DOSSIER IN HET KADER VAN DE OPROEP VOOR HET SLUITEN VAN EEN BEHEERSOVEREENKOMST MET EEN PARTNERORGANISATIE IN HET KADER VAN HET PREVENTIEVE GEZONDHEIDSBELEID: PARTNERORGANISATIE VOOR DE PREVENTIE VAN ZELFDODING Bijgewerkt dossier – 21 juni 2013 Kandidatuur vanuit een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmooronderzoek (UGent) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding Deel 1: Formulier ‘Indienen van een dossier in het kader van de oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst met een “Vlaamse partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding” 2 Indienen van een dossier in het kader van een oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst met een partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding In te vullen door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Preventie, Eerstelijn en Thuiszorg Team Preventie Koning Albert II-laan 35 bus 33, 1030 BRUSSEL Tel. 02 553 35 09 - Fax 02 553 36 90 http://www.zorg-en-gezondheid.be ontvangstdatum Waarvoor dient dit formulier? Met dit formulier kunt u een dossier indienen in het kader van de oproep om een beheersovereenkomst te sluiten met een Vlaamse partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding, en dit in verschillende stadia van de procedure. Let op: het ingevulde formulier is slechts één element in het in te dienen dossier. Een volledig dossier bevat daarnaast ook minstens beknopte beschrijving van uw organisatie, een meerjarige beleidsplan (inclusief begroting), een uitgewerkt jaarplan (inclusief begroting) voor het eerste werkjaar, en een kopie van de meest recente versie van de statuten van uw organisatie. Meer informatie over deze procedure, relevante regelgeving, de oproep, en de volledige tekst van de oproep zelf vindt u hier: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Procedures/Preventieve-gezondheidszorg/Oproepen-voor-het-sluiten-van-eenbeheersovereenkomst/ Waar kunt u terecht voor meer informatie over dit formulier? Na het lanceren van een specifieke oproep organiseert het Agentschap steeds een informatiesessie voor geïnteresseerden, waar u terecht kan met alle soorten vragen over de oproep en de verdere procedure, ook in verband met dit formulier. Voor deze oproep gaat deze sessie door 21 maart 2013, ELIPS gebouw, zaal 0.01 Gegevens van de indiener 1 Vul de gegevens van uw organisatie in. Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen . naam organisatie Universiteit Gent, penvoerende instelling soort organisatie Openbare instelling met rechtspersoon straat en nummer Sint-Pietersnieuwstraat 25 postnummer en gemeente 9000 Gent telefoonnummer 09/264.30.01 faxnummer 09/264.35.97 e-mailadres [email protected] website www.UGent.be titel, voor- en achternaam Prof. Paul Van Cauwenberge, Rector leidinggevende 3 1 Vul de gegevens van uw organisatie in. Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen . naam organisatie VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding soort organisatie VZW straat en nummer Ferdinand Lenoirstraat 27-31 postnummer en gemeente 1090 Jette telefoonnummer 02 649 62 05 faxnummer 02 649 88 18 e-mailadres [email protected] website www.preventiezelfdoding.be titel, voor- en achternaam De heer Jos Janssen (voorzitter) leidinggevende 2 Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier. Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon. voor- en achternaam Prof. Cornelis van Heeringen, Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie functie ZAP, gewoon hoogleraar, wetenschappelijke promotor straat en nummer De Pintelaan 185 postnummer en gemeente 9000 Gent telefoonnummer 09/332.43.75 e-mailadres [email protected] 2 Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier. Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon. voor- en achternaam Kristien Pauwels functie Directeur VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding straat en nummer Ferdinand Lenoirstraat 27-31 postnummer en gemeente 1090 Jette telefoonnummer 02 649 62 05 e-mailadres [email protected] Inhoud van het dossier 3 Kruis aan in welk stadium van de procedure u dit dossier indient. U mag slechts één hokje aankruisen. eerste voorstel van dossier (nog geen beoordeling van ontvankelijkheid of sterkte/zwakte) aangepast voorstel van dossier na negatieve beoordeling ontvankelijkheid aangepast voorstel van dossier na beoordeling sterkte/zwakte 4 Vul hier in uit welke stukken het dossier bestaat dat u indient. Zorg ervoor dat de documentnamen van de bestanden die u doorstuurt overeenkomen met de items uit onderstaande lijst. Geef indien nodig in enkele zinnen meer uitleg over de inhoud. Bundel meerjarenbeleidsplan en – begroting in één document, en voorstel van jaarplan en –begroting in een ander. Geef ook een volledige lijst van bijlagen. Verstuur alle documenten van het dossier in één keer, en gebruik het PDF-formaat 4 1. Formulier ‘indienen van een dossier….’ 2. Beknopte voorstelling van organisatie (missie, doelstellingen, organogram, namen, activiteiten en situering in het werkveld), met bijlagen (1) samenwerkingsverband EZO-CPZ (ingesloten PDF-bestand) en (2) intentieverklaringen van samenwerking tussen PO en andere organisaties: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, FDGG, Zorgnet, VIGeZ, Logo’s, VVGG (ingesloten PDF of jpg-bestanden) 3. Kopie van meest recente versie van statuten van beide organisaties 4. Voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjaren begroting 5. Voorstel van jaarplan met bijbehorende begroting voor eerste werkingsjaar Ondertekening In te vullen door de indiener 5 Vul de onderstaande verklaring in. Het ingediende dossier is alleen geldig als u dit formulier ondertekend hebt. Ik verklaar hierbij dat alle informatie in dit formulier en in de andere documenten van het dossier dat ik indien correct en volledig zijn, en dat ik geen informatie heb weggelaten die cruciaal is voor de beoordeling van de in de oproep vermelde criteria. datum dag 0 2 maand 0 5 jaar 2 0 1 3 handtekening functie, voor- en achternaam CORNELIS VAN HEERINGEN, wetenschappelijke promotor UGent verantwoordelijke Hoe gaat het verder met uw aanvraag? - Na ontvangst van het dossier van de kandidaat, verstuurt het agentschap een ontvangstbevestiging per mail, binnen de drie werkdagen. - Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid. De beslissing tot ontvankelijkheid of onontvankelijkheid wordt door het agentschap meegedeeld aan de kandidaat binnen dertig dagen nadat de administrateur-generaal het dossier heeft ontvangen. De onontvankelijkheid moet gemotiveerd worden. - Als de kandidaat op de hoogte is gebracht van de onontvankelijkheid, heeft hij tien werkdagen de tijd om aanpassingen door te voeren en het dossier opnieuw in te dienen. Als hij niet of niet tijdig alle nodige formaliteiten vervult, vervalt het voorstel dat hij heeft ingediend. - Het agentschap pleegt overleg met alle kandidaten die een ontvankelijk voorstel hebben ingediend. Tijdens dat overleg worden de voorstellen die zijn ingediend niet openbaar gemaakt, maar worden de sterke en zwakke punten van de verschillende voorstellen besproken. - De kandidaten kunnen vervolgens een nieuw dossier indienen en zich eventueel scharen achter de al dan niet aangepaste voorstellen. De nieuwe voorstellen moeten worden ingediend ten laatste binnen twintig werkdagen na het overleg. - Het agentschap rangschikt de kandidaten op basis van de beoordeling van het dossier. 5 - Het agentschap maakt voor de best gerangschikte kandidaat, op basis van het ingediende dossier, een ontwerp van beheersovereenkomst op en stelt, indien nodig, aanpassingen voor aan het beleidsplan en het jaarplan voor het eerste werkingsjaar. Het agentschap bezorgt het ontwerp van beheersovereenkomst aan de minister en aan de kandidaat. - De minister onderhandelt met de kandidaat over het ontwerp van beheersovereenkomst. Dat kan leiden tot een akkoord of tot een aanpassing van het ontwerp van beheersovereenkomst, op voorwaarde dat de bepalingen van de oproep worden nageleefd. - Indien de minister vaststelt dat er geen akkoord mogelijk is, ook na aanpassing, beslist de minister om hetzij af te zien van het sluiten van een beheersovereenkomst en de oproep terug te trekken, hetzij onderhandelingen op te starten met de kandidaat die als tweede gerangschikt werd. - Na akkoord over het ontwerp van de beheersovereenkomst met de kandidaat legt de minister, indien dit vereist is volgens de regels inzake begrotingscontrole en –opmaak, het ontwerp van beheersovereenkomst ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. - De minister en de kandidaat sluiten, na goedkeuring van het ontwerp, de beheersovereenkomst. 6 Deel 2: Beknopte voorstelling van de organisatie Missie Doelstellingen Taakverdeling Organogram Activiteiten Situering in het werkveld Bijlagen 1. Samenwerkingsverband partnerorganisatie EZO – CPZ (ingesloten PDFfile) 2. Intentieverklaringen tot samenwerking partners van de partnerorganisatie (ingesloten PDF of jpg-bestanden) a. Intentieverklaring Werkgroep Verder b. Intentieverklaring Zorg voor Suïcidepogers c. Intentieverklaring FDGG d. Intentieverklaring Zorgnet e. Intentieverklaring VVGG f. Intentieverklaring VIGeZ g. Intentieverklaring Logo’s 7 VESP Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie Een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding CENTRUM TER PREVENTIE VAN ZELFDODING 8 Missie VESP, het Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie, wil een actieve bijdrage leveren tot de realisatie van de gezondheidsdoelstelling “het aantal zelfdodingen moet met 20% dalen tegen 2020 in vergelijking met het jaar 2000” en de uitvoering van het bijbehorend Vlaams actieplan VESP wil daartoe haar kennis en ervaring ten dienste stellen van alle beschikbare preventieve krachten in Vlaanderen door stimulering van deskundigheidsbevordering, methodiekontwikkeling en netwerkvorming, zodat het geheel groter is dan de som der delen VESP wil bij iedere belanghebbende bekend zijn als de toegangspoort tot betrouwbare informatie en daartoe alle beschikbare en geschikte communicatiemogelijkheden gebruiken VESP wil haar opdracht uitvoeren binnen het kader van een preventiemodel, waarin plaats is voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie en waarin dus aandacht gegeven wordt aan de algemene bevolking, aan risicogroepen en aan personen die reeds suïcidale gedachten hebben of suïcidaal gedrag vertonen VESP wil haar opdracht uitvoeren in dienst van de Vlaamse overheid en de hele samenleving met specifieke aandacht voor bevolkingsgroepen die kwetsbaar zijn door kansarmoede of blootstelling aan bedreigingen van hun gezondheid 9 Doelstellingen Een wetenschappelijke basis voor suïcidepreventie in Vlaanderen Bieden van informatie, documentatie en advies inzake suïcidepreventie en geestelijke gezondheidsbevordering aan de overheid en relevante organisaties Ontwikkelen van wetenschappelijke onderbouwde methodieken en materialen of de ontwikkeling ervan wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen Ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, met inbegrip van deskundigheidsbevordering Inhoudelijk en organisatorisch coördineren van aspecten van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 10 Taakverdeling VESP is een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent (EZO) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) als partnerorganisatie met het oog op de oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst met de Vlaamse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het kader van het preventieve gezondheidsbeleid voor de preventie van zelfdoding. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek is een onderzoekseenheid van de Universiteit Gent, een openbare instelling met rechtspersoon. De statuten zijn vervat in het in deel 3 opgenomen Bijzonder Decreet van 26 juni 1991, zoals gecoördineerd na de laatste wijziging van 13 juli 2012. De Universiteit Gent is penvoerende organisatie. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding is een vzw met een unicommunautaire Nederlandstalige werking. De statuten zijn opgenomen in deel 3 van dit dossier. De taakverdeling binnen het samenwerkingsverband is de volgende: Onder resultaatsgebied 1: 1° het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van de geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding; CPZ en EZO 2° het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding; EZO en CPZ 3° het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen; EZO en CPZ 11 4° het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen- en uitwisselingsplatforms in het bijzonder. EZO 5° Het adviseren van de Vlaamse overheid over het concretiseren van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. CPZ en EZO Onder resultaatgebied 2: 1° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen; EZO en CPZ 2° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen. EZO en CPZ 3° het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor het bevorderen van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een 12 Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4. EZO en CPZ Onder resultaatgebied 3: 1° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid; EZO en CPZ 2° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit. EZO en CPZ Onder resultaatgebied 4: 1° het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de relevante organisaties met betrekking tot de uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie; CPZ en EZO 2° het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering; EZO 3° het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij 13 wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese vergelijkende studies; EZO 4° het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder; EZO 5° het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan; CPZ en EZO 6° het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan; CPZ 7° het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en het facettenbeleid in het bijzonder. CPZ en EZO 14 Organogram Het samenwerkingsverband EZO-CPZ (VESP) staat in voor de uitvoering, organisatie en coördinatie van de activiteiten binnen VESP met volgende organisatiestructuur: Coördinator: Prof. Dr. Gwendolyn Portzky De coördinator staat in voor de dagelijkse leiding van VESP. Dagelijks betuur: - Coördinator Prof. Dr. Gwendolyn Portzky - Kirsten Pauwels (directeur Centrum ter Preventie van Zelfdoding) - Prof. Dr. Kees van Heeringen (directeur Eenheid voor Zelfmoordonderzoek) - Aan te werven preventiemanager Het dagelijks bestuur staat in voor de operationele inhoudelijke opvolging van de taken van de partnerorganisatie: de opvolging van de planning en uitvoering van de activiteiten, de opvolging van de medewerkers, de voorbereiding van de stuurgroepvergaderingen, het voorbereiden van overleg met de overheid, … Het dagelijks bestuur komt in het eerste werkingsjaar minstens maandelijks samen. Stuurgroep: Het dagelijks bestuur wordt aangestuurd door een stuurgroep die zal bestaan uit een vertegenwoordiger van de organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In functie van de inhoud van de activiteiten kan de stuurgroep uitgebreid worden met andere leden, bv. met het oog op het uitwerken of implementeren van een methodiek gericht op een specifieke doelgroep. De coördinator van de partnerorganisatie zit de stuurgroep voor. De taak van de stuurgroep wordt in detail op verschillende plaatsen in het beleidsplan in deel 4 van dit dossier aangegeven. Globaal is de taak te omschrijven als een regelmatige en kritische beoordeling van de uitvoering van de activiteiten op basis van de presentatie van resultaten door het dagelijks bestuur en dus van de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. Op deze manier vormt de stuurgroep een stevig draagvlak voor de partnerorganisatie. 15 VESP streeft ernaar dat minstens volgende actoren deel uitmaken van de stuurgroep: - FDGG en Zorgnet Vlaanderen (voor de CGG suïcidepreventiewerking en VDIP), - de coördinator van de CGG suïcidepreventiewerking (voor de locoregionale werkingen), - Organisaties met terreinwerking Zorg voor Suïcidepogers en Werkgroep Verder - Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) - Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) - De Logo’s (lokaal gezondheidsoverleg) Met elk van deze organisaties werd een intentieverklaring afgesloten (zie bijlage). Bij de start van VESP zal met elke organisatie een samenwerkingsovereenkomst afgesloten worden, waarin de engagementen van de organisaties en de partnerorganisatie t.a.v. elkaar beschreven zullen worden, in functie van de realisatie van de opdrachten van de partnerorganisatie. In het beleidsplan van VESP (zie verder) wordt de samenwerking met de verschillende partners verder geconcretiseerd. Daarnaast zullen ook contacten gelegd worden met vertegenwoordigers van de 1 ste lijn (in dit verband vond een eerste verkennend contact plaats met het Verbond van Sociale Ondernemingen, waaronder onder andere de CAW’s, de wijkgezondheidscentra en de sociale diensten van de mutualiteiten vertegenwoordigd zijn), andere relevante partnerorganisaties (zoals de Vlaamse wetenschappelijke vereniging voor jeugdgezondheidszorg), … Ad hoc kunnen ook andere specialisten uitgenodigd worden voor deelname aan de stuurgroep bijvoorbeeld in het kader van het facettenbeleid. De stuurgroep zal tijdens het eerste werkingsjaar minstens 2-maandelijks samenkomen. 16 Overleg met Vlaamse overheid: De aansturing van het Vlaams actieplan suïcidepreventie gebeurt door het Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. VESP vindt het dan ook belangrijk op geregelde basis overleg te plegen met Agentschap en Kabinet. Tijdens dit overleg zal niet alleen een stand van zaken gegeven worden, maar zullen ook de verwachtingen van de Vlaamse overheid ten aanzien van de partnerorganisatie besproken worden. De frequentie en de agenda van dit overleg zullen in samenspraak met de Vlaamse overheid bepaald worden. Activiteiten De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) van de Universiteit Gent wordt sinds 1996 door de Universiteit Gent erkend als onderzoekseenheid met eigen benaming en prof. dr. C. van Heeringen als directeur. De activiteiten binnen de eenheid zijn in grote lijnen te vatten onder de volgende termen: 1. wetenschappelijk onderzoek: sinds de oprichting van de eenheid werden tientallen wetenschappelijke onderzoeksprojecten uitgevoerd, De onderzoeksactiviteiten binnen de eenheid vinden plaats in drie domeinen, zijnde het epidemiologisch toezicht het onderzoek naar de neurobiologie en psychologie van suïcidaal gedrag de ontwikkeling en toetsing van preventiestrategieën Alle projecten werden extern gefinancierd, in totaal ten bedrage van ruim 4.7 miljoen euro sinds de oprichting. Onderzoeksprojecten worden vaak in nauwe samenwerking met andere Vlaamse instellingen en/of in internationale context. Zo is de eenheid momenteel lid van volgende samenwerkingsverbanden: CASE (Child and Adolescent Self-harm in Europe) network Brisbane: Australian Institute for Suicide Research and Prevention, Griffith University Cork: National Suicide Research Foundation 17 Londen: Brunel University Oslo: Centre for Child & Adolescent Mental Health Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University Pècs: Department of Psychiatry, University of Pècs Utrecht: Netherlands Youth Institute Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University NICE-SP (Network for International Collaboration and Expertise in Suicide Prevention) Cork: National Suicide Research Foundation Ljubljana: University of Ljubljana Umea: Umea University Sor-Trondelag: Technical University Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University NEURON (Suicide brain imaging research network) Montreal: Centre for Suicide Studies, McGill University Montpellier: Université de Montpellier Jena: Dept of Psychiatry, University of Jena Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University EUREGENAS(European Regions Enforcing Actions Against Suicide) Veneto: Health and Social Affairs Dept Brussels: Flemish Agency Care and Health Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University Mareiestad: Region Västra Götaland Faro: Administração Regional de Saúde do Algarve Bucharest: Romtens Foundation Wirral: Cheshire and Merseyside Public Health network Helsinki: National Institute for Health and Welfare Valladolid: Foundacion Intras Sevilla: Servicio Andaluz de Salud Mikkeli: Mikkelin ammattikorkeakoulu Dresden: Technische Universität Maribor: Regijski Zavod za Zdravstveno Varstvo Valladolid: Junta de Castilla y León 2. informatieverschaffing ten behoeve van de algemene bevolking, de overheid, de geestelijke gezondheidszorg en mede-onderzoekers. Wetenschappelijk gebaseerde informatie wordt verspreid door middel van publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en boeken, interviews met radio, televisie en de geschreven pers, en wetenschappelijke congressen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau. Zo werd een aantal internationale congressen georganiseerd, waaronder het 18 7th European Symposium on Suicide and Suicidal Behaviour. Ook werden nationale en Vlaamse studiedagen en congressen georganiseerd. Op het vlak van wetenschappelijke communicatie verschenen meer dan 120 peer-reviewed publicaties in vaktijdschriften en werden 8 boeken uitgegeven, waaronder ‘The International Handbook of Suicide and Attempted Suicide’ en ‘Understanding Suicidal Behaviour: the Suicidal Process Approach to Reseach, Treatment and Prevention’, beide uitgegeven door John Wiley & Sons (UK), het ‘Handboek suïcidaal gedrag’, uitgeverij De Tijdsstroom, en ‘Behandelingsstrategieën bij suïcidaliteit’, uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum. 3. advisering van de overheid en andere instanties op het vlak van de preventie van zelfdoding door middel van actieve participatie aan werkgroepen, adviescommissies en verenigingen. De directeur van de EZO vertegenwoordigt België als national representative voor België bij de International Association of Suicide Prevention en als national representative suicide prevention bij de WHO. Hij was tevens tot voor kort vice president van de International Association of Suicide Prevention; thans fungeert hij als voorzitter van de Stengel Award committee van deze organisatie. Tevens was de EZO directeur lid van de WHO/EURO Task Force on Suicide Prevention en de steering group van de WHO/EURO Study of Suicidal Behaviour zolang deze task force en stuurgroep bestonden. Samen met de coördinator van de EZO zetelt hij in de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. De coördinator zetelde tevens in het consortium dat de Vlaamse Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie in 2013 inhoudelijk voorbereidde en het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie vorm gaf. Voordien werd reeds meegewerkt aan de voorbereiding en implementatie van het eerste Vlaams Actieplan en de voorbereiding van de eerste Vlaamse gezondheidsconferentie inzake suïcidepreventie. De EZO directeur is lid van de International Academy of Suicide Research en ontving volgende prijzen op het vlak van suïcidepreventie: Ivonne van der Ven Prijs 2000 (Nederland) ter bevordering van suïcide-onderzoek en -preventie, de Erwin Stengel Award for Outstanding Research in the field of suicide prevention van de 19 International Association for Suicide Prevention, 2005 en de Roddy D. Brickell Award for Suicide Research and Prevention, 2009 Columbia University, New York. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) werd opgericht in 1979, vanuit het Franstalige Centre de Prevention de Suicide. Het CPZ is een pluralistische vereniging en heeft als basisdoelstelling het voorkomen van zelfdoding. Het CPZ heeft Vlaanderen als werkingsgebied. De werking van het Centrum is gebaseerd op vier pijlers: - Het Centrum wil met de Zelfmoordlijn 24 uur op 24 bereikbaar zijn voor mensen met suïcidale gedachten, mensen uit hun omgeving en nabestaanden. Door in anonimiteit actief en respectvol te luisteren, stimuleren de vrijwilligers de zelfredzaamheid van de oproeper en trachten zij samen met hem het moment van crisis te overwinnen. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding staat in voor de deskundigheid van de vrijwilligers. - Het Centrum wil het ruime publiek informeren en sensibiliseren om suïcidaal gedrag te herkennen, ernstig te nemen en bespreekbaar te maken. - Het Centrum wil de deskundigheid bevorderen van personen die vanuit hun functie geconfronteerd kunnen worden met suïcidaal gedrag. - Het Centrum wil een bijdrage leveren aan het onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan. De wisselwerking tussen deze vier pijlers bepaalt de eigenheid van het Centrum en zorgt ervoor dat het een baanbrekende rol kan blijven spelen in de preventie van zelfdoding. Het Centrum streeft ernaar haar basisdoelstelling te bereiken in overleg en in samenwerking met de overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is. Het CPZ maakte samenwerkingsafspraken met Werkgroep Verder, met de suïcidepreventiewerking van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en recent ook met de Federatie voor Tele-Onthaaldiensten. Daarnaast onderhoudt het CPZ geregelde contacten met Lucas, VIGeZ, de locoregionale werkingen, de Logo’s, de terreinorganisatie Zorg voor Suïcidepogers, de VVGG en tal van andere voor het thema relevante organisaties. In het buitenland 20 overlegt het CPZ geregeld met 113Online in Nederland en is het lid van AAS (American Association of Suicidology) en IASP (International Association for Suicide Prevention). Het CPZ is ook geregeld aanwezig op congressen en symposia, zowel in binnen- als in buitenland. Om zijn missie op een efficiënte manier te kunnen realiseren, organiseert het CPZ zijn werking vanuit 3 diensten, waarin de vier pijlers (zelfmoordlijn, informeren en sensibiliseren, deskundigheidsbevordering, onderzoek) zijn opgenomen: De Zelfmoordlijn: Personen met zelfdodingsgedachten, hun omgeving en nabestaanden kunnen voor een hulpverlenend gesprek terecht op de gratis en erkende nooddienst. De telefoon en chat worden beantwoord door vrijwilligers, die door het CPZ deskundig opgeleid en opgevolgd worden. Sinds eind 2012 worden ook per e-mail oproepers ondersteund. Sedert een aantal jaar maakt ook Preventie 2.0 deel uit van de werking van de Zelfmoordlijn. Preventie 2.0 draait om het sensibiliseren van bezoekers van sites, blogs en fora waarop zelfdodingsgedachten worden geuit. Door proactief op websites aanwezig te zijn, kan de Zelfmoordlijn mensen bereiken nog voordat ze zelf actief naar hulp op zoek gaan. Met preventie 2.0 ontwikkelde het CPZ heel wat expertise in verband met innovatieve technologieën en online suïcidepreventie. Een laatste onderdeel van de Zelfmoordlijn is ASPHA (Advies Suïcidepreventie voor Huisartsen en Andere Hulpverleners). ASPHA wil huisartsen en andere hulpverleners uit de eerste lijn ondersteunen via telefoon en email bij het begeleiden van suïcidale patiënten, hun omgeving en nabestaanden. Huisartsen en andere hulpverleners die geconfronteerd worden met een suïcidale patiënt kunnen er onmiddellijk met hun vragen terecht. Op de website zijn praktische handvatten voor de (huisartsen)praktijk, vormingsmogelijkheden en achtergrondinformatie over zelfdoding en de preventie ervan te vinden. Vanuit de Zelfmoordlijn maakt het CPZ deel uit van OHIL (Overleg Hulp- en Informatielijnen), OHUP (Online Hulp Uitwisselings Platform), IASP Special Interest 21 Group ‘Helplines Best Practices’ en werkt het samen met de Arteveldehogeschool (online hulp), Hogeschool Gent (taalverwerkingsgroep in het kader van automatische sentimentdetectie rond suïcide – projecten SUBTLE en AMICA). Studiedienst: Het CPZ wil wetenschappelijk onderbouwde en empirisch gestaafde kennis over zelfdoding en de preventie ervan toegankelijk en toepasbaar maken voor het ruime publiek. Het documentatiecentrum, rijk aan wetenschappelijke werken, thesissen, rapporten en romans, kan op afspraak worden geraadpleegd. Daarnaast beantwoordt de studiedienst tal van vragen naar informatie en advies rond zelfdoding. Het CPZ ontwikkelde dan ook heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen, gaande van scholieren, over studenten, nabestaanden, geïnteresseerden, tot professionals en organisaties. Ook door de media wordt het CPZ geregeld gevraagd om duiding te geven rond de preventie van zelfdoding. Naast het verzamelen en toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis over zelfdoding, staat de studiedienst ook in voor de constante opvolging en analyse van de gegevens die verzameld worden tijdens de gesprekken aan de Zelfmoordlijn. Hierdoor beschikt het CPZ over een enorme database met informatie over mensen die suïcidaal zijn en hun omgeving. Op geregelde tijdstippen voert het CPZ op basis van de eigen gespreksgegevens – beperkt – onderzoek uit gericht op specifieke doelgroepen aan de Zelfmoordlijn. In 2012 was er in dit verband een project rond de noden van nabestaanden aan de Zelfmoordlijn. Ook rond het gebruik van de Zelfmoordlijn door jongeren, gebeurde in 2012 een grote bevraging door het CPZ. Tenslotte probeert de studiedienst ook samenwerkings-verbanden aan te gaan om onderzoek over de preventie van zelfdoding te stimuleren. Zo initieerde het CPZ mee het onderzoek ‘Suïcide in Vlaanderen en Nederland - Een verklaring vanuit sociaal cognitieve factoren en hulpzoekend gedrag’ (uitgevoerd door A. Reynders). Daarnaast werkte het CPZ samen met prof. Dr. L. Annemans aan een studie naar de kosteneffectiviteit van de Zelfmoordlijn. Samen met de KULeuven loopt er momenteel een studie op basis van de gespreksgegevens rond ouderen aan de Zelfmoordlijn. 22 Vormingsdienst: De Vormingsdienst van het CPZ vormt sleutelfiguren in zelfdodingspreventie. Gedurende vele jaren heeft het CPZ een ruime ervaring opgebouwd door het geven van vormingen bij preventiediensten, erkende nooddiensten, andere hulplijnen, welzijns- en gezondheidsorganisaties, e.a. Het CPZ put hiervoor uit haar ervaring en expertise in crisishulpverlening aan de Zelfmoordlijn. Ook rond online suïcidepreventie (bv. door middel van chathulpverlening) werd al heel wat vorming gegeven door het CPZ. De laatste jaren ontwikkelde het CPZ een specifiek vormingsaanbod voor bedrijven. Er werd al vorming gegeven in tal van grote bedrijven. Daarnaast verzorgt het CPZ ook al een aantal jaar vorming rond suïcidepreventie op de werkplek op vraag van de FOD Werkgelegenheid. In dit kader is het CPZ ook lid van de IASP Taskforce ‘Suicide and the workplace’. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding werd in het kader van het preventiedecreet door de Vlaamse overheid erkend als organisatie met terreinwerking suïcidepreventie door laagdrempelige telezorg, en dit van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016. Het werkingsbied van dit samenwerkingsverband omvat derhalve het Vlaamse Gewest en Brussel-Hoofdstad. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding heeft een uni-communautaire werking, gezien haar erkenning als organisatie met terreinwerking. 23 Situering in het werkveld: Zowel de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek als het Centrum ter Preventie van Zelfdoding ontwikkelden de voorbije jaren een stevige positie op het veld van suïcidepreventie, niet alleen in Vlaanderen maar ook daar buiten. Niet alleen ontwikkelden beiden zeer specifieke expertise rond suïcidepreventie, ook gingen ze samenwerkingen aan met heel wat actoren op het veld. Beide organisaties worden vaak geconsulteerd en maken deel uit van heel wat overlegplatforms (zie hoger). Zowel EZO als CPZ ontwikkelden de voorbije jaren met succes een aantal methodieken voor de preventie van zelfdoding. Binnen VESP willen CPZ en EZO hun expertise verder ter beschikking stellen van alle andere actoren op het veld en de Vlaamse overheid en dit gevoed door de meest recente wetenschappelijke inzichten op het vlak van suïcidepreventie. Overleg en samenwerking staan centraal binnen VESP. VESP vindt het dan ook van cruciaal belang dat er binnen de uitwerking van haar taken een samenwerking aangegaan wordt met de verschillende organisaties die reeds bepaalde expertise ontwikkelden, in het bijzonder de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie, maar ook met die organisaties die zich specifiek richten op de bevordering van geestelijke gezondheid. Daarnaast wil VESP niet alleen een beroep doen op de bestaande expertise, het wil ook samen met de verschillende actoren nagaan waar hun behoefte aan ondersteuning zit en deze ondersteuning ook aanbieden. Daarnaast wil VESP ook ten aanzien van de overheid een belangrijke partner worden, die niet alleen advies verleent rond de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie, maar die ook kort op de bal kan spelen bij vragen en noden die gesignaleerd worden vanuit de overheid. 24 Bijlagen 1. samenwerkingsovereenkomst EZO – CPZ (aparte PDF-file) 2. verklaringen van intentie tot samenwerking van belangrijkste actoren op het vlak van suïcidepreventie in Vlaanderen getekende samenwerkingsovereenkomst EZO CPZ.pdf Intentieverklaring FDGG Intentieverklaring Intentieverklaring Intentieverklaring VIGeZ.pdf Zorg Suicidepogers.pdf VVGG.jpg Intentieverklaring Intentieverklaring Zorgnet Werkgroep Verder.jpg engagementsverklari ng Logo's.pdf 25 Deel 3: kopie van meest recente statuten Op de volgende pagina’s zijn terug te vinden: - De statuten van de UGent zijn vervat in het Bijzonder Decreet van 26 juni 1991, zoals gecoördineerd na de laatste wijziging van 13 juli 2012; - De statuten van vzw Centrum ter Preventie van Zelfdoding, goedgekeurd door de Algemene vergadering van 24 februari 2012. 26 Decreet datum laatste wijziging: 02/01/2013 inhoudstafel Bijzonder decreet betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen. goedkeuringsdatum : 26 JUNI 1991 (voetnoot 2) publicatiedatum : B.S.29/06/1991 COORDINATIE Bijz. decr. 14-5-1996 - B.S. 28-6-1996 Bijz. decr. 15-7-1997 - B.S. 12-9-1997 Bijz. decr. 18-5-2001 - B.S. 5-7-2001 Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003 Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003 Bijz. decr. 19-3-2004 - B.S. 30-4-2004 Bijz. decr. 13-7-2012 - B.S. 17-8-2012 De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1. Dit bijzonder decreet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld bij artikel 59bis van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. 2. Bij de Vlaamse Regering worden onder de benamingen "Universiteit Gent" en "Universitair Centrum Antwerpen" twee openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid opgericht, waarvan het statuut bij of krachtens dit decreet wordt bepaald. De Universiteit Gent, verder genoemd de universiteit, heeft haar bestuurszetel in het administratief arrondissement Gent. Het Universitair Centrum Antwerpen, verder genoemd het universitair centrum, heeft zijn bestuurszetel in het administratief arrondissement Antwerpen. 27 Art. 3. De inrichtende macht van het academisch onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap wordt overgedragen aan de universiteit en het universitair centrum, die als dusdanig de bevoegdheden bezitten die rechtstreeks of onrechtstreeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de uitoefening ervan. HOOFDSTUK II. - De bestuursorganen van de universitair centrum Afdeling 1. - Algemene bepaling Art. 4. [De bestuursorganen van de Universiteit Gent zijn : de rector, de vice-rector, het bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met de faculteiten gelijkgestelde organen. De bestuursorganen van het Universitair Centrum Antwerpen zijn : de rector, het bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met de faculteiten gelijkgestelde organen. In de volgende artikelen moet "vice-rector" gelezen worden als "vice-rector van de Universiteit Gent".] Bijz. decr.14-5-1996 [Art. 4bis. De raad van bestuur legt in het organiek reglement of het bestuursreglement de fundamentele regelen betreffende de organisatie van de aanwijzingen en verkiezingen vast. Deze fundamentele regelen voorzien in afdoende waarborgen opdat beide geslachten in de schoot van de raad van bestuur, de verschillende bestuursorganen van de universiteit die uitvoerbare beslissingen kunnen nemen, in de verschillende adviesraden waarin het organiek reglement voorziet en in selectiecommissies gelijkwaardig zijn vertegenwoordigd. Ten minste geldt dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur en van de hiervoor genoemde bestuursorganen, raden en commissies bestaat uit personen van hetzelfde geslacht.] Bijz. decr. 13-7-2012 Afdeling 2. - De rector en de vice-rector Art. 5. [De rector en de vicerector worden voor een termijn van vier jaar benoemd door de zetelende raad van bestuur. Deze benoemingen gebeuren op voordracht van het daartoe overeenkomstig het tweede lid samengestelde kiescollege, dat beraadslaagt over de ingediende kandidaturen en dat bij geheime stemming voor elke functie twee kandidaten voordraagt en daarbij rekening houdt met de voorschriften inzake evenredige vertegenwoordiging van de beide geslachten.] Dit kiescollege bestaat uit de leden van de samengevoegde faculteitsraden en van de raden van de daarmee gelijkgestelde organen van de universiteit of het 28 universitair centrum. De raad van bestuur legt de verkiezingsprocedure vast. De kandidaten dienen [ten minste hoogleraar] te zijn aan de universiteit of het universitair centrum en mogen de leeftijdsgrens voor opruststelling niet bereiken tijdens de duur van hun mandaat. Bijz. decr. 13-7-2012 Art. 6. De mandaten van rector en vice-rector kunnen tweemaal hernieuwd worden. Art. 7. De rector heeft de algemene leiding over de universiteit of het universitair centrum. Hij is voorzitter van het bestuurscollege en de raad van bestuur en vertegenwoordigt de universiteit of het universitair centrum in en buiten rechte. Art. 8. De vice-rector staat de rector bij en vervangt hem bij verhindering of afwezigheid. Daarenboven kan het bestuurscollege hem, onverminderd het bepaalde in artikel 14, met bijzondere opdrachten belasten. Afdeling 3. - Het bestuurscollege Art. 9. Het bestuurscollege bestaat uit : 1° de rector, voorzitter; 2° de vice-rector, ondervoorzitter; 3° twee leden behorende tot de groep van het zelfstandig academisch personeel bedoeld bij artikel 16, 3° ; 4° telkens één lid behorende tot de groepen bedoeld bij artikel 16, 4° , 5° , 6° en 7° . De beheerder of de beheerders wonen de vergaderingen van het bestuurscollege met raadgevende stem bij. Art. 10. De in artikel 9, 3° en 4° bedoelde leden van het bestuurscollege en hun plaatsvervangers worden verkozen door de raad van bestuur onder de leden welke die groepen in de raad van bestuur vertegenwoordigen. De raad van bestuur legt bij reglement de verkiezingsprocedure vast van de in het eerste lid bedoelde leden en hun plaatsvervangers. 29 Art. 11. Het mandaat van de leden van de bestuurscollege duurt vier jaar en is hernieuwbaar. Het mandaat van de studenten duurt echter twee jaar en is éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de vertegenwoordiger van het assisterend academisch personeel duurt eveneens twee jaar en is hernieuwbaar] Bijz. decr.14-5-1996 Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector, de beheerder of de beheerders. Art. 12. Het bestuurscollege is bevoegd voor alle zaken van de universiteit of het universitair centrum die bij of krachtens dit decreet niet aan de raad van bestuur zijn opgedragen. In het bijzonder is het bestuurscollege belast met : 1° het voorbereiden, bekendmaken en uitvoeren van de besluiten van de raad van bestuur; 2° het beschikken over de financiën en de roerende en onroerende goederen van de universiteit of het universitair centrum binnen de perken van de begrotingskredieten en het door de raad van bestuur opgestelde beleids- of financieringsplan; 3° het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere rechtsomstandigheden; 4° het handhaven van de academische orde, en het desgevallend nemen van tuchtmaatregelen overeenkomstig het vigerend tuchtreglement; 5° het vaststellen van vacatures en de beslissing tot de vacantverklaring van openstaande ambten; 6° de benoeming van het assisterend academisch personeel en het administratief en technisch personeel tot niveau twee; 7° het opstellen van zijn reglement van orde; [8° wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft, het treffen van een regeling van de vervanging van de rector voor het geval dat hij verhinderd of afwezig is.] Bijz. decr. 14-5-1996 Art. 13. De beslissingen van het bestuurscollege worden genomen met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist de rector. [Beslissingen over de toetreding tot en de bevoegdheidsoverdracht aan een associatie worden genomen bij bijzondere meerderheid van twee derde van de 30 geldig uitgebrachte stemmen.] Bijz. decr. 4-4-2003 Art. 14. Het bestuurscollege kan bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de rector, vice-rector, de beheerder of de beheerders. Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden wordt aan het bestuurscollege verslag uitgebracht. Art. 15. Het bestuurscollege is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. Het bestuurcollege verschaft de raad van bestuur informatie over de beslissingen die het heeft genomen. Het verstrekt de raad op zijn verzoek alle inlichtingen over zijn handelingen die het heeft verricht. In het in artikel 21, 2° vermelde bestuursreglement worden omtrent de in dit artikel bedoelde aangelegenheden nadere regelen opgenomen. Afdeling 4. - De raad van bestuur Art. 16. De raad van bestuur bestaat uit : 1° de rector, voorzitter; 2° de vice-rector, ondervoorzitter; 3° twaalf vertegenwoordigers van het zelfstandig academisch personeel, verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben; 4° [drie vertegenwoordigers] van het assisterend academisch personeel verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben; Bijz. decr.14-5-1996 5° drie vertegenwoordigers van het administratief en technisch personeel verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse beroepsactiviteit in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben; 6° vier vertegenwoordigers door de studenten van die universiteit of dit universitair centrum verkozen [drie studenten aangeduid met inachtname 31 van artikel 11.61 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart 2004]; Bijz. decr.19-3-2004 7° [tien vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaaleconomische en culturele milieus, verkozen door de leden van de raad van bestuur bedoeld in 1° tot 6°, rekening houdende met het profiel van de universiteit.] Bijz. decr.18-5-2001 De leden van het zelfstandig academisch personeel bedoeld onder 3° van het vorige lid worden verkozen met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging van de faculteiten. [Bij de uitoefening van de bevoegdheden van de afgevaardigden van de studenten wordt rekening gehouden met de bepalingen van artikel 11.51, § 2, eerste lid, 1°, juncto 11.93, § 2, van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart 2004.] Bijz. decr.19-3-2004 De beheerder of de beheerders wonen de vergadering van de raad van bestuur met raadgevende stem bij. [Voor de toepassing van dit artikel worden de mandaathouders van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met een aanstelling van onbepaalde duur ingedeeld bij de categorie van het zelfstandig academisch personeel. Voor de toepassing van dit artikel worden verder de mandaathouders van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met tijdelijke aanstelling en de houders van een specialisatiebeurs voor het Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie ingedeeld bij de categorie van het assisterend academisch personeel. De raad van bestuur kan voor de toepassing van dit artikel andere categorieën van wetenschappelijke medewerkers indelen in de categorie van het assisterend academisch personeel onder door de raad van bestuur vastgelegde voorwaarden.] Bijz. decr.14-5-1996 Art. 17. De raad van bestuur van het universitair centrum bestaat bovendien uit de voorzitter en de rector van de Universitaire Instelling Antwerpen en de rector en de voorzitter van de algemene vergadering van de Universitaire Faculteiten SintIgnatius te Antwerpen. Deze leden hebben raadgevende stem. 32 Art. 18. [De raad van bestuur stelt het reglement vast van de verkiezing van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5°, [[6° en 7°]] .] (voetnoot 1) Bijz. decr. 14-5-1996; [[ ]] Bijz. decr.18-5-2001 Art. 19. Voor elk van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5° , 6° en 7° wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Ingeval het mandaat van een lid voortijdig beëindigd wordt of een lid niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger. Art. 20. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt vier jaar en is hernieuwbaar. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt echter twee jaar en is éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel duurt eveneens twee jaar en is hernieuwbaar.] Bijz. decr.14-5-1996 Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector, de beheerder of de beheerders. Art. 21. De raad van bestuur is bevoegd voor : 1° het bepalen van het reglement van de verkiezing van de faculteitsraden en van de decanen; 2° het bepalen van het bestuursreglement, het examenreglement en het tuchtreglement; 3° het vastleggen van de algemene richtlijnen voor de organisatie en coördinatie van het academisch onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening van de universiteit of het universitair centrum; 4° het vastleggen en gebeurlijk aanpassen van het vijfjaarlijks investerings- en financieringsplan; 5° het jaarlijks vastleggen en goedkeuren van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de universiteit of het universitair centrum; 6° het bepalen van de personeelsformatie; 7° de benoeming van de leden van het zelfstandig academisch personeel en het administratief personeel van niveau één; 33 8° het opstellen van zijn reglement van orde; 9° alle andere bij dit of andere decreten toegekende bevoegdheden. Art. 22. De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist de rector. Art. 23. De raad van bestuur kan slechts geldig vergaderen indien ten minste de helft van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde leden aanwezig is. Indien na een eerste samenroeping van een vergadering van de raad van bestuur het in het eerste lid bedoelde quorum niet wordt bereikt, kan de raad van bestuur ten vroegste één en ten laatste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede samenroeping van een vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden. Afdeling 5. - De faculteiten en andere bestuursorganen Art. 24. Met inachtneming van de door de raad van bestuur bepaalde richtlijnen geschiedt de organisatie en de coördinatie van de onderwijsverstrekking en van de wetenschapsbeoefening in de onderscheiden vakgebieden in hoofdorde op het niveau van de faculteit. Onder faculteit wordt tevens elk daarmee door de raad van bestuur gelijkgesteld orgaan verstaan. Art. 25. De raad van bestuur bepaalt welke faculteiten de universiteit of het universitair centrum omvat. Art. 26. De faculteit wordt bestuurd door de faculteitsraad. Deze wordt voorgezeten door de decaan. Art. 27. De raad van bestuur bepaalt in het bestuursreglement : 1° de bevoegdheid en de werking van de faculteitsraad; 2° [de samenstelling en het aantal leden van de faculteitsraad, met dien verstande dat ten minste twee derde van deze leden moet behoren tot het zelfstandig academisch personeel, bedoeld in artikel 16, 3° , en dat de geledingen 34 in artikel 16, 4° , 5° en 6° , erin vertegenwoordigd moeten zijn]; Bijz. decr.14-5-1996 3° de duur van het mandaat van de leden van de faculteitsraden. Art. 28. De faculteitsraad kan bepaalde van zijn bevoegdheden delegeren aan de decaan of aan sommige van zijn leden ten individuele titel of gezamenlijk. Art. 29. De decaan van de faculteit wordt door de faculteitsraad verkozen voor een hernieuwbare termijn van twee jaar onder de gewoon hoogleraren en voltijdse hoogleraren van de faculteit. Indien hij op het ogenblik van zijn verkiezing geen zitting heeft in de faculteitsraad, wordt hij lid van deze faculteitsraad met stemrecht. Art. 30. De raad van bestuur richt de departementen, vakgroepen, facultaire en interfacultaire centra, scholen, instituten en alle andere organen op die hij noodzakelijk acht voor het vervullen van de universitaire zending. Hij bepaalt de benaming, de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van deze organen. Afdeling 6. - De beheerder, de beheerders, de opdrachthouders en de secretaris van de raad van bestuur Art. 31. [In de personeelsformatie van de universiteit worden er twee betrekkingen van beheerder ingeschreven. Zij worden ingeschaald in de salarisschaal van gewoon hoogleraar.] Bijz. decr.15-7-1997 Art. 32. [In de personeelsformatie van het universitair centrum wordt er een betrekking van beheerder ingeschreven. Hij wordt ingeschaald in de salarisschaal van gewoon hoogleraar.] Bijz. decr.15-7-1997 [Art. 32bis. De salarisschalen 16S en 16/1 waarin de beheerders waren of zijn ingeschaald van 1 september 1991 tot 1 januari 1997 volgen de algemene evolutie van de salarisschalen vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk IV van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.] Bijz. decr.15-7-1997 35 Art. 33. De betrekkingen van beheerder worden begeven door de raad van bestuur na een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding. De aanduiding van de beheerders geschiedt bij geheime stemming en met een gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector. De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op de dag waarop de betrekking vacant is geworden. Na het verstrijken van deze termijn duidt de Vlaamse Regering ambtshalve de beheerder of de beheerders aan. Art. 34. De rechten en plichten van de beheerder worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur. Deze overeenkomst wordt aan de Vlaamse Regering voor medeondertekening voorgelegd. Art. 35. De voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap geldende regels inzake geldelijke anciënniteit zijn van toepassing op de beheerders. De bezoldiging van de beheerders valt ten laste van de aan de universiteit of aan het universitair centrum door de Vlaamse Gemeenschap toegekende werkingsuitgaven. De diensten die door de betrokken personeelsleden vooraf werden gepresteerd bij een ministerie, dienst of instelling van de nationale overheid of van een Gemeenschap of Gewest worden in aanmerking genomen voor het vaststellen van de geldelijke anciënniteit. Art. 36. Indien een beheerder tot het voltijds personeel van de universiteit of het universitair centrum behoort, of een vastbenoemd ambtenaar is van het ministerie of een instelling van de Vlaamse Gemeenschap, is hij voor de duur van zijn mandaat met verlof. Dit verlof wordt niet bezoldigd. De betrokken periode wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Art. 37. In de personeelsformatie van de universiteit Gent worden in de rang 15, drie betrekkingen van opdrachthouder ingeschreven, waaraan de weddeschaal 15/1 wordt verbonden. De betrekkingen van opdrachthouder worden begeven door de raad van bestuur na een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding. De aanduiding van de opdrachthouders geschiedt bij geheime stemming en met een gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de 36 gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector. De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op de dag waarop de betrekking vacant is geworden. De rechten en plichten van de opdrachthouder worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur. De artikelen 35 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing. Art. 38. In de universiteit vormen de beheerders en de opdrachthouders een directiecollege dat onder de leiding van de rector en de vice-rector belast is met het dagelijks beheer van de universiteit op administratief, technisch en financieel vlak en de werking van de administratieve diensten cordineert. De raad van bestuur bepaalt de eigen bevoegdheden van de beheerders en opdrachthouders. Art. 39. In het universitair centrum is de beheerder onder leiding van de rector belast met de uitvoering van het dagelijks beheer van het universitair centrum op administratief, technisch en financieel vlak en coördineert hij de werking van de administratieve diensten. Art. 40. De raad van bestuur wijst onder de leden van het administratief personeel met ten minste de rang van adviseur een secretaris aan. De raad van bestuur regelt de taak van de secretaris. Deze oefent dezelfde functies uit bij het bestuurscollege. HOOFDSTUK III. - Het toezicht Art. 41. De universiteit en het universitair centrum staan onder het toezicht van de Vlaamse Regering. Dit toezicht wordt uitgeoefend door een commissaris van de Vlaamse Regering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Art. 42. In geval het vooropgestelde begrotingsevenwicht niet wordt bereikt kan de Vlaamse Regering na toepassing van de artikelen 157 en 160 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en na advies van haar commissaris en de afgevaardigde van financiën in de universiteit of het universitair centrum te hebben ingewonnen, in de plaats treden van de bevoegde bestuursorganen en de passende maatregelen treffen teneinde het financieel evenwicht van de universiteit of het universitair centrum te herstellen. 37 HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen Art. 43. Alle roerende en onroerende goederen die door de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking zijn gesteld van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen, worden om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan respectievelijk de universiteit en het universitair centrum in de staat waarin ze zich bevinden, bij akte verleden in toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 aangaande de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake de onteigening ten algemene nutte. Art. 44. In afwijking van artikel 43 blijven de hierna vermelde onroerende goederen, die gebruikt door of bestemd zijn voor de faculteit diergeneeskunde van de universiteit, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap : 1° F.I. 72.00 Salisburylaan - Bergwijk te Merelbeke, Sectie A - Kad. nrs. 733y2, 770k, 777c, 779c, 770e, 781g, 781d, 789c, 787k, 787f, 787g, 784c, 783k, 782b, 737f, 768c, 768d, 767a, 748a, 764a, 749h, 750a. 2° F.I. 35.00 Casinoplein, Sectie F - Kad. nr. 2207F. De Vlaamse Gemeenschap staat in voor de voltooiing van het gebouwencomplex bedoeld in het eerste lid, 1° binnen een termijn van drie jaar na het van kracht worden van dit decreet. Na voltooiing wordt het ter beschikking gesteld van de universiteit volgens de regels bepaald door de Vlaamse Regering. Kosten van herstelling, instandhouding, onderhoud, exploitatie, zo mede alle andere algemene kosten, zijn ten last van de universiteit. Art. 45. De universiteit en het universitair centrum treden in de rechten en verplichtingen van de Vlaamse Gemeenschap die vroeger in haar hoofde krachtens de activiteiten van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen zijn ontstaan. In deze overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures. Art. 46. Het statutair personeel van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen gaat over naar respectievelijk de nieuwe rechtspersoon van de universiteit en het universitair centrum met behoud van al zijn rechten en verplichtingen. Art. 47. De activa en passiva alsmede de rechten en verplichtingen van het vermogen van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen worden om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan respectievelijk de universiteit en het universitair centrum. De overdracht van de goederen geschiedt in de staat waarin die zich bevinden en, wat de onroerende goederen betreft, bij akte verleden overeenkomstig artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake 38 onteigening ten algemene nutte. In deze overdracht zijn ook begrepen alle rechten en verplichtingen wat het door dit vermogen tewerkgesteld personeel en de hangende en toekomstige procedures betreft. Art. 48. De rector, de vice-rector, het bestuurscollege en de raad van bestuur van de universiteit en het universitair centrum oefenen hun nieuwe bevoegdheden uit overeenkomstig dit decreet vanaf de inwerkingtreding ervan. De bij de inwerkingtreding van dit decreet in dienst zijnde rectoren en de vicerectoren beëindigen hun mandaat. Het mandaat van de administrateur van de Rijksuniversiteit te Gent en van het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen eindigt bij het aflopen van hun huidig mandaat. De Raad van bestuur bepaalt de bevoegdheden van de administrateur. [Art. 48bis. Voor de periode van 29 juni 1991 tot 1 oktober 1991 is de raad van bestuur bevoegd voor het nemen van beslissingen inzake de benoeming van leden van het onderwijzend, wetenschappelijk of administratief en technisch personeel met inachtneming van de wettelijke en reglementaire voorschriften die dienaangaande golden vóór 29 juni 1991. De raad van bestuur is eveneens bevoegd om na 1 oktober 1991 de, vóór die datum gestarte, benoemingsprocedures af te ronden en dit uiterlijk tot 1 oktober 1992.] Bijz. decr.14-5-1996 Art. 49. In afwijking van de artikelen 33 en 34, worden voor de eerste aanduiding van de beheerders de overeenkomsten aan de Vlaamse Regering voorgelegd tegen uiterlijk 1 augustus 1991. Na het verstrijken van deze termijn duidt de Vlaamse Regering de beheerder of de beheerders aan waarmee de raad van bestuur een overeenkomst afsluit. In afwijking van artikel 37 wordt de eerste aanduiding van de opdrachthouders door de raad van bestuur gedaan tegen uiterlijk 1 augustus 1991. Art. 50. Behoudens de vertegenwoordigers van de studenten, worden alle leden van het vast bureau en van de raad van beheer van de Rijksuniversiteit te Gent en van het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen die in functie zijn in het academiejaar 1990-1991, in hun mandaat verlengd tot 30 september 1992. In de raad van bestuur en het bestuurscollege van de universiteit en het universitair centrum vertegenwoordigen zij de in artikel 16 vermelde personeelsgeledingen. De vertegenwoordigers van de studenten die in de loop van de maand mei van het jaar 1991 tot lid van het vast bureau en van de raad van beheer van de Rijksuniversiteit te Gent of het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen zijn verkozen, zetelen vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit decreet in de 39 raad van bestuur en het bestuurscollege. Hun mandaat vervalt eveneens op 1 oktober 1992. Art. 51. Alle maatregelen in uitvoering van artikel 64 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat geldig vóór het van kracht worden van dit bijzonder decreet, blijven bestaan tot 1 januari 1993 behoudens indien zij voordien door het bestuurscollege of de raad van bestuur, ieder binnen zijn bevoegdheid, door andersluidende bepalingen zijn vervangen. Art. 52. De krachtens artikel 181 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap niet bij het zelfstandig academisch personeel gerangschikte leden van het vast wetenschappelijk personeel, worden voor de toepassing van de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II van dit decreet, geacht tot het zelfstandig academisch personeel te behoren. Art. 53. In de mate dat ze betrekking hebben op de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen worden opgeheven : 1° de wet van 5 juli 1920 tot toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Staatsuniversiteiten te Gent en te Luik, ... 2° het koninklijk besluit van 10 januari 1921 betreffende de toepassing der wet van 5 juli 1920 die rechtspersoonlijkheid verleent aan de universiteiten Gent en Luik, ... 3° de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwjs door de Staat, zoals tot op heden gewijzigd, met uitzondering van de artikelen 51bis, laatste lid en van artikel 55ter; 4° het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot uitbreiding tot de Rijkuniversitaire Centra van diverse bepalingen die betrekking hebben op de rijksuniversiteiten; 5° het koninklijk besluit van 14 september 1971 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de leden van de raad van beheer van de rijksuniversiteiten en het rijksuniversitair centrum, ... 6° het koninklijk besluit van 14 december 1973 tot vaststelling van de samenstelling en werking van de faculteitsraden van het Rijksuniversitair Centrum; 7° het koninklijk besluit van 14 januari 1974 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de raden van de faculteiten, scholen, instituten en interfacultaire centra van de Rijksuniversiteit te Gent. Art. 54. De Vlaamse Regering neemt de aanvullende maatregelen welke met betrekking tot de universiteit en het universitair centrum kunnen nodig zijn om de overgang 40 van het vroegere naar het nieuwe stelsel te regelen. Art. 55. Dit decreet treedt in werking op de datum van de publikatie ervan in het Belgisch Staatsblad. - (2): De bepalingen worden in de mate dat ze betrekking hebben op het Universitair Centrum Antwerpen, opgeheven. ( Bijz. decreet 4-4-2003; Art. 3) - (1): De leden van de raad van bestuur die bij de inwerkingtreding van dit bijzonder decreet verkozen waren blijven fungeren tot het einde van hun mandaat, uitgezonderd de vertegenwoordigers bedoeld in het vroegere artikel 16, eerste lid, 7° ( "zes vertegenwoordigers paritair verdeeld tussen de werkgevers en de werknemers aangeduid door de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen en vier vertegenwoordigers aangeduid door de Vlaamse Raad." ). Deze laatste vertegenwoordigers worden binnen de maand na de inwerkingtreding van het bijzonder decreet dd.18-5-2001 vervangen overeenkomstig artikel 16, eerste lid, 7°, zoals gewijzigd bij het bijzonder decreet dd. 18-5-2001; Art. 4. 41 Centrum ter Preventie van Zelfdoding Vereniging zonder winstoogmerk Ferdinand Lenoirstraat 27-31 1090 Brussel (Jette) Ondernemingsnummer (Brussel) 0419.335.552 Statuten van de vereniging zoals vastgesteld op 24 februari 2012 Titel I Naam - Zetel - Doel - Duur Artikel 1: Naam van de vereniging 1.1. De vereniging draagt de naam "Centrum ter Preventie van Zelfdoding". De vereniging mag ook voor haar betrekkingen met derden de afkorting "CPZ" gebruiken. Artikel 2: Zetel van de vereniging 2.1. De vereniging is gevestigd te 1090 Brussel (Jette), Ferdinand Lenoirstraat 27-31. De vereniging ressorteert onder het gerechtelijk arrondissement Brussel Artikel 3: Doel van de vereniging 3.1 De vereniging is een pluralistische vereniging en heeft tot doel: 3.1.1 suïcidaal gedrag voorkomen door de inzet van vrijwilligers; 3.1.2. de organisatie van een telefonisch opvangcentrum door vrijwilligers voor de opvang van personen met zelfmoordgedachten en hun omgeving; 3.1.3 de rekrutering, het onthaal, de opleiding en de vorming van de vrijwilligers; 3.1.4 het informeren over en het sensibiliseren voor zelfdoding en de preventie ervan; 3.1.5 de deskundigheidsbevordering van intermediairen; 3.1.6 het bijdragen aan onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan. De directe hulp van vrijwilligers aan suïcidale personen maakt de kern uit van de vereniging. Zelfmoordpreventie is een onmogelijke taak als niet kan worden gesteund op de waardevolle bijdragen van vrijwilligers. De vereniging tracht haar doelstellingen te bereiken door overleg en in samenwerking met de overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is. 3.2. De vereniging kan meer algemeen alle middelen aanwenden die tot de verwezenlijking van het doel rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. De vereniging kan ter uitvoering van wat hierboven bepaald is, ondermeer alle eigendommen of zakelijke rechten verwerven, in huur nemen, verhuren, personeel aanwerven, rechtsgeldige overeenkomsten sluiten, fondsen inzamelen, kortom alle activiteiten uitoefenen of laten uitoefenen die haar doel rechtvaardigen. In het kader van het realiseren van haar doel, kan de vereniging zelfs daden van koophandel stellen. Artikel 4: Duur van de vereniging De vereniging is opgericht voor een onbepaalde duur. 42 Titel II Lidmaatschap Artikel 5: Werkelijke en toegetreden leden 5.1. De vereniging bestaat uit werkelijke leden en toegetreden leden. Gezamenlijk worden zij de leden genoemd. 5.2. De vereniging telt tenminste drie werkelijke leden, doch er wordt geen maximum aantal leden vastgesteld. In het huishoudelijk reglement kunnen bepalingen worden opgenomen betreffende het minimum en maximum aantal toegetreden leden. 5.3. De volheid van het lidmaatschap, met inbegrip van het stemrecht op de algemene vergadering, komt uitsluitend toe aan de werkelijke leden en niet aan de toegetreden leden. 5.4. De toegetreden leden hebben enkel de rechten en verplichtingen hen toebedeeld door deze statuten, zoals, desgevallend, verder uitgewerkt in het huishoudelijk reglement. De statutaire bepalingen dienaangaande kunnen zonder consultatie of akkoord van de toegetreden leden worden gewijzigd. Artikel 6: Voorwaarden voor lidmaatschap 6.1. Als werkelijk lid kan tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of rechtspersoon die door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard. De raad van bestuur neemt op een volledig soevereine wijze een beslissing. 6.2. Als toegetreden lid kunnen tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of rechtspersoon die door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard omwille van de band die deze persoon met de vereniging heeft. De toegetreden leden kunnen ook "sympathiserend " of "beschermend" lid worden genoemd. De raad van bestuur zal zich bij het nemen van haar beslissing houden aan de voorschriften, zoals die desgevallend zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement. De raad van bestuur neemt op een volledig soevereine wijze een beslissing. 6.3. Verzoeken tot toetreding dienen uitsluitend schriftelijk aan de raad van bestuur te worden gericht, onder vermelding van naam, voornamen, en adres of indien het een rechtspersoon betreft naam, rechtsvorm en adres van de maatschappelijke zetel van de verzoeker en onder vermelding van de elementen waarom de verzoeker meent in aanmerking te komen als werkelijk lid of toegetreden lid. De raad van bestuur beslist omtrent de al dan niet toelating tot de vereniging uiterlijk twee maanden nadat het verzoek hem heeft bereikt en geeft hieromtrent schriftelijk bericht aan de verzoeker. Slechts indien hij de toetreding van een kandidaat-lid weigert, moet hij zijn motivering kenbaar maken aan de verzoeker. Tegen zijn beslissing staat enkel voor een kandidaat-lid beroep open bij de eerstvolgende algemene vergadering. Dit beroep moet worden ingediend bij de raad van bestuur binnen de maand na de kennisgeving van de weigering. 43 Artikel 7: Jaarlijks lidgeld 7.1. Het jaarlijks lidgeld voor werkelijke leden is vastgesteld op max. tien Euro. De algemene vergadering bepaalt binnen voormelde grens, jaarlijks en op voorstel van de raad van bestuur het lidgeld. 7.2. Het jaarlijks lidgeld voor de toegetreden leden wordt bepaald door de raad van bestuur. Artikel 8: Verplichtingen van de leden De werkelijke en toegetreden leden van de vereniging zijn verplicht: a. de statuten het huishoudelijk reglement van de vereniging alsook de besluiten van haar organen na te leven; b. de belangen van de vereniging of één van haar organen niet te schaden. Artikel 9: Ontslag, uitsluiting en schorsing van een lid 9.1. Elk werkelijk of toegetreden lid kan ten allen tijde ontslag nemen uit de vereniging mits het opsturen van een aangetekend schrijven aan de raad van bestuur. 9.2. Een werkelijk lid kan slechts worden uitgesloten door de algemene vergadering met een meerderheid van twee derden van de stemmen. 9.3. In afwachting van de beslissing omtrent de uitsluiting van een werkelijk lid, kan de raad van bestuur het lidmaatschap schorsen van de persoon: a. die de verplichtingen, opgelegd aan de leden in artikel 8, op ernstige wijze schendt; b. die, ondanks schriftelijke aanmaning, in gebreke blijft zijn verplichtingen tegenover de vereniging na te komen. De schorsing zal per aangetekende brief worden meegedeeld aan het betrokken werkelijk lid. Zij kan maximaal zes weken duren, binnen welke termijn de algemene vergadering moet bijeenkomen om over de uitsluiting te beslissen. Op deze bijeenkomst van de algemene vergadering behoudt het betrokken werkelijk lid al zijn lidmaatschapsrechten. Besluit de algemene vergadering niet tot uitsluiting over te gaan, dan vervalt van rechtswege de schorsing van het werkelijk lid en wordt deze geacht nooit te hebben plaatsgehad. 9.4. De raad van bestuur beslist soeverein over de uitsluiting of schorsing van een toegetreden lid, zonder zijn beslissing te moeten motiveren. 9.5. Het lidmaatschap van een werkelijk lid of een toegetreden lid eindigt automatisch door het overlijden van de natuurlijke persoon, of ingeval van een rechtspersoon, door haar ontbinding, fusie, splitsing of faillissement. 9.6. Ontslagnemende of uitgesloten werkelijke of toegetreden leden en hun rechtsopvolgers hebben geen deel in het vermogen van de vereniging en kunnen nooit teruggave of vergoeding vorderen van gestorte bijdragen of gedane inbrengen. 44 Titel III Raad van Bestuur Artikel 10: Samenstelling van de raad van bestuur De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit minimum drie bestuurders, die lid zijn van de vereniging. De bestuurders handelen als een college. Zij worden benoemd door de algemene vergadering en zijn ten allen tijde door deze afzetbaar. Op verzoek van één werkelijk lid kan de stemming over de benoeming van de bestuurders bij geheime stemming gebeuren. Zij oefenen hun mandaat kosteloos uit, tenzij de algemene vergadering anders zou bepalen. Artikel 11: Duur van het mandaat De bestuurders worden benoemd voor een onbeperkte termijn. Zo door vrijwillig ontslag of afzetting, het aantal bestuurders is teruggevallen tot onder het wettelijk minimum, dan blijven de bestuurders in functie totdat in hun vervanging is voorzien. Het vrijwillig ontslag van een bestuurder moet schriftelijk ingediend worden bij de raad van bestuur. Artikel 12: Organisatie van de raad van bestuur 12.1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter, een secretaris. 12.2. De voorzitter of de secretaris roept de raad bijeen. Bij onbeschikbaarheid van de voorzitter en de secretaris wordt de vergadering bijeengeroepen door twee bestuurders of door de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging. De voorzitter zit de vergadering voor. In geval van zijn afwezigheid wordt hij vervangen door de secretaris. 12.3. De raad kan slechts geldig beslissen indien tenminste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien dit quorum niet is bereikt, kan een nieuwe raad worden bijeengeroepen met dezelfde agenda, die geldig zal beraadslagen en beslissen indien ten minste twee bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van degene die hem vervangt, doorslaggevend. 12.4. Iedere bestuurder kan een schriftelijke wijze volmacht geven aan een andere bestuurder om hem op een vergadering van de raad van bestuur te vertegenwoordigen. 12.6. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de vereniging zulks vereisen, kunnen de besluiten van de raad van bestuur worden genomen bij eenparig schriftelijk akkoord van de bestuurders. Dit schriftelijk akkoord kan worden meegedeeld per brief, per telegram, telefax of per e-mail. Deze procedure kan echter niet gevolgd worden voor de vaststelling van de jaarrekening. 12.7. Van elke vergadering van de raad van bestuur worden notulen opgemaakt, die worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris en worden gebundeld in een daartoe bestemd register. De uittreksels die moeten worden overgelegd en al de andere akten, worden geldig ondertekend door de secretaris of een bestuurder. 45 Artikel 13: Vertegenwoordiging van de vereniging 13.1. De raad van bestuur leidt de zaken van de vereniging en vertegenwoordigt deze in en buiten rechte. Hij is bevoegd voor alle aangelegenheden, met uitzondering van deze die door de wet uitdrukkelijk aan de algemene vergadering zijn voorbehouden. De raad kan zelfs daden van beschikking stellen met inbegrip van, onder meer, het vervreemden, zelfs om niet, van roerende of onroerende goederen, het hypothekeren, het lenen en uitlenen, alle handelsen bankverrichtingen, het opheffen van hypotheken, … 13.2. Ten aanzien van derden is de vereniging steeds geldig verbonden door de gezamenlijke handtekening van twee bestuurders. Bestuurders die namens de raad van bestuur optreden, moeten ten aanzien van derden niet doen blijken van enig besluit of van enige machtiging. 13.3. De raad van bestuur kan voor bepaalde handelingen en taken, en voor daden van dagelijks bestuur, zijn bevoegdheid overdragen aan een dagelijks bestuur, aan één of meer bestuurders of zelfs aan een andere persoon, al dan niet lid van de vereniging. De duur waarvoor deze bevoegdheidsdelegatie plaatsgrijpt kan niet langer zijn dan één jaar en het mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk ingang worden ingetrokken door de raad van bestuur. Dit mandaat kan ook te allen tijde vrijwillig opgegeven worden door een schrijven gericht aan de raad van bestuur. Het dagelijks bestuur wordt omschreven als de handelingen of verrichtingen die door het dagelijks leven van de vereniging worden vereist of die wegens hun gering belang als wegens de noodzakelijkheid van een snelle oplossing de tussenkomst van de raad van bestuur niet rechtvaardigen. Wanneer meer dan één persoon met het dagelijks bestuur wordt belast, wordt de vereniging in al haar handelingen van het dagelijks bestuur rechtsgeldig vertegenwoordig door één persoon belast met het dagelijks bestuur, die geen bewijs van een voorafgaand besluit onder hen moet leveren en worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen en ongeldige stemmen niet meegerekend, op voorwaarde dat minstens de helft van de dagelijkse bestuurders aanwezig zijn. 13.4. De bevoegdheid om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen kan door de raad van bestuur bij eenvoudig besluit worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder, die, desgevallend, gezamenlijk optreden. De bevoegdheid van de bovengenoemde perso(o)n(en) wordt precies afgebakend door de raad van bestuur, die eveneens de duur van het mandaat bepaalt. Het mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk ingang door de raad van bestuur worden ingetrokken. Een gemachtigde kan te allen tijde vrijwillig ontslag indienen door een schrijven gericht aan de raad van bestuur. Titel IV Algemene vergadering Artikel 14: Samenstelling van de algemene vergadering 14.1. De algemene vergadering is samengesteld uit alle werkelijke leden. Wanneer zij dit wensen, kunnen ook toegetreden leden aanwezig zijn, doch zij bezitten uitsluitend een raadgevend stemrecht. de algemene vergadering kan te allen tijde beslissen dat de toegetreden leden de vergadering moeten verlaten. 46 14.2. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur of door de oudste aanwezige bestuurder. 14.3. Een werkelijk lid kan zich door een ander werkelijk lid laten vertegenwoordigen. Elk werkelijk lid kan evenwel slechts één ander werkelijk lid vertegenwoordigen. 14.4. Elk werkelijk lid beschikt over één stem op de algemene vergadering. Artikel 15: Bevoegdheden van de algemene vergadering De algemene vergadering is uitsluitend bevoegd voor: a. het wijzigen van de statuten; b. de benoeming en afzetting van de bestuurders; c. de benoeming en de afzetting van de commissarissen en het bepalen van hun bezoldiging ingeval een bezoldiging wordt toegekend; d. de kwijting aan de bestuurders en de commissarissen; e. het goedkeuren van de begrotingen en rekeningen; f. het vrijwillig ontbinden van de vereniging; g. het uitsluiten van een lid van de vereniging; h. de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk; i. alle gevallen waarin onderhavige statuten dat vereisen. Artikel 16: Organisatie van de algemene vergadering 16.1. De algemene vergadering wordt door de raad van bestuur bijeengeroepen telkens als het doel of het belang van de vereniging zulks vereist en moet worden bijeengeroepen telkens wanneer een vijfde van de werkelijke leden er om vraagt. Zij moet ten minste éénmaal per jaar worden bijeengeroepen voor het goedkeuren van de jaarrekening van het afgelopen jaar en de begroting van het volgend jaar, op een door de raad van bestuur te bepalen plaats en datum, die voor 30 juni van dat jaar valt. 16.2. Alle werkelijke leden worden minstens acht dagen voor de algemene vergadering bij gewone brief uitgenodigd op de algemene vergadering. De oproeping tot de algemene vergadering kan desgevallend worden opgenomen in een nieuwsbrief of andere publicatie van de vereniging. De uitnodiging kan worden verstuurd per e-mail en wordt ondertekend door de voorzitter of de secretaris. Ze vermeldt dag, uur en plaats van de algemene vergadering. 16.3. De oproeping bevat de agenda, die wordt vastgelegd door de raad van bestuur. Elk onderwerp dat schriftelijk wordt voorgedragen door 1/20ste van de werkelijke leden, moet eveneens op de agenda worden vermeld. Dit onderwerp moet door het 1/20ste van de werkelijke leden ondertekend zijn en tenminste twee dagen voor de vergadering aan de raad van bestuur overhandigd zijn. Onderwerpen die niet op de agenda staan, kunnen slechts behandeld worden op voorwaarde dat minstens de helft van de werkelijke leden fysiek aanwezig is en alle fysiek aanwezige werkelijke leden hierme instemmen. 47 Artikel 17: Meerderheden en aanwezigheidsquorum 17.1. In gewone gevallen worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige en/of vertegenwoordigde werkelijke leden, ongeacht het aantal aanwezige en/of vertegenwoordigde werkdelijke leden. Onthoudingen en ongeldige stemmen worden niet in de beoordeling meegerekend. Bij staking van de stemmen beslist de stem van de voorzitter of diegene die op dat ogenblik de vergadering voorzit. 17.2. Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten indien die wijziging gedetailleerd op de agenda is vermeld en indien 2/3de van de werkelijke leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Wordt dit getal niet bereikt dan kan een een tweede vergadering worden bijeengeroepen, zoals door deze statuten is bepaald, en waarop deze vergadering een geldig besluit zal kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen. Deze tweede vergadering mag niet binnen de 15 dagen volgend op de eerste vergadering worden gehouden. Voor elke statutenwijziging is bovendien een meerderheid van 2/3de der aanwezige of vertegenwoordigde stemmen vereist, ook op de tweede algemene vergadering. Tot wijziging van het doel van de vereniging kan slechts met een meerderheid van 4/5de van de stemmen worden besloten. Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem. 17.3. Bij vrijwillige ontbinding van de vereniging worden dezelfde regels als deze beschreven voor het wijzigen van het doel der vereniging vereist. 17.4. Een meerderheid van 2/3de der stemmen is vereist voor het uitsluiten van een lid. Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem. Bij uitsluiting van een lid moet dit punt eveneens op de agenda voorkomen en moet het lid worden uitgenodigd om in zijn verdediging te kunnen voorzien. Artikel 18: Notulen Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, die worden ondertekend door de secretaris of een bestuurder. Ze worden opgenomen in een bijzonder register. Uittreksels daarvan worden ondertekend door de secretaris of een bestuurder. Titel V Inzagerecht van de werkelijke leden Artikel 19: Inzagerecht van de werkelijke leden Behoudens wanneer de vereniging één of meer commissarissen heeft, kunnen alle werkelijke leden op de zetel van de vereniging het register van de werkelijke leden raadplegen, alsmede alle notulen en beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de personen, welke al dan niet de hoedanigheid van bestuurder hebben, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging. Derden die een belang kunnen aantonen kunnen een aanvraag tot inzage van de notulen van de algemene vergadering schriftelijk indienen bij de raad van bestuur. Artikel 20: Huishoudelijk reglement De algemene vergadering beslist over het, door de raad van bestuur voorgestelde huishoudelijk reglement. Wijzigingen aan het huishoudelijk reglement kunnen worden opgesteld door de raad van bestuur, doch dienen ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de 48 algemene vergadering. Bij dit huishoudelijk reglement mogen, zonder strijdig te zijn met de bindende voorschriften van de wet of van de statuten, alle maatregelen worden getroffen in verband met de toepassing van de statuten en de regeling van de maatschappelijke zaken in het algemeen, en kan aan de leden of hun rechtverkrijgenden alles worden opgelegd wat in het belang van de vereniging wordt geacht. Titel VI Begrotingen – Rekeningen - Controle Artikel 21: Jaarrekening – budget 21.1. Het boekjaar van de vereniging loopt van 1 januari tot 31 december. 21.2. De raad van bestuur bereidt de jaarrekening en begroting voor en legt ze ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering. Na goedkeuring van de jaarrekening en begroting spreekt de algemene vergadering zich, bij afzonderlijke stemming, uit over de kwijting aan de bestuurders en, desgevallend, de commissaris(sen). 21.3. De raad van bestuur draagt er zorg voor dat de jaarrekening en de overige in de VZWwet vermelde stukken worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, of indien de wet dit vereist, binnen de dertig dagen na goedkeuring van de jaarrekening bij de Nationale Bank van België. Artikel 22: Commissaris(sen) 22.1. Indien de vereniging op grond van de op haar toepasselijke bepalingen daartoe verplicht is, zal de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid vanuit het oogpunt van de VZW-wet en de statuten van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, worden opgedragen aan één of meer commissarissen die worden benoemd door de algemene vergadering. De algemene vergadering bepaalt het aantal commissarissen en stelt hun bezoldiging vast. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. 22.2. De commissarissen hebben, gezamenlijk of afzonderlijk, een onbeperkt recht van controle over alle verrichtingen van de vereniging. Zij mogen ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en in het algemeen van alle geschriften van de vereniging. Titel VII Ontbinding - Vereffening Artikel 23: Ontbinding van de vereniging 23.1. Behoudens de gevallen van gerechtelijke ontbinding en van ontbinding van rechtswege, kan slechts de algemene vergadering tot ontbinding besluiten, op de wijze zoals bepaald in de VZW-wet. 49 23.2. In geval van vrijwillige ontbinding benoemt de algemene vergadering, of bij gebreke daarvan de rechtbank, een of meer vereffenaars. Zij bepaalt tevens hun bevoegdheid, alsmede de vereffeningsvoorwaarden. Artikel 24: Bestemming van het vereffeningssaldo In geval van ontbinding worden de activa, na aanzuivering van de schulden, overgedragen aan een vereniging dewelke een gelijkaardig doel nastreeft. De algemene vergadering die tot de ontbinding besluit, zal aanduiden aan welke vereniging het vereffeningsaldo wordt overgedragen. Artikel 25: VZW-wet Voor alles wat in deze statuten niet uitdrukkelijk is geregeld, is de VZW-wet of de wetgeving die deze wet zou vervangen na de oprichting van de vereniging, toepasselijk, de algemene wettelijke bepalingen, het huishoudelijk reglement en de gebruiken terzake. 50 Deel 4: voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjarenbegroting 4.1 Beleidsplan 4.1.1 Resultaatsgebied 1 4.1.2 Resultaatsgebied 2 4.1.3 Resultaatsgebied 3 4.1.4 Resultaatsgebied 4 4.1.5 Doelgroepenbeleid van de partnerorganisatie 4.1.6 Overzicht samenwerking 4.2 Meerjarenbegroting 51 4.1 Beleidsplan Resultaatsgebied 1 52 RESULTAATSGEBIED 1: HET MET BETREKKING TOT DIT THEMA AANBIEDEN VAN INFORMATIE, DOCUMENTATIE EN ADVIES AAN DE VLAAMSE OVERHEID EN RELEVANTE ORGANISATIES. 1.1. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding ACTIVITEIT 1.1.1. De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding ACTIVITEIT 1.1.2. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP 1.2. Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding ACTIVITEIT 1.2.1. Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding 1.3. Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen ACTIVITEIT 1.3.1 De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen 1.4. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder ACTIVITEIT 1.4.1. VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder 1.5. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie ACTIVITEIT 1.5.1 VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie nl. vermaatschappelijking, locoregionale verankering en implementatie, wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid 53 1.1. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding Activiteit 1.1.1 De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding Wat Binnen VESP wordt een duidelijk aanspreekpunt gecreëerd waar alle doelgroepen terecht kunnen voor informatie, documentatie en advies rond geestelijke gezondheidsbevordering en de preventie van zelfdoding (organisaties op het veld, de media, de Logo’s, de doelgroepen, de Vlaamse bevolking). Alle informatie is wetenschappelijk onderbouwd, en gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten rond suïcidepreventie. De informatie wordt continu up-to-date gehouden. Het aanspreekpunt bestaat uit een front-office, waar de vragen toekomen en gecentraliseerd worden, en een back-office. Voor het beantwoorden van gespecialiseerde vragen of vragen die de inhoud van de opdrachten van de organisaties met terreinwerking omvatten, wordt back-office doorverwezen. Er worden ook afspraken gemaakt met andere relevante organisatie zoals VIGeZ en de VVGG. Wie CPZ en EZO Doelgroep De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, … Er is bijzondere aandacht voor de bekendmaking van dit aanspreekpunt bij organisaties die met zgn. kwestbare doelgroepen werken. Waar Vlaanderen 54 Wanneer Bij opstart partnerorganisatie 2013 Continu te onderhouden Hoe Aanspreekpunt is telefonisch en per e-mail bereikbaar op werkdagen, tijdens de kantooruren. De medewerkers van de partnerorganisatie beantwoorden de vragen binnen de 5 werkdagen, of leggen de nodige contacten met een andere organisatie om de vraag binnen de 5 werkdagen te kunnen beantwoorden. Het aanspreekpunt wordt continu bekend gemaakt. Samenwerkingsvereisten Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met (minstens) Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, VIGeZ en de VVGG. Output en kwaliteitscriteria Het aanspreekpunt is zichtbaar en bekend. Vragen worden binnen de 5 werkdagen beantwoord. De aangeleverde informatie, documentatie en advies is op maat van de aanvrager. Indicator: Jaarlijkse inventarisatie van het aantal vragen, de inhoud van de vragen en de antwoorden die geformuleerd werden. Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. Het CPZ beantwoordde de voorbije jaren talloze vragen over de preventie van zelfdoding, vnl. vanuit het brede publiek, studenten, hulpverleners, de media, … Ook EZO wordt zeer vaak geconsulteerd in verband met specifieke wetenschappelijke informatie rond verschillende deelgebieden van de suïcidepreventie. De partnerorganisatie beschikt over de inhoudelijke kennis om de vragen te beantwoorden, of gaat de nodige samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise volledig te omvatten. 55 Activiteit 1.1.2 Aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP Wat VESP biedt zowel op eigen initiatief als op vraag van externen informatie, documentatie en advies. Hiertoe doet VESP een beroep op bestaande mogelijkheden om te communiceren, maar verkent het ook nieuwe mogelijkheden en neemt het ook zelf initiatief. VESP beantwoordt alle vragen die te maken hebben met de inhoud van haar opdrachten (nl. de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid), en doet hierbij een beroep op de meest recente wetenschappelijke informatie. Voor vragen naar informatie, documentatie en advies waarover in Vlaanderen andere organisaties over meer expertise beschikken, worden de nodige samenwerkingsafspraken gemaakt. Wie CPZ en EZO Doelgroep De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, … Bij het aanbieden van informatie heeft VESP bijzondere aandac ht voor de zgn. kwestbare doelgroepen. Informatie wordt op maat van de aanvrager en de doelgroep aangereikt. Waar Vlaanderen Wanneer Bij opstart partnerorganisatie 2013 Continu te onderhouden 56 Hoe Er is een website waarop basisinformatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding aanwezig is. De informatie op de website wordt continu bijgehouden en geüpdatet door VESP. Hiervoor zal er afgestemd worden met de te creëren portaalsite. VESP verstuurt minstens 4 keer per jaar een nieuwsbrief waarin de belangrijkste ontwikkelingen in verband met het Vlaams actieplan suïcidepreventie, de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid opgenomen zijn. Het gaat hierbij zowel over wetenschappelijke als over praktijkrelevante informatie. VESP neemt deel aan studiedagen, congressen, panels in verband met de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid. VESP neemt zelf het initiatief om activiteiten te organiseren rond de inhoud van haar opdrachten: studiedagen, publicaties, … VESP neemt deel aan maatschappelijke discussies die de inhoud van haar opdrachten betreffen, en neemt hierbij standpunten in die wetenschappelijk onderbouwd zijn. VESP zorgt dat de aangeboden informatie ook steeds aandacht heeft voor kwetsbare doelgroepen, en neemt zelf initiatief ten aanzien van het verschaffen van informatie rond de preventie van zelfdoding ten aanzien van deze doelgroepen. VESP heeft continu zicht op de vragen naar informatie, documentatie en advies die binnenkomen. Samenwerkingsvereisten Er zijn samenwerkingsafspraken met VIGeZ: geven van advies over de bevordering van geestelijke gezondheid, aan de Vlaamse overheid en aan de Logo’s, aan andere organisaties en actoren. Er zijn samenwerkingsafspraken met de Logo’s: geven van informatie en documentatie over de verschillende activiteiten rond geestelijke gezondheidsbevordering aan de algemene bevolking (via netwerk van intermediairs waar Logo’s mee samenwerken). Er zijn samenwerkingsafspraken met VVGG: geven van informatie over geestelijke gezondheid(szorg) en taboedoorbreking. Er zijn samenwerkingsafspraken met de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie, die ook in hun opdrachten het geven van informatie, documentatie en advies hebben staan. 57 Output en kwaliteitscriteria Website met informatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding (afstemming met portaalsite) - Indicator: aantal bezoekers aan de website, bezochte pagina’s, bezoekduur website Indicator: mate waarin de informatie op de website up-to-date is Er wordt minstens per kwartaal een nieuwsbrief verstuurd aan geïnteresseerden - Indicator: aantal nieuwsbrieven Indicator: aantal abonnees Indicator: wetenschappelijke onderbouwing van de bijdrages in de nieuwsbrieven VESP is zichtbaar aanwezig bij activiteiten en debatten omtrent haar expertisegebied - Indicator: aantal deelnames aan studiedagen Indicator: aantal publicaties, aanwezigheid in de pers Er wordt jaarlijks een rapport opgesteld met vragen en noden die de verschillende betrokkenen bereiken in verband met de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding. Hierin is zowel aandacht voor de verschillende doelgroepen (Vlaamse overheid, organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders, de Logo’s, doelgroepen VAS, de Vlaamse bevolking, …) als voor de verschillende aandachtsgroepen (mensen in kansarmoede, bevolkingsgroepen die in grotere mate blootgesteld worden aan bedreigingen van de gezondheid, …). - Indicator: aantal vragen rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding Indicator: inhoud van de vragen Indicator: mate waarin de aangeboden informatie aangeleverd wordt op maat van de aanvrager Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. De partnerorganisatie beschikt over de inhoudelijke kennis om de vragen te beantwoorden, of gaat de nodige samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise volledig te omvatten. 58 1.2. Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding ACTIVITEIT 1.2.1. Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding Wat Het opzetten van overleg tussen het VESP en andere partners/ontwikkelaars van methodieken met het oog op het geven van wetenschappelijk onderbouwde kennis en informatie gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding. Tevens zal het VESP op vraag en proactief andere ontwikkelaars en partners adviseren omtrent wetenschappelijk effectieve methodieken of het opstellen van wetenschappelijke evaluatiemethodes bij het gebruik van methodieken. Wie EZO in samenwerking met CPZ Doelgroep Andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners Waar Vlaanderen Wanneer 2013-2018 Hoe Het VESP volgt continu de wetenschappelijke literatuur op omtrent de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding, met specifieke aandacht voor effectiviteitsstudies naar methodieken en materialen. Het op regelmatige tijdstippen en op vraag informeren, adviseren van/aan andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners over wetenschappelijke literatuur en nieuwe inzichten inzake de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding 59 Het op regelmatige basis en op vraag verstrekken van wetenschappelijk gefundeerde informatie over de epidemiologie van geestelijke gezondheidsproblemen en van suïcidaal gedrag bij specifieke doelgroepen welke relevant zijn voor de andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners en welke kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van methodieken. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met andere ontwikkelaars van methodieken en relevante partners is hierbij cruciaal Output en kwaliteitscriteria - Het VESP verbindt zich ertoe om op vraag van andere ontwikkelaars van methodieken wetenschappelijk onderbouwd advies te verlenen omtrent methodieken tot de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding - Het VESP geeft ook proactief advies aan andere ontwikkelaars van methodieken omtrent nieuwe wetenschappelijke en praktijkrelevante kennis en inzichten - Het advies is gebaseerd op de recentste wetenschappelijke inzichten - Het advies wordt binnen de vooropgestelde termijn afgeleverd - Indicator: Jaarlijks overzicht van alle vragen die vanuit andere ontwikkelaars en partners werden gesteld en overzicht van de adviezen welke door het VESP werden verstrekt op vraag, alsook proactief Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime expertise inzake het opvolgen en de wetenschappelijk-kritische analyse van methodieken en materialen. Zowel EZO als CPZ hebben ervaring met het uitwerken van nieuwe methodieken of het begeleiden / ondersteunen van methodiekontwikkeling. 60 1.3. Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen ACTIVITEIT 1.3.1 De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen Wat De medewerkers van VESP zijn bereid deel te nemen aan werkgroepen en vergaderingen, zowel op vraag van de Vlaamse overheid, op vraag van de betrokken partners, als op vraag van andere organisaties. Wie CPZ en EZO Doelgroep Vlaamse overheid, partners, organisaties Waar Vlaanderen Wanneer Continu, van bij aanvang partnerorganisatie Hoe De medewerkers van VESP nemen deel aan overleg, werkgroepen en vergaderingen. De inbreng die zij doen op dit overleg is wetenschappelijk relevant en onderbouwd. Samenwerkingsvereisten De partnerorganisatie werkt samen met de Vlaamse overheid, de organisaties met terreinwerking, andere relevante organisaties. 61 Output en kwaliteitscriteria Aanwezigheid van de vertegenwoordigers van VESP op werkgroepen en vergaderingen (in elk geval de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie en aanverwante overlegstructuren) Mate waarin de inbreng van de medewerkers van VESP relevant en wetenschappelijk onderbouwd is. Indicator: vertegenwoordiging VESP op werkgroepen en vergaderingen op vraag van de Vlaamse overheid Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime inhoudelijke expertise, waardoor het in staat is een bijdrage te leveren aan werkgroepen en overleg. Binnen de partnerorganisatie is reeds heel wat ervaring in verband met het deelnemen aan overleg en werkgroepen. 62 1.4. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder ACTIVITEIT 1.4.1. VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder Wat Het VESP verbindt zich ertoe de Vlaamse overheid op regelmatige basis en op vraag te informeren en adviseren over de registratie en de evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms Wie EZO Doelgroep De Vlaamse overheid Waar Vlaanderen Wanneer Continu Hoe Het VESP heeft continu zicht op de meest recente wetenschappelijke literatuur waardoor nieuwe wetenschappelijke evidenties over methodieken en onderzoeksmethodes en evaluaties continu worden opgevolgd. Het VESP informeert en adviseert de Vlaamse overheid op eigen initiatief en op regelmatige basis omtrent deze nieuwe evoluties en inzichten. 63 Het VESP verzamelt de meest relevante registratiegegevens en epidemiologische informatie op Vlaams en Europees niveau (zie ook resultaatsgebied 4 – activiteit 4.3.3.) en informeert en adviseert de Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis. Door het opvolgen van de wetenschappelijke literatuur, het verzamelen van relevante registratiegegevens en de contacten met Europese en internationale experten (enerzijds via de Europese samenwerkingsverbanden die de EZO heeft opgesteld en anderzijds via de wetenschappelijke congressen) blijft het VESP continu nieuwe inzichten en kennis opvolgen inzake registratiesystemen en uitwisselingsplatforms. Het VESP informeert en adviseert de Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis. Samenwerking Een continue samenwerking met de Vlaamse overheid Output en kwaliteitscriteria - Continu informatie en advies aan de Vlaamse overheid, zowel op regelmatige basis als op vraag - Alle informatie en advies is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke kennis en onderzoeken Indicator: jaarlijks overzicht van alle informatie en advies aan de Vlaamse overheid Beschikbare expertise De EZO heeft een ruime expertise inzake het opvolgen van wetenschappelijk onderzoek en de registratie van suïcidaal gedrag en kan ook beschouwd worden als één van haar kernopdrachten sinds de oprichting van de EZO. 64 1.5. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie ACTIVITEIT 1.5.1 VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie nl. vermaatschappelijking, locoregionale verankering en implementatie, wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid Wat Wat betreft het advies inzake de concretisering van de randvoorwaarden, bouwt VESP verder op wat hieromtrent reeds vermeld werd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In de uitwerking van elk van de activiteiten wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden en wordt advies gegeven aan de Vlaamse overheid hoe deze geconcretiseerd kunnen worden. (zie ook resultaatsgebied 4.7) Wie CPZ en EZO Doelgroep Vlaamse overheid Waar Vlaanderen Wanneer Continu Hoe Tijdspad en implementatieplan van de verschillende activiteiten (resultaatsgebied 2.3 en 3) omvatten een luik ‘concretisering van de randvoorwaarden’, waarin aan bod komt hoe bij de 65 ontwikkeling en implementatie van de materialen rekening gehouden zal worden met de verschillende randvoorwaarden. De stuurgroep wordt aangevuld met deskundigen inzake de concretisering van de randvoorwaarden. Tijdens het overleg met de Vlaamse overheid (zie hoger, organogram) komt de concretisering van de randvoorwaarden als vast agendapunt aan bod. Samenwerkingsvereisten Ter concretisering van de randvoorwaarden (zie resultaatsgebied 4) wordt samenwerking gezocht met de projecten art. 107 en actoren uit de 1ste lijnszorg (vermaatschappelijking). In functie van de locoregionale verankering van de initiatieven wordt een vertegenwoordiger van de locoregionale samenwerkingsverbanden opgenomen in de stuurgroep en wordt samengewerkt met de Logo’s en de CGG suïcidepreventiewerking. Daarnaast wordt in de stuurgroep een beroep gedaan op deskundigen rond innovatieve technologieën en facettenbeleid, indien blijkt dat deze expertise niet voldoende aanwezig is. In functie van de duurzaamheid van de initiatieven wordt voor de implementatie gestreefd naar actoren en structuren die duurzaam zijn. Output en kwaliteitscriteria Mate waarin in het advies dat de partnerorganisatie aan de Vlaamse overheid verleent, aandacht is voor de concretisering van de randvoorwaarden. Continue aandacht voor de randvoorwaarden bij methodiekontwikkeling en implementatie. Indicator: VESP registreert waar aandacht werd gegeven voor de randvoorwaarden in advies, documentatie en informatie alsook bij methodiekontwikkeling en implementatieondersteuning. Beschikbare expertise Vermaatschappelijking: maatschappij als duidelijke partner in de zorg, zo gering mogelijke institutionalisering van de zorg Binnen de partnerorganisatie is heel wat expertise aanwezig in verband met het appelleren van de maatschappij wat betreft haar rol in suïcidepreventie. De werkwijze die door de Zelfmoordlijn gehanteerd wordt, is hierbij het voorbeeld bij uitstek: niet alleen werkt deze uitsluitend met vrijwilligers (die hierdoor ook een maatschappelijke rol gaan innemen inzake suïcidepreventie), ook doet de Zelfmoordlijn duidelijk een beroep op de kracht van de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken in de preventie van zelfdoding. 66 Locoregionale verankering en expertise: samenwerking met de locoregionale netwerken in de provincies De partnerorganisatie onderhoudt reeds contacten met de locoregionale netwerken in de provincies. Daarnaast engageerden zowel de CGG suïcidepreventiewerking als de Logo’s (die samen de locoregionale netwerken uitmaken) zich om een plaats in te nemen in de stuurgroep van de partnerorganisatie. Daarnaast hebben ook de organisaties binnen de partnerorganisatie in het verleden reeds ervaring opgedaan in het uitrollen van methodieken en materialen over Vlaanderen, in samenwerking met de locoregionale structuren. Wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie De partnerorganisatie stond aan de wieg van heel wat onderzoek rond suïcidaliteit en de preventie van zelfdoding in Vlaanderen. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek heeft als onderzoekseenheid decennialange ervaring en expertise in het opvolgen van wetenschappelijke literatuur, het uitvoeren van epidemiologisch onderzoek alsook het uitvoeren van effectiviteitsonderzoek, psychologisch autopsie-onderzoek en beeldvormingsonderzoek. Ook het Centrum ter Preventie van Zelfdoding initieerde in het verleden al heel wat onderzoek rond het thema en baseert haar methodiekontwikkeling en –bijsturing continu op wetenschappelijke inzichten. Wetenschappelijke onderbouw is dan ook één van de fundamenten waarop dit samenwerkingsverband haar werk als partnerorganisatie wil uitbouwen. Duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken: engagement van werkveld en politiek om continuïteit en duurzaamheid te verzekeren; integratie van initiatieven ten aanzien van de gebruiker Ook voor VESP staan duurzaamheid in het beleid en geïntegreerd werken centraal in de uitwerking van materialen en methodieken. De partnerorganisatie beschikt over ervaring in het opmaken van langetermijnplannen en het duurzaam implementeren van methodieken en materialen. Ook geïntegreerd werken wordt door VESP hoog in het vaandel gedragen. Door de vele contacten die de partnerorganisatie op het werkveld heeft, zal het ook mogelijk zijn de verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een sterke integratie. Aandacht voor innovatieve technologieën: mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie binnen de acties De partnerorganisatie beschikt over expertise rond het inzetten van innovatieve technologieën in het kader van suïcidepreventie, o.a. door de initiatieven in het kader van preventie 2.0 (CPZ) en de werkzaamheden binnen Euregenas (EZO). Daarnaast zijn er vanuit de partnerorganisatie al heel wat bestaande linken en samenwerkingen met experten in verband met innovatieve technologieën in Vlaanderen. Facettenbeleid: aftoetsen van topics binnen verschillende beleidsdomeinen 67 Binnen de partnerorganisatie zijn reeds contacten met verschillende andere beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg, zoals het welzijnswerk, het onderwijs, de bedrijfswereld, het jeugdwerk, … De partnerorganisatie erkent dan ook ten volle het belang van het betrekken van de verschillende beleidsdomeinen bij de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. 68 4.1 Beleidsplan Resultaatsgebied 2 69 RESULTAATSGEBIED 2: ONTWIKKELEN VAN METHODIEKEN EN MATERIALEN DIE, WAT EFFECTIVITEIT BETREFT, WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWD ZIJN OF DE ONTWIKKELING ERVAN WETENSCHAPPELIJK EN METHODOLOGISCH ONDERSTEUNEN Algemene procedurebeschrijving Specifieke invulling 2.1. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen ACTIVITEIT 2.1.1 Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen ACTIVITEIT 2.1.2 Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders ACTIVITEIT 2.1.3 Bevorderen van sociale aansluiting: netwerkgroepen voor ouderen ACTIVITEIT 2.1.4 Hulp zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken: suïcidepreventie integreren in bestaande Vlaamse initiatieven 2.2. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen ACTIVITEIT 2.2.1. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond de preventie van zelfdoding 70 ACTIVITEIT 2.2.2: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van een ‘serious game‘, alsook de ontwikkeling van een implementatieplan ACTIVITEIT 2.2.3.: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training. Voorbereiding van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen ACTIVITEIT 2.2.4.: Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie ACTIVITEIT 2.2.5.: Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie 2.3. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 71 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4. ACTIVITEIT 2.3.1. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken 72 Algemene procedure bij de ontwikkeling van materialen en methodieken Bij de ontwikkeling van methodieken en materialen wordt de nadruk gelegd op een wetenschappelijk onderbouwd eindproduct dat door alle belangrijke partners en stakeholders gedragen wordt. Dit laatste is vooral belangrijk in functie van de implementatie van de ontwikkelde methodieken en materialen. Bij de procedure en implementatie wordt gewaakt over de onafhankelijke positie en het wetenschappelijk denken van het VESP ten aanzien van de activiteiten vastgelegd in de oproep enerzijds, en anderzijds een sterke samenwerking met de belangrijke partners op het terrein van de geestelijke gezondheid en de suïcidepreventie. Betrokkenen in de ontwikkeling van materialen en methodieken - De preventiemanager en wetenschappelijke medewerkers van VESP - Het dagelijks bestuur van het VESP - De VESP stuurgroep - Het Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet - De Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie - Experten: afhankelijk van het preventieniveau (USI-model) en de specifieke actie, zullen experten ter zake ad hoc uitgenodigd worden voor overleg of indien nodig, voor een aparte werkgroep Procedure: 1. Per specifieke actie of gevraagd thema voeren de wetenschappelijke medewerkers literatuuronderzoek uit naar de verschillende methodieken met bewezen evidentie of mogelijke innovatieve technieken die via de pilootstudies kunnen onderzocht worden. Dit vormt de basis voor een draft-ontwerp van methodiekbeschrijving voor een specifieke actie waarin voorstellen tot onderzoeksdesign, proefpersonen, effectmetingen, tijdspad en implementatieplan worden gemaakt. 2. Het draft-ontwerp wordt besproken en eventueel aangepast door het dagelijks bestuur van het VESP. Hieruit volgt een eerste ontwerp van methodiekbeschrijving dat kan worden voorgelegd aan de stuurgroep of experten ter zake. 73 3. a. Het eerste ontwerp wordt voorgelegd aan de stuurgroep en besproken. De stuurgroep waakt over de haalbaarheid en implementatie van het voorstel en formuleert opmerkingen, suggesties vanuit hun expertise en ervaring. b. Afhankelijk van de specifieke actie worden experten ter zake ad hoc uitgenodigd op het overleg met de stuurgroep of voor een verder apart overleg. 4. Het aangepaste ontwerp wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet voor een eerste bespreking en resulteert in het tweede ontwerp van methodiekbeschrijving. 5. Het tweede ontwerp wordt voorgesteld aan de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie die vanuit hun praktijkervaring en expertise aanvullingen of correcties kunnen toevoegen. 6. Het eindproduct wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet. 74 Specifieke invulling met betrekking tot bevordering van geestelijke gezondheid en preventie van zelfdoding 2.1. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen De activiteiten die binnen deze opdracht vallen, kaderen met name binnen strategie 1 van het Vlaams actieplan suïcidepreventie: “Geestelijke gezondheidsbevordering met betrekking tot individu en maatschappij” a. De individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken b. Ondersteuningsvaardigheden bij ouderen verhogen c. Zorgen voor het bevorderen van sociale aansluiting d. Hulp zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken e. De leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam en suïcideveilig maken via beleid in de lokale gemeenschap, school, werkplek, … en via de media ACTIVITEIT 2.1.1. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond geestelijke gezondheidsbevordering Wat In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal acties opgestart (vnl. door VIGeZ) die kaderen binnen de bevordering van de geestelijke gezondheid. Uit de voorbereidende werkzaamheden naar het tweede actieplan bleek er – naast een duidelijk appel om deze initiatieven verder te zetten – op het veld een nood te bestaan aan uitbreiding van de acties binnen deze strategie. VESP ziet het als haar taak om de bestaande acties mee op te volgen, en te adviseren rond eventuele aanpassingen en uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief adviseren in verband met de nood aan nieuwe acties en voorstellen formuleren rond mogelijkheden voor implementatie. 75 Wie EZO en CPZ Doelgroep De algemene Vlaamse bevolking, met bijzondere aandacht voor bepaalde doelgroepen zoals kansarmen en mensen die een hoger risico hebben op het ontwikkelen van gezondheidsproblemen, aangezien zij vaak buiten de scope van universele interventies vallen. Waar Vlaanderen Wanneer Continu Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze strategie verder in de praktijk om te zetten. Hoe In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met VIGeZ dat instaat voor de uitbouw van Fit in je hoofd en aanverwante methodieken (kaderend binnen de strategie “de individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken”). In overleg met VIGeZ zal de partnerorganisatie ondersteuning bieden aan de optimalisering van Fit in je hoofd. In het kader van het onderdeel “de leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam en suïcideveilig maken via beleid in in de lokale gemeenschappen, school, werkplek, … en via de media” wordt afstemming gezocht met de werkzaamheden van de preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid in de scholen. VESP neemt kennis van de resultaten van de evaluatie van de preventiecoaches en neemt deze resultaten verder mee in de implementatie van deze strategie ten aanzien van andere settings, zoals bijvoorbeeld de werkcontext. Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten). 76 Samenwerkingsvereisten Er wordt in elk geval samengewerkt met VIGeZ, de Logo’s en de preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid in de secundaire scholen. Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met actoren in andere settings (bv. werk, lokale gemeenschappen, …). Voor het onderdeel in verband met de media wordt ook samenwerking gezocht met Werkgroep Verder (mediarichtlijnen). Daarnaast worden nieuwe contacten gelegd met andere initiatieven die zich reeds binnen deze opdrachten situeren. Output en kwaliteitscriteria De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding. Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake geestelijke gezondheidsbevordering Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg. 77 ACTIVITEIT 2.1.2. Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders Wat Naast psychologische factoren kunnen invloeden uit de sociale omgeving suïcidaal gedrag uitlokken. Een belangrijke invloed gaat uit van het gezin dat als primair netwerk een grote impact heeft op de steun die kinderen en jongeren geboden wordt. Het versterken van ouders in hun ondersteunende rol kan de beschermende invloed van het gezin dus vergroten. Meer specifiek kan dit door ouders bewust te maken van deze rol, door vaardigheden aan te scherpen en door het zelfvertrouwen en eigen effectiviteit te verhogen. Deze activiteit beoogt een inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen, die gericht zijn op de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders. Aanhaken aan deze bestaande acties kan in tweede instantie een toegevoegde waarde voor de preventie van suïcidaal gedrag betekenen. Wie EZO en CPZ Doelgroep Voorbereiding van acties ten behoeve van ouders van kinderen en jongeren ten einde hun ondersteuningsvaardigheden te vergroten. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan ouders die tot de kwetsbare doelgroepen behoren: kansarme ouders, ouders met psychische problemen, … Waar Vlaanderen Wanneer 2015 Hoe Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders 78 Samenwerkingsvereisten De inventarisatie wordt opgemaakt in samenwerking met betrokken organisaties en instanties, zoals ondermeer VIGeZ, ziekenfondsen, jeugdhulpverlening, integrale jeugdhulp, wetenschappelijke verenigingen, onderwijs Output en kwaliteitscriteria Inventarisatie van Vlaamse initiatieven gericht op ondersteuningsvaardigheden bij ouders met zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van ondermeer methodologie, doelgroep en tijdsduur. Waar mogelijk worden de resultaten van deze inventarisatie gekaderd binnen de internationale literatuur ter zake ten einde de kwaliteit van de inventarisatie te toetsen aan internationale bevindingen. Indicator: inventarisatie Vlaamse initiatieven ter bevordering van ondersteuningsvaardigheden ouders Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg 79 ACTIVITEIT 2.1.3 Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de de bevordering van sociale aansluiting en uitwerking van methodiek ‘persoonlijke toekomstplanning’ en ondersteunende materialen voor pilot studie van de versterking van het sociaal kapitaal in de lokale gemeenschap door vorming van netwerkgroepen rond de oudere d.m.v. het inzetten van gekwalificeerde vrijwilligers Wat Onderzoek heeft aangetoond dat suïcide samenhangt met het sociale netwerk van een individu. Het krijgen van steun via informele netwerken, zoals vrienden en familie, werkt bufferend, terwijl relationele problemen een risico vormen. Recent onderzoek wijst uit dat gebrekkige sociale integratie met beperkte aansluiting tot het sociale kapitaal in de lokale gemeenschap het risico van suïcidaal gedrag kan verhogen. Netwerkgroepen rond de oudere als risicopersoon door middel van het inzetten van gekwalificeerde vrijwillgers kunnen het sociaal kapitaal beschikbaar maken in de lokale gemeenschap. De bruikbaarheid van de methodiek van ‘persoonlijke toekomstplanning’ is in onderzoek aangetoond. In het kader van suïcidepreventie is het wenselijk deze methodiek uit te werken naar ouderen, zodat ook voor deze groep netwerken beschikbaar zijn. Als voorbereiding van een pilootstudie naar de effecten van netwerken voor ouderen wordt de methodologie van persoonlijke toekomstplanning uitgewerkt en geïntegreerd in een methodologisch draaiboek voor het opstarten en begeleiden van planningsprocessen bij ouderen. Wie EZO en CPZ Doelgroep Alleenstaande ouderen 75+ Waar Vlaanderen Wanneer 2016 80 Hoe Op basis van een overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek van persoonlijke toekomstplanning werd gebruikt wordt de procedure voor de ontwikkeling van methodieken en materialen opgestart, zoals hiervoor beschreven. Samenwerkingsvereisten Integratie van deze netwerk-benadering in reeds bestaande initiatieven ten aanzien van de doelgroep is een noodzakelijke voorwaarde voor succes. Output en kwaliteitscriteria - Overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek van persoonlijke toekomstplanning (PTP)werd gebruikt; - Methodologie en ondersteunende materialen ‘persoonlijke toekomstplanning’ voor (1) training inzake suïcidepreventie ten behoeve van professionele medewerkers/begeleiders/facilitatoren en (2) gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar de effecten van de netwerkinterventie bij alleenstaande ouderen (75+) Indicatoren: - overzicht uitvoering PTP methodieken - uitgewerkte methodologie en materialen PTP voor training - uitgewerkte methodologie gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar de effecten van PTP Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring op het vlak van de kritische analyse van de effecten van interventies (e.g. systematische reviews in internationale publicaties) en de ontwikkeling en implementatie van de methodologie van gecontroleerde interventiestudies 81 ACTIVITEIT 2.1.4 In een samenwerkingsverband met de VVGG suïcidepreventie integreren in bestaande initiatieven gericht op doorbreken van stigma inzake geestelijke gezondheid en op verbetering van hulpzoekgedrag Wat Suïcidaal gedrag hangt samen met beperkt hulpzoekgedrag ten gevolge van een slechte bekendheid met het hulpaanbod en met een negatieve houding ten aanzien van geestelijke gezondheid(szorg) in de samenleving. Het taboe inzake psychische problemen verhoogt de drempel om daarvoor hulp te zoeken en kan op die manier bijdragen tot het verhoogde risico van suïcide in de context van dergelijke problemen. Gebrekkige kennis ligt vaak aan de basis van stigma, vooroordelen en discriminatie. Van vergroten van de kennis kan dus een stigma-verminderend effect verwacht worden. In Vlaanderen bestaat reeds een aantal initiatieven gericht op het verminderen van taboe en stigma. Deze actie beoogt de bevordering van de integratie van het thema suïcidepreventie in deze acties. Wie EZO en CPZ Doelgroep De Vlaamse algemene bevolking via bestaande initiatieven gericht op taboe en stigma ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen en hun behandeling. Bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen, die niet makkelijk te bereiken zijn met dit soort interventies. Waar Vlaanderen Wanneer 2016 Hoe In gezamenlijk overleg ontwikkelen van methodieken en materialen ten einde het thema suïcidepreventie te integreren in de initiatieven van VVGG om het taboe ten aanzien van 82 geestelijke gezondheid en geestelijke gezondheidszorg te doorbreken en het stigma te verminderen. Ondermeer de toename van kennis over zelfdoding en haar preventiemogelijkheden zal deel uitmaken van de methodieken en materialen. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met de VVGG is cruciaal voor het welslagen van deze actie. Output en kwaliteitscriteria In nauw overleg met bestaande initiatieven ontwikkelde methodieken en materialen, opgemaakt volgens de algemene procedure van ontwikkeling zoals hiervoor beschreven. Indicator: ontwikkeling planning integratie suïcidepreventie binnen stigmadoorbreking en hulpzoeken aanmoedigen Beschikbare expertise Het samenwerkingsverband beschikt over ruime ervaring op het vlak van de ontwikkeling van materialen en methodieken gericht op het vergroten van de kennis over zelfdoding en preventiemogelijkheden en het toenemen van hulpzoekgedrag ten behoeve van deskundigen en de algemene bevolking. 83 2.2. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen ACTIVITEIT 2.2.1. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond de preventie van zelfdoding Wat In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal acties opgestart gericht op de preventie van zelfdoding en kaderend binnen de verschillende strategieën van het eerste actieplan. Een aantal van deze initiatieven wordt verdergezet of werd structureel verankerd bijvoorbeeld door de erkenning van een organisatie met terreinwerking. VESP ziet het als haar taak om de bestaande acties mee op te volgen, en te adviseren rond eventuele aanpassingen en uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief adviseren in verband met de nood aan nieuwe acties en voorstellen formuleren rond mogelijkheden voor implementatie. Wie EZO en CPZ Doelgroep Organisaties die reeds initiatieven ontwikkelden in verband met de preventie van zelfdoding, de organisaties met terreinwerking, de verschillende actoren binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie, de Vlaamse bevolking met bijzondere aandacht voor die groepen die een verhoogde kwetsbaarheid of risico hebben op suïcidaal gedrag. Waar Vlaanderen Wanneer Continu 84 Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze strategie verder in de praktijk om te zetten. Hoe In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met de organisaties met terreinwerking (Zorg voor Suïcidepogers, Werkgroep Verder, CPZ) en andere actoren die reeds methodieken en expertise ontwikkelden in het kader van de preventie van zelfdoding (CGG Suïcidepreventiewerking, VDIP, …). Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten). Samenwerkingsvereisten Er wordt in elk geval samengewerkt met de organisaties met terreinwerking, de CGG suïcidepreventiewerking, VDIP, ... Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met actoren in andere settings. aarnaast worden nieuwe contacten gelegd met andere initiatieven die zich reeds binnen deze opdrachten situeren. Output en kwaliteitscriteria De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding. Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake de preventie van zelfdoding. Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de preventie van zelfdoding. 85 ACTIVITEIT 2.2.2. Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van een ‘serious game‘ Deze activiteit is een concretisering van strategie 2 ‘Suïcidepreventie door laagdrempelige telefonische en online hulp’ binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Wat Ondermeer door een tekort aan hulpverleners en het feit dat jongeren vaak onwennig zijn in het zoeken van professionele hulp ontvangen zij niet altijd de nodige behandeling. Computergestuurde therapie kan ertoe bijdragen dat jongeren sneller een effectieve behandeling krijgen. Recent werd in Nieuw-Zeeland een zelfhulp computerprogramma ontwikkeld en uitgetest, namelijk een zelfhulp programma voor jongeren (12 -19 jaar) met depressie. Het spel werd ontwikkeld door een team van de University of Auckland (NieuwZeeland), gespecialiseerd in de behandeling van depressie bij jongeren. De tool is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en staat voor ‘Smart’, ‘Positive’, ‘Active’, ‘Realistic’ en ‘Xfactor thoughts’ (SPARX). Het is een interactief 3D fantasiespel dat jongeren vaardigheden en inzichten bijbrengt om om te gaan met depressieve gedachten en gevoelens: tijdens de verschillende levels van het spel leren jongeren diverse vaardigheden en inzichten uit de cognitieve gedragstherapie. Binnen het VAS II is het de bedoeling een Vlaamse versie van dit social game te realiseren en via een pilot onderzoeken of deze ook in Vlaanderen positief geëvalueerd wordt. Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van de serious game, alsook de ontwikkeling van een implementatieplan. Wie EZO en CPZ 86 Doelgroep (Depressieve) jongeren (12-19 jaar) Waar Vlaanderen Wanneer Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad Hoe Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de uitvoering van de gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effecten van een Vlaamse versie van SPARX bij jongeren. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met de ontwikkelaars van SPARX en met Vlaamse ontwikkelaars van (serious) games wordt gezocht Output en kwaliteitscriteria - Methodologische uitwerking effectstudie ‘serious game’ (voorstel onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) - Materialen effectstudie ‘serious game’ - Implementatieplan ‘serious game’ Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen ‘serious game’ en implementatieplan Beschikbare expertise Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise op het vlak van de ontwikkeling van materialen en methodieken voor gerandomiseerde gecontroleerde studies naar de preventieve effecten van interventies op het voorkomen van depressie en suïcidaal gedrag 87 ACTIVITEIT 2.2.3 Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training. In geval van positieve effecten van pilootstudies: voorbereiding van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen Deze activiteit is een concretisering van strategie 4 ‘strategieën voor specifieke doelgroepen – suïcidale personen’ van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Wat Suïcidale gedachten, impulsen en plannen behoren tot de niet-observeerbare componenten van het suïcidaal proces en zijn hierdoor ook moeilijker te onderzoeken. Er is echter duidelijke evidentie die aantoont dat er een sterk verhoogd risico aanwezig is bij personen met suïcidale gedachten en plannen. Zo toonde onderzoek in de algemene bevolking naar het voorkomen van suïcidale gedachten en het risico op suïcidaal gedrag aan dat er een cumulatieve kans van 34% is dat gedachten aan zelfdoding overgaan naar meer concrete plannen tot suïcidaal gedrag. De kans om van concrete plannen over te gaan tot een suïcidepoging is 72%. Bij mensen met suïcidale gedachten zal preventie gericht moeten zijn op de behandeling van de suïcidaliteit op zich (en minder op de mogelijk geassocieerde psychiatrische stoornis). Gezien het belang van hopeloosheid als risicofactor zullen specifieke behandelingstechnieken die zich richten op suïcidale gedachten, hopeloosheid en toekomst een meerwaarde kunnen betekenen. Mede om die reden werd in de voorbereiding van de gezondheidsconferentie gekozen om twee nieuwe behandelmethodes te onderzoeken i.e. respectievelijk “mindfulness-based cognitive therapy (MBCT)” en “toekomstgerichte training”. Het VESP zal voor deze activiteit de planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de pilootstudies ontwikkelen. Tevens zal het VESP de implementatie voorbereiden door een plan te ontwikkelen. 88 Wie EZO en CPZ Doelgroep Suïcidale Vlamingen Waar Vlaanderen Wanneer Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad Hoe Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effecten van vernoemde nieuwe behandelvormen. Samenwerkingsvereisten Voor het onderzoek naar de effecten van “toekomstgerichte training” zal samengewerkt worden met de ontwikkelaars van deze training en met de onderzoekers aan de VU (Amsterdam), die momenteel onderzoek doen naar ‘future oriented group training for suicidal persons’ (promotor van huidig samenwerkingsverband is betrokken bij dit onderzoek). Voor het onderzoek naar de effecten van MBCT kan teruggegrepen worden naar bestaande contacten met het MBCT-netwerk in Vlaanderen (als gevolg van eigen vroeger onderzoek naar de effecten van MBCT). Omwille van de implementatie in geval van positieve evaluatie in behandelsettings is samenwerking met FDGG, Zorgnet Vlaanderen en Logo’s aangewezen. Output en kwaliteitscriteria - Methodologische uitwerking effectstudie (voorstel onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) - Materialen effectstudie - Implementatieplan - samenwerkingsverbanden zoals hierboven beschreven 89 Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen effectstudie en implementatieplan Beschikbare expertise De EZO beschikt over zeer ruime ervaring op het vlak van methodologie en implementatie van gerandomiseerde gecontroleerde interventiestudies (m.i.v. MBCT) 90 ACTIVITEIT 2.2.4. Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘de ontwikkeling en implementatie van aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van zelfdoding’. Wat In de wetenschappelijke literatuur bestaat duidelijke consensus betreffende het cruciale belang van een goede opvang en behandeling van suïcidale patiënten. Ondanks de hoge prevalentie van suïcidaal gedrag in de algemene Vlaamse bevolking en in de klinische populatie bestaat er tot op heden in Vlaanderen geen richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Er is ook weinig duidelijkheid over de kwaliteit van de zorg bij de opvang en behandeling van suïcidepogers en personen met suïcidale gedachten. Vanuit het werkveld wordt dan ook een grote behoefte aan een multidisciplinaire evidence based richtlijn voor de beoordeling en behandeling van suïcidaal gedrag aangegeven. Een richtlijn met concrete aanbevelingen kan bijdragen tot het verbeteren van het professioneel handelen van suïcidaliteit en maakt de zorg voor suïcidale patiënten meer transparant en toetsbaar. Het doel van de richtlijn is concrete aanbevelingen te geven voor opvang en behandeling van suïcidaliteit op basis van het best beschikbare bewijs vanuit wetenschappelijk onderzoek. Binnen deze multidisciplinaire richtlijn zal aandacht moeten worden besteed aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot: de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van suïcidaliteit; de medicamenteuze behandeling van personen met een psychiatrische problematiek en suïcidaliteit ; vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen; risico-inschatting bij suïcidaliteit; het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben ondernomen. Het VESP zal instaan voor het opstellen van een draaiboek voor de ontwikkeling en implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire richtlijn op basis van een wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag. 91 Wie EZO en CPZ Doelgroep De doelgroep voor deze multidisciplinaire richtlijn betreft vooral de hulpverlening, met name psychiaters, psychologen, huisartsen, spoedartsen, verpleegkundigen,… Waar Vlaanderen Wanneer Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad Voor de ontwikkeling van de richtlijn zelf worden drie fasen onderscheiden: input (overleg met Trimbos Instituut, literatuurstudie, stuurgroep), draft (maken van draft inclusief feedbackmeetings met stuurgroep en klankbordgroep) en finalisering (definitieve tekst en slotmeetings) Hoe Het voorbereiden (= het ontwikkelen van een draaiboek) en de procesbegeleiding van de ontwikkeling en implementatie van de multidisciplinaire richtlijn wordt door het VESP opgenomen. In overleg met de overheid wordt nagegaan of de partnerorganisatie de uitvoering binnen het vooropgesteld budget en binnen een redelijke termijn kan realiseren. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met de projectleiding en redactie van Nederlandse multidisciplinaire richtlijn; samenwerking met Zorg voor Suïcidepogers, samenwerking met Werkgroep Verder Output, kwaliteitscriteria en indicatoren Draaiboek voor de ontwikkeling en implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire richtlijn op basis van een wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag, met specifieke aandacht aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot: de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van suïcidaliteit; de medicamenteuze behandeling 92 van personen met een psychiatrische problematiek en suïcidaliteit; vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen; risico-inschatting bij suïcidaliteit; het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben ondernomen; zorg en opvang voor nabestaanden. Beschikbare expertise Promotor van het huidig samenwerkingverband was lid van de klankbordgroep bij de ontwikkeling van de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn. 93 ACTIVITEIT 2.2.5. Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘De ontwikkeling van aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van suïcide’. Wat Continuïteit van zorg is één van de belangrijkste knelpunten in de huidige organisatie van de hulpverlening. Door een gebrek aan sluitende (regionale) afspraken in de keten krijgen suïcidale patiënten niet altijd de juiste (na)zorg. De transfermomenten tussen en binnen zorgorganisaties kunnen gezien worden als risicovolle momenten. Een kwalitatief model waarin aanbevelingen worden gedaan voor zorgvuldig samenwerking in de keten bij mensen met suïcidaal gedrag kan de basis vormen voor het maken van lokale samenwerkingsafspraken waardoor algemeen de (na)zorg van de suïcidale patiënt kan verbeteren alsook de regionale samenwerking naar suïcidale patiënten toe. Met behulp van ICT-toepassingen en –netwerken kan men een vlotte samenwerking tussen de verschillende zorgactoren ondersteunen en faciliteren door op een efficiënte manier onderling gegevens over de patiënt te delen, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens te verhogen en zo de administratieve lasten te verminderen, waar de patiënt ook verblijft. Het welzijn van de patiënt blijft evenwel centraal staan. Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning en het voorbereiden van de ontwikkeling en zal ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bieden bij het proces van ontwikkeling en implementatie. Doelgroep Alle zorgverstrekkers betrokken bij de zorg voor mensen met suïcidale gedachten en/of gedrag: spoeddiensten, eerste, tweede en derde lijn Waar Vlaanderen Wanneer 2017 tot einde beheersovereenkomst 94 Hoe Ontwikkeling van methodiek en materialen volgens beschrijving algemene procedure zoals eerder vermeld, gebaseerd op inventarisatie van bestaande modellen van ketenzorg, bruikbare ICT-toepassingen en –netwerken, bestaande kanalen van deskundigheidsbevordering en good practices in de internationale literatuur Samenwerkingsvereisten Samenwerking met organisaties met terreinwerking (ie PIZS) en koepelorganisaties is belangrijk bij deze actie, naast samenwerking met eerste en tweede lijn. Aansluiting met Artikel 107 initiatieven zal zorgen voor integratie van suïcidepreventie in de reorganisatie van de Vlaamse geestelijke gezondheidszorg. Implementatie kan (deels) door gebruik te maken van bestaande kanalen van deskundigheidsbevordering. Aansluiting dient ook gezocht met de ontwikkeling en het beheer van de portaalsite: de module ‘rechtstreekse doorverwijzing’ op deze site moet bijdragen tot een naadloze en laagdrempelige professionele hulpverlening Samenwerking voor deze actie behelst ook het facettenbeleid. Door de Vlaamse Overheid zijn, naast het elektronisch zorgplan, relevante aanbevelingen gedaan in het kader van de Eerstelijns Conferentie: e-Health box: communicatie tussen zorg- en/of welzijnsactoren; kadaster: actueel overzicht van alle gezondheids- en welzijnsberoepen (contactpersoon per voorziening staat in voor de rolverdeling); eerstelijnskluis: een centraal platform voor gegevensdeling waar gegevens beschikbaar staan voor de relevante actor en constant gedeeld kunnen worden. Output, kwaliteitscriteria en indicator Draaiboek voor kwalitatief model van ketenzorg, met aandacht voor bovenvermelde samenwerkingsvereisten Beschikbare expertise Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise met betrekking tot systematisch literatuuronderzoek naar organisatie van zorg, wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van faciliteren van transfer binnen en tussen zorgorganisaties. 95 2.3. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4. ACTIVITEIT 2.3.1. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken Wat Het VESP staat in voor het wetenschappelijk onderbouwen, het uitwerken en het toetsen aan de praktijk van een planning met tijdspad van de te ontwikkelen methodieken zoals de portaalsite en de acties zoals beschreven in het actieplan. Wie EZO en CPZ Doelgroep Alle partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Waar Vlaanderen Wanneer Start vanaf Jaar 1 en loopt door Hoe Een voorstel van planning met tijdspad voor de verschillende methodieken en acties in het Vlaams Actieplan zal ontwikkeld worden op basis een vaste procedure: als basis zal gestart worden met een literatuuronderzoek naar de meest nieuwe wetenschappelijke inzichten en evidenties omtrent de verschillende methodieken en acties zodat met state-of-the-art 96 evidence based informatie kan gewerkt worden. Per actie zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld waarin per actie de doelstelling, de methodologie, het tijdspad, de evaluatiemethode (en indien mogelijk effectmetingen),de eventuele mogelijke uitvoerders en het implementatieplan worden beschreven. Een eerste ontwerp zal worden voorgelegd aan het VAZG en de stuurgroep. De aangepaste versie zal ook worden afgetoetst bij de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. In het eerste jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor de multidisciplinaire richtlijn en de pilootprojecten voor de behandeling van suïcidale personen. In het tweede jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor het bevorderen van sociale aansluiting. In het derde jaar wordt een ontwerp van planning ontwikkeld voor het pilootproject ‘serious game’ voor jongeren. Bij de pilootprojecten waarbij de effectiviteit van de methodieken worden onderzocht zal het VESP de methodologische criteria inzake effectiviteitsonderzoek opstellen alsook keuze van onderzoeksdesign voorstellen. Gedurende de vijf jaar durende beheersovereenkomst zal het VESP instaan voor de wetenschappelijk onderbouwde procesbegeleiding van de verschillende acties en methodieken. De actie rond de portaalsite is een veelomvattende actie, die gefaseerd uitgevoerd zal moeten worden. VESP coördineert de verdere uitbouw van de website en staat in voor het beheer van de informatie op de website. Ook stelt VESP, in overleg met de Vlaamse overheid, een timing op voor de implementatie van de verschillende modules op de website. VESP staat in voor de opvolging en begeleiding van de uitbouw van de portaalsite. Output en tijdschema (dit is een voorlopige planning, zal verder geconcretiseerd worden) - Multidisciplinaire richtlijn: o Jaar 1 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad, evaluatiemethodiek,eventuele mogelijke uitvoerders, en implementatieplan) o Jaar 1 – Q3: voorbereiding ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn o Jaar 1 – Start vanaf Q4: als kenniscentrum het proces bewaken bij de ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn door de uitvoerders o Nadat de multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld is zal het VESP het verdere implementatieproces van de richtlijn coördineren en bewaken - Pilootproject behandeling van suïcidale personen: 97 o Jaar 1 – Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, eventuele mogelijke uitvoerders en implementatieplan) - o Jaar 1 – Q5: voorbereiding pilootstudie o Jaar 2 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie Pilootproject bevorderen van sociale aansluiting: o Jaar 2 – Q3: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad en mogelijke uitvoerders) in overleg met VIGeZ - o Jaar 3 – Q1:voorbereiding pilootproject o Jaar 3 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van het pilootproject Pilootproject ontwikkeling serious game voor jongeren: o Jaar 3 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, en eventuele mogelijke uitvoerders) - o Jaar 3 – Q4: voorbereiding pilootstudie o Jaar 4 – vanaf Q1: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie Aanbevelingen voor ketenzorg voor suïcidale personen: o Jaar 3 - Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad,) o - Vanaf Jaar 4 - Q2: uitwerking aanbevelingen Portaalsite – één toegangspoort voor de preventie van suïcidaliteit: o Module helpotheek en infotheek: Jaar 1 - Q1 VESP verzamelt de informatie die nodig is voor de helpotheek en infotheek VESP staat garant voor de juistheid en wetenschappelijkheid van de informatie in de infotheek VESP staat in voor het onderhoud en het up-to-date houden van dit onderdeel van de website. o Module crisishulp: Jaar 1 98 Wordt uitgevoerd door CPZ en Tele-Onthaal VESP adviseert in verband met de kwaliteit van de crisisgespreksvoering (wetenschappelijke onderbouwing) VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de crisishulpmodule o Module zelfhulp: Jaar 1 Q3-Q4 VESP brengt in kaart welke initiatieven in dit verband reeds genomen werden door de bestaande organisaties met terreinwerking, en eventuele andere relevante actoren VESP adviseert in verband met de mogelijkheden en valkuilen bij de uitbouw van zelfhulp VESP ondersteunt de implementatie van de module zelfhulp VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de zelfhulpmodule o Module kortdurende interventie via e-mail: Jaar 2 VESP onderzoekt en adviseert in verband met de mogelijkheden, de eventuele nood aan en de mogelijke valkuilen rond e-mailtherapie VESP inventariseert de bestaande methodieken en ervaringen met online interventies, zowel binnen de sector van de geestelijke gezondheidszorg als binnen andere sectoren zoals de bijzondere jeugdzorg, gezondheidszorg, het welzijnswerk, … VESP ondersteunt en begeleidt het proces naar implementatie van deze module o Module lotgenotencontact: Jaar 2 Nabestaanden: wordt reeds uitgevoerd door Werkgroep Verder Omgeving / mantelzorgers – suïcidale mensen: verkenning gebeurt reeds binnen het takenpakket van het CPZ VESP geeft advies in verband met de opportuniteit van het uitbouwen van online lotgenotencontact VESP staat in voor de opvolging van de implementatie van de module lotgenotencontact VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de module lotgenotencontact o Module consultdesk voor professionelen: Jaar 1 - Q1 e.v. 99 ASPHA bestaat reeds binnen het CPZ VESP geeft advies over de verdere uitbreiding / profilering van ASPHA o VESP ondersteunt het CPZ in verband met de kwaliteit van ASPHA Ketenzorg: zie ketenzorg Samenwerkingsvereisten Regelmatige samenwerking met de verschillende partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie zal vereist zijn, voornamelijk voor de toetsing aan de praktijk en de mogelijkheid tot uitvoering. Output en kwaliteitscriteria - Voor elke actie of te ontwikkelen methodiek is een planning met tijdspad opgesteld - Per actie wordt de doelstelling, de methodologie, het tijdspad, de evaluatiemethode,de eventuele mogelijke uitvoerders en het implementatieplan beschreven. - Wanneer de actie een pilootproject betreft waarin de effectiviteit van de methodiek moet worden onderzocht, stelt het VESP de methodologische criteria inzake effectiviteitsonderzoek op alsook een voorstel van onderzoeksdesign. - Een voorstel van planning wordt aan de relevante partners voorgelegd en getoetst aan de praktijk Indicator: planning met tijdspad voor elke actie of te ontwikkelen methodiek Beschikbare expertise De EZO en het CPZ hebben een ruime ervaring en expertise in het uitwerken van projecten waarvan een planning met tijdspad een essentieel onderdeel uitmaakt. 100 4.1 Beleidsplan Resultaatsgebied 3 101 RESULTAATSGEBIED 3: ONDERSTEUNING VAN DE IMPLEMENTATIE VAN METHODIEKEN EN MATERIALEN, MET INBEGRIP VAN DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING 3.1. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid 3.2. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit 102 3.1. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid Wat Het VESP waakt erover dat alle nieuw ontwikkelde methodieken en materialen ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid een implementatieplan bevatten (als onderdeel van de methodiekontwikkeling onder resultaatsgebied 2) en wordt uitgevoerd volgens het implementatieplan en de bijhorende richtlijnen. Er is ondersteuningsaanbod voor partners en intermediairs bij opzet en uitvoering van door het VESP ontwikkelde methodieken en materialen. Er is tevens ondersteuningsaanbod bij de implementatie van wetenschappelijk gefundeerde en gevalideerde concepten en methodieken die externen/partners zelf ontwikkeld hebben. Om de implementatie te bevorderen zijn relevante partners zoals VIGeZ, de VVGG en de Logo’s al van bij aanvang betrokken bij de ontwikkeling en doorheen het verdere implementatieproces. Wie Samenwerking EZO en CPZ Doelgroep Partners inzake geestelijke gezondheidsbevordering zijnde VIGeZ, Logo’s, VVGG Waar Vlaanderen Wanneer 2013(4)-2018 Hoe Het VESP biedt ondersteuning bij opzet en uitvoering van door het VESP nieuw ontwikkelde methodieken en materialen en bij de implementatie van gevalideerde en wetenschappelijk gefundeerde methodieken die partners/externen zelf ontwikkeld hebben en welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. 103 Het VESP informeert en sensibiliseert proactief en op vraag intermediairs en andere partners omtrent (nieuw) ontwikkelde methodieken ter bevordering van geestelijke gezondheid welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het VESP onderneemt hiervoor acties ter bekendmaking en verspreiding van de methodieken en materialen zoals waar mogelijk het elektronisch beschikbaar stellen via de website, het organiseren van informatiemomenten door middel van overleg, presentatie op studiedagen en publicaties. De bekendmaking van ontwikkelde methodieken kan ook op Vlaamse, nationale en/of internationale wetenschappelijke fora door middel van presentaties of publicaties. Het VESP wil ook een inhoudelijke bijdrage leveren bij vorming en opleiding rond implementatie van methodieken en materialen, in overleg en samenwerking met de andere betrokken actoren waaronder VIGeZ, de Logo’s en de VVGG. Samenwerkingsvereisten Het VESP zal voor deze activiteit nauw samenwerken met VIGeZ, de VVGG en de Logo’s. Ze zullen bij aanvang betrokken worden bij de ontwikkeling van methodieken en materialen ter bevordering van geestelijke gezondheidszorg en zullen mee het implementatieplan ontwikkelen en verder betrokken worden bij het implementatieproces. Partners, intermediairs en anders stakeholders kunnen van het ondersteuningsaanbod genieten. Output en kwaliteitscriteria - De planmatigheid bij ondersteuning van de implementatie van methodieken en materialen - De beschikbaarheid en bekendheid van methodieken en materialen voor de doelgroepen - De mate van samenwerking met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG bij de ondersteuning van de implementatie van methodieken en materialen - De mate waarin methodieken en materialen gebruikt worden door de doelgroepen Indicator: - verslaggeving bekendmaking methodieken en materialen op studiedagen, overlegmomenten, publicaties, website - presentaties op Vlaamse, nationale en internationale fora 104 Beschikbare expertise Het VESP zal nauw samenwerken met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG welke elk een sterke expertise hebben inzake (de bevordering van) geestelijke gezondheid en implementatiemogelijkheden. 105 3.2. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit Wat Het VESP waakt erover dat alle nieuw ontwikkelde methodieken en materialen ten aanzien van de preventie van zelfdoding een implementatieplan bevatten (als onderdeel van de methodiekontwikkeling) en worden uitgevoerd volgens het opgesteld plan). Er is ondersteuningsaanbod voor partners en intermediairs bij opzet en uitvoering van door het VESP ontwikkelde methodieken en materialen. Er is tevens ondersteuningsaanbod bij de implementatie van wetenschappelijk gefundeerde en gevalideerde concepten en methodieken die externen/partners zelf ontwikkeld hebben. Het VESP inventariseert de noden aan ondersteuning in het kader van deskundigheidsbevordering en werkt op basis hiervan een aanbod uit. Bijzondere aandacht hierbij gaat naar de nieuwe doelgroepen die in het kader van deskundigheidsbevordering omschreven werden in het Vlaams actieplan suïcidepreventie: medewerkers van de diensten voor Preventie en Bescherming op het werk, medewerkers actief binnen de (psycho-)sociale diensten in ondernemingen, holebiverenigingen, land- en tuinbouwers, gedetineerden, monitoren van jeugd- en jongerenorganisaties… Doelgroep Belangrijke partners inzake de preventie van zelfdoding; - De organisaties met terreinwerking: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, (CPZ) - CGG-SP, FDGG, Zorgnet - Andere leden van de stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s - Andere leden van de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie: Tele-Onthaal, Awel, Cavaria, mutualiteiten, Departement Onderwijs en Vorming, Domus Medica Ook andere partners en stakeholders die te maken hebben met de suïcidale personen: - Algemene ziekenhuizen - Psychiatrische ziekenhuizen - PAAZ - Tele-Onthaal 106 - CAW - Scholen - … Wanneer Poster “Is your patient suicidal?” als methodiek voor deskundigheidsbevordering: vanaf Jaar 1 Portaalsite: vanaf Jaar 1 Andere acties en methodieken ter preventie van zelfdoding: 2014-2018 Hoe Het VESP biedt ondersteuning bij opzet en uitvoering van door het VESP nieuw ontwikkelde methodieken en materialen en bij de implementatie van gevalideerde en wetenschappelijk gefundeerde methodieken die partners/externen zelf ontwikkeld hebben en welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. De poster “Is your patient suicidal?” wordt momenteel ontwikkeld en geëvalueerd als methodiek voor deskundigheidsbevordering. De uitkomsten van het effectiviteitsonderzoek zullen begin 2014 bekend zijn, waarna het VESP aan de hand van een implementatieplan de implementatie zal ondersteunen en mee bewaken voor de verspreiding van de poster in Vlaamse Algemene Ziekenhuizen en PAAZ, in overleg met de overheid en de relevante partners van de stuurgroep en de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. Voor de portaalsite zal het VESP vanaf Jaar 1 een concreet implementatieplan ontwikkelen (als onderdeel van methodiekontwikkeling bij Resultaatsgebied 2) in overleg met de overheid van de verschillende modules. Tevens zal het VESP van bij aanvang de implementatie van de portaalsite coördineren. Ook voor wat de andere methodiek en materialen betreft zoals de multidisciplinaire richtlijn en het kwaliteitsmodel van ketenzorg zal het VESP de ruime verspreiding in Vlaanderen bewaken aan de hand van het implementatieplan en waar nodig bijsturen. Het VESP informeert en sensibiliseert proactief en op vraag intermediairs en andere partners omtrent de bestaande en (nieuw) ontwikkelde methodieken ter preventie van zelfdoding welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie en biedt coaching aan bij gebruik van nieuwe methodieken en interventies. Het VESP onderneemt hiervoor acties ter bekendmaking en verspreiding van de methodieken en materialen zoals waar mogelijk het 107 elektronisch beschikbaar stellen via de website, het organiseren van informatiemomenten door middel van overleg, presentatie op studiedagen en publicaties. De bekendmaking van ontwikkeling methodieken kan ook op Vlaamse, nationale en/of internationale wetenschappelijke fora door middel van presentaties of publicaties. Het VESP is het kennis- en expertisecentrum waarbij elke partner en externe organisatie terecht kan voor informatie en advies omtrent nieuw ontwikkelde methodieken en materialen en de implementatie ervan. Het VESP organiseert hiervoor een help desk (via de website) waar partners/externen terecht kunnen voor vragen die betrekking hebben op de implementatie van de bestaande en nieuw ontwikkelde methodieken en materialen. Deskundigheidsbevordering Het VESP inventariseert de noden aan ondersteuning rond deskundigheidsbevordering met bijzondere aandacht voor de nieuwe doelgroepen die in het actieplan geformuleerd werden. In overleg met de betrokkenen wordt een aanbod tot ondersteuning geformuleerd. Samenwerkingsvereisten Deze activiteit houdt een samenwerking in met belangrijke partners op het domein van suïcidepreventie, waaronder: - De organisaties met terreinwerking: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, (CPZ) - CGG-SP, FDGG, Zorgnet - Andere leden van de stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s - Andere leden van de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie: Tele-Onthaal, Awel, Cavaria, mutualiteiten, Departement Onderwijs en Vorming, Domus Medica Output en kwaliteitscriteria - De planmatigheid bij ondersteuning van de implementatie van methodieken en materialen - De beschikbaarheid en bekendheid van methodieken en materialen voor de doelgroepen - De mate van samenwerking met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG bij de ondersteuning van de implementatie van methodieken en materialen - De mate waarin methodieken en materialen gebruikt worden door de doelgroepen 108 Indicatoren: - verslaggeving bekendmaking methodieken en materialen op studiedagen, overlegmomenten, publicaties, website - presentaties op Vlaamse, nationale en internationale fora - verslaggeving vragen en antwoord via helpdesk Beschikbare expertise Het CPZ heeft ruime expertise met betrekking tot deskundigheidsbevordering en kan belangrijke ondersteuning bieden. Zowel CPZ als EZO hebben ervaring met het implementeren van methodieken. Het VESP zal ook nauw samenwerken met belangrijke partners op het domein van suïcidepreventie zoals Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers en CGG-SP, welke elk een sterke expertise hebben ten aanzien van implementatie van wetenschappelijk onderbouwde methodieken ter preventie van zelfdoding. 109 4.1 Beleidsplan Resultaatsgebied 4 110 RESULTAATSGEBIED 4: IN OVERLEG MET HET AGENTSCHAP EN IN AFSTEMMING MET DE VLAAMSE WERKGROEP SUÏCIDEPREVENTIE, INHOUDELIJK OF ORGANISATORISCH COÖRDINEREN VAN ASPECTEN VAN HET VLAAMS ACTIEPLAN SUÏCIDEPREVENTIE, ZOALS HET COÖRDINEREN VAN DE REGISTRATIEMETHODEN EN HET OMGAAN MET REGISTRATIEGEGEVENS, HET COÖRDINEREN VAN DE EVALUATIE, DE COMMUNICATIE OVER HET ACTIEPLAN, EN HET BEWAKEN VAN DE RANDVOORWAARDEN BIJ HET VLAAMS ACTIEPLAN SUÏCIDEPREVENTIE ZOALS HET FACETTENBELEID 4.1. Het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie ACTIVTEIT 4.1.1. VESP inventariseert continu strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie 4.2. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering ACTIVITEIT 4.2.1. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering 4.3. Het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese vergelijkende studies ACTIVITEIT 4.3.1 Opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie 111 4.4. Het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder ACTIVITEIT 4.4.1 De wetenschappelijke evaluatie van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 4.5. Het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan ACTIVITEIT 4.5.1. VESP draagt bij aan de uitwerking van een communicatieplan rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie ACTIVITEIT 4.5.2. VESP streeft er naar dat in de communicatie rond zelfdoding en de acties van het Vlaams actieplan suïcidepreventie te stroomlijnen zodat de eenheid van het actieplan bewaard wordt 4.6. Het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan ACTIVITEIT 4.6.1. VESP bewaakt de uitvoering van het communicatieplan 4.7. Het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en het facettenbeleid in het bijzonder. ACTIVITEIT 4.7.1. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’ ACTIVITEIT 4.7.2. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en implementatie’ ACTIVITEIT 4.7.3. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw’ 112 ACTIVITEIT 4.7.4. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘duurzaamheid’ ACTIVITEIT 4.7.5. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘innovatieve technologieën’ ACTIVITEIT 4.7.6. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’ 113 4.1. Het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie ACTIVTEIT 4.1.1. VESP inventariseert continu strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie Wat Er bestaan, zowel in binnen- als in buitenland, reeds heel wat initiatieven, strategieën, acties, methodieken, materialen en organisaties die mogelijk effectief zijn in het kader van suïcidepreventie. Het is dan ook belangrijk een zicht te hebben op wat er reeds bestaat, en ook bij te blijven in nieuwe ontwikkelingen en inzichten. VESP zorgt voor een continue inventarisatie van strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties. Het legt hiervoor contacten met de relevante organisaties en bouwt verder op de inspanningen die in dit verband reeds gebeurden. Wie CPZ en EZO Doelgroep Vlaamse overheid, organisaties, publiek Waar Vlaanderen Wanneer Continu, van bij aanvang partnerorganisatie Hoe VESP volgt de (wetenschappelijke) literatuur op in verband met strategieën en activiteiten in binnen- en buitenland. Daarnaast legt het contacten met relevante organisaties en instellingen. 114 VESP inventariseert bestaande acties, methodieken, materialen en organisaties die beschikbaar zijn zowel in Vlaanderen als in het buitenland. Er wordt bovendien een kwaliteitskader ontwikkeld om de veelheid aan activiteiten te kunnen indelen, en het onderscheid te kunnen maken tussen effectieve, veelbelovende en niet-effectieve methodieken. Voor het ontwikkelen van een kwaliteitskader rond de bevordering van geestelijke gezondheid wordt een beroep gedaan op de reeds beschikbare expertise van VIGeZ. Daarnaast wordt voor het inventariseren ook verder gebouwd op wat er in dit verband reeds gebeurde, bv. binnen de opdrachten van de provinciale locoregionale samenwerkingsverbanden. In functie van de uitbouw van bepaalde strategieën in het Vlaams actieplan suïcidepreventie zal ook een inventarisatie gebeuren. Dit is bijvoorbeeld het geval voor volgende strategieën: - Strategie 1.2: ondersteunen van ouderschapsvaardigheden - Strategie 1.3: bevorderen van sociale aansluiting Voor deze, en eventueel toekomstige andere strategieën, zal VESP een inventaris maken van de reeds bestaande initiatieven en de beschikbare evidentie voor deze initiatieven (in het kader van suïcidepreventie). Op basis van deze inventaris zal VESP advies kunnen formuleren in verband met eventuele extra noden en te ontwikkelen materialen of methodieken. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met VIGeZ o.a. in verband met het opstellen van een kwaliteitskader voor activiteiten inzake geestelijke gezondheidsbevordering. Samenwerking met de locoregionale netwerken in functie van het verkrijgen van een zicht op de bestaande initiatieven in de verschillende provincies. Samenwerking met relevante actoren in functie van inventarisatie van bestaande initiatieven in functie van de uitbouw van nog te realiseren activiteiten. Output en kwaliteitscriteria Kwaliteitskader voor het indelen van bestaande strategieën, acties, materialen, methodieken zowel rond geestelijke gezondheidsbevordering als rond de preventie van zelfdoding. Overzicht van strategieën, acties, materialen, methodieken en relevante organisaties is beschikbaar en wordt up to date gehouden. Overzicht van relevante organisaties. 115 Voorafgaand aan het adviseren rond nieuwe methodieken in het kader van het Vlaams actieplan suïcidepreventie wordt een inventaris gemaakt van reeds bestaande methodieken binnen de betreffende strategie en de effectiviteit van deze methodieken. Indicator: up to date inventaris van alle acties, strategieën, materialen en methodieken en van de relevante organisaties Beschikbare expertise Binnen de partnerorganisatie is expertise aanwezig in verband met het inventariseren van strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties, onder andere op basis van de ervaringen die de beide betrokken organisaties opdeden in het kader van het consortium dat instond voor de voorbereiding van de gezondheidsconferentie suïcidepreventie in 2011. 116 4.2. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering ACTIVITEIT 4.2.1. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering Wat Het VESP draagt bij tot de ontwikkeling van richtlijnen welke uniforme gegevensverwerking en rapportering bevorderen van activiteiten, projecten en methodieken die binnen het VAS ontwikkeld en geïmplementeerd worden. Het VESP streeft ernaar dat alle partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie op een zo gelijk mogelijk wijze gegevens verwerken en rapporteren en dat de verschillen tussen de partners van het Vlaams Actieplan in gegevensverwerking en rapportering zo klein mogelijk gemaakt worden. Wie EZO Doelgroep Alle relevante partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Waar Vlaanderen Wanneer Continu, van bij aanvang partnerorganisatie Hoe Het VESP ontwikkelt richtlijnen ter bevordering van de uniforme gegevensverwerking en rapportering van activiteiten, projecten en methodieken binnen het VAS. Het VESP gaat na aan welke criteria gegevensverwerking en rapportering minimaal moet voldoen. Op basis van de vooropgestelde criteria wordt een voorstel tot uniformisering van gegevensverwerking en rapportage gedaan aan het VAZG en de verschillende partners (bijvoorbeeld welke uniforme epidemiologische gegevens ivm suïcidaal gedrag kunnen gebruikt worden, welke uniforme definities kunnen gebruikt worden, …). 117 Het VESP zal bijsturen wanneer belangrijke afwijkingen en verschillen worden vastgesteld in de gegevensverwerking en rapportage door partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het VESP bewaakt de wetenschappelijke onderbouwing in gegevensverwerking en rapportage. Het is hierbij belangrijk dat de verschillende partners op elkaar afstemmen en zoveel mogelijk een gemeenschappelijk wetenschappelijk onderbouwd model hanteren, welke zal bijdragen aan een grotere uniformiteit. Samenwerkingsvereisten Het VESP zal hiervoor samenwerken met het VAZG, het kabinet en alle relevante partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Output en kwaliteitscriteria - Criteria opstellen waaraan gegevensverwerking en rapportage moeten voldoen - Bij het opstellen van de criteria wordt de wetenschappelijke onderbouwing zoveel mogelijk bewaakt - Het VESP informeert de relevante partners van het VAS over de richtlijnen en criteria en registreert deze activiteiten in een jaarverslag - Een zo groot mogelijke uniformiteit in gegevensverwerking en rapportage door de relevante partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie welke kan worden vastgesteld in jaarverslagen, (onderzoeks)rapporten, folders, etc. - Een gemeenschappelijk wetenschappelijk model wordt gehanteerd door de partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Indicator: - rapport met criteria gegevensverwerking en rapportage - jaarverslag met overzicht activiteiten mbt het informeren over de richtlijnen en criteria Beschikbare expertise Het EZO heeft ruime expertise in wetenschappelijke onderbouwing, gegevensverwerking en rapportage. 118 4.3. Het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese vergelijkende studies ACTIVITEIT 4.3.1 Opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie Wat Het VESP verbindt er zich toe alle epidemiologische informatie ten aanzien van suïcidale gedachten, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder en van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen in Vlaanderen op te volgen en te verzamelen. Bijkomend worden nationale, Europese en internationale epidemiologische gegevens ten aanzien van suïcidaal gedrag en geestelijke gezondheidsproblemen verzamelt en gebruikt voor vergelijking met de Vlaamse gegevens. Het VESP moet een expertisecentrum zijn waarbij iedereen terecht kan voor het opvragen van epidemiologische informatie. Wie EZO Doelgroep Het is de taak van het VESP om deze epidemiologische gegevens te verspreiden onder alle belangrijke partners en open te stellen voor alle andere doelgroepen zoals ondermeer de media, hulpverleners, studenten en het algemeen publiek. Waar Vlaanderen Wanneer Continu, van bij aanvang partnerorganisatie 119 Hoe Het VESP verzamelt informatie ten aanzien van suïcidale gedachten, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder en van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen in Vlaanderen. VESP vergelijkt de Vlaamse gegevens met nationale gegevens en met Europese en internationale epidemiologische gegevens zoals: - WHO gegevens omtrent suïcide, suïcidepogingen - Specifieke Europese expertisecentra met gelijkaardige methodologie inzake de registratie van suïcidepogingen zoals Centre for Suicide Research, Oxford en National Suicide Research Foundation, Ierland Bij het verzamelen van epidemiologische data ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen en suïcidaal gedrag heeft het VESP bijzondere aandacht voor kenmerken zoals socio-demografische en economische kenmerken, en geografische spreiding, en zal het VESP zoveel mogelijk de epidemiologische informatie volgens deze kenmerken verzamelen. Op basis hiervan kan het VESP continu waakzaam blijven voor verhoogde risicogroepen en bevolkingsgroepen die bijzondere aandacht vragen en dit melden aan de overheid. Het VESP blijft op continue basis de wetenschappelijke literatuur raadplegen inzake kwaliteitsvol epidemiologisch onderzoek en state of the art methodieken inzake de epidemiologie van suïcidaal gedrag. Tevens overlegt het VESP op regelmatige basis met andere Europese expertisecentra mbt het epidemiologisch onderzoek naar suïcidaal gedrag. Indien onduidelijkheden in epidemiologische gegevens vanuit andere registratiesystemen in Vlaanderen of vanuit nationale bronnen worden opgemerkt, verbindt het VESP er zich toe uit te zoeken op basis van welke methodologie deze gegevens werden verzameld en waar de mogelijke verschillen te vinden zijn. Deze informatie dient door het VESP ook gemeld te worden aan de desbetreffende registratiebron(-nen). Samenwerkings- en kwaliteitsvereisten Het VESP ontwikkelt bij aanvang criteria waaraan de epidemiologische informatie en gegevensbronnen moeten voldoen (zoals methodologische voorwaarden voor kwaliteitsvol epidemiologisch onderzoek; definiëring suïcidepoging,…). 120 Het VESP verzamelt de Vlaamse epidemiologische data ten aanzien van suïcidale gedachten, suïcidepogingen en suïcide en geestelijke gezondheidsproblemen waarbij de epidemiologische onderbouwde en erkende informatiesystemen, die voldoen aan de hiervoor gemelde ontwikkelde criteria, die in Vlaanderen voorhanden zijn, worden gebruikt. Volgende informatiesystemen kunnen hiervoor gebruikt worden: - Registratie overlijdens door zelfdoding in Vlaanderen; Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid - Registratie suïcidepogingen Vlaanderen: Eenheid voor Zelfmoordonderzoek - Registratie suïcidepogingen regio Gent, als onderdeel van Europees onderzoek, waardoor Europese vergelijking mogelijk is: Eenheid voor Zelfmoordonderzoek - Registratie Zelfbeschadigend gedrag bij jongeren: Studie Jongeren en Gezondheid, als onderdeel van de Europese HBSC-studie, Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde, UGent - Gegevens afkomstig van de huisartsenpeilpraktijken omtrent suïcidepogingen en suïcides; Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie - Registratie suïcidale oproepen Zelfmoordlijn, Centrum ter Preventie van Zelfdoding - Gegevens afkomstig van de Gezondheidsenquête omtrent suïcidale gedachten, suïcidepogingen en geestelijke gezondheidsproblemen; Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie - Andere partnerorganisaties zoals VAD voor gegevens omtrent alcohol en drugs,… Output, kwaliteitscriteria en indicatoren - In Jaar 1 worden de criteria vastgelegd waaraan kwaliteitsvol epidemiologisch onderzoek inzake suïcidaal gedrag en geestelijke gezondheidsproblemen inzake suïcidaal gedrag moet voldoen, alsook welke gegevensbronnen in Vlaanderen, maar ook nationaal en internationaal hieraan voldoen. - Jaar 1 – Jaar 5: Jaarlijks rapport met een overzicht van de Vlaamse epidemiologische gegevens inzake suïcidale gedachten en gedrag verzameld vanuit alle belangrijke informatiebronnen en conform de kwaliteitscriteria. In dit rapport worden de Vlaamse gegevens vergeleken met Europese en internationale gegevens. - Jaar 1 – Jaar 5: Verspreiding van dit rapport naar alle belangrijke partners - Jaar 1 – Jaar 5: Via een nieuwsbrief wordt deze informatie ook verspreid worden naar het bredere werkveld 121 - Jaar 1 – Jaar 5: Via de website van het VESP (en/of de portaalsite) kan de belangrijkste epidemiologische informatie kenbaar gemaakt worden voor bredere doelgroepen, media en de algemene bevolking. Beschikbare expertise Als geen ander centrum in Vlaanderen beschikt de EZO over kennis en expertise op het vlak van de epidemiologie van suïcidaal gedrag. Zo beschikt de EZO op wereldvlak, na Oxford, over de tweede grootste dataset inzake suïcidepogingen in Vlaanderen: sinds 1986 wordt het voorkomen van suïcidepogingen gemeten en wordt onderzoek gedaan naar sociodemografische en klinische risicofactoren. Sinds een aantal jaren wordt onderzoek gedaan met het Instrument voor Psychosociale Evaluatie en Opvang, een door de EZO ontworpen evaluatie- en onderzoeksinstrument voor suïcidepogers op de spoedopnames van algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Zo ontstond in Vlaanderen een regionale monitoring van niet-fataal suïcidaal gedrag, i.e. na Ierland de tweede regio in de wereld waar epidemiologisch onderzoek op dit niveau gebeurd. Op Europees vlak wordt epidemiologisch onderzoek gedaan naar suïcidepogingen in de WHO/EURO en NICE-SP netwerken, terwijl zelf-beschadigend gedrag bij jongeren in de algemene bevolking wordt onderzocht in het CASE-netwerk (voor een beschrijving van de netwerken zie deel 2 ‘beknopte beschrijving van de organisatie’). Epidemiologsich onderzoek naar suïcide bij jongeren werd uitgevoerd door middel van psychologisch autopsie onderzoek. De vele wetenschappelijke publicaties in internationale peer-reviewed tijdschriften weerspiegelen het wetenschappelijk niveau van het epidemiologisch onderzoek. 122 4.4. Het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder ACTIVITEIT 4.4.1 De wetenschappelijke evaluatie van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Wat De evaluatie van de effecten van suïcidepreventieprogramma’s kent vele obstakels. Deze obstakels zijn van methodologische en organisatorische aard. Een voorbeeld van een methodologisch probleem is de grootte van de onderzoeksgroepen bij de studie van de effecten van een interventie op het aantal suïcides. Op organisatorisch vlak valt het op dat bij de evaluatie van veel suïcidepreventieprogramma’s post hoc de afwezigheid van premetingen wordt vastgesteld. Het huidig samenwerkingsverband ziet de bewaking van de wetenschappelijke evaluatie van preventieve activiteiten als een primaire opdracht van een Expertisecentrum Suïcidepreventie in Vlaanderen. Om de link te leggen tussen acties en strategieën enerzijds en het wetenschappelijk onderzoek anderzijds en om de wetenschappelijke onderbouw te kunnen garanderen, is er nood aan een centrale aansturing. Een Expertisecentrum Suïcidepreventie kan methodieken ontwikkelen en beschikbare informatie inzake strategieën ter evaluatie van preventiestrategieën bundelen en doorgeven aan belangrijke derden die op het terrein het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie moeten implementeren. Het Expertisecentrum kan ook de evaluatie van de acties en de strategieën opvolgen. Uitgangspositie is dat ALLE activiteiten in het kader van de implementatie van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie op hun effect onderzocht moeten worden. Dit betekent dat voor ALLE activiteiten een pre- en post-meting moet gebeuren. Dit geldt voor trainingen of vormingen in het kader van deskundigheidsbevordering en acties gericht op de algemene bevolking evenzeer als bijvoorbeeld interventiestudies waarbij suïcidale personen betrokken zijn. Ook realisaties zoals de portaalsite moeten aan regelmatige meting van doeltreffendheid en satisfactie onderworpen worden. Bij sommige effectstudies zal de goedkeuring van een ethische commissie noodzakelijk zijn. Het Expertisecentrum stelt haar 123 kennis en ervaring op dit vlak ten dienste van een ieder die betrokken is bij de implementatie. Wie EZO Doelgroep Alle uitvoerders van het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Waar Vlaanderen Wanneer Continu Hoe Bij de voorwaarde van evaluatie van implementatie hoort de beschikbaarheid van indicatoren of uitkomstkarakteristieken. Voor de evaluatie van suïcidepreventie-strategieën bestaat een aantal mogelijke indicatoren, zoals ondermeer - vermindering in het voorkomen van suïcide, zoals gedefinieerd in de zesde Vlaamse gezondheidsdoelstelling - vermindering in het voorkomen van suïcidepogingen - vermindering in het voorkomen van suïcidale gedachten - toename van kennis over geestelijke gezondheid(-sproblemen) en de mogelijkheden van behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen - toename van hulpzoekgedrag - toename van psychosociale beschermende factoren en afname van psychosociale risicofactoren - verbetering in kwaliteit en kwantiteit van berichtgeving over suïcide in de media - beschikbaarheid en toegankelijkheid van dodelijke middelen, gebruikt bij suïcidaal gedrag, en toegankelijkheid van suicide hot spots - attitudes, kennis, angst, zelfvertrouwen, vroege herkenning, vaardigheden in risicobepaling en omgaan met suïcidale mensen 124 - kwalitatieve feedback van gebruikers van voorzieningen, i.e. geestelijke gezondheidszorg, internet faciliteiten zoals crisishulp en e-mental health Samenwerkingsvereisten Deze activiteit behelst een samenwerking tussen het VESP en alle uitvoerders van het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Output en kwaliteitscriteria Beschikbaarheid van eenduidig gedefinieerde uitkomstvariabelen en evaluatiecriteria per activiteit; de mate waarin kritische evaluatie met gebruikmaking van ter beschikking gestelde evaluatiecriteria bij de implementatie van preventiestrategieën en –activiteiten plaats vindt is een kwaliteitscriterium. Indicator: voor de verschillende strategieën en acties van het VAS worden indicatoren en evaluatiemethodes beschreven. Beschikbare expertise De EZO beschikt over zeer ruime ervaring op het vlak van methodologie, wetenschappelijke evaluatie en implementatie van preventieve strategieën op universeel, specifiek en geïndiceerd niveau. 125 4.5. Het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan ACTIVITEIT 4.5.1. VESP draagt bij aan de uitwerking van een communicatieplan rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie Wat Communicatie rond de (preventie van) zelfdoding is geen eenvoudige materie. Enerzijds moet dit met de nodige voorzichtigheid gebeuren, wil men geen drempelverlagend effect teweeg brengen. Anderzijds kan een goede communicatie een belangrijke preventieve meerwaarde hebben. Het is dus belangrijk dat elke communicatie rond dit thema doordacht gebeurd. VESP zal mee het initiatief nemen om een wetenschappelijk onderbouwd communicatieplan uit te bouwen rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie en de acties die hierin kaderen. Hierbij wordt zowel stilgestaan bij reactieve communicatie naar aanleiding van een crisis, proactieve communicatie naar aanleiding van een initiatief dat kadert binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie, communicatie op vraag van de media en het reageren naar aanleiding van een publicatie in de pers rond zelfdoding, waarbij de mediarichtlijnen geschonden werden. Bijzondere aandacht gaat in het communicatieplan gaat naar de bevordering van geestelijke gezondheid en het geven van positieve boodschappen. Voor de uitwerking en de opvolging van het communicatieplan wordt in elk geval samengewerkt met Werkgroep Verder en de Vlaamse overheid. Het Vlaams actieplan suïcidepreventie voorziet bovendien in de oprichting van een taskforce communicatie. VESP neemt mee het initiatief om deze taskforce op te richten, een taskforce die mee instaat voor de opmaak en de opvolging van het communicatieplan. Wie CPZ en EZO Doelgroep Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid Waar Vlaanderen 126 Wanneer Eerste jaar: oprichting taskforce communicatie, opmaak communicatieplan 2014 – 2018: opvolging communicatieplan, bijsturing naar aanleiding van concrete situaties Continu: bij de opmaak van de implementatieplannen van de verschillende materialen en methodieken wordt ook steeds een luik communicatie voorzien. Dit luik is afgestemd op het globale communicatieplan rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Hoe Er is een taskforce communicatie, die mee instaat voor de opmaak van het communicatieplan en de opvolging ervan. In de taskforce zetelen die organisaties die regelmatig in contact komen met de media in het kader van de preventie van zelfdoding en geestelijke gezondheidsbevordering, en vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid. Er is een duidelijk communicatieplan dat door alle actoren binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie gevolgd wordt: het communicatieplan omschrijft duidelijk de doelstellingen, de doelgroepen en de boodschappen die gegeven worden. In het communicatieplan wordt zowel aandacht besteed aan proactieve communicatie vanuit de actoren betrokken bij het Vlaams actieplan suïcidepreventie als aan reactieve communicatie naar aanleiding van crisissituaties. Het communicatieplan wordt geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd naar aanleiding van de concrete toepassing van het plan. Bij de planning van de implementatie van de verschillende acties wordt steeds een luik communicatie voorzien. Hierbij wordt voor de verschillende doelgroepen bepaald wie op welk moment geïnformeerd moet worden en welke boodschappen centraal staan (o.a. rekening houdend met de wetenschappelijke evidence in verband met de communicatie rond de preventie van zelfdoding gericht op de verschillende doelgroepen). Organisaties en actoren die reeds in contact staan met de beoogde doelgroepen worden actief betrokken bij de planning van de communicatie naar deze doelgroepen. Samenwerkingsvereisten Rond de uitwerking van een communicatieplan worden in elk geval samenwerkingsafspraken gemaakt met Werkgroep Verder, dat in Vlaanderen instaat voor de opmaak en opvolging van de mediarichtlijnen inzake de preventie van zelfdoding. In de taskforce communicatie zetelen die organisaties die geregeld te maken krijgen met communicatie rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie (media) en de Vlaamse overheid. 127 In functie van de implementatie van de specifieke methodieken wordt inzake communicatie samengewerkt met de betrokken organisaties, en met die organisaties die ervaring hebben met communicatie ten aanzien van de beoogde doelgroep(en). Output en kwaliteitscriteria Taskforce communicatie: - Er is een taskforce communicatie die mee instaat voor de opmaak van het communicatieplan en voor de opvolging van de implementatie ervan. - Er is duidelijkheid rond de doelstelling van, de taken en de leden van de taskforce - De taskforce communicatie komt minstens 2 keer per jaar samen Communicatieplan: - Er is een duidelijk communicatieplan - Er is binnen het communicatieplan aandacht voor geestelijke gezondheidsbevordering en positieve beeldvorming - VESP brengt de noden rond ondersteuning in verband met communicatie bij de verschillende actoren in kaart - Er is een stappenplan voor proactieve communicatie rond de activiteiten die kaderen in het Vlaams actieplan suïcidepreventie - Mate waarin de betrokken actoren binnen het VAS dit stappenplan volgen bij communicatie rond één van de activiteiten - zie ook resultaatsgebied 4.6 - Er zijn afspraken rond reactieve communicatie (bv. n.a.v. een crisis): wie neemt het voortouw, welke boodschappen worden gegeven - Mate waarin betrokkenen op de hoogte zijn van de afspraken die gelden wanneer ze naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis gecontacteerd worden door de pers en deze afspraken ook volgen – zie ook resultaatsgebied 4.6 - Implementatieplannen van de acties bevatten een luik communicatie dat afgestemd is op het globale communicatieplan van het actieplan (continu) - Mate waarin de keuzes rond communicatie naar de verschillende doelgroepen wetenschappelijk onderbouwd zijn (continu) - Mate waarin relevante actoren op de hoogte en betrokken zijn bij de communicatie naar de doelgroepen (continu) Indicatoren: - Taskforce communicatie 128 - Communicatieplan - stappenplan proactieve communicatie Beschikbare expertise Binnen het VESP is er heel wat expertise en ervaring in verband met de communicatie over de preventie van zelfdoding ten aanzien van de verschillende doelgroepen, het grote publiek en de media. Deze expertise situeert zich niet alleen in het vertalen van wetenschappelijke kennis inzake de preventie van zelfdoding in begrijpelijke en concrete informatie, het geven van duiding naar aanleiding van concrete situaties maar ook op het vlak van de meest recente wetenschappelijke inzichten inzake communicatie en de preventie van zelfdoding. 129 ACTIVITEIT 4.5.2. VESP streeft er naar dat in de communicatie rond zelfdoding en de acties van het Vlaams actieplan suïcidepreventie te stroomlijnen zodat de eenheid van het actieplan bewaard wordt Wat Het Vlaams actieplan suïcidepreventie omvat een veelheid aan strategieën en activiteiten. Het feit dat op verschillende niveaus aan suïcidepreventie gewerkt wordt, is één van de sterktes van het plan. Een integrale benadering van de preventie van zelfdoding (gericht op zowel universele, selectieve en geïndiceerde preventie, en met aandacht voor de specificiteit en de noden van de verschillende doelgroepen) blijkt dan ook noodzakelijk. Om de eenheid van de verschillende activiteiten binnen het actieplan zowel voor intermediairen als voor het publiek duidelijk te maken, is het dan ook belangrijk dat communicatie over activiteiten steeds binnen het actieplan gekaderd worden. VESP zorgt in dit verband voor de nodige onderbouwing en informatie, en kijkt mee toe op de toepassing van het communicatieplan. Wie CPZ en EZO Doelgroep Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid Waar Vlaanderen Wanneer Eerste jaar: opmaak communicatieplan in samenspraak met de taskforce communicatie Eerte jaar: opmaak infofiche Vlaams actieplan suïcidepreventie in samenwerking met Vlaams overheid 2014-2018: opvolging toepassing communicatieplan, evaluatie en bijsturing gebruikte instrumenten 130 Hoe Er zijn duidelijke richtlijnen voor communicatie rond een activiteit die kadert in het Vlaams actieplan suïcidepreventie (communicatieplan). Deze richtlijnen worden toegepast door alle betrokkenen. Acties worden duidelijk gekaderd binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Hiertoe wordt een fiche ontwikkeld die bij elke communicatie wordt toegevoegd. In de fiche is niet alleen aandacht voor de inhoud van het actieplan, het feit dat dit een integraal plan is, een aantal cijfergegevens, een aantal mythes rond zelfdoding (bv. inzake de complexiteit). De partnerorganisatie geeft advies aan de verschillende organisaties in verband met goede preventieve communicatie rond de preventie van zelfdoding. Hierbij wordt ook duidelijk de link gemaakt naar geestelijke gezondheidsbevordering en beschermende factoren. Ook de mediarichtlijnen krijgen in dit verband een centrale plaats. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de expertise die hieromtrent reeds door Werkgroep Verder werd ontwikkeld. Samenwerkingsvereisten Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met Werkgroep Verder, dat als organisatie met terreinwerking reeds instaat voor de opmaak en opvolging van de mediarichtlijnen en hieromtrent reeds heel wat expertise ontwikkelde. Ook met de leden van de stuurgroep, de taskforce communicatie, de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie, de Vlaamse overheid en andere mogelijke betrokkenen worden afspraken gemaakt. In de mate van het mogelijke worden afspraken gemaakt met de media. Output en kwaliteitscriteria Er zijn duidelijke richtlijnen voor communicatie rond een activiteit die kadert in het Vlaams actieplan suïcidepreventie (communicatieplan) Indicatoren: - Er is een fiche met richtlijnen voor alle mogelijke betrokkenen met tips en handvatten rond communicatie in verband met het Vlaams actieplan suïcidepreventie - De mate waarin de richtlijnen opgevolgd worden, wordt geëvalueerd Er is een infofiche rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie dat door alle betrokkenen gebruikt wordt bij communicatie naar de media - Er is een duidelijke infofiche rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie 131 - De mate waarin deze fiche deel uitmaakt van de communicatie rond de verschillende acties wordt continu geëvalueerd - De mate waarin activiteiten ook door externen gekoppeld worden aan het Vlaams actieplan suïcidepreventie wordt onderzocht in het kader van de evaluatie van de verschillende activiteiten Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over heel wat ervaring en expertise in verband met de communicatie rond de (preventie van) zelfdoding, niet alleen door communicatie met de media, maar ook bijvoorbeeld door het geven van advies aan scenaristen, auteurs, initiatiefnemers van lokale projecten, … Door de sterke wetenschappelijke basis waarop de partnerorganisatie haar werking stoelt, is binnen de partnerorganisatie ook de kennis aanwezig rond de mogelijkheden, kansen, valkuilen en gevaren in verband met communicatie rond zelfdoding. 132 4.6. Het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan ACTIVITEIT 4.6.1. VESP bewaakt de uitvoering van het communicatieplan Wat Een communicatieplan heeft enkel zin als het ook opgevolgd en uitgevoerd wordt door alle betrokkenen. VESP ondersteunt de organisaties in hun communicatie inzake het Vlaams actieplan suïcidepreventie en de activiteiten die hierin kaderen. Het staat in voor de opvolging van de toepassing van het communicatieplan en stuurt bij indien blijkt dat bepaalde afspraken niet werkbaar zijn, of indien nieuwe wetenschappelijke inzichten dit vereisen. Wie CPZ Doelgroep Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid Waar Vlaanderen Wanneer 2014-2018: opvolging toepassing communicatieplan, evaluatie en bijsturing gebruikte instrumenten Hoe VESP ondersteunt organisaties in het communiceren rond hun activiteiten die kaderen binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Daarnaast reageert VESP ook, indien relevant, op bepaalde maatschappelijke discussies rond de preventie van zelfdoding en geestelijke gezondheidsbevordering. VESP kijkt, samen met Werkgroep Verder, toe op de toepassing van de mediarichtlijnen en signaleert eventuele inbreuken aan Werkgroep Verder. Daarnaast wordt samen met 133 Werkgroep Verder, en eventueel andere relevante actoren, bekeken of er nood is aan Vlaams onderzoek rond de toepassing van de mediarichtlijnen. VESP evalueert op geregelde tijdstippen het communicatieplan en stuurt bij indien nodig, na overleg met de taskforce communicatie. Samenwerkingsvereisten Er zijn afspraken met Werkgroep Verder rond de uitvoering van het communicatieplan en in het bijzonder rond de rol van ‘mediawatch’ die Werkgroep Verder inneemt (mediarichtlijnen). VESP ondersteunt en adviseert Werkgroep Verder in verband met de handhaving van de mediarichtlijnen. Output en kwaliteitscriteria Er zijn afspraken met Werkgroep Verder rond het doorgeven van schendingen van de mediarichtlijnen en de wijze van opvolging. Er wordt onderzoek gevoerd rond de handhaving van de mediarichtlijnen (in overleg met Werkgroep Verder). De verschillende betrokken actoren kunnen bij VESP terecht voor advies in verband met communicatie rond activiteiten die kaderen binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. VESP neemt, samen met of na overleg met andere relevante actoren en de Vlaamse overheid, het initiatief om te reageren op bepaalde communicaties en neemt deel aan het publieke debat rond de preventie van zelfdoding en de inhoud van het actieplan. Indicatoren: - jaarlijks overzicht initiatieven ter bewaking van het communicatieplan Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over heel wat ervaring en expertise in verband met de communicatie rond de (preventie van) zelfdoding, niet alleen door communicatie met de media, maar ook bijvoorbeeld door het geven van advies aan scenaristen, auteurs, initiatiefnemers van lokale projecten, … Door de sterke wetenschappelijke basis waarop de partnerorganisatie haar werking stoelt, is binnen de partnerorganisatie ook de kennis aanwezig rond de mogelijkheden, kansen, valkuilen en gevaren in verband met communicatie rond zelfdoding. 134 4.7. Het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en het facettenbeleid in het bijzonder. Activiteit 4.7.1. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’ Wat De bevordering van de geestelijke gezondheid, de preventie van zelfdoding en de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie mogen niet louter een zaak van specialisten zijn. Het is belangrijk dat ook de maatschappij betrokken wordt binnen de verschillende acties: dat er voldoende aandacht is voor de bevordering van geestelijke gezondheid en taboedoorbrekend werken inzake geestelijke gezondheidszorg, dat de samenleving mee haar verantwoordelijkheid opneemt het detecteren van en gepast reageren op uitingen van suïcidaliteit, dat de zorg voor mensen die aan zelfdoding denken of een poging deden zich niet enkel in gespecialiseerde voorzieningen afspeelt. In de uitwerking van de strategieën van het Vlaams actieplan suïcidepreventie en de hierbij horende activiteiten werd reeds aandacht besteed aan de vermaatschappelijking van de zorg. Het is cruciaal in de uitwerking en implementatie van de activiteiten deze vermaatschappelijking ook in de praktijk te brengen. Wie CPZ en EZO Doelgroep De volledige bevolking, met bijzondere aandacht voor die doelgroepen die niet gemakkelijk bereikt worden met initiatieven, zoals kansarmen, kwetsbare groepen, … Waar Vlaanderen Wanneer Continu Hoe 135 VESP heeft aandacht voor de verschillende niveaus van suïcidepreventie in het bijzonder universele preventie. Geestelijke gezondheidsbevordering en het doorbreken van het taboe rond geestelijke gezondheidszorg zijn in dit verband belangrijke aandachtspunten. VESP zoekt in de uitwerking van de verschillende resultaatsgebieden en activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie aansluiting met de 1ste lijnszorg: er is bijzondere aandacht voor de mogelijke rol van de huisartsen, de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, de Wijkgezondheidscentra, lokale dienstencentra, OCMW’s, … in de uitwerking van de opdrachten. Ook met de projecten art. 107 worden linken gelegd, bv. in het kader van ketenzorg. Er is bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen en groepen die moeilijker bereikt worden met ‘klassieke’ interventies. VESP waakt erover dat suïcidepreventie niet geprofileerd wordt als een zaak van enkel specialisten, maar als een probleem van de volledige samenleving. Er is bijzondere aandacht voor de rol die de samenleving kan innemen in verband met de preventie van zelfdoding, bv. in verband met het doorbreken van het taboe op geestelijke gezondheidsproblemen, het bevorderen van de geestelijke gezondheid, het alert zijn op signalen van suïcidaliteit, het ondersteunen van bepaalde risicogroepen, … Ook het inzetten van vrijwilligers bij bepaalde activiteiten (bv. laagdrempelige telezorg, ondersteuningsgroepen voor ouderen, …) kan in dit kader een belangrijke meerwaarde vormen. Samenwerkingsvereisten Er wordt samenwerking gezocht met organisaties uit de 1ste lijn en organisaties die reeds ervaring hebben met het bereiken van kwetsbare groepen, zoals kansarmen, alleenstaande ouderen, … Er wordt gezorgd voor een vertegenwoordiging vanuit de 1ste lijn in de stuurgroep die de partnerorganisatie mee stuurt. Output en kwaliteitscriteria In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Indicatoren voor vermaatschappelijking zijn: - De mate waarin ook kwetsbare doelgroepen bereikt worden met de interventie - De inzet van vrijwilligers, mantelzorgers, helpers uit de eigen omgeving, … 136 - De mate van aandacht voor geestelijke gezondheidsbevordering en taboedoorbreking rond geestelijke gezondheidszorg - De betrokkenheid van de 1ste lijnszorg bij de initiatieven - De koppeling die voorzien wordt tussen de verschillende initiatieven (ketenzorg) Beschikbare expertise Binnen de partnerorganisatie is heel wat expertise aanwezig in verband met het appelleren van de maatschappij wat betreft haar rol in suïcidepreventie. De werkwijze die door de Zelfmoordlijn gehanteerd wordt, is hierbij het voorbeeld bij uitstek: niet alleen werkt deze uitsluitend met vrijwilligers (die hierdoor ook een maatschappelijke rol gaan innemen inzake suïcidepreventie), ook doet de Zelfmoordlijn duidelijk een beroep op de kracht van de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken in de preventie van zelfdoding. 137 Activiteit 4.7.2. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en implementatie’ Wat Een belangrijke voorwaarde voor het doorgedreven implementeren van het Vlaams actieplan suïcidepreventie en voor duurzaamheid van de gekozen acties, is lokale en regionale verankering van deze methodieken. Om het Vlaams actieplan suïcidepreventie ook op lokaal niveau geïmplementeerd te krijgen, is het belangrijk dat samen met de actoren in de regio’s materialen en methodieken ontwikkeld en geïmplementeerd worden. In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden in dit verband de locoregionale netwerken opgericht, bestaand uit de Logo’s en de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (suïcidepreventiewerkingen). Locoregionaal verankeren en implementeren is cruciaal om het Vlaams actieplan suïcidepreventie in heel Vlaanderen te implementeren. Bij de uitwerking van de materialen en methodieken zal het essentieel zijn rekening te houden met de verwachtingen en noden die lokaal gesignaleerd worden. Bij de opmaak van de plannen rond implementatie zullen de locoregionale netwerken bovendien cruciaal zijn in het zichtbaar maken van de activiteiten op locoregionaal niveau, maar ook in het koppelen van de verschillende activiteiten aan het geheel van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. VESP zal bij de uitwerking en uitvoering van haar activiteiten waken over de locoregionale verankering en implementatie van de verschillende onderdelen. Wie CPZ en EZO Doelgroepen Locoregionale netwerken, organisaties die lokaal werken, bevolking Waar Vlaanderen, rekening houdend met de eigenheid en specificiteit met bepaalde regio’s Wanneer Continu 138 Hoe Om van in de opstartfase rekening te houden met de locoregionale verankering wordt een vertegenwoordiger van de locoregionale netwerken opgenomen in de stuurgroep die VESP begeleidt. Daarnaast zijn ook de Logo’s vertegenwoordigd in de stuurgroep. Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de CGG suïcidepreventiewerking, de Logo’s en eventueel andere organisaties met een locoregionale werking. VESP stelt haar kennis en expertise ter beschikking van de locoregionale netwerken in de provincies. Samenwerkingsvereisten Een vertegenwoordiger van de locoregionale werkingen zetelt in de stuurgroep, net zoals een vertegenwoordiger van de Logo’s en een vertegenwoordiger van de CGG suïcidepreventiewerking. Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de locoregionale werkingen, zowel op het vlak van wat de locoregionale werkingen van de partnerorganisatie verwachten als op het vlak van hoe de partnerorganisatie in haar werking rekening kan en moet houden met de locoregionale verschillen. Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met lokale en regionale organisaties, in functie van de uitwerking en implementatie van de verschillende methodieken en materialen. Output en kwaliteitscriteria In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en implementatie’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Indicatoren voor locoregionale verankering en implementatie: - De mate waarin bij de uitwerking van materialen en methodieken rekening gehouden wordt met de noden en verwachtingen op locoregionaal niveau - De mate waarin materialen en methodieken ook locoregionaal bruikbaar zijn en ingezet worden - De bekendheid van de materialen en methodieken op lokaal niveau - De feedback van de locoregionale actoren in verband met de bruikbaarheid en inzetbaarheid van de materialen en methodieken 139 Beschikbare expertise De partnerorganisatie onderhoudt reeds contacten met de locoregionale netwerken in de provincies. Daarnaast engageerden zowel de CGG suïcidepreventiewerking als de Logo’s (die samen de locoregionale netwerken uitmaken) zich om een plaats in te nemen in de stuurgroep van de partnerorganisatie. Daarnaast hebben ook de organisaties binnen de partnerorganisatie in het verleden reeds ervaring opgedaan in het uitrollen van methodieken en materialen over Vlaanderen, in samenwerking met de locoregionale structuren. 140 Activiteit 4.7.3. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie’ Wat Wetenschappelijk onderzoek is een belangrijke randvoorwaarde in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. VESP ondersteunt het belang en de noodzaak van deze randvoorwaarde ten volle. Naast onderzoek rond methodieken en evaluatie van methodieken, bleek er ook een nood aan psychologisch autopsieonderzoek, onderzoek naar de oorzaken, omstandigheden en risicofactoren van suïcide in Vlaanderen. Ook onderzoek naar het effect van campagnes op hulpzoekend gedrag en onderzoek m.b.t. signaalherkenning worden in dit verband in het Vlaams actieplan suïcidepreventie vermeld. VESP ziet het als haar taak om advies te formuleren rond te voeren onderzoek in Vlaanderen, en onderzoek te voorzien in de uitwerking van de verschillende activiteiten, methodieken en materialen. Ook streeft VESP er naar dat de uitvoering en implementatie van het Vlaams actieplan suïcidepreventie continu geëvalueerd worden, en dit van bij de opstart van het tweede actieplan. Wie EZO en CPZ Doelgroepen Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking Waar Vlaanderen Indien geopteerd wordt voor het werken met een pilot (bv. in kader van methodiekontwikkeling) kan onderzoek zich beperken tot de betreffende pilootregio. Wanneer - Onderzoek naar methodiekontwikkeling en in verband met de evaluatie van de verschillende activiteiten: te concretiseren in het tijdspad en implementatieplan van de verschillende methodieken en materialen (zie resultaatsgebied 2 en 3) 141 - Advies in verband met te verrichten onderzoek: opstart en verkenning van de noden in dit verband in 2014 - Continu Hoe Wetenschappelijke onderbouwing van de activiteiten en methodieken is één van de hoekstenen van deze partnerorganisatie. Bij uitwerking van de methodieken zal ook steeds gepleit worden voor het wetenschappelijk onderbouwen van de methodieken, maar ook voor het opzetten van een pre- en post-evaluatie. In het Vlaams actieplan suïcidepreventie werd bij de selectie van de verschillende activiteiten reeds rekening gehouden met de evidence die over bepaalde methodieken beschikbaar is. VESP zal in de uitvoering van haar taken ook adviseren in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de methodieken in Vlaanderen. VESP adviseert de Vlaamse overheid bovendien ook over het opzetten van onderzoek dat de inzichten op (de preventie van) zelfdoding kan verbeteren, zoals psychologisch autopsieonderzoek naar de oorzaken, omstandigheden en risicofactoren van suïcide in Vlaanderen. Samenwerkingsvereisten Alle betrokkenen staan open voor wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie. Output en kwaliteitsvereisten In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Aan de overheid wordt op geregelde basis advies gegeven over de noden in verband met onderzoek, en dit zowel naar aanleiding van eventuele vragen van de overheid, als op eigen initiatief van de partnerorganisatie. Indicatoren voor wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie: - Mate waarin de keuze voor methodieken en materialen wetenschappelijk onderbouwd is en gestaafd kan worden met onderzoeksresultaten. - Mate waarin pre- en postevaluatie voorzien wordt in de uitwerking van de verschillende activiteiten. 142 - Er wordt tijdens de duur van de beheersovereenkomst van de partnerorganisatie meer onderzoek verricht naar suïcide in Vlaanderen, zowel door de partnerorganisatie als door andere relevante actoren. - Elke organisatie die instaat voor een deel van het Vlaams actieplan suïcidepreventie is bereid mee te werken aan onderzoek. Beschikbare expertise De partnerorganisatie stond aan de wieg van heel wat onderzoek rond suïcidaliteit en de preventie van zelfdoding in Vlaanderen. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek beschikt over decennialange ervaring in het voeren van wetenschappelijk onderzoek naar zelfdoding. Ook het Centrum ter Preventie van Zelfdoding initieerde in het verleden al heel wat onderzoek rond het thema en baseert haar methodiekontwikkeling en –bijsturing continu op wetenschappelijke inzichten. 143 Activiteit 4.7.4. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken’ Wat De preventie van zelfdoding kan slechts effectief zijn indien er werk gemaakt wordt van duurzaam beleid. Zogenaamde ‘one shot’ initiatieven hebben weinig of geen zin. Zowel op het niveau van het beleid als op het niveau van de activiteiten zal er voldoende aandacht moeten zijn voor de lange termijn planning. VESP zal bij het geven van advies aan de Vlaamse overheid rond bepaalde acties en initiatieven steeds rekening houden met de haalbaarheid van de uitvoering, lange termijn vooruitzichten en planning. Daarnaast is het ook de bedoeling dat de verschillende interventies, strategieën, activiteiten, organisaties, … op geïntegreerde wijze werken. Er moeten links gemaakt worden tussen de verschillende initiatieven, het aanbod op de verschillende preventieniveaus moet duidelijk zichtbaar zijn, … Wie CPZ en EZO Doelgroepen Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking, Vlaamse overheid Waar Vlaanderen, regio’s in Vlaanderen Wanneer Continu, met bijzondere aandacht op het moment van implementatie van nieuwe methodieken Hoe Bij de ontwikkeling van nieuwe materialen en methodieken wordt er gewerkt aan de hand van een lange termijn planning, gericht op het duurzaam implementeren. Van in het begin 144 wordt rekening gehouden met de haalbaarheid, de beschikbaarheid en integratie van methodieken in organisaties en structuren, … Het Vlaams actieplan suïcidepreventie 2012 – 2020 vertrekt van een geïntegreerde visie op de preventie van zelfdoding: van universele preventie over selectieve tot geïndiceerde preventie. Het steeds opnieuw linken van de verschillende initiatieven aan de verschillende strategieën en kaderen binnen het geheel van het Vlaams actieplan is in dit verband essentieel. De partnerorganisatie zal bij de implementatie van de verschillende strategieën steeds aandacht besteden aan geïntegreerd werken. Voor de beoogde doelgroepen moeten de nieuwe interventies duidelijk zijn, maar ook gelinkt kunnen worden aan andere al bestaande initiatieven. De actie rond ketenzorg, maar ook die rond de centrale toegangspoort rond suïcidepreventie zijn hier voorbeelden van. Ook binnen andere strategieën en doelgroepen staat geïntegreerd werken voor VESP centraal. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met alle betrokkenen binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie en ook met andere organisaties die zich richten op bepaalde beoogde risico- en kwetsbare groepen. In functie van ‘duurzaamheid van beleid’ is ook een goede samenwerking met de Vlaamse overheid cruciaal. Output en kwaliteitscriteria In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Indicatoren voor duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken: - Mate waarin de activiteiten met elkaar gelinkt worden, niet alleen in theorie maar ook in praktijk, niet alleen door de aanbieders maar ook door de gebruikers (zie ook realisatie activiteit ketenzorg). - Mate waarin bestaande en nieuwe activiteiten op lange termijn een kans op slagen en voortbestaan hebben. - Mate van integratie van nieuwe initiatieven met reeds bestaande initiatieven. 145 Beschikbare expertise Ook voor VESP staan duurzaamheid in het beleid en geïntegreerd werken centraal in de uitwerking van materialen en methodieken. De partnerorganisatie beschikt over ervaring in het opmaken van langetermijnplannen en het duurzaam implementeren van methodieken en materialen. Ook geïntegreerd werken wordt door VESP hoog in het vaandel gedragen. Door de vele contacten die de partnerorganisatie op het werkveld heeft, zal het ook mogelijk zijn de verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een sterke integratie. 146 Activiteit 4.7.5. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde aandacht voor innovatieve technologieën Wat De laatste jaren maakte de informatie- en communicatietechnologie een enorme evolutie door, ook op het vlak van hulpverlening en preventie. Zowel de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (Europees project Euregenas) als het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (Preventie 2.0) ontwikkelden de laatste jaren heel wat expertise op het vlak van innovatieve technologieën. Binnen VESP is het de bedoeling deze expertise verder uit te breiden en linken te leggen met ervaringen en opportuniteiten die zich binnen andere domeinen van de zorg voordoen, bv. in verband met de creatie van het elektronisch patiëntendossier, de uitbouw van e-mental health tools, … Het inbedden van innovatieve technologieën in de activiteiten van het Vlaams actieplan suïcidepreventie kan niet alleen nieuwe mogelijkheden genereren, bv. op het vlak van optimalisatie van bepaalde zaken, het (kosten)effectiever maken van bestaande methodieken, of het gerichter bereiken van bepaalde subdoelgroepen, innovatieve technologieën zoals bepaalde online tools kunnen ook doelgroepen bereiken die via andere methodieken niet bereikt worden, maar die wel een hoog risico op suïcidaal gedrag vertonen. Ook in het kader van geestelijke gezondheidsbevordering bieden de innovatieve technologieën tal van mogelijkheden (bv. e- mental health). VESP wil de mogelijkheden die de innovatieve technologieën bieden op het vlak van geestelijke gezondheidsbevordering en de preventie van zelfdoding integreren in de strategieën, activiteiten, methodieken en materialen, zonder evenwel blind te zijn door mogelijke beperkingen of valkuilen die deze technologieën met zich mee kunnen brengen. Wie CPZ en EZO Doelgroepen Vlaamse bevolking Ontwikkelaars van methodieken en materialen Vlaamse overheid 147 Waar Vlaanderen Wanneer Continu Voor de verschillende materialen en methodieken zal dit onderdeel geconcretiseerd worden in de planning van de individuele methodieken Hoe VESP zal de Vlaamse overheid adviseren in verband met de mogelijkheden rond het inzetten van innovatieve technologieën in het kader van haar opdrachten, maar zal evengoed advies geven over de mogelijke valkuilen, ethische bezwaren en mogelijke juridische knelpunten in verband met innovatieve technologieën en suïcidepreventie. VESP verdiept zich verder in de mogelijkheden van innovatieve technologieën in het kader van haar opdrachten en de strategieën van het Vlaams actieplan, door op de hoogte te blijven van wetenschappelijke ontwikkelingen en onderzoek in dit verband, door het inventariseren van buitenlandse voorbeelden, door het leggen van contacten met initiatiefnemers en overlegplatforms die in dit verband in Vlaanderen al heel wat expertise ontwikkelden. Samenwerkingsvereisten Samenwerking met alle betrokkenen binnen de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie Er worden contacten gelegd met experten op het vlak van innovatieve technologieën. Ook samenwerking met ontwikkelaars van dit soort technologieën zal essentieel zijn om zicht te krijgen op de mogelijkheden van deze technologieën. Indien nodig worden zij ad hoc als expert aan de stuurgroep toegevoegd. Output en kwaliteitscriteria In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘innovatieve technologieën’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Een aantal activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds gestoeld op innovatieve technologieën: de serious game, een aantal modules binnen de portaalsite. 148 Naast het realiseren van deze activiteiten is het ook de bedoeling ook in de andere activiteiten aandacht te hebben voor de mogelijke inzet van innovatieve technologieën. Indicatoren innovatieve technologieën: - Er is een duidelijk zicht op de mogelijkheden en beperkingen van innovatieve technologieën in het kader van de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding - Mate waarin in de uitbouw van nieuwe materialen en methodieken voorzien wordt in de inschakeling van innovatieve technologieën - Realisatie van de strategieën die expliciet een beroep doen op de innovatieve technologieën Beschikbare expertise De partnerorganisatie beschikt over expertise rond het inzetten van innovatieve technologieën in het kader van suïcidepreventie, o.a. door de initiatieven in het kader van preventie 2.0 (CPZ) en de werkzaamheden binnen het Europees project Euregenas (EZO). Daarnaast zijn er vanuit de partnerorganisatie al heel wat bestaande linken en samenwerkingen met experten in verband met innovatieve technologieën in Vlaanderen (bv. OHUP, SUBTLE, AMICA, TETRA-projecten, …). 149 Activiteit 4.7.6. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde facettenbeleid Wat De verschillende strategieën en activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie en ruimer de preventie van zelfdoding in het algemeen moeten niet louter een aandachtspunt zijn vanuit de preventieve gezondheidszorg. Suïcidepreventie overstijgt dit domein, en een integrale aanpak van de zelfdodingsproblematiek in Vlaanderen vereist de samenwerking met heel wat andere beleidsdomeinen. Wie CPZ en EZO Doelgroepen Onderwijs, werk, wonen, jeugd, armoedebestrijding, gezondheidszorg, economie, … Waar Vlaanderen – België Wanneer Continu Hoe VESP zal bij de uitwerking van de materialen en methodieken, en de opmaak van de hierbij horende implementatieplannen steeds aandacht hebben voor de andere relevante beleidsdomeinen die betrokken moeten worden. VESP zal in dit verband niet alleen voorstellen formuleren, maar zal de Vlaamse overheid ook adviseren over de te betrekken beleidsdomeinen en de mogelijke rol die deze kunnen spelen binnen elk van de activiteiten. Daarnaast zal VESP in haar stuurgroep, en zeker naar aanleiding van de uitwerking van bepaalde strategieën, experten opnemen vanuit andere beleidsdomeinen, die advies kunnen geven rond het betrekken van andere domeinen. VESP streeft ernaar zowel op operationeel als op beleidsniveau te werken aan het facettenbeleid. Op operationeel niveau zal dit gebeuren door organisaties en instanties van buiten de preventieve gezondheidszorg te betrekken bij de verschillende activiteiten. 150 Samenwerkingsvereisten In functie van de realisatie van het facettenbeleid zal de samenwerking met de Vlaamse overheid cruciaal zijn. Daarnaast zal het ook belangrijk zijn linken te leggen met de federale overheid. Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met actoren uit andere beleidsdomeinen, in functie van de realisatie van de verschillende opdrachten. Output en kwaliteitscriteria In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen. Indicatoren facettenbeleid: - Mate waarin andere actoren en beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg betrokken worden in de verschillende opdrachten van de partnerorganisatie - Mate waarin het advies dat aan de Vlaamse overheid wordt gegeven rekening houdt met de realisatie van de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’ - Mate waarin ook binnen andere beleidsdomeinen aandacht is voor de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijk gezondheid Beschikbare expertise Binnen de partnerorganisatie zijn reeds contacten met verschillende andere beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg, zoals het welzijnswerk, het onderwijs, de bedrijfswereld, het jeugdwerk, … De partnerorganisatie erkent dan ook ten volle het belang van het betrekken van de verschillende beleidsdomeinen bij de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. 151 4.1. Beleidsplan Doelgroepenbeleid door de partnerorganisatie 152 Doelgroepenbeleid door de partnerorganisatie Binnen de uitwerking van haar opdrachten zal VESP bijzondere aandacht hebben voor een aantal doelgroepen, die een verhoogde kwetsbaarheid hebben om suïcidaal gedrag te ontwikkelen. Het gaat hierbij om volgende groepen: personen met een psychiatrische stoornis, nabestaanden, de omgeving van suïcidale personen, bepaalde leeftijdscategorieën zoals ouderen, mannen 35 – 45 jaar en jongeren, gedetineerden, kansarmen, holebi’s en transgenders. Deze groepen worden aangevuld met land- en tuinbouwers, mensen met een beperking, vluchtelingen en asielzoekers, groepen waarvan tijdens de voorbereiding van de gezondheidsconferentie bleek dat ervaringsdeskundigen en experten ook deze als kwetsbare groepen inzake suïcidaliteit bestempelen. (cfr. Rapport ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie suïcidepreventie – 17 december 2011) Bij de uitwerking , implementatie en evaluatie van de nieuwe methodieken zal aandacht zijn voor bovenstaande kwetsbare doelgroepen. Indien mogelijk en relevant zal een aangepaste methodiek ontwikkeld worden die zich specifiek richt op deze kwestbare groepen. Daarnaast worden een aantal interventies ontwikkeld die zich specifiek richten op bepaalde doelgroepen. 153 Resultaatsgebied Activititeit Doelgroepen van deze activiteit Aandacht voor specifieke doelgroepen De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding Elke potentieel geïnteresseerde: de Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, … Er is bijzondere aandacht voor de bekendmaking van dit aanspreekpunt bij organisaties die met zgn. kwetsbare doelgroepen werken. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP Elke potentieel geïnteresseerde: de Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, … Bij het aanbieden van informatie heeft VESP bijzondere aandac ht voor de zgn. kwetsbare doelgroepen. VESP biedt proactief informatie aan aan die doelgroepen die een kwetsbare status hebben. Informatie wordt op maat van de aanvrager en de doelgroep aangereikt. 1.2. Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding Andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners Bij het advies aan ontwikkelaars van methodieken wordt aandacht besteed aan de kwetsbare doelgroepen en de mate waarin zij bereikt kunnen worden door deze methodieken. 1.3. Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen Vlaamse overheid, partners, organisaties Resultaatsgebied 1 1.1. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding 1.4. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder De Vlaamse overheid 1.5. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie De Vlaamse overheid M.n. in het kader van vermaatschappelijking geeft VESP advies rond het bereiken van alle doelgroepen in de samenleving, in het bijzonder die doelgroepen die als kwetsbare of risicogroepen gelden in verband het ontwikkelen van suïcidaal gedrag. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond geestelijke gezondheidsbevordering De algemene Vlaamse bevolking Er is bij de ontwikkeling van methodieken en materialen bijzondere aandacht voor bepaalde doelgroepen zoals kansarmen en mensen die een hoger risico hebben op het ontwikkelen van gezondheidsproblemen, aangezien zij vaak buiten de scope van universele interventies vallen. Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als Voorbereiding van acties ten behoeve van ouders van kinderen en Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan ouders die tot de Resultaatsgebied 2 2.1. Ontwikkeling van methodieken en materialen voor de bevordering van geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen 155 2.2. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders jongeren ten einde hun ondersteuningsvaardigheden te vergroten. kwetsbare doelgroepen behoren: kansarme ouders, ouders met psychische problemen, … Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de de bevordering van sociale aansluiting en uitwerking van methodiek ‘persoonlijke toekomstplanning’ en ondersteunende materialen voor pilot studie van de versterking van het sociaal kapitaal in de lokale gemeenschap door vorming van netwerkgroepen rond de oudere d.m.v. het inzetten van gekwailificeerde vrijwilligers Alleenstaande ouderen 75+ Deze activiteit richt zich specifiek op een risicogroep inzake zelfdoding. De methodiek wordt dan ook uitgewerkt op maat van deze doelgroep. In een samenwerkingsverband met de VVGG suïcidepreventie integreren in bestaande initiatieven gericht op doorbreken van stigma inzake geestelijke gezondheid en op verbetering van hulpzoekgedrag De Vlaamse algemene bevolking via bestaande initiatieven gericht op taboe en stigma ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen en hun behandeling. Bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen, die niet makkelijk te bereiken zijn met dit soort interventies. Indien nodig worden specifieke materialen en methodieken gericht op kwetsbare doelgroepen ontwikkeld. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband Organisaties die reeds initiatieven ontwikkelden in verband met de preventie van zelfdoding, de organisaties met terreinwerking, de verschillende actoren binnen het Bijzondere aandacht voor die groepen die een verhoogde kwetsbaarheid of risico hebben op suïcidaal gedrag. 156 dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond geestelijke gezondheidsbevordering Vlaams actieplan suïcidepreventie, de Vlaamse bevolking Ontwikkeling van planning, methodologie en materialen voor de studie van de effecten van een ‘serious game‘, alsook de ontwikkeling van een implementatieplan Depressieve jongeren (12 – 19 jaar) Deze activiteit richt zich specifiek op een risicogroep / kwetsbare groep inzake zelfdoding. De methodiek wordt dan ook op maat van deze doelgroep uitgewerkt. Er is bijzondere aandacht bij de implementatie van de methodiek voor het bereiken van die depressieve jongeren die nog moeilijker bereikbaar zijn bv. kansarme jongeren. Ontwikkeling van planning, methodologie en materialen voor pilootstudies naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training. Voorbereiding van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen Suïcidale Vlamingen Deze activiteit bevindt zich binnen de geïndiceerde preventie en richt zich dus per definitie op een hoogrisicogroep inzake suïcide. Er is bijzondere aandacht bij de implementatie van de methodiek voor het bereiken van suïcidale Vlamingen die die nog moeiljker bereikbaar zijn. Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en De doelgroep voor deze multidisciplinaire richtlijn betreft vooral de hulpverlening, met name Er is bijzondere aandacht voor de bekendmaking van de multidisciplinaire richtlijn onder die 157 wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie psychiaters, psychologen, huisartsen, spoedartsen, verpleegkundigen,… hulpverleners die met kwetsbare doelgroepen of risicogroepen werken. Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie Alle zorgverstrekkers betrokken bij de zorg voor mensen met suïcidale gedachten en/of gedrag: spoeddiensten, eerste, tweede en derde lijn Er is bijzondere aandacht voor het uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg onder die zorgverstrekkers die met kwetsbare doelgroepen of risicogroepen werken, en die nog moeilijker de weg vinden naar gepaste hulpverlening. 2.3. Het uitwerken van een Het uitwerken van een planning met planning met tijdspad van te tijdspad van te ontwikkelen ontwikkelen methodieken, waarin methodieken onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4. Alle partners van het Vlaams actieplan suïcidepreventie 158 Resultaatsgebied 3 3.1. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid Partners inzake geestelijke gezondheidsbevordering zijnde VIGeZ, Logo’s, VVGG Bij de implementatie van de methodieken inzake geestelijke gezondheidsbevordering is bijzondere aandacht voor het bereiken van de kwetsbare doelgroepen. Organisaties die reeds met deze doelgroepen werken, worden betrokken bij de uitwerking van het implementatieplan, en de implementatie. 3.2. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit Belangrijke partners inzake de preventie van zelfdoding; De organisaties met terreinwerking: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, (CPZ) CGG-SP, FDGG, Zorgnet Andere leden van de stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s Andere leden van de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie: Tele-Onthaal, Awel, Cavaria, mutualiteiten, Departement Onderwijs en Vorming, Domus Medica Bij de implementatie van de methodieken inzake de preventie van zelfdoding is bijzondere aandacht voor het bereiken van de kwetsbate doelgroepen. Organisaties die reeds met deze doelgroepen werken worden betrokken bij de uitwerking van het implementatieplan, en de implementatie. Ook andere partners en stakeholders die te maken hebben met de suïcidale personen: 159 - Algemene ziekenhuizen Psychiatrische ziekenhuizen PAAZ Tele-Onthaal CAW Scholen … Resultaatsgebied 4 4.1. Het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie VESP inventariseert continu strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie Vlaamse overheid, organisaties, publiek Bij de inventarisatie is er bijzondere aandacht voor strategieën, acties, methodieken en materialen die zich specifiek richten op de kwetsbare groepen. 4.2. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering Alle relevante partners van het Vlaams actieplan suïcidepreventie In de gegevensverwerking worden indicatoren in verband met kwetsbare doelgroepen opgenomen. 4.3. Het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese vergelijkende studies Opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie Het is de taak van het VESP om deze epidemiologische gegevens te verspreiden onder alle belangrijke partners en open te stellen voor alle andere doelgroepen zoals ondermeer de media, hulpverleners, studenten en het algemeen publiek. Bij het verzamelen van de epidemiologische informatie wordt ook informatie verzameld in verband met de epidemiologie van geestelijke gezondheidsproblemen en suïcidaal gedrag bij de kwetsbare en risicogroepen. 4.4. De wetenschappelijke evaluatie van Alle uitvoerders van het tweede Bij de evaluatie van het actieplan is Het uitbouwen of beheren 160 van een evaluatiemethode en indicatoren voor het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder het Vlaams actieplan suïcidepreventie Vlaams Actieplan Suïcidepreventie bijzondere aandacht voor het bereik van de kwetsbare groepen en risicogroepen met de verschillende activiteiten. 4.5. Het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan VESP draagt bij aan de uitwerking van een communicatieplan rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid In de uitwerking van het communicatieplan is aandacht voor de communicatie naar bepaalde specifieke doelgroepen. Bij de planning en uitwerking van communicatie van de verschillende activiteiten wordt steeds stilgestaan bij de doelgroepen die men wenst te bereiken, en de manier waarop deze doelgroepen bereikt kunnen worden. VESP streeft er naar dat in de communicatie rond zelfdoding en de acties van het Vlaams actieplan suïcidepreventie te stroomlijnen zodat de eenheid van het actieplan bewaard wordt Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid Er is aandacht voor de communicatie naar en over bepaalde specifieke doelgroepen. VESP bewaakt de uitvoering van het communicatieplan Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse overheid Er is aandacht voor de communicatie naar en over bepaalde specifieke doelgroepen. 4.6. Het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan 161 4.7. Het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en het facettenbeleid in het bijzonder. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’ De volledige bevolking Bijzondere aandacht voor die doelgroepen die niet gemakkelijk bereikt worden met initiatieven, zoals kansarmen, kwetsbare groepen, … VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en implementatie’ Locoregionale netwerken, organisaties die lokaal werken, bevolking Er wordt gestimuleerd dat er ook op locoregionaal niveau contacten zijn met die organisaties en actoren die in contact staan met de kwetsbare en risicogroepen. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw’ Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘duurzaamheid’ Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking, Vlaamse overheid Ook kwetsbare groepen en risicogroepen zijn gebaat bij de duurzaamheid van de activiteiten. Regelmatige herhaling en promotie van de verschillende activiteiten zijn in dit verband erg belangrijk. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘innovatieve technologieën’ Vlaamse bevolking Ontwikkelaars van methodieken en materialen Vlaamse overheid Er is bij de ontwikkeling van de innovatieve technologieën aandacht voor het bereiken van de verschillende doelgroepen: het inzetten van innovatieve technologieën kan ertoe leiden dat bepaalde kwetsbare groepen 162 makkelijker bereikt worden, anderzijds kunnen dit soort technologieën ervoor zorgen dat bepaalde groepen uit de boot vallen. VESP houdt hiermee rekening in haar uitwerking van methodieken en advies. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’ Onderwijs, werk, wonen, jeugd, armoedebestrijding, gezondheidszorg, economie, … 163 Een doorgedreven facettenbeleid kan er mee voor zorgen dat bijzondere doelgroepen beter bereikt worden door de activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. 4.1. Beleidsplan Overzicht samenwerking De samenwerking met de Terreinorganisaties en andere actoren binnen het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie In functie van een optimale uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie zal continue samenwerking tussen het VESP en de terreinorganisaties en andere belangrijke partners cruciaal zijn. Deze samenwerking zal zich vertalen in twee richtingen: - Enerzijds zal het VESP als kennis-en expertisecentrum de toegangspoort zijn voor de Terreinorganisaties en andere partners tot wetenschappelijk onderbouwde betrouwbare informatie en haar kennis en ervaring ten dienste stellen bij methodiekontwikkeling en implementatie - Anderzijds beschouwt het VESP de Terreinorganisaties en andere partners als belangrijke expertisecentra inzake specifieke gebieden van de geestelijke gezondheidsbevordering en de suïcidepreventie en zal hun specifieke kennis en ervaring belangrijk zijn in functie van methodiekontwikkeling en implementatie Zoals beschreven in het organogram en in de algemene procedure onder resultaatsgebied 2 (methodiekontwikkeling) wil het VESP gebruik maken van een stuurgroep waarin de Terreinorganisaties en andere relevante uitvoerders van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie zetelen. Deze stuurgroep zal een belangrijke rol spelen in het aanleveren van input voor de methodiekontwikkeling en implementatie maar zal tevens globaal een regelmatige en kritische beoorderling van de uitvoering van de activiteiten en doelstellingen leveren. In functie van een optimale uitvoering van bepaalde resultaatsgebieden zullen ook andere actoren moeten betrokken worden zoals 1ste lijnorganisaties, ziekenfondsen, onderwijs,… Hieronder wordt een schematisch overzicht geboden van de nodige samenwerkingsverbanden met de Terreinorganisaties en andere actoren binnen het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie volgens de verschillende resultaatsgebieden. Resultaatsgebied 1 Resultaatsgebied 2 Resultaatsgebied 3 Resultaatsgebied 4 Activiteit 1.1.1: aanspreekpunt Algemene procedure Activiteit 3.1.: ondersteuning Activiteit 4.1.1: inventarisatie informatie, documentatie en advies methodiekontwikkeling implementatie methodieken tav strategieën, methodieken mbt geestelijke gezondheidsbevordering uitvoering VAS Bij gespecialiseerde vragen of vragen Stuurgroep: die de inhoud vd opdrachten van - Terreinorganisaties: - VIGeZ - VIGeZ Werkgroep Verder, Zorg - Logo’s - Locoregionale netwerken Terreinorganisaties: voor Suïcidepogers, - VVGG Werkgroep Verder, Zorg (Centrum ter Preventie van voor Suïcidpogers, (Centrum Zelfdoding) Terreinorganisaties omvatten: - ter Preventie van - CGG-SP Zelfdoding) - FDGG - VIGeZ - Zorgnet - VVGG - VVGG - ViGeZ - Logo’s Activiteit 1.1.2.: aanbieden van Activiteit 2.1.1.: inventariseren en Activiteit 3.2.: ondersteuning Activiteit 4.3.1.: opvolgen, informatie, documentatie en advies opvolgen bestaande initiatieven, implementatie methodieken tav verzamelen en vergelijken van Voor vragen naar informatie afstemmen, adviseren rond hiaten preventie zelfdoding epidemiologische informatie waarover andere organisaties meer (geestelijke gezondheids- - Stuurgroep VESP - VAZG expertise beschikken: bevordering) - Vlaamse Werkgroep - (Eenheid voor - VIGeZ Afstemming met VIGeZ, Logo’s, Suïcidepreventie - Logo’s VVGG, andere actoren rond - WIV - VVGG geestelijke gezondheidsbevordering - VAD - HBSC-studie UGent Terreinorganisaties: Werkgroep Zelfmoordonderzoek) Verder, Zorg voor Suïcidepogers, (Centrum ter Preventie van Zelfdoding) Activiteit 1.5.: adviseren Vlaamse Activiteit 2.1.2.: bevordering overheid inzake de ondersteuningsvaardigheden randvoorwaarden ouders: inventarisatie initiatieven - communicatieplan - - Projecten art.107 - VIGeZ - 1ste lijnorganisaties - Ziekenfondsen - Locoregionale - Jeugdhulpverlening samenwerking - Integrale jeugdhulpverlening - Logo’s - Onderwijs - CGG-SP - Activiteit 4.5.1.: uitwerking Werkgroep Verder Activiteit 2.1.3: bevorderen sociale Activiteit 4.5.2.: stroomlijnen aansluiting ouderen communicatie - Plan vzw 167 - Werkgroep Verder - Andere leden stuurgroep VESP Activiteit 2.1.4.: hulp zoeken Activiteit 4.6.: bewaken uitvoering aanmoedigen en stigma doorbreken: communicatieplan integratie suïcidepreventie - - Werkgroep Verder VVGG Activiteit 2.2.1.: inventariseren en Activiteit 4.7.1.: randvoorwaarde opvolgen bestaande initiatieven, vermaatschappelijking afstemmen, adviseren rond hiaten - (preventie zelfdoding) - Terreinorganisaties - CGG SP - FDGG - Zorgnet 1ste lijnorganisaties met focus op kansarme groepen Activiteit 2.2.2.: ontwikkeling Activiteit 4.7.2.: randvoorwaarde methodiek Serious Game locoregionale verankering en - Ontwikkelaars SPARX - Vlaamse ontwikkelaars implementatie - CGG-SP - Locoregionale werking Activiteit 2.2.3.: ontwikkeling Activiteit 4.7.6.: randvoorwaarde methodiek behandelvormen facettenbeleid 168 suïcidaliteit - FDGG - Zorgnet Vlaanderen - CGG-SP - Logo’s - VU Amsterdam - Activiteit 2.2.4.: multidisciplinaire - richtlijn - Trimbos - Zorg Suïcidepogers - Werkgroep Verder Activiteit 2.2.5.: kwalitatief model - ketenzorg - Zorg voor Suïcidepogers - Projecten art. 107 169 Vlaamse overheid 4.2. Meerjarenbegroting 4.2 MEERJARENBEGROTING PERSONEELSKOST Ugent Coördinator 0,4 VTE Preventiemanager 0,5 VTE Wetensch. Ondersteuning 0,5 VTE Administratief 0,5 VTE Totaal personeelskost Ugent Overhead 10% CPZ Directeur Stafmedewerker Totaal personeelskost CPZ 0,2 VTE 0,8 VTE WERKINGSKOSTEN Ugent (2/3) Vergaderingen en overleg Lidmaatschappen Publicaties en drukwerk Documentatie Congressen en studiedagen Organisatie studiedagen Bureaubenodigdheden Totaal werkingskosten Ugent Overhead 10% CPZ (1/3) Vergaderingen en overleg Lidmaatschappen Publicaties en drukwerk Website Documentatie Congressen en studiedagen Organisatie studiedagen Bureaubenodigdheden Totaal werkingskost CPZ RESERVEVORMING TOTAAL BUDGET jaar 1 1/10/13 - 31/12/14 jaar 2 2015 jaar 3 2016 jaar 4 2017 jaar 5 1/1/18-30/9/18 43.303,05 40.461,38 38.295,44 29.357,50 151.417,36 15.141,74 35.335,29 33.016,48 31.249,08 23.955,72 123.556,57 12.355,66 36.041,99 33.676,81 31.874,06 24.434,83 126.027,70 12.602,77 36.762,83 34.350,35 32.511,54 24.923,53 128.548,25 12.854,83 28.123,57 26.278,02 24.871,33 19.066,50 98.339,41 9.833,94 18.750,00 68.000,00 86.750,00 15.300,00 55.488,00 70.788,00 15.606,00 56.597,76 72.203,76 15.918,12 57.729,72 73.647,84 12.177,36 44.163,23 56.340,59 3.041,79 416,79 3.125,00 1.500,00 4.166,79 2.433,43 333,43 2.500,00 733,43 3.333,43 2.500,00 3.333,43 15.167,15 1.516,72 2.433,43 333,43 2.500,00 733,43 3.333,43 2.433,43 333,43 2.500,00 733,43 3.333,43 2.500,00 3.333,43 15.167,15 1.516,72 1.825,07 250,07 1.875,00 550,07 2.500,07 912,50 125,00 1.875,00 1.500,00 275,00 1.250,00 6.000,00 18.250,36 1.825,04 1.520,84 208,34 3.125,00 4.000,00 750,00 2.083,34 3.333,43 12.667,15 1.266,72 2.500,07 9.500,36 950,04 1.216,67 166,67 2.500,00 2.000,00 366,67 1.666,67 3.000,00 14.687,51 1.216,67 166,67 2.500,00 2.000,00 366,67 1.666,67 2.500,00 1.666,67 12.083,35 1.666,67 9.583,35 1.216,67 166,67 2.500,00 2.000,00 366,67 1.666,67 2.500,00 1.666,67 12.083,35 20.000,00 0,00 0,00 0,00 0,00 308.072,01 235.467,44 234.351,44 243.818,13 182.151,86 1.250,00 7.187,51 VESP voorziet geen andere inkomsten in het kader van de uitvoering van de opdrachten binnen deze oproep. Visie op reservevorming VESP voorziet tijdens het eerste werkingsjaar (1/10/2013 – 31/12/2014) een reserve van 20.000 euro aan te leggen. Deze reserve zal gedurende de 4 daaropvolgende werkingsjaren aangewend worden om de werking te versterken, en dit in functie van de noden die zich aandienen. Hierbij wordt in elk geval gedacht aan extra investeringen nodig voor de uitvoering van de verschillende opdrachten, mogelijks nieuwe of veranderende prioriteiten die een extra financiële stimulans vereisen, publicaties, de organisatie van studiedagen, het financieren van de verschillende overlegmomenten, ... Bij de concretisering van de jaarplannen zal jaarlijks beschreven worden hoe deze reserve aangewend zal worden. Deel 5: Voorstel van jaarplan met bijhorende begroting voor het eerste werkingsjaar 5.1. Voorstel van jaarplan 5.2. Begroting voor het eerste werkingsjaar 173 Overzicht planning jaar 1 Beheersovereenkomst Preventie Zelfdoding Coördinatie Q1 (Okt ’13-Dec ’13) aanstellen personeel afspraken overlegstructuur overheid samenstellen stuurgroep opmaak samenwerkingsafsprak en stuurgroep vergadering 1 dagelijks bestuur vergadering 1,2 Q2 (Jan ’14-Maart ’14) Q3 (April ’14-Jun ’14) Q4 (Jul ’14-Sept ’14) Q5 (Okt ’14-Dec ’14) stuurgroep vergadering 2 dagelijks bestuur vergadering 3,4 stuurgroep vergadering 3 dagelijks bestuur vergadering 5,6 stuurgroep vergadering 4 dagelijks bestuur vergadering 7,8 stuurgroep vergadering 5 dagelijks bestuur vergadering 9,10 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5 voorbereiding deelname 15ESSSB deelname relevante studiedagen VVGG congress 15th European Symposium (Tallinn) deelname relevante studiedagen Resultaatsgebied 1 1.1 informatie, documentatie en advies Congresdeeln ame deelname relevante studiedagen deelname relevante studiedagen voorbereiding deelname World Suicide Prevention Day voorbereiden materialen distributie materialen actieve participatie Persbericht Internationale Dag van de overleg (VVGG e.a.) voorbereiding participatie actieve participatie 174 Geestelijke Gezondheid Documentatie Website Nieuwsbrief Media Helpdesk (telefonisch / electronisch) 1.2 adviseren van ontwikkelaars 1.3 deelname aan werkgroepen 1.4 adviseren van Vlaamse overheid inzake registratie, evaluatie, onderzoek 1.5 adviseren van Vlaamse overheid inzake concretisering van randvoorwaarden inventarisatie + communicatie beschikbare documentatie ontwikkeling ontwikkeling en verspreiding opvolging en I.N. reactie ontwikkeling op vraag/proactief overleg deelname vergadering WG SP deelname vergadering WG PIZS op vraag deelname inventarisatie onderzoek, registratie, informeren en adviseren overheid update update Update Update update ontwikkeling en verspreiding Update ontwikkeling en verspreiding Update ontwikkeling en verspreiding opvolging en I.N. reactie opvolging en I.N. reactie opvolging en I.N. reactie update ontwikkeling en verspreiding opvolging en I.N. reactie communicatie opvolging + oplijsting FAQ op vraag/proactief overleg deelname vergadering WG SP deelname vergadering WG PIZS op vraag deelname opvolging onderzoek, registratie,… informeren en adviseren overheid op vraag/proactief overleg deelname vergadering WG SP deelname vergadering WG PIZS op vraag deelname opvolging onderzoek, registratie,… informeren en adviseren overhead opvolging + oplijsting FAQ op vraag/proactief overleg deelname vergadering WG SP deelname vergadering WG PIZS op vraag deelname opvolging onderzoek, registratie,… informeren en adviseren overhead opvolging + oplijsting FAQ op vraag/proactief overleg deelname vergadering WG SP deelname vergadering WG PIZS op vraag deelname opvolging onderzoek, registratie,… informeren en adviseren overheid opvolging concretisering randvoorwaarden informeren en adviseren overheid opvolging concretisering randvoorwaarden informeren en adviseren overhead opvolging concretisering randvoorwaarden informeren en adviseren overhead opvolging concretisering randvoorwaarden informeren en adviseren overheid 175 Resultaatsgebied 2 2.1 methodieken en materialen bevordering GG 2.2 methodieken en materialen preventie zelfdoding (zie ook 2.3. uitwerken planning) Q1 Q2 Q3 Q4 Q5 samenwerkingsverban d VVGG samenwerkingsverban d VIGeZ samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ inventarisatie recente wetenschappelijke literatuur en evidentie opvolging literatuur en evidentie ontwikkeling planning methodieken opvolging literatuur en evidentie ontwikkeling planning methodieken opvolging literatuur en evidentie ontwikkeling planning methodieken procesbegeleiding multidisciplinaire richtlijn opvolging literatuur en evidentie ontwikkeling planning methodieken procesbegeleiding multidisciplinaire richtlijn module helpotheek en infotheek module zelfhulp module consultdesk professionelen module crisishulp module helpotheek en infotheek module zelfhulp module consultdesk professionelen module crisishulp procesbegeleiding uitvoering procesbegeleiding uitvoering ontwikkeling planning, methodieken voorbereiding pilootstudie 2.3 uitwerken van planning portaalsite multidisciplinaire richtlijn module helpotheek en infotheek module helpotheek en infotheek module consultdesk professionelen module crisishulp module consultdesk professionelen module crisishulp module helpotheek en infotheek module zelfhulp module consultdesk professionelen module crisishulp ontwikkeling planning, methodologie voorbereiding behandeling suïcidale personen 176 Q1 Resultaatsgebied 3 3.1. Ondersteuning implementatie tav GGbevordering 3.2. Ondersteuning implementatie tav suïcidepreventie ontwikkeling implementatieplan portaalsite Q2 Q3 Q4 Q5 samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband Logo's samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband Logo's samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband Logo's samenwerkingsverband VVGG samenwerkingsverband VIGeZ samenwerkingsverband Logo's overleg partners VAS Inventarisatie noden ondersteuning deskundigheidsbevordering (DKB) overleg partners VAS overleg partners VAS overleg partners VAS Ondersteuning DKB Ondersteuning DKB ondersteuning implementatieplan poster Ondersteuning DKB ondersteuning implementatieplan poster ondersteuning implementatie poster 177 Q1 Q2 Q3 inventarisatie acties, strategieën mbt VAS inventarisatie acties, strategieën mbt VAS ontwikkeling richtlijnen uniforme gegevensverwerking/rapp ortage Q4 Q inventarisatie acties, strategieën mbt VAS inventarisatie acties, strategieën mbt VAS bevorderen uniforme gegevensverwerking en rapportage adhv de richtlijnen verzamelen en opvolgen epidemiologische informatie jaarrapport opvolgen evaluatie Resultaatsgebied 4 4.1. Inventariseren mbt VAS 4.2. bevorderen van uniforme gegevensverwerking en rapportage 4.3. opvolgen epidemiologische informatie ontwikkeling criteria kwaliteitsvolle epidemiologische informatie 4.4. evaluatie VAS 4.5. bijdragen uitwerking communicatieplan 4.6. uitvoering communicatieplan 4.7. bewaken randvoorwaarden verzamelen en opvolgen epidemiologische informatie ontwikkeling indicatoren en uitkomstvariabelen ontwikkeling plan oprichten taskforce bewaken wetenschappelijke onderbouw bewaken wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, facettenbeleid 1ste contacten ifv vermaatschappelijking samenwerkingsafspraken locoregionale netwerken verzamelen en opvolgen epidemiologische informatie bespreking richtlijnen partners VAS en overheid verzamelen en opvolgen epidemiologische informatie jaarrapport opvolgen evaluatie opmaak infofiche VAS ontwikkeling plan bewaken wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, facettenbeleid 178 uitvoering en opvolging bewaken wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, facettenbeleid uitvoering en opvolging bewaken wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, facettenbeleid 5.2. Begroting jaar 1 (1/10/2013 – 31/12/2014) beheersovereenkomst jaar 1 1/10/13 - 31/12/14 PERSONEELSKOST Ugent Coördinator 0,4 VTE Preventiemanager 0,5 VTE Wetensch. Ondersteuning 0,5 VTE Administratief 0,5 VTE Totaal personeelskost Ugent Overhead 10% CPZ Directeur Stafmedewerker Totaal personeelskost CPZ 0,2 VTE 0,8 VTE WERKINGSKOSTEN Ugent (2/3) Vergaderingen en overleg Lidmaatschappen Publicaties en drukwerk Documentatie Congressen en studiedagen Organisatie studiedagen Bureaubenodigdheden Totaal werkingskosten Ugent Overhead 10% 43.303,05 40.461,38 38.295,44 29.357,50 151.417,36 15.141,74 18.750,00 68.000,00 86.750,00 3.041,79 416,79 3.125,00 1.500,00 4.166,79 6.000,00 18.250,36 1.825,04 CPZ (1/3) Vergaderingen en overleg Lidmaatschappen Publicaties en drukwerk Website Documentatie Congressen en studiedagen Organisatie studiedagen Bureaubenodigdheden Totaal werkingskost CPZ 3.000,00 14.687,51 RESERVEVORMING 20.000,00 TOTAAL BUDGET 1.520,84 208,34 3.125,00 4.000,00 750,00 2.083,34 308.072,01 179
© Copyright 2024 ExpyDoc