8a Dagelijks bestuur van de FUMO Postbus 3347 8901 DH Leeuwarden Leeuwarden, 1 april 2014 Verzonden, Ons kenmerk : 01126168 Onderwerp : rapportage Commissie kengetallen Geacht bestuur, Bijgevoegd treft u aan de door de Commissie kengetallen opgeleverde rapportage, met betrekking tot kengetallen en rafelranden. De rapportage is tot stand gekomen via een commissie, die breed is samengesteld uit de betrokken deelnemers. Aan de hand van de opdrachtformulering, waarbij een drietal kernpunten, de gehanteerde kengetallen, de rafelranden en de beoordeling meldingen, werden voorgelegd, rapporteert de commissie haar bevindingen. Hierbij is gebruik gemaakt van een aantal bronnen, waarbij het geaccordeerde bedrijfsplan FUMO als uitgangspunt is genomen. Ook de ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van het bedrijfsplan en het basistakenpakket hebben voorgedaan, zijn in de analyse betrokken. Binnen de commissie zijn de onderwerpen uitvoerig geanalyseerd en bediscussieerd, met kritische inbreng van de leden. De uitkomsten van de discussie van de betreffende onderwerpen vindt z’n weerslag in de opgenomen aanbevelingen. De commissie stelt zich unaniem achter de rapportage. Ik ga er van uit dat met het opleveren van de rapportage, de commissie voldaan heeft aan haar opdracht en bedank hierbij de leden nogmaals voor hun deskundige en constructieve inbreng. Mocht uw bestuur een mondelinge toelichting nodig achten, dan zal deze worden verzorgd door de heer E.Mossel, extern adviseur van de commissie en opsteller van de rapportage. Met vriendelijke groet, T.Raap (voorzitter commissie) -1/1- Ons kenmerk: 01118883 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Rapportage commissie “kengetallen” Oplegnotitie De directie van de FUMO heeft op aanwijzing van het AB voorgesteld een commissie in te stellen die de taak kreeg de onderwerpen kengetallen in relatie tot de rafelranden en het begrip “milieutoezicht” te onderzoeken. De rafelranden en het begrip milieutoezicht werden namelijk niet eenduidig uitgelegd. Helderheid is ten behoeve van goede bedrijfsvoering door de FUMO nodig. De Friese kengetallen zijn ongemoeid gelaten, omdat enerzijds benchmarking bij andere provincies (nog) geen soelaas biedt, de ontwikkeling van landelijke kengetallen op dit gebied nog niet concreet is en anderzijds de commissie van mening is dat monitoring over een aantal jaren nodig is om de hardheid van de Friese kengetallen te onderbouwen. De commissie met deelnemers uit gemeenten en FUMO heeft in dit rapport de bevindingen gerapporteerd en 11 aanbevelingen gedaan. Aan het rapport zijn de volgende bijlagen toegevoegd: 1 Probleemstelling en opdracht aan de commissie kengetallen (d.d. 9 december 2013) 2 Overzicht van de aanbevelingen aan het AB 3 Geraadpleegde bronnen bij de beoordeling van het begrip “milieutoezicht” in relatie tot het basistakenpakket 4 Schema Rafelrand agrarische activiteiten 5 Brief gemeente Dongen 6 Fryske Mjitlatte 1 Definitief concept d.d. 28-3-2014 1 Inleiding Rondom het operationeel worden van de FUMO is gebleken dat de door de FUMO uit te voeren taken en daarbij gehanteerde kengetallen, vastgesteld in het bedrijfsplan, nog niet eenduidig uitgelegd worden. De intentieverklaring m.b.t. de vorming van de FUMO bleek wat dat betreft wat te kort door de bocht in punt 4 te gaan (“er is geen onduidelijkheid over de in te brengen basistaken….”). Ook is er nog meer helderheid nodig over wat onder de taak van het bevoegd gezag (gemeenten) valt en waar de taak van de FUMO begint, bijvoorbeeld bij het afhandelen van milieumeldingen. Dit laatste heeft ook betrekking op de zogenaamde “rafelranden” en taken waarin sprake is van recente ontwikkelingen die de kengetallen beïnvloeden. In verband met onwenselijke gevolgen voor de bedrijfsvoering van de FUMO door deze onduidelijkheden heeft de directie van de FUMO op 3 december 2013 en op aanwijzing van het AB, tijdens een informatiebijeenkomst voorgesteld een commissie samen te stellen. De commissie is samengesteld vanuit deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling en werkt onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. 2 De commissie De opdracht De opdracht voor de commissie is als volgt geformuleerd: (zie ook bijlage 1) Op basis van de huidige informatie te komen met voorstellen, die bijdragen aan de éénduidigheid van de op te dragen taken aan de FUMO en hierbij met name in te gaan op de volgende aspecten: De gehanteerde kengetallen; De rafelranden; Beoordeling van meldingen in relatie tot het begrip “milieutoezicht”. In dit rapport wordt de uitvoering van de opdracht gerapporteerd. Het rapport wordt aan het AB FUMO voorgelegd. Samenstelling van de commissie De commissie is gevormd uit een aantal deelnemers van de FUMO, waarbij gelet is op een evenwichtige vertegenwoordiging. Deelnemers commissie: Siebe Alkema(Tytsjerksteradiel) Richard Fonk (Kollumerland) Betting Kroese (Littenseradiel) Werna Jonkman (Menameradiel) Peter van der Ploeg(Franekeradiel) Ronald Tekstra (Sudwest Fryslan) Greetje Jellema (Leeuwarderadiel) Nico Kistemaker (FUMO) Tjibbe Raap (voorzitter) Erik Mossel (penvoerder en inhoudelijk adviseur) 2 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Werkwijze commissie De commissie heeft vanuit de beginopdracht (zie bijlage 1) drie deelterreinen verkend en voor ondersteuning van het proces deelrapportages opgesteld. De resultaten van de deelrapporten zijn samengevoegd en verwerkt in dit document. De commissie kwam drie keer bij elkaar. Brondocumenten Bij de beoordeling van de vragen is gewerkt met de volgende informatie: Bedrijfsplan en bijlagen, juni 2012; de notitie Afbakening taken FUMO en bijstelling kengetallen basistaken; veranderde wet- en regelgeving; brief d.d. 26 november 2013 van Ministerie IenM, m.b.t. de uitname uit het provinciefonds en opname in het gemeentefonds, inclusief de onderliggende informatie; schrijven november 2014 van 11 gemeenten met een reactie en tegenvoorstel; brief van de gemeente Dongen, waarin een vergelijkbare problematiek als in Fryslan speelt. “Brabants Bont/Brabants maatwerk” genoemd (bijlage 5). 3 Kengetallen en onderzochte aspecten Voor de probleemstelling m.b.t. de kengetallen en het verschaffen van meer helderheid zijn de volgende aspecten onderzocht: Recente ontwikkelingen wetgeving (3.1) Beoordelen van meldingen in relatie tot het begrip “milieutoezicht” (3.2) Rafelranden (3.3) Benchmark andere omgevingsdiensten i.v.m. gehanteerde kengetallen (3.4) 3.1 Ontwikkelingen sinds het vaststellen van het Bedrijfsplan FUMO en het Basistakenpakket Op pagina 2 en 8 van het bedrijfsplan is te vinden dat de FUMO v.w.b. de bedrijfsvoering nieuwe ontwikkelingen goed moet volgen en het bedrijfsplan zo nodig aan te passen. Het basistakenpakket (versie 2.3, 25 mei 2011) en het bedrijfsplan voor de FUMO (juni 2012) zijn al enige tijd geleden vastgesteld. Op 1 januari 2013 is de regelgeving voor bedrijven ingrijpend gewijzigd. De Richtlijn industriële emissies (RIE) deed samen met de Derde tranche van het Activiteitenbesluit en de overgang van agrarische activiteiten (ook buiten inrichtingen) naar het Activiteitenbesluit zijn intrede, een wijziging die qua reikwijdte de grootste is sinds jaren. Door deze wijzigingen kregen ook de grootste bedrijven te maken met het Activiteitenbesluit, met meldingen naast de vergunning en maatwerkbeschikkingen. De melding en de OBM (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) worden door de wetswijzigingen steeds vaker in combinatie met elkaar verwerkt, wat impact heeft op het product melding, het proces en de bijbehorende kengetallen. Daar tegenover staat dat er minder vergunningen verleend hoeven worden en dat naast vergunningvoorschriften vaker direct werkende algemene regels van toepassing zijn. 3 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Een andere belangrijke wijziging voor de FUMO betreft de bevoegdheid wijziging per 1-1-2014 voor ca. driekwart van de bedrijven waar GS bevoegd waren. Voor deze bedrijven waren Gedeputeerde Staten soms Wabo breed (type B met OBM) en soms alleen voor het milieudeel bevoegd (de zgn. vvgb-bedrijven). Alle “ex-GS bedrijven vallen Wabo breed onder de basistaken van de FUMO (en dat is breder dan alleen het basistakenpakket). De bevoegdheidwijziging is in het bedrijfsplan op pag. 11 verwoord. De benaming “milieu-inrichtingen” leidt overigens soms tot de interpretatie dat het alleen om milieuregelgeving zou gaan, echter het gaat om Wabo brede FUMO taak met de gemeente als opdrachtgever. Een “Wabo breed kengetal” ontbreekt in het bedrijfsplan. Conclusies Het aantal te besteden uren voor het product “melding” (Activiteitenbesluit) is door de recente wetswijzigingen bij inrichtingen (bedrijven uit het basistakenpakket) niet afgenomen, maar zal eerder enigszins toenemen. Dat wordt veroorzaakt doordat de gemiddelde zwaarte van de inrichtingen die onder algemene regels vallen toegenomen is. Daarnaast zijn er vaker maatwerkbeschikkingen nodig ter bescherming van de fysieke omgeving. Voorheen gold terughoudend bij toepassen van maatwerk, maar bij de zwaardere bedrijven is het instrument uit oogpunt van handhaafbaarheid en bescherming van de omgeving vaker nodig. Dat levert voor bedrijven nog steeds minder administratieve lasten op t.o.v. van een uitgebreide vergunningprocedure. De VTH taak van de FUMO bij de ex-GS bedrijven is Wabo breed en (voor bedrijven) minder versnipperd dan voor 1-1-2014. De 1-loket gedachte is hiermee vorm gegeven, zoals bedoeld bij inwerkingtreding van de Wabo. Alle gemeenten, voor zover nu voor ex-GS bedrijven bevoegd, zijn Wabo breed opdrachtgever voor deze inrichtingen (ook al hebben ze voor de overige inrichtingen alleen milieutaken ingebracht). In het bedrijfsplan is in het hoofdstuk “Financiële risico’s” ingegaan op een mogelijk onvoldoende financiële compensatie voor gemeenten bij de overheveling van middelen van het provinciefonds naar het gemeentefonds. Deze compensatie is inmiddels bekend en biedt ruim voldoende mogelijkheden om de provinciale norm aan te houden. Daarom behoeft, conform het bedrijfsplan, niet teruggevallen te worden op een lagere norm, maar kan op basis van de provinciale norm gehandhaafd blijven. Aanbeveling 1 Pas, ondanks de wetswijzigingen, de in het bedrijfsplan vastgestelde kengetallen voor het product melding voorlopig niet aan. Voor onderbouwde aanpassing van kengetallen is een periode van monitoring van de effecten nodig (zie verder aanbeveling 11). Aanbeveling 2 Achterstallig onderhoud in dossiers dwingt niet tot aanpassing van de algemene kengetallen. In de algemene kengetallen wordt geen rekening gehouden met “achterstallig onderhoud in het dossier” als gevolg van wetswijzigingen. Als aan de FUMO overgedragen dossiers door de wijzigingen extra en achterstallig werk vergen, dan is het te besteden aantal uren i.v.m. dat extra werk een bilateraal bespreekpunt. Aanbeveling 3 Formuleer voor (ex GS) bedrijven waar de FUMO Wabo breed de taken uitvoert en vanaf 1-1-2014 het college van B&W de opdrachtgever is V&T kengetallen die voor de Wabo breedte toepasbaar zijn. Pas daarvoor een periode van monitoring toe, alvorens kengetallen te bepalen. 3.2 Beoordeling van meldingen BTP in relatie tot het begrip “milieutoezicht” 4 Definitief concept d.d. 28-3-2014 In de werkgroep kengetallen is n.a.v. het product “meldingen Activiteitenbesluit” (Punt 5 uit het basistakenpakket, versie 2.3) veel en vanuit verschillende invalshoeken gesproken over wat de reikwijdte is van het begrip “milieutoezicht”. Het begrip “Milieutoezicht” wordt in meerdere punten van het basistakenpakket genoemd. Voor die aspecten waarbij sprake is van een melding is een eenduidig uitgangspunt noodzakelijk wat behoort tot het basistakenpakket. Algemene uitleg De vraag is of het beoordelen van meldingen onderdeel uitmaakt van het milieutoezicht zoals bedoeld in het Basistakenpakket. In de literatuur wordt dit verschillend geïnterpreteerd. Ook het Bedrijfsplan 2012 geeft geen eenduidige uitleg. In het algemeen bestaat milieutoezicht uit het toezicht houden op bedrijven, (fysiek) controleren, waar nodig handhaven. Het beoordelen van meldingen houdt o.a. in het zorgen voor een ontvankelijke melding en het beoordelen van bij de melding behorende bijlagen. In de praktijk worden deze werkzaamheden uitgevoerd door vergunningverleners. Dit valt in de praktijk en de volksmond niet onder milieutoezicht. Zie voor de voor dit rapport geraadpleegde bronnen bijlage 4. Genoemd moet worden dat in de fryske-norm voor meldingen Activiteitenbesluit 6 uur zijn opgenomen voor “Vergunningverlening”. Dit wordt in het Bedrijfsplan 2012 niet nader uitgeschreven. Conclusie In den lande wordt verschillend gedacht over of het beoordelen van meldingen onderdeel uitmaakt van het milieutoezicht zoals bedoeld in het Basistakenpakket. Het bedrijfsplan is hier ook niet duidelijk/eenduidig over. De commissie is van mening dat het beoordelen van meldingen geen onderdeel uitmaakt van het milieutoezicht en als zodanig ook niet valt onder het Basistakenpakket. Aanbeveling 4 Het beoordelen van meldingen wordt niet gezien als onderdeel van het milieutoezicht zoals genoemd in het Basistakenpakket. Aanbeveling 5 In de “Fryske norm” is in het bedrijfsplan 2012 voor meldingsplichtige inrichtingen op grond van het Activiteitenbesluit (type B) 6 uur vergunningverlening opgenomen. Echter gezien aanbeveling 4 valt deze taak niet onder het Basistakenpakket. De “Fryske norm” moet op dit punt derhalve op een natuurlijk moment worden aangepast. Dit moment wordt voorgesteld in aanbeveling 11. Aanbeveling 6 Meldingen voor het Activiteitenbesluit worden, voor zover vallend onder het basistakenpakket, na ontvangst in het gemeentelijke loket voorlopig door de FUMO afgehandeld en er wordt door de FUMO vervolgens toezicht op gehouden. Deze aanbeveling steunt op het bedrijfsplan met daarin de opgenomen Fryske kengetallen. Tot het moment van afronding van de monitoring (aanbeveling 11) worden, na het ontvangst in het gemeentelijk loket, de vergunningsverleningstaken rond het proces meldingen Activiteitenbesluit van de inrichtingen zoals genoemd onder punt 5 van het basistakenpakket, uitgevoerd door de FUMO. Deze vergunningstaken omvatten: Het beoordelen van de melding op ontvankelijkheid, het adviseren 5 Definitief concept d.d. 28-3-2014 van het bevoegd gezag over te vragen aanvullingen, het beoordelen van de bijbehorende OBM en het adviseren inzake maatwerkvoorschriften. Aanbeveling 7 Aanbeveling 6 richt zich op de tijdelijke invulling van milieutoezicht zoals bedoeld onder punt 5 van het basistakenpakket. In het basistakenpakket wordt onder meerdere punten “milieutoezicht” genoemd (zie bijlage 3). Met uitzondering van het gestelde in aanbeveling 4 is op dit moment geen eenduidig beeld waar de verdeling van taken tussen de deelnemers en de FUMO ligt. Deze afbakening is voor alle partijen van groot belang. Aanbevolen wordt om een werkgroep de opdracht te geven om de taakverdeling tussen de partijen en de FUMO eenduidig in te richten. 3.3 De rafelranden In dit deel van de rapportage wordt, afwijkend van het gestelde in 3.2, ingegaan op het vraagstuk of alle gemeentelijke inrichtingen die onder het basistakenpakket vallen onverkort tot het takenpakket van de FUMO behoren of dat er zogenaamd “regionaal maatwerk” mogelijk is. Deze vraag speelt bij de meldingsplichtige inrichtingen, waarbij soms ook een OBM behoort. Daaronder wordt verstaan het uitsluiten van m.n. genoemde basistaken die er qua milieubelasting beperkt toe doen (niet complex en/of niet bovenregionaal). Zie hiervoor ook hoofdstuk 10 van het bedrijfsplan voor de FUMO (paragraaf 10.2, “financiële risico’s”). In het bedrijfsplan zijn de volgende branches genoemd als rafelranden van het basistakenpakket: Agrarische activiteiten (akkerbouw/open teelt, paarden- en schapenhouderijen) Autospuiterijen Windturbines Met de rafelranden hangt de discussie over de zogenaamde “witte-vlekken” samen, wat gaat over de vraag of een gemeente die de basistaken niet (geheel of ten dele) overdraagt beschouwd moet worden als een “witte vlek”. In het bedrijfsplan is in bijlage 1 “de kaders van de FUMO” ruimte geboden voor regionaal maatwerk, mits door de gemeenten die van dit maatwerk gebruik maken voldaan wordt aan voorwaarden zoals borging van “level-playing field”, afstemming met OM en politie en het voldoen aan de relevante kwaliteitscriteria voor die taken. Daaraan is toegevoegd het kader van de keuzemogelijkheid “lokaal wat kan”. In andere regio’s speelt deze discussie ook en wordt het werken met regionaal maatwerk als mogelijkheid geboden mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. Zie bijvoorbeeld bijlage 4, de brief van de gemeente Dongen. In de reactie en het tegenvoorstel van een aantal gemeenten op de afbakening van de taken van de FUMO en bijstelling van de kengetallen wordt voor de rafelrandactiviteiten voorgesteld de grens voor complex en/of bovenlokaal te leggen bij de grens van de BUGM categorie 2 en 3. Rafelrand agrarische activiteiten In een nota aan het DB van de FUMO wordt door een meerderheid van de Friese gemeenten voorgesteld om voor het beoordeling van de milieuaspecten van een meldingsplichtig bedrijf een checklist te hanteren. Het bedrijf wordt dan ingedeeld in cat. 1,2,3 of 4. In deze nota wordt voorgesteld de grens voor complex en/of bovenlokaal te leggen bij de grens van de categorie 2 en 3. Categorie 2 is daarbij niet complex/bovenlokaal, categorie 3 wel. De agrarische regelgeving heeft zich na het vaststellen van het basistakenpakket en het bedrijfsplan verder ontwikkeld en vanaf 1-1-2013 is in de regelgeving een onderscheid opgenomen waarboven agrarische activiteiten geacht worden impact te hebben op de fysieke leefomgeving. Dat is de 6 Definitief concept d.d. 28-3-2014 verplichting een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) aan te vragen en daarbij wordt de inrichting vergunningplichtig in de zin van het basistakenpakket. De OBM bestaat uit een toestemming of een weigering. Het bevoegd gezag kan geen voorschriften aan de OBM verbinden. Deze OBM vereist altijd een beschikking, de Lex silencio positivo is niet van toepassing. Er is derhalve sprake van twee beoordelingsystemen bij deze rafelrandbedrijven. Een keuze voor het ene of andere systeem leidt tot een te beperkte benadering, ze zijn aanvullend op elkaar nodig. Conclusie Voor de agrarische activiteiten in de rafelranden zijn in de recente regelgeving nieuwe grenzen opgenomen waarboven de activiteit niet meer als hobbymatig te beschouwen is (type B). Vanaf 51 stuks dieren is een OBM nodig voor. Deze indeling voor agrarische activiteiten bestond nog niet ten tijde van de basistakenbeschrijving en het opstellen van het bedrijfsplan. Daarnaast is er een toetsing van de overige milieu activiteiten nodig. Hiervoor wordt een checklist gebruikt de “Fryske Mjitlatte”. (Deze maatlat is een oude BUGM checklist, zie bijlage 6) Aanbeveling 8 A Bepaal bij agrarische activiteiten (oprichten of wijzigen i.v.m. aantal dieren > 51) of er sprake is van een OBM. Spreek af dat de gemeente de beoordeling van de aanvraag om een OBM toetst i.c.m. met de bijbehorende melding. Indien de oprichting of wijziging op basis van de OBM beoordeling een uitgebreide procedure vergt, dan wordt de vergunningprocedure door de FUMO behandelt. De OBM aanvraag en melding zijn daarbij aan elkaar gekoppeld. De informatie in de melding en de bijbehorende bijlagen zijn namelijk nodig bij het behandelen van de vergunningprocedure. Aanbeveling 8 B Bepaal de grens voor toezicht voor de rafelrand agrarische activiteiten voor gemeentelijke of FUMO taak op de grens tussen de “Fryske Mjitlatt” categorie 2 en 3, waarbij de gemeentelijke taak t/m cat. 2 bepaald wordt. Schema Bijlage 4 Aanbeveling 8a en 8b zijn in een schema opgenomen. Zie bijlage 4. Rafelrand autospuiterijen Autospuiterijen worden gerekend tot de basistaak “metaal- en elektrotechnische industrie”. Van “industrie” is echter geen sprake, het gaat in deze rafelrand om autoherstelbedrijven (met bijvoorbeeld schadebehandeling of restauratie). Conclusie Voor deze rafelrand geldt ook dat ze “niet complex en niet bovenregionaal” is (zie bedrijfsplan). Voor deze activiteit is de regelgeving sinds het opstellen van het bedrijfsplan niet gewijzigd en er is geen nieuw onderscheidend instrument, zoals de OBM grens, aan de orde (behalve bij polyesterhars verwerking i.v.m. geur). Aanbeveling 9 Autospuiterijen vallen onder de taak van de gemeenten. Bepaal de grens voor gemeentelijke en FUMO taak op de grens voor vergunningplicht, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Bor. Windturbines 7 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Windturbines worden beschouwd als inrichtingen en een streng windmolens achter elkaar en middels voorzieningen met elkaar verbonden worden beschouwd als “1-inrichting”. Windmolens vallen v.w.b. milieuregels onder hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit (type B). Bij windturbineparken (3 of meer) is sprake van een OBM i.v.m. Mer toetsing. In het bedrijfsplan worden windturbines niet genoemd als rafelrand. In de reactie en het tegenvoorstel van een aantal gemeenten worden windturbines wel genoemd bij het onderwerp rafelranden. Windturbines zijn onderdeel van de basistaken, genoemd onder 5. Solitaire windmolens vormden in het tegenvoorstel van gemeenten en ook in de commissie de kern van de discussie, ze voldoen niet aan het criterium van milieubelastend en complex. Op 1 maart 2014 wordt als versoepeling van de regelgeving niet meer voor elke windturbine een akoestisch onderzoek verplicht gesteld, een vorm van maatwerk. Clusters van min. 3 windturbines (windturbinepark) zijn onderdeel van de plicht tot het aanvragen van een OBM. Conclusie Alhoewel windturbines niet onderdeel uitmaken van de opsomming van rafelranden in het bedrijfsplan is het onderscheid complex en bovenregionaal relevant. Vanaf de OBM grens is er in ieder geval sprake van complex en/of bovenregionaal. Aanbeveling 10 Bepaal de grens voor gemeentelijke en FUMO taak voor windturbines op het oprichten of in werking hebben van 2 windturbines. Daarboven is het een FUMO taak. 3.4 Onderdeel benchmark In de eerste bespreking van de commissie kengetallen is besloten een benchmark ter vergelijking van kengetallen uit te voeren bij minstens drie andere omgevingsdiensten. I.v.m. de BRZO samenwerking en andere Noordelijke samenwerking is de benchmark in ieder geval ook gericht op de omgevingsdiensten in Groningen en Drenthe. Voor het uitvoeren van de benchmark is contact gelegd met de omgevingsdiensten OFGV, RUD Drenthe, Omgevingsdienst Groningen en via Groningen ook de RUD Haaglanden. De OFGV (Flevoland en Gooi- en Vechtstreek) is al een jaar operationeel en heeft ervaring met uitvoering van taken voor opdrachtgevers. Datzelfde geldt voor de RUD Haaglanden, enkele andere RUD’s hebben de catalogus van Haaglanden gebruikt voor de eigen bedrijfsvoering (o.a. de 7 RUD’s in Gelderland en omgevingsdienst Groningen). De benaderde omgevingsdiensten verstrekten de werkgroep informatie voor de benchmark. In overzicht de werkwijze m.b.t. kengetallen in de andere omgevingsdiensten: - Haaglanden beschikt over een vastgestelde zaaktypecatalogus (2012), waarin overigens (nog) geen harde kengetallen voor de combinatie producten<> uren staan; - De OFGV beschikt niet over een vastgestelde zaaktypecatalogus, maar werkt in afwachting van de resultaten van monitoring, met voorlopige kengetallen; - De Omgevingsdienst Groningen werkt in afwachting van een, op basis van urenmonitoring vastgestelde lijst met kengetallen, met de zaaktypecatalogus van Haaglanden. OD Groningen is v.w.b. uitbesteding van taken vergelijkbaar met Friesland, veel gemeenten hebben alleen basistaken overgedragen; - De RUD in Drenthe beschikt niet over een kengetallenlijst. De situatie in Drenthe verschilt van de Friese situatie omdat de gemeenten alle milieutaken overgedragen hebben aan de RUD. 8 Definitief concept d.d. 28-3-2014 In het algemeen kan gesteld worden dat andere RUD’s werken met een zaaktypecatalogus en een voorlopige urentoedeling per product maar nog niet werken met een definitieve kengetallenlijst. Meerdere RUD’s gaan eerst een periode van monitoring uitvoeren waarna de kengetallen definitief vastgesteld kunnen worden. De reden daarvoor is het gebrek aan ervaring met de specifieke situatie van opdrachtgevers <> RUD i.c.m. het basistakenpakket. Ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld regionale milieudiensten verschillen van de situatie per 1-1-2014 omdat in de voorgaande jaren geen wettelijk basistakenpakket bestond als basis voor de minimale uitbesteding. De GS en ex-GS bedrijven waren daarnaast geen taak voor de regionale diensten. NB: In de contacten werd nog de ontwikkeling genoemd dat er mogelijk een landelijke kengetallenlijst beschikbaar komt. Conclusies De opdrachtgevers en de FUMO kunnen niet beschikken over een kengetallenlijst van een andere RUD met vergelijkbaar takenpakket ter vergelijking van de Fryske kengetallen uit het bedrijfsplan van de FUMO. Uit onderzoek bleek dat de voor de FUMO gehanteerde “Fryske” kengetallen vergelijkbaar of aan de lage kant zijn in vergelijking met de voorlopig gehanteerde kengetallen van andere RUD’s. Daartoe is overigens bij de vorming van de FUMO bewust besloten, zie ook het bedrijfsplan voor de Fryske norm. Uit onderzoek bleek dat de voor de FUMO gehanteerde “Fryske” kengetallen vergelijkbaar of aan de lage kant zijn in vergelijking met de voorlopig gehanteerde kengetallen van andere RUD’s. Daartoe is overigens bij de vorming van de FUMO bewust besloten, zie ook het bedrijfsplan voor de Fryske norm. Daarbij dient nog opgemerkt te worden dat de oude kengetallen zijn gebaseerd op de milieucategorie-indeling van de VNG –richtlijnen (cat. 1,2,3 etc). Deze indeling zegt niets over het feit of een bedrijf meldingsplichtig of vergunningsplichtig is. De in het bedrijfsplan van de FUMO (en overigens ook bij andere RUD’s) gehanteerde (voorlopige) kengetallen zijn m.n. gebaseerd op het Activiteitenbesluit (Type A, B, C en aanvullend nog een type D). Op basis van de typering kan worden bepaald of een bedrijf meldingsplichtig of vergunningsplichtig is. Logisch gevolg wat hier uit voortvloeit is dat bedrijven opnieuw gecategoriseerd zijn, maar niet 1 op 1 samenvalt met de oude categorie-indeling. Een bedrijf dat in de oude indeling (VNG) in de lichtste/zwaarste categorie viel, valt bij de indeling op basis van de typeaanduiding (Activiteitenbesluit) niet in de lichtste/zwaarste categorie. Met deze verschuiving is in de huidige kengetallen geen rekening gehouden. Hierdoor kan het voorkomen dat voor hetzelfde werk op basis van de nieuwe kentallen een substantieel aantal uren meer gerekend wordt dan op basis van de oude kentallen. Aanbeveling 11 De commissie kengetallen beveelt aan de vastgestelde kengetallen (Fryske norm) te hanteren en de hardheid van deze kengetallen voor de duur van 2 jaren te monitoren. Over de wijze van monitoren en de aanvang van de termijn worden, ter bevordering van transparantie in de gevolgde methodiek, door de FUMO nadere afspraken gemaakt met de opdrachtgevers. 9 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Bijlage 1 Probleemstelling en opdracht aan de commissie kengetallen (d.d. 9 december 2013) Eénduidigheid taken en kengetallen van de FUMO. Inleiding. In het afgelopen halfjaar is gebleken dat de taken en gehanteerde kengetallen, zoals die genormeerd en gekwantificeerd zijn in het bedrijfsplan, dat ten grondslag ligt aan gemeenschappelijke regeling zijn vastgesteld. Maar er is nog geen overeenstemming over hoeveel tijd er nodig zal zijn voor het uitvoeren van een aantal taken. Dit heeft met name betrekking op de zogenaamde rafelranden en taken waarin sprake is van recente ontwikkelingen die de kengetallen beïnvloeden. Van éénduidigheid in de toepassing van kengetallen in die taken van de verschillende deelnemers is daarom nog geen sprake, met onwenselijke gevolgen voor de bedrijfsvoering van de FUMO. Vervolg. Als vervolg hierop heeft de Directie van de FUMO op 3 december 2013, op aanwijzing van het AB, tijdens een informatiebijeenkomst voorgesteld een commissie samen te stellen vanuit de deelnemers, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Dit met als doel om na te gaan welke oplossing (en) mogelijk is (zijn) om meer éénduidigheid te verkrijgen in de uitgangssituatie m.b.t. kengetallen van de deelnemers. De opdracht De opdracht die de commissie meekrijgt, is als volgt geformuleerd. Op basis van de huidige informatie te komen met voorstellen, die bijdragen aan de éénduidigheid van de op te dragen taken aan de FUMO en hierbij met name in te gaan op de volgende aspecten. De gehanteerde kengetallen; De rafelranden; Beoordeling van meldingen/OBM. Verzocht wordt om een korte en bondige rapportage, waarbij in hoofdzaak wordt gedacht aan de volgende opzet. een weergave van de belangrijkste feiten; een korte probleemanalyse per onderwerp; oplossingsvarianten/-richtingen per onderwerp met mogelijke procesmatige en/of inhoudelijke alternatieven, inclusief de voor- en nadelen; voor zover mogelijk het benoemen van een beargumenteerde voorkeursvariant. 10 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Basisinformatie Om de opdracht uit te voeren moet in ieder geval hierbij de volgende informatie worden betrokken. Bedrijfsplan juni 2012; De notitie Afbakening taken FUMO en bijstelling kengetallen basistaken; De veranderde wet- en regelgeving, zowel planning als inhoud; Brief d.d. 26 november 2013 van Ministerie IenM, mbt de uitname provinciefonds en opname gemeentefonds, inclusief de onderliggende informatie; Schrijven november 2014 van 11 gemeenten met tegenvoorstel. De planning. Het resultaat van deze opdracht wordt voorgelegd aan het AB FUMO van 13 maart 2014 aanstaande. De planning is hierop afgestemd. Bijlage 2 Overzicht van de aanbevelingen aan het AB Aanbeveling 1 Pas, ondanks de wetswijzigingen, de in het bedrijfsplan vastgestelde kengetallen voor het product melding voorlopig niet aan. Voor onderbouwde aanpassing van kengetallen is een periode van monitoring van de effecten nodig (zie verder aanbeveling 11). Aanbeveling 2 Achterstallig onderhoud in dossiers dwingt niet tot aanpassing van de algemene kengetallen. In de algemene kengetallen wordt geen rekening gehouden met “achterstallig onderhoud in het dossier” als gevolg van wetswijzigingen. Als aan de FUMO overgedragen dossiers door de wijzigingen extra en achterstallig werk vergen, dan is het te besteden aantal uren i.v.m. dat extra werk een bilateraal bespreekpunt. Aanbeveling 3 Formuleer voor (ex GS) bedrijven waar de FUMO Wabo breed de taken uitvoert en vanaf 1-1-2014 het college van B&W de opdrachtgever is V&T kengetallen die voor de Wabo breedte toepasbaar zijn. Pas daarvoor een periode van monitoring toe, alvorens kengetallen te bepalen. Aanbeveling 4 Het beoordelen van meldingen wordt niet gezien als onderdeel van het milieutoezicht zoals genoemd in het Basistakenpakket. Aanbeveling 5 In de “Fryske norm” is in het bedrijfsplan 2012 voor meldingsplichtige inrichtingen op grond van het Activiteitenbesluit (type B) 6 uur vergunningverlening opgenomen. Echter gezien aanbeveling 4 valt deze taak niet onder het Basistakenpakket. De “Fryske norm” moet op dit punt derhalve op een natuurlijk moment worden aangepast. Dit moment wordt voorgesteld in aanbeveling 11. Aanbeveling 6 Meldingen voor het Activiteitenbesluit worden, voor zover vallend onder het basistakenpakket, na ontvangst in het gemeentelijke loket voorlopig door de FUMO afgehandeld en er wordt door de FUMO vervolgens ook toezicht op gehouden. Deze aanbeveling steunt op het bedrijfsplan met daarin de opgenomen Fryske kengetallen. Aanbeveling 7 Aanbeveling 6 richt zich op de tijdelijke invulling van milieutoezicht zoals bedoeld onder punt 5 van het basistakenpakket. In het basistakenpakket wordt onder meerdere punten “milieutoezicht” genoemd (zie bijlage 3). Met uitzondering van het gestelde in aanbeveling 4 is op dit moment geen eenduidig beeld waar de verdeling van taken tussen de deelnemers en de FUMO ligt. Deze afbakening is voor alle partijen van groot belang. Aanbevolen wordt om een werkgroep de opdracht te geven om de taakverdeling tussen de partijen en de FUMO eenduidig in te richten. Aanbeveling 8 A 11 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Bepaal bij agrarische activiteiten (oprichten of wijzigen i.v.m. aantal dieren) of er sprake is van een OBM vergunningplicht. Spreek af dat de gemeente de beoordeling van de aanvraag om een OBM toetst i.c.m. met de bijbehorende melding. Indien de oprichting of wijziging op basis van de OBM beoordeling een uitgebreide procedure vergt, wordt de vergunningprocedure door de FUMO behandelt. De OBM aanvraag en melding zijn daarbij aan elkaar gekoppeld. De informatie in de melding en de bijbehorende bijlagen zijn nodig bij het behandelen van de vergunningprocedure. Aanbeveling 8 B Bepaal de grens voor toezicht voor de rafelrand agrarische activiteiten voor gemeentelijke of FUMO taak op de grens tussen de “Fryske Mjitlatt” categorie 2 en 3, waarbij de gemeentelijke taak t/m cat. 2 bepaald wordt. Aanbeveling 9 Autospuiterijen vallen onder de taak van de gemeenten. Bepaal de grens voor gemeentelijke en FUMO taak op de grens voor vergunningplicht, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Bor. Aanbeveling 10 Bepaal de grens voor gemeentelijke en FUMO taak voor windturbines op het oprichten of in werking hebben van 2 windturbines. Daarboven is het een FUMO taak. Aanbeveling 11 De commissie kengetallen beveelt aan de vastgestelde kengetallen (Fryske norm) te hanteren en de hardheid van deze kengetallen voor de duur van 2 jaren te monitoren. Over de wijze van monitoren en de aanvang van de termijn worden, ter bevordering van transparantie in de gevolgde methodiek, door de FUMO nadere afspraken gemaakt met de opdrachtgevers. 12 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Bijlage 3 Geraadpleegde bronnen bij de beoordeling van het begrip “milieutoezicht” in relatie tot het basistakenpakket. In de werkgroep kengetallen is n.a.v. het product “meldingen Activiteitenbesluit” veel en vanuit verschillende bronnen gesproken over wat de reikwijdte is van het begrip “milieutoezicht”. In deze bijlage wordt eerst ingegaan op het begrip “milieutoezicht” zoals in de volksmond bekend en wat de uitleg in het basistakenpakket (en een toelichting daar op) is. Algemene uitleg en bedrijfsplan In het algemeen bestaat milieutoezicht uit het toezicht houden op bedrijven, (fysiek) controleren, waar nodig handhaven: het proces volgend op vergunningverlening met een overdrachtsmoment, inclusief de voorbereiding en verwerking van de inspectie. Deze gedachtenlijn is terug te vinden in het bedrijfsplan, hoofdstuk 5.4. Dat hoofdstuk geeft een scheidslijn aan tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving. Daarnaast is dit onderscheid terug te vinden in bijlage 4 van het bedrijfsplan (pag. 11), waar het beoordelen van meldingen onder het vakgebied Vergunningverlening is opgenomen en Toezicht Milieu in bijlage 4 meer omschreven is als het feitelijke toezicht. Deze scheidslijn is conform de kwaliteitscriteria voor de Wabo met afzonderlijke criteria voor beide takken van sport, naast een vereiste van scheiding tussen beide taken. Daarbij dient opgemerkt te worden dat er in het bedrijfsplan (pagina 26-30), naast processchema’s voor vergunningverlening en toezicht/handhaving, geen specifieke beschrijving voor het beoordelen en afhandelen van het product melding is opgenomen. Milieutoezicht en basistakenpakket In het basistakenpakket is het begrip “milieutoezicht” opgenomen. Het Basistakenpakket is in bijlage 3 van het bedrijfsplan opgenomen. In het basistakenpakket is het toezicht op deze basistaken als volgt omschreven: Deel basistakenpakket, versie 2.3 4. Het milieutoezicht op de volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten: sloopwerkzaamheden in opdracht van bedrijven of instellingen (de sloopvergunning is in 2012 onder melding Woningwet/Bouwbesluit gebracht) 5. Het milieutoezicht op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen dan wel inrichtingen die OBM-plichtig zijn en die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of het Vuurwerkbesluit en die deel uitmaken van een hierna genoemde branche of een hierna genoemde activiteit uitvoeren: (volgen verder de diverse branches, zoals opgesomd in bijlage 3 van het bedrijfsplan…………………………………..) 6. Het milieutoezicht bij de opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen voor zover het die activiteiten betreft. 13 Definitief concept d.d. 28-3-2014 7 Het milieutoezicht bij het tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele voorzieningen door bedrijven of instellingen voor zover het die activiteiten betreft. 8 het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit voor zover het die activiteiten betreft. 9. Het milieutoezicht bij bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering voor zover het die activiteiten betreft. 10. Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijk stoffen, voor zover het die activiteiten betreft. Het gaat hierbij om het ketengerichte milieutoezicht Het landelijke basistakenpakket geeft geen verdere definiëring van wat onder “milieutoezicht” wordt verstaan en dat heeft geleid tot veel discussie bij de vorming van de RUD’s. De kern van de discussie betreft de beoordeling van een melding. Het beoordelen van de melding wordt gerekend tot “toezicht” en bestaat volgens een uitleg (Bron: Omgevingdienst.nl) o.a. uit een check of de bij de melding verstrekte gegevens juist en volledig zijn bij alle onder 5 in het basistakenpakket 2.3 genoemde niet-vergunningplichtige activiteiten. Als op basis van de melding en controle naar voren komt dat maatwerkvoorschriften moeten worden gesteld, is het aan de RUD om daarover te adviseren aan de gemeente. Tot zover de interpretatie op Omgevingsdienst.nl. 14 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Bijlage 4 Schema Rafelrand agrarische activiteiten agrarische activiteiten in het bedrijfsplan: akkerbouw/open teelt, paarden- en schapenhouderijen? Ja. toets rafelrandafspraken Nee, andere. Geen uitzondering BTP. Milieutoezicht door FUMO Levende have aanwezig? Ja. Toets 2.2.a Bor OBM vereist? Nee: pas schema “Fryske Mjitlatte” toe Ja. Toets procedure Uitgebreide procedure? Fryske Mjitlatte cat. 1 of 2? 15 Definitief concept d.d. 28-3-2014 Ja. Geen uitzondering BTP. Milieutoezicht FUMO Ja. Procedure melding en milieutoezicht gemeente Nee, activiteit is min. cat. 3. Geen uitzondering BTP. Milieutoezicht door FUMO. Bijlage 5 Brief gemeente Dongen Afzonderlijk toegevoegd Bijlage 6 Fryske Mjitlatte Afzonderlijk toegevoegd 16 Definitief concept d.d. 28-3-2014 17 Fryske Mjilatt Buitengebied aspecten: 1. STOFFEN in KG/TON ontplofbare vaste stoffen kg vuurwerk kg vaste brandbare stoffen t bijtende, giftige stoffen t schadelijke, irr. stoffen t geur-smaak-kunstoffen-cosmetica t kunstmest klasse C t 2. VLOEISTOFFEN ONDERGRONDS m3 licht ontvlambaar (k1) ontvlambaar (K2) brandbaar (K3) 3. VLOEISTOFFEN BOVENGRONDS m3 licht ontvlambaar (k1) ontvlambaar (K2) brandbaar (K3) 4. GASSEN m3 ontvlambaar, schadelijk, irr overige 5. CHEMISCH AFVAL chemisch afval (ops. cap.) kg afgewerkte olie (ops. cap.) kg c.a./afgewerkte olie kg/j 6. LANDBOUW mestopslag, mestbassin m3 mestoppervlak (vaste mest) m2 7. VERMOGEN in kW warmtekrachtinstallatie motorisch verm. buiten* motorisch verm. binnen* termisch vermogen 8. AFVALSTOFFEN bedrijfsafval (ops.cap) kg bedrijfsafval ton/j cat.1 t/m cat.2 t/m cat.3 t/m cat.4 vanaf 200 0,1 1 4 8 750 1200 1 10 40 200 1500 1 8000 5 20 80 4000 3000 4 8 10 30 60 80 200 400 600 200 400 600 1 4 8 10 40 80 20 80 160 20 80 160 2 90 20 1600 200 30000 200 30000 200 200 1000 750 1000 4500 3000 5000 20000 3000 5000 20000 250 200 4000 400 10000 800 10000 800 …. 15 70 1000 600 60 400 3700 >600 250 2500 15000 …. 250 2500 15000 900 5 4000 20 15000 100 15000 100 Voor de rubrieken 1 t/m 5 geldt: vier maal scoren in dezelfde categorie betekend plaatsing in de naast hogere categorie. *=mobiele installaties 1 8000 5 20 80 4000 3000 Aan de raadsleden Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) Contactpersoon/tel.nr. Onderwerp : : : : : Dongen, 2 november 2011 Raadsinformatiebrief nr. 31 P. van Strien / 383 380 Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Geachte heer / mevrouw, Graag infomeren wij u over het volgende. Zoals u weet, wordt in onze regio gewerkt aan de totstandkoming van een Regionale Uitvoeringsdienst, een RUD. In deze brief informeren wij u over de ontwikkelingen. Wij kijken eerst kort terug op de ontstaansgeschiedenis en informeren u vervolgens over de huidige stand van zaken. Wat is een RUD? Een RUD is een professionele organisatie die taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu (VTH-milieutaken) van gemeenten en provincies uitvoert. Een uitvoeringsorganisatie dus. Ook andere taken op het gebied van de fysieke leefomgeving kunnen in een RUD worden ondergebracht. In alle gevallen blijft het bevoegd gezag bij de gemeenten en provincies. Wat ging vooraf? In 2008 constateerde de Commissie Mans dat de huidige manier van werken leidt tot een aantal knelpunten. Samengevat zijn de volgende knelpunten geconstateerd: Kwaliteit van de handhaving: niet altijd en overal is voldoende menskracht en deskundigheid om goede kwaliteit van de handhaving te leveren; Dienstverlening naar burger en bedrijfsleven: er zijn grote, onrechtvaardige verschillen in de handhavingaanpak naar burgers en bedrijven; Efficiency en effectiviteit van de handhaving: inefficiënte of onmogelijke aanpak voor ‘jurisdictie’- overschrijdende milieuproblemen en zware milieucriminaliteit. De oplossing voor de knelpunten ligt in samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties. Het kabinet bepleitte destijds –op advies van Mans- de vorming van 25 Regionale Uitvoeringsdiensten en het stellen van kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie als geheel. Tevens werd de mogelijkheid van regionaal maatwerk via een ‘proces van onderop’ geboden. In Noord-Brabant is in 2009 een eerste verkenning naar de vorming van RUD’s uitgevoerd. De resultaten zijn vastgelegd in de notitie ‘Van Brabants Bont naar Brabants maatwerk'. Belangrijkste punten in en naar aanleiding van het rapport zijn om de uitvoering van VTH-taken te bundelen in RUD's voor de bovenlokale opgaven (ketentoezicht) en de bedrijven met de grootste risico's. Enerzijds bekrachtigt ‘Brabants Bont’ de landelijke kaders. Anderzijds brengt ‘Brabants Bont’ een nuancering aan door het accent te leggen op de meest risicovolle bedrijven. Er is in het rapport een minimumpakket gedefinieerd om bij de RUD's onder te brengen dat minder omvangrijk is dan in de landelijke kaders is opgenomen. Overigens bevat 'Brabants maatwerk' een uitdrukkelijke stimulering om meer taken onder te brengen dan het minimumpakket. De focus van deze diensten moest daarbij enerzijds komen te liggen op de expertise die nodig is voor vergunningverlening en toezicht bij de bedrijven met de meeste milieurisico’s en anderzijds op de aanpak van bovenlokale milieuproblemen en milieucriminaliteit. Kort samengevat zijn er de volgende redenen voor de vorming van de RUD's en de bundeling van de uitvoering van VTH-taken door provincie en gemeenten: Verminderen van de versnippering in de uitvoering van de VTH-taken om eenduidiger en effectiever op te kunnen treden tegen slecht naleefgedrag. Versterken van de kritische massa en expertise en deskundigheid voor de taakuitvoering door het bundelen van personeel in één organisatie. Creëren van een 'level playing field' voor burgers en bedrijven: een gelijke benadering en behandeling voor alle burgers en bedrijven in het werkgebied van de RUD. Een centraal punt met milieu informatie die de uitwisseling en afstemming verzorgt tussen bestuursrecht en strafrecht (politie, Openbaar Ministerie). De RUD gaat niet gepaard met overdracht van bevoegdheden. De bevoegdheden blijven bij de gemeenten en provincie. Deze hebben wel de mogelijkheid om te mandateren naar de RUD. De Eerste Kamer nam begin maart 2010 een motie aan om de RUD’s ‘bottom-up’ – door gemeenten en provincies samen – te vormen en niet wettelijk vast te leggen. Dit betekent dat gemeenten en provincies samen bepalen op welke manier de RUD gevormd en georganiseerd wordt. Het ministerie van VROM, het IPO en de VNG hebben gezamenlijk de randvoorwaarden bepaald: het basistakenpakket voor de RUD (hierin staan alle taken van gemeenten en provincie die moeten worden ondergebracht bij een RUD) en de kwaliteitscriteria (hierin staat beschreven aan welk kwaliteitsniveau de uitvoering van de VTH-taken minimaal moet voldoen). Afgesproken is dat de kwaliteitscriteria gehanteerd worden als een diagnose-instrument. Het Rijk werkt op dit moment aan een set van kwaliteitscriteria voor de uitvoering van de VTH-taken. Op welke manier deze straks gebruikt gaan worden is nog niet bekend. Mogelijk wordt de kwaliteit van de achterblijvende taken bij de gemeenten en provincie aan deze criteria getoetst. Onze regio In de regio’s Midden-Brabant en West-Brabant is onderzocht of sprake zou kunnen zijn een robuuste RUD. In beide regio’s is in 2010 en in de eerste helft van 2011 een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden voor samenwerking in een RUD. Deze verkenning heeft in beide regio’s geleid tot helderheid over de bestuurlijke en ambtelijke wensen, ambities en randvoorwaarden van alle deelnemers over de vorming van een RUD. In beide regio’s is een vergelijkbaar proces doorlopen en beide regio’s zijn afzonderlijk van elkaar tot dezelfde conclusie gekomen: samenvoeging van de twee regio’s leidt tot een robuustere RUD. Vanaf 1 juli 2011 wordt daarom toegewerkt naar de vorming van een RUD met het werkgebied dat overeenkomt met die van de veiligheidsregio, een RUD Midden- en West- Brabant. De bestuurlijke intentieverklaring Om de samenwerking in de regio Midden- en West-Brabant met betrekking tot de vorming van een RUD goed te borgen, is er medio 2011 een bestuurlijke intentieverklaring opgesteld. Deze verklaring is in augustus en september 2011 in alle colleges van de 27 deelnemers (26 gemeenten en de provincie Noord-Brabant) behandeld. Inmiddels hebben alle portefeuillehouders van de RUD namens de colleges de verklaring ondertekend. In de intentieverklaring is onder meer vastgelegd dat de RUD zal fungeren als 'backoffice' voor de deelnemende organisaties. Uitgangspunt is dat de deelnemers zelf de frontoffice organiseren, zodat een relatie gelegd kan worden met de klantcontactcentra (kcc's) die gemeenten op dit moment realiseren of al gerealiseerd hebben. Ook de beleidsontwikkeling blijft primair de taak van de gemeenten en de provincie. Met de ondertekening van de bestuurlijke intentieverklaring RUD Midden- en West- Brabant hebben wij richting gegeven aan het verdere proces om te komen tot een RUD in Midden- en West-Brabant. 2 Een uitgangspunt dat is benoemd in het rapport ‘Van Brabants Bont naar Brabants maatwerk’ is dat de bestaande milieudiensten in Noord-Brabant (Regionale Milieu Dienst West-Brabant) (RMD)) voor deze regio) zich omvormen tot een Regionale Uitvoeringsdienst. In de bestuurlijke intentieverklaring is hierover afgesproken dat de RMD opgaat in de te vormen RUD. In het vervolg traject worden de juridische en financiële consequenties voor met name de eigenaren van de RMD verder uitgewerkt. De businesscase In de zomerperiode van 2011 is gestart met het maken van een businesscase voor de te vormen RUD. De businesscase is bedoeld om richting te geven aan de verdere uitwerking van de te vormen RUD. Ze geeft de kaders voor het op te stellen bedrijfsplan. Deze kaders gaan over het organisatiemodel, de juridische constructie en de financiën. Eind september 2011 is in een bestuurlijk overleg met deze kaders ingestemd. Hieronder vindt u een samenvatting van de belangrijkste punten uit de businesscase. Uitgangspunt voor het organisatiemodel is, dat er wordt gekozen voor een moderne, flexibele en deskundige organisatie. Een organisatie die enerzijds de krachten van medewerkers bundelt om voldoende expertise te genereren. Maar anderzijds (ook fysiek) nadrukkelijk in verbinding is met de opdrachtgevers (provincie en gemeenten) en goed bekend is met de lokale situatie en met de bedrijven waarvoor men werkzaam is. Hierdoor zal één uitvoeringsorganisatie ontstaan met een hoge flexfactor, waarin medewerkers zowel centraal als gedeconcentreerd (bij de opdrachtgevers) werken. De publiekrechtelijke en privaatrechtelijke samenwerkingsvormen zijn beoordeeld aan de hand van criteria. Uit deze beoordeling volgt dat een Openbaar Lichaam onder de Wet gemeenschappelijke regelingen het meest geschikt is. De RUD zal worden opgericht als een Openbaar Lichaam onder een functionele gemeenschappelijke regeling die wordt aangegaan door de Colleges van gemeenten en Gedeputeerde Staten van de provincie. Binnen een gemeenschappelijk regeling is sprake van een rolverdeling tussen bestuur van de regeling (AB, DB) en de besturen die functioneren als eigenaar of opdrachtgever (college (GS) en gemeenteraad (PS). In de nadere uitwerking wordt de rol van eigenaar en de rol van opdrachtgever in de gemeenschappelijke regeling nader uitgewerkt. Het is de bedoeling dat die rollen zodanig worden ingevuld, dat voldoende grip is gewaarborgd op de kosten, de prestaties, het operationeel functioneren en de kwaliteit en dienstverlening van de RUD. Uitgangspunt voor de RUD-vorming blijft budgettaire neutraliteit. Het streven is echter om de totale uitvoeringskosten aanmerkelijk te verlagen. Enerzijds door innovatie, anderzijds door waar het kan de bedrijfsvoering te optimaliseren. De belangrijkste ‘nieuwe kosten’ zullen worden gemaakt voor het aanpakken van ketenvraagstukken en milieucriminaliteit. Het is de bedoeling om deze extra kosten te financieren door efficiencyvoordelen, maar als het nodig is zal er voor nieuwe activiteiten dekking moeten worden gevonden door verschuiving in de prioriteitstelling. Wel zullen er transitiekosten ontstaan. De transitiekosten worden gespecificeerd in een op te stellen bedrijfsplan. Daarna zal een besluit worden genomen over de dekking van deze kosten. Kosten voor het opstellen van het bedrijfsplan worden tot en met 31 december 2011 gedekt uit de beschikbare landelijke bijdrage voor de RUD-vorming. Voor de toekomstige dekking van de transitiekosten zal een voorstel voor een verdeelsleutel worden gedaan. In de nog vast te stellen begroting voor 2012 van de gemeente Dongen is reeds rekening gehouden met transitiekosten. Het Stappenplan op hoofdlijnen Op grond van de intentieovereenkomst en de resultaten van de businesscase wordt er gestart met het opstellen van het bedrijfsplan en het opstellen van een concept voor de Gemeenschappelijke Regeling. Op grond van de resultaten van het bedrijfsplan zal ons College een definitief besluit nemen over het takenpakket dat wij aan de RUD zullen overdragen. Op dat moment zal er meer inzicht bestaan in de kosten die dit met zich mee zal brengen. Na het definitieve besluit zal de RUD worden gevormd en komt de plaatsing van het personeel aan de orde. Uitgangspunt is dat de RUD per 1 januari 2013 operationeel is. 3 De kwartiermaker Per 1 oktober 2011 is de kwartiermaker, de heer Marc Langenhuijsen, voor de te vormen RUD Midden- en West-Brabant benoemd. De kwartiermaker is nu bezig met het opstellen van een plan van aanpak om te komen tot een bedrijfsplan voor de RUD en een communicatieplan. Het bedrijfsplan wordt in de eerste helft van 2012 aan de colleges van alle deelnemers ter vaststelling aangeboden. Te zijner tijd wordt u daarover nader geïnformeerd. De kwartiermaker bereidt bovendien de werving en selectie voor van de beoogd directeur die de oprichting van de RUD in de loop van 2012 verder vorm zal geven. Wat betekent de RUD? Het proces van de vorming van de RUD is in onze regio tot op heden op een zeer constructieve manier verlopen. De inzet is vooral gericht op een kwaliteitsimpuls voor de VTH-taken (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) met de focus op milieuwinst, betere dienstverlening, innovatie en doelmatigheid. In de praktijk betekent de oprichting van de RUD dat een deel van de gemeentelijke Wabo-taken uiterlijk 1 januari 2013 door de RUD zal worden uitgevoerd. Takenpakket RUD Midden- en West- Brabant De RUD Midden- en West-Brabant neemt het takenpakket uit het rapport ‘van Brabants Bont naar Brabants Maatwerk’ als vertrekpunt. Dit pakket is in basis minder omvangrijk dan het landelijk basistakenpakket dat door het Rijk als uitgangspunt is gesteld voor de RUD’s. De volgende taken vallen in ieder geval onder het takenpakket van de RUD: 1. Uitvoering Milieudeel van zogenaamde IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control )en BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) -bedrijven. De expertise die nodig is voor de uitvoering van de VTH taken bij IPPC- en BRZO-bedrijven worden door alle deelnemende deelnemers voor wat betreft het milieudeel ondergebracht bij de RUD. In totaal gaat het om circa 337 bedrijven in de regio Midden- en West-Brabant, waarvan 3 in de gemeente Dongen. 2. Uitvoering van VTH-taken van VVGB Bedrijven De expertise die nodig is voor de uitvoering van alle VTH taken waarvan het bevoegd gezag is overgedragen van provincie naar gemeenten (de zogenaamde VVGB-Bedrijven). 3. Aanpak van ketenvraagstukken/milieucriminaliteit (regio-overstijgende taken). Er komt een team voor een gezamenlijke aanpak van ketenvraagstukken en milieucriminaliteit. Het team moet zicht en grip krijgen op ketenvraagstukken en milieucriminaliteit. Hiermee krijgt het Functioneel Parket één ambtelijk aanspreekpunt. 4. Innovatie in aanpak en organisatie en coördinatie gezamenlijke uitvoering. De RUD krijgt ook een innovatie- en coördinatieopdracht. Naast het ondersteunen van de innovatie en het verhogen van de doelmatigheid, heeft deze voorziening een belangrijke rol in de coördinatie en afstemming van de activiteiten onder de vlag van de RUD. Uit de verkenningen van beide regio’s is gebleken dat een aantal deelnemers naast bovengenoemde basistaken ook graag zogenaamde verzoektaken in de RUD zou willen onderbrengen. Onder verzoektaken worden alle uitvoeringstaken, niet zijnde de basistaken, op het gebied van de fysieke leefomgeving verstaan. De gemeente Dongen wil de uitbesteding van taken aan de RUD beperken tot het basistakenpakket, waardoor de hoeveelheid over te hevelen fte vooralsnog van bescheiden aard is. Overigens kan niet worden uitgesloten dat nieuwe inzichten in de toekomst leiden tot uitbreiding van het takenpakket. Op dit moment is staatsecretaris Atsma in overleg met de provincie Noord-Brabant om consensus te bereiken over de afwijkingen tussen het rapport ‘Van Brabants bont naar Brabants maatwerk’ en het landelijke basistaken pakket. 4 Tot slot Gezien het feit dat er nog geen definitief besluit wordt genomen met betrekking tot financiële, organisatorische en juridische consequenties wordt u in deze fase alleen geïnformeerd. Wij zullen u omtrent de definitieve besluitvorming vanzelfsprekend nader berichten. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DONGEN, De secretaris, De burgemeester, Mr. H.L.M. van Noort S.P.H.M. Dirven-van Aalst 5 Verklarende woordenlijst RUD VTH Van Brabants Bont naar Brabants maatwerk Level playing field IPO RMD Openbaar Lichaam Openbaar lichaam onder een functionele gemeenschappelijke regeling IPPC-bedrijven BRZO-bedrijven VVGB-bedrijven Regionale Uitvoeringsdienst Vergunningverlening, Toezicht, Handhaving Notitie naar aanleiding van een eerste Brabantse verkenning naar de vorming van RUD’s, die zich vooral richt op de meest risicovolle bedrijven. Het minimumpakket is minder omvangrijk is dan in de landelijke kaders. Gelijke regels voor alle spelers/betrokkenen Interprovinciaal Overleg Regionale Milieu Dienst West-Brabant Een overheid die bepaalde taken uitvoert binnen een bepaald ruimtelijk gebied, zoals gemeenten, waterschappen en plusregio’s. Gemeenschappelijke regeling met een speciaal openbaar lichaam met een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, zoals een plusregio (of stadsregio). Wettelijke basis in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Grote milieuvervuilende bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de Europese Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging. Risicovolle bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken en vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen. Provinciale inrichtingen die niet onder het BRZO of de IPPC vallen. Tot het moment dat de RUD’s operationeel zijn, houden de provincies een deelbevoegdheid voor het milieudeel van de omgevingsvergunning door middel van het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen. Wel blijft de provincie bij deze zogenaamde VVGB-bedrijven het toezicht uitvoeren en behoudt zij haar zelfstandige bevoegdheid voor de bestuursrechtelijke handhaving. Vanaf 2012 zijn de gemeenten integraal bevoegd gezag voor alle inrichtingen inclusief het aspect milieu, met uitzondering van de BRZOen IPPC-inrichtingen. 6
© Copyright 2024 ExpyDoc