Jaarverslag 2013 - Getronics Pensioen

Jaarverslag 2013 1 Inhoudsopgave
Kerncijfers 3 6 Woord van de voorzitter 1 Algemene informatie 1.1 Juridische structuur 1.2 Doelstelling 1.3 Personalia 9 9 9 10 2 Financiële positie en beleid in 2013 2.1 Financiële opzet en positie 2.2 Beleid en beleidskeuzes 2.3 Risicobeheer 14 14 16 19 3 Verslag van het vermogensbeheer 3.1 Marktontwikkelingen 2013 3.2 Rendement beleggingen totale portefeuille 2013 3.3 Rendementen pensioenrekening individuele deelnemers 3.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen 24 24 25 31 33 4 Pensioenen 4.1 4.2 4.3 35 35 38 41 Pensioencommunicatie Pensioenregeling Wet‐ en regelgeving, relevante ontwikkelingen 5 Actuariële analyse 47 6 Besturing en naleving wetgeving 6.1 Algemeen 6.2 Bestuursaangelegenheden 6.3 Bestuurscommissies 6.4 Goed Pensioenfondsbestuur 6.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 6.6 Deskundigheids‐ en integriteitstoets en opleiding 6.7 Gedragscodes 6.8 Geschillen 6.9 Deelnemersraad 6.10 Organisatie en uitvoering 6.11 Uitvoeringskosten 6.12 Statutenwijziging 48 48 48 48 49 54 55 55 56 56 56 56 59 7 Verwachte gang van zaken 60 8 Jaarrekening 8.1 8.2 8.3 8.4 62 62 63 64 65 9 Bijlagen Balans per 31 december 2013 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening 92 92 92 95 97 98 2 92 Overige gegevens 9.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 9.2 Gebeurtenissen na balansdatum 9.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 9.4 Actuariële verklaring 9.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Kerncijfers
Bedragen x € 1.000
2013
2012
2011
2010
2009
Aantal verzekerden
(per einde van het jaar)
Deelnemers, actief en voortgezet
Gewezen deelnemers
Ingegane pensioenen
Totaal aantal verzekerden
3.424
18.052
2.298
23.774
4.429
17.614
1.869
23.912
5.084
17.154
1.577
23.815
5.041
17.601
1.467
24.109
5.287
18.259
1.388
24.934
Kostendekkende premie
Feitelijke premie1
Uitvoeringskosten
Uitkeringen
19.294
51.829
2.074
18.181
29.884
32.996
2.164
17.199
31.139
33.691
2.550
17.373
28.839
34.893
3.612
15.810
34.366
34.494
3.749
13.343
Toeslagverlening
Inactieve deelnemers
Saldo
Overige pensioenen
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
44.213
-101.333
-78.434
-8.187
345
44.569
157.601
1.097.442
104,0%
49.505
163.850
1.160.966
91,3%
41.243
142.594
1.027.069
92,4%
40.459
140.007
915.065
99,1%
37.762
156.872
839.153
100,0%
14,4
13,8
17,8
10,5
14,9
15,4
18,6
10,9
16,3
16,8
23,2
11,1
15,7
15,9
22,5
10,5
15,0
14,4
21,5
9,5
9,7
7,7
10,8
9,3
7,1
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
3,9%
1.098.821
5.565
17.664
1.047.736
31.259
63.342
900.825
20.417
16.409
918.200
16.995
32.379
843.647
8.478
105.665
Pensioenen
Vermogen en solvabiliteit
Aanwezig eigen vermogen
Minimaal vereist eigen vermogen
(PW art. 131)
Vereist eigen vermogen (PW art. 132)
Voorziening pensioenverplichtingen
Dekkingsgraad
Gemiddelde duration
Actieve deelnemers
Gewezen deelnemers
Gepensioneerde deelnemers
Duration vastrentende waarden
Rentetermijnstructuur
Beleggingen
Balanswaarde
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
1
Inclusief premie vanuit de borgstelling 3 Beleggingsportefeuille
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen en liquiditeiten
Totaal beleggingen
Beleggingsrendement
Totale portefeuille
Benchmarkrendement portefeuille
29.710
424.616
584.248
-1.378
61.625
1.098.821
35.082
359.890
593.525
0
59.239
1.047.736
40.933
268.321
493.042
3.973
94.556
900.825
43.717
255.123
457.998
1.320
160.042
918.200
38.090
232.641
424.204
0
148.712
843.647
5,3%
5,2%
9,6%
10,4%
4,0%
3,7%
5,8%
5,8%
15,4%
14,5%
4 Bestuursverslag
5 Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af voor het gevoerde beleid in 2013,
de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten
hiervan voor Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG).
Financiële positie
Het jaar 2013 stond in het teken van de afloop van het kortetermijnherstelplan. De
centrale vraag was of de dekkingsgraad eind 2013 hoger zou zijn dan de kritische grens
van het minimaal vereist eigen vermogen (104,0%). Dit is helaas niet gelukt. De
dekkingsgraad eind 2013 bedroeg 100,8%. Dit heeft tot gevolg dat het pensioenfonds
heeft moeten besluiten om per 1 april 2014 voor het eerst de pensioenen te verlagen
met 3,2%. Het pensioenfonds heeft in tegenstelling tot andere pensioenfondsen niet
eerder de pensioenen verlaagd.
De dekkingsgraad is ten opzichte van eind 2012 met 9,5%-punt gestegen tot 100,8%
ultimo 2013. Deze stijging is te danken aan het beleggingsrendement, het effect van de
Rentetermijnstructuur en het vorderen van het restant van de éénmalige borgstelling van
de werkgever. Als gevolg van de korting, is de dekkingsgraad in de jaarrekening 104,0%
(100,8%+3,2%korting).
Beleggingsrendement
De stemming op de financiële markten werd in 2013 vooral beïnvloed door het beleid van
de centrale banken. Daarnaast verbeterden de economische cijfers gedurende het jaar
en dit duidde op het aantrekken van de economische groei in grote delen van de wereld.
Wel waren de onderlinge verschillen tussen de verschillende gebieden groot. Door de
verbeterde macro-economische ontwikkelingen stegen de Nederlandse en Duitse lange
rente. Zo steeg de Duitse 30-jaars rente van 2,1% per eind 2012 naar 2,7% per eind
2013.
De rendementen van de beleggingen waren in 2013 positief. Het totaalrendement op de
beleggingen bedroeg in 2013 5,3% (2012 9,6%). Dit percentage is inclusief de afdekking
van het renterisico en valutarisico. Het positieve resultaat wordt vooral veroorzaakt door
het rendement op de beleggingen in aandelen.
De pensioenregeling van SVG is een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst).
De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden op risico van de (gewezen)
deelnemers belegd in de zogeheten collectieve portefeuille of in één van de Life Cyclebeleggingsmixen. Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2013 5,9%
(2012 8,8%). De rendementen van alle Life Cycle beleggingsmixen waren in 2013
positief.
Evaluatie herstelplan
In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank
(DNB). Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. De evaluatie per 31 december 2013
is op 12 februari 2014 ingediend bij DNB. Uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op
basis van de dekkingsgraad ultimo 2013, ondanks de in het herstelplan opgenomen
maatregelen, het positieve beleggingsrendement over 2013 en het vorderen van de
éénmalige borgstelling van de werkgever, onvoldoende is hersteld. Op grond van deze
evaluatie heeft het bestuur voor moeten besluiten om de pensioenen per 1 april 2014 te
verlagen met een uniform kortingspercentage van 3,2%. De verlaging geldt voor
iedereen: pensioengerechtigden, actieve deelnemers en gewezen deelnemers. De
kortingsmaatregel is beoordeeld door DNB en akkoord bevonden. Daarnaast heeft de
deelnemersraad een positief advies gegeven over de kortingsmaatregel.
Risicomanagement
Het afgelopen jaar heeft het bestuur aandacht besteed aan het risicomanagement.
Jaarlijks wordt een inventarisatie uitgevoerd om de risico’s die het pensioenfonds loopt in
6 kaart te brengen. Per risico zijn twee bestuursleden benoemd die verantwoordelijk zijn
voor de monitoring van het risico. Op kwartaalbasis wordt over alle risico’s
gerapporteerd.
Communicatie
Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede
communicatie met alle belanghebbenden. De website wordt gebruikt voor
nieuwsberichten en de publicatie van de dekkingsgraad.
In 2013 heeft het pensioenfonds een presentatie gegeven tijdens de jaarvergadering van
de Vereniging van Gepensioneerden Getronics. Doel van deze bijeenkomst is het
informeren van de pensioengerechtigden en het vergroten van de dialoog. Tijdens deze
bijeenkomst stond de financiële positie van het pensioenfonds centraal.
Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2013 als goed bestuur
heeft gehandeld. Het bestuur heeft daarbij taakbewust de belangen van betrokken
deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever gediend.
Visitatiecommissie
Begin 2014 heeft de visitatiecommissie een visitatie uitgevoerd over het verslagjaar
2013. De visitatiecommissie heeft als overall oordeel dat het bestuurlijk functioneren van
het fonds van een uitstekend niveau is. De aanbevelingen van de visitatiecommissie
worden in 2014 opgepakt. In dit jaarverslag wordt onder hoofdstuk 6.4.1 uitgebreider
stilgestaan bij de uitkomsten en aanbevelingen van de visitatiecommissie.
Aanpassing regeling
Per 1 januari 2013 is met een positief advies van de deelnemersraad de pensioenregeling
aangepast. Door deze aanpassing voldoet de pensioenregeling aan de nieuwe fiscale
wetgeving (ingevoerd per 1 januari 2014). De voornaamste reden voor deze aanpassing
van de pensioenregeling is dat hierdoor de mogelijkheid bestaat om bij een hoge korting
van de pensioenen, deze verlaging te spreiden over de jaren 2014 en 2015. De
voornaamste aanpassingen zijn de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 jaar naar 67
jaar, de aanpassing van de beschikbare-premiestaffel aan de nieuwe fiscale
pensioenwetgeving en de verlaging van de franchise van € 16.021 naar € 14.500.
Bestuur
Het bestuur heeft in 2013 aandacht besteed aan Goed Pensioenfondsbestuur. Er is
aandacht besteed aan de deskundigheid en de competenties van bestuursleden en de
continuïteit van het bestuur. Zo heeft het bestuur de deskundigheid getoetst en heeft het
bestuur een zelfevaluatie uitgevoerd. In 2013 hebben zich geen bestuurswisselingen
voorgedaan.
Nieuw bestuursmodel
Per 1 juli 2014 treedt de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking. De
doelen van de wet zijn het versterken van het intern toezicht en het vergroten van de
deskundigheid van het bestuur van pensioenfondsen. Het bestuur kan kiezen uit vijf
bestuursmodellen. De belangrijkste keuzes gaan over de organisatie van het interne
toezicht in of buiten het bestuur en het wel of niet toevoegen van onafhankelijke
deskundigen aan het bestuur.
Het bestuur heeft in 2013 veelvuldig gesproken over het te kiezen model. Uiteindelijk
heeft het bestuur vooralsnog gekozen voor het zogenaamde paritaire model. Dit model
lijkt veel op het huidige model. Een consequentie van de nieuwe wetgeving is wel dat de
deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan samengaan. Zowel de deelnemersraad
als het verantwoordingsorgaan zijn om advies gevraagd. In het voorjaar van 2014 vindt
de concrete invulling van het nieuwe bestuursmodel plaats.
7 Het jaar 2013 was kortom een bewogen jaar voor het pensioenfonds. Ook 2014 zal geen
rustig jaar worden en zal in het teken staan van de implementatie van het nieuwe
bestuursmodel en het nieuwe pensioencontract.
We nodigen u graag uit tot het lezen van dit jaarverslag.
Amsterdam, 25 april 2014
F.H.K. Ooms
8 1
Algemene informatie
1.1
Juridischestructuur
Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is statutair gevestigd te Amsterdam ten
kantore van KPN Corporate Market BV. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel onder nummer 41203004. De feitelijke vestiging is TKP Pensioen BV,
Europaweg 27,
9723 AS, Groningen.
SVG is een ondernemingspensioenfonds. De stichting heeft sinds haar oprichting in 1985
tot doel de uitvoering te verzorgen van de pensioenvoorzieningen welke voor de
medewerkers van KPN Corporate Market zijn getroffen.
De meeste (gewezen) deelnemers van SVG nemen deel aan de flexibele Getronicspensioenregeling. Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst.
Daarnaast voert het fonds nog een aantal regelingen uit voor gesloten groepen van
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deze regelingen worden gekarakteriseerd
als een uitkeringsovereenkomst.
De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen
B.V. (TKP) te Groningen. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door TKP Investments
B.V. (TKPI).
Het bestuur heeft met ingang van 1 januari 2012 een herverzekeringscontract afgesloten
met Nationale-Nederlanden voor dekking van het overlijdensrisico en het
arbeidsongeschiktheidsrisico. Dit contract heeft een looptijd tot 31 december 2014. Er
worden jaarlijks premies betaald aan de herverzekeraar. Er is geen sprake van
winstdeling.
Daarnaast voert Aon Consulting Nederland CV adviserende diensten uit op actuarieel
gebied. Uitgangspunt bij de uitbesteding is dat het bestuur, conform de eisen van de
Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het
bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris van Aon
Consulting Nederland CV en de externe accountant PwC.
1.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in
de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen
deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en
regelgeving.
Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van KPN
Corporate Market BV en de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen, voor zover
de medewerkers niet deelnemen aan een andere pensioenregeling.
De doelstelling van SVG is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers,
gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van
ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het streven
van hoofdsombehoud van de SVG-regeling (Premieovereenkomst) en in het in stand
houden van nominale aanspraken voor ingegane pensioen en pensioenaanspraken van
de overige pensioenregelingen (DB-aanspraken). Daarnaast streeft het fonds naar het
9 waardevast houden van de ingegane pensioenen, de opgebouwde pensioenen en de
premievrije pensioenaanspraken van de overige regelingen. Deze toeslagverlening is
voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de
langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook
draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle
belanghebbenden.
Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening,
beleggingen, risicomanagement en communicatie om de genoemde doelstellingen te
bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en
bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst
geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2013.
1.3
Personalia
Bestuur
SVG heeft een paritair samengesteld bestuur en bestaat uit drie
werkgeversvertegenwoordigers, drie werknemersvertegenwoordigers en één
vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden. In 2013 heeft het bestuur namelijk
besloten het bestuur uit te breiden met één lid namens de pensioengerechtigden. Het
bestuur heeft een aantal commissies ingesteld en wordt terzijde gestaan door een
adviserend- en certificerend actuaris en een externe accountant, een deelnemersraad en
een verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst, alle
werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn
uitbesteed.
Benoemd door de werkgever
Voorzitter
Bestuurslid
vanaf
01-07-1999
Bestuurslid
Tot
01-01-2015
J.K. Dijkstra
Bestuurslid
15-02-2008
01-01-2016
Functie/in dienst
van
Directeur
Compensation &
Benefits KPN
IT Program Director
E.F.M Meurs
Bestuurslid
01-07-2011
01-01-2017
Director Finance
Bestuurslid
Tot
01-01-2015
Functie/in dienst
van
Consultant
Naam
Functie in bestuur
F.H.K. Ooms
Benoemd namens de deelnemers
Naam
Functie in bestuur
A.C. Mögelin
Secretaris
Bestuurslid
vanaf
01-01-2009
M.H.B. Ebbers
Bestuurslid
11 -03-2011
11-03-2014
Directeur
J. Phaff
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2015
Competence Manager
Bestuurslid
vanaf
01-01-2014*
Bestuurslid
Tot
01-01-2017
Functie/in dienst
van
Gepensioneerd
Benoemd namens de pensioengerechtigden
Naam
Functie in bestuur
C. Rollfs of Roelofs
Bestuurslid
* De heer Rollfs of Roelofs is door het bestuur voorgedragen als bestuurslid bij DNB. Ten tijde van het schrijven
van dit jaarverslag was de formele goedkeuring van DNB nog niet ontvangen.
De heer Phaff is per 1 maart 2014 afgetreden als bestuurslid. De procedure voor de
invulling van deze vacante positie is in het eerste kwartaal van 2014 opgestart.
Deelnemersraad
De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en pensioengerechtigden. De
10 deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het bestuur.
Bij belangrijke onderwerpen vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. Dit zijn
onderwerpen zoals wijzigingen van de statuten, wijzigingen van het pensioenreglement,
toeslagbeleid, wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en vaststelling van het
jaarverslag, ABTN of een langetermijnherstelplan. De deelnemersraad heeft alle rechten
die op grond van de Pensioenwet toekomen aan de deelnemersraad van een
ondernemingspensioenfonds.
De deelnemersraad is als volgt samengesteld:
Naam
Vertegenwoordiger
van
Vanaf
Tot
Functie in deelnemersraad
R. Zuidhof
Deelnemers
01-10-2013
01-10-2016
Voorzitter
G. de Jong
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2015
Secretaris
Vacature
Deelnemers
Vacature
Deelnemers
Vacature
Deelnemers
B. Bloemendal
Gepensioneerden
01-04-2008
01-04-2014
Lid
In het jaar 2013 heeft het bestuur zorggedragen voor de opvulling van een tweetal
vacatures. Dit heeft er toe geleid dat de heer Zuidhof en de heer Bauer zijn toegetreden
tot de deelnemersraad. Door de overgang per 1 januari 2014 van een grote groep
medewerkers van KPN Corporate Markets naar KPN zijn er wederom een drietal
vacatures ontstaan. Zowel de heer Weggeman, de heer Kleingeld en de heer Bauer zijn
per 1 januari 2014 geen lid meer van de deelnemersraad.
De procedure voor vervanging van deze leden is in 2014 opgestart.
Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit drie leden, te weten één
vertegenwoordiger van de werkgever, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één
vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden.
Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de
wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed
Pensioenfondsbestuur. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde
beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het
handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes
voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop,
bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Dit oordeel is opgenomen in
paragraaf 7.4.2: ‘Verslag verantwoordingsorgaan’.
Het verantwoordingsorgaan is als volgt samengesteld:
Naam
Vertegenwoordiger
van
Vanaf
Functie
E.J.K Offereins
Deelnemers
01-02-2012
01-02-2015
Business Consultant
A. Ribbink
Werkgever
01-08-2013
01-08-2016
Director
Finance,
Consultant Risk en
Compliance
C. Rollfs of Roelofs
Pensioengerechtigden
01-05-2010
01-05-2016
Gepensioneerd
11 Tot
De heer Van Kints is per 1 mei 2013 afgetreden als voorzitter van het
Verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 augustus 2013 is de heer Ribbink, namens de
werkgever, als voorzitter van het verantwoordingsorgaan benoemd.
Aangezien de periode van de heer Rollfs of Roelofs per 1 mei 2013 verliep, heeft het
bestuur de heer Rollfs of Roelofs voorgedragen voor een nieuwe periode. Aangezien zich
geen tegenkandidaten hebben gemeld, heeft het bestuur de heer Rollfs of Roelofs voor
een nieuwe periode van drie jaren benoemd. Indien DNB goedkeuring geeft aan de
benoeming van de heer Rollfs of Roelofs als bestuurslid zal het bestuur zich beraden over
de invulling van de vacature.
Visitatiecommissie
Voor de invulling van het intern toezicht heeft het fonds gekozen voor een
visitatiecommissie. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld. In 2013 heeft het
bestuur een tweetal nieuwe leden benoemd voor de visitatiecommissie. De
visitatiecommissie bestaat uit:
 A. M.J. de Bekker(voorzitter)
 A.A. van Hienen
 mw. A.J.E.M. Vollenbroek
Communicatiecommissie
De verantwoordelijkheid van de communicatiecommissie is het bestuur te adviseren over
alle communicatieaangelegenheden.
De communicatiecommissie is als volgt samengesteld:
 De heer J. Phaff (voorzitter)
 De heer A.C. Mögelin
 De heer J.K. Dijkstra
Bij formele goedkeuring van DNB inzake de benoeming van de heer Rollfs of Roelofs zal
deze de heer Phaff vervangen als lid van de communicatiecommissie.
Beleggingscommissie
De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over
beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene
beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en
de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft als taak
het opstellen van het beleggingsplan, het monitoren van de activiteiten van de
vermogensbeheerders en het laten uitvoeren van een beleggingsbeleid op basis van de
strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten
naar concrete beleggings- en performancedoelstellingen.
De





beleggingscommissie is als volgt samengesteld:
De heer F.H.K. Ooms (voorzitter)
De heer E.F.M. Meurs
De heer J.K. Dijkstra
De heer M.H.B. Ebbers
De heer J. Mensonides (extern adviseur)
Audit en Financiële Commissie
De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten
die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds.
De



Audit en Financiële Commissie is als volgt samengesteld:
De heer E.F.M. Meurs (voorzitter)
De heer M.H.B. Ebbers
De heer A.C. Mögelin
12 Beleggingsadvies / Fiduciair beheer
Het fiduciair beheer wordt verzorgd door TKP Investments BV (TKPI) te Groningen. TKPI
rapporteert aan het bestuur en de beleggingscommissie.
Pensioenadministratie
Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. te
Groningen.
Adviserend actuaris
Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn
ondersteund door de externe adviserend actuaris van Aon Consulting Nederland CV.
Certificeerders
PwC, externe accountant
Aon Consulting Nederland CV, externe actuaris
13 2
Financiële positiie en beleid
b
in
i 201 3
2.1
Financciëleopze
etenposittie
Dekkings
sgraad
De dekkin
ngsgraad is een maats
staf voor de
e financiële
e positie van
n een penssioenfonds. Het
geeft het pensioenve
ermogen als percentag
ge van de contante
c
waarde van de
verplichting
gen weer. De
D dekkingssgraad kan wijzigen door diverse
e factoren, zoals
pensioenv
de ontwik
kkeling van het belegg
gingsresulta
aat, verzeke
eringstechn
nische ontw
wikkelingen en
de ontwik
kkeling van de marktre
ente.
kkeling van de dekking
gsgraad va n het pensioenfonds gedurende
g
het jaar ka
an als
De ontwik
volgt word
den weerge
egeven:
On
ntwikkelin
ng dekking
gsgraad 20
013
85%
Dekkin
ngsgraad prim
mo
90%
9
95%
%
100%
%
105%
110%
91,3
3%
Effect verz.te
echn. oorzake
en
-0,2%
1,9
9%
Effect beleg
ggingsresultaa
at
3,7%
Effect a
a.g.v. van wijziging rentete
ermijnstructuu
ur
Effect overige oorzake
en
1,5%
%
Effect premiie
2,6%
3,2%
%
Effect kortin
ng
104,0%
gsgraad ultim
mo
Dekking
Effect bele
eggingsresu
ultaat
Het totale
e beleggingsrendemen
nt bedroeg in 2013 5,3
3%; rekening houdend
de met de
benodigde
e rentetoev
voeging in de
d verplichttingen hebb
ben de bele
eggingsresu
ultaten een
n
positief efffect op de dekkingsgrraad van 1,,9%-punt.
Effect korting
Het herste
elplan van het fonds liep af per 3
31 decembe
er 2013. De
e dekkingsg
graad diend
de
derhalve g
gelijk of ho
oger te zijn dan het m inimaal verreist eigen vermogen van 104,0%
%.
Omdat de
e initieel geschatte dek
kkingsgraad
d per 31 de
ecember 20
013 100,8%
% was, dien
nde
het fonds de aanspra
aken te korrten met 3,,2%.
ziging rente
etermijnstructuur
Effect wijz
De voorzie
ening pensioenverplichtingen wo
ordt gewaardeerd op marktwaard
m
de met beh
hulp
van de rentetermijns
structuur. De
D renteterrmijnstructu
uur is varia
abel. Iedere
e maand wo
ordt
ank (DNB) gepublicee
erd. Een lag
gere rentete
ermijnstruc
ctuur
deze doorr De Nederlandsche Ba
betekent e
een hogere
e voorzienin
ng en vice v
versa. De stijging
s
van
n de rentete
ermijnstruc
ctuur
leidde in 2
2013 tot ee
en daling va
an de voorzziening en dus
d tot een
n positief efffect op de
dekkingsg
graad van 3,7%.
3
14 Per 30 september 2012 heeft DNB de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur
gewijzigd en moet vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt worden
voor de waardering van pensioenverplichtingen. Dit houdt in dat de rente voor lange
looptijden beweegt richting 4,2%. Hierdoor wordt de berekening van de verplichtingen
minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op
de financiële markten.
De onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar
weer. Ter illustratie zijn daarbij ook vermeld het behaalde beleggingsrendement en de
gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo het betreffende jaar.
Dekkingsgraad
Beleggingsrendement
Gemiddelde
rentetermijnstructuur
2013
2012
2011
2010
2009
104,0%
5,3%
91,3%
9,6%
92,4%
4,0%
99,1%
5,8%
100,0%
15,4%
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
3,9%
Effect premie
Het effect van de premie op de dekkingsgraad is 2,6% positief. Dit wordt in het bijzonder
veroorzaakt door de additionele bijdrage van de werkgever uit hoofde van de
borgstelling. Ultimo 2013 bedraagt deze extra bijdrage € 37,1 miljoen.
Effect verzekeringstechnische- en overige oorzaken
Het effect van verzekeringstechnische- en overige oorzaken wordt veroorzaakt door
relatief geringe afwijkingen in de resultaten ten opzichte van de actuariële
uitgangspunten. Deze oorzaken betreffen actuariële resultaten op premies, uitkeringen,
kosten en overige zaken waar het resultaat actuarieel afwijkt van de veronderstellingen.
Status herstelplan
In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het
bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit
plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn
voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige
aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de
werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte
herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB
heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Het in 2009 ingediend
herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing.
De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn:
 voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, eindigend
op 31 december 2013;
 de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de
uitvoeringsovereenkomst;
 er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen;
 het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van
het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen;
 De inkooptarieven die geldig waren op het moment van het ingaan herstelplan
(2009) zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire
mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
15 Jaarlijks wordt het herstelplan geëvalueerd. In de in februari 2014 ingediende evaluatie
van het herstelplan naar de situatie ultimo 2013 is een verwachte dekkingsgraad per
eind 2013 opgenomen van 100,8%. Dit is onvoldoende om het minimaal vereist eigen
vermogen van 104,0% te bereiken binnen de wettelijke termijn. Op grond van deze
evaluatie heeft het bestuur moeten besluiten om de pensioenaanspraken te korten met
3,2%.
In 2013 loopt de dekkingsgraad achter op de in het herstelplan verwachte
dekkingsgraad. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2012
Premie (inclusief
borgstelling)
SturingsToeslagen
middelen
Beleggingen
Rentetermijnstructuur/UFR
Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen
Overige
en waardeoverdrachten.
Subtotaal
Korting
Dekkingsgraad per 31 december 2013
Verwacht
2013
(in %)
103,0
Werkelijk
2013
(in %)
0,3
2,6
0,0
2,6
0,0
0,0
1,9
3,7
-0,4
1,3
105,5
100,8
3,2
104,0
91,3
Borgstelling
Ten gevolge van de financiële crisis is de dekkingsgraad van SVG tot onder het minimaal
vereist eigen vermogen gedaald. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden heeft de
werkgever zich bereid verklaard een borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te
verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de
uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever. Er is een borgstelling
overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en
met 2013, met een maximum van € 50 miljoen over deze gehele periode. Gezien de
dekkingsgraad ultimo 2013 en de korting, heeft het bestuur het resterende gedeelte van
€ 37,1 miljoen opgeëist bij de werkgever. Door het opvragen van de de borgstelling valt
de korting lager uit.
2.2
Beleidenbeleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en
toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij
het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig
afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de
pensioenovereenkomst.
2.2.1
Financieringsbeleid
Uitvoeringsovereenkomst
In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken opgenomen tussen het pensioenfonds
en de aangesloten ondernemingen. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde
tijd.
De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met
inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden. In deze
overeenkomst is onder andere de financiering van de pensioenregeling geregeld en de
rechten en plichten van de werkgever ten opzichte van het pensioenfonds. In de
uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de maximale werkgeversbijdrage, inclusief de
bijdrage van de medewerkers, 16% van de loonsom bedraagt.
Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de eenmalige
borgstelling is vastgelegd. Het fonds is met de werkgever een borgstelling
16 overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en
met 2013 (zijnde € 50 miljoen totaal). Indien in een voorafgaand jaar geen aanspraak is
gemaakt op het maximale bedrag van € 12,5 miljoen, mag het restant saldo worden
doorgeschoven naar het volgende jaar. Zodoende kan het maximum bedrag ad € 12,5
miljoen in één jaar worden overschreden, dit in tegenstelling tot de totaalsom in vier
jaar.
Gezien de financiële positie eind 2013 is de borgstelling volledig gevorderd bij de
werkgever.
Premiebeleid
Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de Actuariële en
Bedrijfstechnische Nota.
De jaarlijkse premie voor de KPN Corporate Market-pensioenregeling is gelijk aan de som
van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, vermeerderd met de
werkgeversopslag.
Periodiek wordt een prognose gemaakt van de benodigde kostendekkende premie. De
kostendekkende premie is opgebouwd uit de actuariële premie benodigd voor de
pensioenverplichtingen, de opslagen voor de instandhouding van het vereist eigen
vermogen (solvabiliteitsopslag) en een opslag voor de uitvoeringskosten van het
pensioenfonds. Afhankelijk van de uitkomst van deze prognose kan worden besloten tot
inzet van de diverse sturingsmiddelen die de stichting tot zijn beschikking heeft.
Naast de KPN Corporate Market-regeling voert het pensioenfonds nog een aantal
overgangs- en pensioenregelingen voor kleine gesloten groepen van deelnemers uit. De
lasten van deze regelingen komen, behoudens de regelingen waarin sprake is van een
deelnemersbijdrage, geheel ten laste van de werkgever.
ABTN
De actuarieel en bedrijfs technische nota (ABTN) geeft de centrale criteria aan op basis
waarvan het (financieel) beleid van een pensioenfonds wordt gevoerd. Het opstellen van
een ABTN is een verplichting, die voortvloeit uit de Pensioenwet (PW).
De ABTN heeft de bedoeling het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant te
maken en heeft dus de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren
inzichtelijk maakt. Voor het pensioenfonds dwingt de ABTN ertoe zich te vergewissen van
alle samenhangende aspecten van bedrijfsvoering, financieringsbeleid en risico's en
vormt voor DNB een integrale informatiebron bij de uitoefening van het toezicht.
In 2013 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota door het bestuur geactualiseerd.
Kostendekkende premie
Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een
aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende
onderdelen:
de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de
pensioenregeling;
de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist
eigen vermogen;
de premie om de uitvoeringskosten te financieren.
Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te
dempen.
De kostendekkende premie over 2013 bedraagt € 22,1 miljoen (2012: € 29,9 miljoen). In
2013 bedraagt de feitelijke premie € 51,4 miljoen (2012: € 33,0 miljoen). Dit betreft de
17 premie voor de SVG-regeling en is inclusief de premievordering vanuit de borgstelling ad €
37,1 miljoen. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet
zijn aan de kostendekkende premie.
Premies en grensbedragen
Voor 2013 golden de volgende premies en franchises:
 Beschikbare premie: individueel bepaald op basis van de reglementaire staffel;
 Werkgeversopslag: 5,25% van de som van de pensioenspaargrondslagen;
 Franchise: € 14.500.
2.2.2
Toeslagenbeleid
Het toeslagbeleid is op basis van kolom D1 uit de toeslagenmatrix. De ex ante bepaalde
factor is de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens
(afgeleid). Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en
pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de
pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade
werd uitgevoerd, waarvoor geldt een voorwaardelijke toeslagverlening op basis van de
ontwikkeling van de loonindex. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het
bestuur vastgesteld en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. De
premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door
het fonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen.
Er bestaat geen recht op toeslagverlening.
Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2013 als per 1 januari 2014 moeten besluiten dat
de ingegane pensioenen van de standaard SVG-regeling en de opgebouwde en ingegane
pensioenen van de overige regelingen niet worden verhoogd. Bij dit besluit heeft het
bestuur de uitgangspunten van het toeslagbeleid en de richtlijnen van DNB gehanteerd.
2.2.3
Beleggingsbeleid
In het beleggingsbeleid is een normportefeuille opgenomen voor de beleggingen uit
hoofde van de individuele beleggingsrekeningen (CDC vermogen) enerzijds en de
beleggingen uit hoofde van het pensioenfonds zelf (DB vermogen) anderzijds.
Het beleggingsbeleid van het CDC vermogen is gericht op pensioenopbouw van de
individuele deelnemers door het behalen van een voldoende hoog rendement op het door
individuele deelnemers ingebrachte vermogen. Met het door een deelnemer, via de
collectieve beleggingen, opgebouwde vermogen worden op de pensioendatum
pensioenaanspraken ingekocht. De beleggingen van het DB vermogen zijn gericht op het
kunnen uitkeren van de pensioenaanspraken, buffervorming en de ambitie van het
pensioenfonds om de koopkracht van de aanspraken te behouden. Daarnaast worden
beleggingen voor rekening en risico van de deelnemer aangehouden ten behoeve van de
beleggingsmixen van de Life Cycles.
Strategisch beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid wordt bepaald op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds
en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse Asset Liability Management (ALM)studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en
integreert de belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag- premieen beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van
het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en
risicokarakteristieken van beleidskeuzes.
In het eerste kwartaal van 2013 is een ALM-studie uitgevoerd. In deze studie is gekeken
18 naar verschillende factoren. Dit waren onder andere het beleggingsbeleid, het
renterisico, mogelijkheden tot het extra beleggen in aandelen en minder in onroerend
goed en grondstoffen, de inkoopfactor bij het omzetten van saldo in aanspraak, nieuwe
wetgeving. Ook is gekeken naar de effecten van krimp en van een gesloten fonds. Mede
op basis van deze studie is besloten de afdekking van het renterisico van de DB
verplichtingen (exclusief garanties) te verhogen van 30% naar 60%. Daarnaast is in
2013 de portefeuille vastrentende waarden aangepast en is gestart met beleggen in
Nederlandse hypotheken.
De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille per eind 2012 en per eind
2013 weer. De werkelijke gewichten per eind december 2013 zijn eveneens weer
gegeven. De werkelijke gewichten per eind van het jaar wijken door koersbewegingen af
van de strategische gewichten. In principe wordt eens per jaar een voorstel tot
rebalancing behandeld, waarbij in beginsel wordt teruggestuurd naar de strategische
gewichten. Het pensioenfonds heeft eind 2013 besloten de portefeuille niet te rebalancen
naar de strategische gewichten.
Strategische en werkelijke gewichten totale beleggingsportefeuille (%)
Beleggingscategorie
Strategisch gewicht
Strategisch gewicht
Werkelijk gewicht
eind 2012
2013
eind 2013
Aandelen
33,5
33,5
38,6
Vastrentende waarden
54,0
54,0
51,0
Inflatie gerelateerde obligaties
2,5
2,5
2,2
Onroerend goed
4,0
4,0
2,7
Grondstoffen
6,0
6,0
5,3
Hedge Fondsen
0,0
0,0
0,0
Liquiditeiten
0,0
0,0
0,2
Beheer van de beleggingen
Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het ‘manager of managers’principe. Voor de actief beheerde portefeuilles houdt dit in dat per beleggingscategorie
verschillende managers geselecteerd worden, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit
leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is
sprake van een intensief selectieproces. De ingezette externe vermogensbeheerders
worden continu op een groot aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een
vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot
ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd,
wordt vanwege kostenoverwegingen in principe gebruik gemaakt van één manager.
2.3
Risicobeheer
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de
risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het fondsbestuur.
Voor het geheel van de risico’s waarmee een pensioenfonds te maken krijgt (financieel
en niet-financieel), dient continu een cyclus te worden doorlopen van het opstellen van
de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, monitoring en
terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s.
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen
die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor
pensioenfondsen.
Het bestuur heeft diverse risicoanalyses uitgevoerd op basis van FIRM. De uitkomsten
van deze analyses zijn vastgelegd in een rapport. Voor elk risico zijn twee bestuursleden
aangesteld als risico-eigenaar. Voor de netto risico’s met kwalificatie hoog en midden zijn
19 acties uitgezet die periodiek in het bestuur worden besproken. De voortgang van de
acties wordt gerapporteerd door TKP in de kwartaalrapportages.
Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheers categorieën
onderscheiden.
Risicocategorieën
Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
FOCUS!
De Nederlandsche Bank (DNB) werkt met ingang van 2012 met een vernieuwde
toezichtaanpak: FOCUS!.
Het betreft het voorlopige sluitstuk van een hervormingstraject dat effectiever
en krachtiger toezicht beoogt. De afgelopen periode heeft DNB gewerkt aan een
indringender en vasthoudender cultuur binnen het toezicht. Daarbij is ook de
organisatiestructuur gewijzigd. FOCUS! bouwt voort op FIRM.
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota
(ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s
die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het
mitigeren van deze risico’s.
Het bestuur voert een actief risicobeleid. Hierbij is het bestuur zich ervan bewust dat de
diverse risico’s waar het pensioenfonds mee te maken kan krijgen en de beschikbare
instrumenten om deze risico’s te mitigeren divers en complex zijn. Indien noodzakelijk
laat het bestuur zich hierbij door deskundigen ondersteunen.
Financiële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de
pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als
de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening.
In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven
pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De
solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de
dekkingsgraad van het fonds.
Beleggingsrisico’s
De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het
marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico
wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis
van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is
geïntegreerd in het beleggingsproces.
Renterisico
Het renterisico van de verplichtingen voor risico van het pensioenfonds buiten de
collectieve portefeuille werd in het derde kwartaal van 2013 door middel van twee
20 stappen verhoogd van 30% naar 40%. In het vierde kwartaal is door middel van twee
stappen de renteafdekking verder verhoogd naar 60% van de DB verplichtingen
(exclusief garanties). Dit werd gerealiseerd door het afsluiten van renteswaps.
Valutarisico
Binnen het strategische beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico.
Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen
minder waard worden. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds de valuta’s
grotendeels af. De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of
dat de valutarisico’s voor het grootste gedeelte worden afgedekt). De inflatie
gerelateerde obligaties luiden in euro’s. Binnen de categorie aandelen wordt het
valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse
pond en Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar euro. De
valutaexposure van aandelen uit opkomende landen wordt niet afgedekt. Bij onroerend
goed en grondstoffen worden de valutarisico’s afgedekt.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen
plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele
belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in
marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle
beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen
onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de
portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt.
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van
faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële)
vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen
waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor
beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit
houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in
staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan
lijden.
Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen
van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden
gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil
zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het
pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het
uitlenen van effecten (‘securities lending’).
Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten
waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat
in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op
dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTCderivaten, is het uitgangspunt dat door het pensioenfonds alleen wordt gewerkt met
tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van
het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Concentratierisico
Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate
spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in
regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht
in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om
tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is
de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd.
21 Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een
aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het
pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt
beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor
liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere
inkomsten zoals premies.
Verzekeringstechnische risico’s
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van
actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische
voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de
afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het
verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s
zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het
arbeidsongeschiktheidsrisico.
 Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld
verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als
gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de
uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers.
Door toepassing van de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 (gecorrigeerd voor de fonds
specifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel
gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen.
 Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk
eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het
pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen.
 Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer
voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen
van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht.
Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een
risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in
rekening wordt gebracht.
Met betrekking tot het overlijdensrisico en het WIA-excedentpensioen is sprake van
herverzekering bij Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het
arbeidsongeschiktheidsrisico inzake premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid in eigen
beheer.
Niet-financiële risico’s
Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het
behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook
een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het
operationeel risico en het uitbestedingsrisico.
 Operationeel risico
Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en
vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het
pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en
22 beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de
dienstverlening.
 Uitbestedingsrisico
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan
derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde
apparatuur en personeel worden geschaad. De pensioenadministratie wordt uitgevoerd
door TKP Pensioen en het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door TKP Investment. Het
uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de
uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA).
Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke
rapportages van TKP en TKPI over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het
pensioenfonds van deze uitvoeringsorganisaties een ISAE 3402 type II-rapport. Deze
rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft
aan of de uitvoerder ‘in control’ is.
Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en hecht een groot
belang aan een adequaat risicobeleid en beheersing. Risicomanagement is dan ook
ingebed in de besturingsprocessen van het fonds en frequent onderwerp in
(commissie)vergaderingen.
Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar
de risicoparagraaf van de jaarrekening.
23 3
Vers
slag va
an het vermo
ogensb
beheerr
3.1
Markto
ontwikke
elingen20
013
Het beleid
d van centrale banken bepaalde iin het verslagjaar voo
or een groo
ot deel de
stemming
g op de fina
anciële markten. De Eu
entrale Bank (ECB) hie
eld de rente
e
uropese Ce
laag en m
maakte het mogelijk
m
da
at banken g
goedkoop geld
g
konden
n lenen. Hie
ermee hoop
pte
de ECB da
at de econo
omische gro
oei weer op
p gang kwam. Daarnaast sprak d
de ECB uit dat
d
zij ongelim
miteerd sch
huldpapier zou
z
opkope
en van Zuid
delijke euro
olanden ind ien zij om steun
s
zouden vrragen. Deze
e strategie leek dit jaa
ar goed te werken. De
e risicoprem
mies op
staatsoblig
gaties van de Zuidelijke euroland
en aanzienlijk.
den daalde
merikaanse
e centrale bank,
b
de Fe
ed, beïnvloe
edde het ge
edrag van b
beleggers. De
Ook de Am
Fed had d
de liquiditeitt enorm ve
ergroot doo r maandelijjks grote bedragen te
e beleggen in
Amerikaan
nse staatso
obligaties en hypothee
ekleningen.. Vanaf het tweede kw
wartaal werrd
verwacht dat de Fed zou starte
en met de a
afbouw (‘tap
pering’) van deze mon
netaire
s het positieve signaa l dat hierva
an uit zou moeten
m
gaa
an, reageerrden
verruiming. Ondanks
H bleef vo
oor een gro
oot deel van het jaar onduidelijk
o
in hoeverrre de
beleggers negatief. Het
werkelijk ov
ver zou gaa
an tot het m
matigen van de monettaire stimu lering. In
Fed daadw
decemberr besloot de
e Fed om in
n januari 20
014 te beginnen met de
d afbouw v
van het
steunbeleid.
che cijfers verbeterde
en gedurend
de het jaarr en duidden op het aa
antrekken van
v
Economisc
de groei in
n grote delen van de wereld.
w
We
el waren on
nderlinge ve
erschillen g root. Zo bleef
Europa ac
chter ten op
pzichte van
n de Verenig
gde Staten, vooral door de nega tieve effectten
van bezuinigingen op
p de economische gro
oei. Vanaf de
d tweede helft
h
van he
et jaar
E
de economisch
e
he vooruitziichten.
verbeterden ook in Europa
verbeterde macro eco
onomische
Door het v
nieuws is de Nederla
andse en Du
uitse lange
rente gesttegen. Zo steeg
s
de Du
uitse 30jaars rentte van 2,1%
% per eind 2012 naar
2,7% per eind 2013.. Voor bedrrijfsobligatie
es
was 2013, net als 20
012, een ze
eer goed
den dit jaa r
jaar. Bedrrijfsobligaties rendeerd
ruim 3,4%
% beter dan
n een verge
elijkbare
portefeuille met Duittse staatsob
bligaties.
or het lage rendement (bijna
Vooral doo
nihil) op k
kortere staa
atsobligatie
es van
Nederland
d en Duitsla
and, bleven
n beleggerss
zoeken na
aar hogere rendementten.
ndering van
n het tweed
de kwartaa l,
Met uitzon
deden aan
ndelen het goed in 2013. De
aankondig
ging van de
e Fed onderrbrak de
stijging va
an de aandelenkoerse
en, maar de
eze
herstelden
n snel nada
at bekend werd
w
dat de
e
Fed nog n
niet zou beg
ginnen mett de afbouw
w
van de ste
eunmaatreg
gelen. In to
otaal bedro
oeg
het aande
elenrendem
ment wereldwijd (MSCII AC
Index, me
et Amerikaa
anse dollar, Britse pon
nd,
Japanse y
yen afgedek
kt) 22,2%. Vooral
aandelen uit de defe
ensievere se
ectoren, zo
oals
menten gerrelateerde en
e
de consum
gezondheidssector, behaalden
b
goede rend
dementen. Onderverdeeld naar rregio’s
24 behaalden Japanse aandelen dit jaar de meest positieve resultaten, mede door de
aankondiging van de Japanse centrale bank van ingrijpende steunoperaties. Dit ging
echter wel gepaard met een verzwakking van de Japanse yen ten opzichte van de euro.
Aandelen van opkomende markten bleven achter bij die van ontwikkelde markten. De
oplopende Amerikaanse rente zorgde vooral in deze markten voor dalende
aandelenkoersen. Daarnaast werd getwijfeld aan de fundamentele situatie van enkele
grotere opkomende landen.
Grondstoffen sloten het jaar met een verlies af. De edelmetalen (goud en zilver) waren
de grote verliezers in 2013. Edelmetalen waren in de afgelopen jaren zeer populair bij
beleggers vanwege het ruime monetaire beleid van de centrale banken. In 2013 kwam
aan deze populariteit een abrupt einde. De energiesector presteerde het best in 2013. De
geopolitieke onrust in met name Syrië zorgde voor een sterke stijging van de olieprijs
rond het voorjaar en de zomer.
Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van Europees vastgoed nog
steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en een laag
consumentenvertrouwen.
3.2
Rendementbeleggingentotaleportefeuille2013
Het rendement van de totale beleggingsportefeuille, na aftrek van de beheervergoeding
van de vermogensbeheerder, bedroeg in 2013 5,3%. De volgende tabel geeft de
rendementen per beleggingscategorie weer. Door de stijging van de aandelenkoersen in
ontwikkelde landen was het rendement op aandelen positief. Door de stijgende rente was
het rendement van de beleggingen in vastrentende waarden en de bijdrage van de
renteafdekking negatief. Het rendement op onroerend goed en grondstoffen was
negatief.
Het rendement van de beleggingsportefeuille was licht hoger dan het rendement van de
benchmark. Dit werd veroorzaakt door een positief selectie effect. Door de stijgende
aandelenkoersen in ontwikkelde landen droeg de beleggingscategorie aandelen positief
bij aan het rendement in 2013.
Overzicht rendementen en bijdragen van de totale beleggingsportefeuille SVG (in %)
Beleggingscategorie
Portefeuille
Benchmark
Relatief
Bijdrage aan
Aandelen
20,3
20,1
0,1
6,8
Vastrentende waarden
-1,5
-1,7
0,2
-0,9
Onroerend goed
-4,8
-4,9
0,0
-0,1
Grondstoffen
-6,9
-6,8
-0,1
-0,4
Hedge Fondsen
-8,4
-8,4
0,0
0,0
Bijdrage futures
0,0
0,0
0,0
0,0
-0,1
-0,1
0,0
-0,1
5,3
5,2
0,0
5,3
rendement
Bijdrage renteswaps
Totaal
Met het beleggen zijn kosten gemoeid. De kosten van het vermogensbeheer bestaan uit:
1) Kosten die gepaard gaan met de beleggingen en die onderdeel zijn van het
gerapporteerde rendement van het pensioenfonds:
a. Beheervergoeding van externe managers
b. Transactiekosten
2) Kosten met betrekking tot advies en beheer
De in de volgende paragrafen weergeven rendementen per beleggingsfonds en
beleggingscategorie zijn de kosten met betrekking tot advies en beheer aan de
vermogensbeheerder buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 6.11 worden de
uitvoeringskosten weergegeven.
25 3.2.1
Aandelen
Samenstelling portefeuille
Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. Deze beleggingen vinden plaats via
TKPI beleggingsfondsen. Het benchmarkgewicht van de beleggingen in de Amerikaanse
dollar, Britse pond en Japanse yen worden afgedekt naar de euro. Op basis van de totale
portefeuille is de strategische regioverdeling van deze beleggingen gedurende 2013
24,1% wereld, 3,4% Europa en 6% opkomende markten. Eind 2013 is bij de bepaling
van de strategische beleggingsmix besloten om binnen de categorie aandelen de
strategische regioverdeling aan te passen naar 23,1% wereld, 4,4% Europa en 6%
opkomende markten en dit begin 2014 te implementeren. De aandelenbeleggingen voor
de wereldwijde beleggingen en in Europa hebben een passief beleggingsbeleid en volgen
de benchmark. De beleggingen in opkomende landen hebben een actief beleggingsbeleid
en hebben het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement
dan de relevante benchmark te behalen.
Rendement
Het rendement op de aandelenbeleggingen was ruim positief met 20% in 2013 door de
koersstijging van aandelen wereldwijd.
Het rendement op de passief beheerde wereld aandelenbeleggingen was met 27,0% licht
hoger dan het rendement van de benchmark (26,7%). Ook de beleggingen in Europa
behaalden met een rendement van 20,9% een licht hoger rendement dan de benchmark.
Afwijkingen ten opzichte van het rendement van de benchmark kunnen ontstaan door
bijvoorbeeld terug ontvangen dividendbelastingen of valuta- en kaseffecten. De Europese
beleggingen waarbij het valutarisico van het Britse pond niet wordt afgedekt behaalden
een rendement van 20,0%.
Afdekken van valuta
Het afdekken van het valutarisico droeg 5,5% bij in 2013. Dit kwam vooral door de
daling van de Japanse yen ten opzichte van de euro. De Amerikaanse dollar en het Britse
pond daalden beperkt.
Aandelen beleggingen in opkomende landen behaalden een negatief rendement van 7,0% en dit was 0,2% minder dan de benchmark. Vooral de portefeuilles met een
wereldwijd mandaat bleven achter bij de index terwijl alle portefeuilles met een regionaal
mandaat het beter deden dan de index. De focus van het fonds ligt op goed geleide
bedrijven met relatief lage schuldenposities. De verwachting is dat dergelijke bedrijven
ook beter in staat zijn om te gaan met macro-economische of politieke problemen.
3.2.2
Vastrentendewaarden
Samenstelling
De vastrentende portefeuille wordt naast het behalen van absoluut rendement ook
ingezet voor de afdekking van het renterisico. In de tweede helft van het jaar is de
renteafdekking verhoogd van 30% naar 60% van het DB verplichtingen (exclusief
garanties) door renteswaps te kopen. Door de stijging van de rente droegen de
renteswaps tijdens de korte periode in de portefeuille 0,1% negatief bij aan het absolute
rendement van de beleggingsportefeuille.
De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende obligatiecategorieën. In
2013 is besloten binnen de strategische vastrentende waarde portefeuille meer spreiding
aan te brengen en 7,5% van het grootste gedeelte van de totale portefeuille te beleggen
in Nederlandse hypotheken. De implementatie van de hypotheken vond plaats in het
26 vierde kwartaal. De strategische samenstelling van de vastrentende waarden portefeuille,
op basis van de totale portefeuille, is na deze beslissing als volgt:
- 16,5% staatsleningen Euroland
- 2,5% staatsobligaties, inflatie gerelateerd Duitsland
- 9,0% Euro bedrijfsobligaties
- 9,0% wereldwijde bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden
- 6,8% staatsleningen opkomende landen
- 5,2% high yield obligaties
- 7,5% Nederlandse hypotheken.
De beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen en voor een deel via
discretionaire portefeuilles. De beleggingen in Europese bedrijfsobligaties, obligaties
uitgegeven door opkomende landen, high yield obligaties en Nederlandse hypotheken
hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de
relevante benchmarks. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en
volgen daarmee de relevante benchmarks.
Rendement
Door de stijging van de rente behaalden de beleggingen vastrentende waarden een
negatief rendement van -1,6%. Wel waren de verschillen tussen de obligatiecategorieën
groot.
EMU Staatsobligaties
De discretionaire portefeuille bevat langlopende obligaties (DB vermogen) en leningen
met kortere looptijden (CDC portefeuille) uitgegeven door EMU landen. Door de stijgende
rente behaalden deze obligaties in 2013 een negatief rendement van -5,5% voor de DB
portefeuille en -1,4% voor de CDC portefeuille. Het rendement op de beleggingen in het
fonds met obligaties uitgegeven door de meest kredietwaardige Europese landen was
door de stijgende rente negatief ook negatief met -1,7%.
Inflatie gerelateerde beleggingen
Inflatie gerelateerde obligaties doen het goed als de inflatieverwachtingen stijgen. De
inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in 2013. Hierdoor was het
rendement in 2013 negatief met -4,7% Omdat deze beleggingen passief worden
beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark.
De break-even inflatie afgemeten aan Duitse obligaties met een einddatum in 2020
bedroeg per eind 2013 1,2%. Dit was een daling ten opzichte van eind 2012 (1,6%).
Door de gedaalde break-even inflatie was het rendement van inflatie gerelateerde
obligaties lager dan dat van nominale obligaties in 2013. De break-even inflatie van
1,2% geeft aan dat bij een inflatie hoger dan 1,2% voor de jaren tot 2020 een inflatie
gerelateerde obligatie een hoger rendement levert en bij een lagere inflatie levert een
nominale obligatie een beter rendement.
Bedrijfsobligaties
Bedrijven zijn meer dan overheden gewend aan marktwerking en daardoor beter in staat
de financiële positie te beheren dan overheden. Dat wil zeggen dat een hogere schuld
leidt tot hogere rentebetalingen. Mede hierdoor wordt verondersteld dat bedrijven
wellicht beter in staat zijn een crisis te doorstaan dan een aantal overheden. Voor een
deel van de beleggingen wordt hierbij niet in de financiële sector belegd omdat deze
sector te verweven is met de overheden (banken hebben veel staatsobligaties in hun
bezit).
Vooral door de nog steeds lage rente van kortere staatsobligaties bleven beleggers op
zoek gaan naar hogere rendementen. Bedrijfsobligaties profiteerden hiervan en de
risicopremies daalden hierdoor. De portefeuille met bedrijfsobligaties exclusief financiële
waarden behaalden een negatief rendement van -1,8%). Dit rendement was wel hoger
27 dan het rendement op een gelijk gewogen mix van staatsobligaties met vergelijkbare
rentegevoeligheid van Duitsland en de Verenigde Staten. De actief beheerde beleggingen
in Europese bedrijfsobligaties (zonder uitsluitingen) behaalden een rendement van 3,0%.
Dit was 0,6% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam vooral door een
succesvolle selectie van obligaties en door een wat hoger risicoprofiel waarmee de
managers anticipeerden op de verwachting dat bedrijfsobligaties een sterk 2013 zouden
hebben.
Ook de beleggingen in high yield obligaties behaalden een positief rendement van 6,9%.
Dit was 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam door een
succesvolle obligatieselectie binnen de verschillende sectoren.
De beleggingen in obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen
behaalden daarentegen een negatief rendement van -6,5%. De markt reageerde vooral
negatief op de eerste aankondiging van de Fed over het mogelijk verminderen van de
kwantitatieve verruiming. Beleggers leken zich plotseling te realiseren dat de liquiditeit
zou kunnen verminderen en het wellicht tijd was om winst te nemen op de risicovollere
investeringen. Ook de rente op Amerikaanse staatsobligaties begon vanaf het tweede
kwartaal behoorlijk op te lopen. De beleggingen waren wat risicovoller ingericht dan het
marktgemiddelde op het moment dat de Fed aankondigde de monetaire verruiming te
gaan terugschroeven. Het rendement van de beleggingen was hierdoor 1,0% lager dan
de benchmark.
Nederlandse hypotheken
In oktober is gestart met de beleggingen in Nederlandse hypotheken. Deze beleggingen
behaalden een rendement van 0,9%. Dit was 1,2% hoger dan het rendement van de
benchmark. De doelstelling is op middellange termijn een outperformance van 1% te
behalen. Op kwartaalbasis kunnen de resultaten ten opzichte van de benchmark
fluctueren door periodieke aanpassingen van de hypotheekrente, wijzigingen in het
renteverschil tussen hypotheken en staatsobligaties en kredietverliezen. Beleggen in
Nederlandse hypotheken had naast een verdere diversificatie een positief effect op het
rendement van de vastrentende waarden portefeuille van 0,1%
3.2.3
Vastgoedbeleggingen
Vastgoed beleggingen worden beheerd door CRBE. Daarnaast vinden vastgoed
beleggingen in het TKPI European Real Estate Fund (TREF) plaats.
De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen bij CRBE vinden plaats via
beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn gespreid over
niet beursgenoteerde continentaal Europees vastgoed. Sinds eind 2012 verwerkt het
fonds, in verband met de vele uittredingsverplichtingen, geen toe en uittredingen.
Rendement
De vastgoedbeleggingen behaalden een negatief rendement van -4,8%. De beleggingen
via het CBRE fondsen behaalden een negatief rendement van -5,1%. De nietbeursgenoteerde beleggingen in Europa via TREF behaalden een negatief rendement van
-3,8%.
Hoewel de stemming op de financiële markten in de loop van het jaar verbeterde, bleven
de beursgenoteerde vastgoedmarkten achter. In 2013 was het Verenigd Koninkrijk één
van de best presterende regio’s. In 2013 verbeterde de economische verwachtingen.
Daarnaast herstelde de huizenmarkt door stimuleringsmaatregelen van de overheid. Het
rendement in Continentaal Europa bleef achter door kantorenoverschot en dalende
huuropbrengsten van winkelpanden. De rendementen stegen aan het einde van het jaar
door lage vastgoedwaarderingen en vooruitzichten op economisch herstel. Hierdoor
28 behaalde dit deel van de portefeuille een rendement van 8,2%.
Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van direct Europees vastgoed
nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en laag
consumentenvertrouwen. Door verslechterde economische vooruitzichten voor de
‘emerging markets’ en relatief hoge vastgoedprijzen in de VS en Azië nam de
belangstelling van beleggers van buiten Europa voor Europees vastgoed toe. Hierdoor
steeg het transactievolume in het tweede halfjaar van 2013 en verbeterde de
verkoopbaarheid van vastgoed. Noord Amerikaanse beleggers richten zich vooral op
marktsegmenten waar de prijzen sinds 2008 relatief sterk gedaald zijn zoals logistiek
vastgoed in West Europa en kantoren in Nederland. Europese en Aziatische beleggers
blijven risico avers en concentreren zich vooral op meer liquide markten zoals Londen,
Stockholm en de Duitse Steden.
Het negatieve rendement van de onroerend goed beleggingen werd onder andere
veroorzaakt doordat de waarde van parkeergarages van Q-Park daalde na een
tegenvallende groei van parkeeropbrengsten. Ook zijn enkele vastgoedfondsen bezig
vastgoed te verkopen. De onderhandelingen leiden tot een aanscherping van de
waarderingen. De vraag van huurders concentreert zich daarnaast nog altijd op het
hogere segment van de markt. De fondsen hebben hierdoor een betere bezettingsgraad
(in vergelijking met de overige fondsen), wat zich vertaalde in een positief rendement. In
Zuid Europa ondervindt de vastgoedmarkt daarentegen hinder van de matige
economische ontwikkelingen. Dit vertaalde zich in een negatief rendement op
beleggingen in Zuid Europa. In het bijzonder de beleggingen in Italiaanse fondsen. De
verhuurmarkt voor kantoren in Nederland is nog altijd niet goed met een negatief
rendement tot gevolg. Omdat een deel van de beleggingen hier minder last van heeft,
werd voor een deel positieve rendementen behaald. In overeenstemming met de
algemene marktontwikkelingen, behaalden de fondsen met beleggingen in het Verenigd
Koninkrijk een hoger dan gemiddeld rendement en profiteren van de sterke interesse van
internationale beleggers in de Londense vastgoedmarkt. De beleggingen in de Duitse
woningenmarkt behaalden ondanks een positief sentiment een negatief rendement. Dit
werd veroorzaakt omdat de woningen binnen het beleggingsfonds gewaardeerd waren op
basis van uitpondwaarde. Uitpondwaarde is de waarde van de woning bij verkoop.
Gebruikelijk is de gehele portefeuille te waarderen tegen beleggingswaarde die lager ligt.
Hierop volgde een afwaardering met een negatief rendement tot gevolg.
3.2.4
Alternatievebeleggingen
3.2.4.1
Grondstoffen
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een actief en passief beheerd
beleggingsfonds van TKP Investments.
Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe
vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het
bijbehorende onderpand beheert. Het actieve beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik
van twee externe managers. Zij nemen geen actieve sectorposities in, maar probeert te
profiteren van prijsverschillen tussen de future- en de spotmarkt op de markt voor
grondstoffen. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden
belegd in T-bills (overheidspapier (VS, NL, Duitsland) met een looptijd korter dan één
jaar), zodat het kredietrisico beperkt is.
De verdeling actief en passief was in 2013 50%. Deze gewichten zijn dynamisch en
wijken gedurende het jaar af van het normgewicht door marktontwikkelingen. De
werkelijke gewichten, de rating en de sectorverdeling worden weergegeven in de
jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische
29 normgewichten. Eind 2013 is bij de bepaling van de strategische beleggingsmix besloten
om binnen de categorie grondstoffen alleen nog actief te beleggen en dit begin 2014 te
implementeren.
Rendement
Het totaal rendement op grondstoffen was -6,9%. De passief beheerde grondstoffen
beleggingen behaalden in 2013 een negatief rendement van -2,0% en de actief beheerde
beleggingen -11,7%. Dit was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Het
rendementsverschil tussen beide portefeuilles komt voornamelijk door het grotere
gewicht van olie in het passief beheerde grondstoffenfonds. Olie was één van de best
presterende grondstoffen in 2013.
3.2.4.2
Hedgefondsen
Het strategisch gewicht van hedge fondsen is sinds 2011 0%. Door de beperkte
verhandelbaarheid resteert echter nog een klein belang. Dit resterende gedeelte
behaalde in 2013 een rendement van -8,4%, gelijk aan het rendement van de
benchmark.
3.2.5
Toelichtingrenterisico
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan
voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt een pensioenfonds
renterisico. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan
de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen.
Evenzo geldt voor het fonds dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen
minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad
daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch,
bijvoorbeeld door kortlopende obligaties te vervangen door langlopende obligaties en
door gebruik te maken van renteswaps.
Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente.
Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom
van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente
(bijvoorbeeld Euribor).
Het afsluiten van een renteswap leidt daarom tot een hogere duratie van de beleggingen,
waardoor een groter deel van het renterisico voor het pensioenfonds wordt afgedekt. Aan
dit soort instrumenten zijn echter ook risico’s verbonden (zoals het liquiditeits-,
tegenpartij- en juridische risico).
De door het bestuur bepaalde mate van afdekking van het renterisico van de DB
verplichtingen (exclusief garanties) op marktrente per ultimo 2013 bedraagt 60%. Hierbij
wordt een bandbreedte van 5,0% gehanteerd.
De rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille bedraagt per het eind van 2013 circa
59% van de DB verplichtingen van het pensioenfonds. Eind 2013 wijkt de werkelijke
mate van afdekking circa 1% af van de strategische mate van afdekking. Onderstaande
figuur geeft de afdekking van het relevante renterisico weer door middel van
vastrentende waarden.
Bij de berekeningen voor de mate van renteafdekking is uitgegaan van de werkelijke
rentetermijnstructuur per eind december 2013. Hierbij wordt geen rekening gehouden
met de drie maands gemiddelde UFR rentetermijnstructuur, zoals die wordt gebruikt voor
het vaststellen van de dekkingsgraad.
30 oeligheid eiind 2013
Rentegevo
De bijdrag
ge van de vastrentend
v
de portefeu
uille aan het terugbren
ngen van de
e
rentegevo
oeligheid is variabel. Deze
D
bijdrag
ge wordt door een aantal factore
en beïnvloe
ed,
die direct van invloed zijn op de
e mate van
n afdekking van het re
enterisico:
1) de dekkingsgraad
d in combinatie met he
et gewicht van
v
de vastrentende p
portefeuille
e
atie
(renteg
gevoelighei
d)
van
de
p
portefeuille
e
vastrenten
nde
waarde
en
2) de dura
Daarnaastt kunnen onder meer ontwikkelin
ngen in de verplichtingen leiden tot een
veranderin
m
van renteafdekk
r
king.
ng van de mate
dekking
Realisatie renteafd
van de werrkelijke rentteontwikke
eling kan de
e gerealisee
erde rentea
afdekking
Op basis v
berekend worden. De gerealise
eerde rentea
afdekking op
o basis van de markttrente is cirrca
30% gewe
eest sinds ultimo
u
2013. De gerea
aliseerde mate
m
van renteafdekki ng is lager dan
de strateg
gische mate
e van 60%.. Dit is hooffdzakelijk een
e
gevolg van het ve
erhogen van
n de
mate van renteafdek
kking naar 60% van 3
30% in drie afzonderlijjke, maar ttegelijkertijd wel
evenredig
ge, stappen in de perio
ode eind au
ugustus tot en met ein
nd oktober 2013. Vanaf
eind augu
ustus tot en
n met eind december
d
2
2013 is de rente vrijw
wel gelijk ge
ebleven
waardoor het effect van rentete
ermijnstrucctuur op de
e waarde va
an de verpliichtingen en
e
beleggingen zeer kle
ein was. Hie
erdoor heefft de verhoging gedurende het ja
aar nauwelijks
had op de gerealiseerd
g
de renteafd
dekking in 2013.
2
effect geh
3.3
Rende
ementenp
pensioenrrekeningindividue
eledeelneemers
De pensio
oenregeling van SVG is
s een besch
hikbare-pre
emieregelin
ng (premieo
overeenkom
mst).
Het saldo van de pen
nsioenrekening van de
eelnemers wordt standaard beleg
gd in de
zogeheten
n collectieve portefeuille.
elling
Samenste
De deelne
emer kan beslissen de
e premies n iet te beleg
ggen via de
e collectieve
e portefeuille,
maar het saldo te be
eleggen in de
d beleggin
ngsmixen. Deze
D
beleggingsmixen
n volgen he
et
van Life Cyc
cle beleggen. Dit houd
dt in dat na
aarmate de pensioenda
atum voor de
principe v
individuele
e deelneme
er dichterbiij komt, de beleggings
smix autom
matisch min
nder risicovol
wordt. Er wordt bele
egd in de be
eleggingsm
mix die bij de belegging
gshorizon e
en het
risicoprofiel van de deelnemer
d
hoort. Wan
nneer de de
eelnemer kiest voor de
e
an vervalt de
d garantie regeling. Tot en met 2012
2
kwam
m het rende
ement
beleggingsmixen, da
enchmarks ten gunste van de dee
D is per 1 januari
j
201
13 aangepa
ast
elnemer. Dit
van de be
zodat de d
deelnemer het werkelijke maand
drendementt van het depot krijgt.. Uitzonderring
hierop zijn
n de belegg
gingen in mix
m 0. De de
eelnemers kregen in 2013
2
één ja
aars Euribo
or
31 zoals dat op de vierde werkdag van het jaar wordt vastgesteld. Vanaf 2014 gelden
nieuwe samenstellingen van de Life Cycles.
Samenstelling beleggingsmixen
Beleggingsmix
Obligaties
Aandelen
Vastgoed
Mix I
95%
5%
0%
Mix II
80%
15%
5%
Mix III
65%
30%
5%
Mix IV
47,5%
45%
7,5%
Mix V
32,5%
60%
7,5%
15%
75%
10%
Geldmarkt
Mix 0
100%
Mix VI
In 2013 vond evaluatie plaats van de Life Cycles. Naar aanleiding hiervan is het aantal
mixen per 31 december 2013 uitgebreid van zes naar twaalf. De beleggingen zijn op
deze datum van de oude Life Cycles overgeboekt naar de nieuwe Life Cycles.
Samenstelling Life Cycles, op basis van 10 leeftijdscohorten per 31 december 2013
Mix
Aandelen
Staats Obl.
Infl. Linked
Bedrijfs obl.
MMF
12
95%
2%
1%
2%
0%
11
90%
4%
2%
4%
0%
10
85%
6%
3%
6%
0%
9
75%
10%
5%
10%
0%
8
65%
14%
7%
14%
0%
7
55%
18%
9%
18%
0%
6
45%
22%
11%
22%
0%
5
35%
26%
13%
26%
0%
4
25%
30%
15%
30%
0%
3
15%
20%
10%
20%
35%
2
10%
10%
5%
10%
65%
1
5%
0%
0%
0%
95%
Eind 2013 bedroeg het in de Life Cycles belegd vermogen ongeveer € 9,6 miljoen. Door
onttrekkingen was dit, ondanks de positieve rendementen in 2013, een daling van het
belegd vermogen ten opzichte van eind 2012 (€ 11,4 miljoen).
Rendementen
Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2013 5,9% (2012 8,8%).
Hiermee was rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark.
Rendementen Collectieve beleggingsportefeuille SVG (in %)
Beleggingscategorie
Portefeuille
Aandelen
20,2
Vastrentende waarden
-0,7
Onroerend goed
-5,1
Grondstoffen
-6,9
Bijdrage futures
0,0
Liquiditeiten
-
Totaal na beheervergoeding
5,9
32 Alle Life Cycles mixen behaalden in 2013 een positief rendement.
Rendementen Life Cycles
Beleggingsmix
Rendement Life Cycles
Mix 0
0,6%
Mix I
Mix II
4,4%
Mix III
7,1%
Mix IV
10,0%
Mix V
12,8%
Mix VI
15,8%
3.4
Maatschappelijkverantwoordbeleggen
Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en
Governance (ESG)-aspecten in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter
risico/rendementsprofiel. De ondernemingen waarin het pensioenfonds, via TKPI
beleggingsfondsen belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Ook is de
integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel in/van het multi
manager selectieproces. Daarnaast vindt op voorhand uitsluiting van bepaalde bedrijven
en landen plaats. Daarnaast voert het pensioenfonds via TKP Investments een actief
stembeleid.
Uitsluitingen van bedrijven
Beleggingen in aandelen en obligaties van bepaalde bedrijven en landen worden op
voorhand uitgesloten. Dit zijn bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen,
ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van controversiële wapens. Controversiële
wapens omvatten: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, antipersoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. In alle gevallen gaat
het om directe betrokkenheid van het bedrijf bij het vervaardigen, ontwikkelen,
onderhouden of verhandelen van het eindproduct, bij het produceren of ontwikkelen van
essentiële onderdelen, bij het leveren van essentiële diensten of bij het ontwikkelen of
produceren van lanceerinrichtingen voor bovengenoemde controversiële wapens. Bij
indirecte betrokkenheid door een aan de onderneming juridisch verbonden entiteit, geldt
een minimum belang van 25%.
Ook andere bedrijven kunnen worden toegevoegd aan de uitsluitingenlijst. Het gaat dan
om bedrijven die niet volgens de UN Global Compact principes (principes op het gebied
van mensenrechten, milieu, arbeidsomstandigheden en anti-corruptie) handelen en die
na het voeren van een dialoog onvoldoende vooruitgang hebben getoond
Sinds 1 januari 2013 geldt voor institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen,
een wettelijk verbod op transacties in bedrijven die clustermunitie produceren, verkopen
of distribueren. De AFM houdt hier vanaf 1 april 2013 toezicht op. Op basis van een
overleg tussen afgevaardigden uit de financiële sector en de AFM is een lijst opgesteld
met bedrijven die uitgesloten moeten worden. De lijst bevat zes namen, die alle al op
gehanteerde uitsluitingenlijst staan.
Uitsluitingen van landen
Er geldt een uitsluitingsbeleid voor overheidsobligaties van landen die zijn veroordeeld
vanwege ernstige schendingen van mensenrechten. De belangrijkste veroordelingen van
staten zijn de sancties van de VN Veiligheidsraad (UN Security Council). Daarnaast wordt
33 gekeken n
naar veroorrdelingen door andere
e gezaghebbende insta
anties waarronder het
raamwerk
k van de Co
ommon Foreign and S ecurity Poliicy of the EU
E (CFSP EU
U). Van de
uitgeslote
en landen zit alleen Wiit Rusland iin een benc
chmark van
n één TKPI
beleggingsfonds. Ditt betreft het TKPI MM Emerging Market
M
Deb
bt Fund. He
et gewicht van
v
nd is 0,57%
% per eind van 2013 e
en leidt tot een (kleine
e) mismatcch tussen
Wit Ruslan
portefeuille en bench
hmark. De andere uitg
gesloten lan
nden zitten niet in een
n benchmark,
dt tot een ttoename va
an de tracking error.
waardoor het uitsluitten niet leid
w
één keer
k
per jaa
ar geactualiseerd.
De uitsluittingenlijst wordt
g en engage
ement
Screening
Het streve
en is dat alle ondernemingen wa arin het pe
ensioenfond
ds belegt, zzich gedragen
volgens de Global Co
ompact Prin
nciples (GC
CP), zoals sa
amengesteld door de Verenigde
N). Voor he
et screenen
n maakt TKP
P Investme
ents gebruik van een g
gespecialise
eerde
Naties (VN
externe partij, Susta
ainalytics. Deze
D
partij screent jaa
arlijks de do
oor TKP Inv
vestments
es. Bij de screening
s
va
an de aand
delen en vastrentende
e waarden
beheerde portefeuille
beleggingen per ultim
mo 2012 vo
oldeden 27 bedrijven niet aan de
e UN Globa l Compact
bied van mensenrechtten, arbeidsrechten, milieu
m
en co
orruptie). Met
M
principes (op het geb
deze bedrijv
ven op deze
e lijst is in 2013 een dialoog
d
gev
voerd op ve
erschillende
e
tien van d
thema’s. N
Naast deze reguliere dialoog
d
(en
ngagement)) wordt een
n dialoog ge
evoerd rond
d het
thema me
ensenrechte
en in combinatie met zakendoen
n. Hierbij wo
ordt aanslu
uiting gezoc
cht bij
het ‘Protect, Respectt and Reme
edy’ raamw
werk van VN
N afgezant John Ruggiie. Dit raam
mwerk
ven aan ve
erantwoorde
elijkheid op
p het gebied
d van menssenrechten te
spoort hett bedrijfslev
nemen en
n spreekt he
et bedrijf aan op de re
eputatie-, operationel
o
e en juridissche risico’s
s.
Stembeleiid
Het pensio
oenfonds belegt
b
via TKPI
beleggingsfondsen wereldwijd
w
in
i
oteerde ond
derneminge
en. Bij een
beursgeno
algemene en buiteng
gewone verrgadering
eelhouders van Europese
van aande
ondernem
mingen maa
akt TKPI gebruik van
het stemrrecht als ge
evolmachtig
gde van
het pensio
oenfonds. Voor
V
het ste
embeleid
maakt TKPI gebruik van een da
aartoe
madviesbure
eau
gespecialiseerd stem
w
(RiskMetrics). Het sttembeleid wordt
ese beursge
enoteerde
toegepastt op Europe
ondernem
mingen. In 2013
2
werd op 456
aandeelho
oudersvergaderingen gestemd. D
De grafiek geeft
g
deze stemmen w
weer.
d goed fond
dsen
Onroerend
TKPI heefft zich aang
gesloten bij GRESB (G lobal Real Estate Susttainability B
Benchmark
k),
een wereldwijd initia
atief voor het meten v
van de duurrzaamheid van
v
vastgo
oedportefeu
uilles
an de duurz
zaamheid. De duurzaa
amheid worrdt gemete
en aan de hand
h
en het verrbeteren va
van twee brede them
ma's: beleid
d en implem
mentatie. Hierbij
H
kan worden
w
ged
dacht aan
oene huurco
ontracten waarbij
w
de h
huurder zich
verlaging van elektriiciteitsverbruik en gro
mede com
mmitteert aan het verlagen van d
de ecologisc
che voetafd
druk. In ee n markt die
e zich
kenmerkt door een concentratie
c
e van vraag
g van zowe
el beleggers
s als huurd ers naar he
et
onroerend
d goed in het topsegm
ment, hebbe
en duurzam
me objecten
n een duide
elijke
meerwaarrde ten opz
zichte van 'convention ele' panden
n.
34 4
Pens
sioene
en
4.1
Pensio
oencomm
municatie
SVG wil de verschille
ende doelgrroepen duid
delijke, spe
ecifieke en relevante in
nformatie
oor 2013 speelden he
et verhogen
n van het pe
ensioenbew
wustzijn, éccht in conta
act
bieden. Vo
komen me
et de deeln
nemers en verwachting
v
gsmanagem
ment rondo
om de (toen
n nog
mogelijke) verlaging
g van de pensioenen e
een belangrrijke rol. SV
VG heeft vijjf
catiekerndo
oelen geformuleerd:
communic
1.
2.
3.
4.
5.
d Pensioen
nwet en aa
an de eisen van de AFM
M (ingebed
d in process
sen);
voldoen aan de
ustzijn verg
groten;
pensioenbewu
antgericht communice
c
ren;
kla
intteractieve communica
c
tie (dialoog
g);
bekendheid website
w
verhogen.
nverlaging
g speelde grote
g
Pensioen
rol in com
mmunicatiie
De financiiële positie van SVG stond in
2013, nett als in voorrgaande jarren
onder druk. De kans
s op een verlaging
ensioenen werd
w
in de loop
l
van
van de pe
2013 stee
eds reëler. In
I 2013 we
erd
hierover rregelmatig gecommun
niceerd,
zodat de ((gewezen) deelnemerrs en de
gepension
neerden nie
et zouden worden
w
verrast.
nicatieonde
erzoek
Commun
In november 2013 voerde
v
het pensioenfon
p
eonderzoek
k uit onder
nds een communicatie
en. Uit de re
esultaten van
v
het onderzoek blijk
kt dat de
deelnemers en gepensioneerde
nten relatie
ef veel en een
e
brede in
nteresse he
ebben in pe
ensioen. Ditt resultaat biedt
responden
perspectie
ef voor het kunnen rea
aliseren va n de comm
municatiekerndoelen va
ds.
an het fond
Interesse is immers een belang
grijke voorw
waarde voo
or geslaagde communiicatie.
elangrijke uitkomsten
u
waren:
Andere be
 ruim 8
80% van de
e respondenten is (zee
er) geïntere
esseerd in het onderw
werp pensio
oen;
 het alg
gemene oordeel van de
d responde
enten over SVG is een
n 6,5;
 op verrtrouwen sc
coort het pe
ensioenfond
ds een 6;
 de com
mmunicatie
e van het pe
ensioenfon ds wordt gewaardeerd
d met een g
gemiddeld
rapporrtcijfer van 6,6.
punten zijn dat de com
mmunicatie persoonlijk
ker en begrrijpelijker m
mag. Ook geven
Verbeterp
responden
nten aan da
at het pens
sioenfonds nog meer gebruik
g
kan
n maken va
an digitale
communic
catiemiddellen. Uit hett onderzoek
k kwam naa
ar voren da
at de beken
ndheid van de
pensioenp
planner en het gebruik
k hiervan o
onder de de
eelnemers relatief
r
laag
g is.
msten van het
h onderzo
oek zijn me
eegenomen in het Com
mmunicatie plan 2014.
De uitkom
35 4.1.1
Reguliereenverrplichtepensioencom
mmunicatie
Het pensio
oenfonds zet voor de reguliere ccommunicattie de volge
ende
communic
catiemiddellen in:
overzicht
Uniform Pensioeno
enoverzicht (UPO) werrd in septem
mber 2013 verstuurd cconform de
e
Het Uniforrm Pensioe
AFM-beleidsrichtlijne
en. In de be
egeleidende
e brief bij het
h UPO we
erd de deeln
nemer gewezen
nsioenplann
ner. Het UPO is voor d
de deelnemers ook dig
gitaal besch
hikbaar op het
h
op de pen
persoonlijke deel van
n de websitte. Op de w
website is daarnaast
d
een animati e te zien die
eft over hett UPO.
uitleg gee
Uw Pensioenkrantt
bracht het pensioenfon
p
nds ‘Uw Pen
nsioenkrantt’ twee kee
er uit. De pe
ensioenkrant
In 2013 b
van februari ging in op de wijzigingen in d
de pensioen
nregeling. Het
H septem
mbernumme
er
p de (op datt moment nog
n
mogelijjke) pensio
oenverlaging en beste
eedde veel
ging in op
aandacht aan de ‘Pensioenchec
ck’ om deel nemers te attenderen
n op de eige
en
en op koerss te houden
n.
mogelijkheden om hun pensioe
pensioen
Overzicht partnerp
2013 het ja
oengerechtigden ontvingen eind 2
aarlijkse ov
verzicht van
n het
De pensio
partnerpe
ensioen.
Aankondiging kortting
orjaar van 2013
2
is aan
n de (gewe
ezen) deelne
emers en pensioenger
p
rechtigden een
In het voo
brief verzo
onden waarin een voo
oraankondig
ging is gedaan dat er een gerede
e kans is da
at
het pensio
oenfonds per 1 april 2014
2
de pen
nsioenen moet
m
verlage
en.
mailing
Januarim
In januari ontvingen pensioengerechtigde n de jaarlijkse specific
catie van h
hun pensioe
en.
van ontvingen ze voora
afgaand aa
an de specifficatie een brief met e
een toelichtting
Los daarv
nsioenuitkerring en het uitblijven van de toeslagverlening. Dit is d
de zogenaamde
op de pen
januarima
ailing.
36 4.1.2
Aanvullendecom
mmunicatie
e
Website
bsite www.getronicspe
ensioen.nl is voor alle
e doelgroep
pen van hett pensioenfo
onds
Op de web
de belangrijkste info
ormatie te vinden.
v
Ove
er de veran
nderingen in
n
ng, de finan
nciële situattie (iedere
de regelin
maand wo
ordt de dek
kkingsgraad
d
gepublicee
erd), maar ook over de
d
uitkerings
sdata. De website
w
is de spil in de
e
communic
catie van he
et pensioen
nfonds.
omst voor gepension
neerden
Bijeenko
In februarri 2013 werrd de jaarlijjkse
bijeenkom
mst voor ge
epensioneerrden van SV
VG
georganis
seerd. Gepe
ensioneerde
en kregen
algemene informatie
e over het pensioenfon
p
nds
nformatie over de financiële posittie
evenals in
van het pe
ensioenfonds.
aties Brain
nSync Carr
rousel
Presenta
Tijdens de
e BrainSync
c Carrousel die
KPN IT So
olutions reg
gelmatig
organiseert voor de medewerke
ers,
SVG aanwezig om een
n
was ook S
aantal pre
esentaties over
o
de
pensioenrregeling te geven. De
presentaties werden druk bezoc
cht.
oording vra
agen
Beantwo
In 2013 h
hebben deelnemers 3.502
esteld aan het
h
vragen ge
pensioenffonds (2012
2: 2.875).
Deelneme
ers stelden met name
vragen ov
ver het Unifform
Pensioeno
overzicht, het
h aanvrag
gen
van pensioen en de
ogelijkheid van
v
klein pensioen.
afkoopmo
staande gra
afiek geeft een overziccht van hett aantal ges
stelde vrag
gen per
De onders
communic
catiekanaal.
37 4.2
Pensioenregeling
Het pensioenfonds voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn als volgt onder te
verdelen:
1) Flexibele pensioenregeling van KPN Corporate Market (premieovereenkomst);
2) Overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst);
3) Een tweetal VUT-overgangsregelingen.
1)
Flexibele pensioenregeling KPN Corporate Market
Deze regeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate
Market. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij indienstreding zijn
toegetreden tot de pensioenregeling van KPN Corporate Market en deelnemers die
vroeger deelnamen aan een andere pensioenregeling, maar na een overname zijn gaan
deelnemen aan deze pensioenregeling. Voor sommige van deze deelnemers gelden
overgangsmaatregelen.
Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen
(stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden.
Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt
het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven.
De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn (in 2013):
Pensioensysteem
Pensioenleeftijd
Toetredingsleeftijd
Franchise
Pensioengevend
salaris
Beschikbare premie
regeling
Beschikbare
premiestaffel
Partnerpensioen
ANW-hiaatverzekering
Wezenpensioen
Premievrijstelling bij
AO
WIA-excedent
Toeslagverlening
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst).
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de
67-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is.
21 jaar.
€ 14.500 (2013), volgt de verhoging van het minimum loon.
Vaste maandsalaris verhoogd met de vaste structurele
ploegentoeslag en de vakantietoeslag.
De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke
staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de
pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur
is bevoegd om deze inkooptarieven aan te passen. Het bestuur heeft
de reglementaire bevoegdheid om de inkooptarieven te verhogen
met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag.
Tot 25 jaar
5,3%
40-44
11,6%
25-29
6,4%
45-49
14,2%
30-34
7,8%
50-54
17,4%
35-39
9,5%
55-59
21,5%
60-64
26,8%
65-67
26,8%
Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over
pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken
deelnemingsjaren.
ANW-hiaatverzekering is voor eigen rekening verzekerd.
20% van het partnerpensioen.
Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie
geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van
arbeidsongeschiktheid.
Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven
max. WIA-loon: € 50.856 (2013)
Toeslagverlening is uitsluitend van toepassing op de ingegane
pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is gekoppeld
aan de CBS-consumentenprijsindex (afgeleid). Er is geen recht op
toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in
hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke
38 Financiering
Flexibele elementen
Administratiekosten
Beleggingsfondsen
Garantie
toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd
uit de beschikbare overrendementen.
De eigen bijdrage voor de deelnemer is in 2013 1/3 deel van de
beschikbare premie. De werkgever betaalt het resterende deel plus
een opslag voor kosten en buffers. De premiebijdrage is
gemaximeerd op 16% van de loonsom.
De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen:
 Flexibele ingangsdatum tot 67
 Flexibele aanwendingmogelijkheden
 Uitruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen
Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen.
Bij (gewezen) deelnemers worden administratiekosten in rekening
gebracht, ter grootte van 0,75% van het saldo van de
pensioenrekening. De deelnemers worden door de werkgever
gecompenseerd. Deze compensatie wordt gefinancierd uit de
werkgeversopslag
Standaard wordt belegd in de Collectieve Portefeuille, tenzij de
deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de
deelnemer de keuze uit een drietal Life Cycles (vijf leeftijd cohorten
opgebouwd uit zeven beleggingsmixen*) met verschillende
risicoprofielen. Gewezen deelnemers beleggen altijd in de
Collectieve Portefeuille.
Het beleggingsrisico is voor rekening van de (gewezen) deelnemer.
*) Gewijzigd per 1 januari 2014
De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen)
deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening
belegd heeft in de collectieve portefeuille.
Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van:
- alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare
premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met
een samengestelde rente van 3,25%* per kalenderjaar; en
- 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare
premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met
een samengestelde rente van 3,25%* per kalenderjaar
*) voor actieve deelnemers geldt dat de administratiekosten, ter grootte van 0,75%punt, door de werkgever worden gecompenseerd en gefinancierd uit de opslag
werkgeverskosten.
Wijzigingen pensioenreglement
In 2013 heeft het bestuur een aantal besluiten genomen over wijziging van het
pensioenreglement. Het betreft de volgende wijzigingen:
 Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de
pensioenreglementen, worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en
sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1
januari 2014;
 Aanpassing overige factoren (o.a. inkooptarieven). Het bestuur stelt ieder jaar
deze factoren vast. Deze factoren worden jaarlijks aangepast aan de
prognosetafel, tariefrente (marktrente), vereiste solvabiliteitsopslag en de
verhouding mannen en vrouwen in het verzekerdenbestand. De gewijzigde
factoren zullen vanaf 1 januari 2014 worden toegepast. In 2012 heeft het bestuur
besloten de inkooptarieven per 1 januari 2014 te verhogen met de
solvabiliteitsopslag;
 Aanpassing van de formulering van de garantieregeling in het reglement. Naar
aanleiding van de discussie met DNB over de evaluatie van het herstelplan heeft
het bestuur de formulering van de garantieregeling aangepast. Door de
39 

-
-
-


aanpassing is de formulering van de garantieregeling beter in overeenstemming
met de werking van de garantieregeling;
De mogelijkheid tot inkoop van het pensioen bij een verzekeraar is gewijzigd.
Naar aanleiding van de discussie met DNB over de evaluatie van het herstelplan
heeft het bestuur geoordeeld dat deze mogelijkheid op gespannen voet staat met
de solidariteit binnen het fonds. Het fonds ondervindt financieel nadeel bij de
inkoop van een pensioen indien de marktrente lager is dan de tariefrente, maar
heeft geen financieel voordeel indien de marktrente hoger is dan de tariefrente.
Het pensioen wordt dan ingekocht bij een verzekeraar. De lasten en lusten zijn
niet goed in evenwicht en derhalve heeft het bestuur besloten deze mogelijkheid
te schrappen. De wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking;
Aanpassing van de Life Cycle in het reglement. In 2013 heeft het bestuur de
werking van de Life Cycle geëvalueerd. Belangrijk aandachtspunt hierbij was het
relatief hoge risico van de beleggingen in de laatste jaren voor pensionering.
Onderzocht is of bij het aantal leeftijdscohorten uitbreiding noodzakelijk was. Het
voordeel van een groter aantal cohorten is dat het risico op een meer gelijkmatige
manier wordt afgebouwd naarmate de beleggingshorizon ‘korter’ wordt. De
wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking. De wijzigingen hebben betrekking
op:
Het vergroten van het aantal leeftijdscohorten van 5 naar 10.
Het verlagen van het risico in de laatste jaren voor pensionering.
Er wordt niet langer belegd in beursgenoteerd onroerend goed.
De aandelenbeleggingen krijgen een beter gespreide regio- en fondsen verdeling.
Dit heeft tot gevolg dat ook de valuta afdekking en de keuze voor actief of passief
beleid per regio wordt gelijkgetrokken aan de collectieve DC portefeuille. De
benchmarkwaarde van het Britse pond, de Amerikaanse dollar en Japanse yen
worden afgedekt. Er is sprake van passief beheer, met uitzondering van de
beleggingen in opkomende markten.
De obligatiebeleggingen komen te bestaan uit EMU Staatsobligaties, Euro
investment
grade bedrijfsobligaties en Inflatie gerelateerde beleggingen Duitsland.
Er is gekozen voor Euro investment grade bedrijfsobligaties in plaats van Global
Credits
excl. Financials omdat de bedrijfsobligatiebeleggingen in de Life Cycles een lange
termijn beleggingscategorie vormen en het verwachte rendement van Euro
investment
grade credits naar verwachting op langere termijn hoger is.
De kasgeldbeleggingen worden daadwerkelijk belegd via het TKPI MM Short Term
Money
Market Fund, met een benchmark gelijk aan de ‘Euro overnight index average
offered
rate’. Dit rendement vervangt het huidige (fictieve) rendement gelijk aan de 1
jaars
EURIBOR rente op de 4e werkdag van het jaar;
Aanpassing van de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een
wezenpensioen. Dit artikel is gewijzigd in die zin dat de voorwaarden zijn
uitgebreid en zijn geformuleerd conform de intentie en uitgangspunten van het
wezenpensioen. De wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking;
De mogelijkheid van de pensioenknip is verwijderd. De pensioenknip maakte het
mogelijk om de pensioenuitkering op de ingangsdatum te splitsen (“knippen”) in
een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal vijf jaar en een daarop
aansluitende levenslange uitkering. Naar aanleiding van een evaluatie van deze
mogelijkheid is het per 1 januari 2014 (wettelijk) niet meer mogelijk om de
pensioenuitkering te knippen.
40 2)
Overige regelingen
De RAET-pensioenregeling
Per 1 januari 2003 zijn de actieve deelnemers van de RAET-pensioenregeling overgegaan
naar de KPN Corporate Market-pensioenregeling. De contante waarde op 1 januari 2003
van de in de RAET-pensioenregeling opgebouwde aanspraken zijn per 1 januari 2003
omgezet in een saldo op de individuele spaarrekening met pensioenbestemming van de
deelnemer in de Getronics-pensioenregeling.
De actieve deelnemers, die per 1 januari 2003 in de Getronics-pensioenregeling zijn gaan
deelnemen, kunnen, onder dezelfde voorwaarden als in de RAET-regeling, eerder dan de
60-jarige leeftijd met pensioen gaan (op zijn vroegst vanaf 55 jaar).
De per 1 januari 2003 gepensioneerde en gewezen deelnemers van de RAETpensioenregeling blijven in deze regeling. Het betreft aldus een gesloten groep van
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij RAET/Getronics in dienst zijn
getreden. Een deel van deze deelnemers neemt, over de dienstjaren t/m 1996, ook deel
aan een andere pensioenregeling (oude RAET-, CSN-, VUGA-, AAG-, ARC- of CBAregeling).
De IBM-pensioenregeling
Dit betreft een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deelnemers
aan deze regeling zijn de werknemers die bij de overname van IBM-ASAP op 01-07-1998
zijn overgekomen van IBM naar RAET/Getronics.
De ARC-regeling
Dit betreft een gesloten groep deelnemers. Deelnemers aan deze regeling zijn de
werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC, en aansluitend zijn overgegaan naar
RAET/Getronics en op 01-01-1997 niet zijn gaan deelnemen aan de RAETpensioenregeling.
De ARC/CBA-pre-pensioenregeling
Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC of
CBA, aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en die er per 1-1-1997 voor
hebben gekozen om deel te nemen aan deze pre-pensioenregeling.
De Wang-pensioenregeling
Dit betreft een gesloten groep van gewezen en gepensioneerde deelnemers.
4.3
Wet‐enregelgeving,relevanteontwikkelingen
Inperking fiscaal kader
Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014
het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25%
per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van
67 jaar.
In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager
percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter
niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een
zogenoemde novelleprocedure is een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden.
Om op voorhand te kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer heeft het
kabinet op 18 december 2013 met een aantal oppositiepartijen afspraken gemaakt over
de inhoud van het aangepaste wetsvoorstel.
In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot
dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage
41 van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit
percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een
pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel
(nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke
wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan
worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de gemaakte afspraken
behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het
nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een
vrijstelling in box III.
Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat
daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter
niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden
premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de
pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in
wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de
hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal
extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de
belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte
van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat
betekent dat pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de
inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt.
Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede kamer. De
beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015.
Herziening financieel toetsingskader
De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR)
aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de
AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in
het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni
2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet
gekregen.
De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze
tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing
van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter
consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren.
Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer
geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van
het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract
beperkingen kennen. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op,
aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel
contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK
hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken
in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te
bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande
pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd.
In de brief van de staatsecretaris wordt aangekondigd dat de ‘tussenvariant’ onder meer
een spreidingsmethodiek voor financiële schokken zal kennen. Er zullen daarnaast
verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers
eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die
pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat
pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en
de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde
42 rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in
de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting in het tweede kwartaal2014 bij de Tweede Kamer
worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015.
Versterking bestuur pensioenfondsen
De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van
pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van
de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen,
waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke)
bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van
de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere
fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht
worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van
toezicht, ook door middel van een one tier board worden ingericht. In het debat in de
Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern
toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering
van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one tier
board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen.
Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van
(mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel.
Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed
pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld,
waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en
deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld.
De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de
bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in
werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van
de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. DNB heeft in
recente mediaberichten veel aandacht gevraagd voor de voorbereidingsinspanningen.
Wet Pensioencommunicatie
Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatieinspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de
verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers
onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten
worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de Wet
‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving
onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in
informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de
communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het
pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te
verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013
een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de
overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1
januari 2015.
In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben
een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van
arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen).
Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het
43 uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename
in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in
dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt
door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt
dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie
de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt
wordt.
Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen
omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich
voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel
inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De
Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de
aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen
aanpassen.
Doorlichting pensioenbeleid
Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De
overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen
en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht
van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december
2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer.
Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke
pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%)
op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of
een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De
bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken
zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende
levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het
keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het
geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen.
De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van
invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals
veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw
FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie
zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijke houdbaarheid van het stelsel.
Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de
verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en
individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie
over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel.
Heroverweging waardeoverdracht
In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting
van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over
waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de
uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat
werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het
financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers
nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht.
De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van
Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van
oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht
in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige
problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt
44 betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou
moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken
en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen.
Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten
weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de
waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er
zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis
van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van
waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk
en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De
verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in het voorjaar van 2014 aan de
Tweede Kamer zullen worden gezonden.
Europese Pensioenfondsrichtlijn
In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder
meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De
Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen
herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als
verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten
worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde
Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een
toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd
moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode
niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal
intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te
houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de
pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat
er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente
regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'.
Premiestaffels en leeftijdsonderscheid
Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen
onderscheid op grond van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke
uitzondering, of als het onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste
wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een ‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel
waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is. Kort gezegd is het
eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen van een
objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt
in het algemeen hoog.
Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er
gebruik wordt gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze
uitzondering geldt onder meer bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels
bij premieregelingen. De premie wordt in deze staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt.
Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie leeftijdsafhankelijk.
Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26
september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot
actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de
Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de
bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat
de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou betekenen dat de
wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van
leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn,
oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel.
45 Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel
van premie aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte
pensioenuitkomst op de pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere
manier om dat resultaat te bereiken. Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht
anders, aangezien daar minder ingrijpende alternatieven voorhanden zouden zijn om het
gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken, bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke
werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. De
gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de
leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk
worden.
46 5
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie
De financiële positie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mening van de
certificerend actuaris onvoldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de
mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de
verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake
toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen
criteria.
Analyse van het resultaat
In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten
opgenomen:
2013
2012
Bedragen x € 1.000
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
uhv
agv
uhv
uhv
uhv
uhv
uhv
uhv
uhv
uhv
uhv
wijziging rentetermijnstructuur
invoering UFR
beleggingsopbrengsten
premie
waardeoverdrachten
kosten
uitkeringen
kanssystemen inzake o.a. sterfte en AO
toeslagverlening / korting
overige (incidentele) mutaties
andere oorzaken
Totaal resultaat
45.514
0
22.028
29.245
-398
4.345
-309
9.412
35.207
572
-69
-77.640
12.485
44.356
5.559
71
2.636
-69
-3.614
-157
4.424
-2.102
145.546
-22.900
Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:





De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de
rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De
Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante,
maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische
voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening
en vice versa. De rentetermijnstructuur ultimo 2013 ligt boven de
rentetermijnstructuur ultimo 2012. Als gevolg van de gewijzigde
rentetermijnstructuur is de voorziening gedaald en is er een positief resultaat van
€ 45,5 miljoen.
Er is in 2013 een beleggingsrendement gerealiseerd van 5,3%, terwijl voor de
voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 0,4% nodig
was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 22,0 miljoen.
Het resultaat op premie bedraagt € 29,2 miljoen en wordt voornamelijk
veroorzaakt door borgstelling die bij de werkgever is gevorderd.
Het resultaat op toeslagverlening / korting ad € 35,2 miljoen wordt veroorzaakt
door de kortingsmaatregel.
De overige resultaten zijn divers en worden over het algemeen veroorzaakt door
een verschil tussen de werkelijkheid en actuariële aannames.
47 6
Besturing en naleving wetgeving
6.1
Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de
pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun
nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het
pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
6.2
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur heeft in het verslagjaar besloten het bestuur uit te breiden met één lid
namens de gepensioneerden. Daartoe heeft het bestuur een voorkeurs kandidaat
voorgedragen aan alle gepensioneerden. Aangezien er zich geen tegenkandidaten
hebben gemeld, heeft het bestuur de heer Rollfs of Roelofs benoemd als bestuurslid. Dit
betreft een voorgenomen benoeming, aangezien DNB formeel de benoeming moet
goedkeuren. Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag was deze procedure nog niet
afgerond. Voor het overige hebben zich geen bestuurswisselingen voorgedaan.
Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat
alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het
bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid,
evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de
uitvoeringsorganisaties.
Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren heeft een bestuur een reglement
zelfevaluatie vastgesteld. Het bestuur evalueert eenmaal per jaar of bestuursleden
bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het
fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in
het pensioenfonds. De zelfevaluatie heeft ook in het verslagjaar plaatsgevonden.
Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en
gevolgde cursussen wordt beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de
individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het
bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak
adequaat uit te voeren.
In het verslagjaar is het bestuur acht maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast
heeft de beleggingscommissie vier maal en de communicatiecommissie drie maal
vergaderd. De Audit en Financiële commissie heeft zes keer in het verslagjaar vergaderd.
Voorts heeft het bestuur tweemaal tijdens een strategiesessie een aantal belangrijke
ontwikkelingen besproken, waaronder de resultaten van de ALM-studie. Veel aandacht is
besteed aan de financiële positie, het beleggingsbeleid, ontwikkelingen op
pensioengebied en het nieuwe bestuursmodel. Doorgaans waren alle bestuursleden
aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. Naast de bovengenoemde vergaderingen is
in de vorm van conference calls en vele uitwisselingen via e-mails veelvuldig overleg
geweest tussen de bestuursleden, uitvoeringsorganisaties en adviseurs.
6.3
Bestuurscommissies
Het pensioenfonds heeft een drietal bestuurscommissies. Het betreft de volgende
commissies: Communicatiecommissie, Beleggingscommissie en de Audit en Financiële
Commissie (per 1 januari 2012).
48 Communicatiecommissie
De commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op
‘het gezicht van het pensioenfonds naar buiten’, de communicatie met deelnemers en de
uitvoering daarvan. Voorts ziet de commissie toe of het pensioenfonds vigerende wet- en
regelgeving in acht neemt en op het professionaliseringsniveau van het bestuur.
De commissie verricht de volgende activiteiten:
- adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid;
- adviseert het bestuur over het jaarlijkse communicatieplan en de inzet van
middelen;
- adviseert het bestuur over de inschakeling van externe deskundigheid;
- monitort de uitvoering van de communicatie-inspanningen.
De commissie heeft in 2013 drie keer vergaderd. Daarnaast heeft de
communicatiecommissie de bijeenkomst met pensioengerechtigden georganiseerd.
Beleggingscommissie
De Beleggingscommissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten
betreffende beleggingen en het risicobeleid en ziet toe op de uitvoering van dergelijke
besluiten.
De Beleggingscommissie verricht in dat kader de volgende activiteiten:
- adviseert het bestuur over het te voeren leerjaren strategische beleggingen– en
risicobeleid;
- adviseert het bestuur over het structureel te voeren risicobeleid en de korte
termijn ontwikkelingen die tot aanpassingen van het matching- en
afdekkingsbeleid (zouden) moeten leiden.
De Beleggingscommissie is, naast een aantal conference calls, in 2013 vier keer bijeen
geweest.
Audit en Financiële Commissie
De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten
die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds.
De Audit en Financiële Commissie verricht in dat kader de volgende activiteiten:
- adviseert het bestuur over de planning en control-cyclus van het pensioenfonds,
met inbegrip van de financiële risicobeheersing (SLA TKP en TKPI);
- beoordeelt de ISAE 3402 type II rapportage;
- adviseert het bestuur over het jaarverslag, het accountantsverslag van de externe
accountant en het actuarieel rapport;
- adviseert het bestuur over het algemene jaarplan van het pensioenfonds;
- adviseert het bestuur betreffende het risicobeleid.
De Audit en Financiële Commissie is in 2013 zes keer bijeen geweest.
6.4
GoedPensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het
bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het
verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht.
Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het
pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in
het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden
nauwlettend gevolgd.
De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van
kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet.
Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een
49 visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op
het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de
procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze
waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s
op de langere termijn. De eerste volledige visitatie heeft in de tweede helft van 2009
plaatsgevonden. In het eerste kwartaal van 2014 heeft de visitatiecommissie een
visitatie uitgevoerd over het verslagjaar 2013. De uitkomsten hiervan zijn weergegeven
in paragraaf 7.4.1. van dit verslag. De monitoring van de uitkomsten is belegd bij de
Audit en Financiële commissie.
Sinds 15 februari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het
verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte
beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als
uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van
alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden
en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van
het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.4.2.
Het bestuur van het pensioenfonds heeft in 2012 besloten mevrouw Gruntfest te
benoemen als compliance officer van het pensioenfonds.
De voornaamste taken van de compliance officer zijn:
 Onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode;
 Onafhankelijk toezicht op de naleving van wettelijke regelingen.
De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met
betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door
het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
6.4.1
VerslagVisitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling
van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke
deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de
visitatiecommissie eens in de drie jaar de opdracht te geven het functioneren van (het
bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van
(het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en
de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt
aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld. Sinds 2013 bestaat de visitatiecommissie
uit:



A. M.J. de Bekker (voorzitter)
A.A. van Hienen
mw. A.J.E.M. Vollenbroek
In 2014 heeft de visitatiecommissie over het verslagjaar 2013 een visitatie uitgevoerd.
De Visitatiecommissie heeft daarbij met name gekeken naar de bij een visitatie
verplichte aandachtspunten, zoals de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de
wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd, de checks and balances binnen het
pensioenfonds en het omgaan met de risico’s op langere termijn. Bovendien heeft de
Visitatiecommissie op verzoek van het bestuur extra aandacht besteed aan de
garantieregelingen en de kosten en risico’s die daarmee verband houden; te weten de
rendementsgaranties binnen de DC-regeling en de tariefsgarantie op het moment van
50 omzetting van pensioenvermogen in ouderdomspensioen.
Ten aanzien van de eerdere aanbevelingen van de Visitatiecommissie stelt de
Visitatiecommissie dat veel aanbevelingen in voldoende mate zijn opgevolgd, c.q. dat
daaraan de nodige bestuurlijke aandacht is besteed. Voor zover dat in mindere mate het
geval was, zijn de aanbevelingen in deze paragraaf herhaald.
De Visitatiecommissie rapporteert de volgende uitkomsten in haar verslag:
Bestuurlijk functioneren en continuïteit
Tijdens de visitatie werd duidelijk dat de uitvoering van de regeling door TKP(I) op een
hoog niveau ligt, dat het bestuur zich terdege van haar verantwoordelijkheden bewust is,
zich proactief opstelt en dat er sprake is van een goede en permanente (soms informele)
dialoog met het Verantwoordingsorgaan. Het bestuurlijk functioneren, ligt eveneens op
een hoog niveau.
Werking Commissies
De Visitatiecommissie merkt op dat de stukken die TKP(I) en de commissies produceren
zeer omvangrijk zijn (dossiers van vaak honderden pagina´s), dat ze hun werk grondig
doen met veel oog voor details, maar dat het risico aanwezig is dat het zicht op de grote
lijnen verloren gaat. Er is een toenemend risico dat daardoor een vergadercultuur
ontstaat. Rapportages waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen controle
(is het beleid conform afspraken uitgevoerd) en besturen (is het beleid nog goed) kunnen
dat risico terugdringen. Met een heldere rapportage kan controle relatief eenvoudig zijn,
zodat er meer tijd voor besturen overblijft. En dat is waar een bestuur primair voor
bedoeld is.
Verantwoordingsorgaan
Door de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de keuze van het bestuur van het
fonds voor een paritair bestuursmodel, zullen de huidige Deelnemersraad en het
Verantwoordingsorgaan worden vervangen door een Verantwoordingsorgaan ‘nieuwe
stijl’. Daarbij dient te worden besloten of het Verantwoordingsorgaan ‘nieuwe stijl’ alleen
wettelijke taken en bevoegdheden krijgt toebedeeld, dan wel dat aansluiting wordt
gezocht bij de huidige taken en bevoegdheden van Deelnemersraad en
Verantwoordingsorgaan. De Code Pensioenfondsen, die sinds 1 januari 2014 van kracht
is, biedt het Verantwoordingsorgaan een prominente rol; dit vanuit het uitgangspunt dat
het primaat bij een pensioenfonds bij belanghebbenden dient te liggen. Verantwoording
afleggen moet daarbij worden gezien als een permanente dialoog tussen Bestuur en
Verantwoordingsorgaan. Gezien de zwaardere taken van het toekomstige
Verantwoordingsorgaan, geeft de Visitatiecommissie het bestuur in overweging het
Verantwoordingsorgaan - naast de al bestaande secretariële ondersteuning door TKP ook beleidsondersteuning aan te bieden.
Hoogte uitvoeringskosten
De bij de overgang van andere uitvoeringsorganisaties naar TKP beoogde besparing in
administratiekosten werd ruimschoots gerealiseerd. Naar de mening van de
Visitatiecommissie is daarvoor een compliment op zijn plaats. Nu de kosten van
pensioenbeheer goed onder controle lijken, vraagt de Visitatiecommissie bestuurlijke
aandacht voor de hoogte van de administratiekosten die het fonds jaarlijks aan de
gewezen deelnemers in rekening brengt.
Garantieregelingen en evenwichtige belangenbehartiging
Ten aanzien van de balansvoorzieningen die moeten worden getroffen als gevolg van de
garanties die over het DC-deel van de fondsverplichtingen zijn verleend, draagt de
werkgever jaarlijks bij aan de financiering van die voorzieningen. Alleen kan op enig
moment blijken (bijvoorbeeld bij een verlaging van de marktrente) dat de betaalde
garantiebijdrage op dat moment niet toereikend is en dat de garantievoorziening dus
51 onvoldoende is. Even zo kan zich (bij een stijgende marktrente) de situatie voordoen dat
de garantievoorziening kleiner is dan de in het verleden door de werkgever betaalde
garantiebijdragen. De commissie heeft geconstateerd dat de door het pensioenfonds aan
te houden garantievoorziening twee kanten op kan werken. Afhankelijk van de financiële
situatie kan er sprake zijn van een overheveling van DB naar DC en omgekeerd. De
overheveling van DB naar DC vermindert de indexatiemogelijkheden van het
pensioenfonds terwijl indexatiemogelijkheden bij een overheveling van DC naar DB juist
worden vergroot.
Hoewel aan het einde van het jaar 2013 per saldo sprake was van overheveling van DB
naar DC, kan al met al worden geconcludeerd dat het bestuur met de gehanteerde
systematiek het aspect van de evenwichtige belangenbehartiging niet uit het oog
verliest.
Toekomst en missie van het fonds
De ontwikkelingen bij de werkgever (een relatief sterk dalend aantal actieven), de
actuele financiële positie van het fonds en de diverse garantieregelingen vragen continue
aandacht van het bestuur. Ook worstelt het bestuur met de missie van het fonds,
hetgeen tot uitdrukking komt in de risicohouding. De ambitie tot koopkrachthandhaving
van pensioenen vraagt immers om een ander beleid dan de kerndoelstelling
hoofdsombehoud.
Een hoge mate van afdekking van het renterisico past prima bij een nominale insteek
(hoofdsombehoud), maar maakt het in de komende jaren verlenen van toeslagen (en
behoud van koopkracht) minder eenvoudig. Het herstelvermogen van het fonds - zo
bleek uit diverse analyses - is overigens verrassend hoog. Om toeslagverlening weer
binnen bereik te brengen, is het lopen van iets meer risico wellicht wenselijk. De
Commissie Goudswaard omschrijft dit als een keuze tussen ‘zeker minder’ en ‘minder
zeker’. Om bestuurlijk een gefundeerde keuze te kunnen maken, adviseert de
Visitatiecommissie de voorkeur van de deelnemers (de risico-appetijt) regelmatig te
onderzoeken. Dat legt een solide basis onder de bestuurlijke besluiten die steeds
opnieuw moeten worden genomen.
Communicatie
Het communicatiebeleid van het fonds geeft een goed beeld van de
communicatiedoelstellingen die het heeft en van de middelen die worden ingezet om die
doelstellingen te realiseren. Ook voorzien de plannen in een evaluatie, om de effectiviteit
van de ingezette middelen te kunnen toetsen en beoordelen. De Visitatiecommissie is wel
van mening dat de praktische uitvoering van de cyclus van toetsen en eventueel
bijstellen van beleid nog kan worden geoptimaliseerd.
De Visitatiecommissie geeft tot slot in overweging extra aandacht te besteden aan
communicatie over de gevolgen van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen.
De Visitatiecommissie,
31 maart 2014
Reactie van het bestuur
Het bestuur bedankt de visitatiecommissie en is content over het positieve totale oordeel
van de visitatiecommissie. Het bestuur zal de genoemde aandachtspunten zorgvuldig
beoordelen en, indien noodzakelijk, de aandachtspunten de komende periode
implementeren. Met name met betrekking tot de aandachtspunten over de
garantieregeling en evenwichtige belangenafweging en de toekomst en visie van het
fonds heeft het bestuur in het eerste kwartaal van 2014 reeds concrete stappen gezet.
6.4.2
Verslagverantwoordingsorgaan
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met
52 ingang van 1 januari 2008. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur
gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed
pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen
besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening
heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten.
Voor het verantwoordingsorgaan is in juni 2011 een reglement vastgesteld op basis van
de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur.
De leden van het verantwoordingsorgaan hebben de Gedragscode ondertekend die het
waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds ten doel heeft
evenals het voorkomen van integriteitsrisico’s.
Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over:
• Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
• Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
• De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht;
• Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
• Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit één vertegenwoordiger namens de
gepensioneerden, één namens de werknemers en één namens de werkgever.
Bevindingen en conclusie
Deze verklaring heeft betrekking op het verslagjaar 2013 en over de beleidskeuzes voor
de toekomst.
Het verantwoordingsorgaan heeft zijn conclusies gebaseerd op de informatie die door het
bestuur is verstrekt in de vergadering van 10 april 2014, het concept jaarverslag, de aan
hem verstrekte verslagen van de bestuursvergaderingen van 2013. Tevens op de op 4
april ontvangen stukken te weten, het actuarieel rapport van de Certificerende Actuaris,
het accountantsverslag van de Accountant, en de actuariële analyse van TKP. Daarnaast
hebben we kennis genomen van het Rapport van de Visitatiecommissie uitgebracht op 31
maart jl.
In het jaar 2013 heeft het bestuur uitwerking gegeven aan het herstelplan, dat in 2009 is
opgesteld en door de DNB goedgekeurd. Dit plan had als doel de dekkingsgraad van SVG
zodanig te verbeteren dat de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen zonder
aanspraken of uitkeringen te hoeven korten. Het verantwoordingsorgaan is van mening
dat het bestuur alle mogelijkheden, die het herstelplan bood om aan de vereiste
dekkingsgraad te gaan voldoen, heeft benut. Echter, dit heeft niet het gewenste effect
gehad. Het bestuur heeft dan ook moeten aankondigen dat de dekkingsgraad van het
pensioenfonds eind 2013 niet op het vereiste niveau is, en er per 1 april 2014 een
korting van 3,2% toegepast diende te worden. De voorgestelde korting heeft na een
intensieve afstemming met de DNB per 1 april 2014 plaatsgevonden. Er is gekozen voor
een aantal kortingsmaatregelen zijnde een verlaging van de DB aanspraken (slapend en
ingegaan met 3,2%), beperking rendementsgarantie met 3,2% en een verlagen van de
tariefrentegarantie voor de ex Pink Roccade medewerkers naar 3,7% (was 4%), wat ook
overeenkomt met een verlaging van 3,2%. De communicatie over deze korting heeft in
februari 2014 plaatsgevonden en de uitleg over de consequenties van deze
kortingsmaatregel heeft het verantwoordingsorgaan beoordeeld als zijnde duidelijk en
evenwichtig voor alle belanghebbenden.
In 2013 heeft het bestuur in verband met wettelijke eisen besloten haar samenstelling
uit te breiden met één lid namens de gepensioneerden, zodat een betere behartiging van
de belangen van gepensioneerden kan worden gewaarborgd.
Na intensief overleg met het verantwoordingsorgaan en deelnemersraad heeft bestuur
gekozen voor het paritair model als nieuwe bestuursmodel. Dit model zal conform
wettelijke verplichting op 1 juli 2014 worden ingevoerd en worden het
53 verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad samengevoegd. Het bestuur heeft hierbij
ook een voorgenomen besluit genomen om in het jaar 2015 over te gaan naar het
paritair gemengd model. In dit model is het intern toezicht onderdeel van het bestuur en
zal worden uitgevoerd door een 3-tal externe deskundigen.
De aanbevelingen uit vorige jaren van zowel de visitatiecommissie als de Certificerend
Actuaris zijn in 2013 verder opgevolgd.
Het jaarverslag 2013 vormt een duidelijke verantwoording van het gevoerde beleid en de
door het bestuur genomen besluiten. De toekomstige ontwikkelingen op zowel de markt
als ten gevolge van veranderende wetgeving, worden nader toegelicht en laten zien dat
het bestuur toekomstgericht bezig is. Het bestuur heeft in 2013 veel aandacht besteed
aan risicomanagement, waarbij voor het monitoren van de belangrijkste
geïnventariseerde risico’s, twee bestuursleden verantwoordelijk zijn gesteld.
‐
‐
‐
Algemene conclusie:
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan, met inachtneming van
de adviezen en aanbevelingen als verwoord door de Certificerend Actuaris, en de
Accountant, tot het volgende oordeel.
Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics is van oordeel
dat:
het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich
een oordeel te vormen;
het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle
betrokkenen afgewogen en geborgd zijn;
het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt en deze
ook heeft verantwoord in het jaarverslag.
Het Verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics
A. Ribbink
E.J.K. Offereins
C. Rollfs of Roelofs
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft in de vergadering van 25 april 2014 met genoegen kennisgenomen van
het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2013. Het bestuur
apprecieert de inzet en aanpak van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur waardeert
met name de positief kritische houding van het verantwoordingsorgaan met betrekking
tot het overleg en advisering over het nieuwe bestuursmodel.
6.5
InformatievanuittoezichtvanDNBenAFM
Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde
van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot
taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met
name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte
informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op
beleggingsbasis.
Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming
van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd
moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het
pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen
geïmplementeerd. Tevens is een Profielwijzer op de website beschikbaar die het
risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen
voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van
54 het beleggen in de Life Cycle.
In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of
boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven,
noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van
het pensioenfonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig
dat een herstelplan van toepassing is.
Naar aanleiding van de ingediende evaluatie herstelplan 2012 heeft het bestuur op 9
april 2013 een gesprek gehad met vertegenwoordigers van DNB. DNB heeft in dit
gesprek een toelichting gevraagd over de financiële houdbaarheid van de
pensioenregeling in relatie tot de aangekondigde korting en is gesproken over de door
het bestuur vastgestelde kortingsmethodiek. Het bestuur heeft in de loop van 2013 een
aantal malen met DNB van gedachte gewisseld over de kortingsmethodiek. Dit heeft er
uiteindelijk in geresulteerd dat het bestuur heeft besloten de kortingsmethodiek enigszins
aan te passen. DNB heeft aangegeven akkoord te zijn met de aanpassingen.
6.6
Deskundigheids‐enintegriteitstoetsenopleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels
houden concreet in dat bestuurders van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd,
door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn
getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd.
Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede
gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe
actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden
bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en
(thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen.
Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de
verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober
2013 is aandacht besteed aan het nieuwe Financieel Toetsingskader, de wet Versterking
bestuur pensioenfondsen (nieuw bestuursmodel), consolidatie van
bedrijfstakpensioenfondsen en (digitale) communicatie. Als sprekers waren uitgenodigd:
de heer Roelofs (Head of Investment Consulting Continental Europe bij Towers Watson),
de heer Blokland (voormalig voorzitter bestuur Stichting Spoorwegpensioenfonds),
mevrouw Schets (penningmeester bij FNV Bondgenoten) en de heer Simon (
communicatieadviseur bij TKP).
Het bestuur heeft in 2013 zowel een collectieve als ook een individuele zelfevaluatie
uitgevoerd.
6.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het
bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al
degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede
naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder
meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie,
voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere
ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gelijkwaardige
gedragscode.
De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de
gedragscode geldende bepalingen. Deze functie is belegd bij mevrouw Gruntfest.
55 6.8
Geschillen
Binnen het fonds is geen geschillencommissie aangesteld. Er is een klachtenprocedure
vastgesteld, die wordt afgewikkeld door TKP. Als deze procedure is uitgeput, kan de
betreffende deelnemer de klacht voorleggen aan het bestuur. Deze klachten worden als
separaat agendapunt in de bestuursvergadering behandeld.
6.9
Deelnemersraad
Per 1 april 2008 is er een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad bestaat uit zes
leden, te weten vijf vertegenwoordigers van de deelnemers en één vertegenwoordiger
van de pensioengerechtigden. De deelnemersraad adviseert het bestuur uit eigen
beweging, of als het bestuur daarom vraagt. Daarnaast is er een aantal onderwerpen
waaromtrent de deelnemersraad altijd om advies gevraagd dient te worden.
In 2013 heeft het bestuur diverse adviezen gevraagd, inzake besluiten over:










de jaarstukken 2012;
aantal wijzigingen van het reglement en de actualisatie ABTN;
wijziging van het reglement inzake verwijdering mogelijkheid tot inkoop pensioen
bij verzekeraar;
wijziging van de statuten inzake uitbreiding bestuur met één lid namens
pensioengerechtigden;
aanpassing Life Cycles in het reglement naar aanleiding van de evaluatie van de
Life Cycles;
aanpassing tekst garantieregeling in het reglement;
aanpassing van de kortingsmethodiek;
wijziging van het reglement inzake het verwijderen van de pensioenknip;
wijziging van het reglement inzake de voorwaarden voor het in aanmerking
komen voor een wezenpensioen;
het nieuwe bestuursmodel naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet
Versterking bestuur pensioenfondsen.
De deelnemersraad heeft naar aanleiding van negen adviesaanvragen een positief advies
uitgebracht. Het advies over het nieuwe bestuursmodel is ten tijde van het schrijven van
het jaarverslag nog niet bekend.
6.10
Organisatieenuitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds behelst het administreren van
pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van
het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en
beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur.
Het administreren van de pensioenen is uitbesteed aan TKP. De actuariële advisering is
uitbesteed aan Aon Consulting Nederland cv.
Het fiduciair vermogensbeheer wordt uitgevoerd TKPI.
6.11
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de
Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10
november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is
door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd
(‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’).
56 In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en
worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden
richting de verschillende stakeholders.
De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende
drie kostensoorten:
1.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor
pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van
pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten,
communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De
pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij
het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en
gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten
die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen
schattingselementen.
2. Kosten van vermogensbeheer: de volgende kosten zijn onderdeel van het rendement
van de beleggingen van het pensioenfonds:

Beheervergoeding externe managers.

Overige kosten: dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank,
administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten.

Beheervergoeding: dit is een vaste beheervergoeding inclusief de afkoop van de
performance fee.

Overige directe kosten: dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening
derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid.

Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur. Dit zijn onder andere de
toezichtkosten van De Nederlandsche Bank, vergoedingen voor bestuursleden
van het pensioenfonds en kosten van de aansprakelijkheidsverzekering. Deze
kosten worden naar rato verdeeld over de pensioenbeheerkosten en de
vermogensbeheerkosten. Dit sluit aan bij de nadere uitwerking van de
aanbevelingen van de Pensioenfederatie, zoals gepubliceerd in 2013.
De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het
gemiddeld belegd vermogen. De volgende tabel geeft dit per beleggingscategorie
weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op
opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren.
Kosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen)
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve
Totaal
beleggingen
Kosten verwerkt in rendement
0,04
0,04
0,07
0,01
0,15
Totaal kosten vermogensbeheer
0,31
De vermogensbeheerkosten in 2013 zijn lager dan die in 2012 (0,41%). Rendement
gerelateerde vergoedingen en de hogere beheervergoedingen in de periode voor de
transitie in 2012 bij de latende managers zijn hiervan de belangrijkste oorzaak.
De hiervoor genoemde kosten van vermogensbeheer wijken af van de weergegeven
vermogensbeheerkosten in de jaarrekening. In de jaarrekening worden uitsluitend de
directe vermogensbeheerkosten verantwoord, die het pensioenfonds rechtstreeks
betaalt aan de integraal balansbeheerder en overige adviseurs op het gebied van
vermogensbeheer.
3. Transactiekosten:
Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen,
57 0,16
Kosten niet verwerkt in rendement
de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties.
Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen
zijn ook onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De
Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen.
De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het
gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in
derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig
geschat.
Transactiekosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen):
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve
Derivaten
Totaal
0,00
0,04
Beleggingen
Transactiekosten
0,00
0,04
0,00
0,00
In 2012 vond de transitie van het vermogensbeheer van een aantal
vermogensbeheerders naar één vermogensbeheerder plaats. De transactiekosten
waren daardoor in 2012 hoger.
Totale uitvoeringskosten
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven conform de
aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Deze uitsplitsing gaat ervan uit dat een
gedeelte van de pensioenuitvoeringskosten toebedeeld worden aan de
vermogensbeheerkosten. Onderstaande opstelling en cijfers wijken hiermee ook af van
de jaarrekening.
2013
2012
Pensioenbeheerkosten
€ 344
(in euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
€ 329
2011
€ 383
Vermogensbeheerkosten
(in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,31%
0,41%
0,57%
Transactiekosten
(in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,04%
0,18%
nb
De daling van de pensioenbeheerkosten per deelnemer wordt veroorzaakt de afname van
de uitvoeringskosten in absolute zin van € 90.000. Daarentegen is de populatie actieven
en gepensioneerden gedaald. Normaliter zorgt dit voor een stijging van
pensioenbeheerkosten per deelnemer, echter door een nauwgezette sturing op verlaging
van uitvoeringskosten en de afgeronde transitie vanuit verzekeraars naar TKP, zijn met
name de kosten van de pensioenadministratie afgenomen.
De kosten van de toezichthouder, zoals verantwoord in de jaarrekening, bedragen €
78.000 en betreffen de door DNB en AFM opgelegde contributie en zijn integraal
onderdeel van de pensioenbeheerkosten. De kosten van de toezichthouders zijn qua
hoogte nagenoeg gelijk aan de bestuurskosten van het fonds ad € 76.000. Onder de
bestuurskosten wordt verstaan de vergaderkosten, opleidingskosten, visitatiekosten en
kosten van mailings en dergelijke.
58 De pensioenbeheerkosten, zoals in de jaarrekening verantwoord ad € 2.074.000, zijn op
hoofdlijnen als volgt uit te splitsen:
Categorie
Kosten
2013
€ 12
€3
€ 13
€ 152
€ 1.542
€ 78
€ 191
€ 48
€ 35
€ 2.074
(bedragen x € 1.000)
Vergaderkosten
Opleidingskosten
Visitatiekosten
Kosten externe actuaris en accountant
Administratiekosten
Kosten toezichthouders
Advieskosten
Mailings en portikosten
Overige
Totaal
Kosten
2012
€ 13
€ 24
€ 15
€ 194
€ 1.608
€ 73
€ 193
€ 24
€ 21
€ 2.164
Er worden geen vergoedingen of andere bezoldigingen betaald aan bestuurders van het
fonds.
Kosten beleggingen flexibele pensioenregeling
De (gewezen) deelnemer in de collectieve DC portefeuille betaalt geen aankoop en/of
verkoopkosten. Deelnemers die gekozen hebben hun premies te beleggen in de
beleggingsmixen van de Life Cycle kunnen maandelijks de beleggingskeuze aanpassen.
Afhankelijk van de beleggingsmix, betaalt de deelnemer aan- en verkoopkosten. Voor de
beleggingsmixen 1 tot en met 6 zijn zowel de aan- als verkoopkosten 0,15%. Voor
beleggingsmix 0 betaalt de deelnemer geen aan- en verkoopkosten.
De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement.
Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsmix op basis van de
samenstelling per eind 2013.
6.12
Statutenwijziging
Het bestuur heeft in het verslagjaar een besluit genomen de statuten te wijzigen. De
wijziging heeft betrekking op de uitbreiding van het bestuur met één bestuurslid namens
de gepensioneerden.
59 7
Verwachte gang van zaken
Werkgroep nieuw pensioencontract
Het bestuur heeft een werkgroep ingesteld om de transitie naar een nieuw
pensioencontract voor te bereiden en in samenwerking met alle betrokkenen tot goed
afgewogen beslissingen te komen. De verwachting is dat het nieuwe financieel
toetsingskader per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Daarnaast houdt de werkgroep zich
bezig met de gevolgen van de verwachte aanpassing van het fiscale pensioenwetgeving
per 1 januari 2015. Tevens zal de werkgroep zich bezig houden met de
toekomstbestendigheid van het fonds.
Korting
Het bestuur van SVG heeft in de vergadering van dinsdag 11 februari 2014 besloten om
voor het eerst in zijn bestaan een korting toe te passen op de opgebouwde en de
ingegane pensioenaanspraken. Uit de evaluatie van het herstelplan bleek dat de
dekkingsgraad ultimo december 2013 100,8% bedroeg, terwijl het minimaal vereist
eigen vermogen 104,0% was. Het uniforme kortingspercentage van 3,2% zal op 1 april
2014 worden doorgevoerd.
Nieuw bestuursmodel
Op 1 juli 2014 treedt de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking. In de
eerste helft van het jaar zullen de betreffende fondsdocumenten en worden aangepast,
zal het bestuur zorg dragen voor de bemensing van de fondsorganen, zodat per 1 juli
2014 SVG voldoet aan het nieuwe wettelijke kader.
Amsterdam, 25 april 2014
F.H.K. Ooms, voorzitter
J.K. Dijkstra
M.H.B. Ebbers
E.F.M. Meurs
A.C. Mögelin
60 Jaarrekening
61 8
Jaarrekening
8.1
Balansper31december2013
(na resultaatbestemming) bedragen x € 1.000
31-12-2013
31-12-2012
€
€
ACTIVA
TOTAAL ACTIVA
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Beleggingen voor risico deelnemers
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
534.212
565.987
4.763
41.414
17.391 1.163.766 506.304
538.774
4.949
11.612
33.640
1.095.279
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Overige schulden en overlopende passiva
(6)
(7)
(8)
(9)
TOTAAL PASSIVA
44.213 531.455
565.987
22.112 -101.333
622.192
538.774
35.646
1.163.766 1.095.279
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 71.
62 8.2
Staatvanbatenenlasten
2012
2013
€
€
€
€
Baten
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Overige baten
Totaal baten
Lasten
Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoeringskosten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico van het pensioenfonds
- Pensioenopbouw
- Toeslagverlening
- Korting van aanspraak en rechten
- Rentetoevoeging
- Onttrekking voor uitkeringen en
uitvoeringskosten
- Wijziging marktrente
- Wijziging actuariële uitgangspunten
- Wijziging uit hoofde van overdracht van
rechten
- Overige mutaties voorziening
pensioenverplichtingen
Toevoeging a.g.v. pensioeningang
Mutatie herverzekeringsdeel technische
voorzieningen
Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico
deelnemers
Saldo herverzekering
Saldo overdracht van derden
Overige lasten
Totaal lasten
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(15)
18.181
2.074
51.829
19.818
35.050
21
106.719
39.085
41.670
51.918
349
133.022
17.199
2.164
(16)
2.542
0
-35.207
1.685
-17.527
-45.317
0
-8.237
12.083
0
-89.978
-186
-572
(19)
(20)
(21)
(22)
11.111
157
0
6.735
(17)
(18)
-48
3.505
14.472
87.706
27.213
-4.222
8.659
3
-38.828
-17.440
64.798
4.416
308
-46
45.928
2.256
211
196
155.922
Saldo van baten en lasten
145.546
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 87.
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Algemene reserve
145.546
63 -22.899
-22.899
8.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2013
2012
€
€
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen premies
Ontvangen in verband met overdracht van rechten
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
23.786
100
-4.956
62.010
0
-6.988
18.931
Uitgaven
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaald in verband met overdracht van rechten
Betaalde premies herverzekering
Betaalde pensioenuitvoeringkosten
Overig
-18.211
-8.761
-4.035
-2.074
0
55.022
-17.199
-212
-2.564
-2.164
1.493
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-33.081
-20.645
-14.150
34.377
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
9.202
214.961
17.752
1.476.431
224.163
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-225.097
-1.155
-1.544.169
-1.126
-226.252
-1.545.295
-2.089
-51.112
-16.239
-16.735
-10
446
-16.249
-16.289
Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten
Netto kasstroom
Koers-/omrekenverschillen
Mutatie liquide middelen
Samenstelling geldmiddelen
2013
€
2012
€
Liquide middelen primo boekjaar
Liquide middelen ultimo boekjaar
33.640
17.391
49.929
33.640
Waarvan:
Voor risico pensioenfonds
Voor risico deelnemers
17.391
0
33.640
0
64 1.494.183
8.4
Toelichtingopdejaarrekening
8.4.1
Algemeen
Activiteiten
Stichting Voorzieningsfonds Getronics (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Amsterdam. De stichting is
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004.
Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en
nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte
deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten
ondernemingen.
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610
Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 25 april 2014 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
8.4.2
Grondslagen
8.4.2.1
Algemenegrondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een
vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de
verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de
toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd
opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens
gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op
transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per
balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van
de staat van baten en lasten.
65 Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het
voorgaande jaar.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt
en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de
gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze
oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende
jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien,
en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Dekkingsgraad
De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen en voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers,
zoals opgenomen in de balans.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de
voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
8.4.2.2
Grondslagenvoorwaarderingvanactivaenpassiva
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van
reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden
verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie
bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde
beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde
beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde.
Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de
staat van baten en lasten opgenomen.
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende
beurskoers. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel
dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
marktwaarde, zijnde de marktnotering per balansdatum.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd
tegen marktwaarde, zijnde de marktnotering per balansdatum.
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling
plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen
voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel
(kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden.
De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de
vastrentende waarden.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde participaties
in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het
beleggingsfonds per balansdatum.
66 Beleggingen voor risico deelnemers
De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen
voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
Securities lending
Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending
(uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van
aandelen met obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for
Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook
wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks
wordt gecontroleerd.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde
gebeurtenis zich voordoet.
Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder
toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.
Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment
van toekenning door de herverzekeraar.
De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de verkrijgingswaarde indien geen sprake is
van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen verkrijgingswaarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasen banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben.
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het
vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige
technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde
(marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
(toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de
actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende
pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het
bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum
bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake
is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige
salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens
arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,
waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
67 De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB. Vanaf
l
september 2012 wordt de marktrente vastgesteld op basis van de zogenaamde ultimate forward rate
benadering. Deze benadering houdt in dat de rente voor zeer lange looptijden naar een afgesproken
niveau (4,2%) toe beweegt.
Prognosetafels: AG prognosetafels 2012-2062 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdende met
l
ervaringssterfte o.b.v. leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen (Postcodemodel 2011
van Aon Consulting Nederland cv).
Een opslag van 2% voor toekomstige administratie- en excassokosten.
l
Gehuwdheidsfrequentie voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid.
l
Iedereen wordt geacht een partner te hebben, wat betekent dat gerekend wordt met een
l
partnerfrequentie van 100% op de pensioendatum.
Voor het in het verleden opgebouwde zogeheten ongehuwden ouderdomspensioen wordt aangenomen dat
l
op de pensioendatum 85% van de deelnemers een partner zal hebben.
de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man.
l
Het nabestaandenpensioen is op risicobasis verzekerd. Er vindt geen opbouw plaats.
l
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden
l
met revalidatiekansen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde
gebeurtenis zich voordoet.
Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder
toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.
Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment
van toekenning door de herverzekeraar.
De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening.
Overige technische voorzieningen
Onder de overige technische voorzieningen wordt een voorziening opgenomen voor met de pensioenverplichtingen
samenhangende risico's voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor
arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum
die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard.
De verplichting wordt gelijkgesteld aan tweemaal de kostenopslag van 5,25% als onderdeel van de reguliere
pensioenpremie. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed (herverzekerd),
wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal
worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting.
Voorzieningen voor risico van deelnemers
De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover
deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste
verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de verkrijgingswaarde indien geen
sprake is van transactiekosten).
Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
8.4.2.3
Grondslagenvoorbepalingvanhetresultaat
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans
gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde
als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te
brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als
premiebijdragen verantwoord.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
68 Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en
valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,
huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,
provisies, valutaverschillen e.d.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de
grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen
zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op
balansdatum hebben.
Indexering en overige toeslagen
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers)
van de overige regelingen jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening
heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in
hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden.
Kortingen van aanspraken en rechten
In 2013 heeft het bestuur, op basis van de financiële positie op 31 december 2012, een voorgenomen besluit genomen
om de aanspraken en rechten van alle deelnemers verlagen.
Omdat de dekkingsgraad ultimo 2013 lager is dan het minimum vereist eigen vermogen en het korte termijn
herstelplan afliep, heeft het bestuur moeten besluiten om het voorgenomen besluit te effectueren per 1 april 2014. Met
dit besluit is rekening gehouden bij de bepaling van de technische voorzieningen. De geschatte dekkingsgraad per 31
december 2013 (voor de korting) bedroeg 100,8%. Om op het minimum vereist eigen vermogen van 104,0% te
komen, heeft het bestuur een korting van 3,2% moeten doorvoeren.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het
verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name
excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post
betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente.
69 Wijzigingen actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie
van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van
deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven,
terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De
tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische
voorziening voor risico deelnemers.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel
overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
8.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als
zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en
beleggingsactiviteiten. De kasstromen uit directe beleggingsopbrengsten onder beleggingsactiviteiten zijn inclusief de
derivatentransacties.
70 8.4.3
Toelichtingopdebalansper31december2013
ACTIVA
31-12-2013
31-12-2012
€
€
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
15.352
201.788
282.351
34.720 17.787
171.796
292.604
24.117
534.212 506.304
Vastgoedbeleggingen
€
Aandelen
Vastrentende
waarden
Overige
beleggingen
€
€
€
Totaal
€
40.081
0
-23.696
1.402
0
262.314
-110.581
19.866
197
0
486.785
141.332
-365.707
30.016
178
98.529 2.079
-65.359
-9.682
-1.450 887.709
32.830
-434.896
21.932
-1.272
Stand per 31 december 2012
Saldo nog te splitsen
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
Overige mutaties
17.787
0
0
-1.243
-1.192
0
171.796
171.796
10.103
-14.354
34.243
0
292.604
0
90.002
-87.493
-12.761
0
24.117 0
7.613
-316
-2.248
5.554 506.304
171.796
107.718
-103.406
18.042
5.554
Stand per 31 december 2013
15.352
373.584
282.351
34.720 706.008
Stand per 1 januari 2012
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
Overige mutaties
Met ingang van boekjaar 2013 zijn de liquide middeleen die worden aangehouden bij vermogensbeheerders
verantywoord onder de 'overige beleggingen.' De mutatie in deze liquide middelen wordt onder de overige mutaties
verantwoord. Deze presentatiewijziging is tevens zichtbaar in de vergelijkende cijfers op de balans.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Vastgoedbeleggingen
Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen
die beleggen in vastgoed
15.352
17.787
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie:
2012
2013
€
%
€
%
CBRE Eurosiris Fund
15.139
98,6
17.787
100,0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
201.788
171.796
Aandelen
Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen
in aandelen
Het fonds belegt voor € 134 (0,01%) in de sponsor. In 2012 belegde het pensioenfonds voor € 555 (0,05%) in de
sponsor.
71 31-12-2012
€
€
282.201
150
292.604
0
282.351
292.604
Vastrentende waarden
Obligaties
Vorderingen
31-12-2013
Onderstaand de specificatie van derivatencontracten, welke gezien de negatieve stand, zijn opgenomen onder de
overige schulden.
2013
Type contract
Gemiddelde
looptijd
Contractomvang
€
Saldo waarde
€
Positieve
waarde
€
Negatieve
waarde
€
Rentederivaten
29-10-2023>29-10-2043
172.000
-1.378
16 1.394
172.000
-1.378
16 1.394
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige beleggingen
Hedgefondsen
Commodity fondsen
15
27.730
33
55.126
27.745
55.159
Securities lending
Het fonds stelt een deel van de aandelen beschikbaar voor het in bruikleen geven van effecten (securities lending). Het
fonds behoudt economisch eigendom. Per balansdatum is een bedrag van € 5.823 aan aandelen uitgeleend.
Voor het risico van niet teruglevering zijn zekerheden in stukken ontvangen, met een waarde van € 6.202.
72 Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen
actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een
aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals
beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het
kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op
balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van
marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel
van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van
vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Direct marktnoteringen
Afgeleide
marktnoteringen
0
0
89.184
0
0
Waarderingsmodellen
Totaal
15.352
201.788
193.167
0
27.746
0
0
0
-1.377
0
15.352
201.788
282.351
-1.377
27.746
89.184
438.053
-1.377
525.860
Direct marktnoteringen
Afgeleide
marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0
0
148.528
0
17.787
171.796
144.075
22.697
0
0
0
0
17.787
171.796
292.603
22.697
148.528
356.355
0
504.883
Per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
31-12-2012
31-12-2013
€
€
2. Beleggingen voor risico deelnemers
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
14.357
222.831
301.896
26.902 17.296
188.094
300.923
32.462
565.987 538.774
De beleggingen voor risico deelnemers betreffen beleggingen in niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen. Deze kennen
een afgeleide marktnotering.
Vastgoedbeleggingen
Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen
die beleggen in vastgoed
14.357
17.296
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie:
2013
€
2012
%
€
%
CBRE Eurosiris Fund
13.952
73 97,2
17.296
100,0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
222.831
188.094
222.831
188.094
301.896
300.923
30.698
-3.796
32.462
0
26.902
32.462
4.763
4.949
Aandelen
Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen
in aandelen
Vastrentende waarden
Obligaties
Overige beleggingen
Commodity fondsen
Liquide middelen
3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Risicoherverzekeringen
Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van enkele gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht.
De verplichtingen inzake deze herverzekeringen zijn opgenomen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
4. Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen op de werkgever(s)
Vorderingen uit herverzekering
Overige vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
11.484
6
123
11.612
De vorderingen op de werkgever bestaan uit de borgstelling ad € 37,1 miljoen en premie afrekeningen. De vordering
uit herverzekeringen betreft het overlijdensrisico dat herverzekerd is bij Nationale Nederlanden.
5. Overige activa
Liquide middelen voor rekening pensioenfonds
17.391
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
74 39.594
1.580
240 41.414 33.640
PASSIVA
31-12-2013
31-12-2012
€
€
6. Stichtingskapitaal en reserves
Algemene reserve
44.213
-101.333
Algemene
reserve
Stand per 1 januari 2012
Bestemming van saldo baten en lasten
-78.434
-22.899
Stand per 1 januari 2013
Bestemming van saldo baten en lasten
-101.333
145.546
Stand per 31 december 2013
44.213
Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro en achtendertig eurocent.
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan
De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen en voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening
pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard
model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van
de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder de paragraaf 'Risicobeheer'.
Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
2013
2012
€
Stichtingskapitaal en reserves
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
44.213
44.569
157.601
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.
75 €
-101.333
49.505
163.850
Herstelplan
In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009
het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals
die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het
herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de
dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de
toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Het in 2009 ingediende
herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing.
De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn:
voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, eindigend op 31 december
l
2013;
de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst;
l
er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen;
l
het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt,
l
gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen;
De inkooptarieven die geldig waren op het moment van het ingaan herstelplan (2009) zijn gehanteerd. Er
l
is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de
solvabiliteitsbuffer.
Borgstelling
Ten gevolge van de financiële crisis is de dekkingsgraad van pensioenfonds SVG tot onder het minimaal vereist eigen
vermogen gedaald in 2008. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden heeft de werkgever zich bereid verklaard een
borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de
uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen
van maximaal € 50 miljoen voor de jaren 2010 tot en met 2013. Deze borgstelling dient ter voorkoming of verlaging
van een eventuele korting. Gezien de dekkingsgraad per eind 2013, heeft het bestuur besloten het restant van deze
borgstelling ad € 37,1 miljoen op te eisen. Hiermee valt de korting circa 3,7% lager uit dan wanneer de werkgever niet
bereid zou zijn geweest om borg te staan.
Kortingen
Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen)
deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten ('afstempelen').
Jaarlijks wordt het herstelplan geëvalueerd. In de in februari 2014 ingediende evaluatie van het herstelplan naar de
situatie ultimo 2013 is een verwachte dekkingsgraad per eind 2013 opgenomen van 100,8%. Dit is onvoldoende om het
minimaal vereist eigen vermogen van 104,0% ultimo 2013 (einde kortetermijn herstelperiode) te bereiken. Op grond
van deze evaluatie heeft het bestuur moeten besluiten om een korting door te voeren van 3,2%. Deze korting is
verwerkt in de technische voorzieningen en het vermogen. Hierdoor is het vermogen in de jaarrekening gelijk aan het
minimaal vereist eigen vermogen van 4,0%.
De korting leidde tot een stijging van de dekkingsgraad per 31 december 2013 met 3,2%.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Overige technische voorzieningen
525.315 4.763
1.377 615.294
4.949
1.949
531.455 622.192
7. Technische voorzieningen
2013
2012
€
€
Stand per begin boekjaar
Pensioenopbouw
Toeslagverlening
Korting van aanspraak en rechten
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
615.294
2.542
0
-35.207
1.685
-17.527
-45.317
505.942
11.111
157
0
6.735
-17.440
64.798
Transporteren
521.470
571.303
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
76 2012
2013
Transport
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Toevoeging agv pensioeningang
€
€
521.470
571.303
0
-8.237
12.083
0
4.416
-48
3.505
14.472
525.316
593.648
Additioneel op bovenstaand verloopoverzicht over 2012, is er in 2012 een herverzekerd risico overgenomen door het
pensioenfonds ad € 21.646. Deze mutatie is gelijk aan de verlaging van de herverzekerde voorziening in 2012 ten
opzichte van 2011. Hierdoor is het totale verloop over 2012 € 615.294.
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,7% (2012: 2,4%).
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Korting van aanspraken en rechten
In 2014 heeft het bestuur, op basis van de financiële positie op 31 december 2013, het besluit genomen om de
aanspraken en rechten van alle deelnemers met 3,2% te verlagen.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,3%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire
swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten
behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en
opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de
verslagperiode.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente. De ontwikkeling van de marktrente vanaf 2012 tot en met 2013 is als volgt:
Rentepercentage per
31 december
2012
2013
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Onttrekking aan de technische voorzieningen
-8.237
-8.237
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Resultaat op kanssystemen:
Sterfte
Arbeidsongeschiktheid
Mutaties
750
-5.498 16.830
12.082 De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:
77 2,40
2,70
-48
-48
2.204
3.860
-2.604
3.460
2013 €
2012 Aantallen
€
Aantallen
Actieven
Gepensioneerden
Slapers
27.040
272.393
225.882
3.424
2.298
18.052
41.170
285.358
288.766
4.429
1.869
17.614
Voorziening voor pensioenverplichtingen
525.315
23.774
615.294
23.912
Korte beschrijving pensioenregeling
SVG voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn te onderverdelen in de flexibele pensioenregeling van KPN
Corporate Market (premieovereenkomst), de overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst) en een tweetal VUTovergangsregelingen.
De flexibele pensioenregeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate Market. Deze
regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de
pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de
pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldende inkooptarieven.
Toeslagverlening
De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het
pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen
aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindex (afgeleid) alle huishoudens. Enige uitzondering hierop is de
opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de
pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor
sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex.
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid
worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog
de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre
de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Over de pensioenrechten en
pensioenaanspraken is per 1 januari 2013 geen toeslag verleend (per 1 januari 2012: eveneens geen toeslagverlening).
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van enkele deelpopulaties van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen
ondergebracht.
2013
2012
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening
Stand begin boekjaar
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige wijzigingen
4.949
17
-12
-198
0
0
7
26.287
69
-12
356
0
52
-21.803
4.763
4.949
In de overige wijzigingen over 2012 ad € 21.803 is een bedrag van € 21.646 begrepen. Dit betreft een overheveling
van een herverzekerd risico naar het risico pensioenfonds, in verband met de beëindiging van een
herverzekeringsovereenkomst in 2012.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige technische voorzieningen
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid
1.377
1.949
565.987
538.774
8. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
78 De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is
bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit
meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling).
De premie wordt jaarlijks ingelegd in de door vermogensbeheerder TKP Investments beheerde portefeuille. Het fonds
ontvangt jaarlijks de premie van de werkgever en maakt deze over aan de vermogensbeheerder. De kosten van de
vermogensbeheerder worden in het beleggingsresultaat ingehouden.
De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van
het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het
uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer.
Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde
kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds
opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
2013
2012
€
€
538.774
15.698
-23.535
35.050
492.846
20.252
-16.753
42.429
565.987
538.774
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Stand per begin boekjaar
Inleg en stortingen
Uitkeringen en onttrekkingen
Beleggingsresultaten risico deelnemers
31-12-2013
31-12-2012
€
€
9. Overige schulden en overlopende passiva
Vooruitbetaalde premie volgend boekjaar
Pensioenuitkeringen
Derivaten
Herverzekering
Beleggingscrediteuren
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Overige schulden en overlopende passiva
18.028
41
1.378
1.858
26
394
387 22.112 29.343
11
0
5.336
40
329
587
35.646
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De derivaten betreffen interest rate swaps met
een negatieve waarde per balansdatum. De toelichting van de onderliggende contractomvang en positieve en negatieve
waarden zijn opgenomen bij de toelichting op de beleggingen voor rekening en risico van het pensioenfonds.
8.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's.
De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is
daarmee het belangrijkste risico voor het fonds.
De uitkomsten van de risicoanalyses door het bestuur vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en
toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal
beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
- Beleggingsbeleid;
- Premiebeleid;
- Herverzekeringsbeleid;
- Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de
continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie).
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen
als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de
uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerder moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn
vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerder.
79 Solvabiliteitsrisico's
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over
voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel
algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de
onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele
toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds
verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen, wat gezien de dekkingsgraad ultimo 2013 ook
heeft plaatsgevonden.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2013
2012
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari
Premie
Uitkering
Toeslagverlening
Korting van aanspraken en rechten
Beleggingsrendementen
Renteafdekking
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen
Aanpassing levensverwachting
Overige oorzaken
91,3
2,6
-0,2
3,2
2,8
-0,8
3,7
1,4
Dekkingsgraad per 31 december
92,4
0,7
-0,1
4,5
-6,5
1,1
-0,4
-0,4
104,0
91,3
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze
buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB
voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de
fondsspecifieke restrisico's (na afdekking).
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is
als volgt:
2013
2012
%
%
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
S7 Liquiditeitsrisico
S8 Concentratierisico
S9 Operationeel risico
S10 Actief risico
Diversificatie-effect
5,7 12,5
2,5
1,9
1,7
3,6
1,1
-12,1 6,1
11,1
2,4
2,1
1,4
3,7
1,1
-11,9
17,0 16,0
Totaal
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
2013
2012
€
€
Vereist eigen vermogen (buffer)
Technische voorzieningen
Vereist pensioenvermogen
Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden)
157.601 531.455
689.056
44.213 163.850
622.192
786.042
-101.333
Tekort
113.388 265.183
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt
uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
80 Beleggingsrisico
De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in
renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin
het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd
in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde
van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische
bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt
beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn
met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van
naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
Renterisico (S1)
Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten
van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve
sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen
minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor
de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde
van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:
31-12-2013
€
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
Vastrentende waarden (na derivaten)
(Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2012
Duratie
282.351
280.973
531.455
€
7,0
16,7
14,2
Duratie
292.604
292.604
622.192
7,7
7,7
14,9
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31-12-2013
€
Resterende
Resterende
Resterende
Resterende
Resterende
looptijd
looptijd
looptijd
looptijd
looptijd
<
>
>
>
>
31-12-2012
%
€
4.467
54.133
92.864
53.596
77.291
1,6
19,2
32,9
19,0
27,4
10.817
76.941
103.468
48.312
53.065
3,7
26,3
35,4
16,5
18,1
282.351
100,0
292.603
100,0
1 jaar
1 jaar en < 5 jaar
5 en < 10 jaar
10 en < 20 jaar
20 jaar
%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter
van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de
looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.
De resterende looptijd van de (herverzekerde) verplichtingen voor risico van het fonds kan als volgt worden
weergegeven:
31-12-2013
31-12-2012
€
Resterende
Resterende
Resterende
Resterende
looptijd
looptijd
looptijd
looptijd
<
>
>
>
5 jaar
5 en < 10 jaar
10 en < 20 jaar
20 jaar
102.580
109.970
175.627
143.278
531.455
%
19,3 20,7
33,1
27,0 100,0 €
%
103.460
124.071
212.578
182.083
16,6
19,9
34,2
29,3
622.192
100,0
Risico zakelijke waarden (S2)
Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd
indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden.
Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix
vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes
afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt
gebruik gemaakt van derivaten.
81 Valutarisico (S3)
Voor zowel vastrentende waarden als aandelen (evt. uitbreiden met andere beleggingscategorieën) wordt actief
valutabeleid gevoerd. Het totaalbedrag dat niet in euro's wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 49,2% (2012: 44,3%)
van de beleggingsportefeuille en is voor 90% (2012: 85,3%) afgedekt door de euro.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door
factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.
Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van
het fonds.
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt:
2012
2013
%
€
€
%
Europa
Noord-Amerika
Zuid-Amerika
Azië
Oceanië
Afrika
Overig
296.931
158.210
11.080
49.398
7.011
4.174
433
56,3 30,0
2,1
9,4
1,3
0,8
0,1 302.519
141.215
13.397
36.983
7.054
3.709
6
59,9
28,0
2,7
7,3
1,4
0,7
-
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden
527.237
100,0 504.883
100,0
Totaal
527.237
100,0 504.883
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:
2013
€
Energie
Bouw- en grondstoffen
Industrie
Duurzame consumentengoederen
Consumentengebruiksgoederen
Gezondheidszorg
Financiële dienstverlening
Informatietechnologie
Telecommunicatie
Nutsbedrijven
Overheid en overheidsinstellingen
Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen
Overige
32.407
45.105
28.678
32.721
43.379
22.212
72.890
29.089
26.653
18.037
126.942
0
49.124
%
6,2 8,6
5,4
6,2
8,2
4,2
13,8
5,5
5,1
3,4
24,1
9,3 2012
€
%
27.587
42.535
23.435
36.149
43.842
7.600
0
23.669
19.236
16.121
184.496
64.269
15.944
5,5
8,4
4,6
7,2
8,7
1,5
4,7
3,8
3,2
36,5
12,7
3,2
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden
527.237
100,0 504.883
100,0
Totaal
527.237
100,0 504.883
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
2013
€ Kantoren
Winkels
Woningen
Bedrijfsruimten
Overige
3.371
7.364
745
1.716
2.156
Totaal
82 15.352
%
22,0 48,0
4,9
11,2
14,0 100,0 2012
€ %
4.332
8.196
2.417
2.795
48
24,4
46,1
13,6
15,7
0,3
17.787
100,0
Grondstoffenrisico (S4)
Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen
daalt.
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van
tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat
wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra
zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt
door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.
Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met
betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met
tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden
afgedekt door onderpand.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat:
2013
2012
€
%
€
%
Europa
Noord-Amerika
Zuid-Amerika
Japan
Zuid-Oost Azië
Midden-Oosten
Overige
210.588 44.837
7.182
2.789
14.378
2.144
433
74,5 15,9
2,5
1,0
5,1
0,8
0,2 227.917 45.813
8.142
1.995
6.658
2.079
0
77,8
15,7
2,8
0,7
2,3
0,7
-
Totaal
282.351 100,0 292.604 100,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt:
2013
€
Energie
Bouw en grondstoffen
Industrie
Duurzame consumentengoederen
Consumentengebruiksgoederen
Financiële dienstverlening
Informatietechnologie
Telecommunicatie
Nutsbedrijven
Overheid en overheidsinstellingen
Overige
13.292
5.020
8.920
11.059
17.865
29.028
5.039
18.356
12.099
126.942
34.731
Totaal
282.351 %
4,7 1,8
3,2
3,9
6,3
10,3
1,8
6,5
4,3
45,0
12,3 100,0 2012
€
%
11.355
5.089
8.504
12.816
11.339
5.029
4.622
10.823
10.491
184.496
28.039
292.603 3,9
1,7
2,9
4,4
3,9
1,7
1,6
3,7
3,6
63,1
9,6
100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de
vastrentende waarden ultimo 2013 is als volgt:
83 2012
2013
€
%
€
%
AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC
CC
Geen rating
106.337
11.043
55.367
46.134
18.635
15.277
6.214
227
23.117
37,7 3,9
19,6
16,3
6,6
5,4
2,2
0,1
8,2 162.870
11.407
62.495
34.458
14.677
2.945
69
0
3.683
55,7
3,9
21,4
11,8
5,0
1,0
1,3
Totaal
282.351
100,0 292.604
100,0
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die
worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste
actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
Langlevenrisico
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer
blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg
hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door
toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel
verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet
toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in
risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij
invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks
een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via
het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden
periodiek herzien.
Het fonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij Nationale Nederlanden. Daarnaast
is eveneens het excedent arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd.
Toeslagrisico
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot
de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk
van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële
resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel
aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale
pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit
moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden
afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze.
Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 76,6% (31 december 2012: 64,0%.
Het fonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2013.
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden
omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere
termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te
houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
84 Concentratierisico (S8)
Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of
de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt.
Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen,
economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van
concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en
limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds
vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de
vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.
De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het
kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden
per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Dergelijke concentraties zijn, in geval van
toepassing, weergegeven onder de betreffende balanspost bij de toelichting op de balans.
Operationeel risico (S9)
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het
verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van
hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken.
De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij TKP Investments BV. Met deze partij is een overeenkomst en een service
level overeenkomst gesloten. De afhankelijkheid van deze partijen wordt beheerst doordat de bewaring van de stukken
uit de portefeuille is ondergebracht bij Custodian Citibank.
De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP Pensioen BV. Met TKP is een
uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomsten (SLA) gesloten.
Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de TKPI en TKP door middel van
performancerapportages (TKPI), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE
3402-rapportages).
Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het fonds hiervoor geen
buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Actief risico (S10)
Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken
wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde
'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van
het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.
Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error per eind december 0,5% (2012: 0,55%) op pensioenfondsniveau. Het
actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee
maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt
met de andere risicofactoren.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar
behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk,
hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het
systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
Derivaten
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt,
is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het
pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel
mogelijk af te dekken.
Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan
met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
Gebruik wordt gemaakt van de volgende instrumenten:
Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan
l
tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het
pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
85 2013
Type contract
Gemiddelde
looptijd
Contractomvang
€
Saldo waarde
€
Positieve
waarde
€
Negatieve
waarde
€
Rentederivaten
29-10-2023>29-10-2043
172.000
-1.378
16 1.394
172.000
-1.378
16 1.394
8.4.4
Nietindebalansopgenomenverplichtingen
Ontvangen zekerheden en garanties
Hier vermelden voor zover niet elders opgenomen.
Langlopende contractuele verplichtingen
Uitbestedingsovereenkomsten
Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 april 2009. De
overeenkomst met TKP Pensioen BV betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenverslaggeving en
bestuursondersteuning tot 31 december 2016. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 1,6 miljoen (2012: € 1,6 miljoen).
De overeenkomst met TKP Investments BV betreft het fiduciair beheer en is ingegaan op 1 januari 2012 en loopt tot 1
januari 2016. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 1,6 miljoen (2012: € 2,6 miljoen).
Herverzekeringscontracten
Met ingang van 1 januari 2012 is met Nationale Nederlanden een herverzekeringscontract gesloten aangaande de
afdekking van het risico voor overlijden en arbeidsongeschiktheid. Dit contract loopt tot 31 december 2014. Er worden
jaarlijks premies betaald aan de herverzekeraar. Er is geen sprake van winstdeling.
8.4.5
Verbondenpartijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten
ondernemingen en hun bestuurders.
Transacties met (voormalige) bestuurders
Er worden geen beloningen verstrekt aan bestuurders. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van
vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis
van voorwaarden in het pensioenreglement.
86 8.4.6
Toelichtingopdestaatvanbatenenlastenover2013
10. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
2013
2012
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd
Pensioenpremie huidig jaar
Koopsommen FVP
Premiebijdrage vanuit borgstelling
20.420 390
31.019 32.628
368
6.089
51.829 39.085
De bijdrage vanuit de borgstelling bedraagt € 31,0 miljoen over 2013 en € 6,1 miljoen over 2012. Het totaal hiervan ad
€ 37,1 miljoen is in januari 2014 bij de werkgever in rekening gebracht en in april 2014 voldaan.
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 13,1% (2012: 12,6% van de loonsom). De kostendekkende
en feitelijke premie zijn als volgt:
Kostendekkende premie
Feitelijke premie
22.062
51.439
29.886
32.996
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De
samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kostendekkende premie
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
Opslag voor uitvoeringskosten
Totaal kostendekkende premie
Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de premie te dempen.
19.844
144
2.074 24.905
220
4.759
22.062 29.884
11. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013
Directe
beleggingsopbrengst
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
Kosten van vermogensbeheer
€
Kosten
vermogensbeheer
€
Totaal
€
-3.418
0
-12.431
-365
-2.303
301
34.243
4.022
0
926
0
0
0
0
0
-1.155
-3.118
34.243
-8.410
-365
-1.377
-1.155
-18.518
39.491
-1.155
19.818
87 Indirecte
beleggingsopbrengst
2013
2012
€
€
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Kosten vermogensbeheer
-2.912
37.682
-721
1.481
-481
-2.767
27.425
21.951
5.501
-193
35.050
2013
Directe
beleggingsopbrengst
Indirecte
beleggingsopbrengst
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Kosten vermogensbeheer
51.918
Kosten
vermogensbeheer
€
Totaal
€
€
306
0
4.762
-1
-3.218
37.682
-5.483
1.482
0
0
0
0
-481
-2.912
37.682
-721
1.481
-481
5.067
30.463
-481
35.050
2012
2013
€
€
13. Overige baten
Interest overig
Baten uit herverzekering
21
0 21 14. Pensioenuitkeringen
349
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Afkoop pensioenen en premierestitutie
Overige uitkeringen (FVP)
14.103 2.379
166
616
890
27 14.040
2.120
156
707
154
21
18.181 17.199
15. Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten
Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
Administratiekostenvergoeding
Accountantskosten
Certificerend actuaris
Adviserend actuaris
Overige advieskosten
Contributies en bijdragen
Dwangsommen en boetes
Overige
66 13
1.556
82
70
141
50
95
0
2 64
15
1.608
157
37
182
11
86
0
4
2.074 2.164
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders ontvangen geen bezoldiging van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid.
Verantwoordingsorgaan
Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds geen vergoeding verstrekt.
Accountantshonoraria
De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
88 58
292
2013
Accountant
€
Overig
netwerk
€
Totaal
€
Accountant
€
2012
Overig
netwerk
€
Totaal
€
Controle van de
jaarrekening
Andere controleopdrachten
Andere nietcontrolediensten
82
0
0
0
82
0
85
12
0
0
85
12
0
0
0
60
0
60
82
0
82
157
0
157
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst.
2013
2012
€
€
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
Pensioenopbouw
Toeslagverlening
Korting van aanspraak en rechten
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Toevoeging agv pensioeningang
2.542 0
-35.207
1.685 -17.527
-45.317
0 -8.237
12.083
0 -89.978
17. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
-186 18. Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie overige technische voorzieningen
19. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
20. Saldo herverzekering
308
-46
27.213 87.706
-572 45.928
Premie herverzekering
Uitkeringen uit herverzekering
Mutatie herverzekeringsdeel vordering
Uitkeringen winstdeling
2.270 -4.480 187
-2.199
2.192
0
-308
373
-4.222
2.256
21. Saldo overdracht van derden
Inkomende waardeoverdrachten
Uitgaande waardeoverdrachten
-100 8.761
-1
212
8.660 211
22. Overige lasten
Interest waardeoverdrachten
Overig
4 0 5
191
3 196
89 11.111
157
0
6.735
-17.440
64.798
4.416
-48
3.505
14.472
Amsterdam, 25 april 2014
F.H.K. Ooms, voorzitter
J.K. Dijkstra
M.H.B. Ebbers
E.F.M. Meurs
A.C. Mögelin
90 Overige gegevens
91 9
Overige gegevens
9.1
Statutaireregelingenomtrentdebestemmingvanhetsaldovanbaten
enlasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo
van de staat van baten en lasten over het boekjaar is toegevoegd aan de algemene
reserve.
9.2
Gebeurtenissennabalansdatum
In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank
(DNB). Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. De evaluatie per 31 december 2013 is
op 12 februari 2014 ingediend bij DNB. Uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis
van de dekkingsgraad ultimo 2013, ondanks de in het herstelplan opgenomen maatregelen,
het positieve beleggingsrendement over 2013 en het vorderen van de éénmalige borgstelling
van de werkgever, onvoldoende is hersteld. Op grond van deze evaluatie heeft het bestuur
voor moeten besluiten om de pensioenen per 1 april 2014 te verlagen met een uniform
kortingspercentage van 3,2%. De verlaging geldt voor iedereen: pensioengerechtigden,
actieve deelnemers en gewezen deelnemers. De kortingsmaatregel is beoordeeld door DNB
en akkoord bevonden. Daarnaast heeft de deelnemersraad een positief advies gegeven over
de kortingsmaatregel.
9.3
Controleverklaringvandeonafhankelijkeaccountant
Aan: het bestuur van Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Voorzieningsfonds
Getronics te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31
december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn
opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en
andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het
vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het
bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne
92 beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te
maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van
onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht,
waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons
geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een
redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van
materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als
gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in
aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld
daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot
uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een
controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor
financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting
gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van Stichting Voorzieningsfonds Getronics per 31 december 2013 en van
het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW).
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden
Wij vestigen de aandacht op de paragraaf ‘Financiële opzet en positie’ zoals opgenomen in
paragraaf 2.1 van het bestuursverslag en de paragraaf ‘Toelichting van het stichtingskapitaal
en reserves’ zoals opgenomen in paragraaf Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van de
jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2014 over te gaan tot
het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting
is verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn
gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen
93 beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1
onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het
bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening
zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 25 april 2014
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: Drs. H.C. van der Rijst RA 94 9.4
Actuariëleverklaring
Opdracht
Door Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam is aan Aon Consulting Nederland cv
de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de
Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen
onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik
mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De
accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien
van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de
overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met
140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens
zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen
heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
 heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist
eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
 heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een
oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum
aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van
het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de
binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar
mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
95 Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en
uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot
balansdatum, sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de
artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132.
Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en de
pensioenaanspraken per 1 april 2014 te korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de
vaststelling van de technische voorzieningen.
De vermogenspositie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mijn mening niet
voldoende, vanwege het reservetekort.
Rotterdam, 25 april 2014
Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG
verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
96 9.5
Bijzonderestatutairezeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie vertegenwoordigers van de deelnemers in het bestuur
worden na verkiezingen door en uit de deelnemers benoemd. De vertegenwoordigers van de
deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen worden herbenoemd.
Getronics benoemt drie bestuursleden namens de werkgever. Het bestuur heeft in 2012 een
rooster van aftreden vastgesteld en dit heeft tot gevolg dat de leden van het bestuur namens
de werkgever ook voor een periode van drie jaar worden benoemd.
97 Bijlagen
Bijlage1
Deelnemersbestand
Stand ultimo vorig verslagjaar Deelnemers, actief en voortgezet Bij Stand ultimo verslagjaar Af 4.429
303
1.308 3.424
Gewezen deelnemers 17.614
1.239
812 18.041
Ingegane pensioenen 1.869
181
74 1.976
waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen 1.216
144
28 1.332
14 212
Arbeidsongeschiktheidspensioen *
226
Partnerpensioen 315
25
8 332
Wezenpensioen 112
12
24 100
23.912 1.723 23.441 Totaal: * De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2012 als actieven opgenomen. Dit
betreffen 212 deelnemers.
98 Bijlage2
Begrippenlijst
ABTN
Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde
nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen,
pensioenen en toeslagverlening.
Actief/Passief beheer
De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling
van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark.
Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte
van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen
worden verwacht. Bij passief beleggen is doelstelling het rendement van de benchmark te
evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark
gevolgd.
Actuariële analyse
In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële
grondslagen en werkelijke ontwikkelingen.
Asset Liability Management (ALM)
Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid
en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de
kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s.
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet
verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag
van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen
en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele
pensioenopbouw op beleggingsbasis.
Beleggingsfonds
Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten.
Beleggingsmix
De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen,
vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille.
Benchmark
Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille
worden afgezet.
99 Beschikbare-premieregeling
Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de
krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde)
beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij
pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen
pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies
vastgesteld.
Commodities
Beleggingen in goederen en grondstoffen.
Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid)
Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket
goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de
afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden
belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd.
Contante waarde
De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking
hebt.
Defined benefit
Een pensioenregeling waarbij de pensioenuitkering van tevoren vastligt. Voor de berekening
van de pensioenen wordt uitgegaan van het loon, een opbouwpercentage per jaar en de
AOW-uitkering.
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening
pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in
hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto
activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
Derivaten
Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde
afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten
en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps.
DNB
De Nederlandsche Bank.
Duration
De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend
met de resterende looptijd van die waarde.
100 Eigen vermogen
Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te
vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met
een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg
is.
Minimaal vereist eigen vermogen:
De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het
minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort.
Vereist eigen vermogen:
Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt
voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden
beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend
conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
Gewenst eigen vermogen:
Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het
vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het
gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt
berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
Ervaringssterfte
Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende
bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de
prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze
ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast.
Feitelijke premie
De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar.
Financieel Toetsingskader (FTK)
De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van
pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
Franchise
Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de
pensioengrondslag.
FVP-bijdrage
Is een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloosheid.
Grondstoffen
Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag
101 en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen.
Hedgefondsen
Fondsen waarbij gebruikgemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en
beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut)
rendement te halen.
Herstelplan
Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit
plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van
maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen.
Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een
kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen
waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan
het minimaal vereist eigen vermogen.
High yield-obligaties
Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager.
ISDA/CSA overeenkomst
Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele
financiële partijen mogelijk maakt.
CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds
te leveren en te accepteren onderpand.
Kostendekkende premie
Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De
kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke
premie die het fonds in rekening brengt.
Life Cycle
Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen
kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd
in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal
jaren tot aan de pensioendatum.
Leeftijdsterugstelling
Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is –
bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing
van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer
pensioenjaren uitgekeerd worden.
Marktwaarde
De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld
102 tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van
elkaar zijn.
Opkomende markten
Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de
vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
Over The Counter (OTC)-transactie
Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt.
Overige beleggingen
Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals
aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën
grondstoffen en hedgefondsen.
Pensioengrondslag
Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een
deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te
verminderen met de franchise.
Pensioenplanner
Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde
pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in
persoonlijke en/of werksituatie.
Pensioenwet
Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de
waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en
uitvoeringszekerheid.
Prognosetafels
Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen
de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar
de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst
doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van
pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen.
Rentetermijnstructuur
Is het verband tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te
ontvangen marktrente anderzijds.
103 Stichtingskapitaal en reserves
Zie eigen vermogen.
Swap
Is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij wordt afgesproken om gedurende een
bepaalde periode bepaalde betalingen met elkaar uit te wisselen, bijvoorbeeld het ruilen van
vaste rentebetalingen en variabele rentebetalingen.
Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen)
Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere
overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen.
Toeslagverlening
Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden
aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur
neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De
toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen
van het fonds dit toelaten.
Ultimate Forward Rate (UFR)
De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange
looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de
langstertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%.
Verantwoordingsorgaan
De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin
de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn
vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
Visitatiecommissie
In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend
orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als
daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt
benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
Waardeoverdracht(en)
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde
pensioenrecht.
WIA
Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
104 Colofon
Uitgegeven door
Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Teleportboulevard 121, Amsterdam
Correspondentieadres:
Postbus 501
9700 AM GRONINGEN
Telefoon
050 582 79 58
internet
www.getronicspensioen.nl
emailadres
[email protected]
Realisatie
TKP Pensioen BV
Postbus 501
9700AM GRONINGEN
105 Stichting Voorzieningsfonds Getronics Postbus 501 9700 AM Groningen www.getronicspensioen.nl