PORTFOLIOANALYSE | EEN TOEPASSING IN DE GGZ PORTFOLIOANALYSE, EEN TOEPASSING IN DE GGZ Door: Richard Janssen & Rob de Jong Ook ggz-instellingen ontkomen niet aan het marktdenken. Wat zijn de ingrediënten voor een veilige toekomst? Met een portfoliomatrix, een instrument uit de economie, kunnen instellingen hun sterke en zwakke kanten in kaart brengen. De ggz is de afgelopen vijf jaar in een ongekende dynamiek terechtgekomen. Belangrijke delen van de bekostiging werden overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw, de Wmo en Justitie. Tevens werd er een nieuw bekostigingssysteem geïntroduceerd op basis van dbc’s. De ggz zal, net als de rest van de zorg gecontracteerd worden op basis van integrale tarieven en niet meer volgens het representatiemodel. Daarnaast zijn er meer inhoudelijke ontwikkelingen, zoals de introductie van de basis-ggz, de opname van de eerstelijnspsycholoog in de Zvw, en de introductie van de praktijkondersteuner-ggz in de huisartsenpraktijk. Verder zijn er diverse nieuwe toetreders die zich specialiseren op bepaalde aandoeningen en meerdere, relatief kleine vestigingen hebben.1 Dit alles maakt dat de traditionele, geïntegreerde instellingen voor belangrijke strategische keuzes zijn komen te staan. Dit artikel gaat in op het waardedenken en de vertaling daarvan in beleidskeuzens die mede onderbouwd zijn met de uitkomsten van een zogenaamde portfolioanalyse. Hierbij bespreken we hoe deze methodiek in Altrecht in de praktijk gebracht is en schetsen we de context van relevante ontwikkelingen in de structuur en organisatie van de ggz. HET WAARDEBEGRIP Hoewel waarde vaak in geld wordt uitgedrukt, heeft waarde een bredere betekenis. Zo wordt de ervaren waarde voor iemand die een auto van een bepaald merk heeft, mede bepaald door de emotionele waarde die het merk bij de eigenaar oproept. De consument is bereid meer te betalen voor margarine die gezondheid zou bevorderen. We spreken hier van klantwaarden. In de zorg zien we ook professionele waarden, die van de hulpverleners. Een voorbeeld van zo’n 33 1 Geudens I, Janssen R, Santbrink L van. Strategisch positioneren. ZM magazine 2010; 9: 12-15. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 01 | JANUARI 2014 professionele waarde is het uitgangspunt dat men een patiënt slechts belast met een behandeling als daarvan de effectiviteit bewezen is. Het handelen op basis van een door de beroepsgroep vastgestelde richtlijn is een voorbeeld van een professionele waarde. Maatschappelijke waarden gaan meer over de externe effecten van een behandeling, zoals vermindering van ziekteverzuim of verhoging van de veiligheid. De waarde van openbare geestelijke gezondheidszorg wordt door de samenleving gezien als de bijdrage aan de ervaren veiligheid op straat en de openbare orde. Met andere woorden: het waardebegrip in de zorg is een multidimensioneel concept.2 FIGUUR 1 laat de samenhang zien tussen de feitelijke kosten van een dienst, de prijs die een aan- bieder ervoor kan vragen en de waarde die de klant eraan hecht (gepercipieerde waarde). Over het algemeen is de laatste hoger dan de prijs, en de prijs hoger dan de kosten. Men kan stellen dat de som van de gepercipieerde waarde hoger moet zijn dan de prijs, zeker als de transactie van de dienst vrijwillig tot stand komt. Het contracteerstelsel in de zorg ontwikkelt zich steeds meer in deze richting. (FIGUUR 1) ECONOMISCHE WAARDECREATIE WAARGENOMEN VOORDELEN (V) 2 klantensurplus PRIJS (P) producentensurplus KOSTEN (K) economische kosten GECREËERDE ECONOMISCHE WAARDE (V-K) Janssen RTJM. Strategisch management in de publieke sector: de casus gezondheidszorg. BRON: PETERAF & BARNEY, 2003 3 In T. Wentink (red.), Business performance management: sturen op prestatie en resultaat. Amsterdam: Boomacademic; Het is van belang dat een ggz-aanbieder weet welk surplus of welke marge hij heeft op bepaalde 2008, 77-94. zorgdiensten, maar ook in welke mate deze diensten gewaardeerd worden door zijn klanten: 3 Peteraf, MA, Barney JB. patiënten, verwijzers, inkopers van de verzekeraars of gemeenten.4 De portfolioanalyse is een manier om dit zorgvuldig en systematisch te onderzoeken. Unraveling the Resource-Based Tangle. Managerial and Decision Economics 2008; 24(4): 309-323. In een portfolioanalyse probeert een organisatie systematisch zicht te krijgen op de diensten die op lange termijn bijdragen aan haar continuïteit. Dat impliceert dat er kopende klanten 4 moeten zijn die jouw diensten prefereren boven die van anderen, en dat deze bereid zijn een Janssen RTJM, Kokee B. prijs te betalen, waardoor er sprake is van rendement voor de organisatie. We beseffen dat de Analyse concurrentiekracht op basis van klantrol in de gezondheidszorg zowel wordt ingenomen door de patiënt als door de verwijzer en waarden; geleverde waarde maakt het verschil. de verzekeraar. Met het selectief inkopen door verzekeraars lijkt hun belang toe te nemen maar Zorgvisie 2011; 9: 42-43. zonder verwijzers of patiënten is er geen bestaansrecht. 34 PORTFOLIOANALYSE | EEN TOEPASSING IN DE GGZ DE KLASSIEKE PORTFOLIOANALYSE In de klassieke portfolioanalyse van de Boston Consulting Group5 (BCG) maakt men gebruik van de dimensies van het relatieve marktaandeel en van het groeipotentieel in de markt. De ‘cash cow’ is dat deel van de geleverde zorg dat zich in een stabiele en uitgekristalliseerde markt bevindt en waarop een redelijke marge gemaakt wordt. Men noemt het ook wel de kurk waarop de organisatie drijft en die het mogelijk maakt investeringen te doen. In een markt die nog groeit en waarin het eigen marktaandeel al sterk is, mag men nog behoorlijk potentieel verwachten (‘star’). (FIGUUR 2) PORTFOLIOANALYSE OP BASIS VAN HET GENERAL ELECTRIC MCKINSEY MODE BUSINESS MODEL STRENGTH HIGH MEDIUM LOW grow grow hold grow hold harvest hold harvest harvest INDUSTRY ATTRACTIVENESS HIGH MEDIUM LOW BRON: WWW.QUICKMBA.COM//MATRIX/GE-MCKINSEY/ Is het marktaandeel echter laag, dan moet men zich afvragen of men wel competent is om in deze markt te opereren (‘question mark’). In de ggz mag men ervan uitgaan dat zowel de basis-ggz als de ambulante ggz een behoorlijk groeipotentieel heeft ten opzichte van de intramurale ggz. Als het toekomstperspectief van de specifieke markt laag is en het aandeel is laag – bijvoorbeeld klinische opname van multiprobleemgezinnen – moet men overwegen of men zich hier niet beter uit kan terugtrekken, en zeker geen grote investeringen doen in bijvoorbeeld klinische capaciteit (‘Dog’). Een model met een vergelijkbaar doel, maar een andere specificatie van de afwegingsdimensies, is de General Electric en McKinsey (GE) matrix (FIGUUR 2). In de oorspronkelijke versie 35 5 Johnson G, Scholes K. Exploring Corporate Strategy. Essex: Prentice Hall; 2002. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 01 | JANUARI 2014 van dit model worden de dimensies aangeduid als ‘industry/market attractiveness’ enerzijds, en ‘business unit strength’ anderzijds. Deze aanpak wordt ook wel de attractiviteitbenadering genoemd.5 Bij dit instrument wordt het groeipotentieel van een markt ingenomen door de ‘attractiviteit’ van een specifiek marktsegment (de y-as). Daarbij kunnen we denken aan aspecten zoals groeipotentieel, de te behalen marge, of de waardering door de klant. De ‘operationele sterkte’ (x-as) beoordeelt de aspecten die we kunnen zien als eigenschappen van de organisatie zelf. Bijvoorbeeld: heeft de organisatie onderscheidende competenties of professionele expertise, loyaliteit van de verwijzers, is men in staat om goedkoper te leveren dan de concurrent? In de GE-matrix wordt een onderverdeling gemaakt in drie gradaties in plaats van twee, wat een genuanceerder beeld oplevert. Het verschil met de oorspronkelijke BCG-matrix is dat deze laatste benadering meer recht doet aan kwalitatieve aspecten, dat de dimensies beter aansluiten bij de huidige praktijk van de ggz en dat deze meer ruimte heeft voor de veelkleurigheid van de ggz. We benadrukken dat deze afweging geen absoluut, maar een arbitrair en gradueel karakter heeft. Van groter belang is dat men zich kan identificeren met de eigenschappen van het instrument. Het blijft immers een hulpmiddel bij het maken van strategische keuzes. IN EEN PORTFOLIOANALYSE PROBEERT EEN ORGANISATIE SYSTEMATISCH ZICHT TE KRIJGEN OP DE DIENSTEN DIE OP LANGE TERMIJN BIJDRAGEN AAN HAAR CONTINUÏTEIT TOEPASSING IN DE PRAKTIJK Zoals we hiervoor beschreven, is de invulling van de criteria afhankelijk van het doel van de organisatie en van de interpretatie van de omgevingsdynamiek. Dit laatste verwijst naar de aanwezigheid van concurrenten in een echte markt met klanten die direct betalen voor de geleverde diensten, of een ‘politieke’ omgeving die relevante wet- en regelgeving bepaalt. Het moge duidelijk zijn dat we met de ggz in een hybride omgeving en in een overgangssituatie verkeren. We hebben er bij Altrecht derhalve voor gekozen om op een pragmatische wijze, binnen een beperkte tijd, een omvattende analyse van de actuele dienstenportfolio te maken. Hierbij hebben we in het GE-model de as ‘industry attractiveness’ (aantrekkelijkheid) ingevuld vanuit het perspectief van maatschappelijke en professionele waardeaspecten van de specifieke zorg. Het criterium ‘business unit strength’ vulden we in vanuit het perspectief van financiële en operationele kracht van de afdeling. Zo ontstond de ‘Altrecht Portfolio Matrix’ (FIGUUR 3). Beide criteria werken we hierna verder uit. MAATSCHAPPELIJKE EN PROFESSIONELE WAARDEN (Y-AS) Wij hebben de as ‘aantrekkelijkheid’ vertaald naar de maatschappelijke en professionele waarde van de geleverde zorg. Deze keuze sluit goed aan bij het door de overheid gemaakte onderscheid tussen basis-ggz en specialistische ggz. Het belangrijkste criterium daarbij is de mate waarin de zorgvraag en het achterliggende ziektebeeld ‘complex en/of risicovol’ zijn. In de specialistische ggz zal de concurrentie minder zijn. Tegelijkertijd vergt het een hoog 36 PORTFOLIOANALYSE | EEN TOEPASSING IN DE GGZ niveau van specialisatie om in dit segment op het vereiste kwaliteitsniveau een rol te kunnen spelen. Daarnaast hebben we de maatschappelijke waarde benoemd via de last (ziektelast, overlast, maatschappelijke last) die uit het ziektebeeld voortvloeit. Om deze parameters te kunnen kwantificeren, hebben we scores gehanteerd, overeenkomstig de gradaties in de GE-matrix (laag = 1 naar hoog = 3). We gaan er vooralsnog van uit dat het relatieve belang van beide variabelen even groot is, en dat beide dus een weegfactor van 0,5 krijgen. Aan de hand van deze variabelen kunnen alle bestaande zorgvormen vervolgens worden gewogen. Wij hebben eerst de afdelingen zelf laten scoren en vervolgens hebben we de scores in het managementteam besproken. Dit leverde enkele aanpassingen op tot er consensus was over het hiervoor geschetste waardebegrip van onze zorgactiviteiten. Op deze wijze ontstond er draagvlak voor het gehanteerde instrument. FINANCIËLE EN OPERATIONELE KRACHT (X-AS) Op de x-as geven we weer in welke mate wij ‘goed’ zijn in het betreffende zorgaanbod. In een commerciële organisatie is de winstgevendheid hiervoor een vaak gebruikte indicatie (zie ook FIGUUR 1). Als er winst wordt gemaakt, zijn mensen kennelijk bereid om de kosten te betalen die voor het product of dienst gemaakt moeten worden of kan de producent het product maken tegen een prijs die een klant bereid is te betalen. In de zorgverzekeringswet is dit mechanisme nog maar beperkt ingevoerd. Daarvoor moeten immers de tarieven kunnen variëren. Naar beneden doen ze dat wel − men kan immers korting geven − naar boven echter nog niet. Er gelden maximumtarieven. Met het einde van het representatiemodel komen we echter steeds meer in een situatie terecht dat verzekeraars uitdrukking zullen geven aan hun voorkeuren over prijs, kwaliteit en hoeveelheid te contracteren zorg. Ondanks het feit dat marge in onze context minder dominant is dan in sectoren waarin winst uitgekeerd wordt aan eigenaren (aandeelhouders), nemen we deze variabele toch in de weging mee. Immers: rendement ten behoeve van solvabiliteit en investeringen ten behoeve van innovaties zijn ook in de ggz van cruciale betekenis geworden voor de continuïteit op de langere termijn. De kracht (business strength) van een organisatieonderdeel wordt in de commerciële omgeving beschreven op basis van de bijdrage van het onderdeel aan de gemeenschappelijke kosten in een organisatie en het rendement. We beoordelen een afdeling nu op basis van de marge die het verschil is tussen wat deze afdeling aan opbrengsten genereert en de totale directe kosten van deze afdeling. Wij kwantificeren dit criterium op basis van een lage marge (=1) naar een hoge marge (=3). Als tweede variabele hebben we een algemene indicator voor de operationele kracht van het betreffende zorgaanbod opgenomen: hoe goed zijn we hier in, in vergelijking tot andere zorgaanbieders (niet competitief =1 tot zeer competitief =3)? Deze laatste variabelen hebben we eveneens gescoord op basis van onze eigen perceptie. Op die wijze krijgt men de beschikking over de positie van de eigen organisatie ten opzichte van anderen in de markt. Ook voor deze as geldt dat we ons beperken tot deze beide variabelen. We gaan ervan uit dat het relatieve belang van beide variabelen even groot is, en dat beide dus een weegfactor van 0,5 krijgen. Aan de hand van deze variabelen kunnen alle zorgactiviteiten vervolgens worden gewogen. 37 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 01 | JANUARI 2014 GEBRUIK VAN DE ALTRECHT PORTFOLIO MATRIX BIJ HET MAKEN VAN KEUZES De hierboven beschreven methodiek hebben we uitgevoerd op afdelingen die deel uitmaken van de divisie Willem Arntsz van Altrecht. We hebben ervoor gekozen om een activiteit te tekenen als een cirkel, met de totale productiewaarde als oppervlakte. Hierdoor is in één oogopslag duidelijk wat de (relatieve) omvang van elke activiteit is, binnen het geheel van de divisie. Op basis van deze indeling kan vervolgens de afweging over de strategische betekenis van elke activiteit worden gemaakt. In de ingevulde matrix (zie FIGUUR 3) worden clusters zichtbaar. In het voorbeeld zijn dit er vier. Het cluster in het midden van de matrix zouden we kunnen aanduiden als de ‘vaste kern’ van het zorgaanbod. Voorbeelden van zorgactiviteiten in dit cluster zijn de FACT-teams, open opnameafdelingen en de triple C-klinieken. Het gaat om activiteiten die vanuit maatschappelijk en professioneel perspectief erkend worden als het kernpakket van de geleverde zorg. Vanuit bedrijfsmatig perspectief zijn deze activiteiten in staat om zichzelf te bedruipen. De activiteiten in dit cluster vragen niet veel extra strategische aandacht. Door goed tactisch en operationeel management moet de solide positie bewaakt en uitgebouwd worden. Als er mogelijkheden zijn om activiteiten meer in de richting van het tweede cluster (‘de sterren’) te brengen, is het de moeite waard om dit te onderzoeken. Op grond van een goede analyse van de verwachte extra opbrengsten als gevolg van een benodigde investering is een dergelijke afweging mogelijk interessant. (FIGUUR 3) ALTRECHT PORTFOLIO MATRIX MAATSCHAPPELIJKE EN PROFESSIONELE WAARDEN FINANCIËLE EN OPERATIONELE KRACHT 38 AM HIGH CD AG P1 P2 MEDIUM AC VG AU OG FT B1 VO LOW AO AB PC P3 VL HIGH LOW MEDIUM PORTFOLIOANALYSE | EEN TOEPASSING IN DE GGZ In de hoek rechtsboven onderkennen we het tweede cluster, dat we de werktitel ‘sterren’ meegeven. Hieronder vallen de crisisdienst en ACT-teams. Vanuit professioneel en maatschappelijk perspectief zijn deze zorgactiviteiten hoog gewaardeerd. In de meeste gevallen spelen zij een nadrukkelijke rol in de inkoopprocedures van de zorgverzekeraars. Deze activiteiten hebben daarnaast ook nog eens een relatief hoge marge. Het cluster rechtsonder is het cluster dat we de ‘kurk’ hebben gedoopt. Het omvat activiteiten, zoals beschermd wonen, die voortdurend onder druk staan om afgestoten te worden maar die tegelijkertijd financieel interessant zijn. Tegelijkertijd genereren deze activiteiten in financiële zin een redelijke marge. In wezen worden de extra middelen die afkomstig zijn uit deze activiteiten en uit de activiteiten in het cluster ‘sterren’ gebruikt om de activiteiten in het cluster ‘zorgenkinderen’ financieel overeind te houden. Dit brengt ons bij het laatste cluster. Linksboven in de matrix bevindt zich het cluster ‘zorgenkinderen’. Het betreft de gesloten opnameafdelingen. Hierbij gaat het om activiteiten met een hoge inhoudelijke en maatschappelijke waarde, die financieel echter niet voldoende opbrengen om de kosten te kunnen dekken. Zoals hierboven al aangegeven, werd dit probleem tot nu toe opgelost doordat de ‘sterren’ en de ‘kurken’ deze activiteiten intern konden subsidiëren. In de voorbereiding op de overgang naar de splitsing van zorg in basis-ggz en specialistische ggz heeft de matrix een cruciale rol gespeeld. Alle activiteiten die niet tot de categorie complex en/of risicovol behoorden, zijn in de afgelopen jaren al afgebouwd of overgedragen. Daarmee liepen wij vooruit op de zich nu ontvouwende maatschappelijke ontwikkelingen. Met andere woorden, wij hebben de strategische keuzes met behulp van dit model tijdig en geleidelijk kunnen maken, waardoor we nu niet onder externe druk versnelde portfoliokeuzes hoeven te maken. NABESCHOUWING: MATRIX ALS ONDERSTEUNING BIJ DISCUSSIE OVER TRANSITIE Bovenstaande analyse laat zien dat de Altrecht Portfolio Matrix inhoudelijke strategische discussies rond het zorgaanbod kan ondersteunen. In verband met de transitiefase waarin de ggz zich bevindt, blijven er onzekerheden ten aanzien van de opbrengsten. We denken hierbij aan de dynamiek die er nog steeds is in de dbc-productstructuur, maar ook aan het ten einde komen van het representatiemodel, waarin een verzekeraar namens alle andere verzekeraars contracteerde. Daarnaast zien we dat de kostenstructuur ten principale beïnvloedbaar is door de organisatie zelf. De resultaten van een portfolioanalyse dient men te bezien tegen de achtergrond van een integrale afweging op concernniveau en de positie die men ten opzichte van partijen in de keten wil innemen: hoe behouden we een goede reputatie bij patiënten en verwijzers en welke positie willen we innemen ten opzichte van andere aanbieders, bijvoorbeeld met een beperkter zorgaanbod? Veel geïntegreerde instellingen hebben immers van oudsher een regionale positie waar de verwijzers met elk vraagstuk naar toe kunnen. De keuzes die in het meerjarenakkoord ggz zijn vastgelegd, zoals beddenafbouw en substitutie 6 naar de goedkopere basis-ggz, veroorzaken een dynamiek waarbij de integrale ggz-instellingen Spencer B, Peyrefitte J, Churchman R. 6 onherroepelijk voor strategisch keuzes komen te staan. Daarbij kan het ordenen en waarderen van de actuele portfolio zeer behulpzaam zijn om keuzes te maken die voor betrokkenen vaak moeilijk zijn om te accepteren. ‘Leverden we dan geen waardevolle zorg?’ is een opportune vraag. 39 Consensus and divergence in perceptions of cognitive strategic groups: Evidence from the health care industry. Strategic Organization 2003: 1 (2); 203-230. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 01 | JANUARI 2014 Door deze vraag met de betrokkenen zelf te beantwoorden, wordt men geconfronteerd met de waardeopvatting van de omgeving en wat deze activiteit feitelijk oplevert voor de organisatie. Dit helpt niet alleen om betere keuzes te maken, maar ook om die geaccepteerd te krijgen. De portfolioanalyse wordt niet ingezet om tot wetenschappelijk gefundeerde uitspraken te komen. Het is eerder een hulpmiddel om strategische keuzes te funderen op waardedimensies die in zichzelf een normatief karakter hebben. Het vergaren van waarderingen en percepties kan wel met meer geobjectiveerde methoden worden uitgevoerd, zoals focusgroepen die gevormd worden door afzonderlijke belangengroepen of enquêtes die door een onafhankelijke instantie worden uitgevoerd. Het voordeel om het te doen zoals in dit artikel beschreven, is draagvlak creëren voor de soms onverwachte uitkomsten. Dat helpt over het algemeen om de uitvoering sneller in de gewenste richting te brengen. Ook dit aspect vertegenwoordigt waarde in deze turbulente tijd waarin de continuïteit van de organisatie ook een sneller aanpassingsvermogen vraagt. BIJ DE OVERGANG NAAR DE SPLITSING VAN ZORG IN BASIS-GGZ EN SPECIALISTISCHE GGZ HEEFT DE MATRIX EEN CRUCIALE ROL GESPEELD. SAMENVATTING De portfolioanalyse is een klassieke methode uit de economie om te bepalen welke specifieke diensten bijdragen aan de continuïteit van een organisatie. In dit artikel passen de auteurs deze analyse toe op de zorg. Aan de hand van een concrete casus laten zij zien dat de diverse werksoorten van een geïntegreerde ggz-instelling te positioneren zijn in een zogenoemde portfoliomatrix. Hiermee heeft de organisatie een hulpmiddel in handen om beleidsafwegingen te funderen, waarbij ener- Prof. dr. R.T.J.M. Janssen (1954) is bestuurder van Altrecht en hoogleraar zijds rekening wordt gehouden met waarden van externe belanghebben- economie en organisatie van de gezondheidszorg aan de Universiteit den, maar ook het vermogen van de organisatie zelf om bepaalde typen van Tilburg. zorg aan te bieden onder gezonde bedrijfseconomische voorwaarden. [email protected] Het ingrijpende transformatieproces waar de ggz zich in bevindt, maakt Ir. R.J. de Jong (1959) is directeur van de Willem Arntsz divisie van dit instrument tot een nuttig hulpmiddel. Altrecht. 40
© Copyright 2024 ExpyDoc