Verslag van het ingevolge artikel 5, sub d., jo 2 Archiefbesluit 1995, gevoerde driehoeksoverleg tussen Jeugdzorg Nederland (voorheen de Maatschappelijke Ondernemers Groep (MO groep)), brancheorganisatie van de Jeugdzorg als vertegenwoordiger van de Bureaus Jeugdzorg, en het Nationaal Archief met betrekking tot de selectielijst, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995, van archiefbescheiden van de Bureaus Jeugdzorg voor de periode vanaf 1995. Den Haag, april 2014 drs. K. Zwart, dr. F. Limburg Beleidsterrein In de concept-selectielijst is een beschrijving opgenomen van de taken van de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) en de ontwikkelingen op het beleidsterrein Jeugdzorg. Selectiedoelstelling en –criteria en belangen Tijdens het opstellen van het BSD en tijdens het gevoerde driehoeksoverleg is rekening gehouden met de in artikel 2, sub c van het Archiefbesluit 1995 genoemde waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed en het onder sub d. van hetzelfde besluit genoemde belang van de in de archiefbescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, voor recht- of bewijszoekenden en voor historisch onderzoek. Als uitgangspunt van het overleg gold de door de rijksarchiefdienst gehanteerde selectiedoelstelling, die inhoudt dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zo ver deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Driehoeksoverleg Het driehoeksoverleg over de concept-selectielijst vond mondeling en schriftelijk plaats in de periode 2005-2013. De duur van het driehoeksoverleg is door verschillende oorzaken langer geweest dan gemiddeld. Het merendeel hiervan waren organisatorisch van aard. De inhoudelijke redenen zijn in het inhoudelijk deel van het verslag opgenomen. De concept-selectielijst werd tevens voorgelegd aan een externe deskundige, in overeenstemming met artikel 3, sub d, van het per 1 januari 2013 gewijzigde Archiefbesluit 1995. De selectielijst wordt vastgesteld in het kader van een overgangsregeling voor de wijziging van het Archiefbesluit, hetgeen impliceert dat de opzet en vaststellingsprocedure van de selectielijst nog niet geheel aan het gewijzigde Archiefbesluit hoeven te voldoen. Aan dit overleg werd door de volgende personen deelgenomen: als archief- en materiedeskundigen namens de zorgdragers: mr M. van Zant, beleidsmedewerker Jeugdzorg Nederland mr A. Westhuis, beleidsmedewerker Jeugdzorg Nederland Y. van Aspert, beleidsmedewerker Jeugdzorg Nederland S. Boer, consultant, Vision 2 Files als vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris: N. Schreuder, senior medewerker Selectie en Acquisitie, Nationaal Archief drs. N. Pels, medewerker Selectie en Acquisitie, Nationaal Archief drs. K. Zwart, medewerker programma Verwerven, Nationaal Archief dr. F. Limburg, medewerker Acquisitie en Advies, Nationaal Archief als externe deskundige: drs. P.R. te Slaa Inhoudelijk verslag Algemene opmerkingen In 2013 heeft de vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris de zorgdrager er op gewezen dat, aangezien de Bureaus Jeugdzorg (of hun voorgangers) hun publiekrechtelijke taak al voor 1995 vervulden, het ook aan te bevelen zou zijn om de selectielijst van toepassing te laten zijn op de periode voor 1995. De vertegenwoordigers van de zorgdrager hebben er echter voor gekozen de ingangsdatum op 1995 te houden. Aangezien het overleg m.b.t. de selectielijst zich in een vergevorderd stadium bevond, en de vaststelling van de selectielijst al lang duurde, heeft de vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris de vaststelling hier niet verder door opgehouden. Zij heeft wel gewezen op het feit dat de Bureaus Jeugdzorg archief van voor 1995 dan ook niet kunnen selecteren aan de hand van de selectielijst; om archief van die periode te selecteren zou een selectielijst moeten worden opgesteld (of zou de huidige selectielijst moeten worden aangevuld). De externe deskundige heeft zich bij deze opmerkingen aangesloten. De Bureaus Jeugdzorg houden zich bezig met kinderbescherming, jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdhulpverlening. Er worden door de Bureaus cliëntdossiers gevormd over jeugdige personen en de gezinnen waar zij toebehoren. Om de privacy van hun cliënten te beschermingen hebben de Bureaus een privacyreglement opgesteld. Tijdens het driehoeksoverleg is bekeken hoe dit reglement zich verhoudt tot de waarderingen in de selectielijst. Er is voor gekozen om de waardering van de handelingen met betrekking tot ‘Ondertoezichtstelling’ (OTS) en voogdij steeds te koppelen aan de relevante bepalingen uit het privacyreglement. Hier is voor gekozen omdat er bij het bepalen van de vernietigingstermijn voor handelingen m.b.t. OTS en voogdij rekening moet worden gehouden met verschillende bepalingen die in het privacyreglement staan beschreven, en die zich niet in één vernietigingstermijn laten samenvatten. De desbetreffende passage uit het privacyreglement is in de selectielijst opgenomen, in paragraaf 2.3. Bij de desbetreffende handelingen is dan ook als waardering opgenomen: “ingeval van ots of voogdij: V: zie de bepalingen van het privacyreglement, artikel 18 & 19”. Dit houdt in dat deze dossiers worden bewaard: - 15 jaar vanaf het moment dat de hulpverlening is afgesloten, doch tenminste tot de meerderjarigheid van de jeugdige; - Wanneer de inhoud van het dossier kan bijdragen aan het beëindigen van mogelijke kindermishandeling binnen een gezin, of van belang kan zijn voor een situatie waarin een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige overwogen dient te worden, wordt het dossier bewaard tot het jongste kind van het gezin waarmee BJZ bemoeienis heeft gehad en waartoe de jeugdige behoort meerderjarig is geworden; - Dossiers worden pas vernietigd nadat de jeugdige om wie het gaat, wanneer deze meerderjarig is geworden, inzage/afschrift van het dossier heeft gehad of heeft aangegeven dit niet te willen; doch echter niet langer dan 30 jaar na het meerderjarig worden van de jeugdige. Een ander punt van consideratie bij deze selectielijst was de cultuurhistorische waarde van de cliëntdossiers. Er is gesproken over het belang van het bewaren van de cliëntdossiers van de zaken die veel publiciteit, Kamervragen en eventueel ook beleidswijzigingen tot gevolg hebben gehad. Hierbij wordt gedacht aan zaken zoals: ‘zeilmeisje’ Laura Dekker, ‘meisje van Nulde’ (Rowena Rikkers) en ‘Savanna’. Voor het bewaren van dergelijke dossiers kan gebruik gemaakt worden van artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995. Deze dossiers zullen bij alle Bureaus van vernietiging worden uitgezonderd. Daarnaast wordt naar aanleiding van het advies van de externe deskundige ook een ander soort cliëntdossiers van vernietiging uitgezonderd: dossiers waarin zaken voorkomen die hebben geleid tot aanpassing van het beleid van de Bureaus. Dit zal niet altijd meer voor reeds afgesloten dossiers mogelijk zijn, maar wel voor bij vaststelling van het BSD nog openstaande dossiers. Maar ook de reguliere cliëntdossiers van de Bureaus hebben een cultuurhistorische waarde vergelijkbaar met de dossiers van de Raden van de Kinderbescherming. Voor de cliëntdossiers van de Raden van de Kinderbescherming is bepaald dat dossiers eindigend op 1 en 6 van voor 1956 en dossiers eindigend op 1 vanaf 1956 als steekproef worden bewaard. Omdat de dossiers van de Bureaus Jeugdzorg op hetzelfde beleidsterrein actief zijn maar de dossiers een ander neerslag bevatten is er uitvoerig gesproken over de mogelijkheid van het trekken van een steekproef. Conclusie van de discussie is dat er bij een aantal Bureaus jeugdzorg een steekproef reguliere cliëntdossiers van vernietiging wordt uitgezonderd. Er is voor gekozen om de steekproef te bewaren bij de Bureaus van de drie grote steden en bij drie provinciebureaus, één per regio (Noord, Midden en Zuid). De desbetreffende Bureaus verplichten zich wel aan deelname aan de steekproef. Het betreft: BJZ Agglomeratie Amsterdam, BJZ Noord-Holland, BJZ Flevoland, BJZ Zeeland, BJZ Haaglanden en BJZ Stadsregio Rotterdam. Dit is ook vastgelegd in de selectielijst zelf. De precieze omvang van de steekproef is o.a. afhankelijk van het totale aantal jeugdzorgdossiers bij een Bureau, en zal dan ook per Bureau verschillen. Deze nadere uitwerking van het waarderingsbesluit om een steekproef reguliere cliëntdossiers te bewaren wordt dan ook niet in de selectielijst vastgelegd. Mede naar aanleiding van opmerkingen van de externe deskundige wordt hierbij benadrukt dat er bij het bewaren van de steekproef cliëntdossiers rekening zal worden gehouden met de Wet Bescherming Persoonsgegevens, en daarmee met de privacybescherming van de betrokkenen. Opmerkingen bij afzonderlijke handelingen Handeling 1, Het geven van voorlichting en advies over opgroei- en opvoedingsvragen en vragen van jeugdigen over hun juridische positie voor zover gedeputeerde staten toestemming hebben verleend en Handeling 4, Het informeren van cliënt over de taken en de werkwijze van het bureau jeugdzorg en zijn rechten en het duidelijk maken welke taak het bureau jeugdzorg ten aanzien van hem uitoefent. De vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris merkt op dat beide handelingen dicht op elkaar lijken te liggen en vraagt zich af wat het verschil is tussen beiden. De vertegenwoordiger van de zorgdragers licht de beide handelingen toe. Handeling 1 heeft betrekking op het voorlichten en adviseren in een specifiek geval, handeling 4 heeft betrekking op het informeren van cliënten in het algemeen. Hierop wordt de formulering van de handeling aangepast en de waardering van handeling 4 gewijzigd. In plaats van V15 jaar zal nu 1 exemplaar van het voorlichtingsmateriaal bewaard worden, overige neerslag V15 jaar. Allen zijn hiermee akkoord. Handeling 30, Het vernietigen van bescheiden binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van degene op wie de bescheiden betrekking hebben. De voorgestelde waardering bij deze handeling is: V – 15 jaar na afsluiting hulpverlening; ingeval van ots of voogdij V : zie de bepalingen van het privacyreglement, artikel 18 & 19. De vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris merkt op dat deze handeling niet valt onder het privacyreglement van de Bureaus Jeugdzorg, maar betrekking heeft op de uivoering van dit privacyreglement (artikel 19). Om inzichtelijk te maken dat een Bureau uitvoering gegeven heeft aan artikel 19, moet het Bureau het verzoek tot vernietiging en het besluit daarop voor enige tijd bewaren. De vertegenwoordiger van de zorgdragers gaat hiermee akkoord; als V termijn wordt gekozen voor 75 jaar na afsluiting hulpverlening. Voor deze lange vernietigingstermijn is gekozen zodat een Bureau gedurende het leven van een cliënt kan aantonen dat deze zelf het verzoek ingediend heeft voor vernietiging van zijn/haar dossier. De externe deskundige heeft er op gewezen dat de vernietigingstermijn van 75 jaar alleen dient te gelden voor een verzoek tot vernietiging van persoonsgegevens en de bevestiging van een Bureau Jeugdzorg dat aan dit verzoek gehoor is gegeven. Hierop is de formulering van het product bij handeling 30 gespecificeerd, en in de weergave van de discussie in dit verslag. Handeling 106, Het fungeren als een advies- en meldpunt kindermishandeling De externe deskundige wijst er op dat het product van deze handeling (een rapport) waarschijnlijk niet volledig is vermeld. Op basis van dit advies is het product aangevuld met correspondentie (die niet leidt tot een cliëntdossier), gewaardeerd met V 5. Verder werden door de vertegenwoordiger van het Nationaal Archief een aantal opmerkingen gemaakt over de indeling van de selectielijst en de formulering van enkele handelingen. Naar aanleiding hiervan is de selectielijst redactioneel aangepast. Het verslag is voorgelegd aan de bij het overleg betrokken personen. Deze hebben hun goedkeuring aan dit verslag gegeven
© Copyright 2024 ExpyDoc