Angela: ‘Door alle nieuwe indrukken lijkt het of kinderen veel zijn verleerd. Je moet ze helemaal opnieuw leren dat ze op hun stoel moeten blijven zitten.’ Aafje: ‘Dat is herkenbaar. De organisatie en structuur zijn bij de kleuters anders. Wij hebben de weektaak onder andere in het leven geroepen om die drempel te verlagen. g ‘Taal is iets levends dat je niet uit een boek haalt’ h Aafje Gerritse: ‘Wij kiezen ervoor om de kinderen niet alles aan ons te laten vragen.’ foto’s Jan van der Meijde De Brandende Vraag Aafje’s vraag aan een collega luidt: ‘Hoe kun je als leerkracht zodanig kunsteducatie geven aan kleuters, dat je vaardigheden biedt èn ruimte geeft aan hun verbeelding?’ 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine |9 Mijn vak O ’Je gaat uit van het kind en brengt het zo stapje voor stapje verder in de ontwikkeling.’ Foto’s Jan van der Meijde ‘Theoretische kennis krijgt voor mij pas inhoud als ik aan het werk ben’ >> werken in thema’s en door de Betekenisvolle activiteiten die wij daarbij hebben bedacht, is de Betrokkenheid van de kinderen heel groot. Daardoor leren ze de Bedoeling gemakkelijker en beter’, legt Shirley enthousiast uit. ‘En via Bemiddeling kun je bijvoorbeeld een aantal kinderen bij elkaar zetten, zodat ze elkaar stimuleren.’ > SHIRLEY WESTERVOORDE, EBEN-HAËZERSCHOOL UUUUUUUUUUUUUUUUUUU door U Gegrepen UUUUUU U U U U U U UU U U U U U ontwikkelingsgericht UUUUUUUUUUUU UUUUUU onderwijs UUUUUUUUUUUUUUUUUUU 10 | Spel tekst Anne-Marie Plasschaert Van nul jaar tot psychiatrie en verzorgingshuis. Inclusief stages en bijbaantjes heeft Shirley Westervoorde met heel veel verschillende doelgroepen gewerkt. ‘Misschien was de stage op het medisch kinderdagverblijf wel de basis voor mijn interesse voor het ontwikkelingsgerichte’, zegt Shirley terugkijkend, ‘ik wil elk kind een stapje verder brengen. Ik ben altijd al geboeid door het ontwikkelingsproces; van zo’n klein handje dat richting een bordje gaat, tot het kind dat groter wordt en dan bijvoorbeeld een vierkantje kan knippen.’ Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 D e ontwikkelingslijn in de loopbaan van Shirley Westervoorde (31) zelf is duidelijk. Met een opleiding Sociaal Pedagogisch Werk gaat ze eerst aan het werk in de kinderopvang. ‘Werken met baby’s, peuters en vervolgens in de buitenschoolse opvang. Op een gegeven moment ben ik activiteiten gaan doen, ook heel leuk. En naarmate de kinderen ouder waren, werden de activiteiten ingewikkelder. Dat wilde ik leren en daarom ging ik naar de deeltijd-pabo.’ Geboeid door de ontwikkelingen die zij en bespreken die dan met elkaar. Vanuit het spel kijk je wat je allemaal kunt doen, bijvoorbeeld een rekenactiviteit. En tenslotte moet alles worden geregistreerd en geëvalueerd. Het is veel werk, maar het is zo mooi om te zien hoe groot de betrokkenheid van de kinderen is en het enthousiasme. Ze hangen aan je lippen. Dat vind ik geweldig.’ bij de kinderen waarneemt vindt zij in zes jaar tijd haar weg naar het onderwijs. Ze kiest voor de onderbouw en blijft na haar stage bij de kleuters van de Asch van Wijckschool. ‘Toen kon ik al veel meer met mijn kennis en de kleuters’, zegt ze voldaan. Dan volgt ze een training Basisgoed (programma voor peuters en kleuters – red.) en wordt gegrepen door het ontwikkelingsgerichte onderwijs, waarin vier b’s een belangrijke rol spelen. ‘Wij Het kind staat altijd centraal, gaat Shirley verder en als begeleider speel je mee om het kind verder te brengen. ‘Wij noemen dat de zone van naaste ontwikkeling. Je kunt iets voordoen, of samen doen en uiteindelijk doet een kind iets helemaal zelfstandig. Je gaat uit van het kind en brengt het zo stapje voor stapje verder in de ontwikkeling, altijd vanuit het spel.’ Dit jaar is Shirley op de Eben-Häezerschool in Het Nieuwe Westen begonnen en ze geeft nu mede vorm aan het ontwikkelingsgericht onderwijs dat is ingevoerd bij de voorschool in de 0-groepen en in groep 1 en 2. Dat betekent heel veel overleg en heel veel ontwikkelen, want er wordt niet meer gewerkt met een methode. ‘We brainstormen hoe we het thema gaan vormgeven met elkaar en welke activiteiten erbij kunnen komen. We werken de activiteiten individueel uit >> 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 11 T Shirley Westervoorde Eben-Häezerschool 010 425 63 94 Opbrengstgericht werken in 4D >> Bewust Voor Shirley is jezelf verder ontwikkelen net zo belangrijk. Na Basisgoed volgde de training Handelingsgericht Observeren, Registreren en Evalueren van Basisontwikkeling, kortweg Horeb. Het gaat daarbij om de digitale registratie van de activiteiten van kind en begeleider. ‘Je bent dan heel bewust met ontwikkelingsgericht onderwijs bezig’, zegt Shirley. ‘Maar je bent tegelijkertijd ook heel gericht op je doelen. Door de klassenregistraties, de videobeelden die er in die training worden gemaakt, word je je bewust van je eigen handelen. Daar leer je veel van.’ Vorig jaar werd Shirley ingezet bij het begeleiden van een nieuwe leerkracht in het kader van het ontwikkelingsgericht onderwijs. Nu volgt zij de master Special ‘Het klinkt natuurlijk als een cliché’, zegt Shirley Westervoorde, ‘maar ik heb werken met kinderen altijd al leuk gevonden, van jongs af aan. Toen ik bij de kinderopvang ging werken, vond ik dat geweldig. Ik dacht dat ik daar nooit weg zou gaan.’ Nu Shirley met haar collega’s bezig is met het uitbouwen van het ontwikkelingsgerichte onderwijs en zij zich verder ontplooit, weet zij één ding zeker: dit is helemaal geweldig. ‘Maar ik zeg niet meer dat ik nooit van baan zal veranderen, dat heb ik wel geleerd.’ Twee dagen per week werkt ze in de klas, twee dagen is ze intern begeleidster en op woensdagavond studeert ze. ‘Als ik ’s avonds thuis kom, ben ik wel op. Maar ik ben een ondernemend type en in het weekend ga ik dus lekker op stap met mijn eigen kinderen. Naar de dierentuin of een pretpark, of een wandeling in het bos. We trekken er in ieder geval altijd wel op uit. En dat geeft weer energie.’ Educational Needs, richting begeleiding. ‘Daarmee kun je als intern begeleider werken of als zorgcoördinator. En ik werk nu al twee dagen als intern begeleider.’ Ook al noemt Shirley zichzelf een praktijkgericht mens, ze vindt de theoretische achtergrond zeker belangrijk. ‘Maar dat krijgt voor mij pas inhoud als ik aan het werk ben’, legt ze uit. ‘Het gaat allemaal om de ontwikkeling van kinderen en daar moet je je verantwoordelijk voor voelen. Op een gegeven moment merk ik dat het mij ontbreekt aan kennis en dan wil ik leren. Dan heb ik die theoretische kennis nodig.’ b data, duiden, doelen en doen Wij maken opbrengstgericht werken concreet, behapbaar en uitvoerbaar in de praktijk. Dit doen wij aan de hand van de 4D’s: data, duiden, doelen en doen. Onze ervaren adviseurs maken uw onderwijs opbrengstgericht. Optimaliseer bijvoorbeeld uw taalonderwijs, begrijpend lezen of de spelling, of ga aan de slag met opbrengstgericht werken aan gedrag. Masterclasses 4D Neem deel aan de Masterclasses Opbrengstgericht werken in 4D voor individuele deelnemers. Kijk op www.cedgroep.nl/cursussen Masterclasses 4D op locatie Speciaal voor (bovenschools) directeuren en besturen zijn er masterclasses 4D op locatie. Meer informatie op www.opbrengstgerichtwerken4D.nl Publicaties Maak kennis met onze publicaties over opbrengstgericht werken in kinderopvang en onderwijs. Kijk op www.cedgroep.nl/webwinkel www.opbrengstgerichtwerken4d.nl 12 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 www.cedgroep.nl 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 13 ISO R ‘De verantwoordelijkheid om een school te verbeteren hoort bij scholen zelf te liggen’. foto Jan van der Meijde ‘Je school verbeteren doe je omdat je het wil, niet omdat het moet.’ meer coachende aanpak van stimuleren en meedenken. Ton Groot Zwaaftink: ‘We kunnen processen op gang helpen en houden door vragen te stellen en op inhoud betrokken te zijn.’ De vraag is wel hoe scholen ‘scherp’ gehouden kunnen worden. Voor scholen waar de seinen op rood staan is dat niet zo moeilijk. Daar is de bereidheid om met schoolverbetering aan de slag te gaan in de meeste gevallen wel aanwezig. Moeilijker ligt het bij scholen waar nog geen alarmbellen zijn gaan rinkelen. > LESSEN UIT INTENSIEVE SCHOOLONTWIKKELING UUUUUUUUUUUUUUUU U Schoolbesturen U U U U U U U U U Ugaan UUUUU UUUUUUUUUUUUUUUU coachend opstellen U zich UUU UUUUUU UUUUUU Gedegen tekst Ronald Buitelaar De afgelopen vier jaar is binnen het programma Beter Presteren hard gewerkt om scholen die door de Onderwijsinspectie als zwak of risicovol beoordeeld werden weer op de rails te krijgen. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor de commissie intensieve schoolontwikkeling (ISO) waarin schoolbestuurders met elkaar overlegden over de aanpak van scholen waar een tandje bijgezet moest worden. Met de slotakkoorden van Beter Presteren komt ook een einde aan de ISO commissie. Niet omdat het werk erop zit, maar omdat de leden van de commissie van mening zijn dat schoolverbetering vooral een zaak van scholen zelf hoort te zijn. Het ROM schoof aan bij de laatste vergadering van de commissie en vroeg de bestuurders naar hun bevindingen. 14 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 C arel van den Heuvel is onderwijskundige en als docent, schoolleider, inspecteur en adviseur gepokt en gemazeld in het onderwijs. Hij is vanaf 2010 voorzitter van de ISO commissie en legt uit waarom de commissie haar werkzaamheden dit jaar beëindigt: ‘Deze commissie is in 2006 aan de slag gegaan en heeft de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van scholen. Toch kunnen we daar niet tot in het oneindige mee door blijven gaan. De verantwoordelijkheid om een school te verbeteren hoort immers bij scholen zelf te liggen.’ De aanwezige bestuurders leggen uit dat er in de loop der jaren veel veranderd is in de wijze waarop schoolbesturen op kwaliteit sturen. Wim Büdgen (Wartburg): ‘Zo’n vijf jaar geleden was er nog nauwelijks sprake van interne rappor- tagesystemen en was ik als bestuurder in grote mate afhankelijk van externe rapportage.’ Marieke Jas (LMC): ‘Ik sluit me daarbij aan. Het was een van de zaken waar ik mij over verbaasde toen ik bij LMC kwam werken.’ Ton Groot Zwaaftink (RVKO): ‘In veel gevallen kwam het bestuur pas in beeld als een school van oranje naar rood dreigde te gaan.’ Paul Kamps (BOOR): ‘Bij ons bestuur waren schoolleiders integraal verantwoordelijk en kwam het vaak als een verrassing wanneer een school als zwak of zeer zwak werd betiteld.’ Focus Volgens Kees Terdu (PCBO) veranderde dat toen de focus in het onderwijs verlegd werd: ‘De nadruk op opbrengstgericht werken heeft het bestuurlijk handelen veranderd. Voor die tijd werden rappor- tagesystemen voornamelijk door scholen benut en minder door besturen.’ Carel van den Heuvel knikt: ‘Besturen stapten over van een faciliterende naar een meer sturende rol. Men wilde niet langer verrast worden door het inspectieoordeel, maar zelf inzicht hebben in de ontwikkeling van scholen.’ Een van de aspecten waar de schoolbestuurders binnen de ISO-commissie zich intensief mee bezig gingen houden, was het mede opzetten van verbeterprojecten voor zwakke en zeer zwakke scholen. De schoolverbetertrajecten – de curatieve aanpak - bleken succesvol. Het voorkomen van nieuwe zwakke scholen - de preventieve aanpak - was ingewikkelder. Het bracht de bestuurders tot het inzicht dat bestuurlijke bemoeienis zich in de toekomst beter kan beperken tot een De bestuurders constateren dat er wat dat betreft sprake is van een ontwikkelingsproces waarbij alle betrokkenen hun exacte rol nog moeten vinden. Zo ziet Werner Willemsen (Kind en Onderwijs) veel in het van en aan elkaar leren in en tussen scholen: ‘Het begint met een gedegen analyse door de school zelf. Daarna kun je in samenspraak ondersteuning regelen.’ Paul Kamps ziet een ontwikkeling waarbij ondersteuning minder extern wordt gezocht en meer in ‘eigen huis’: ‘We beschikken op de werkvloer over voldoende kennis en kwaliteit.’ Dat de schoolleider een cruciale rol in de schoolontwikkeling speelt staat voor de aanwezigen buiten kijf. Carel van den Heuvel: ‘Er moet goed gekeken worden naar de stevigheid van de schoolleider. Is hij of zij in staat onderwijskundig leiderschap te tonen.’ Het is Ton Groot Zwaaftink die een treffende slotconclusie trekt: ‘Je school verbeteren is iets wat je doet omdat je het wil, niet omdat het moet.’ U 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 15 De Deklas klasvan van SELIN (17): ÖZGÜR (17): ‘Ik vond de toets vooral irritant omdat ik veel moest lezen en vaak niet uit de tekst kon halen wat ik moest berekenen. Ik heb liever een echte rekentoets.’ ‘Bij een rekentoets denk ik aan rekenen met je hoofd. Niet aan verhaaltjessommen en een lengte waarbij je de concentratie verliest.’ T Heeft of doet u iets speciaals in of met uw klas of kent u een ‘bijzondere’ klas? Geef het aan ons door. Misschien staan u en uw klas een volgende keer in de spotlights. MARLOUS (18): ‘Deze toets geeft geen goede indicatie van hoe ik uit het hoofd reken en ook ga ik er niet beter door rekenen’ GIANNI (18): tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde DE KLAS VAN –KARIN DEN HEIJER, LERARES WISKUNDE EN KLAS 6 WISKUNDE B4 VAN HET ERASMIAANS GYMNASIUM ’ ‘Ik ben opgeleid tot chemisch ingenieur, heb kort in het bedrijfsleven gewerkt en ben daarna docent geworden. In het begin gaf ik ook scheikunde, de laatste zeven jaar alleen wiskunde. Ik vind het goed dat er de laatste jaren meer aandacht voor het rekenonderwijs is gekomen. Goed kunnen rekenen is van groot belang. Niet alleen om in de maatschappij uit de voeten te kunnen, maar ook voor een goede beheersing van de exacte vakken. Waar ik het niet mee eens ben is de wijze waarop de overheid de rekenvaardigheid van leerlingen wil verbeteren. Rekenvaardigheid verbeter je niet met discutabele rekentoetsen, maar met goed rekenonderwijs. Ik noem de rekentoets discutabel omdat ik de kwaliteit van de vragen in twijfel trek en van mening ben dat leerlingen na afloop inzage moeten hebben in de toets. Bovendien vind ik een rekentoets met rekenmachine zoiets als afzwemmen met zwembandjes om. Als er dan toch een rekentoets moet worden afgenomen zou op z’n minst echte rekenvaardigheid getoetst moeten worden en niet een vorm van begrijpend lezen. Eerlijk gezegd denk ik dat leerlingen op alle onderwijsniveaus er meer aan hebben als het rekenonderwijs in het funderend onderwijs van betere kwaliteit wordt. Zorg verder eventueel voor onderhoud in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, maar integreer rekenvaardigheid vooral in wiskunde.’ 16 | 01 | 14 Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 ‘Ik vind de toets geen goede weergave geven van mijn niveau. Voor de toets haalde ik een zes, maar voor wiskunde sta ik een acht. Wat mij betreft bestaat een goede rekentoets uit hoofdrekenen, wordt gebruik van de rekenmachine vermeden, mag je met kladblaadjes werken en bevat de toets veel minder tekst.’ 01 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine 04 | 17 S succes van: d e airmat De jaartaak Ons schoolleven wordt geregeerd door de jaartaak. Die jaartaak met daarin uren aangemerkt als contacturen, overige schooltaken en uren voor deskundigheidsbevordering is in het leven geroepen omdat wij, leerkrachten, een groot deel van ons werk in veertig weken moeten proppen. Wij werken dus gemiddeld 41,475 uur per week. Onzin natuurlijk, want elke rechtgeaarde leerkracht weet dat wij rustiger weken hebben en enorme piekweken. Die pieken en dalen waren er altijd, maar de laatste jaren valt op dat we met z’n allen voornamelijk piekweken draaien. Terwijl, als ik naar mijn eigen jaartaak kijk, op papier alles keurig is afgebakend: lesuren, mentoraat, examenbegeleiding, stagebegeleiding. Het past allemaal precies. Nou ja, de uren deskundigheidsbevordering vul ik in overleg al een aantal jaren met het ontwikkelen van een opleiding, lesmateriaal, een examen, anders past het niet. En daar is toch ook niks aan gelogen want ik ben tenslotte bezig mijn deskundigheid te bevorderen! De tijd om enorme bulken werk van feedback te voorzien, zoals een docent journalistieke vaardigheden of een docent Nederlandse taal betaamt, is heel precies vastgesteld, op maar liefst acht minuten per klas per lesuur van vijftig minuten oftewel zestien minuten per blokuur. En iedereen begrijpt hoe dàt past met een groep van vijfentwintig studenten. tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde Anne-Marie De jaartaak is geduldig. Met een speciaal voor de jaartaak ontwikkeld invulprogramma is alles snel te overzien. Het jaartaakrekenprogramma lijkt sterk op het rekenprogramma van de belastingdienst: je doet er hier wat bij, daar wat af, en dat herhaal je net zo lang totdat je de gewenste uitkomst hebt. In het geval van de jaartaak betekent dat dus dat al het werk binnen de gestelde uren van de medewerkers past. Overwerk is er niet volgens de jaartaak en als een overijverige docent weet te bewijzen dat die toch wel de nodige uurtjes extra heeft gewerkt, dan horen de eerste dertig overwerkuren bij de jaartaak en je mag blij zijn dat je werkt. Mocht er dan toch een taakje zijn dat nòg steeds niet past binnen de uren van de jaartaak of die eerste ‘blij-dat-ik-werk-overuren’ - zeg zoiets als contacten onderhouden met ouders, extra begeleiding van mentorleerlingen, of het nakijken van schrijfexamens - dan is daar volgens de boekhouders in de managementteams een simpele oplossing voor, namelijk: niet doen. Want overwerk bestaat niet! Journaliste Anne-Marie Plasschaert is docent journalistieke vaardigheden en communicatie & pr in het mbo. Remko van der Kaaden is als vakleerkracht lichamelijke opvoeding werkzaam bij de basisscholen Bloemhof en Plevier (Hoogvliet). Remko volgt de MRT - Motorisch Remedial Teaching – opleiding. E enmaal afgestudeerd is hij inzetbaar als intern begeleider voor het bewegingsonderwijs. Voor zijn afstudeeropdracht deed Remko onderzoek naar het gebruik van de airmat. De mat is een gemakkelijk in de klas inzetbaar middel om relatief kleine bewegingsproblemen als evenwichtsproblemen of spierzwakte aan te pakken. ‘Voor mijn afstudeeropdracht heb ik een klein onderzoekje gedaan naar de inzet van de airmat, een springmat die naar behoefte kan worden opgepompt, zo’n anderhalf bij een meter groot is en tien centimeter hoog. Het voordeel van de mat is dat deze in de klas te gebruiken is en aangepast kan worden aan de behoefte van de leerling. De ene leerling heeft een harde mat nodig om te oefenen, de ander een wat zachtere. Naar de effectiviteit van de oefeningen in de klas moet nader onderzoek worden gedaan. Wel kan op basis van mijn onderzoek geconcludeerd worden dat de mat prima te gebruiken is in met name de onderbouw van het basisonderwijs. Leerlingen zijn daar gewend om in hoeken te werken en oefeningen op de mat kunnen dus gemakkelijk ingepast worden in het reguliere hoekenprogramma. Wat de inzet verder vergemakkelijkt is dat de leerkracht de (gefilmde) oefeningen op het digibord kan zetten zodat leerlingen redelijk zelfstandig het oefenprogramma kunnen doorlopen. Wetenschappelijk onderzoek zal moeten uitwijzen of het oefenen in de klas ook daadwerkelijk het gewenste effect heeft. De middelen en organisatievorm zijn in ieder geval voorhanden.’ S 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 19 Lef O Renée van Eijk: ‘Er is zoveel mogelijk als je de schouders eronder wilt zetten.’ foto’s Jan van der Meijde R enée van Eijk is zo’n leerkracht die alleen al door haar aanwezigheid enthousiasmeert. Praten doet ze snel en denken misschien nog wel sneller. Het levert een gesprek op waarin duidelijk wordt dat ze haar bevlogenheid voor het lerarenvak met zoveel mogelijk mensen wil delen. Wat dat betreft lijkt het voorzitterschap van Leraren met Lef haar op het lijf geschreven. Intellectuele uitdaging > EEN ROTTERDAMSE LERAAR MET LEF ggggggggggggg ggggggggggggg ggggggggggggg ggggggggggggg ‘Geweldig gaaf toch?’ tekst Ronald Buitelaar Leraren met Lef, een landelijke netwerkorganisatie voor leraren, wil zich nadrukkelijker ook in Rotterdam manifesteren en organiseert daarom dit jaar twee bijeenkomsten in de Maasstad. Voorzitter van de lerarenclub is de 29-jarige Renée van Eijk, een Rotterdamse basisschoolleraar waar het enthousiasme voor werk en lerarenorganisatie van afstraalt. Het ROM zocht haar op. 20 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 Renée is geboren en getogen in de Hoekse Waard en wist al vroeg dat ze juf wilde worden: ‘Ik vind het heerlijk om te organiseren en schijn ook erg goed te zijn in delegeren.’ Na het vwo ging ze naar pabo InHolland en had daar een ‘ontzettend leuke’ tijd. Vooral de stages vielen goed in de smaak: ‘Wat mij betreft wordt er nog veel meer in de klas opgeleid. Via training on the job leer je zoveel meer.’ Qua intellectuele uitdaging vond ze de pabo iets minder: ‘Als de academische pabo toen al had bestaan was ik er zeker naartoe gegaan.’ Ook inhoudelijk zijn er onderwerpen waar ze graag dieper op in was gegaan: ‘Hoe ga je met ouders om en hoe voer je gesprekken? Het kwam nauwelijks aan bod tijdens de opleiding, maar je krijgt er vanaf de eerste dag op school mee te maken.’ Bij Combinatie 70, de school waar ze inmiddels zo’n jaar of acht werkzaam is, combineert ze het werk in de groep met managementtaken. Ze begon er als invaller. In alle groepen: ‘Ideaal, omdat ik direct in het diepe werd gegooid en met alle niveaus kennismaakte.’ Toch is ze van mening dat haar kracht vooral in de middenbouw ligt. Of dat te maken heeft met de keer dat ze midden in een schooljaar van groep moest wisselen om groep drie weer op de rails te krijgen weet ze niet zeker. Wel weet ze dat die ervaring niet alleen belangrijk was voor de groep, maar ook voor een aantal ver- Volgens het oprichtingsstatuut stelt stichting Leraren met Lef zich ten doel: ‘Het stimuleren van leraren en aankomende leraren om zelf actief bij te dragen aan het voortdurend vernieuwen en ontwikkelen van eigentijds en kwalitatief sterk onderwijs. Zij doet dit vanuit de missie om creatieve, inspirerende en bevlogen docenten met elkaar in contact te brengen en nieuwe ideeën, ervaringen en praktijken uit te wisselen en te ontwikkelen die bijdragen aan toekomstbestendig en leerlinggericht onderwijs. De stichting zal werkzaam zijn voor en met leraren en scholen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Zij sluit aan bij de normen die de overheid hanteert om die kwaliteit te beoordelen.’ De stichting organiseerde landelijke en lokale manifestaties. Op 17 mei volgt een landelijke manifestatie, in Rotterdam. Meer via www.lerarenmetlef.com. volgstappen die ze daarna gezet heeft: ‘Ik heb toen geleerd hoe bepalend je als leerkracht voor een groep kunt zijn en hoe gaaf het is om leerlingen naar een hoger plan te tillen.’ Stormachtig Het is ook in die periode dat ze onderwijsondersteuner Ria Sluiter ontmoet. Ria, een van de oprichters van Leraren met Lef, nodigt Renée uit voor een van de LmL bijeenkomsten. Daarna gaat het snel: ‘Ik zat in no time in het bestuur en werd begin dit jaar zelfs bestuursvoorzitter.’ Het zijn stormachtige ontwikkelingen waar Renée met volle teugen van geniet: ‘Ik houd veel van het werk in de klas, ben daarnaast met veel plezier bouwcoördinator en vervangend locatieleider en mag namens Leraren met Lef deelnemen aan boeiende en interessante bijeenkomsten. Geweldig gaaf toch?’ Het is een combinatie van bezigheden die Renée graag wil benutten voor het leggen van verbindingen tussen haar dagelijkse werkzaamheden en haar activiteiten voor Leraren met Lef: ‘Ik merk dat ik op de ene plek vaardigheden leer die ik op een andere plek kan benutten. Zo kan ik in de klas uitstekend omgaan met verschillen tussen kinderen, maar vind ik het als leidinggevende moeilijker om met verschillen tussen collega’s om te gaan. Wat Leraren met Lef betreft kan ik zowel putten uit mijn ervaringen voor de klas en als leidinggevende, een mooie combinatie voor de manifestatie die we in maart hebben georganiseerd voor directeuren met lef. Met al die ‘bagage’ die ik her en der verzamel hoop ik andere onderwijsmensen warm te maken voor wat er allemaal mogelijk is als je de schouders eronder wilt zetten en met elkaar het onderwijs wilt verbeteren. Mooier kan toch niet?’ g 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 21 Opbrengst Leraren met lef door Ad Oskam L!nda Linda Zwegers is lerares in de onderbouw op een Rotterdamse basisschool Leraren met lef We werken twee weken in een project: thema Ridders en Jonkvrouwen. En dat is natuurlijk heel stoer! Een ridderpak en een prinsessenjurk in de huishoek, we bouwen kastelen en zingen liedjes over Ridder Jan, enzovoorts. Maar aan de andere kant zijn de kids toch behoorlijk in de war. ‘Juf, waar is de telefoon van de huishoek? ‘ Juf, waarom is het koffieapparaat weg?’ Dus tijd voor een gesprekje. Waarom waren er vroeger ridders? Hoe woonden ze, wat deden ze, waarom moesten ze vechten? Ik weet niet of ze er veel van hebben begrepen. Een rekenles waarbij we de tafel gingen dekken voor een groot feestmaal in het kasteel was ook uitgangspunt van een gesprek. De kinderen vonden het grappig om te horen dat er weinig afval was omdat niets was ingepakt in plastic of papieren verpakkingen en dat mensen na het diner de schillen en resten aan de varkens gaven en de botten aan de honden. Ik vertelde over markten op het kasteelplein en varkens aan het spit. - Lars wat eet jij het liefst bij je aardappeltjes en groente? - Kipnuggetjes, juf. - En weet je dan ook waar die vandaan komen? Hoe die worden gemaakt? - Ja, die koopt mama in de supermarkt. - Nee Lars, dat is gemaakt van een kip. - Weet iemand dan waar de tomaatjes en komkommers vandaan komen? - Ook uit de supermarkt, juf. -Ja, daar koopt mama ze, maar hoe komen ze daar? Ik werd aangekeken of ik Chinees sprak. - Komkommers groeien daar toch gewoon, juf? Die koppies die ze trokken toen ik vertelde dat groente aan planten groeit, op het land van de boer. Ik moest er een beetje van grinniken. Maar een paar gezichten die werden getrokken toen ik vertelde waar melk vandaan kwam, daar kon ik mijn lachen echt niet bij inhouden! Ik ben benieuwd of ze het nog willen drinken! > OP NAAR ROB3 W ‘Geef ons de ruimte om stap voor stap naar de doelen toe te werken’ (Ton Groot Zwaaftink, RVKO). foto Jan van der Meijde ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ Achterstanden ZZ Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z Zzijn ZZZZZZZZ ZZ Z Z Zexcuus Z Z Z Z Z Zmeer ZZZZZZZZZZ geen ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ tekst Marijke Nijboer De tweede periode van het Rotterdams Onderwijsbeleid (ROB) loopt ten einde. Wat ging goed, wat kon beter? En waar moet ROB3 zich op richten? Onderwijswethouder Hugo de Jonge en onderwijsbestuurders Ton Groot Zwaaftink (RVKO), Marcel van der Knaap (LMC) en Renata Voss (Albeda College) blikken terug en vooruit. Linda Zwegers >> 22 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 23 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 01 | 14 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 23 % ‘Wie echt iets moois wil maken van zijn vak, moet in Rotterdam zijn’ (Hugo de Jonge). foto Petja Buitendijk lijke aanpak.’ Renata Voss: ‘Het is positief dat de gemeente actief onderwijsbeleid voert en daar middelen voor vrij maakt. Jammer dat Beter Presteren nauwelijks op het mbo van toepassing was. Desondanks is door een meer resultaatgerichte aanpak ons rendement verbeterd. We geven meer diploma’s uit en de mbo-uitval is drastisch verlaagd.’ Marcel van der Knaap is vooral zeer tevreden over het programma ISO, voor (zeer) zwakke scholen. ‘Dit heeft scholen veel bewuster gemaakt.’ >> H et belangrijkste succes van het ROB? Dat is een veranderde opvatting in het onderwijsveld, vindt wethouder Hugo de Jonge. ‘Voorheen werd de achterstand te vaak als excuus gebruikt om maar niet te hoeven presteren. Die mindset is veranderd. Ons gesprek met de scholen gaat nu over resultaten.’ Niet alle doelen zijn gehaald. Zo zouden aan het eind van deze collegeperiode de scores voor taal en rekenen ‘significant dichter bij het landelijk gemiddelde’ moeten liggen. Voor lezen en rekenen in het primair onderwijs is dat goed gelukt. ‘Dat er in het voortgezet onderwijs 41% zakt voor de rekentoets moet je relativeren,’ vindt De Jonge. ‘De rekenresultaten zijn in het hele land slecht.’ De lichte daling van de Cito Eindtoetsscore wijt hij aan de gewijzigde afname. ‘Doordat er aan de onderkant meer kinderen meedoen, is landelijk de score gedaald.’ Hij wijst op successen: ‘De uitval is gedaald en Rotterdamse scholen scoren op alle tussentijdse toetsen veel beter dan vier jaar geleden. De groepen 3 en 4 scoren zelfs boven het landelijk gemiddelde. We hebben een kwart van de achterstand ten opzichte van de rest van het land ingelopen. Een groot compliment aan het onderwijsveld.’ Prijzen De bestuurders prijzen het partnerschap met de gemeente. Ton Groot Zwaaftink: ‘Ik ben blij met de grote aandacht voor onderwijs als middel om een krachtige stad te bouwen, de aandacht voor opbrengsten en de gezamen- Een greep uit de resultaten: • 91% van de peuters bezoekt een voorschoolse voorziening; • Tussentijdse leerprestaties onderbouw basisschool gestegen, begrijpend lezen bovenbouw blijft achter; • Het verschil tussen de Rotterdamse en landelijke score op de Cito Eindtoets is met een kwart ingelopen; • Aantal zwakke basisscholen afgenomen; • Uitval uit het vo en mbo gedaald; • Bij Nederlands scoren vo-leerlingen bijna op landelijk niveau; • Op rekenen zou 41% vo-leerlingen nu zakken; • De mbo-scores voor Nederlands en rekenen stijgen, maar zitten nog onder het landelijk niveau. Wispelturigheid De Jonge: ‘We zien dat scholen met dezelfde populatie heel verschillend scoren. Er valt dus nog veel te halen. Maar duurzame onderwijsverbetering kost járen. We moeten de lijn doortrekken en de wispelturigheid van de politiek minder vat laten hebben op het onderwijs.’ Voss hoopt dat de roc’s nauwer worden betrokken bij ROB3: ‘Scholen gebruiken achterstand niet als excuus om niets te hoeven doen. Wij zijn heel ambitieus en beseffen goed dat de Rotterdamse situatie extra inspanningen vergt. Maar wij pleiten vanwege die achterstand voor realistische normen in plaats van landelijke.’ Groot Zwaaftink: ‘Ik vind het heel goed dat de lat hoog ligt, maar de doelen worden teveel in precieze scores uitgedrukt. Dat moet meer een grote lijn worden. Geef ons de ruimte om stap voor stap naar de doelen toe te werken. Er moet ook meer verantwoordelijkheid bij scholen en besturen komen te liggen.’ Knaap: ‘Ik denk dat gemeente en onderwijsveld door die maatregel een beter team zullen worden.’ De Jonge wil dat elke basisschool een groep nul krijgt, waarin de kinderopvang en peuterspeelzaal worden geïntegreerd. Verder verdient het mbo volgens hem prioriteit: ‘We moeten nog beter kijken wat werkgevers nodig hebben.’ Voss: ‘Wij hebben bepaalde welzijnsopleidingen waar weinig werk voor is fors afgebouwd. We voeren ombuigingsgesprekken met jongeren die daar toch voor inschrijven, en hebben brede instroomgroepen die jongeren helpen om een arbeidsmarktrelevante keus te maken. Het beroepsonderwijs is echter geen bedrijfsschool. We moeten verder vooruitkijken, naar wat de maatschappij straks nodig heeft.’ Verleiden Focus De Jonge: ‘Rotterdam heeft uitstekende leraren nodig. Ik wil de beste vwo’ers tot het leraarschap verleiden. Wie echt iets moois wil maken van zijn vak, moet hier zijn.’ Hij wil ook een ‘Rotterdamse cao’ invoeren. ‘Met een prestatiebeloning voor individuen en teams kun je mensen belonen die iets heel speciaals voor de school ontwikkelen.’ Dat laatste idee krijgt bij deze bestuurders geen handen op elkaar. Groot Zwaaftink: ‘Mensen werken in het onderwijs omdat ze echt iets willen toevoegen aan het leven van kinderen. Geef hen een adequate beloning en goede werkomstandigheden en neem hen serieus in hun professionaliteit.’ Voss: ‘Een docent geeft les, moet daarnaast z’n vak bijhouden, communiceren met ouders, enzovoort. Welk aspect ga je belonen?’ De drie bestuurders zijn voor een bredere focus voor ROB3. Groot Zwaaftink: ‘Alleen taal en rekenen is te schraal. We moeten kinderen breder ontwikkelen.’ Voss: ‘We hebben als gemeente en onderwijsbesturen de opdracht om samen aan de sociale cohesie te werken. Daar moet ROB3 op focussen. Ik denk dat met deze benadering en meer realistische doelen ook de onderwijsteams gaan voelen dat het ROB van hen is.’ Van der Knaap: ‘Ik onderschrijf dat we ons samen meer moeten richten op het maatschappelijk welbevinden van de bevolking. Laten we samen een nieuwe norm bedenken. We maken geen containerafspraken meer voor de hele stad, maar laten scholen inspelen op de problematiek die in hun wijk actueel is.’ Z BETER PRESTEREN MET DYNAMIC ACTIVITIES: EEN EFFECTIEVE INVULLING VAN UW EXTRA LEERTIJD EXTRA LEERTIJD Als partner van vele Rotterdamse scholen fungeert • Verlengde Leertijd Dynamic Activities als een verlengstuk waarin alle lessen • Vakantieschool en activiteiten aansluiten op de visie van de school. • Groep nul Nieuwe speerpunten Met onze beproefde methode worden we onderdeel van Hij wordt op zijn wenken bediend. De Jonge: ‘Scholen krijgen meer speelruimte en ik wil het aantal verantwoordingsregels verminderen. Er komt een pilot maatwerk voor 24 scholen van verschillende besturen.’ Van der de school waardoor complementair onderwijs gegeven wordt. Een garantie voor betere opbrengsten! KWALITEIT STAAT VOOROP: • Children’s Zone • Gekwalificeerde (vak)leerkrachten • Efficiënte coördinatie • Ervaren adviseurs Pas als uw doelen en ambities zijn behaald, zijn wij tevreden! Snel geregeld en uw doelen centraal. Meer weten? Bel 010 8489619 www.dynamicactivities.nl 24 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 [email protected] 03 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 25 Samen leven R ‘Je moet hier ook je schoenen uit doen, net als in de moskee.’ foto Petja Buitendijk tekst Renate Mamber Veel scholen vinden het belangrijk dat hun leerlingen kennismaken met andere religies binnen de stad. Veelkleurige Religies Rotterdam en schoolbestuur RVKO brengen mensen met verschillende religies letterlijk bij elkaar over de drempel. Zo bracht groep 7 van de Hildegardisschool een bezoek aan een mandir. ‘Je moet hier ook je schoenen uit doen, net als in de moskee.’ Veelkleurige Religies gaf in 2012 het startsein voor een werkgroep Educatief Centrum Wereldreligies. Deze werkgroep onderzoekt de mogelijkheden voor het oprichten van een Rotterdams Educatief Centrum voor Wereldreligies (RECW). Ook de activiteiten van Veelkleurige Religies Rotterdam moeten hierin een vaste plaats krijgen. Zo’n centrum kan nog beter inspelen op de groeiende behoefte vanuit scholen aan informatie over verschillende geloofs- en levensbeschouwelijke richtingen in Rotterdam. > RELIGIEUZE ONTMOETINGEN UU U Ude UU U U U Ubij UU U U Ureligies UUUU Over drempel andere UUUUUUUUUUUUUUUUUUU Voor meer informatie: www.veelkleurigereligiesrotterdam.nl www.rvko.nl. G roep 7 van de Hildegardisschool komt stil de Sai Baba Mandir binnen, de Hindoetempel aan de Teilingerstraat. De kinderen trekken hun schoenen uit en gaan direct op de juiste plaats zitten. Ze lijken dingen te herkennen. ‘Kijk juf’, een meisje wijst naar boven, ‘mangobladeren.’ Juf Usha, zelf Hindoestaanse, heeft de kinderen goed op het bezoek voorbereid. ‘Als je meer van elkaar weet, begrijp je elkaar beter’, zegt ze. De kinderen, voor een groot deel moslim, bestuderen de beelden van de goden. Ze stellen vragen of vertellen wat ze al weten. Een jongen weet uit zijn hoofd het verhaal van de god Ganesha te vertellen. ‘Deze groep komt al goed voorbereid binnen’, zegt Bas Dumoulin van de RVKO, de organisator van deze religieuze ontmoeting. ‘De meeste kinderen hebben vaak 26 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 geen idee. Normaal als ik de gordijnen open doe en ze zien de beelden van de goden erachter, dan krijg je een wauw geluid.’ Andere waarheid Hij maakt wel eens mee dat kinderen minder open zijn. ‘Sommige kinderen hebben van huis uit meegekregen dat hun geloof de enige waarheid is. Ik probeer dan de overeenkomsten en verschillen tussen de geloven uit te leggen. Wij willen onze kinderen leren dat er mensen zijn die een andere waarheid kunnen hebben en dat zoiets niet per se verkeerd is. Het leuke van kinderen van deze leeftijd is dat ze altijd openstaan voor uitleg.’ Hij merkt op dat niet alle kinderen weten dat er in Rotterdam zo veel verschillende gebedshuizen zijn. Soms gaat er een wereld voor ze open. ‘Als je letterlijk bij elkaar over de drempel komt, wordt het veel minder een wereld van ver weg.’ ‘We leren ze dat andere mensen een andere waarheid kunnen hebben’ Jaarlijks brengen veel leerlingen uit basis-, voortgezet of hoger onderwijs bezoeken aan diverse gebedshuizen in Rotterdam. Dit in het kader van levensbeschouwing, wereldoriëntatie, burgerschap of sociale ontwikkelingen in de samenleving. De RVKO regelt de bezoeken voor katholieke basisscholen. ‘Wij adviseren meestal om in elke groep een religie aan de orde te laten komen’, vertelt Marianne Gijbels van de RVKO, ‘dan kun je bij elke godsdienst wat langer stil staan. Maar er zijn ook scholen die bijvoorbeeld in een projectweek meerdere godsdiensten tegelijk behandelen.’ Hobbels Veelkleurige Religies Rotterdam (VRR) regelt de aanvragen van alle andere scholen, waaronder uit het voortgezet en hoger onderwijs. Bijvoorbeeld bezoeken van leerlingen van de colleges Melanchthon en Comenicus aan moskee, mandir, kerk en synagoge. Ook scholen buiten Rotterdam hebben belangstelling. ‘Een docent van de Radboud Universiteit Nijmegen gaf aan dat er onder de studenten veel vooroordelen heersten over de islam’, vertelt Sjanie van Maanen van VRR. ‘De studenten zijn toen een dag naar Bosnische, Somalische, Turkse en Marokkaanse moskeeën in Rotterdam geweest. Volgens de docent heeft dat veel vooroordelen weggenomen.’ Soms moeten er ook hobbels worden genomen. ‘Het is een keer gebeurd dat een groep jongeren weigerde om een keppeltje op te zetten in een synagoge’, vertelt Sjanie. ‘De gastvrouw heeft toen veel moeten praten en uitleggen dat het net zo iets is als schoenen uitdoen in de moskee.’ VRR en pabo InHolland werken samen aan een project ‘gastvrij ontvangen’, waarbij studenten bij gezinnen met verschillende religies thuis komen kijken. Sjanie: ‘Kennis van andere religies is belangrijk, maar het is ook belangrijk de leefwereld van anderen te ervaren en te zien hoe mensen hun geloof vormgeven in hun dagelijks leven.’ Als juf Usha met haar groep terugloopt naar school, vertellen de kinderen over hun bezoek. ‘Dat ze verschillende goden hebben en wij maar een’, zegt een jongen. ‘Ik vond het mooi dat ze nog zo veel foto’s hebben van die meneer Sai Baba en dat ze nog steeds aan hem denken’, zegt een meisje. ‘En ik vond het mooi wat die meneer zei’, zegt een ander meisje. ‘dat alle geloven kunnen samenwerken en dat er dan vrede is.’ U 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 27 Succeservaringen T www.circusrotjeknor.nl O Wat kinderen hier leren reikt verder, is de ervaring van de Laurens Cupertinoschool. foto Petja Buitendijk ‘Ze helpen elkaar. Dat stimuleert.’ > CIRCUSLESSEN EN HET ONDERWIJS ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ Z‘Wat Z Z Z Zkinderen Z Z Z Z Z Z Z Zhier Z Z Z leren, ZZZZZZ Zreikt Z Z Z Zverder’ ZZZZZZZZZZZZZZZZZ ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ tekst Ineke Westbroek ‘Yes, ik kan het!’ Toeren op de eenwieler, een rondje draaien op de loopbal of een bordje met een stokje in de lucht houden. Circuskunsten geven succeservaringen. Bovendien: elkaar helpen de kunstjes onder de knie te krijgen, bevordert de sociale ontwikkeling. Bij Circus Rotjeknor kunnen scholieren hieraan werken in workshops die hen kennis laten maken met het circusvak. 28 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 K inderen verdringen zich om de loopbal. Goed idee, vindt circusdocent Bouke van Tongeren: ‘Supercool en het lukt in een uurtje.’ De onderbouwleerlingen van sbo Laurens Cupertino uit Hillesluis gaan er na Bouke’s demonstratie enthousiast mee aan de gang. Ster op de loopbal is Razza. Terwijl zijn groepsgenoten zwoegen om het evenwicht te bewaren, draait hij relaxed zijn rondjes op de reusachtige rode bal. Het ontbreekt hem dan ook niet aan ervaring. ‘Vorig jaar heb ik een cursus gedaan bij Rotjeknor’, vertelt Razza, die later het circusvak in wil, ‘ik weet nog niet precies wat ik dan wil gaan doen, vind het allemaal leuk.’ Lissa en Denise, die elkaar ondersteunen op de evenwichtsbalk, hebben die ambitie niet. Spannend vinden ze het wel. ‘Moeilijk om in evenwicht te blijven’, vindt Lissa, die de eenwielige fiets het leukst lijkt. Over de streep ‘Alles is een makkie voor me’, roept een jongetje, dat in zijn overmoed van de evenwichtsbalk af wankelt. Even later beproeft hij zijn talenten op de eenwieler. Leerkracht Ruud de Groot schiet ijverig foto’s en filmpjes met zijn smartphone. ‘Voor de presentatie tijdens de ouderavond’, verklaart hij. Ruud hoopt dat de presentatie ouders over de streep trekt om hun kinderen op te geven voor een cursus bij Circus Rotjeknor. ‘In de wijk is weinig speelgelegenheid en kinderen moeten zich toch fysiek ontwikkelen. Dat kan ook bij een sportvereniging, maar ouders zijn niet geneigd hun kinderen daarheen te sturen. Geld kan een barrière zijn, maar daarvoor kunnen zij een beroep doen op fondsen. Ze kunnen hun kinderen ook naar de buurtsportvereniging in de wijk sturen. Die is opgezet om kinderen uit minder vermogende gezinnen de kans te geven om te sporten.’ Ruud is aangenaam verrast over het lef van zijn leerlingen: ‘Ik had gedacht dat ze minder zouden durven. Ze helpen elkaar. Dat stimuleert.’ Voor Ruud en zijn collega’s van de onderbouw was dit een voorname reden om deel te nemen aan de kennismakingsworkshop die Circus Rotjeknor het basis- en voortgezet onderwijs aanbiedt. ‘Samenwerkend leren is belangrijk op onze school’, legt hij uit, ‘en deze circusles is een uitstekend middel. Onze leerlingen leren het beste door het samen te doen. Als ze het aan elkaar kunnen uitleggen, leren ze het meest. Ze vinden het leuk om elkaar te helpen. Als er in de rekenles één kind zit dat het snapt, stuur ik die de groep langs. Dat werkt altijd. Zo’n circusles past in die aanpak.’ Grenzen zoeken Bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen is sinds de oprichting in 1992 de pedagogische doelstelling van Circus Rotjeknor. Via het circusspel kinderen laten samenwerken en hen vaardigheden aanleren, waarvan zij nooit hadden gedacht dat zij die zouden beheersen. ‘Wat kinderen hier leren, reikt verder’, stelt directeur Johan Both, ‘door de circuskunsten zoeken ze hun grenzen, ze kunnen en durven meer dan ze dachten. Dat gevoel van zekerheid kunnen ze ook in andere situaties toepassen.’ Bouke: ‘Het gaat om die succeservaring: Yes, ik kan het! Met dat gevoel kom je er wel.’ Op dat punt zijn er volgens Johan tijdens deze workshop bijzondere dingen gebeurd: ‘De kinderen hebben veel kunsten geleerd, zoals trucjes om ballen in de lucht te houden. Dat geeft zelfvertrouwen.’ De groep sluit af met een voorstelling waarin jongleurs en evenwichtskunstenaars vrolijk door elkaar wervelen. Een daverend applaus wordt hun deel. ‘En?’ wil Johan weten, ‘vonden jullie het leuk?’ ‘Ja!’ juichen de kids. Johan is blij met de toeloop van scholen die een circusles volgen. De nieuwe locatie in de Katendrechtse Fenixloods, waar het circus de komende vijf jaar terecht kan, leent er zich perfect voor, vindt hij: ‘Iedereen onder de 18 moet hier geweest zijn, het hele onderwijs moet het weten.’ Z 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 29 Ouders D foto Petja Buitendijk tekst Ineke Westbroek Niet langer wordt er over en weer op elkaar gemopperd. Op basisschool De Zonnehoek vormen ouders en leerkrachten een hecht team, waarin de ouderkamer een centrale plaats vervult. Een nieuwe werkwijze, die tot stand kwam met steun van de Stichting Actief Ouderschap, gaf de ouderparticipatie een nieuwe impuls. > ACTIEF OUDERSCHAP OP DE ZONNEHOEK UUUUUUUUUUUUUU ‘Ouders durven U UUUUU U U U Unu UUUU U UUU UUUU UU UUUU met vragen en kritiek UUUUUUUUUUUUUU teUkomen’ U UUUUUUUUUUUU T ot vorig schooljaar liep het niet echt lekker met de ouderparticipatie op De Zonnehoek in Hillesluis. In de ouderkamer werd voornamelijk koffie gedronken, gekletst en geklaagd over van alles en nog wat. Klachten die de leerkrachten niet bereikten, ook al niet doordat klagende ouders van de medewerker ouderbetrokkenheid terughoudendheid verlangden. Informatieochtenden werden slecht bezocht. Ouders haakten af bij het verschijnen van de zoveelste gastspreker met laptop en beamer. Bij de zoektocht naar mogelijkheden om de ouderbetrokkenheid te verbeteren, kwam de school vorig jaar via Stichting de Meeuw op het spoor van Stichting Actief Ouderschap. Deze organisatie biedt schoolteams op locatie trainingen, die passen in een planmatige aanpak door de school. Het partnerschap tussen school en ouders wordt erin benaderd vanuit meerdere invalshoeken, die allemaal in het teken staan van de hoofddoelstelling: mobiliseren van de omgeving van het kind om een optimale ontwikkeling te 30 | Rotterdams Onderwijs Magazine --- 04 | 14 realiseren. Medewerkers ouderbetrokkenheid van de school worden tegelijkertijd gecoacht. Opgedeeld Sinds vorig najaar zijn de dagen in de ouderkamer van De Zonnehoek opgedeeld naar aspecten van partnerschap. Zo vertelt elke woensdag een leerkracht over het lesgeven in de klas, waarbij de ouders van de betrokken groep worden uitgenodigd. Aan de orde komen onderwerpen zoals de tablet in de klas, het programma Nieuwsbegrip, en ontwikkelingsgericht werken. Dinsdag brengen ouders en leerkrachten opvoedthema’s in. Net als voorheen krijgen ouders informatie over thema’s rond onderwijs en opvoeding, maar deze verhandelingen duren een kwartier en niet langer. Daarna gaan ouders met elkaar in gesprek, waarbij ze ervaringen uitwisselen en elkaar tips geven. Gemiddeld dertig ouders bezoeken tegenwoordig de ouderkamer. Ook voor een gezellig koffiepraatje, want dat heeft de school in ere gehouden. ‘Omdat dit ouders trekt, combineren wij het met het informatieve gedeelte’, legt directeur Michel van Meggelen uit, ‘misschien leren ouders zo wel meer dan van zo’n cursus met een beamer. Achteraf gezien was die aanpak veel te statisch en te langdradig. Nu gaan we vooral uit van ‘doe maar gewoon’. Meer aansluiten op de behoeften van ouders.’ Onderhandelen ‘In korte tijd leer je heel veel’, ervaart Sati Fidan, moeder van twee dochters in groep 5 en groep 3 en een zoon in het Peutercollege (samenwerkingsverband met een peuterspeelzaal – red.), ‘de adviezen zijn heel bruikbaar. Ik heb leren onderhandelen met mijn oudste dochter, die wel een puber lijkt, zo druk is zij. Ik schreeuw niet meer tegen haar, maar vraag haar rekening met me te houden als ik moe ben.‘ Sati profiteert ook van het overleg met leerkrachten: ‘Op advies van de juf van groep 3 lees ik thuis samen met mijn ‘Vroeger duurden bijeenkomsten extra lang omdat er moest worden getolkt. Nu pushen ouders elkaar om Nederlands te praten’ jongste dochter, die slechthorend is. Ze kan het wel, maar leest te haastig. Ze doet het nu beter.’ Dankzij de nieuwe opzet is de vertrouwensband tussen ouders en leerkrachten gegroeid, constateert Michel van Meggelen: ‘Ouders durven nu te vragen en met kritiek te komen, zodat leerkrachten weten wat onder hen leeft. Er was bijvoorbeeld kritiek op de nieuwe aanpak van Nieuwsbegrip XL. Kinderen kregen taken mee naar huis, waar vervolgens in de klas weinig mee zou worden gedaan. Dat hebben wij ter harte genomen.’ ‘Ouders praten tegenwoordig in het Nederlands mee’, bemerkt Nurkan Basbuga, medewerker ouderbetrokkenheid: ‘Vroeger duurden informatiebijeenkomsten extra lang, omdat er steeds moest worden getolkt. Nu pushen ouders elkaar om Nederlands te praten. Dat durven ze, omdat ze zich closer en veiliger voelen.’ U 04 | 14 --- Rotterdams Onderwijs Magazine | 31 v Dubbelportret : tekst Ronald Buitelaar foto Jan van der Meijde Maria Rosario en Wasma Khallouf Hoe reis je naar school? Wasma: ‘Lopend. Ik ben er in een minuut of tien.’ Maria Rosario: ‘Ik ben alleen de eerste dag mee gegaan.’ Wat vind je leuk aan school? Wasma: ‘Dat we een huiswerkvrije school zijn. We doen alles op school. Soms al tijdens de les, maar in ieder geval elke morgen tussen acht en negen uur en soms ook na schooltijd.’ Maria Rosario: ‘Ik vind alles leuk aan de school. Vooral dat de mentor op huisbezoek komt. Dat is fijn omdat je direct weet met wie je te maken hebt.’ Wat mis je? Wasma: ‘Dat ik geen huiswerk heb is leuk, maar dat ik al om acht uur op school moet zijn vind ik minder leuk.’ Maria Rosario: ‘Ik zou niet weten wat. Ik vind alles perfect.’ Praten jullie thuis over school? Wasma: ‘Soms, bijvoorbeeld over mijn cijfers.’ Maria Rosario: ‘Ik vraag elke dag of alles naar wens is gegaan of dat er nog problemen waren.’ Hoe laat ga je naar bed? Wasma: ‘Meestal zo rond tien uur, maar soms wordt het wel elf uur.’ Maria Rosario: ‘Wasma vraagt toestemming als het wat later wordt en zolang ze op tijd op school is doe ik daar niet moeilijk over.’ Heb je huiswerk? Wasma: ‘Ja, maar dat doe ik dus op school. Tijdens dat uur ’s ochtends wordt er ook écht gewerkt in de klas.’ Maria Rosario: ‘Het is niet verboden om boeken mee naar huis te nemen maar nodig is het niet.’ Heb je hulp nodig bij je huiswerk? Wasma: ‘Als ik hulp nodig heb kan daar direct op school voor worden gezorgd. De ene keer door een leerkracht. De andere keer door een medeleerling.’ Kun je uit de voeten met de nieuwe media? Wasma: ‘Ja, ik heb een smartphone en op school gaan de brugklassen en vierdeklassers nu met iPad’s werken.’ Maria Rosario: ‘Ik was er tot nu toe niet zo in geïnteresseerd, maar merkte dat ik niet meer met m’n vriendinnen kon meepraten. Nu ben ik dus ook maar met Facebook begonnen.’ Hoe stel je je als ouder op de hoogte van schoolontwikkelingen? Maria Rosario: ‘Via de ouderportal en telefonisch. Daarnaast spreek ik als lid van de ouderkring over de gang van zaken op school. ’ Wat wil je later bereiken? Wasma: ‘Eigenlijk weet ik het nog niet, maar stewardess lijkt me een leuk beroep.’ Maria Rosario: ‘Ze mag worden wat ze wil en ik sta voor 100% achter haar beslissingen, maar het is aan haar om het waar te maken.’ Wasma (2000) woont met moeder Maria Rosario (1965), vader Allal (1963) en broer Wasim (1995) in een etagewoning in Charlois. Maria Rosario is werkzaam als wijkverpleegster en daarnaast druk met het huishouden en de zorg voor haar moeder. Maria Rosario houdt van koken en lezen. Wasma zit in klas twee van Calvijn Juliana, een mavo in Charlois die dit jaar voor de tweede maal het predicaat ‘excellent’ in de wacht wist te slepen. Lezen deed Wasma graag, maar tegenwoordig is ze naar eigen zeggen ‘uitgelezen’. Sinds kort voetbalt ze bij de MC (meisjes, C team- red.) van Spartaan ’20.
© Copyright 2024 ExpyDoc