Best practice opname- en ontslagbeleid

Best practice opname- en ontslagbeleid
Gentse ziekenhuizen in samenwerking met de eerstelijnspartners/
Samenwerkingsinitiatieven EersteLijnsgezondheidszorg (SEL)
Maart 2014
i
Inhoudstafel
1
Inleiding en probleemstelling ............................................................................................................. 1
2
Doelstelling en scope ........................................................................................................................... 6
2.1
3
Definiëring van de begrippen. ................................................................................................... 7
2.1.1
Geplande/niet geplande opname ...................................................................................... 7
2.1.2
Complexe/niet complexe zorgsituatie.............................................................................. 8
Opzet ................................................................................................................................................... 11
4 Schematische voorstelling best practice opname en ontslagproces in de Gentse ziekenhuizen
– geplande opnames ................................................................................................................................... 12
5
4.1
(PRE) OPNAME ...................................................................................................................... 13
4.2
VERBLIJF .................................................................................................................................. 14
4.3
ONTSLAG ................................................................................................................................. 15
Best practice opname- en ontslagbeleid Gentse ziekenhuizen .................................................... 17
5.1
(Pre)opname ............................................................................................................................... 17
5.1.1
Vóór de opnamedag.......................................................................................................... 17
5.1.2
Opnamedag ........................................................................................................................ 18
5.1.3
Mogelijke acties: ................................................................................................................. 19
5.2
Verblijf......................................................................................................................................... 20
5.2.1
5.3
Mogelijke acties: ................................................................................................................. 22
Effectieve ontslag ...................................................................................................................... 22
5.3.1
Mogelijke acties: ................................................................................................................. 25
ii
Best practice opname- en ontslagbeleid
Gentse ziekenhuizen in samenwerking met de eerstelijnspartners/
Samenwerkingsinitiatieven EersteLijnsgezondheidszorg (SEL)
Maart 2014
1
Inleiding en probleemstelling
Reeds sinds de intrede van het ontslagmanagement in België in de jaren 90 werden initiatieven genomen
om het opname- en ontslagbeleid en de continuïteit van zorg te bevorderen en te garanderen. Door de
kortere opnameduur en de toenemende zorgcomplexiteit van de patiënt, vergroot het aantal patiënten dat
nog zorgafhankelijk is bij ontslag. Door deze evoluties (afbouw van bedden, verkorte ligduur en
toenemende zorgafhankelijkheid bij ontslag) stijgt eveneens de noodzaak tot het adequaat gebruik van
ziekenhuisbedden. In de masterproef van Vincent Vingerhoedt1 wordt het lean denken toegepast op de
ziekenhuiscontext. Leanmanagement heeft tot doel de productiviteit, efficiëntie en kwaliteit van het
aangeboden product of dienst te optimaliseren. Een aantal ingrepen (oa constante monitoring van bedden,
optimalisatie van verwachte ligduur, elektronische opvolging en analyse van patiëntenstatus,…) zou leiden
tot een reductie van wachttijden, liguren, bedden en ligdagen. Onontbeerlijk hierbij is duidelijke en
uniforme communicatie met de patiënt en de verschillende disciplines.2
De optimalisatie van de beddencapaciteit en het verbeteren van het kwalitatief opname- en ontslagproces
gaan hand in hand. Een vroegtijdige voorbereiding van het ontslag is hierbij essentieel en primordiaal. Om
het welzijn van de patiënt na hospitalisatie te kunnen garanderen en de continuïteit van zorg te kunnen
verzekeren moeten tijdens de verschillende sleutelmomenten (poliklinische consultatie, opname, verblijf
en ontslag) de noden en verwachtingen van de patiënt en zijn omgeving bevraagd en geïnventariseerd
worden. Bull en Robert gaven reeds in 2001 aan dat het onvoldoende kennen van de noden van de patiënt
weldegelijk een invloed heeft op de kwaliteit van het ontslag, wat kan leiden tot complicaties, stress en
heropname.3
Tijdens het ziekenhuisverblijf en bij de zorgplanning en -uitvoering moet hiermee terdege rekening
gehouden worden, met speciale aandacht voor de context waarin elke patiënt zich bevindt.4 Uiteraard kan
dit enkel gebeuren met een gegarandeerd en systematisch multidisciplinair zorgenplan, duidelijke
1
Vincent Vingerhoedt, Studie van de problematiek van het beddenmanagement in een ziekenhuis vanuit een lean
perspectief, masterproef master in de ingenieurswetenschappen, academiejaar 2011-2012
2
Vincent Vingerhoedt, Studie van de problematiek van het beddenmanagement in een ziekenhuis vanuit een lean
perspectief, masterproef master in de ingenieurswetenschappen, academiejaar 2011-2012
3 Bull,M.J. en Roberts, J. Components of a proper discharge for elders. Journal of Advanced Nursing, 2001, 35, 571581.
4
ontslagrichtlijn interne werkgroep OM UZG-RLN-0001
1
afspraken en communicatie zowel tussen interne disciplines/ diensten als met externe zorg- en
hulpverleners. In de literatuur wordt aangegeven dat goede communicatie tussen ziekenhuis en bestaande
voorzieningen een voorwaarde is om de coördinatie van de thuiszorg te optimaliseren.5
Hiernaast geven Bauer et al. aan dat de ontslagplanning van kwetsbare ouderen uit het ziekenhuis kan
geoptimaliseerd worden door de betrokkenheid en educatie van de familie te verhogen, de communicatie
tussen de verschillende zorgverstrekkers en familie te verbeteren, de interdisciplinaire communicatie te
waarborgen en opvolging na het ontslag te voorzien. De ontslagplanning dient reeds te starten voor het
ontslag zelf. 6
Door de specifieke opdracht van de sociale dienst binnen het ziekenhuis en haar brugfunctie tussen de
intra- en extramurale actoren, speelt de sociaal werker als ontslagmanager op elke afdeling een cruciale rol
bij de implementatie, de ontwikkeling en de uitvoering van het ontslagmanagement in het ziekenhuis. De
behandelend arts neemt de medische coördinatie op zich en zal instaan voor de eindbeslissing betreffende
opname en ontslag. De hoofdverpleegkundige op de afdeling heeft een belangrijke rol in de opvolging en
coördinatie van de verpleegkundige zorg. Bovendien is de verpleegkundige een belangrijke schakel tussen
de verschillende disciplines (o.a. screenen van risicopatiënten bij opname, dagelijkse opvolging van
zorg,…). Ook de andere teamleden o.a. ergotherapeut, logopedist, kinesitherapeut, diëtist, palliatief
medewerker en psycholoog dienen betrokken te worden in het multidisciplinaire opname- en
ontslagbeleid van de patiënt.
Tot op vandaag werden reeds heel wat initiatieven genomen om het opname- en ontslagbeleid te
optimaliseren. Alvorens de doelstelling, scope, opzet en best practice te bespreken, worden eerst de reeds
genomen initiatieven (niet exhaustief) kort beschreven en de voornaamste knelpunten of resultaten
meegegeven.
In de eerste plaats werden vanuit het intersectorieel overleg tussen de Gentse ziekenhuizen en de
thuiszorg en meer specifiek vanuit de beperkte werkgroep ontslagmanagement (OM), verschillende acties
ondernomen. Zo werd de visie rond een goed ontslag7 omschreven en een concreet verbeterproject
uitgewerkt, met name CASOC (Casuïstiek Ontslagcoördinatie). Hierbij was het de bedoeling de
verschillende percepties (ziekenhuis – patiënt – thuiszorg) op ontslag bloot te leggen en acties voor
verdere constructieve samenwerking tussen beide sectoren te initiëren. Eind 2009 werden de resultaten
aan het intersectorieel overleg voorgesteld. De belangrijkste bevinding die kan weerhouden worden, is dat
de wijze van communicatie en de inhoud van de boodschap die aan de patiënt wordt meegedeeld cruciaal
is. De informatieoverdracht naar de patiënt wordt door de hulpverleners in het ziekenhuis anders
waargenomen dan door de patiënt zelf en door de bevraagde thuiszorgactoren. Hierbij is het centraal
McKenna, H. et al Discharge planning: an exploratory study. Journal of Clinical Nursing, 2000, 9, 594-601.
Bauer, M., et al, Hospital discharge planning for frail older people and their family. Are we delivering best practice?
A review of the evidence. Journal of Clinical Nursing, 2009, 18, 2539-2546.
7 Het ziekenhuisontslag in de Gentse regio: een ernstige aanzet tot verbetering, Beperkte werkgroep
ontslagcoördinatie – 3 mei 2004
5
6
2
stellen van de patiënt en/of mantelzorger met inspraak in de ontslagvoorbereiding van essentieel belang.
Een aspect waarvan iedereen overtuigd is maar waarvan de toepassing in de praktijk niet altijd evident lijkt.
Ten tweede worden in de eigen organisatie heel wat verbeterprojecten opgezet, weliswaar veelal lokaal en
voor een beperkte doelgroep
A .Verbeterprojecten en acties binnen de ziekenhuis sector:

UZ Gent: er werd een ontslagrichtlijn opgemaakt vanuit de interne werkgroep OM (finaal
product eind 2007). Deze richtlijn omvat het gebruik van het geactualiseerd verpleegkundig
opnameprofiel, de uitwerking van het interdisciplinair overleg en de voorbereiding van het
ontslagmoment. Bovendien werd een synthese van de doelstellingen en actiepunten weerhouden.
De aangegeven aspecten zijn nog erg actueel en worden meegenomen in de verdere bespreking.,
de oprichting van een Commissie Opname- en Ontslagbeleid, de aanstelling van een coördinator
OOB en een netwerkcoördinator alsook de functie van ontslagcoördinator binnen sociale dienst
(oa geven van vorming, brugfunctie externe partners, opzetten van interne en externe
kwaliteitsprojecten,…), initiatiefname tot verbeterproject op verschillende afdelingen, zorgpaden,
deelname aan projecten in het kader van protocol 3 akkoorden, …

AZ Jan Palfijn Gent: er werd een stuurgroep opgericht rond ontslagmanagement/ geriatrisch
zorgprogramma die de knelpunten rond het opnamebeleid binnen het ziekenhuis in kaart bracht.
Aan de bestaande hiaten worden concrete acties gekoppeld. Daarnaast wordt o.a. ook de nodige
aandacht besteed aan de interdisciplinaire samenwerking en de externe samenwerkingsverbanden.


AZ Maria Middelares
o
Stuurgroep ontslagmanagement
o
Visie opname en ontslagbeleid
o
Herwerken anamnese doc
o
Lid van functionele binding
o
Zorgdomein chronische en transmurale zorg binnen de management structuur van C²
o
Bilaterale contacten met WZC’s en thuisgezondheidsdiensten
o
Aantal sociaal werkers opgeleid tot ontslagmanagers
AZ St Lucas Gent
o
Oprichting werkgroep transmuraal verbeterproject samen met 2 externe partners (WZC)
o
In kaart brengen van het opname- en ontslagproces ziekenhuisbreed
o
Gebruik van standaardontslagbrief (CEPD)
o
Uittekening zorgtrajecten sociale dienst
3
o
Ingebruikname elektronisch geriatrisch assessment
o
Verspreiding folder binnen het ziekenhuis “Wat na opname”
o
Ontwikkeling sociaalrisicoprofiel
o
Externe samenwerking kortverblijf Sint – Jozef
o
Contacten WZC waarmee functionele binding bestaat in het kader van zorgcontinuïteit
B. Verbeterprojecten en acties binnen de thuiszorg:
o
Het thuiszorgdossier (TZD) bevat veel informatie omtrent de betrokken hulpverleners, over de
taakverdeling en de opvolging van de geboden hulpverlening .
o
Verschillende eerstelijnsorganisaties nemen vaak zelf contact op het met de sociale dienst van het
ziekenhuis wanneer ze weet hebben van een opname door een voor hen bekende cliënt. Ook
tijdens de opname houden ze vaak contact met de afdeling van het ZH waar de patiënt is
opgenomen.
o
Enkele organisaties werken ook met een opnameformulier. Wanneer een cliënt wordt opgenomen
wordt een opnameformulier naar de sociale dienst van het ziekenhuis gestuurd. Op dit formulier
staat info rond reeds betrokken diensten,…
o
In sommige gevallen wordt, voor het echte ontslag, een overleg gepland in het ZH tussen
hulpverleners van het ZH (vaak de sociale dienst) en de andere eerstelijns hulpverleners die
voordien de patiënt al dan niet reeds zorg toe dienden.
o
Binnen de WZC (OCMW WZC) wordt een standaardprocedure opname naar het ZH gevolgd,
waar specifiek aandacht wordt besteed aan een up to dat medicatie schema en context gegevens.
C. Ook vanuit de overheid werden reeds een aantal initiatieven genomen om het opname- en
ontslagbeleid blijvend positief te stimuleren en te optimaliseren.
Zo werd in 2009 een ‘inventaris knelpunten ontslagmanagement sociale dienst in het ziekenhuis’,
als onderdeel van een adviesnota ‘De sociale dienst in het ziekenhuis’ aan de Minister van Sociale Zaken
en Volksgezondheid, opgemaakt door de werkgroep sociale dienst in het ziekenhuis (FOD
Volksgezondheid en Leefmilieu). Deze inventaris kreeg inhoudelijk vorm door een vertegenwoordiging
van verantwoordelijken van sociale diensten in België.
Voornaamste knelpunten besproken in dit document zijn:

Onvoldoende vroegtijdige, duidelijke en eenduidige communicatie/ samenwerking tussen de
verschillende disciplines zowel poliklinisch als bij hospitalisatie
o
poliklinische detectie van risicopatiënten en screening bij opname
o
correcte en duidelijke informatie omtrent de ontslagvoorbereiding en planning
4
o
tijdige contact name met sociaal werk
o

o
onvoldoende incentives voor interdisciplinair overleg (IDO) + nood aan afstemming
Gebrek aan complementariteit tussen het medische aspect en het sociaal luik
onvoldoende oog voor de ontwrichting van de context door complexe medische problematieken
o
contradictie tussen financiering (snelle ontslagregelingen worden beloond) en kwaliteit
van zorg

Problemen bij specifieke patiëntenpopulaties/ doorstroomproblematiek
o
daklozen
o
kinderen met ernstige medische problematieken in combinatie met onhoudbare thuissituatie
o
personen zonder ondersteuning thuis of overbelasting van de steunfiguren (mantelzorgers)
o
psychiatrische problematiek + gerelateerd aan fysieke beperking (invloed van art.107
dient bekeken te worden)
o
personen met complexe en hoogtechnologische zorgen tussen 40 en 60 jaar gebrek aan
residentiële voorzieningen
o
mogelijkheid tot rechtstreekse plaatsing in residentiële voorzieningen beperkt: noodzaak
zoeken naar tussenoplossing (oa kortverblijf)
o
nachtopvang
o
wachtlijsten sociale woningmarkt
o
tekort aan specifieke voorzieningen
o
ziekenhuizen met grote geografische actieradius moeten samenwerken met heel wat
verschillende partners en dienen rekening te houden met mogelijke mobiliteitsproblemen
die een impact hebben op de ontslagregeling.

Nood aan richtlijnen, globaal beleidsplan en visietekst vanuit de overheid
o
verhogen van de integratie van externe liaison in het zorgprogramma geriatrie
o
geen duidelijke erkenning van de rol en functie van de ontslag coördinatoren
o
invoering van performantie maatstaven waardoor uniforme terugkoppeling van activiteiten wordt
mogelijk gemaakt

Uitwisseling van informatie tussen intra – en extramuros blijft een probleem
o
onvoldoende informatieoverdracht tussen diensten
o
optimaal gebruik maken van toepassingen (ICT), integratie van verschillende softwarepakketten
o
onduidelijkheid van rollen en verantwoordelijkheden: wie neemt contact op met wie? Inspraak van
patiënt/ familie?
o
onzichtbaarheid van het thuiszorgdossier
o
snelheid van werking van thuiszorgorganisaties en ziekenhuizen is verschillend door versnippering,
intake, improvisatie door de thuiszorginstanties,…
5
o
continuïteit van zorg garanderen bij thuisgezondheidsdiensten (voornamelijk tijdens
vakantieperiodes)
Ook is er een werkgroep transmurale zorg binnen de FOD Volksgezondheid actief. Zij maakten in
2011 in het kader van de ondersteuning voor de Belgische ziekenhuizen bij de invulling van het contract
‘Coördinatie van de Kwaliteit en de Patiëntveiligheid’ een conceptnota transmurale zorg op. Er werd aan
de ziekenhuizen gevraagd om hun best practice mbt transmurale zorg te beschrijven en met de 1ste
lijnspartners een SWOT analyse uit te voeren voor het geselecteerde transmurale project. In de nota wordt
een theoretische basis rond transmurale zorg (definitie, doel, inhoud, effectiviteit, uitgangspunten) alsook
de toepassing van het contract uitgeschreven.8
Hiernaast werden sedert 1 januari 2010 de Samenwerkingsinitiatieven Thuiszorg (SIT) omgevormd naar
de Samenwerkingsinitiatieven EersteLijnsgezondheidszorg (SEL) en dit naar aanleiding van het
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 betreffende de Samenwerkingsinitiatieven
eerstelijnsgezondheidszorg.
De
Vlaamse
Overheid
erkent
de
Geïntegreerde
Diensten
voor
Thuisverzorging (GDT) die door de Federale Overheid gefinancierd worden. Bijgevolg vallen de SEL's en
de GDT's samen in Vlaanderen. Enkel erkende SEL’s worden ook erkend als GDT. In Vlaanderen en
Brussel zijn 15 SEL’s erkend. De SEL Zorgregio Gent is ingedeeld in 5 deel - SEL’s. In het algemeen
kunnen we zeggen dat de doelstelling van de deel-SEL is: door samenwerking te bevorderen en te
vergroten tussen alle partners in de 1ste lijn ervoor zorgen dat de cliënten een optimale dienstverlening
krijgen, waarbij de cliënt centraal staat. Bovendien dienen de SEL’s samenwerkingsinitiatieven te nemen
alsook zorgtrajecten te initiëren.
Naast de initiatieven vanuit de FOD Volksgezondheid en de wijzigingen naar aanleiding van het woon- en
zorgdecreet werd vanuit het RIZIV (in het kader van het 3de protocolakkoord tussen de Federale
overheid en de Gemeenschappen en Gewesten) financiering voorzien voor projecten van alternatieve en
ondersteunende zorg voor kwetsbare ouderen.9
Tot slot wensen wij aan te geven dat bepaalde overheidsinitiatieven (o.a. contract rond patiëntveiligheid)
en de verhoogde aandacht voor accreditatie in de ziekenhuizen aanzet tot het nadenken over kwaliteit,
richtlijnen en protocollen, normen, (zorg)procesoptimalisatie,… De beschreven best practice in dit
document kan een belangrijke bijdrage leveren aan dit kwaliteitsdenken.
2
Doelstelling en scope
Aan de hand van een best practice trachten we in te spelen op een aantal hierboven aangegeven
knelpunten en resultaten uit eerdere projecten. Vanuit dit uitgeschreven proces zullen prioriteiten
8http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@acutecare/documents/ie2divers/190698
74.pdf
9 http://www.riziv.fgov.be/care/nl/residential-care/alternative_forms/index.htm#3
6
aangegeven worden en hiaten gedetecteerd worden. Rond deze aspecten zal een stappenplan en timing
opgemaakt worden. De uitgeschreven best practice integreert eveneens de bevindingen uit het O&O
project (OVOSIT, 2007) waar een voorstel gedaan werd tot samenwerkingsconvenant en
trajectbeschrijving van opname en ontslag in Oost-Vlaanderen.
De opmaak van een best practice vanuit de ziekenhuizen en thuiszorg in de Gentse regio zal bijdragen tot
de bevordering van een kwalitatief hoogstaand opname- en ontslagbeleid. In eerste instantie wensen wij
het transmuraal proces van de geplande opname in het ziekenhuis te beschrijven (dit voor zowel
complexe als niet complexe zorgsituaties). Hierbij staat de patiënt en zijn familie centraal en trachten wij
rekening te houden met de eigenheden van de verschillende organisaties. Wanneer dit proces op punt staat
wensen wij dit ook uit te breiden naar de niet geplande opnames.
2.1
Definiëring van de begrippen.
 We vonden verschillende definities die in de werkgroep besproken werden. Welke definitie
gehanteerd zal worden is nog niet beslist.
2.1.1
Geplande/niet geplande opname
Gezien geplande en niet geplande opnames een andere start zullen kennen is het, voor het volgen van de
flowchart (zie p. 12), belangrijk dat duidelijk is wat wel en wat niet onder een geplande opname valt.
Daarom lijkt het ons belangrijk dit begrip eerst te definiëren.
Geplande versus niet geplande opname
Volgens Vissers et al. kunnen patiënten op 3 manieren toegang tot het ziekenhuis verkrijgen namelijk: 10 11

Outpatients: patiënten die een consultatie hebben op de polikliniek of een behandeling ondergaan
op een dagkliniek en niet worden opgenomen. Dit kan op verwijzing van een huisarts,
doorverwijzing van een andere arts specialist of op eigen initiatief van de patiënt.

Emergency patients: patiënten die onmiddellijke zorg nodig hebben en waarbij direct een opname
noodzakelijk is (rechtstreeks)

Inpatients:
o
Scheduled of gepland: hieronder worden de electieve patiënten begrepen. Dit zijn
patiënten die geen onmiddellijke zorg nodig hebben. Zij worden op een wachtlijst
geplaatst (indien aanwezig) of krijgen een afspraak voor opname (ongeacht de termijn)
o
Unscheduled of ongepland: patiënten die onmiddellijk worden opgenomen op basis van
een beslissing van de specialist op de polikliniek/dagkliniek (outpatient) of via spoed
10
Vissers,M.H., Adan,I., en Dellaert N. Developing a platform for comparison of hospital admission systems:
An illustration., European Journal of Operational Research, 180 (2007), 1290-1301.
11
Vissers, J. en Beech, R. Health operations management: Patient flow logistics in health care. Routledge 2005,
322.
7
opgenomen worden (urgent patiënten die op korte termijn zorg nodig hebben en worden
opgenomen zodra er een bed vrijkomt).
 Deze definitie zou een basis kunnen vormen om tot een definitie te komen die door alle partijen
gedragen wordt. Er werd mede meegeven dat het belangrijk is ook een tijdsdementie binnen de
definitie in te bouwen. Wanneer de opname in het ziekenhuis slechts 1 dag voor de opname
bekent is, kan dan gesproken worden van geplande opname?
2.1.2
Complexe/niet complexe zorgsituatie
1. Definiëring
In de literatuur worden de begrippen ‘case-complexity’ en ‘complexity of care’ teruggevonden. 12
15
13 14
Bij case-complexity wordt gekeken naar de karakteristieken van de patiënt (o.a. Multi-pathologie). Care-
complexity heeft betrekking op de complexiteit van de zorgsituatie en is eerder proces gerelateerd (o.a.
betrokkenheid van verschillende hulpverleners, noodzakelijk multidisciplinair overleg). De Jonge et al
geven aan dat beiden met mekaar verweven zijn en meer nog, dat de overeenstemming tussen de
patiëntcomplexiteit en het proces essentieel is voor een efficiënte gezondheidszorg.16
2. Hoe operationaliseren en welke keuze maken we in het kader van de best practice?
2.1 Case-complexity
In de literatuur worden verschillende wijzen aangegeven om de complexiteit van de patiënt te bepalen.
Volgens de Jong et al kan het bepalen van de case-complexity ingedeeld worden in 3 groepen namelijk de
DRG gerelateerde en patiëntclassificatiesystemen, screeningsinstrumenten voor complexiteit en
theoretische modellen. 17
In de eerste groep wordt louter de complexiteit van de patiëntendoelgroepen (case mix) van ziekenhuizen
in kaart gebracht. Verschillende indelingen en criteria om de klassen te bepalen werden voorgesteld.18
12
Lobo, E. et al Complexity Prediction Instrument to detect ‘complex cases’ in respiratory wards: instrument
development. Journal of Advanced Nursing (2008) 64(1), 96-103.
13
Park, H. en Shin Y. Measuring Case-Mix Complexity of Tertiary Care Hospitals Using DRGs, Health Care
Management Science (2004) 7, 51-61
14
De Jonge, P. et al Operationalization of biopsychosocial case complexity in general health care: the
INTERMED project Australian and New Zealand Journal of Psychiatry (2005), 39, 795-799
15
Latour,C. et al A method to provide integrated care for complex medically ill patients: The INTERMED
Nursing and health sciences (2007), 9, 150-157.
16
De Jonge, P. et al Case and care complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.
17
De Jonge, P. et al Case and care complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.
18
Park, H. en Shin Y. Measuring Case-Mix Complexity of Tertiary Care Hospitals Using DRGs, Health Care
Management Science (2004) 7, 51-61
8
Deze methoden werden voornamelijk gebruikt voor kostenbeheersing, epidemiologische monitoring,
klinisch management, het vergelijken van de ziekenhuisactiviteit en het voorspellen van de financiering.19
Op de 2de plaats worden in de literatuur screeningsinstrumenten naar voor geschoven om complexiteit te
bepalen.
Voorbeeld: Complexity Prediction Instrument: Dit instrument omvat 13 items (ja/neen vragen) bestaande
uit 6 klinische predictoren (door de arts of verpleegkundige binnen de 1ste dagen na opname te bepalen) en
7 risicofactoren (oa ongeplande opname, mobiliteit, medicatie,…). Een positief antwoord op de vragen
aan arts en verpleegkundige betekent telkens een score van 2. Bij de aanvullende vragen betekent elk
positief antwoord een score van 1. De risicoscore die zo ontstaat kan variëren van 0 tem 19 punten.20
Tot slot worden theoretische concepten uitgewerkt in de literatuur. Gezien dit ons te ver zou leiden wordt
hier niet verder op ingegaan.
2.2 Complexity of care
In de literatuur worden verschillende indicatoren, zoals lange opnameduur, opname in een woon- en
zorgcentrum na het ontslag uit het ziekenhuis, extra ligdagen zonder medische grond, aantal medische
diagnoses en medische complicaties, voor ‘care-complexity’ aangegeven. 21 22
De Jonge et al stellen een geïntegreerd model voor om de complexiteit van zorg te bepalen. Zij geven aan
dat 10 indicatoren voor het bepalen van de complexiteit van zorg kunnen weergegeven worden aan de
hand van 4 met elkaar gerelateerde factoren (cfr onderstaand model uit De Jonge, P. et al Case and care
complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.)
Measurement model of care complexity. From de Jonge P, Huyse FJ, Slaets JPJ, et al. Care complexity in
the general hospital: results from a European study. Psychosomatics 2001;42(3):204–12; with permission.
19
De Jonge, P. et al Case and care complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.
Lobo, E. et al Complexity Prediction Instrument to detect ‘complex cases’ in respiratory wards: instrument
development. Journal of Advanced Nursing (2008) 64(1), 96-103.
21
De Jonge, P. et al Case and care complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.
22
Lobo, E. et al Complexity Prediction Instrument to detect ‘complex cases’ in respiratory wards: instrument
development. Journal of Advanced Nursing (2008) 64(1), 96-103.
20
9
2.3 INTERMED
De INTERMED methode werd ontwikkeld om case en care complexity op mekaar af te stemmen
(integrale zorg) alsook om risico’s en noden op het vlak van gezondheid(szorg) te detecteren. Dit model
combineert biologische, psychologische en sociale aspecten van ziekte.23
24
Hierdoor wordt inzicht
verkregen in de verschillende zorgbehoeften van de patiënt. Op basis hiervan kunnen behandelplannen
worden opgesteld. In een semigestructureerd interview (bij voorkeur door een verpleegkundige) worden
gegevens verzameld die in een matrix worden gevisualiseerd. De matrix heeft 4 dimensies: biologisch,
psychologisch, sociale risico’s en noden en de relatie van de patiënt met het gezondheidszorgsysteem. Elke
dimensie omvat 5 variabelen die dienen gescoord te worden (van 0-3). Nadien kan een totaalscore
berekend worden (maximum 60 punten). 25 Niet complexe patiënten krijgen de standaard, evidence-based
zorg. Indien meer of gelijk aan 21 gescoord wordt (complexe patiënt) wijst dit op een hogere nood aan
multidisciplinaire zorg.26
 Het is niet zo evident om met dit model te werken gezien er specifieke software voor nodig is
maar het kan zeker een idee zijn naar een soortgelijk model toe te werken.
 Na rijp overleg wordt er voorlopig voor gekozen om het document op te stellen met de focus op een
geplande opname van de patiënt.. In een latere fase zal het document uitgebreid worden naar
procedures voor alle opgenomen patiënten. Ook niet geplande opname,... zullen dan in het document
opgenomen worden.
 Hier zal geen onderscheid gemaakt worden tussen, noch de soort, noch de graad van de complexiteit.
We opteren er in deze best practice dus voor geen onderscheid te maken tussen case en carecomplexiteit. Beiden zitten immers zo dicht met elkaar verweven dat het ons onmogelijk lijkt beide los
van elkaar te behandelen.
23
De Jonge, P. et al Case and care complexity in the medically ill. Med Clin N Am (2006) 90 679-692.
Huyse, F.J., Identifiers, or “Red Flags” of Complexity and Need for Integrated Care. Med Clin N Am (2006)
90 703-712
25
De Jonge, P. et al Operalionalization of biopsychosocial case complexity in general health care: the
INTERMED project. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry; 2005; 39; 795-799
26
Latour, C.H.M et al A method to provide integrated care for complex medically ill patients : the intermed.
Nursing and Health Sciences (2007) 9, 150 – 157.
24
10
3
Opzet
a.
Opmaak voorstel ziekenhuizen en toetsen bij verschillende disciplines OK
b.
Afstemming visie thuiszorgactoren en ‘achterban’
c.
Finaliseren best practice
d.
Goedkeuring en afstemming met directies ziekenhuizen en thuiszorgorganisaties met als doel een
ruim draagvlak te creëren en akkoord te verkrijgen van operationele uitwerking van het ‘project’.
e.
Verdere concretisering van de best practice per fase: hoe concreet invullen en keuzes maken
voor de Gentse regio
f.
Opmaak stappenplan op basis van de gemaakte keuzes, timing, uitwerking, evt proeffase
implementatie alsook het uitgewerkt plan opnieuw voorleggen aan de directies
g.
Sensibiliseren ziekenhuizen en thuiszorgorganisaties: brede implementatie
h.
Evaluatie en opvolging
11
4
Schematische voorstelling best practice opname en ontslagproces in de Gentse ziekenhuizen – geplande opnames
THUISMILIEU
THUISMILIEU
ZIEKENHUIS
Informatie-overdracht
Informatie-overdacht
PATIENT
MANTELZORG
PROF 1ste lijn
PATIENT
MANTELZORG
POLI
OPNAME
VERBLIJF
ONTSLAG
(SEMI)
RESIDENTIELE
SETTING
PROF 1ste lijn
(SEMI)
RESIDENTIELE
SETTING
Informatie-overdracht
Centraal aanspreekpunt in de thuiszorg?
Patiënt/ vertegenwoordiger is eigenaar van het proces
12
4.1
(PRE) OPNAME
ZIEKENHUIS
THUISMILIEU
PATIENT/
MANTELZORG
PROF 1ste lijn
(SEMI)RESIDEN
TIELE SETTING
Patiënt/
vertegenwoordiger geeft
informatie tot opname
door aan huisarts of een
andere eerstelijns
hulpverlener en kan op
basis van verkregen
informatie tijdens de
consultatie (cfr poli)
proactief contact
opnemen met sociale
dienst
Self management support
Huisarts geeft informatie en
stuurt verwijsbrief door
naar behandelend arts
ziekenhuis met daarin
speciale aandacht voor
medicatie en naam van de
apotheker.
Huisarts/Thuiszorgactoren
/ semi- residentiële
settings geven informatie
door, eventueel via het
thuiszorg dossier wanneer
dit beschikbaar is.
POLI
OPNAME
Poliklinische
informatieverstrekking
aan patiënt of
vertegenwoordiger
door behandelend arts
(naast medisch luik
eveneens oog voor
continuïteit van zorg).
Informatieverstrekking
kan ook gedelegeerd
worden aan
verpleegkundige/
sociaal werker die
hiervoor aangesteld is:
info sociale dienst
Wanneer men weet heeft van
een complexe zorgsituatie
wordt contact opgenomen
met de een eerstelijns
hulpverlener en/of sociale
dienst. EL
Integratie van gegevens in
globaal (elektronisch)
ziekenhuisdossier
(poliklinische) detectie van
risicopatiënten
(opnameprofiel bnn 24u)
Belangrijke rol van de poort
verpleegkundige. Complexe
situatie doorverwijzen naar
sociale dienst ZH
(poliklinische) contact
name sociale dienst bij
risicopatiënten
Contact name Intern
Liaison Team, kine, ergo,
logo, psycholoog … bij
risicopatiënten
13
4.2
VERBLIJF
ZIEKENHUIS
Interdisciplinair overleg
(elektronisch?)
Opmaken van een
zorgenplan:
identificatie van het
probleem, formuleren
van zorgdoelen,
plannen: wie doet wat
wanneer en evaluatie in
functie van ontslag
THUISMILIEU
Informatie door behandelend arts of door andere
disciplines cfr zorgenplan
PATIENT/
MANTELZORG
Terugkoppeling/
afstemming door
behandelend arts of
specifieke discipline aan
het team.
Complexe
zorgsituatie;
(Sociale dienst)
Verwachtingen i.v.m. de ontslagbestemming, psychosociale context,
financiële en administratieve drempels, praktische moeilijkheden,
hulpmiddelen met betrekking tot de nazorg thuis,… worden bevraagd.
PROF 1ste lijn
Indien nodig:
(SEMI)RESIDEN
TIELE SETTING
Organisatie van een MDO binnen de eerstelijnszorg ter voorbereiding van de
terugkeer naar de thuissituatie.
14
4.3
ONTSLAG
THUISMILIEU
ZIEKENHUIS
Door behandelend arts/ verpleegkundige
Vanuit zorgenplan
tijdig communiceren
en bepalen van
ontslagdatum
Geen complexe
zorgsituatie/ geen
extra hulpverlening
noodzakelijk
Meedelen van
ontslagdatum en
informatie overdacht
gebeurt minimum
24 uur voor ontslag
PATIENT/
MANTELZORG
Door behandelend arts of patiënt
Huisarts
Door de patiënt/mantelzorger/familie
PROF eerstelijn
Medisch verslag, verpleegkundige ontslagbrief,
voorschriften, medicatie, instructies, Zorgenplan??
Informatie overdacht
Elektronisch zou zeker meerwaarde zijn!
Bnn de 24u een korte synthese/samenvatting.
PATIENT/
MANTELZORG
Huisarts
Medisch verslag
Elektronisch zou zeker een meerwaarde zijn!
15
Vanuit zorgenplan
tijdig communiceren
en bepalen van
ontslagdatum
Complexe zorgsituatie
Meedelen van
ontslagdatum en
informatieoverdracht
gebeurt minimum 48
uur voor ontslag
In overleg met
sociale dienst en met
akkoord van de
patiënt/familie.
Door behandelend arts/ verpleegkundige
PATIENT/
MANTELZORG
Door behandelend arts
Huisarts
Door sociaal werker
PROF 1ste lijn
(SEMI)RESIDEN
TIELE SETTING
Medisch verslag (multidisciplinaire ontslagbrief) ,
voorschriften, medicatie, instructies
Medisch verslag; multidisciplinaire ontslagbrief
PATIENT/
MANTELZORG
Huisarts
Informatie overdacht
Multidisciplinaire ontslagbrief
PROF 1ste lijn
(SEMI)RESIDEN
TIELE SETTING
16
5
5.1
5.1.1
Best practice opname- en ontslagbeleid Gentse ziekenhuizen
(Pre)opname
Vóór de opnamedag
Bij een geplande opname geeft de patiënt/ vertegenwoordiger informatie over de opname (datum
opname, vermoedelijke verblijfsduur en behandelend arts) door aan de aanwezige thuiszorg( eerstelijns
diensten en huisarts. Indien vereist neemt hij/ zij contact op met de sociale dienst van het ziekenhuis ten
laatste 24uur voor de opname. De behandelende arts (ziekenhuis) geeft poliklinisch informatie –naast het
medisch luik- rond het opname- en ontslagproces in het ziekenhuis (o.a. vermoedelijke verblijfsduur,
mogelijke problemen rond zelfredzaamheid, verwachtingen, …). Hierbij heeft de arts oog voor de
psychosociale context en continuïteit van zorg. Ook de mogelijk te nemen voorzorgen (wat na de
hospitalisatie?) worden meegedeeld aan de patiënt en zijn omgeving. Er zal optimaal gebruik gemaakt
worden van patiënten informatie brochures. Deze informatieverstrekking kan gedelegeerd worden aan een
verpleegkundige/ sociaal werker die hiervoor is aangesteld. Hier rond worden duidelijke afspraken
gemaakt (wie doet wat wanneer). Mogelijke risicopatiënten worden gescreend en sociale dienst in het
ziekenhuis wordt op de hoogte gebracht indien blijkt dat zich op verschillende vlakken problemen
voordoen. De poortverpleegkundige zou een zeer belangrijke rol binnen dit proces kunnen spelen. Slechts
wanneer het om echt complexe zorgsituaties gaat zou men naar de sociale dienst kunnen door verwijzen.
(Op dit moment is een poortverpleegkundige slechts binnen bepaalde diensten aanwezig.) Wanneer men
via deze risicoscreening of reeds ervoor weet dat het om een complexe zorgsituatie gaat neemt het
ziekenhuis zelf contact op met de eerste lijn. De huisartsen hebben vaak een bredere kijk op wat mogelijk
is. Zelfs wanneer de patiënt de huisarts zelf op de hoogte wenst te brengen dient dit opgevolgd te worden
gezien de situatie soms zo complex kan worden dat de patiënt dit uit het oog verliest.
Voorbeeld van een bestaande opportuniteit:
De preoperatieve vragenlijst wordt ingevuld of meegegeven aan de patiënt. / ideaal poliklinisch? ruimte
laten? Wat is best practice? Jan Palfijn: de vragenlijst wordt meestal bij opname zelf ingevuld. Soms vooraf
wel een preoperatief samenwerkingsblad waarin afgesproken wordt welke onderzoeken de huisarts vooraf
zal uitvoeren. Sinds een paar maanden wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van een preoperatief traject.
In het traject zijn alle voorbereidende stappen uitgewerkt vanaf de consultatie bij de specialist waarop
beslist wordt dat er een ingreep zal plaatsvinden tot de dag van opname voor deze ingreep. De stappen
omvatten zowel de medische aspecten, als de administratieve, financiële en sociale voorbereiding. Dit
houdt onder andere in dat er een poortverpleegkundige is die alle patiënten screent en indien nodig
doorverwijst naar bijvoorbeeld de sociale dienst.
Misschien dat het vooraf invullen van de vragenlijst meer voordelen heeft dan op de dag van de opname
zelf??  Nog te bepalen wat best practice is!!!
17
De meeste huisartsen vullen het bestaande preoperatief samenwerkingsdossier wel in en geven dit mee aan
de patiënt. Dit dossier is in principe voor alle ZH hetzelfde 27.
Barbara Devolder: De patiënt dit zelf laten invullen in het elektronisch patiëntendossier (EPD) is nu niet
mogelijk. Misschien zal dit in EPD2.0 wel kunnen? Bij patiënten die dit niet elektronisch kunnen bv;
oudere patiënten kan dit eventueel samen met de huisarts of thuisverpleegkundige?
De huisarts geeft de relevante medische informatie via een verwijsbrief mee aan de patiënt/ en of
vertegenwoordiger en stuurt deze eveneens door naar de behandelende arts in het ziekenhuis. De
behandelend arts op zijn beurt brengt de huisarts op de hoogte van de opname van zijn patiënt (indien
patiënt akkoord? Is informed consent noodzakelijk? Juridisch wetgevend standpunt?).
De hulpverleners uit de thuiszorg/ eerste lijn die op de hoogte zijn van de opname nemen contact op met
de sociale dienst ZH voor het verschaffen en/ of opvragen van de relevante informatie. Voor complexe
patiëntensituaties wordt steeds een overzicht van de thuissituatie en aanwezige zorg doorgemaild/ gefaxt
naar de sociale dienst van het ziekenhuis. Dit zou kunnen gebeuren via het thuiszorgdossier eventueel
door de zorgbemiddelaar gezien deze instaat voor het beheer en de opvolging van het thuiszorgdossier.
Self management support Welke proactieve maatregelen heeft de patiënt reeds zelf genomen in verband
met zijn opname en de situatie na de opname? Wie is verwittigd om eventueel tijdens of onmiddellijk na
het ontslag bepaalde taken op te nemen. Heeft de patiënt zelf een vertegenwoordiger
opgegeven/aangeduid die kan dienen als aanspreekpunt ?
5.1.2
Opnamedag
Bij opname geeft de patiënt en/of vertegenwoordiger informatie (betrokken hulpverleners thuis,
zelfredzaamheid, contactpersonen,…) door aan de verpleegkundige die aan de hand van een
opnameprofiel/anamnese de (thuis)situatie van de patiënt inschat. Indien de patiënt in de onmogelijkheid
verkeert of er is/zijn geen mantelzorger(s) aanwezig dient de doorverwijzende hulpverlener uit de
thuiszorg deze informatie aan de verpleegkundige (welke? Een poort verpleegkundige? ) te bezorgen.
Deze informatie wordt geïntegreerd in een globaal (elektronisch) ziekenhuisdossier. Opportuniteiten –
zoals de mogelijkheid om informatie door de patiënt via het portaal van het ziekenhuis in te brengen en
deze gegevens automatisch te integreren in het persoonlijk dossier van de patiënt- zouden maximaal
moeten benut worden.
Een grondige medische en verpleegkundige anamnese bij opname (of reeds poliklinisch?) is een
voorwaarde voor zowel goede zorgplanning tijdens het ziekenhuisverblijf als voor een goed ontslag. Het
verpleegkundig opnameprofiel is een voorgestructureerd document met anamnesegegevens van de patiënt,
verzameld door de verpleegequipe bij een ziekenhuisopname, met de bedoeling het zorgenplan op te
27
http://www.azmmsj.be/assets_db/fe-editor-v2/MMSJ-43618/Peri-operatief-samenwerkingsdoc.pdf
18
maken en maximaal te personaliseren alsook ontslagcriteria te bepalen. Op basis van het instrument
kunnen risicopatiënten gedetecteerd worden waardoor de sociale dienst tijdig kan ingeschakeld worden
met het oog op de detectie van ontslagrisico’s, financiële drempels, problemen met betrekking tot
doorstroom en een goede ontslagvoorbereiding. Volgens art.2 van het KB (28/12/2006) met betrekking
tot het verpleegkundig dossier, bedoeld in artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd
op 7 augustus 1987 dient elk verpleegkundig dossier onder andere ten minste een verpleegkundige
anamnese te bevatten met alle elementen die tot doel hebben de leefgewoonten van de patiënt te
identificeren, de evaluaties, de evoluties, de huidige en potentiële wijzigingen van zijn behoeften alsook
alle elementen ter voorbereiding op zijn ontslag. Deze anamnese zou binnen de 24 u na de opname
ingevuld moeten worden. Een papieren anamnese vormt vaak een struikelblok gezien de papieren niet
steeds worden doorgegeven. Een elektronische anamnese zou dus eerder aangewezen zijn.
De verpleegkundige peilt bij de patiënt naar zijn/haar mogelijk(e) thuiszorgfiche/dossier. Dit dossier
wordt aan het patiëntendossier van het ziekenhuis op de afdeling gevoegd en alle disciplines worden op de
hoogte gebracht van de aanwezigheid ervan (bv. aanduiden in elektronisch patiëntendossier).
Indien
op
basis
van
het
instrument/de
anamnese
blijkt
dat
het
een
complexe
thuiszorgsituatie/risicopatiënt betreft dient de sociaal dienst van het ZH gecontacteerd te worden (binnen
de 48uur na opname). Alle disciplines (ILT, ergo, logo, kine, psycholoog,…) hebben toegang tot de
informatie voortvloeiend uit het verpleegkundig opnameprofiel. (? Privacy?)
De verwachte ontslagdatum dient bij opname ingebracht en indien noodzakelijk (dynamisch gegeven)
aangepast te worden tijdens het verblijf van de patiënt. Zoals reeds aangegeven in de inleiding vindt het
lean-denken meer en meer ingang in de ziekenhuiscontext. Een van de aspecten die hier aangegeven
wordt is dat reeds bij het toewijzen van een bed eveneens het ontslagtijdstip aan alle partijen bekend
gemaakt en gevisualiseerd wordt.
5.1.3
Mogelijke acties:

Ontwikkelen minimale dataset noodzakelijke gegevens uit de thuiszorg (uniform voor de regio)

Gebruik maken van een vast sjabloon bestaande uit de verschillende belangrijke gebieden op basis
van rubrieken en items die ( elektronisch) kunnen ingevuld worden.

Het zorgenplan opmaken van bij de opname van de patiënt. Daarin worden zowel de doelen die
vooraf thuis werden opgesteld, opgenomen als de doelstelling(en) waarvoor de patiënt wordt
opgenomen. Nadeel is dat deze doelstellingen, gezien de steeds kortere opname duur, zelden bij
het ontslag gehaald worden en dus na het ontslag volgens een bepaalde planning thuis verder
dienen opgenomen te worden .

Ontwikkelen minimale gegevens verpleegkundig opnameprofiel met risico screening.
19

Binnen het ZH wordt, per opgenomen patiënt, een hulpverlener (afhankelijk naar gelang de
opportuniteit een VP/ MW/ Ergo/…) als O&O manager aangesteld. Deze volgt de patiënt
binnen het ZH op van bij de opname tot na het ontslag thuis . Hij/zij is de aanspreekpersoon
voor de eerstelijnshulpverlener en de patiënt/vertegenwoordiger tijdens diens opname.

Een standaard verwijsbrief te gebruiken door alle verwijzende artsen. De vormgeving kan
verschillen maar inhoudelijk dient de informatie gestandaardiseerd te zijn.
5.2
Verblijf
Alle patiënten worden besproken op een (minstens wekelijks) interdisciplinair (min. 2 verschillende
disciplines) overlegmoment op de afdeling. Tijdens dit overleg wordt het zorgenplan vervolledigd met de
identificatie van het probleem, het formuleren van zorgdoelen en plannen wie wat doet op welk tijdstip
alsook een evaluatie van het opgemaakte zorgenplan. Dit zorgenplan wordt gecommuniceerd naar en
afgestemd met de patiënt/ vertegenwoordiger.

Zorgenplan binnen de verschillende ziekenhuizen;
o
AZ Maria Middelares: Het zorgenplan maakt deel uit van het groot elektronisch
patiëntendossier met leesrecht voor bepaalde disciplines. Dit plan is enkel opgesteld door de
sociale dienst en bijgevolg dus niet multidisciplinair.
o
In het elektronisch dossier (SYNOPS) kan de maatschappelijk werker/ontslagmanager het
ontslagplan vermelden. Interne liaison, verpleegkundigen, artsen, kiné, ergo, logo,
psychologen kunnen dit lezen. Ze hebben ook schrijfrecht. Er is dus overleg tussen de
diverse zorgverleners.
o
AZ St-Lucas: Het systeem Orbis is wel al multidisciplinair maar andere systemen nog niet.
Het is wel voor iedereen zichtbaar.
o
Jan Palfijn: Binnen de dienst geriatrie is het voor iedereen zichtbaar.
o
Uz: Binnen de dienst revalidatie staat men hier het verst mee. (Misschien eens een kijkje gaan
nemen?)
 Zou het mogelijk gemaakt moeten worden dat de thuiszorg dit zorgenplan inkijkt? Het is moeilijk
in te schatten of dit niet indruist tegen de wet op de privacy, maar in principe zouden toch enkele
zaken zoals medicatie, zorgdoelen,… ook voor de thuiszorg zichtbaar moeten zijn.
 Een elektronisch zorgplan zou zeker een meerwaarde vormen. Eventueel de grote lijnen op
papier zetten maar de ziekenhuizen dit zelf specifiek laten invullen? Afstemming tussen het ezorgplan binnen de eerstelijn en dit binnen het ziekenhuis is noodzakelijk.
20
Zoals reeds aangegeven dient de patiënt centraal gesteld worden. Ook in de literatuur wordt aangegeven
dat de patiënt dient betrokken te worden in de besluitvorming aangaande het ontslag of de keuze van een
bepaalde residentiële voorziening.28 De verwachte ontslagdatum wordt geëvalueerd en indien nodig
aangepast.
De Advisory Board International29 ging mogelijke oorzaken van het missen van het geplande
ontslagtijdstip na. Uit dit onderzoek blijkt dat patiënt of familiegerelateerde aspecten voor 50% aan de
basis van het uitstel liggen.
Figuur: Oorzaken van het missen van het geplande ontslagtijdstip (ABI)
De eerstelijn organisaties of centraal aanspreekpunt (?) nemen spontaan contact op met de dienst
maatschappelijk werk van het ziekenhuis en wisselen de nodige gegevens uit (bij voorkeur maximum
24uur na opname).
De sociale dienst van het ziekenhuis geeft de nodige informatie door aan de verschillende disciplines in
het ziekenhuis en schrijft de nuttige gegevens in het globaal (elektronisch) ziekenhuisdossier.
Op basis van de verkregen informatie intern en extern maakt de sociaal werker een inschatting van de
situatie. Indien nodig neemt zij/ hij contact op met de betrokken hulpverleners in de eerstelijn (indien nog
niet gebeurde) en/of de huisarts. Zowel de verwachtingen i.v.m. de ontslagbestemming als psychosociale
context, financiële en administratieve drempels maar eveneens praktische moeilijkheden en hulpmiddelen
met betrekking tot de nazorg thuis worden bevraagd (bv. trappen, opstapjes, handgrepen, krukken,
ziekenhuisbed…). De externe eerstelijnspartners worden maximaal betrokken bij de voorbereiding op het
ontslag. HOE concreet? De eerstelijnsdiensten krijgen de mogelijkheid aangeboden om ‘inloopmomenten’
binnen de sociale dienst van het ziekenhuis te organiseren. De dienst maatschappelijk werk fungeert als
Grönroos, E. & Perälä, M. Home care personnel’s perspectives on successful discharge of elderly clients from
hospital to home location. 2005, Scandinavian Journal of Caring Sciences, 2005, 19, 288-295.
29 http://www.advisory.com/International
28
21
aanspreekpunt en vraagbaak voor eerstelijnshulpverleners rond de opname en ontslag van een patiënt,
waarrond de nodige hulp georganiseerd wordt/is.
Bij
een
niet-complexe
zorgsituatie
informeert
de
patiënt/vertegenwoordiger
de
betrokken
thuiszorgpartners. Betrouwbaar ?
Wanneer men voor of tijdens het verblijf weet heeft van een complexe zorgsituatie zou men al tijdens het
verblijf een MDO moeten organiseren zodat alles in gereedheid kan gebracht worden nog voor de patiënt
naar huis komt. De inschatting om een thuiszorgteam te organiseren, dient te gebeuren in overleg met de
thuiszorgpartners en de sociale dienst van het ziekenhuis. De aanvraag van een thuiszorgteam kan vanuit
beide settings gebeuren. De organisatie ervan gebeurt vanuit de thuiszorg.
5.2.1
Mogelijke acties:

Ontwikkelen basisvoorwaarden, tips en tricks kwalitatief interdisciplinair overleg binnen het ZH.

Ontwikkelen van basissjabloon/ elementen voor zorgenplan (op basis van bestaande
documenten).

Vast tijd moment binnen het ZH op alle afdelingen om een interdisciplinair overleg te plannen
over alle betrokken patiënten.
5.3
Effectieve ontslag
Een vlotte organisatie van het effectieve ontslag vergt specifieke voorbereiding en tijd, samenwerking,
vaardigheden en begrip van alle betrokkenen. Het maken van goede afspraken en het schriftelijk
vastleggen ervan in het patiëntendossier is noodzakelijk. Dit vloeit voort uit het multidisciplinair
opgemaakte zorgenplan tijdens het verblijf (en is geenszins een eenzijdige medische beslissing tijdens ‘de
toer’).
Mededeling van de ontslagdatum en het -uur aan de patiënt en familie: De behandelende arts of
verpleegkundige informeert de patiënt en de familie ten laatste 24u voor het ontslag over de definitieve
ontslagdatum en het –uur (complexe en niet-complexe zorgsituatie).
Bij complexe zorgsituaties zal de behandelende arts minstens 48u voor het geplande ontslag uur de sociaal
werker consulteren omtrent de haalbaarheid van het vooropgestelde ontslagmoment. De haalbaarheid
wordt bepaald door de risicograad van de patiënt, de context en de ontslagbestemming. Het onderscheid
tussen laag – en hoog risicopatiënten wordt gemaakt op basis van een aantal specifieke indicatoren uit het
opnameprofiel en wordt bijgestuurd door informatie uit het interdisciplinair overleg.
Bovenstaande is slechts geldig indien de vorige stappen (cfr opname en verblijf) gerealiseerd zijn. Eigenlijk
is het de bedoeling dat al zoveel mogelijk het ontslagproces waaronder de datum , de bestemming en de
22
modaliteiten van het ontslag verloop tijdens het verblijf zelf geregeld werd. In de ideale situatie zou enkel
de ontslagdatum nog meegedeeld moeten worden.
De ontslagbeslissing en de –bestemming: De ontslagbeslissing en de -bestemming worden enkel na
consensus tussen de arts en de sociaal werker aan de patiënt en/of familie meegedeeld. De patiënt en/of
familie moeten akkoord gaan met de ontslagbeslissing en de -bestemming.
Mededeling van de ontslagdatum en het -uur aan de professionele thuiszorgpartners: De ontslagdatum en
het -uur worden tijdig bekend gemaakt aan de huisarts/professionele eerstelijnszorg, zodanig dat de
continuïteit van de zorg gegarandeerd kan worden.
Hulpverleners in de eerstelijn worden door de patiënt/ familie/ mantelzorg of door de betrokken sociaal
werker op de hoogte gebracht van het ontslagmoment. Duidelijke afspraken omtrent de zorg na ontslag?
worden (schriftelijk) vastgelegd. Bij complexe zorgsituaties (bij organisatorische, sociale en/of medische
problemen) neemt de sociaal werker de taak op zich de hulpverleners in de thuiszorg te contacteren. De
behandelende arts en de sociaal werker van de afdeling spreken af wie de huisarts of de verwijzende
specialist op de hoogte brengt. Beter nu beslissen dat slechts één persoon b.v. de ontslagmanager binnen
het ZH de huisarts en/of de verwijzende specialist en de andere hulpverleners van de ontslagdatum en uur
op de hoogte brengt! Kwestie van slechts één persoon de eindverantwoordelijkheid in handen te geven.
Vervoer: Indien de patiënt en/of familie/mantelzorg niet zelfstandig kan instaan voor de vervoerregeling
naar huis of het thuisvervangend milieu zal de sociaal werker of de aangeduide dienst/ functie instaan
voor de vervoerregeling. Wie dit opneemt in welke omstandigheden dient op voorhand vastgelegd te
worden.
Noodzakelijke documenten: De gezamenlijke en gebundelde ontslaginformatie (o.a. geschreven instructies
en afspraken) wordt mondeling toegelicht en schriftelijk meegegeven aan de patiënt bij het ontslag en
overgemaakt aan de door de patiënt aangewezen huisarts. De overdracht van de praktische informatie en
van
het
verdere
behandelingsplan
(medische,
verpleegkundige
en
paramedische
ontslagdocumenten/ontslagbrief) dienen gebundeld te worden in een multidisciplinaire ontslagbrief. Alle
informatie in 1 brief naar de huisarts + andere betrokken disciplines? Eventueel het zorgenplan ook
meegeven?  In de toekomst zou het zeer nuttig zijn wanneer een elektronisch systeem uit verschillende
rapporten één ontslagbrief zou kunnen trekken.
In art 2 van het KB (3/05/1999) houdende de bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waaraan
het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 augustus 4
1987 moet voldoen staat dat het onder andere ten minste een afschrift van het ontslagverslag (punt 9) dat
volgens artikel 3 het volgende moet omvatten:
23

Het voorlopig verslag dat de onmiddellijke continuïteit van de zorg waarborgt: dit wordt
ofwel meegegeven aan de patiënt die het aan de behandelend arts en aan ieder betrokken arts
bezorgt, of het wordt rechtstreeks aan de behandelend arts en ieder betrokken arts bezorgd.
Het bedoelde verslag bevat alle informatie die het voor elke door de patiënt geconsulteerde
arts moet mogelijk maken de continuïteit der zorg te verzekeren.

Het volledig verslag over het ziekenhuisverblijf ondertekend door de arts die voor de patiënt
verantwoordelijk is. Dit wordt door de arts van het ziekenhuis aan de door de patiënt
aangewezen arts overgemaakt. Dit rapport omvat de meest kenmerkende anamnestische,
klinische, technische en therapeutische gegevens over de hospitalisatie en de vereiste nazorg.
 Vaak blijkt dat de overdracht van deze gegevens wel worden doorgegeven maar dat dit vaak zeer
lang duurt. Binnen de best-practice zouden we een termijn moeten bepalen waarbinnen deze
overdracht moet gebeuren.
 Er zou minimum 24 uur na het ontslag een document beschikbaar moeten zijn met een soort
samenvatting van wat gebeurde. Nog niet de volledige ontslagbrief maar toch al een korte
synthese.
Nog te integreren in de best-practice
 Barbara De Volder: Het Collaboratief Zorgplatform (CoZo) is een platform voor samenwerking
tussen zorgconsumenten, zorgverleners en zorgactoren met als missie een betere informatie
doorstroming te bewerkstelligen en op die manier het zorgproces nog te verbeteren.
Het is gegroeid vanuit een open visie rond zorg voor de toekomst, met respect voor de eigenheid
van iedere partner en met inachtneming van maximale beveiliging en bescherming van de privacy
naar de patiënt toe. Meer over CoZo: www.cozo.be
Artikel 4 betreffende het verpleegkundig ontslagrapport (KB 28/12/2006 mbt verpleegkundig dossier,
bedoeld in artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987) geeft aan
dat het alle elementen bevat die onontbeerlijk zijn voor het verzekeren van de continuïteit van de
verpleegkundige zorg; het rapport wordt ofwel meegegeven aan de patiënt ofwel bezorgd aan de
behandelend gezondheidsbeoefenaar of aan de gezondheidszorgberoepsbeoefenaar die door de patiënt
werd aangewezen
Afspraken over voorschriften, instructies, medicatie en medisch materiaal: De arts geeft de patiënt de
nodige medicatievoorschriften mee en geeft uitleg met betrekking tot de te nemen medicatie na ontslag
(welke, doel, dosis, momenten van inname, termijn, …). Enkel medicatie en verbandmateriaal dat nog
nodig is op de dag van ontslag wordt meegegeven maar niet om bijvoorbeeld weekends te overbruggen.
24
Indien meer of specifieke medicatie nodig is moet contact opgenomen worden met de
ziekenhuisapotheker. Medisch materiaal (bijv. specifiek toestel) wordt soms wel meegegeven. Ook
hierover zullen vóór het ontslag afspraken gemaakt worden en voorbereidingen getroffen worden, zodat
de patiënt tijdig over al het nodige kan beschikken (opgenomen in het zorgenplan). Ook informatie rond
de verdere verzorging, belangrijke mededelingen en instructies worden meegegeven.
Het thuiszorgdossier: Indien er een thuiszorgdossier of fiche aanwezig was bij opname, wordt dit door de
sociaal werker opnieuw meegegeven aan de patiënt bij het ontslag.
Checklist: Om een goede ontslagvoorbereiding te kunnen uitwerken kan een checklist uitkomst bieden of
kunnen de cruciale afspraken als reminders verwerkt worden in het patiëntendossier (hard copy of
elektronisch).
5.3.1
Mogelijke acties:

Ontwikkelen minimale dataset noodzakelijke gegevens bij ontslag uit het ziekenhuis

Een schematisch overzicht van de verschillende actoren en de verschillende fasen met een meer
doorgedreven aanduiding van timing. Het volledige proces zou in detail gevisualiseerd moeten
kunnen worden. Steeds met verwijzing naar eventuele checklist met aanduiding van kritieke
punten en duidelijke aanduiding van rollen en verantwoordelijkheden. Hierin zou ook duidelijk
vermeld moeten staan wie wat doet en wanneer.
25