Beleidsplan 2013-2018 (pdf, 1,7MB)

DOSSIER IN HET KADER VAN DE OPROEP VOOR HET SLUITEN VAN EEN
BEHEERSOVEREENKOMST MET EEN PARTNERORGANISATIE IN HET KADER VAN HET
PREVENTIEVE GEZONDHEIDSBELEID:
PARTNERORGANISATIE VOOR DE PREVENTIE VAN ZELFDODING
Bijgewerkt dossier – 21 juni 2013
Kandidatuur vanuit een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor
Zelfmooronderzoek (UGent) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding
Deel 1: Formulier ‘Indienen van een dossier in het kader van de oproep voor het
sluiten van een beheersovereenkomst met een “Vlaamse partnerorganisatie voor
de preventie van zelfdoding”
2
Indienen van een dossier in het kader
van een oproep voor het sluiten van een
beheersovereenkomst met een
partnerorganisatie voor de preventie van
zelfdoding
In te vullen door het
Vlaams Agentschap Zorg
en Gezondheid
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid
Afdeling Preventie, Eerstelijn en Thuiszorg
Team Preventie
Koning Albert II-laan 35 bus 33, 1030 BRUSSEL
Tel. 02 553 35 09 - Fax 02 553 36 90
http://www.zorg-en-gezondheid.be
ontvangstdatum
Waarvoor dient dit formulier?
Met dit formulier kunt u een dossier indienen in het kader van de oproep om een beheersovereenkomst te sluiten met een
Vlaamse partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding, en dit in verschillende stadia van de procedure. Let op: het
ingevulde formulier is slechts één element in het in te dienen dossier. Een volledig dossier bevat daarnaast ook minstens
beknopte beschrijving van uw organisatie, een meerjarige beleidsplan (inclusief begroting), een uitgewerkt jaarplan
(inclusief begroting) voor het eerste werkjaar, en een kopie van de meest recente versie van de statuten van uw
organisatie. Meer informatie over deze procedure, relevante regelgeving, de oproep, en de volledige tekst van de oproep
zelf vindt u hier:
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Procedures/Preventieve-gezondheidszorg/Oproepen-voor-het-sluiten-van-eenbeheersovereenkomst/
Waar kunt u terecht voor meer informatie over dit formulier?
Na het lanceren van een specifieke oproep organiseert het Agentschap steeds een informatiesessie voor
geïnteresseerden, waar u terecht kan met alle soorten vragen over de oproep en de verdere procedure, ook in verband
met dit formulier.
Voor deze oproep gaat deze sessie door 21 maart 2013, ELIPS gebouw, zaal 0.01
Gegevens van de indiener
1 Vul de gegevens van uw organisatie in.
Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome
entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen .
naam organisatie Universiteit Gent, penvoerende instelling
soort organisatie Openbare instelling met rechtspersoon
straat en nummer Sint-Pietersnieuwstraat 25
postnummer en gemeente 9000 Gent
telefoonnummer 09/264.30.01
faxnummer 09/264.35.97
e-mailadres [email protected]
website www.UGent.be
titel, voor- en achternaam Prof. Paul Van Cauwenberge, Rector
leidinggevende
3
1 Vul de gegevens van uw organisatie in.
Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome
entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen .
naam organisatie VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding
soort organisatie VZW
straat en nummer Ferdinand Lenoirstraat 27-31
postnummer en gemeente 1090 Jette
telefoonnummer 02 649 62 05
faxnummer 02 649 88 18
e-mailadres [email protected]
website www.preventiezelfdoding.be
titel, voor- en achternaam De heer Jos Janssen (voorzitter)
leidinggevende
2 Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier.
Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon.
voor- en achternaam Prof. Cornelis van Heeringen, Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie
functie ZAP, gewoon hoogleraar, wetenschappelijke promotor
straat en nummer De Pintelaan 185
postnummer en gemeente 9000 Gent
telefoonnummer 09/332.43.75
e-mailadres [email protected]
2 Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier.
Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon.
voor- en achternaam Kristien Pauwels
functie Directeur VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding
straat en nummer Ferdinand Lenoirstraat 27-31
postnummer en gemeente 1090 Jette
telefoonnummer 02 649 62 05
e-mailadres [email protected]
Inhoud van het dossier
3 Kruis aan in welk stadium van de procedure u dit dossier indient.
U mag slechts één hokje aankruisen.
eerste voorstel van dossier (nog geen beoordeling van ontvankelijkheid of sterkte/zwakte)
aangepast voorstel van dossier na negatieve beoordeling ontvankelijkheid
aangepast voorstel van dossier na beoordeling sterkte/zwakte
4 Vul hier in uit welke stukken het dossier bestaat dat u indient.
Zorg ervoor dat de documentnamen van de bestanden die u doorstuurt overeenkomen met de items uit onderstaande lijst.
Geef indien nodig in enkele zinnen meer uitleg over de inhoud. Bundel meerjarenbeleidsplan en – begroting in één
document, en voorstel van jaarplan en –begroting in een ander. Geef ook een volledige lijst van bijlagen. Verstuur alle
documenten van het dossier in één keer, en gebruik het PDF-formaat
4
1. Formulier ‘indienen van een dossier….’
2. Beknopte voorstelling van organisatie (missie, doelstellingen, organogram, namen, activiteiten en situering
in het werkveld), met bijlagen (1) samenwerkingsverband EZO-CPZ (ingesloten PDF-bestand) en (2)
intentieverklaringen van samenwerking tussen PO en andere organisaties: Werkgroep Verder, Zorg voor
Suïcidepogers, FDGG, Zorgnet, VIGeZ, Logo’s, VVGG (ingesloten PDF of jpg-bestanden)
3. Kopie van meest recente versie van statuten van beide organisaties
4. Voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjaren begroting
5. Voorstel van jaarplan met bijbehorende begroting voor eerste werkingsjaar
Ondertekening
In te vullen door de indiener
5 Vul de onderstaande verklaring in.
Het ingediende dossier is alleen geldig als u dit formulier ondertekend hebt.
Ik verklaar hierbij dat alle informatie in dit formulier en in de andere documenten van het dossier dat ik indien
correct en volledig zijn, en dat ik geen informatie heb weggelaten die cruciaal is voor de beoordeling van de in de
oproep vermelde criteria.
datum
dag 0
2
maand 0
5
jaar 2
0
1
3
handtekening
functie, voor- en achternaam CORNELIS VAN HEERINGEN, wetenschappelijke promotor UGent
verantwoordelijke
Hoe gaat het verder met uw aanvraag?
-
Na ontvangst van het dossier van de kandidaat, verstuurt het agentschap een ontvangstbevestiging per mail,
binnen de drie werkdagen.
-
Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid. De beslissing tot ontvankelijkheid of onontvankelijkheid wordt
door het agentschap meegedeeld aan de kandidaat binnen dertig dagen nadat de administrateur-generaal het
dossier heeft ontvangen. De onontvankelijkheid moet gemotiveerd worden.
-
Als de kandidaat op de hoogte is gebracht van de onontvankelijkheid, heeft hij tien werkdagen de tijd om
aanpassingen door te voeren en het dossier opnieuw in te dienen. Als hij niet of niet tijdig alle nodige
formaliteiten vervult, vervalt het voorstel dat hij heeft ingediend.
-
Het agentschap pleegt overleg met alle kandidaten die een ontvankelijk voorstel hebben ingediend. Tijdens dat
overleg worden de voorstellen die zijn ingediend niet openbaar gemaakt, maar worden de sterke en zwakke
punten van de verschillende voorstellen besproken.
-
De kandidaten kunnen vervolgens een nieuw dossier indienen en zich eventueel scharen achter de al dan niet
aangepaste voorstellen. De nieuwe voorstellen moeten worden ingediend ten laatste binnen twintig werkdagen
na het overleg.
-
Het agentschap rangschikt de kandidaten op basis van de beoordeling van het dossier.
5
-
Het agentschap maakt voor de best gerangschikte kandidaat, op basis van het ingediende dossier, een ontwerp
van beheersovereenkomst op en stelt, indien nodig, aanpassingen voor aan het beleidsplan en het jaarplan voor
het eerste werkingsjaar. Het agentschap bezorgt het ontwerp van beheersovereenkomst aan de minister en aan
de kandidaat.
-
De minister onderhandelt met de kandidaat over het ontwerp van beheersovereenkomst. Dat kan leiden tot een
akkoord of tot een aanpassing van het ontwerp van beheersovereenkomst, op voorwaarde dat de bepalingen van
de oproep worden nageleefd.
-
Indien de minister vaststelt dat er geen akkoord mogelijk is, ook na aanpassing, beslist de minister om hetzij af te
zien van het sluiten van een beheersovereenkomst en de oproep terug te trekken, hetzij onderhandelingen op te
starten met de kandidaat die als tweede gerangschikt werd.
-
Na akkoord over het ontwerp van de beheersovereenkomst met de kandidaat legt de minister, indien dit vereist is
volgens de regels inzake begrotingscontrole en –opmaak, het ontwerp van beheersovereenkomst ter
goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.
-
De minister en de kandidaat sluiten, na goedkeuring van het ontwerp, de beheersovereenkomst.
6
Deel 2: Beknopte voorstelling van de organisatie
Missie
Doelstellingen
Taakverdeling
Organogram
Activiteiten
Situering in het werkveld
Bijlagen
1. Samenwerkingsverband partnerorganisatie EZO – CPZ (ingesloten PDFfile)
2. Intentieverklaringen tot samenwerking partners van de
partnerorganisatie (ingesloten PDF of jpg-bestanden)
a. Intentieverklaring Werkgroep Verder
b. Intentieverklaring Zorg voor Suïcidepogers
c. Intentieverklaring FDGG
d. Intentieverklaring Zorgnet
e. Intentieverklaring VVGG
f. Intentieverklaring VIGeZ
g. Intentieverklaring Logo’s
7
VESP
Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie
Een samenwerkingsverband tussen
de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent
en
het Centrum ter Preventie van Zelfdoding
CENTRUM TER
PREVENTIE VAN
ZELFDODING
8
Missie
VESP, het Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie, wil een actieve bijdrage
leveren tot de realisatie van de gezondheidsdoelstelling “het aantal zelfdodingen
moet met 20% dalen tegen 2020 in vergelijking met het jaar 2000” en de uitvoering
van het bijbehorend Vlaams actieplan
VESP wil daartoe haar kennis en ervaring ten dienste stellen van alle beschikbare
preventieve krachten in Vlaanderen door stimulering van
deskundigheidsbevordering, methodiekontwikkeling en netwerkvorming, zodat het
geheel groter is dan de som der delen
VESP wil bij iedere belanghebbende bekend zijn als de toegangspoort tot
betrouwbare informatie en daartoe alle beschikbare en geschikte communicatiemogelijkheden gebruiken
VESP wil haar opdracht uitvoeren binnen het kader van een preventiemodel, waarin
plaats is voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie en waarin dus
aandacht gegeven wordt aan de algemene bevolking, aan risicogroepen en aan
personen die reeds suïcidale gedachten hebben of suïcidaal gedrag vertonen
VESP wil haar opdracht uitvoeren in dienst van de Vlaamse overheid en de hele
samenleving met specifieke aandacht voor bevolkingsgroepen die kwetsbaar zijn
door kansarmoede of blootstelling aan bedreigingen van hun gezondheid
9
Doelstellingen
Een wetenschappelijke basis voor suïcidepreventie in Vlaanderen
Bieden van informatie, documentatie en advies inzake suïcidepreventie en
geestelijke gezondheidsbevordering aan de overheid en relevante organisaties
Ontwikkelen van wetenschappelijke onderbouwde methodieken en materialen of de
ontwikkeling ervan wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
Ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, met inbegrip
van deskundigheidsbevordering
Inhoudelijk en organisatorisch coördineren van aspecten van het Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie
10
Taakverdeling
VESP is een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek
van de Universiteit Gent (EZO) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) als
partnerorganisatie met het oog op de oproep voor het sluiten van een
beheersovereenkomst met de Vlaamse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin in het kader van het preventieve gezondheidsbeleid voor de preventie van
zelfdoding.
De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek is een onderzoekseenheid van de Universiteit
Gent, een openbare instelling met rechtspersoon. De statuten zijn vervat in het in
deel 3 opgenomen Bijzonder Decreet van 26 juni 1991, zoals gecoördineerd na de
laatste wijziging van 13 juli 2012. De Universiteit Gent is penvoerende organisatie.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding is een vzw met een unicommunautaire
Nederlandstalige werking. De statuten zijn opgenomen in deel 3 van dit dossier.
De taakverdeling binnen het samenwerkingsverband is de volgende:
Onder resultaatsgebied 1:
1° het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering
van de geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding;
CPZ en EZO
2° het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de
bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding;
EZO en CPZ
3° het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en
vergaderingen;
EZO en CPZ
11
4° het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van
en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen en over de continue
aanpassing en verbetering van registratiesystemen- en uitwisselingsplatforms
in het bijzonder.
EZO
5° Het adviseren van de Vlaamse overheid over het concretiseren van de
randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
CPZ en EZO
Onder resultaatgebied 2:
1° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de
geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door
derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen;
EZO en CPZ
2° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van
zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het
ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en
methodologisch ondersteunen.
EZO en CPZ
3° het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen
methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de
reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire
richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor het bevorderen van
sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een
12
Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals
bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
EZO en CPZ
Onder resultaatgebied 3:
1° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de
implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de
bevordering van de geestelijke gezondheid;
EZO en CPZ
2° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de
implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de
preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit.
EZO en CPZ
Onder resultaatgebied 4:
1° het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de
relevante organisaties met betrekking tot de uitvoering van het Vlaams
Actieplan Suïcidepreventie;
CPZ en EZO
2° het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering;
EZO
3° het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten
aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal
gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij
13
wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en
Europese vergelijkende studies;
EZO
4° het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het
Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke
gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de
behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder;
EZO
5° het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan;
CPZ en EZO
6° het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan;
CPZ
7° het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en
het facettenbeleid in het bijzonder.
CPZ en EZO
14
Organogram
Het samenwerkingsverband EZO-CPZ (VESP) staat in voor de uitvoering, organisatie
en coördinatie van de activiteiten binnen VESP met volgende organisatiestructuur:
Coördinator: Prof. Dr. Gwendolyn Portzky
De coördinator staat in voor de dagelijkse leiding van VESP.
Dagelijks betuur:
-
Coördinator Prof. Dr. Gwendolyn Portzky
-
Kirsten Pauwels (directeur Centrum ter Preventie van Zelfdoding)
-
Prof. Dr. Kees van Heeringen (directeur Eenheid voor Zelfmoordonderzoek)
-
Aan te werven preventiemanager
Het dagelijks bestuur staat in voor de operationele inhoudelijke opvolging van de
taken van de partnerorganisatie: de opvolging van de planning en uitvoering van de
activiteiten, de opvolging van de medewerkers, de voorbereiding van de
stuurgroepvergaderingen, het voorbereiden van overleg met de overheid, … Het
dagelijks bestuur komt in het eerste werkingsjaar minstens maandelijks samen.
Stuurgroep:
Het dagelijks bestuur wordt aangestuurd door een stuurgroep die zal bestaan uit een
vertegenwoordiger van de organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders
van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In functie van de inhoud van de
activiteiten kan de stuurgroep uitgebreid worden met andere leden, bv. met het oog
op het uitwerken of implementeren van een methodiek gericht op een specifieke
doelgroep.
De coördinator van de partnerorganisatie zit de stuurgroep voor. De taak van de
stuurgroep wordt in detail op verschillende plaatsen in het beleidsplan in deel 4 van
dit dossier aangegeven. Globaal is de taak te omschrijven als een regelmatige en
kritische beoordeling van de uitvoering van de activiteiten op basis van de
presentatie van resultaten door het dagelijks bestuur en dus van de mate waarin de
doelstellingen worden bereikt. Op deze manier vormt de stuurgroep een stevig
draagvlak voor de partnerorganisatie.
15
VESP streeft ernaar dat minstens volgende actoren deel uitmaken van de
stuurgroep:
-
FDGG en Zorgnet Vlaanderen (voor de CGG suïcidepreventiewerking en
VDIP),
-
de coördinator van de CGG suïcidepreventiewerking (voor de locoregionale
werkingen),
-
Organisaties met terreinwerking Zorg voor Suïcidepogers en Werkgroep
Verder
-
Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG)
-
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ)
-
De Logo’s (lokaal gezondheidsoverleg)
Met elk van deze organisaties werd een intentieverklaring afgesloten (zie bijlage).
Bij de start van VESP zal met elke organisatie een samenwerkingsovereenkomst
afgesloten worden, waarin de engagementen van de organisaties en de
partnerorganisatie t.a.v. elkaar beschreven zullen worden, in functie van de
realisatie van de opdrachten van de partnerorganisatie. In het beleidsplan van VESP
(zie verder) wordt de samenwerking met de verschillende partners verder
geconcretiseerd.
Daarnaast zullen ook contacten gelegd worden met vertegenwoordigers van de 1 ste
lijn (in dit verband vond een eerste verkennend contact plaats met het Verbond van
Sociale Ondernemingen, waaronder onder andere de CAW’s, de
wijkgezondheidscentra en de sociale diensten van de mutualiteiten
vertegenwoordigd zijn), andere relevante partnerorganisaties (zoals de Vlaamse
wetenschappelijke vereniging voor jeugdgezondheidszorg), … Ad hoc kunnen ook
andere specialisten uitgenodigd worden voor deelname aan de stuurgroep
bijvoorbeeld in het kader van het facettenbeleid.
De stuurgroep zal tijdens het eerste werkingsjaar minstens 2-maandelijks
samenkomen.
16
Overleg met Vlaamse overheid:
De aansturing van het Vlaams actieplan suïcidepreventie gebeurt door het
Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet van de Minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin. VESP vindt het dan ook belangrijk op geregelde basis
overleg te plegen met Agentschap en Kabinet. Tijdens dit overleg zal niet alleen een
stand van zaken gegeven worden, maar zullen ook de verwachtingen van de Vlaamse
overheid ten aanzien van de partnerorganisatie besproken worden.
De frequentie en de agenda van dit overleg zullen in samenspraak met de Vlaamse
overheid bepaald worden.
Activiteiten
De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) van de Universiteit Gent wordt sinds
1996 door de Universiteit Gent erkend als onderzoekseenheid met eigen benaming
en prof. dr. C. van Heeringen als directeur. De activiteiten binnen de eenheid zijn in
grote lijnen te vatten onder de volgende termen:
1. wetenschappelijk onderzoek: sinds de oprichting van de eenheid werden
tientallen wetenschappelijke onderzoeksprojecten uitgevoerd, De
onderzoeksactiviteiten binnen de eenheid vinden plaats in drie domeinen,
zijnde

het epidemiologisch toezicht

het onderzoek naar de neurobiologie en psychologie van suïcidaal
gedrag

de ontwikkeling en toetsing van preventiestrategieën
Alle projecten werden extern gefinancierd, in totaal ten bedrage van ruim 4.7
miljoen euro sinds de oprichting. Onderzoeksprojecten worden vaak in
nauwe samenwerking met andere Vlaamse instellingen en/of in
internationale context. Zo is de eenheid momenteel lid van volgende
samenwerkingsverbanden:
CASE (Child and Adolescent Self-harm in Europe) network
Brisbane: Australian Institute for Suicide Research and Prevention,
Griffith University
Cork: National Suicide Research Foundation
17
Londen: Brunel University
Oslo: Centre for Child & Adolescent Mental Health
Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University
Pècs: Department of Psychiatry, University of Pècs
Utrecht: Netherlands Youth Institute
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
NICE-SP (Network for International Collaboration and Expertise in Suicide
Prevention)
Cork: National Suicide Research Foundation
Ljubljana: University of Ljubljana
Umea: Umea University
Sor-Trondelag: Technical University
Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
NEURON (Suicide brain imaging research network)
Montreal: Centre for Suicide Studies, McGill University
Montpellier: Université de Montpellier
Jena: Dept of Psychiatry, University of Jena
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
EUREGENAS(European Regions Enforcing Actions Against Suicide)
Veneto: Health and Social Affairs Dept
Brussels: Flemish Agency Care and Health
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
Mareiestad: Region Västra Götaland
Faro: Administração Regional de Saúde do Algarve
Bucharest: Romtens Foundation
Wirral: Cheshire and Merseyside Public Health network
Helsinki: National Institute for Health and Welfare
Valladolid: Foundacion Intras
Sevilla: Servicio Andaluz de Salud
Mikkeli: Mikkelin ammattikorkeakoulu
Dresden: Technische Universität
Maribor: Regijski Zavod za Zdravstveno Varstvo
Valladolid: Junta de Castilla y León
2. informatieverschaffing ten behoeve van de algemene bevolking, de overheid, de
geestelijke gezondheidszorg en mede-onderzoekers. Wetenschappelijk gebaseerde
informatie wordt verspreid door middel van publicaties in wetenschappelijke
tijdschriften en boeken, interviews met radio, televisie en de geschreven pers, en
wetenschappelijke congressen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal
niveau. Zo werd een aantal internationale congressen georganiseerd, waaronder het
18
7th European Symposium on Suicide and Suicidal Behaviour. Ook werden nationale en
Vlaamse studiedagen en congressen georganiseerd. Op het vlak van
wetenschappelijke communicatie verschenen meer dan 120 peer-reviewed
publicaties in vaktijdschriften en werden 8 boeken uitgegeven, waaronder ‘The
International Handbook of Suicide and Attempted Suicide’ en ‘Understanding Suicidal
Behaviour: the Suicidal Process Approach to Reseach, Treatment and Prevention’,
beide uitgegeven door John Wiley & Sons (UK), het ‘Handboek suïcidaal gedrag’,
uitgeverij De Tijdsstroom, en ‘Behandelingsstrategieën bij suïcidaliteit’, uitgeverij
Bohn Stafleu Van Loghum.
3. advisering van de overheid en andere instanties op het vlak van de preventie van
zelfdoding door middel van actieve participatie aan werkgroepen, adviescommissies
en verenigingen. De directeur van de EZO vertegenwoordigt België als national
representative voor België bij de International Association of Suicide Prevention en
als national representative suicide prevention bij de WHO. Hij was tevens tot voor
kort vice president van de International Association of Suicide Prevention; thans
fungeert hij als voorzitter van de Stengel Award committee van deze organisatie.
Tevens was de EZO directeur lid van de WHO/EURO Task Force on Suicide Prevention
en de steering group van de WHO/EURO Study of Suicidal Behaviour zolang deze task
force en stuurgroep bestonden. Samen met de coördinator van de EZO zetelt hij in
de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. De coördinator zetelde tevens in het
consortium dat de Vlaamse Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie in 2013
inhoudelijk voorbereidde en het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie vorm gaf.
Voordien werd reeds meegewerkt aan de voorbereiding en implementatie van het
eerste Vlaams Actieplan en de voorbereiding van de eerste Vlaamse
gezondheidsconferentie inzake suïcidepreventie.
De EZO directeur is lid van de International Academy of Suicide Research en ontving
volgende prijzen op het vlak van suïcidepreventie: Ivonne van der Ven Prijs 2000
(Nederland) ter bevordering van suïcide-onderzoek en -preventie, de Erwin Stengel
Award for Outstanding Research in the field of suicide prevention van de
19
International Association for Suicide Prevention, 2005 en de Roddy D. Brickell Award
for Suicide Research and Prevention, 2009 Columbia University, New York.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) werd opgericht in 1979, vanuit het
Franstalige Centre de Prevention de Suicide. Het CPZ is een pluralistische vereniging
en heeft als basisdoelstelling het voorkomen van zelfdoding. Het CPZ heeft
Vlaanderen als werkingsgebied. De werking van het Centrum is gebaseerd op vier
pijlers:
-
Het Centrum wil met de Zelfmoordlijn 24 uur op 24 bereikbaar zijn voor
mensen met suïcidale gedachten, mensen uit hun omgeving en
nabestaanden. Door in anonimiteit actief en respectvol te luisteren,
stimuleren de vrijwilligers de zelfredzaamheid van de oproeper en trachten
zij samen met hem het moment van crisis te overwinnen. Het Centrum ter
Preventie van Zelfdoding staat in voor de deskundigheid van de vrijwilligers.
-
Het Centrum wil het ruime publiek informeren en sensibiliseren om suïcidaal
gedrag te herkennen, ernstig te nemen en bespreekbaar te maken.
-
Het Centrum wil de deskundigheid bevorderen van personen die vanuit hun
functie geconfronteerd kunnen worden met suïcidaal gedrag.
-
Het Centrum wil een bijdrage leveren aan het onderzoek naar suïcidaal
gedrag en de preventie ervan.
De wisselwerking tussen deze vier pijlers bepaalt de eigenheid van het Centrum en
zorgt ervoor dat het een baanbrekende rol kan blijven spelen in de preventie van
zelfdoding.
Het Centrum streeft ernaar haar basisdoelstelling te bereiken in overleg en in
samenwerking met de overheid en relevante partners, waarbij complementariteit
het uitgangspunt is. Het CPZ maakte samenwerkingsafspraken met Werkgroep
Verder, met de suïcidepreventiewerking van de Centra voor Geestelijke
Gezondheidszorg en recent ook met de Federatie voor Tele-Onthaaldiensten.
Daarnaast onderhoudt het CPZ geregelde contacten met Lucas, VIGeZ, de
locoregionale werkingen, de Logo’s, de terreinorganisatie Zorg voor Suïcidepogers,
de VVGG en tal van andere voor het thema relevante organisaties. In het buitenland
20
overlegt het CPZ geregeld met 113Online in Nederland en is het lid van AAS
(American Association of Suicidology) en IASP (International Association for Suicide
Prevention). Het CPZ is ook geregeld aanwezig op congressen en symposia, zowel in
binnen- als in buitenland.
Om zijn missie op een efficiënte manier te kunnen realiseren, organiseert het CPZ
zijn werking vanuit 3 diensten, waarin de vier pijlers (zelfmoordlijn, informeren en
sensibiliseren, deskundigheidsbevordering, onderzoek) zijn opgenomen:
De Zelfmoordlijn:
Personen met zelfdodingsgedachten, hun omgeving en nabestaanden kunnen voor
een hulpverlenend gesprek terecht op de gratis en erkende nooddienst. De telefoon
en chat worden beantwoord door vrijwilligers, die door het CPZ deskundig opgeleid
en opgevolgd worden. Sinds eind 2012 worden ook per e-mail oproepers
ondersteund.
Sedert een aantal jaar maakt ook Preventie 2.0 deel uit van de werking van de
Zelfmoordlijn. Preventie 2.0 draait om het sensibiliseren van bezoekers van sites,
blogs en fora waarop zelfdodingsgedachten worden geuit. Door proactief op
websites aanwezig te zijn, kan de Zelfmoordlijn mensen bereiken nog voordat ze zelf
actief naar hulp op zoek gaan. Met preventie 2.0 ontwikkelde het CPZ heel wat
expertise in verband met innovatieve technologieën en online suïcidepreventie.
Een laatste onderdeel van de Zelfmoordlijn is ASPHA (Advies Suïcidepreventie voor
Huisartsen en Andere Hulpverleners). ASPHA wil huisartsen en andere hulpverleners
uit de eerste lijn ondersteunen via telefoon en email bij het begeleiden van suïcidale patiënten,
hun omgeving en nabestaanden. Huisartsen en
andere hulpverleners die geconfronteerd worden
met een suïcidale patiënt kunnen er onmiddellijk
met hun vragen terecht. Op de website zijn
praktische handvatten voor de (huisartsen)praktijk,
vormingsmogelijkheden en achtergrondinformatie
over zelfdoding en de preventie ervan te vinden.
Vanuit de Zelfmoordlijn maakt het CPZ deel uit van OHIL (Overleg Hulp- en
Informatielijnen), OHUP (Online Hulp Uitwisselings Platform), IASP Special Interest
21
Group ‘Helplines Best Practices’ en werkt het samen met de Arteveldehogeschool
(online hulp), Hogeschool Gent (taalverwerkingsgroep in het kader van automatische
sentimentdetectie rond suïcide – projecten SUBTLE en AMICA).
Studiedienst:
Het CPZ wil wetenschappelijk onderbouwde en empirisch gestaafde kennis over
zelfdoding en de preventie ervan toegankelijk en toepasbaar maken voor het ruime
publiek. Het documentatiecentrum, rijk aan wetenschappelijke werken, thesissen,
rapporten en romans, kan op afspraak worden geraadpleegd. Daarnaast
beantwoordt de studiedienst tal van vragen naar informatie en advies rond
zelfdoding. Het CPZ ontwikkelde dan ook heel wat expertise in het beantwoorden
van vragen van tal van doelgroepen, gaande van scholieren, over studenten,
nabestaanden, geïnteresseerden, tot professionals en organisaties. Ook door de
media wordt het CPZ geregeld gevraagd om duiding te geven rond de preventie van
zelfdoding. Naast het verzamelen en toegankelijk maken van wetenschappelijke
kennis over zelfdoding, staat de studiedienst ook in voor de constante opvolging en
analyse van de gegevens die verzameld worden tijdens de gesprekken aan de
Zelfmoordlijn. Hierdoor beschikt het CPZ over een enorme database met informatie
over mensen die suïcidaal zijn en hun omgeving. Op geregelde tijdstippen voert het
CPZ op basis van de eigen gespreksgegevens – beperkt – onderzoek uit gericht op
specifieke doelgroepen aan de Zelfmoordlijn. In 2012 was er in dit verband een
project rond de noden van nabestaanden aan de Zelfmoordlijn. Ook rond het
gebruik van de Zelfmoordlijn door jongeren, gebeurde in 2012 een grote bevraging
door het CPZ. Tenslotte probeert de studiedienst ook samenwerkings-verbanden aan
te gaan om onderzoek over de preventie van zelfdoding te stimuleren. Zo initieerde
het CPZ mee het onderzoek ‘Suïcide in Vlaanderen en Nederland - Een verklaring
vanuit sociaal cognitieve factoren en hulpzoekend gedrag’ (uitgevoerd door A.
Reynders). Daarnaast werkte het CPZ samen met prof. Dr. L. Annemans aan een
studie naar de kosteneffectiviteit van de Zelfmoordlijn. Samen met de KULeuven
loopt er momenteel een studie op basis van de gespreksgegevens rond ouderen aan
de Zelfmoordlijn.
22
Vormingsdienst:
De Vormingsdienst van het CPZ vormt sleutelfiguren in zelfdodingspreventie.
Gedurende vele jaren heeft het CPZ een ruime ervaring opgebouwd door het geven
van vormingen bij preventiediensten, erkende nooddiensten, andere hulplijnen,
welzijns- en gezondheidsorganisaties, e.a. Het CPZ put hiervoor uit haar ervaring en
expertise in crisishulpverlening aan de Zelfmoordlijn. Ook rond online
suïcidepreventie (bv. door middel van chathulpverlening) werd al heel wat vorming
gegeven door het CPZ. De laatste jaren ontwikkelde het CPZ een specifiek
vormingsaanbod voor bedrijven. Er werd al vorming gegeven in tal van grote
bedrijven. Daarnaast verzorgt het CPZ ook al een aantal jaar vorming rond
suïcidepreventie op de werkplek op vraag van de FOD Werkgelegenheid. In dit kader
is het CPZ ook lid van de IASP Taskforce ‘Suicide and the workplace’.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding werd in het kader van het
preventiedecreet door de Vlaamse overheid erkend als organisatie met
terreinwerking suïcidepreventie door laagdrempelige telezorg, en dit van 1 januari
2012 tot en met 31 december 2016.
Het werkingsbied van dit samenwerkingsverband omvat derhalve het Vlaamse
Gewest en Brussel-Hoofdstad. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding heeft een
uni-communautaire werking, gezien haar erkenning als organisatie met
terreinwerking.
23
Situering in het werkveld:
Zowel de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek als het Centrum ter Preventie van
Zelfdoding ontwikkelden de voorbije jaren een stevige positie op het veld van
suïcidepreventie, niet alleen in Vlaanderen maar ook daar buiten. Niet alleen
ontwikkelden beiden zeer specifieke expertise rond suïcidepreventie, ook gingen ze
samenwerkingen aan met heel wat actoren op het veld. Beide organisaties worden
vaak geconsulteerd en maken deel uit van heel wat overlegplatforms (zie hoger).
Zowel EZO als CPZ ontwikkelden de voorbije jaren met succes een aantal
methodieken voor de preventie van zelfdoding.
Binnen VESP willen CPZ en EZO hun expertise verder ter beschikking stellen van alle
andere actoren op het veld en de Vlaamse overheid en dit gevoed door de meest
recente wetenschappelijke inzichten op het vlak van suïcidepreventie.
Overleg en samenwerking staan centraal binnen VESP. VESP vindt het dan ook van
cruciaal belang dat er binnen de uitwerking van haar taken een samenwerking
aangegaan wordt met de verschillende organisaties die reeds bepaalde expertise
ontwikkelden, in het bijzonder de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie,
maar ook met die organisaties die zich specifiek richten op de bevordering van
geestelijke gezondheid. Daarnaast wil VESP niet alleen een beroep doen op de
bestaande expertise, het wil ook samen met de verschillende actoren nagaan waar
hun behoefte aan ondersteuning zit en deze ondersteuning ook aanbieden.
Daarnaast wil VESP ook ten aanzien van de overheid een belangrijke partner
worden, die niet alleen advies verleent rond de uitvoering van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie, maar die ook kort op de bal kan spelen bij vragen en noden die
gesignaleerd worden vanuit de overheid.
24
Bijlagen
1. samenwerkingsovereenkomst EZO – CPZ (aparte PDF-file)
2. verklaringen van intentie tot samenwerking van belangrijkste actoren op
het vlak van suïcidepreventie in Vlaanderen
getekende
samenwerkingsovereenkomst EZO CPZ.pdf
Intentieverklaring
FDGG
Intentieverklaring
Intentieverklaring
Intentieverklaring
VIGeZ.pdf
Zorg Suicidepogers.pdf VVGG.jpg
Intentieverklaring
Intentieverklaring
Zorgnet
Werkgroep Verder.jpg
engagementsverklari
ng Logo's.pdf
25
Deel 3: kopie van meest recente statuten
Op de volgende pagina’s zijn terug te vinden:
-
De statuten van de UGent zijn vervat in het Bijzonder Decreet van 26 juni
1991, zoals gecoördineerd na de laatste wijziging van 13 juli 2012;
-
De statuten van vzw Centrum ter Preventie van Zelfdoding, goedgekeurd
door de Algemene vergadering van 24 februari 2012.
26
Decreet
datum laatste wijziging:
02/01/2013
inhoudstafel
Bijzonder decreet betreffende de Universiteit Gent en het Universitair
Centrum Antwerpen.
goedkeuringsdatum : 26 JUNI 1991 (voetnoot 2)
publicatiedatum : B.S.29/06/1991
COORDINATIE
Bijz. decr. 14-5-1996 - B.S. 28-6-1996
Bijz. decr. 15-7-1997 - B.S. 12-9-1997
Bijz. decr. 18-5-2001 - B.S. 5-7-2001
Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003
Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003
Bijz. decr. 19-3-2004 - B.S. 30-4-2004
Bijz. decr. 13-7-2012 - B.S. 17-8-2012
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen
volgt :
Artikel 1.
Dit bijzonder decreet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld bij artikel 59bis
van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 2.
Bij de Vlaamse Regering worden onder de benamingen "Universiteit Gent" en
"Universitair Centrum Antwerpen" twee openbare instellingen met
rechtspersoonlijkheid opgericht, waarvan het statuut bij of krachtens dit decreet
wordt bepaald.
De Universiteit Gent, verder genoemd de universiteit, heeft haar bestuurszetel in
het administratief arrondissement Gent. Het Universitair Centrum Antwerpen,
verder genoemd het universitair centrum, heeft zijn bestuurszetel in het
administratief arrondissement Antwerpen.
27
Art. 3.
De inrichtende macht van het academisch onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap wordt overgedragen aan de universiteit en het universitair
centrum, die als dusdanig de bevoegdheden bezitten die rechtstreeks of
onrechtstreeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de uitoefening ervan.
HOOFDSTUK II. - De bestuursorganen van de universitair centrum
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 4.
[De bestuursorganen van de Universiteit Gent zijn : de rector, de vice-rector, het
bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met
de faculteiten gelijkgestelde organen.
De bestuursorganen van het Universitair Centrum Antwerpen zijn : de rector, het
bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met
de faculteiten gelijkgestelde organen.
In de volgende artikelen moet "vice-rector" gelezen worden als "vice-rector van
de Universiteit Gent".]
Bijz. decr.14-5-1996
[Art. 4bis.
De raad van bestuur legt in het organiek reglement of het bestuursreglement de
fundamentele regelen betreffende de organisatie van de aanwijzingen en
verkiezingen vast. Deze fundamentele regelen voorzien in afdoende waarborgen
opdat beide geslachten in de schoot van de raad van bestuur, de verschillende
bestuursorganen van de universiteit die uitvoerbare beslissingen kunnen nemen,
in de verschillende adviesraden waarin het organiek reglement voorziet en in
selectiecommissies gelijkwaardig zijn vertegenwoordigd. Ten minste geldt dat ten
hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur en van de hiervoor
genoemde bestuursorganen, raden en commissies bestaat uit personen van
hetzelfde geslacht.]
Bijz. decr. 13-7-2012
Afdeling 2. - De rector en de vice-rector
Art. 5.
[De rector en de vicerector worden voor een termijn van vier jaar benoemd door
de zetelende raad van bestuur. Deze benoemingen gebeuren op voordracht van
het daartoe overeenkomstig het tweede lid samengestelde kiescollege, dat
beraadslaagt over de ingediende kandidaturen en dat bij geheime stemming voor
elke functie twee kandidaten voordraagt en daarbij rekening houdt met de
voorschriften inzake evenredige vertegenwoordiging van de beide geslachten.]
Dit kiescollege bestaat uit de leden van de samengevoegde faculteitsraden en van
de raden van de daarmee gelijkgestelde organen van de universiteit of het
28
universitair centrum.
De raad van bestuur legt de verkiezingsprocedure vast.
De kandidaten dienen [ten minste hoogleraar] te zijn aan de universiteit of het
universitair centrum en mogen de leeftijdsgrens voor opruststelling niet bereiken
tijdens de duur van hun mandaat.
Bijz. decr. 13-7-2012
Art. 6.
De mandaten van rector en vice-rector kunnen tweemaal hernieuwd worden.
Art. 7.
De rector heeft de algemene leiding over de universiteit of het universitair
centrum. Hij is voorzitter van het bestuurscollege en de raad van bestuur en
vertegenwoordigt de universiteit of het universitair centrum in en buiten rechte.
Art. 8.
De vice-rector staat de rector bij en vervangt hem bij verhindering of
afwezigheid. Daarenboven kan het bestuurscollege hem, onverminderd het
bepaalde in artikel 14, met bijzondere opdrachten belasten.
Afdeling 3. - Het bestuurscollege
Art. 9.
Het bestuurscollege bestaat uit :
1° de rector, voorzitter;
2° de vice-rector, ondervoorzitter;
3° twee leden behorende tot de groep van het zelfstandig academisch personeel
bedoeld bij artikel 16, 3° ;
4° telkens één lid behorende tot de groepen bedoeld bij artikel 16, 4° , 5° , 6° en
7° .
De beheerder of de beheerders wonen de vergaderingen van het bestuurscollege
met raadgevende stem bij.
Art. 10.
De in artikel 9, 3° en 4° bedoelde leden van het bestuurscollege en hun
plaatsvervangers worden verkozen door de raad van bestuur onder de leden
welke die groepen in de raad van bestuur vertegenwoordigen.
De raad van bestuur legt bij reglement de verkiezingsprocedure vast van de in
het eerste lid bedoelde leden en hun plaatsvervangers.
29
Art. 11.
Het mandaat van de leden van de bestuurscollege duurt vier jaar en is
hernieuwbaar. Het mandaat van de studenten duurt echter twee jaar en is
éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de vertegenwoordiger van het
assisterend academisch personeel duurt eveneens twee jaar en is hernieuwbaar]
Bijz. decr.14-5-1996
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector,
de beheerder of de beheerders.
Art. 12.
Het bestuurscollege is bevoegd voor alle zaken van de universiteit of het
universitair centrum die bij of krachtens dit decreet niet aan de raad van bestuur
zijn opgedragen. In het bijzonder is het bestuurscollege belast met :
1° het voorbereiden, bekendmaken en uitvoeren van de besluiten van de raad
van bestuur;
2° het beschikken over de financiën en de roerende en onroerende goederen van
de universiteit of het universitair centrum binnen de perken van de
begrotingskredieten en het door de raad van bestuur opgestelde beleids- of
financieringsplan;
3° het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere
rechtsomstandigheden;
4° het handhaven van de academische orde, en het desgevallend nemen van
tuchtmaatregelen overeenkomstig het vigerend tuchtreglement;
5° het vaststellen van vacatures en de beslissing tot de vacantverklaring van
openstaande ambten;
6° de benoeming van het assisterend academisch personeel en het administratief
en technisch personeel tot niveau twee;
7° het opstellen van zijn reglement van orde;
[8° wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft, het treffen van een regeling
van de vervanging van de rector voor het geval dat hij verhinderd of afwezig is.]
Bijz. decr. 14-5-1996
Art. 13.
De beslissingen van het bestuurscollege worden genomen met een gewone
meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco
stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist
de rector.
[Beslissingen over de toetreding tot en de bevoegdheidsoverdracht aan een
associatie worden genomen bij bijzondere meerderheid van twee derde van de
30
geldig uitgebrachte stemmen.]
Bijz. decr. 4-4-2003
Art. 14.
Het bestuurscollege kan bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de
rector, vice-rector, de beheerder of de beheerders. Omtrent de uitoefening van
deze bevoegdheden wordt aan het bestuurscollege verslag uitgebracht.
Art. 15.
Het bestuurscollege is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.
Het bestuurcollege verschaft de raad van bestuur informatie over de beslissingen
die het heeft genomen. Het verstrekt de raad op zijn verzoek alle inlichtingen
over zijn handelingen die het heeft verricht.
In het in artikel 21, 2° vermelde bestuursreglement worden omtrent de in dit
artikel bedoelde aangelegenheden nadere regelen opgenomen.
Afdeling 4. - De raad van bestuur
Art. 16.
De raad van bestuur bestaat uit :
1° de rector, voorzitter;
2° de vice-rector, ondervoorzitter;
3° twaalf vertegenwoordigers van het zelfstandig academisch personeel,
verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het
universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing
ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat
universitair centrum vervuld te hebben;
4° [drie vertegenwoordigers] van het assisterend academisch personeel verkozen
door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair
centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste
twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat universitair centrum
vervuld te hebben;
Bijz. decr.14-5-1996
5° drie vertegenwoordigers van het administratief en technisch personeel
verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het
universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing
ten minste twee jaar een voltijdse beroepsactiviteit in die universiteit of in dat
universitair centrum vervuld te hebben;
6° vier vertegenwoordigers door de studenten van die universiteit of dit
universitair centrum verkozen [drie studenten aangeduid met inachtname
31
van artikel 11.61 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de
rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de
integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie
in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van
19 maart 2004];
Bijz. decr.19-3-2004
7° [tien vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaaleconomische en culturele milieus, verkozen door de leden van de raad van
bestuur bedoeld in 1° tot 6°, rekening houdende met het profiel van de
universiteit.]
Bijz. decr.18-5-2001
De leden van het zelfstandig academisch personeel bedoeld onder 3° van het
vorige lid worden verkozen met inachtneming van de evenredige
vertegenwoordiging van de faculteiten.
[Bij de uitoefening van de bevoegdheden van de afgevaardigden van de
studenten wordt rekening gehouden met de bepalingen van artikel 11.51, §
2, eerste lid, 1°, juncto 11.93, § 2, van het decreet van 19 maart 2004
betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger
onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor
sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van
het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het
decreet van 19 maart 2004.]
Bijz. decr.19-3-2004
De beheerder of de beheerders wonen de vergadering van de raad van bestuur
met raadgevende stem bij.
[Voor de toepassing van dit artikel worden de mandaathouders van het Nationaal
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met een aanstelling van onbepaalde
duur ingedeeld bij de categorie van het zelfstandig academisch personeel. Voor
de toepassing van dit artikel worden verder de mandaathouders van het
Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met tijdelijke aanstelling en de
houders van een specialisatiebeurs voor het Vlaams Instituut voor de bevordering
van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie ingedeeld bij
de categorie van het assisterend academisch personeel. De raad van bestuur kan
voor de toepassing van dit artikel andere categorieën van wetenschappelijke
medewerkers indelen in de categorie van het assisterend academisch personeel
onder door de raad van bestuur vastgelegde voorwaarden.]
Bijz. decr.14-5-1996
Art. 17.
De raad van bestuur van het universitair centrum bestaat bovendien uit de
voorzitter en de rector van de Universitaire Instelling Antwerpen en de rector en
de voorzitter van de algemene vergadering van de Universitaire Faculteiten SintIgnatius te Antwerpen. Deze leden hebben raadgevende stem.
32
Art. 18.
[De raad van bestuur stelt het reglement vast van de verkiezing van de leden van
de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5°, [[6° en 7°]] .] (voetnoot
1)
Bijz. decr. 14-5-1996; [[ ]] Bijz. decr.18-5-2001
Art. 19.
Voor elk van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5°
, 6° en 7° wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Ingeval het mandaat van
een lid voortijdig beëindigd wordt of een lid niet langer de hoedanigheid bezit op
basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de
voorganger.
Art. 20.
Het mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt vier jaar en is
hernieuwbaar. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt
echter twee jaar en is éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de
vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel duurt eveneens
twee jaar en is hernieuwbaar.]
Bijz. decr.14-5-1996
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector,
de beheerder of de beheerders.
Art. 21.
De raad van bestuur is bevoegd voor :
1° het bepalen van het reglement van de verkiezing van de faculteitsraden en
van de decanen;
2° het bepalen van het bestuursreglement, het examenreglement en het
tuchtreglement;
3° het vastleggen van de algemene richtlijnen voor de organisatie en coördinatie
van het academisch onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de
wetenschappelijke dienstverlening van de universiteit of het universitair centrum;
4° het vastleggen en gebeurlijk aanpassen van het vijfjaarlijks investerings- en
financieringsplan;
5° het jaarlijks vastleggen en goedkeuren van de begroting, de jaarrekening en
het jaarverslag van de universiteit of het universitair centrum;
6° het bepalen van de personeelsformatie;
7° de benoeming van de leden van het zelfstandig academisch personeel en het
administratief personeel van niveau één;
33
8° het opstellen van zijn reglement van orde;
9° alle andere bij dit of andere decreten toegekende bevoegdheden.
Art. 22.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone
meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco
stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist
de rector.
Art. 23.
De raad van bestuur kan slechts geldig vergaderen indien ten minste de helft van
de in artikel 16, eerste lid, bedoelde leden aanwezig is.
Indien na een eerste samenroeping van een vergadering van de raad van bestuur
het in het eerste lid bedoelde quorum niet wordt bereikt, kan de raad van bestuur
ten vroegste één en ten laatste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede
samenroeping van een vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht
het aantal aanwezige leden.
Afdeling 5. - De faculteiten en andere bestuursorganen
Art. 24.
Met inachtneming van de door de raad van bestuur bepaalde richtlijnen geschiedt
de organisatie en de coördinatie van de onderwijsverstrekking en van de
wetenschapsbeoefening in de onderscheiden vakgebieden in hoofdorde op het
niveau van de faculteit.
Onder faculteit wordt tevens elk daarmee door de raad van bestuur gelijkgesteld
orgaan verstaan.
Art. 25.
De raad van bestuur bepaalt welke faculteiten de universiteit of het universitair
centrum omvat.
Art. 26.
De faculteit wordt bestuurd door de faculteitsraad. Deze wordt voorgezeten door
de decaan.
Art. 27.
De raad van bestuur bepaalt in het bestuursreglement :
1° de bevoegdheid en de werking van de faculteitsraad;
2° [de samenstelling en het aantal leden van de faculteitsraad, met dien
verstande dat ten minste twee derde van deze leden moet behoren tot het
zelfstandig academisch personeel, bedoeld in artikel 16, 3° , en dat de geledingen
34
in artikel 16, 4° , 5° en 6° , erin vertegenwoordigd moeten zijn];
Bijz. decr.14-5-1996
3° de duur van het mandaat van de leden van de faculteitsraden.
Art. 28.
De faculteitsraad kan bepaalde van zijn bevoegdheden delegeren aan de decaan
of aan sommige van zijn leden ten individuele titel of gezamenlijk.
Art. 29.
De decaan van de faculteit wordt door de faculteitsraad verkozen voor een
hernieuwbare termijn van twee jaar onder de gewoon hoogleraren en voltijdse
hoogleraren van de faculteit. Indien hij op het ogenblik van zijn verkiezing geen
zitting heeft in de faculteitsraad, wordt hij lid van deze faculteitsraad met
stemrecht.
Art. 30.
De raad van bestuur richt de departementen, vakgroepen, facultaire en
interfacultaire centra, scholen, instituten en alle andere organen op die hij
noodzakelijk acht voor het vervullen van de universitaire zending. Hij bepaalt de
benaming, de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van deze organen.
Afdeling 6. - De beheerder, de beheerders, de opdrachthouders en de
secretaris van de raad van bestuur
Art. 31.
[In de personeelsformatie van de universiteit worden er twee betrekkingen van
beheerder ingeschreven. Zij worden ingeschaald in de salarisschaal van gewoon
hoogleraar.]
Bijz. decr.15-7-1997
Art. 32.
[In de personeelsformatie van het universitair centrum wordt er een betrekking
van beheerder ingeschreven. Hij wordt ingeschaald in de salarisschaal van
gewoon hoogleraar.]
Bijz. decr.15-7-1997
[Art. 32bis.
De salarisschalen 16S en 16/1 waarin de beheerders waren of zijn ingeschaald
van 1 september 1991 tot 1 januari 1997 volgen de algemene evolutie van de
salarisschalen vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk IV van het decreet van 12
juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.]
Bijz. decr.15-7-1997
35
Art. 33.
De betrekkingen van beheerder worden begeven door de raad van bestuur na
een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder
zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding.
De aanduiding van de beheerders geschiedt bij geheime stemming en met een
gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de
gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector.
De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op
de dag waarop de betrekking vacant is geworden. Na het verstrijken van deze
termijn duidt de Vlaamse Regering ambtshalve de beheerder of de beheerders
aan.
Art. 34.
De rechten en plichten van de beheerder worden opgenomen in een
arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur. Deze
overeenkomst wordt aan de Vlaamse Regering voor medeondertekening
voorgelegd.
Art. 35.
De voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap geldende regels inzake
geldelijke anciënniteit zijn van toepassing op de beheerders. De bezoldiging van
de beheerders valt ten laste van de aan de universiteit of aan het universitair
centrum door de Vlaamse Gemeenschap toegekende werkingsuitgaven.
De diensten die door de betrokken personeelsleden vooraf werden gepresteerd bij
een ministerie, dienst of instelling van de nationale overheid of van een
Gemeenschap of Gewest worden in aanmerking genomen voor het vaststellen
van de geldelijke anciënniteit.
Art. 36.
Indien een beheerder tot het voltijds personeel van de universiteit of het
universitair centrum behoort, of een vastbenoemd ambtenaar is van het
ministerie of een instelling van de Vlaamse Gemeenschap, is hij voor de duur van
zijn mandaat met verlof. Dit verlof wordt niet bezoldigd. De betrokken periode
wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 37.
In de personeelsformatie van de universiteit Gent worden in de rang 15, drie
betrekkingen van opdrachthouder ingeschreven, waaraan de weddeschaal 15/1
wordt verbonden.
De betrekkingen van opdrachthouder worden begeven door de raad van bestuur
na een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder
zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding.
De aanduiding van de opdrachthouders geschiedt bij geheime stemming en met
een gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de
36
gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector.
De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op
de dag waarop de betrekking vacant is geworden.
De rechten en plichten van de opdrachthouder worden opgenomen in een
arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur.
De artikelen 35 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 38.
In de universiteit vormen de beheerders en de opdrachthouders een
directiecollege dat onder de leiding van de rector en de vice-rector belast is met
het dagelijks beheer van de universiteit op administratief, technisch en financieel
vlak en de werking van de administratieve diensten cordineert. De raad van
bestuur bepaalt de eigen bevoegdheden van de beheerders en opdrachthouders.
Art. 39.
In het universitair centrum is de beheerder onder leiding van de rector belast met
de uitvoering van het dagelijks beheer van het universitair centrum op
administratief, technisch en financieel vlak en coördineert hij de werking van de
administratieve diensten.
Art. 40.
De raad van bestuur wijst onder de leden van het administratief personeel met
ten minste de rang van adviseur een secretaris aan.
De raad van bestuur regelt de taak van de secretaris. Deze oefent dezelfde
functies uit bij het bestuurscollege.
HOOFDSTUK III. - Het toezicht
Art. 41.
De universiteit en het universitair centrum staan onder het toezicht van de
Vlaamse Regering. Dit toezicht wordt uitgeoefend door een commissaris van de
Vlaamse Regering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het
decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 42.
In geval het vooropgestelde begrotingsevenwicht niet wordt bereikt kan de
Vlaamse Regering na toepassing van de artikelen 157 en 160 van het decreet van
12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en na
advies van haar commissaris en de afgevaardigde van financiën in de universiteit
of het universitair centrum te hebben ingewonnen, in de plaats treden van de
bevoegde bestuursorganen en de passende maatregelen treffen teneinde het
financieel evenwicht van de universiteit of het universitair centrum te herstellen.
37
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 43.
Alle roerende en onroerende goederen die door de Vlaamse Gemeenschap ter
beschikking zijn gesteld van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair
Centrum te Antwerpen, worden om niet en zonder kosten van welke aard ook
overgedragen aan respectievelijk de universiteit en het universitair centrum in de
staat waarin ze zich bevinden, bij akte verleden in toepassing van artikel 9 van
de wet van 27 mei 1870 aangaande de vereenvoudiging van de administratieve
formaliteiten inzake de onteigening ten algemene nutte.
Art. 44.
In afwijking van artikel 43 blijven de hierna vermelde onroerende goederen, die
gebruikt door of bestemd zijn voor de faculteit diergeneeskunde van de
universiteit, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap :
1° F.I. 72.00 Salisburylaan - Bergwijk te Merelbeke, Sectie A - Kad. nrs. 733y2,
770k, 777c, 779c, 770e, 781g, 781d, 789c, 787k, 787f, 787g, 784c, 783k, 782b,
737f, 768c, 768d, 767a, 748a, 764a, 749h, 750a.
2° F.I. 35.00 Casinoplein, Sectie F - Kad. nr. 2207F.
De Vlaamse Gemeenschap staat in voor de voltooiing van het gebouwencomplex
bedoeld in het eerste lid, 1° binnen een termijn van drie jaar na het van kracht
worden van dit decreet. Na voltooiing wordt het ter beschikking gesteld van de
universiteit volgens de regels bepaald door de Vlaamse Regering. Kosten van
herstelling, instandhouding, onderhoud, exploitatie, zo mede alle andere
algemene kosten, zijn ten last van de universiteit.
Art. 45.
De universiteit en het universitair centrum treden in de rechten en verplichtingen
van de Vlaamse Gemeenschap die vroeger in haar hoofde krachtens de
activiteiten van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te
Antwerpen zijn ontstaan. In deze overdracht zijn begrepen alle rechten en
verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
Art. 46.
Het statutair personeel van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair
Centrum te Antwerpen gaat over naar respectievelijk de nieuwe rechtspersoon
van de universiteit en het universitair centrum met behoud van al zijn rechten en
verplichtingen.
Art. 47.
De activa en passiva alsmede de rechten en verplichtingen van het vermogen van
de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen
worden om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan
respectievelijk de universiteit en het universitair centrum. De overdracht van de
goederen geschiedt in de staat waarin die zich bevinden en, wat de onroerende
goederen betreft, bij akte verleden overeenkomstig artikel 9 van de wet van 27
mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake
38
onteigening ten algemene nutte. In deze overdracht zijn ook begrepen alle
rechten en verplichtingen wat het door dit vermogen tewerkgesteld personeel en
de hangende en toekomstige procedures betreft.
Art. 48.
De rector, de vice-rector, het bestuurscollege en de raad van bestuur van de
universiteit en het universitair centrum oefenen hun nieuwe bevoegdheden uit
overeenkomstig dit decreet vanaf de inwerkingtreding ervan.
De bij de inwerkingtreding van dit decreet in dienst zijnde rectoren en de vicerectoren beëindigen hun mandaat.
Het mandaat van de administrateur van de Rijksuniversiteit te Gent en van het
Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen eindigt bij het aflopen van hun huidig
mandaat.
De Raad van bestuur bepaalt de bevoegdheden van de administrateur.
[Art. 48bis.
Voor de periode van 29 juni 1991 tot 1 oktober 1991 is de raad van bestuur
bevoegd voor het nemen van beslissingen inzake de benoeming van leden van
het onderwijzend, wetenschappelijk of administratief en technisch personeel met
inachtneming van de wettelijke en reglementaire voorschriften die dienaangaande
golden vóór 29 juni 1991. De raad van bestuur is eveneens bevoegd om na 1
oktober 1991 de, vóór die datum gestarte, benoemingsprocedures af te ronden
en dit uiterlijk tot 1 oktober 1992.]
Bijz. decr.14-5-1996
Art. 49.
In afwijking van de artikelen 33 en 34, worden voor de eerste aanduiding van de
beheerders de overeenkomsten aan de Vlaamse Regering voorgelegd tegen
uiterlijk 1 augustus 1991. Na het verstrijken van deze termijn duidt de Vlaamse
Regering de beheerder of de beheerders aan waarmee de raad van bestuur een
overeenkomst afsluit.
In afwijking van artikel 37 wordt de eerste aanduiding van de opdrachthouders
door de raad van bestuur gedaan tegen uiterlijk 1 augustus 1991.
Art. 50.
Behoudens de vertegenwoordigers van de studenten, worden alle leden van het
vast bureau en van de raad van beheer van de Rijksuniversiteit te Gent en van
het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen die in functie zijn in het academiejaar
1990-1991, in hun mandaat verlengd tot 30 september 1992. In de raad van
bestuur en het bestuurscollege van de universiteit en het universitair centrum
vertegenwoordigen zij de in artikel 16 vermelde personeelsgeledingen.
De vertegenwoordigers van de studenten die in de loop van de maand mei van
het jaar 1991 tot lid van het vast bureau en van de raad van beheer van de
Rijksuniversiteit te Gent of het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen zijn
verkozen, zetelen vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit decreet in de
39
raad van bestuur en het bestuurscollege. Hun mandaat vervalt eveneens op 1
oktober 1992.
Art. 51.
Alle maatregelen in uitvoering van artikel 64 van de wet van 28 april 1953
betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat geldig vóór
het van kracht worden van dit bijzonder decreet, blijven bestaan tot 1 januari
1993 behoudens indien zij voordien door het bestuurscollege of de raad van
bestuur, ieder binnen zijn bevoegdheid, door andersluidende bepalingen zijn
vervangen.
Art. 52.
De krachtens artikel 181 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de
universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap niet bij het zelfstandig academisch
personeel gerangschikte leden van het vast wetenschappelijk personeel, worden
voor de toepassing van de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II van dit decreet,
geacht tot het zelfstandig academisch personeel te behoren.
Art. 53.
In de mate dat ze betrekking hebben op de Rijksuniversiteit te Gent en het
Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen worden opgeheven :
1° de wet van 5 juli 1920 tot toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de
Staatsuniversiteiten te Gent en te Luik, ...
2° het koninklijk besluit van 10 januari 1921 betreffende de toepassing der wet
van 5 juli 1920 die rechtspersoonlijkheid verleent aan de universiteiten Gent en
Luik, ...
3° de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair
onderwjs door de Staat, zoals tot op heden gewijzigd, met uitzondering van de
artikelen 51bis, laatste lid en van artikel 55ter;
4° het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot uitbreiding tot de Rijkuniversitaire
Centra van diverse bepalingen die betrekking hebben op de rijksuniversiteiten;
5° het koninklijk besluit van 14 september 1971 tot vaststelling van de procedure
tot aanwijzing van de leden van de raad van beheer van de rijksuniversiteiten en
het rijksuniversitair centrum, ...
6° het koninklijk besluit van 14 december 1973 tot vaststelling van de
samenstelling en werking van de faculteitsraden van het Rijksuniversitair
Centrum;
7° het koninklijk besluit van 14 januari 1974 tot vaststelling van de samenstelling
en de werking van de raden van de faculteiten, scholen, instituten en
interfacultaire centra van de Rijksuniversiteit te Gent.
Art. 54.
De Vlaamse Regering neemt de aanvullende maatregelen welke met betrekking
tot de universiteit en het universitair centrum kunnen nodig zijn om de overgang
40
van het vroegere naar het nieuwe stelsel te regelen.
Art. 55.
Dit decreet treedt in werking op de datum van de publikatie ervan in het Belgisch
Staatsblad.
- (2): De bepalingen worden in de mate dat ze betrekking hebben op het
Universitair Centrum Antwerpen, opgeheven. ( Bijz. decreet 4-4-2003; Art. 3)
- (1): De leden van de raad van bestuur die bij de inwerkingtreding van dit
bijzonder decreet verkozen waren blijven fungeren tot het einde van hun
mandaat, uitgezonderd de vertegenwoordigers bedoeld in het vroegere artikel 16,
eerste lid, 7° ( "zes vertegenwoordigers paritair verdeeld tussen de werkgevers
en de werknemers aangeduid door de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen
en vier vertegenwoordigers aangeduid door de Vlaamse Raad." ). Deze laatste
vertegenwoordigers worden binnen de maand na de inwerkingtreding van het
bijzonder decreet dd.18-5-2001 vervangen overeenkomstig artikel 16, eerste lid,
7°, zoals gewijzigd bij het bijzonder decreet dd. 18-5-2001; Art. 4.
41
Centrum ter Preventie van Zelfdoding
Vereniging zonder winstoogmerk
Ferdinand Lenoirstraat 27-31
1090 Brussel (Jette)
Ondernemingsnummer (Brussel) 0419.335.552
Statuten van de vereniging zoals vastgesteld op 24 februari 2012
Titel I
Naam - Zetel - Doel - Duur
Artikel 1: Naam van de vereniging
1.1. De vereniging draagt de naam "Centrum ter Preventie van Zelfdoding". De vereniging
mag ook voor haar betrekkingen met derden de afkorting "CPZ" gebruiken.
Artikel 2: Zetel van de vereniging
2.1. De vereniging is gevestigd te 1090 Brussel (Jette), Ferdinand Lenoirstraat 27-31. De
vereniging ressorteert onder het gerechtelijk arrondissement Brussel
Artikel 3: Doel van de vereniging
3.1 De vereniging is een pluralistische vereniging en heeft tot doel:
3.1.1 suïcidaal gedrag voorkomen door de inzet van vrijwilligers;
3.1.2. de organisatie van een telefonisch opvangcentrum door vrijwilligers voor de opvang van
personen met zelfmoordgedachten en hun omgeving;
3.1.3 de rekrutering, het onthaal, de opleiding en de vorming van de vrijwilligers;
3.1.4 het informeren over en het sensibiliseren voor zelfdoding en de preventie ervan;
3.1.5 de deskundigheidsbevordering van intermediairen;
3.1.6 het bijdragen aan onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan.
De directe hulp van vrijwilligers aan suïcidale personen maakt de kern uit van de vereniging.
Zelfmoordpreventie is een onmogelijke taak als niet kan worden gesteund op de waardevolle
bijdragen van vrijwilligers.
De vereniging tracht haar doelstellingen te bereiken door overleg en in samenwerking met de
overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is.
3.2. De vereniging kan meer algemeen alle middelen aanwenden die tot de verwezenlijking
van het doel rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. De vereniging kan ter uitvoering van
wat hierboven bepaald is, ondermeer alle eigendommen of zakelijke rechten verwerven, in
huur nemen, verhuren, personeel aanwerven, rechtsgeldige overeenkomsten sluiten, fondsen
inzamelen, kortom alle activiteiten uitoefenen of laten uitoefenen die haar doel
rechtvaardigen. In het kader van het realiseren van haar doel, kan de vereniging zelfs daden
van koophandel stellen.
Artikel 4: Duur van de vereniging
De vereniging is opgericht voor een onbepaalde duur.
42
Titel II
Lidmaatschap
Artikel 5: Werkelijke en toegetreden leden
5.1. De vereniging bestaat uit werkelijke leden en toegetreden leden. Gezamenlijk worden zij
de leden genoemd.
5.2. De vereniging telt tenminste drie werkelijke leden, doch er wordt geen maximum aantal
leden vastgesteld. In het huishoudelijk reglement kunnen bepalingen worden opgenomen
betreffende het minimum en maximum aantal toegetreden leden.
5.3. De volheid van het lidmaatschap, met inbegrip van het stemrecht op de algemene
vergadering, komt uitsluitend toe aan de werkelijke leden en niet aan de toegetreden leden.
5.4. De toegetreden leden hebben enkel de rechten en verplichtingen hen toebedeeld door
deze statuten, zoals, desgevallend, verder uitgewerkt in het huishoudelijk reglement. De
statutaire bepalingen dienaangaande kunnen zonder consultatie of akkoord van de toegetreden
leden worden gewijzigd.
Artikel 6: Voorwaarden voor lidmaatschap
6.1. Als werkelijk lid kan tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of rechtspersoon die
door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard. De raad van bestuur neemt op een
volledig soevereine wijze een beslissing.
6.2. Als toegetreden lid kunnen tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of
rechtspersoon die door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard omwille van de band
die deze persoon met de vereniging heeft. De toegetreden leden kunnen ook "sympathiserend
" of "beschermend" lid worden genoemd. De raad van bestuur zal zich bij het nemen van haar
beslissing houden aan de voorschriften, zoals die desgevallend zijn opgenomen in het
huishoudelijk reglement. De raad van bestuur neemt op een volledig soevereine wijze een
beslissing.
6.3. Verzoeken tot toetreding dienen uitsluitend schriftelijk aan de raad van bestuur te worden
gericht, onder vermelding van naam, voornamen, en adres of indien het een rechtspersoon
betreft naam, rechtsvorm en adres van de maatschappelijke zetel van de verzoeker en onder
vermelding van de elementen waarom de verzoeker meent in aanmerking te komen als
werkelijk lid of toegetreden lid. De raad van bestuur beslist omtrent de al dan niet toelating
tot de vereniging uiterlijk twee maanden nadat het verzoek hem heeft bereikt en geeft
hieromtrent schriftelijk bericht aan de verzoeker. Slechts indien hij de toetreding van een
kandidaat-lid weigert, moet hij zijn motivering kenbaar maken aan de verzoeker. Tegen zijn
beslissing staat enkel voor een kandidaat-lid beroep open bij de eerstvolgende algemene
vergadering. Dit beroep moet worden ingediend bij de raad van bestuur binnen de maand na
de kennisgeving van de weigering.
43
Artikel 7: Jaarlijks lidgeld
7.1. Het jaarlijks lidgeld voor werkelijke leden is vastgesteld op max. tien Euro. De algemene
vergadering bepaalt binnen voormelde grens, jaarlijks en op voorstel van de raad van bestuur
het lidgeld.
7.2. Het jaarlijks lidgeld voor de toegetreden leden wordt bepaald door de raad van bestuur.
Artikel 8: Verplichtingen van de leden
De werkelijke en toegetreden leden van de vereniging zijn verplicht:
a. de statuten het huishoudelijk reglement van de vereniging alsook de besluiten van
haar organen na te leven;
b. de belangen van de vereniging of één van haar organen niet te schaden.
Artikel 9: Ontslag, uitsluiting en schorsing van een lid
9.1. Elk werkelijk of toegetreden lid kan ten allen tijde ontslag nemen uit de vereniging mits
het opsturen van een aangetekend schrijven aan de raad van bestuur.
9.2. Een werkelijk lid kan slechts worden uitgesloten door de algemene vergadering met een
meerderheid van twee derden van de stemmen.
9.3. In afwachting van de beslissing omtrent de uitsluiting van een werkelijk lid, kan de raad
van bestuur het lidmaatschap schorsen van de persoon:
a. die de verplichtingen, opgelegd aan de leden in artikel 8, op ernstige wijze schendt;
b. die, ondanks schriftelijke aanmaning, in gebreke blijft zijn verplichtingen tegenover
de vereniging na te komen.
De schorsing zal per aangetekende brief worden meegedeeld aan het betrokken werkelijk lid.
Zij kan maximaal zes weken duren, binnen welke termijn de algemene vergadering moet
bijeenkomen om over de uitsluiting te beslissen. Op deze bijeenkomst van de algemene
vergadering behoudt het betrokken werkelijk lid al zijn lidmaatschapsrechten. Besluit de
algemene vergadering niet tot uitsluiting over te gaan, dan vervalt van rechtswege de
schorsing van het werkelijk lid en wordt deze geacht nooit te hebben plaatsgehad.
9.4. De raad van bestuur beslist soeverein over de uitsluiting of schorsing van een toegetreden
lid, zonder zijn beslissing te moeten motiveren.
9.5. Het lidmaatschap van een werkelijk lid of een toegetreden lid eindigt automatisch door
het overlijden van de natuurlijke persoon, of ingeval van een rechtspersoon, door haar
ontbinding, fusie, splitsing of faillissement.
9.6. Ontslagnemende of uitgesloten werkelijke of toegetreden leden en hun rechtsopvolgers
hebben geen deel in het vermogen van de vereniging en kunnen nooit teruggave of
vergoeding vorderen van gestorte bijdragen of gedane inbrengen.
44
Titel III
Raad van Bestuur
Artikel 10: Samenstelling van de raad van bestuur
De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit minimum drie
bestuurders, die lid zijn van de vereniging. De bestuurders handelen als een college. Zij
worden benoemd door de algemene vergadering en zijn ten allen tijde door deze afzetbaar.
Op verzoek van één werkelijk lid kan de stemming over de benoeming van de bestuurders bij
geheime stemming gebeuren. Zij oefenen hun mandaat kosteloos uit, tenzij de algemene
vergadering anders zou bepalen.
Artikel 11: Duur van het mandaat
De bestuurders worden benoemd voor een onbeperkte termijn. Zo door vrijwillig ontslag of
afzetting, het aantal bestuurders is teruggevallen tot onder het wettelijk minimum, dan blijven
de bestuurders in functie totdat in hun vervanging is voorzien. Het vrijwillig ontslag van een
bestuurder moet schriftelijk ingediend worden bij de raad van bestuur.
Artikel 12: Organisatie van de raad van bestuur
12.1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter, een secretaris.
12.2. De voorzitter of de secretaris roept de raad bijeen. Bij onbeschikbaarheid van de
voorzitter en de secretaris wordt de vergadering bijeengeroepen door twee bestuurders of door
de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging. De voorzitter zit de
vergadering voor. In geval van zijn afwezigheid wordt hij vervangen door de secretaris.
12.3. De raad kan slechts geldig beslissen indien tenminste de helft van de bestuurders
aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien dit quorum niet is bereikt, kan een nieuwe raad
worden bijeengeroepen met dezelfde agenda, die geldig zal beraadslagen en beslissen indien
ten minste twee bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De beslissingen worden
genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de
voorzitter of van degene die hem vervangt, doorslaggevend.
12.4. Iedere bestuurder kan een schriftelijke wijze volmacht geven aan een andere bestuurder
om hem op een vergadering van de raad van bestuur te vertegenwoordigen.
12.6. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de
vereniging zulks vereisen, kunnen de besluiten van de raad van bestuur worden genomen bij
eenparig schriftelijk akkoord van de bestuurders. Dit schriftelijk akkoord kan worden
meegedeeld per brief, per telegram, telefax of per e-mail. Deze procedure kan echter niet
gevolgd worden voor de vaststelling van de jaarrekening.
12.7. Van elke vergadering van de raad van bestuur worden notulen opgemaakt, die worden
ondertekend door de voorzitter en de secretaris en worden gebundeld in een daartoe bestemd
register. De uittreksels die moeten worden overgelegd en al de andere akten, worden geldig
ondertekend door de secretaris of een bestuurder.
45
Artikel 13: Vertegenwoordiging van de vereniging
13.1. De raad van bestuur leidt de zaken van de vereniging en vertegenwoordigt deze in en
buiten rechte. Hij is bevoegd voor alle aangelegenheden, met uitzondering van deze die door
de wet uitdrukkelijk aan de algemene vergadering zijn voorbehouden. De raad kan zelfs
daden van beschikking stellen met inbegrip van, onder meer, het vervreemden, zelfs om niet,
van roerende of onroerende goederen, het hypothekeren, het lenen en uitlenen, alle handelsen bankverrichtingen, het opheffen van hypotheken, …
13.2. Ten aanzien van derden is de vereniging steeds geldig verbonden door de gezamenlijke
handtekening van twee bestuurders. Bestuurders die namens de raad van bestuur optreden,
moeten ten aanzien van derden niet doen blijken van enig besluit of van enige machtiging.
13.3. De raad van bestuur kan voor bepaalde handelingen en taken, en voor daden van
dagelijks bestuur, zijn bevoegdheid overdragen aan een dagelijks bestuur, aan één of meer
bestuurders of zelfs aan een andere persoon, al dan niet lid van de vereniging. De duur
waarvoor deze bevoegdheidsdelegatie plaatsgrijpt kan niet langer zijn dan één jaar en het
mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk ingang worden ingetrokken door de raad van
bestuur. Dit mandaat kan ook te allen tijde vrijwillig opgegeven worden door een schrijven
gericht aan de raad van bestuur.
Het dagelijks bestuur wordt omschreven als de handelingen of verrichtingen die door het
dagelijks leven van de vereniging worden vereist of die wegens hun gering belang als wegens
de noodzakelijkheid van een snelle oplossing de tussenkomst van de raad van bestuur niet
rechtvaardigen.
Wanneer meer dan één persoon met het dagelijks bestuur wordt belast, wordt de vereniging in
al haar handelingen van het dagelijks bestuur rechtsgeldig vertegenwoordig door één persoon
belast met het dagelijks bestuur, die geen bewijs van een voorafgaand besluit onder hen moet
leveren en worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen,
onthoudingen en ongeldige stemmen niet meegerekend, op voorwaarde dat minstens de helft
van de dagelijkse bestuurders aanwezig zijn.
13.4. De bevoegdheid om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen kan door de
raad van bestuur bij eenvoudig besluit worden opgedragen aan één of meer personen, al dan
niet bestuurder, die, desgevallend, gezamenlijk optreden. De bevoegdheid van de
bovengenoemde perso(o)n(en) wordt precies afgebakend door de raad van bestuur, die
eveneens de duur van het mandaat bepaalt. Het mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk
ingang door de raad van bestuur worden ingetrokken. Een gemachtigde kan te allen tijde
vrijwillig ontslag indienen door een schrijven gericht aan de raad van bestuur.
Titel IV
Algemene vergadering
Artikel 14: Samenstelling van de algemene vergadering
14.1. De algemene vergadering is samengesteld uit alle werkelijke leden. Wanneer zij dit
wensen, kunnen ook toegetreden leden aanwezig zijn, doch zij bezitten uitsluitend een
raadgevend stemrecht. de algemene vergadering kan te allen tijde beslissen dat de toegetreden
leden de vergadering moeten verlaten.
46
14.2. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur
of door de oudste aanwezige bestuurder.
14.3. Een werkelijk lid kan zich door een ander werkelijk lid laten vertegenwoordigen. Elk
werkelijk lid kan evenwel slechts één ander werkelijk lid vertegenwoordigen.
14.4. Elk werkelijk lid beschikt over één stem op de algemene vergadering.
Artikel 15: Bevoegdheden van de algemene vergadering
De algemene vergadering is uitsluitend bevoegd voor:
a. het wijzigen van de statuten;
b. de benoeming en afzetting van de bestuurders;
c. de benoeming en de afzetting van de commissarissen en het bepalen van hun
bezoldiging ingeval een bezoldiging wordt toegekend;
d. de kwijting aan de bestuurders en de commissarissen;
e. het goedkeuren van de begrotingen en rekeningen;
f. het vrijwillig ontbinden van de vereniging;
g. het uitsluiten van een lid van de vereniging;
h. de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk;
i. alle gevallen waarin onderhavige statuten dat vereisen.
Artikel 16: Organisatie van de algemene vergadering
16.1. De algemene vergadering wordt door de raad van bestuur bijeengeroepen telkens als het
doel of het belang van de vereniging zulks vereist en moet worden bijeengeroepen telkens
wanneer een vijfde van de werkelijke leden er om vraagt. Zij moet ten minste éénmaal per
jaar worden bijeengeroepen voor het goedkeuren van de jaarrekening van het afgelopen jaar
en de begroting van het volgend jaar, op een door de raad van bestuur te bepalen plaats en
datum, die voor 30 juni van dat jaar valt.
16.2. Alle werkelijke leden worden minstens acht dagen voor de algemene vergadering bij
gewone brief uitgenodigd op de algemene vergadering. De oproeping tot de algemene
vergadering kan desgevallend worden opgenomen in een nieuwsbrief of andere publicatie van
de vereniging. De uitnodiging kan worden verstuurd per e-mail en wordt ondertekend door de
voorzitter of de secretaris. Ze vermeldt dag, uur en plaats van de algemene vergadering.
16.3. De oproeping bevat de agenda, die wordt vastgelegd door de raad van bestuur. Elk
onderwerp dat schriftelijk wordt voorgedragen door 1/20ste van de werkelijke leden, moet
eveneens op de agenda worden vermeld. Dit onderwerp moet door het 1/20ste van de
werkelijke leden ondertekend zijn en tenminste twee dagen voor de vergadering aan de raad
van bestuur overhandigd zijn. Onderwerpen die niet op de agenda staan, kunnen slechts
behandeld worden op voorwaarde dat minstens de helft van de werkelijke leden fysiek
aanwezig is en alle fysiek aanwezige werkelijke leden hierme instemmen.
47
Artikel 17: Meerderheden en aanwezigheidsquorum
17.1. In gewone gevallen worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van
stemmen van de aanwezige en/of vertegenwoordigde werkelijke leden, ongeacht het aantal
aanwezige en/of vertegenwoordigde werkdelijke leden. Onthoudingen en ongeldige stemmen
worden niet in de beoordeling meegerekend. Bij staking van de stemmen beslist de stem van
de voorzitter of diegene die op dat ogenblik de vergadering voorzit.
17.2. Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten indien die wijziging
gedetailleerd op de agenda is vermeld en indien 2/3de van de werkelijke leden aanwezig of
vertegenwoordigd is. Wordt dit getal niet bereikt dan kan een een tweede vergadering worden
bijeengeroepen, zoals door deze statuten is bepaald, en waarop deze vergadering een geldig
besluit zal kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen. Deze tweede vergadering mag
niet binnen de 15 dagen volgend op de eerste vergadering worden gehouden. Voor elke
statutenwijziging is bovendien een meerderheid van 2/3de der aanwezige of
vertegenwoordigde stemmen vereist, ook op de tweede algemene vergadering. Tot wijziging
van het doel van de vereniging kan slechts met een meerderheid van 4/5de van de stemmen
worden besloten. Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem.
17.3. Bij vrijwillige ontbinding van de vereniging worden dezelfde regels als deze beschreven
voor het wijzigen van het doel der vereniging vereist.
17.4. Een meerderheid van 2/3de der stemmen is vereist voor het uitsluiten van een lid.
Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem.
Bij uitsluiting van een lid moet dit punt eveneens op de agenda voorkomen en moet het lid
worden uitgenodigd om in zijn verdediging te kunnen voorzien.
Artikel 18: Notulen
Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, die worden ondertekend door de secretaris
of een bestuurder. Ze worden opgenomen in een bijzonder register. Uittreksels daarvan
worden ondertekend door de secretaris of een bestuurder.
Titel V
Inzagerecht van de werkelijke leden
Artikel 19: Inzagerecht van de werkelijke leden
Behoudens wanneer de vereniging één of meer commissarissen heeft, kunnen alle werkelijke
leden op de zetel van de vereniging het register van de werkelijke leden raadplegen, alsmede
alle notulen en beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de
personen, welke al dan niet de hoedanigheid van bestuurder hebben, die bij de vereniging of
voor rekening ervan een mandaat bekleden evenals alle boekhoudkundige stukken van de
vereniging. Derden die een belang kunnen aantonen kunnen een aanvraag tot inzage van de
notulen van de algemene vergadering schriftelijk indienen bij de raad van bestuur.
Artikel 20: Huishoudelijk reglement
De algemene vergadering beslist over het, door de raad van bestuur voorgestelde
huishoudelijk reglement. Wijzigingen aan het huishoudelijk reglement kunnen worden
opgesteld door de raad van bestuur, doch dienen ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de
48
algemene vergadering. Bij dit huishoudelijk reglement mogen, zonder strijdig te zijn met de
bindende voorschriften van de wet of van de statuten, alle maatregelen worden getroffen in
verband met de toepassing van de statuten en de regeling van de maatschappelijke zaken in
het algemeen, en kan aan de leden of hun rechtverkrijgenden alles worden opgelegd wat in
het belang van de vereniging wordt geacht.
Titel VI
Begrotingen – Rekeningen - Controle
Artikel 21: Jaarrekening – budget
21.1. Het boekjaar van de vereniging loopt van 1 januari tot 31 december.
21.2. De raad van bestuur bereidt de jaarrekening en begroting voor en legt ze ter
goedkeuring voor aan de algemene vergadering. Na goedkeuring van de jaarrekening en
begroting spreekt de algemene vergadering zich, bij afzonderlijke stemming, uit over de
kwijting aan de bestuurders en, desgevallend, de commissaris(sen).
21.3. De raad van bestuur draagt er zorg voor dat de jaarrekening en de overige in de VZWwet vermelde stukken worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, of
indien de wet dit vereist, binnen de dertig dagen na goedkeuring van de jaarrekening bij de
Nationale Bank van België.
Artikel 22: Commissaris(sen)
22.1. Indien de vereniging op grond van de op haar toepasselijke bepalingen daartoe verplicht
is, zal de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid
vanuit het oogpunt van de VZW-wet en de statuten van de verrichtingen weer te geven in de
jaarrekening, worden opgedragen aan één of meer commissarissen die worden benoemd door
de algemene vergadering. De algemene vergadering bepaalt het aantal commissarissen en
stelt hun bezoldiging vast. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare
termijn van drie jaar.
22.2. De commissarissen hebben, gezamenlijk of afzonderlijk, een onbeperkt recht van
controle over alle verrichtingen van de vereniging. Zij mogen ter plaatse inzage nemen van de
boeken, de briefwisseling, de notulen en in het algemeen van alle geschriften van de
vereniging.
Titel VII
Ontbinding - Vereffening
Artikel 23: Ontbinding van de vereniging
23.1. Behoudens de gevallen van gerechtelijke ontbinding en van ontbinding van rechtswege,
kan slechts de algemene vergadering tot ontbinding besluiten, op de wijze zoals bepaald in de
VZW-wet.
49
23.2. In geval van vrijwillige ontbinding benoemt de algemene vergadering, of bij gebreke
daarvan de rechtbank, een of meer vereffenaars. Zij bepaalt tevens hun bevoegdheid, alsmede
de vereffeningsvoorwaarden.
Artikel 24: Bestemming van het vereffeningssaldo
In geval van ontbinding worden de activa, na aanzuivering van de schulden, overgedragen
aan een vereniging dewelke een gelijkaardig doel nastreeft. De algemene vergadering die tot
de ontbinding besluit, zal aanduiden aan welke vereniging het vereffeningsaldo wordt
overgedragen.
Artikel 25: VZW-wet
Voor alles wat in deze statuten niet uitdrukkelijk is geregeld, is de VZW-wet of de wetgeving
die deze wet zou vervangen na de oprichting van de vereniging, toepasselijk, de algemene
wettelijke bepalingen, het huishoudelijk reglement en de gebruiken terzake.
50
Deel 4: voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjarenbegroting
4.1 Beleidsplan
4.1.1 Resultaatsgebied 1
4.1.2 Resultaatsgebied 2
4.1.3 Resultaatsgebied 3
4.1.4 Resultaatsgebied 4
4.1.5 Doelgroepenbeleid van de partnerorganisatie
4.1.6 Overzicht samenwerking
4.2 Meerjarenbegroting
51
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 1
52
RESULTAATSGEBIED 1: HET MET BETREKKING TOT DIT THEMA AANBIEDEN VAN
INFORMATIE, DOCUMENTATIE EN ADVIES AAN DE VLAAMSE OVERHEID EN RELEVANTE
ORGANISATIES.
1.1.
Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering
van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.1.1. De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor
informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke
gezondheid en de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.1.2. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies
over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van
zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP
1.2.
Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de
bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.2.1. Het aanbieden van informatie en advies aan andere
ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke
gezondheid en/of de preventie van zelfdoding
1.3.
Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en
vergaderingen
ACTIVITEIT 1.3.1 De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen
en vergaderingen
1.4.
Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en
onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue
aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms
in het bijzonder
ACTIVITEIT 1.4.1. VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid over de
registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het
algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van
registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
1.5.
Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de
randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
ACTIVITEIT 1.5.1 VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband
met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams
actieplan suïcidepreventie nl. vermaatschappelijking, locoregionale
verankering en implementatie, wetenschappelijke onderbouw,
duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid
53
1.1. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de
bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
Activiteit 1.1.1
De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies
over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
Wat
Binnen VESP wordt een duidelijk aanspreekpunt gecreëerd waar alle doelgroepen terecht
kunnen voor informatie, documentatie en advies rond geestelijke gezondheidsbevordering
en de preventie van zelfdoding (organisaties op het veld, de media, de Logo’s, de
doelgroepen, de Vlaamse bevolking). Alle informatie is wetenschappelijk onderbouwd, en
gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten rond suïcidepreventie. De
informatie wordt continu up-to-date gehouden.
Het aanspreekpunt bestaat uit een front-office, waar de vragen toekomen en
gecentraliseerd worden, en een back-office. Voor het beantwoorden van gespecialiseerde
vragen of vragen die de inhoud van de opdrachten van de organisaties met terreinwerking
omvatten, wordt back-office doorverwezen. Er worden ook afspraken gemaakt met andere
relevante organisatie zoals VIGeZ en de VVGG.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die
aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, …
Er is bijzondere aandacht voor de bekendmaking van dit aanspreekpunt bij organisaties die
met zgn. kwestbare doelgroepen werken.
Waar
Vlaanderen
54
Wanneer
Bij opstart partnerorganisatie
2013
Continu te onderhouden
Hoe
Aanspreekpunt is telefonisch en per e-mail bereikbaar op werkdagen, tijdens de
kantooruren. De medewerkers van de partnerorganisatie beantwoorden de vragen binnen
de 5 werkdagen, of leggen de nodige contacten met een andere organisatie om de vraag
binnen de 5 werkdagen te kunnen beantwoorden. Het aanspreekpunt wordt continu bekend
gemaakt.
Samenwerkingsvereisten
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met (minstens) Werkgroep Verder, Zorg voor
Suïcidepogers, VIGeZ en de VVGG.
Output en kwaliteitscriteria
Het aanspreekpunt is zichtbaar en bekend.
Vragen worden binnen de 5 werkdagen beantwoord. De aangeleverde informatie,
documentatie en advies is op maat van de aanvrager.
Indicator: Jaarlijkse inventarisatie van het aantal vragen, de inhoud van de vragen en de
antwoorden die geformuleerd werden.
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van
tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare
informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. Het CPZ beantwoordde de voorbije
jaren talloze vragen over de preventie van zelfdoding, vnl. vanuit het brede publiek,
studenten, hulpverleners, de media, … Ook EZO wordt zeer vaak geconsulteerd in verband
met specifieke wetenschappelijke informatie rond verschillende deelgebieden van de
suïcidepreventie. De partnerorganisatie beschikt over de inhoudelijke kennis om de vragen
te beantwoorden, of gaat de nodige samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise
volledig te omvatten.
55
Activiteit 1.1.2
Aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke
gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP
Wat
VESP biedt zowel op eigen initiatief als op vraag van externen informatie, documentatie en
advies. Hiertoe doet VESP een beroep op bestaande mogelijkheden om te communiceren,
maar verkent het ook nieuwe mogelijkheden en neemt het ook zelf initiatief.
VESP beantwoordt alle vragen die te maken hebben met de inhoud van haar opdrachten (nl.
de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid), en doet hierbij
een beroep op de meest recente wetenschappelijke informatie. Voor vragen naar
informatie, documentatie en advies waarover in Vlaanderen andere organisaties over meer
expertise beschikken, worden de nodige samenwerkingsafspraken gemaakt.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die
aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, …
Bij het aanbieden van informatie heeft VESP bijzondere aandac ht voor de zgn. kwestbare
doelgroepen. Informatie wordt op maat van de aanvrager en de doelgroep aangereikt.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Bij opstart partnerorganisatie
2013
Continu te onderhouden
56
Hoe
Er is een website waarop basisinformatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid
en de preventie van zelfdoding aanwezig is. De informatie op de website wordt continu
bijgehouden en geüpdatet door VESP. Hiervoor zal er afgestemd worden met de te creëren
portaalsite.
VESP verstuurt minstens 4 keer per jaar een nieuwsbrief waarin de belangrijkste
ontwikkelingen in verband met het Vlaams actieplan suïcidepreventie, de preventie van
zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid opgenomen zijn. Het gaat hierbij
zowel over wetenschappelijke als over praktijkrelevante informatie.
VESP neemt deel aan studiedagen, congressen, panels in verband met de preventie van
zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid.
VESP neemt zelf het initiatief om activiteiten te organiseren rond de inhoud van haar
opdrachten: studiedagen, publicaties, …
VESP neemt deel aan maatschappelijke discussies die de inhoud van haar opdrachten
betreffen, en neemt hierbij standpunten in die wetenschappelijk onderbouwd zijn.
VESP zorgt dat de aangeboden informatie ook steeds aandacht heeft voor kwetsbare
doelgroepen, en neemt zelf initiatief ten aanzien van het verschaffen van informatie rond de
preventie van zelfdoding ten aanzien van deze doelgroepen.
VESP heeft continu zicht op de vragen naar informatie, documentatie en advies die
binnenkomen.
Samenwerkingsvereisten
Er zijn samenwerkingsafspraken met VIGeZ: geven van advies over de bevordering van
geestelijke gezondheid, aan de Vlaamse overheid en aan de Logo’s, aan andere organisaties
en actoren.
Er zijn samenwerkingsafspraken met de Logo’s: geven van informatie en documentatie over
de verschillende activiteiten rond geestelijke gezondheidsbevordering aan de algemene
bevolking (via netwerk van intermediairs waar Logo’s mee samenwerken).
Er zijn samenwerkingsafspraken met VVGG: geven van informatie over geestelijke
gezondheid(szorg) en taboedoorbreking.
Er zijn samenwerkingsafspraken met de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie,
die ook in hun opdrachten het geven van informatie, documentatie en advies hebben staan.
57
Output en kwaliteitscriteria
Website met informatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie
van zelfdoding (afstemming met portaalsite)
-
Indicator: aantal bezoekers aan de website, bezochte pagina’s, bezoekduur website
Indicator: mate waarin de informatie op de website up-to-date is
Er wordt minstens per kwartaal een nieuwsbrief verstuurd aan geïnteresseerden
-
Indicator: aantal nieuwsbrieven
Indicator: aantal abonnees
Indicator: wetenschappelijke onderbouwing van de bijdrages in de nieuwsbrieven
VESP is zichtbaar aanwezig bij activiteiten en debatten omtrent haar expertisegebied
-
Indicator: aantal deelnames aan studiedagen
Indicator: aantal publicaties, aanwezigheid in de pers
Er wordt jaarlijks een rapport opgesteld met vragen en noden die de verschillende
betrokkenen bereiken in verband met de bevordering van geestelijke gezondheid en de
preventie van zelfdoding. Hierin is zowel aandacht voor de verschillende doelgroepen
(Vlaamse overheid, organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders, de Logo’s,
doelgroepen VAS, de Vlaamse bevolking, …) als voor de verschillende aandachtsgroepen
(mensen in kansarmoede, bevolkingsgroepen die in grotere mate blootgesteld worden aan
bedreigingen van de gezondheid, …).
-
Indicator: aantal vragen rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de
preventie van zelfdoding
Indicator: inhoud van de vragen
Indicator: mate waarin de aangeboden informatie aangeleverd wordt op maat van
de aanvrager
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van
tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare
informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. De partnerorganisatie beschikt over de
inhoudelijke kennis om de vragen te beantwoorden, of gaat de nodige
samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise volledig te omvatten.
58
1.2. Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de
bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van
zelfdoding
ACTIVITEIT 1.2.1.
Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken,
gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding
Wat
Het opzetten van overleg tussen het VESP en andere partners/ontwikkelaars van
methodieken met het oog op het geven van wetenschappelijk onderbouwde kennis en
informatie gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van
zelfdoding. Tevens zal het VESP op vraag en proactief andere ontwikkelaars en partners
adviseren omtrent wetenschappelijk effectieve methodieken of het opstellen van
wetenschappelijke evaluatiemethodes bij het gebruik van methodieken.
Wie
EZO in samenwerking met CPZ
Doelgroep
Andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2013-2018
Hoe
Het VESP volgt continu de wetenschappelijke literatuur op omtrent de bevordering van
geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding, met specifieke aandacht voor
effectiviteitsstudies naar methodieken en materialen.
Het op regelmatige tijdstippen en op vraag informeren, adviseren van/aan andere
ontwikkelaars van methodieken/relevante partners over wetenschappelijke literatuur en
nieuwe inzichten inzake de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van
zelfdoding
59
Het op regelmatige basis en op vraag verstrekken van wetenschappelijk gefundeerde
informatie over de epidemiologie van geestelijke gezondheidsproblemen en van suïcidaal
gedrag bij specifieke doelgroepen welke relevant zijn voor de andere ontwikkelaars van
methodieken/relevante partners en welke kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van
methodieken.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met andere ontwikkelaars van methodieken en relevante partners is hierbij
cruciaal
Output en kwaliteitscriteria
-
Het VESP verbindt zich ertoe om op vraag van andere ontwikkelaars van
methodieken wetenschappelijk onderbouwd advies te verlenen omtrent
methodieken tot de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van
zelfdoding
-
Het VESP geeft ook proactief advies aan andere ontwikkelaars van methodieken
omtrent nieuwe wetenschappelijke en praktijkrelevante kennis en inzichten
-
Het advies is gebaseerd op de recentste wetenschappelijke inzichten
-
Het advies wordt binnen de vooropgestelde termijn afgeleverd
-
Indicator: Jaarlijks overzicht van alle vragen die vanuit andere ontwikkelaars en
partners werden gesteld en overzicht van de adviezen welke door het VESP werden
verstrekt op vraag, alsook proactief
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime expertise inzake het opvolgen en de
wetenschappelijk-kritische analyse van methodieken en materialen. Zowel EZO als CPZ
hebben ervaring met het uitwerken van nieuwe methodieken of het begeleiden /
ondersteunen van methodiekontwikkeling.
60
1.3. Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en
vergaderingen
ACTIVITEIT 1.3.1
De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen
Wat
De medewerkers van VESP zijn bereid deel te nemen aan werkgroepen en vergaderingen,
zowel op vraag van de Vlaamse overheid, op vraag van de betrokken partners, als op vraag
van andere organisaties.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Vlaamse overheid, partners, organisaties
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu, van bij aanvang partnerorganisatie
Hoe
De medewerkers van VESP nemen deel aan overleg, werkgroepen en vergaderingen. De
inbreng die zij doen op dit overleg is wetenschappelijk relevant en onderbouwd.
Samenwerkingsvereisten
De partnerorganisatie werkt samen met de Vlaamse overheid, de organisaties met
terreinwerking, andere relevante organisaties.
61
Output en kwaliteitscriteria
Aanwezigheid van de vertegenwoordigers van VESP op werkgroepen en vergaderingen (in
elk geval de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie en aanverwante overlegstructuren)
Mate waarin de inbreng van de medewerkers van VESP relevant en wetenschappelijk
onderbouwd is.
Indicator: vertegenwoordiging VESP op werkgroepen en vergaderingen op vraag van de
Vlaamse overheid
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime inhoudelijke expertise, waardoor het in staat is
een bijdrage te leveren aan werkgroepen en overleg. Binnen de partnerorganisatie is reeds
heel wat ervaring in verband met het deelnemen aan overleg en werkgroepen.
62
1.4. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie
van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de
continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en
uitwisselingsplatforms in het bijzonder
ACTIVITEIT 1.4.1.
VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en
onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en
verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
Wat
Het VESP verbindt zich ertoe de Vlaamse overheid op regelmatige basis en op vraag te
informeren en adviseren over de registratie en de evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal
gedrag, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en
uitwisselingsplatforms
Wie
EZO
Doelgroep
De Vlaamse overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
Het VESP heeft continu zicht op de meest recente wetenschappelijke literatuur waardoor
nieuwe wetenschappelijke evidenties over methodieken en onderzoeksmethodes en
evaluaties continu worden opgevolgd. Het VESP informeert en adviseert de Vlaamse
overheid op eigen initiatief en op regelmatige basis omtrent deze nieuwe evoluties en
inzichten.
63
Het VESP verzamelt de meest relevante registratiegegevens en epidemiologische informatie
op Vlaams en Europees niveau (zie ook resultaatsgebied 4 – activiteit 4.3.3.) en informeert
en adviseert de Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis. Door het opvolgen van de
wetenschappelijke literatuur, het verzamelen van relevante registratiegegevens en de
contacten met Europese en internationale experten (enerzijds via de Europese
samenwerkingsverbanden die de EZO heeft opgesteld en anderzijds via de
wetenschappelijke congressen) blijft het VESP continu nieuwe inzichten en kennis opvolgen
inzake registratiesystemen en uitwisselingsplatforms. Het VESP informeert en adviseert de
Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis.
Samenwerking
Een continue samenwerking met de Vlaamse overheid
Output en kwaliteitscriteria
-
Continu informatie en advies aan de Vlaamse overheid, zowel op regelmatige basis
als op vraag
-
Alle informatie en advies is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke
kennis en onderzoeken
Indicator: jaarlijks overzicht van alle informatie en advies aan de Vlaamse overheid
Beschikbare expertise
De EZO heeft een ruime expertise inzake het opvolgen van wetenschappelijk onderzoek en
de registratie van suïcidaal gedrag en kan ook beschouwd worden als één van haar
kernopdrachten sinds de oprichting van de EZO.
64
1.5. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de
randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
ACTIVITEIT 1.5.1
VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de
randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie nl.
vermaatschappelijking, locoregionale verankering en implementatie, wetenschappelijke
onderbouw, duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid
Wat
Wat betreft het advies inzake de concretisering van de randvoorwaarden, bouwt VESP
verder op wat hieromtrent reeds vermeld werd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In
de uitwerking van elk van de activiteiten wordt rekening gehouden met de
randvoorwaarden en wordt advies gegeven aan de Vlaamse overheid hoe deze
geconcretiseerd kunnen worden. (zie ook resultaatsgebied 4.7)
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Vlaamse overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
Tijdspad en implementatieplan van de verschillende activiteiten (resultaatsgebied 2.3 en 3)
omvatten een luik ‘concretisering van de randvoorwaarden’, waarin aan bod komt hoe bij de
65
ontwikkeling en implementatie van de materialen rekening gehouden zal worden met de
verschillende randvoorwaarden.
De stuurgroep wordt aangevuld met deskundigen inzake de concretisering van de
randvoorwaarden.
Tijdens het overleg met de Vlaamse overheid (zie hoger, organogram) komt de
concretisering van de randvoorwaarden als vast agendapunt aan bod.
Samenwerkingsvereisten
Ter concretisering van de randvoorwaarden (zie resultaatsgebied 4) wordt samenwerking
gezocht met de projecten art. 107 en actoren uit de 1ste lijnszorg (vermaatschappelijking). In
functie van de locoregionale verankering van de initiatieven wordt een vertegenwoordiger
van de locoregionale samenwerkingsverbanden opgenomen in de stuurgroep en wordt
samengewerkt met de Logo’s en de CGG suïcidepreventiewerking. Daarnaast wordt in de
stuurgroep een beroep gedaan op deskundigen rond innovatieve technologieën en
facettenbeleid, indien blijkt dat deze expertise niet voldoende aanwezig is. In functie van de
duurzaamheid van de initiatieven wordt voor de implementatie gestreefd naar actoren en
structuren die duurzaam zijn.
Output en kwaliteitscriteria
Mate waarin in het advies dat de partnerorganisatie aan de Vlaamse overheid verleent,
aandacht is voor de concretisering van de randvoorwaarden.
Continue aandacht voor de randvoorwaarden bij methodiekontwikkeling en implementatie.
Indicator: VESP registreert waar aandacht werd gegeven voor de randvoorwaarden in
advies, documentatie en informatie alsook bij methodiekontwikkeling en
implementatieondersteuning.
Beschikbare expertise
Vermaatschappelijking: maatschappij als duidelijke partner in de zorg, zo gering mogelijke
institutionalisering van de zorg
Binnen de partnerorganisatie is heel wat expertise aanwezig in verband met het appelleren
van de maatschappij wat betreft haar rol in suïcidepreventie. De werkwijze die door de
Zelfmoordlijn gehanteerd wordt, is hierbij het voorbeeld bij uitstek: niet alleen werkt deze
uitsluitend met vrijwilligers (die hierdoor ook een maatschappelijke rol gaan innemen inzake
suïcidepreventie), ook doet de Zelfmoordlijn duidelijk een beroep op de kracht van de
omgeving van mensen die aan zelfdoding denken in de preventie van zelfdoding.
66
Locoregionale verankering en expertise: samenwerking met de locoregionale netwerken in
de provincies
De partnerorganisatie onderhoudt reeds contacten met de locoregionale netwerken in de
provincies. Daarnaast engageerden zowel de CGG suïcidepreventiewerking als de Logo’s (die
samen de locoregionale netwerken uitmaken) zich om een plaats in te nemen in de
stuurgroep van de partnerorganisatie. Daarnaast hebben ook de organisaties binnen de
partnerorganisatie in het verleden reeds ervaring opgedaan in het uitrollen van
methodieken en materialen over Vlaanderen, in samenwerking met de locoregionale
structuren.
Wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie
De partnerorganisatie stond aan de wieg van heel wat onderzoek rond suïcidaliteit en de
preventie van zelfdoding in Vlaanderen. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek heeft als
onderzoekseenheid decennialange ervaring en expertise in het opvolgen van
wetenschappelijke literatuur, het uitvoeren van epidemiologisch onderzoek alsook het
uitvoeren van effectiviteitsonderzoek, psychologisch autopsie-onderzoek en
beeldvormingsonderzoek. Ook het Centrum ter Preventie van Zelfdoding initieerde in het
verleden al heel wat onderzoek rond het thema en baseert haar methodiekontwikkeling en
–bijsturing continu op wetenschappelijke inzichten.
Wetenschappelijke onderbouw is dan ook één van de fundamenten waarop dit
samenwerkingsverband haar werk als partnerorganisatie wil uitbouwen.
Duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken: engagement van werkveld en politiek om
continuïteit en duurzaamheid te verzekeren; integratie van initiatieven ten aanzien van de
gebruiker
Ook voor VESP staan duurzaamheid in het beleid en geïntegreerd werken centraal in de
uitwerking van materialen en methodieken. De partnerorganisatie beschikt over ervaring in
het opmaken van langetermijnplannen en het duurzaam implementeren van methodieken
en materialen. Ook geïntegreerd werken wordt door VESP hoog in het vaandel gedragen.
Door de vele contacten die de partnerorganisatie op het werkveld heeft, zal het ook
mogelijk zijn de verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een
sterke integratie.
Aandacht voor innovatieve technologieën: mogelijkheden van informatie- en
communicatietechnologie binnen de acties
De partnerorganisatie beschikt over expertise rond het inzetten van innovatieve
technologieën in het kader van suïcidepreventie, o.a. door de initiatieven in het kader van
preventie 2.0 (CPZ) en de werkzaamheden binnen Euregenas (EZO). Daarnaast zijn er vanuit
de partnerorganisatie al heel wat bestaande linken en samenwerkingen met experten in
verband met innovatieve technologieën in Vlaanderen.
Facettenbeleid: aftoetsen van topics binnen verschillende beleidsdomeinen
67
Binnen de partnerorganisatie zijn reeds contacten met verschillende andere
beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg, zoals het welzijnswerk, het
onderwijs, de bedrijfswereld, het jeugdwerk, … De partnerorganisatie erkent dan ook ten
volle het belang van het betrekken van de verschillende beleidsdomeinen bij de uitvoering
van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
68
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 2
69
RESULTAATSGEBIED 2: ONTWIKKELEN VAN METHODIEKEN EN MATERIALEN DIE, WAT
EFFECTIVITEIT BETREFT, WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWD ZIJN OF DE ONTWIKKELING
ERVAN WETENSCHAPPELIJK EN METHODOLOGISCH ONDERSTEUNEN
Algemene procedurebeschrijving
Specifieke invulling
2.1. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van
geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door
derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.1.1 Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de
bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van
dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch
ondersteunen
ACTIVITEIT 2.1.2 Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in
Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden
bij ouders
ACTIVITEIT 2.1.3 Bevorderen van sociale aansluiting: netwerkgroepen voor
ouderen
ACTIVITEIT 2.1.4 Hulp zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken:
suïcidepreventie integreren in bestaande Vlaamse initiatieven
2.2. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van
zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het
ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en
methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.2.1. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven,
ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten,
adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe
initiatieven rond de preventie van zelfdoding
70
ACTIVITEIT 2.2.2: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief
onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen,
recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten,
statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de
effecten van een ‘serious game‘, alsook de ontwikkeling van een
implementatieplan
ACTIVITEIT 2.2.3.: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief
onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen,
recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten,
statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies naar de
effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT
en toekomstgerichte training. Voorbereiding van implementatie van
nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en
toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van
groepen
ACTIVITEIT 2.2.4.: Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van
ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke
bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie
ACTIVITEIT 2.2.5.: Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg:
planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie,
ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling
en implementatie
2.3. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen
methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds
in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals
bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting,
zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game
voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2
71
en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
ACTIVITEIT 2.3.1. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te
ontwikkelen methodieken
72
Algemene procedure bij de ontwikkeling van materialen en methodieken
Bij de ontwikkeling van methodieken en materialen wordt de nadruk gelegd op een
wetenschappelijk onderbouwd eindproduct dat door alle belangrijke partners en
stakeholders gedragen wordt. Dit laatste is vooral belangrijk in functie van de implementatie
van de ontwikkelde methodieken en materialen.
Bij de procedure en implementatie wordt gewaakt over de onafhankelijke positie en het
wetenschappelijk denken van het VESP ten aanzien van de activiteiten vastgelegd in de
oproep enerzijds, en anderzijds een sterke samenwerking met de belangrijke partners op
het terrein van de geestelijke gezondheid en de suïcidepreventie.
Betrokkenen in de ontwikkeling van materialen en methodieken
-
De preventiemanager en wetenschappelijke medewerkers van VESP
-
Het dagelijks bestuur van het VESP
-
De VESP stuurgroep
-
Het Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet
-
De Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie
-
Experten: afhankelijk van het preventieniveau (USI-model) en de specifieke actie,
zullen experten ter zake ad hoc uitgenodigd worden voor overleg of indien nodig,
voor een aparte werkgroep
Procedure:
1. Per specifieke actie of gevraagd thema voeren de wetenschappelijke medewerkers
literatuuronderzoek uit naar de verschillende methodieken met bewezen evidentie
of mogelijke innovatieve technieken die via de pilootstudies kunnen onderzocht
worden. Dit vormt de basis voor een draft-ontwerp van methodiekbeschrijving voor
een specifieke actie waarin voorstellen tot onderzoeksdesign, proefpersonen,
effectmetingen, tijdspad en implementatieplan worden gemaakt.
2. Het draft-ontwerp wordt besproken en eventueel aangepast door het dagelijks
bestuur van het VESP. Hieruit volgt een eerste ontwerp van methodiekbeschrijving
dat kan worden voorgelegd aan de stuurgroep of experten ter zake.
73
3.
a. Het eerste ontwerp wordt voorgelegd aan de stuurgroep en besproken. De
stuurgroep waakt over de haalbaarheid en implementatie van het voorstel
en formuleert opmerkingen, suggesties vanuit hun expertise en ervaring.
b. Afhankelijk van de specifieke actie worden experten ter zake ad hoc
uitgenodigd op het overleg met de stuurgroep of voor een verder apart
overleg.
4. Het aangepaste ontwerp wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet voor
een eerste bespreking en resulteert in het tweede ontwerp van
methodiekbeschrijving.
5. Het tweede ontwerp wordt voorgesteld aan de Vlaamse Werkgroep
Suïcidepreventie die vanuit hun praktijkervaring en expertise aanvullingen of
correcties kunnen toevoegen.
6. Het eindproduct wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet.
74
Specifieke invulling met betrekking tot bevordering van geestelijke gezondheid en
preventie van zelfdoding
2.1. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de
geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door
derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
De activiteiten die binnen deze opdracht vallen, kaderen met name binnen strategie 1 van
het Vlaams actieplan suïcidepreventie:
“Geestelijke gezondheidsbevordering met betrekking tot individu en maatschappij”
a. De individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken
b. Ondersteuningsvaardigheden bij ouderen verhogen
c. Zorgen voor het bevorderen van sociale aansluiting
d. Hulp zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken
e. De leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam en suïcideveilig
maken via beleid in de lokale gemeenschap, school, werkplek, … en via de
media
ACTIVITEIT 2.1.1.
Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen
met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden
voor nieuwe initiatieven rond geestelijke gezondheidsbevordering
Wat
In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal
acties opgestart (vnl. door VIGeZ) die kaderen binnen de bevordering van de geestelijke
gezondheid. Uit de voorbereidende werkzaamheden naar het tweede actieplan bleek er –
naast een duidelijk appel om deze initiatieven verder te zetten – op het veld een nood te
bestaan aan uitbreiding van de acties binnen deze strategie. VESP ziet het als haar taak om
de bestaande acties mee op te volgen, en te adviseren rond eventuele aanpassingen en
uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief adviseren in verband met de nood aan
nieuwe acties en voorstellen formuleren rond mogelijkheden voor implementatie.
75
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De algemene Vlaamse bevolking, met bijzondere aandacht voor bepaalde doelgroepen zoals
kansarmen en mensen die een hoger risico hebben op het ontwikkelen van
gezondheidsproblemen, aangezien zij vaak buiten de scope van universele interventies
vallen.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande
initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze
strategie verder in de praktijk om te zetten.
Hoe
In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met VIGeZ dat instaat voor de uitbouw
van Fit in je hoofd en aanverwante methodieken (kaderend binnen de strategie “de
individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken”). In overleg met VIGeZ zal
de partnerorganisatie ondersteuning bieden aan de optimalisering van Fit in je hoofd.
In het kader van het onderdeel “de leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam
en suïcideveilig maken via beleid in in de lokale gemeenschappen, school, werkplek, … en
via de media” wordt afstemming gezocht met de werkzaamheden van de preventiecoaches
geestelijk gezondheidsbeleid in de scholen. VESP neemt kennis van de resultaten van de
evaluatie van de preventiecoaches en neemt deze resultaten verder mee in de
implementatie van deze strategie ten aanzien van andere settings, zoals bijvoorbeeld de
werkcontext.
Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te
concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en
wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten).
76
Samenwerkingsvereisten
Er wordt in elk geval samengewerkt met VIGeZ, de Logo’s en de preventiecoaches geestelijk
gezondheidsbeleid in de secundaire scholen. Er worden samenwerkingsverbanden
aangegaan met actoren in andere settings (bv. werk, lokale gemeenschappen, …).
Voor het onderdeel in verband met de media wordt ook samenwerking gezocht met
Werkgroep Verder (mediarichtlijnen). Daarnaast worden nieuwe contacten gelegd met
andere initiatieven die zich reeds binnen deze opdrachten situeren.
Output en kwaliteitscriteria
De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de
bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met
bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband
met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is
wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding.
Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake geestelijke
gezondheidsbevordering
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg.
77
ACTIVITEIT 2.1.2.
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering
van ondersteuningsvaardigheden bij ouders
Wat
Naast psychologische factoren kunnen invloeden uit de sociale omgeving suïcidaal gedrag
uitlokken. Een belangrijke invloed gaat uit van het gezin dat als primair netwerk een grote
impact heeft op de steun die kinderen en jongeren geboden wordt. Het versterken van
ouders in hun ondersteunende rol kan de beschermende invloed van het gezin dus
vergroten. Meer specifiek kan dit door ouders bewust te maken van deze rol, door
vaardigheden aan te scherpen en door het zelfvertrouwen en eigen effectiviteit te verhogen.
Deze activiteit beoogt een inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen, die
gericht zijn op de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders. Aanhaken aan
deze bestaande acties kan in tweede instantie een toegevoegde waarde voor de preventie
van suïcidaal gedrag betekenen.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Voorbereiding van acties ten behoeve van ouders van kinderen en jongeren ten einde hun
ondersteuningsvaardigheden te vergroten. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan
ouders die tot de kwetsbare doelgroepen behoren: kansarme ouders, ouders met
psychische problemen, …
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2015
Hoe
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering
van ondersteuningsvaardigheden bij ouders
78
Samenwerkingsvereisten
De inventarisatie wordt opgemaakt in samenwerking met betrokken organisaties en
instanties, zoals ondermeer VIGeZ, ziekenfondsen, jeugdhulpverlening, integrale jeugdhulp,
wetenschappelijke verenigingen, onderwijs
Output en kwaliteitscriteria
Inventarisatie van Vlaamse initiatieven gericht op ondersteuningsvaardigheden bij ouders
met zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van ondermeer methodologie, doelgroep en
tijdsduur. Waar mogelijk worden de resultaten van deze inventarisatie gekaderd binnen de
internationale literatuur ter zake ten einde de kwaliteit van de inventarisatie te toetsen aan
internationale bevindingen.
Indicator: inventarisatie Vlaamse initiatieven ter bevordering van
ondersteuningsvaardigheden ouders
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg
79
ACTIVITEIT 2.1.3
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de de
bevordering van sociale aansluiting en uitwerking van methodiek ‘persoonlijke
toekomstplanning’ en ondersteunende materialen voor pilot studie van de versterking van
het sociaal kapitaal in de lokale gemeenschap door vorming van netwerkgroepen rond de
oudere d.m.v. het inzetten van gekwalificeerde vrijwilligers
Wat
Onderzoek heeft aangetoond dat suïcide samenhangt met het sociale netwerk van een
individu. Het krijgen van steun via informele netwerken, zoals vrienden en familie, werkt
bufferend, terwijl relationele problemen een risico vormen. Recent onderzoek wijst uit dat
gebrekkige sociale integratie met beperkte aansluiting tot het sociale kapitaal in de lokale
gemeenschap het risico van suïcidaal gedrag kan verhogen. Netwerkgroepen rond de oudere
als risicopersoon door middel van het inzetten van gekwalificeerde vrijwillgers kunnen het
sociaal kapitaal beschikbaar maken in de lokale gemeenschap. De bruikbaarheid van de
methodiek van ‘persoonlijke toekomstplanning’ is in onderzoek aangetoond. In het kader
van suïcidepreventie is het wenselijk deze methodiek uit te werken naar ouderen, zodat ook
voor deze groep netwerken beschikbaar zijn. Als voorbereiding van een pilootstudie naar de
effecten van netwerken voor ouderen wordt de methodologie van persoonlijke
toekomstplanning uitgewerkt en geïntegreerd in een methodologisch draaiboek voor het
opstarten en begeleiden van planningsprocessen bij ouderen.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Alleenstaande ouderen 75+
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2016
80
Hoe
Op basis van een overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek
van persoonlijke toekomstplanning werd gebruikt wordt de procedure voor de ontwikkeling
van methodieken en materialen opgestart, zoals hiervoor beschreven.
Samenwerkingsvereisten
Integratie van deze netwerk-benadering in reeds bestaande initiatieven ten aanzien van de
doelgroep is een noodzakelijke voorwaarde voor succes.
Output en kwaliteitscriteria
-
Overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek van
persoonlijke toekomstplanning (PTP)werd gebruikt;
-
Methodologie en ondersteunende materialen ‘persoonlijke toekomstplanning’ voor
(1) training inzake suïcidepreventie ten behoeve van professionele
medewerkers/begeleiders/facilitatoren en (2) gerandomiseerd gecontroleerd
onderzoek naar de effecten van de netwerkinterventie bij alleenstaande ouderen
(75+)
Indicatoren:
- overzicht uitvoering PTP methodieken
- uitgewerkte methodologie en materialen PTP voor training
- uitgewerkte methodologie gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar de
effecten van PTP
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring op het vlak van de kritische analyse van
de effecten van interventies (e.g. systematische reviews in internationale publicaties) en de
ontwikkeling en implementatie van de methodologie van gecontroleerde interventiestudies
81
ACTIVITEIT 2.1.4
In een samenwerkingsverband met de VVGG suïcidepreventie integreren in bestaande
initiatieven gericht op doorbreken van stigma inzake geestelijke gezondheid en op
verbetering van hulpzoekgedrag
Wat
Suïcidaal gedrag hangt samen met beperkt hulpzoekgedrag ten gevolge van een slechte
bekendheid met het hulpaanbod en met een negatieve houding ten aanzien van geestelijke
gezondheid(szorg) in de samenleving. Het taboe inzake psychische problemen verhoogt de
drempel om daarvoor hulp te zoeken en kan op die manier bijdragen tot het verhoogde
risico van suïcide in de context van dergelijke problemen. Gebrekkige kennis ligt vaak aan de
basis van stigma, vooroordelen en discriminatie. Van vergroten van de kennis kan dus een
stigma-verminderend effect verwacht worden. In Vlaanderen bestaat reeds een aantal
initiatieven gericht op het verminderen van taboe en stigma. Deze actie beoogt de
bevordering van de integratie van het thema suïcidepreventie in deze acties.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De Vlaamse algemene bevolking via bestaande initiatieven gericht op taboe en stigma ten
aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen en hun behandeling.
Bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen, die niet makkelijk te bereiken zijn met dit
soort interventies.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2016
Hoe
In gezamenlijk overleg ontwikkelen van methodieken en materialen ten einde het thema
suïcidepreventie te integreren in de initiatieven van VVGG om het taboe ten aanzien van
82
geestelijke gezondheid en geestelijke gezondheidszorg te doorbreken en het stigma te
verminderen. Ondermeer de toename van kennis over zelfdoding en haar
preventiemogelijkheden zal deel uitmaken van de methodieken en materialen.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de VVGG is cruciaal voor het welslagen van deze actie.
Output en kwaliteitscriteria
In nauw overleg met bestaande initiatieven ontwikkelde methodieken en materialen,
opgemaakt volgens de algemene procedure van ontwikkeling zoals hiervoor beschreven.
Indicator: ontwikkeling planning integratie suïcidepreventie binnen stigmadoorbreking en
hulpzoeken aanmoedigen
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime ervaring op het vlak van de ontwikkeling
van materialen en methodieken gericht op het vergroten van de kennis over zelfdoding en
preventiemogelijkheden en het toenemen van hulpzoekgedrag ten behoeve van
deskundigen en de algemene bevolking.
83
2.2. Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding
met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van
dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch
ondersteunen
ACTIVITEIT 2.2.1.
Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen
met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden
voor nieuwe initiatieven rond de preventie van zelfdoding
Wat
In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal
acties opgestart gericht op de preventie van zelfdoding en kaderend binnen de verschillende
strategieën van het eerste actieplan. Een aantal van deze initiatieven wordt verdergezet of
werd structureel verankerd bijvoorbeeld door de erkenning van een organisatie met
terreinwerking. VESP ziet het als haar taak om de bestaande acties mee op te volgen, en te
adviseren rond eventuele aanpassingen en uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief
adviseren in verband met de nood aan nieuwe acties en voorstellen formuleren rond
mogelijkheden voor implementatie.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Organisaties die reeds initiatieven ontwikkelden in verband met de preventie van zelfdoding,
de organisaties met terreinwerking, de verschillende actoren binnen het Vlaams actieplan
suïcidepreventie, de Vlaamse bevolking met bijzondere aandacht voor die groepen die een
verhoogde kwetsbaarheid of risico hebben op suïcidaal gedrag.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
84
Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande
initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze
strategie verder in de praktijk om te zetten.
Hoe
In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met de organisaties met terreinwerking
(Zorg voor Suïcidepogers, Werkgroep Verder, CPZ) en andere actoren die reeds
methodieken en expertise ontwikkelden in het kader van de preventie van zelfdoding (CGG
Suïcidepreventiewerking, VDIP, …).
Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te
concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en
wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten).
Samenwerkingsvereisten
Er wordt in elk geval samengewerkt met de organisaties met terreinwerking, de CGG
suïcidepreventiewerking, VDIP, ... Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met
actoren in andere settings.
aarnaast worden nieuwe contacten gelegd met andere initiatieven die zich reeds binnen
deze opdrachten situeren.
Output en kwaliteitscriteria
De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de
bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met
bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband
met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is
wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding.
Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake de preventie van
zelfdoding.
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijkkritische analyse van interventies in het domein van de preventie van zelfdoding.
85
ACTIVITEIT 2.2.2.
Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de
effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en
meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de
effecten van een ‘serious game‘
Deze activiteit is een concretisering van strategie 2 ‘Suïcidepreventie door laagdrempelige
telefonische en online hulp’ binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
Wat
Ondermeer door een tekort aan hulpverleners en het feit dat jongeren vaak onwennig zijn in
het zoeken van professionele hulp ontvangen zij niet altijd de nodige behandeling.
Computergestuurde therapie kan ertoe bijdragen dat jongeren sneller een effectieve
behandeling krijgen. Recent werd in Nieuw-Zeeland een zelfhulp computerprogramma
ontwikkeld en uitgetest, namelijk een zelfhulp programma voor jongeren (12 -19 jaar) met
depressie. Het spel werd ontwikkeld door een team van de University of Auckland (NieuwZeeland), gespecialiseerd in de behandeling van depressie bij jongeren. De tool is gebaseerd
op cognitieve gedragstherapie en staat voor ‘Smart’, ‘Positive’, ‘Active’, ‘Realistic’ en ‘Xfactor thoughts’ (SPARX). Het is een interactief 3D fantasiespel dat jongeren vaardigheden
en inzichten bijbrengt om om te gaan met depressieve gedachten en gevoelens: tijdens de
verschillende levels van het spel leren jongeren diverse vaardigheden en inzichten uit de
cognitieve gedragstherapie. Binnen het VAS II is het de bedoeling een Vlaamse versie van dit
social game te realiseren en via een pilot onderzoeken of deze ook in Vlaanderen positief
geëvalueerd wordt.
Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning, methodologie (inclusief
onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering
proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en
materialen voor de studie van de effecten van de serious game, alsook de ontwikkeling van
een implementatieplan.
Wie
EZO en CPZ
86
Doelgroep
(Depressieve) jongeren (12-19 jaar)
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Hoe
Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de uitvoering van de gerandomiseerde
gecontroleerde studie naar de effecten van een Vlaamse versie van SPARX bij jongeren.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de ontwikkelaars van SPARX en met Vlaamse ontwikkelaars van (serious)
games wordt gezocht
Output en kwaliteitscriteria
-
Methodologische uitwerking effectstudie ‘serious game’ (voorstel
onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten
en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken)
-
Materialen effectstudie ‘serious game’
-
Implementatieplan ‘serious game’
Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen ‘serious game’ en implementatieplan
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise op het vlak van de ontwikkeling
van materialen en methodieken voor gerandomiseerde gecontroleerde studies naar de
preventieve effecten van interventies op het voorkomen van depressie en suïcidaal gedrag
87
ACTIVITEIT 2.2.3
Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de
effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en
meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies
naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en
toekomstgerichte training. In geval van positieve effecten van pilootstudies: voorbereiding
van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en
toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen
Deze activiteit is een concretisering van strategie 4 ‘strategieën voor specifieke doelgroepen
– suïcidale personen’ van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
Wat
Suïcidale gedachten, impulsen en plannen behoren tot de niet-observeerbare componenten
van het suïcidaal proces en zijn hierdoor ook moeilijker te onderzoeken. Er is echter
duidelijke evidentie die aantoont dat er een sterk verhoogd risico aanwezig is bij personen
met suïcidale gedachten en plannen. Zo toonde onderzoek in de algemene bevolking naar
het voorkomen van suïcidale gedachten en het risico op suïcidaal gedrag aan dat er een
cumulatieve kans van 34% is dat gedachten aan zelfdoding overgaan naar meer concrete
plannen tot suïcidaal gedrag. De kans om van concrete plannen over te gaan tot een
suïcidepoging is 72%. Bij mensen met suïcidale gedachten zal preventie gericht moeten zijn
op de behandeling van de suïcidaliteit op zich (en minder op de mogelijk geassocieerde
psychiatrische stoornis). Gezien het belang van hopeloosheid als risicofactor zullen
specifieke behandelingstechnieken die zich richten op suïcidale gedachten, hopeloosheid en
toekomst een meerwaarde kunnen betekenen. Mede om die reden werd in de
voorbereiding van de gezondheidsconferentie gekozen om twee nieuwe behandelmethodes
te onderzoeken i.e. respectievelijk “mindfulness-based cognitive therapy (MBCT)” en
“toekomstgerichte training”.
Het VESP zal voor deze activiteit de planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign,
keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten,
statistische analysemethodieken) en materialen voor de pilootstudies ontwikkelen. Tevens
zal het VESP de implementatie voorbereiden door een plan te ontwikkelen.
88
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Suïcidale Vlamingen
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Hoe
Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de gerandomiseerde gecontroleerde studie
naar de effecten van vernoemde nieuwe behandelvormen.
Samenwerkingsvereisten
Voor het onderzoek naar de effecten van “toekomstgerichte training” zal samengewerkt
worden met de ontwikkelaars van deze training en met de onderzoekers aan de VU
(Amsterdam), die momenteel onderzoek doen naar ‘future oriented group training for
suicidal persons’ (promotor van huidig samenwerkingsverband is betrokken bij dit
onderzoek). Voor het onderzoek naar de effecten van MBCT kan teruggegrepen worden
naar bestaande contacten met het MBCT-netwerk in Vlaanderen (als gevolg van eigen
vroeger onderzoek naar de effecten van MBCT). Omwille van de implementatie in geval van
positieve evaluatie in behandelsettings is samenwerking met FDGG, Zorgnet Vlaanderen en
Logo’s aangewezen.
Output en kwaliteitscriteria
-
Methodologische uitwerking effectstudie (voorstel onderzoeksdesign, keuze
proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten,
statistische analysemethodieken)
-
Materialen effectstudie
-
Implementatieplan
-
samenwerkingsverbanden zoals hierboven beschreven
89
Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen effectstudie en implementatieplan
Beschikbare expertise
De EZO beschikt over zeer ruime ervaring op het vlak van methodologie en implementatie
van gerandomiseerde gecontroleerde interventiestudies (m.i.v. MBCT)
90
ACTIVITEIT 2.2.4.
Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling, ondersteuning en
wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie
Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘de ontwikkeling en implementatie van
aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van zelfdoding’.
Wat
In de wetenschappelijke literatuur bestaat duidelijke consensus betreffende het cruciale
belang van een goede opvang en behandeling van suïcidale patiënten. Ondanks de hoge
prevalentie van suïcidaal gedrag in de algemene Vlaamse bevolking en in de klinische
populatie bestaat er tot op heden in Vlaanderen geen richtlijn voor de diagnostiek en
behandeling van suïcidaal gedrag. Er is ook weinig duidelijkheid over de kwaliteit van de zorg
bij de opvang en behandeling van suïcidepogers en personen met suïcidale gedachten.
Vanuit het werkveld wordt dan ook een grote behoefte aan een multidisciplinaire evidence
based richtlijn voor de beoordeling en behandeling van suïcidaal gedrag aangegeven. Een
richtlijn met concrete aanbevelingen kan bijdragen tot het verbeteren van het professioneel
handelen van suïcidaliteit en maakt de zorg voor suïcidale patiënten meer transparant en
toetsbaar. Het doel van de richtlijn is concrete aanbevelingen te geven voor opvang en
behandeling van suïcidaliteit op basis van het best beschikbare bewijs vanuit
wetenschappelijk onderzoek. Binnen deze multidisciplinaire richtlijn zal aandacht moeten
worden besteed aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot:

de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van
suïcidaliteit;

de
medicamenteuze
behandeling
van
personen
met
een
psychiatrische
problematiek en suïcidaliteit ;

vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen;

risico-inschatting bij suïcidaliteit;

het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben
ondernomen.
Het VESP zal instaan voor het opstellen van een draaiboek voor de ontwikkeling en
implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire richtlijn op basis van een
wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag.
91
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De doelgroep voor deze multidisciplinaire richtlijn betreft vooral de hulpverlening, met
name psychiaters, psychologen, huisartsen, spoedartsen, verpleegkundigen,…
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Voor de ontwikkeling van de richtlijn zelf worden drie fasen onderscheiden: input (overleg
met Trimbos Instituut, literatuurstudie, stuurgroep), draft (maken van draft inclusief
feedbackmeetings met stuurgroep en klankbordgroep) en finalisering (definitieve tekst en
slotmeetings)
Hoe
Het voorbereiden (= het ontwikkelen van een draaiboek) en de procesbegeleiding van de
ontwikkeling en implementatie van de multidisciplinaire richtlijn wordt door het VESP
opgenomen. In overleg met de overheid wordt nagegaan of de partnerorganisatie de
uitvoering binnen het vooropgesteld budget en binnen een redelijke termijn kan realiseren.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de projectleiding en redactie van Nederlandse multidisciplinaire richtlijn;
samenwerking met Zorg voor Suïcidepogers, samenwerking met Werkgroep Verder
Output, kwaliteitscriteria en indicatoren
Draaiboek voor de ontwikkeling en implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire
richtlijn op basis van een wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag, met
specifieke aandacht aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot:

de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van
suïcidaliteit;

de
medicamenteuze
behandeling
92
van
personen
met
een
psychiatrische
problematiek en suïcidaliteit;

vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen;

risico-inschatting bij suïcidaliteit;

het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben
ondernomen;

zorg en opvang voor nabestaanden.
Beschikbare expertise
Promotor van het huidig samenwerkingverband was lid van de klankbordgroep bij de
ontwikkeling van de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn.
93
ACTIVITEIT 2.2.5.
Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg
Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘De ontwikkeling van aanbevelingen en
hulpmiddelen voor de preventie van suïcide’.
Wat
Continuïteit van zorg is één van de belangrijkste knelpunten in de huidige organisatie van de
hulpverlening. Door een gebrek aan sluitende (regionale) afspraken in de keten krijgen
suïcidale patiënten niet altijd de juiste (na)zorg. De transfermomenten tussen en binnen
zorgorganisaties kunnen gezien worden als risicovolle momenten. Een kwalitatief model
waarin aanbevelingen worden gedaan voor zorgvuldig samenwerking in de keten bij mensen
met suïcidaal gedrag kan de basis vormen voor het maken van lokale
samenwerkingsafspraken waardoor algemeen de (na)zorg van de suïcidale patiënt kan
verbeteren alsook de regionale samenwerking naar suïcidale patiënten toe. Met behulp van
ICT-toepassingen en –netwerken kan men een vlotte samenwerking tussen de verschillende
zorgactoren ondersteunen en faciliteren door op een efficiënte manier onderling gegevens
over de patiënt te delen, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens te verhogen
en zo de administratieve lasten te verminderen, waar de patiënt ook verblijft. Het welzijn
van de patiënt blijft evenwel centraal staan.
Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning en het voorbereiden van de
ontwikkeling en zal ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bieden bij het proces
van ontwikkeling en implementatie.
Doelgroep
Alle zorgverstrekkers betrokken bij de zorg voor mensen met suïcidale gedachten en/of
gedrag: spoeddiensten, eerste, tweede en derde lijn
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2017 tot einde beheersovereenkomst
94
Hoe
Ontwikkeling van methodiek en materialen volgens beschrijving algemene procedure zoals
eerder vermeld, gebaseerd op inventarisatie van bestaande modellen van ketenzorg,
bruikbare ICT-toepassingen en –netwerken, bestaande kanalen van
deskundigheidsbevordering en good practices in de internationale literatuur
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met organisaties met terreinwerking (ie PIZS) en koepelorganisaties is
belangrijk bij deze actie, naast samenwerking met eerste en tweede lijn. Aansluiting met
Artikel 107 initiatieven zal zorgen voor integratie van suïcidepreventie in de reorganisatie
van de Vlaamse geestelijke gezondheidszorg. Implementatie kan (deels) door gebruik te
maken van bestaande kanalen van deskundigheidsbevordering. Aansluiting dient ook
gezocht met de ontwikkeling en het beheer van de portaalsite: de module ‘rechtstreekse
doorverwijzing’ op deze site moet bijdragen tot een naadloze en laagdrempelige
professionele hulpverlening
Samenwerking voor deze actie behelst ook het facettenbeleid. Door de Vlaamse Overheid
zijn, naast het elektronisch zorgplan, relevante aanbevelingen gedaan in het kader van de
Eerstelijns Conferentie:

e-Health box: communicatie tussen zorg- en/of welzijnsactoren;

kadaster:
actueel
overzicht
van
alle
gezondheids-
en
welzijnsberoepen
(contactpersoon per voorziening staat in voor de rolverdeling);

eerstelijnskluis: een centraal platform voor gegevensdeling waar gegevens
beschikbaar staan voor de relevante actor en constant gedeeld kunnen worden.
Output, kwaliteitscriteria en indicator
Draaiboek voor kwalitatief model van ketenzorg, met aandacht voor bovenvermelde
samenwerkingsvereisten
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise met betrekking tot systematisch
literatuuronderzoek naar organisatie van zorg, wetenschappelijk onderzoek naar de effecten
van faciliteren van transfer binnen en tussen zorgorganisaties.
95
2.3. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen
methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds
in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals
bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting,
zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game
voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2
en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
ACTIVITEIT 2.3.1.
Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken
Wat
Het VESP staat in voor het wetenschappelijk onderbouwen, het uitwerken en het toetsen
aan de praktijk van een planning met tijdspad van de te ontwikkelen methodieken zoals de
portaalsite en de acties zoals beschreven in het actieplan.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Alle partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Start vanaf Jaar 1 en loopt door
Hoe
Een voorstel van planning met tijdspad voor de verschillende methodieken en acties in het
Vlaams Actieplan zal ontwikkeld worden op basis een vaste procedure: als basis zal gestart
worden met een literatuuronderzoek naar de meest nieuwe wetenschappelijke inzichten en
evidenties omtrent de verschillende methodieken en acties zodat met state-of-the-art
96
evidence based informatie kan gewerkt worden. Per actie zal een ontwerp van planning en
methodiek worden ontwikkeld waarin per actie de doelstelling, de methodologie, het
tijdspad, de evaluatiemethode (en indien mogelijk effectmetingen),de eventuele mogelijke
uitvoerders en het implementatieplan worden beschreven. Een eerste ontwerp zal worden
voorgelegd aan het VAZG en de stuurgroep. De aangepaste versie zal ook worden afgetoetst
bij de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie.
In het eerste jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor de
multidisciplinaire richtlijn en de pilootprojecten voor de behandeling van suïcidale personen.
In het tweede jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor het
bevorderen van sociale aansluiting. In het derde jaar wordt een ontwerp van planning
ontwikkeld voor het pilootproject ‘serious game’ voor jongeren. Bij de pilootprojecten
waarbij de effectiviteit van de methodieken worden onderzocht zal het VESP de
methodologische criteria inzake effectiviteitsonderzoek opstellen alsook keuze van
onderzoeksdesign voorstellen. Gedurende de vijf jaar durende beheersovereenkomst zal het
VESP instaan voor de wetenschappelijk onderbouwde procesbegeleiding van de
verschillende acties en methodieken.
De actie rond de portaalsite is een veelomvattende actie, die gefaseerd uitgevoerd zal
moeten worden. VESP coördineert de verdere uitbouw van de website en staat in voor het
beheer van de informatie op de website. Ook stelt VESP, in overleg met de Vlaamse
overheid, een timing op voor de implementatie van de verschillende modules op de website.
VESP staat in voor de opvolging en begeleiding van de uitbouw van de portaalsite.
Output en tijdschema (dit is een voorlopige planning, zal verder geconcretiseerd worden)
-
Multidisciplinaire richtlijn:
o
Jaar 1 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling,
methodologiebeschrijving, tijdspad, evaluatiemethodiek,eventuele
mogelijke uitvoerders, en implementatieplan)
o
Jaar 1 – Q3: voorbereiding ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn
o
Jaar 1 – Start vanaf Q4: als kenniscentrum het proces bewaken bij de
ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn door de uitvoerders
o
Nadat de multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld is zal het VESP het verdere
implementatieproces van de richtlijn coördineren en bewaken
-
Pilootproject behandeling van suïcidale personen:
97
o
Jaar 1 – Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling,
methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie,
keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en
meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, eventuele
mogelijke uitvoerders en implementatieplan)
-
o
Jaar 1 – Q5: voorbereiding pilootstudie
o
Jaar 2 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie
Pilootproject bevorderen van sociale aansluiting:
o
Jaar 2 – Q3: Ontwikkeling planning (met doelstelling,
methodologiebeschrijving, tijdspad en mogelijke uitvoerders) in overleg met
VIGeZ
-
o
Jaar 3 – Q1:voorbereiding pilootproject
o
Jaar 3 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van het pilootproject
Pilootproject ontwikkeling serious game voor jongeren:
o
Jaar 3 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling,
methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie,
keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en
meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, en
eventuele mogelijke uitvoerders)
-
o
Jaar 3 – Q4: voorbereiding pilootstudie
o
Jaar 4 – vanaf Q1: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie
Aanbevelingen voor ketenzorg voor suïcidale personen:
o
Jaar 3 - Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling,
methodologiebeschrijving, tijdspad,)
o
-
Vanaf Jaar 4 - Q2: uitwerking aanbevelingen
Portaalsite – één toegangspoort voor de preventie van suïcidaliteit:
o
Module helpotheek en infotheek: Jaar 1 - Q1

VESP verzamelt de informatie die nodig is voor de helpotheek en
infotheek

VESP staat garant voor de juistheid en wetenschappelijkheid van de
informatie in de infotheek

VESP staat in voor het onderhoud en het up-to-date houden van dit
onderdeel van de website.
o
Module crisishulp: Jaar 1
98

Wordt uitgevoerd door CPZ en Tele-Onthaal

VESP adviseert in verband met de kwaliteit van de
crisisgespreksvoering (wetenschappelijke onderbouwing)

VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit
van de crisishulpmodule
o
Module zelfhulp: Jaar 1 Q3-Q4

VESP brengt in kaart welke initiatieven in dit verband reeds
genomen werden door de bestaande organisaties met
terreinwerking, en eventuele andere relevante actoren

VESP adviseert in verband met de mogelijkheden en valkuilen bij de
uitbouw van zelfhulp

VESP ondersteunt de implementatie van de module zelfhulp

VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit
van de zelfhulpmodule
o
Module kortdurende interventie via e-mail: Jaar 2

VESP onderzoekt en adviseert in verband met de mogelijkheden, de
eventuele nood aan en de mogelijke valkuilen rond e-mailtherapie

VESP inventariseert de bestaande methodieken en ervaringen met
online interventies, zowel binnen de sector van de geestelijke
gezondheidszorg als binnen andere sectoren zoals de bijzondere
jeugdzorg, gezondheidszorg, het welzijnswerk, …

VESP ondersteunt en begeleidt het proces naar implementatie van
deze module
o
Module lotgenotencontact: Jaar 2

Nabestaanden: wordt reeds uitgevoerd door Werkgroep Verder

Omgeving / mantelzorgers – suïcidale mensen: verkenning gebeurt
reeds binnen het takenpakket van het CPZ

VESP geeft advies in verband met de opportuniteit van het
uitbouwen van online lotgenotencontact

VESP staat in voor de opvolging van de implementatie van de
module lotgenotencontact

VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit
van de module lotgenotencontact
o
Module consultdesk voor professionelen: Jaar 1 - Q1 e.v.
99

ASPHA bestaat reeds binnen het CPZ

VESP geeft advies over de verdere uitbreiding / profilering van
ASPHA

o
VESP ondersteunt het CPZ in verband met de kwaliteit van ASPHA
Ketenzorg: zie ketenzorg
Samenwerkingsvereisten
Regelmatige samenwerking met de verschillende partners van het Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie zal vereist zijn, voornamelijk voor de toetsing aan de praktijk en de
mogelijkheid tot uitvoering.
Output en kwaliteitscriteria
-
Voor elke actie of te ontwikkelen methodiek is een planning met tijdspad opgesteld
-
Per actie wordt de doelstelling, de methodologie, het tijdspad, de
evaluatiemethode,de eventuele mogelijke uitvoerders en het implementatieplan
beschreven.
-
Wanneer de actie een pilootproject betreft waarin de effectiviteit van de methodiek
moet worden onderzocht, stelt het VESP de methodologische criteria inzake
effectiviteitsonderzoek op alsook een voorstel van onderzoeksdesign.
-
Een voorstel van planning wordt aan de relevante partners voorgelegd en getoetst
aan de praktijk
Indicator: planning met tijdspad voor elke actie of te ontwikkelen methodiek
Beschikbare expertise
De EZO en het CPZ hebben een ruime ervaring en expertise in het uitwerken van projecten
waarvan een planning met tijdspad een essentieel onderdeel uitmaakt.
100
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 3
101
RESULTAATSGEBIED 3: ONDERSTEUNING VAN DE IMPLEMENTATIE VAN METHODIEKEN EN
MATERIALEN, MET INBEGRIP VAN DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING
3.1. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van
methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke
gezondheid
3.2. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van
methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met
inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit
102
3.1. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van
methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke
gezondheid
Wat
Het VESP waakt erover dat alle nieuw ontwikkelde methodieken en materialen ten aanzien
van de bevordering van de geestelijke gezondheid een implementatieplan bevatten (als
onderdeel van de methodiekontwikkeling onder resultaatsgebied 2) en wordt uitgevoerd
volgens het implementatieplan en de bijhorende richtlijnen. Er is ondersteuningsaanbod
voor partners en intermediairs bij opzet en uitvoering van door het VESP ontwikkelde
methodieken en materialen. Er is tevens ondersteuningsaanbod bij de implementatie van
wetenschappelijk gefundeerde en gevalideerde concepten en methodieken die
externen/partners zelf ontwikkeld hebben.
Om de implementatie te bevorderen zijn relevante partners zoals VIGeZ, de VVGG en de
Logo’s al van bij aanvang betrokken bij de ontwikkeling en doorheen het verdere
implementatieproces.
Wie
Samenwerking EZO en CPZ
Doelgroep
Partners inzake geestelijke gezondheidsbevordering zijnde VIGeZ, Logo’s, VVGG
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2013(4)-2018
Hoe
Het VESP biedt ondersteuning bij opzet en uitvoering van door het VESP nieuw ontwikkelde
methodieken en materialen en bij de implementatie van gevalideerde en wetenschappelijk
gefundeerde methodieken die partners/externen zelf ontwikkeld hebben en welke deel
uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie.
103
Het VESP informeert en sensibiliseert proactief en op vraag intermediairs en andere partners
omtrent (nieuw) ontwikkelde methodieken ter bevordering van geestelijke gezondheid
welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het VESP onderneemt
hiervoor acties ter bekendmaking en verspreiding van de methodieken en materialen zoals
waar mogelijk het elektronisch beschikbaar stellen via de website, het organiseren van
informatiemomenten door middel van overleg, presentatie op studiedagen en publicaties.
De bekendmaking van ontwikkelde methodieken kan ook op Vlaamse, nationale en/of
internationale wetenschappelijke fora door middel van presentaties of publicaties.
Het VESP wil ook een inhoudelijke bijdrage leveren bij vorming en opleiding rond
implementatie van methodieken en materialen, in overleg en samenwerking met de andere
betrokken actoren waaronder VIGeZ, de Logo’s en de VVGG.
Samenwerkingsvereisten
Het VESP zal voor deze activiteit nauw samenwerken met VIGeZ, de VVGG en de Logo’s. Ze
zullen bij aanvang betrokken worden bij de ontwikkeling van methodieken en materialen ter
bevordering van geestelijke gezondheidszorg en zullen mee het implementatieplan
ontwikkelen en verder betrokken worden bij het implementatieproces.
Partners, intermediairs en anders stakeholders kunnen van het ondersteuningsaanbod
genieten.
Output en kwaliteitscriteria
-
De planmatigheid bij ondersteuning van de implementatie van methodieken en
materialen
-
De beschikbaarheid en bekendheid van methodieken en materialen voor de
doelgroepen
-
De mate van samenwerking met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG bij de ondersteuning
van de implementatie van methodieken en materialen
-
De mate waarin methodieken en materialen gebruikt worden door de doelgroepen
Indicator:
- verslaggeving bekendmaking methodieken en materialen op studiedagen,
overlegmomenten, publicaties, website
- presentaties op Vlaamse, nationale en internationale fora
104
Beschikbare expertise
Het VESP zal nauw samenwerken met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG welke elk een sterke
expertise hebben inzake (de bevordering van) geestelijke gezondheid en
implementatiemogelijkheden.
105
3.2. Het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van
methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met
inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit
Wat
Het VESP waakt erover dat alle nieuw ontwikkelde methodieken en materialen ten aanzien
van de preventie van zelfdoding een implementatieplan bevatten (als onderdeel van de
methodiekontwikkeling) en worden uitgevoerd volgens het opgesteld plan). Er is
ondersteuningsaanbod voor partners en intermediairs bij opzet en uitvoering van door het
VESP ontwikkelde methodieken en materialen. Er is tevens ondersteuningsaanbod bij de
implementatie van wetenschappelijk gefundeerde en gevalideerde concepten en
methodieken die externen/partners zelf ontwikkeld hebben.
Het VESP inventariseert de noden aan ondersteuning in het kader van
deskundigheidsbevordering en werkt op basis hiervan een aanbod uit. Bijzondere aandacht
hierbij gaat naar de nieuwe doelgroepen die in het kader van deskundigheidsbevordering
omschreven werden in het Vlaams actieplan suïcidepreventie: medewerkers van de diensten
voor Preventie en Bescherming op het werk, medewerkers actief binnen de (psycho-)sociale
diensten in ondernemingen, holebiverenigingen, land- en tuinbouwers, gedetineerden,
monitoren van jeugd- en jongerenorganisaties…
Doelgroep
Belangrijke partners inzake de preventie van zelfdoding;
-
De organisaties met terreinwerking: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers,
(CPZ)
-
CGG-SP, FDGG, Zorgnet
-
Andere leden van de stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s
-
Andere leden van de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie: Tele-Onthaal, Awel,
Cavaria, mutualiteiten, Departement Onderwijs en Vorming, Domus Medica
Ook andere partners en stakeholders die te maken hebben met de suïcidale personen:
-
Algemene ziekenhuizen
-
Psychiatrische ziekenhuizen
-
PAAZ
-
Tele-Onthaal
106
-
CAW
-
Scholen
-
…
Wanneer
Poster “Is your patient suicidal?” als methodiek voor deskundigheidsbevordering: vanaf Jaar
1
Portaalsite: vanaf Jaar 1
Andere acties en methodieken ter preventie van zelfdoding: 2014-2018
Hoe
Het VESP biedt ondersteuning bij opzet en uitvoering van door het VESP nieuw ontwikkelde
methodieken en materialen en bij de implementatie van gevalideerde en wetenschappelijk
gefundeerde methodieken die partners/externen zelf ontwikkeld hebben en welke deel
uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie.
De poster “Is your patient suicidal?” wordt momenteel ontwikkeld en geëvalueerd als
methodiek voor deskundigheidsbevordering. De uitkomsten van het effectiviteitsonderzoek
zullen begin 2014 bekend zijn, waarna het VESP aan de hand van een implementatieplan de
implementatie zal ondersteunen en mee bewaken voor de verspreiding van de poster in
Vlaamse Algemene Ziekenhuizen en PAAZ, in overleg met de overheid en de relevante
partners van de stuurgroep en de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie.
Voor de portaalsite zal het VESP vanaf Jaar 1 een concreet implementatieplan ontwikkelen
(als onderdeel van methodiekontwikkeling bij Resultaatsgebied 2) in overleg met de
overheid van de verschillende modules. Tevens zal het VESP van bij aanvang de
implementatie van de portaalsite coördineren.
Ook voor wat de andere methodiek en materialen betreft zoals de multidisciplinaire richtlijn
en het kwaliteitsmodel van ketenzorg zal het VESP de ruime verspreiding in Vlaanderen
bewaken aan de hand van het implementatieplan en waar nodig bijsturen.
Het VESP informeert en sensibiliseert proactief en op vraag intermediairs en andere partners
omtrent de bestaande en (nieuw) ontwikkelde methodieken ter preventie van zelfdoding
welke deel uitmaken van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie en biedt coaching aan bij
gebruik van nieuwe methodieken en interventies. Het VESP onderneemt hiervoor acties ter
bekendmaking en verspreiding van de methodieken en materialen zoals waar mogelijk het
107
elektronisch beschikbaar stellen via de website, het organiseren van informatiemomenten
door middel van overleg, presentatie op studiedagen en publicaties. De bekendmaking van
ontwikkeling methodieken kan ook op Vlaamse, nationale en/of internationale
wetenschappelijke fora door middel van presentaties of publicaties.
Het VESP is het kennis- en expertisecentrum waarbij elke partner en externe organisatie
terecht kan voor informatie en advies omtrent nieuw ontwikkelde methodieken en
materialen en de implementatie ervan. Het VESP organiseert hiervoor een help desk (via de
website) waar partners/externen terecht kunnen voor vragen die betrekking hebben op de
implementatie van de bestaande en nieuw ontwikkelde methodieken en materialen.
Deskundigheidsbevordering
Het VESP inventariseert de noden aan ondersteuning rond deskundigheidsbevordering met
bijzondere aandacht voor de nieuwe doelgroepen die in het actieplan geformuleerd werden.
In overleg met de betrokkenen wordt een aanbod tot ondersteuning geformuleerd.
Samenwerkingsvereisten
Deze activiteit houdt een samenwerking in met belangrijke partners op het domein van
suïcidepreventie, waaronder:
-
De organisaties met terreinwerking: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers,
(CPZ)
-
CGG-SP, FDGG, Zorgnet
-
Andere leden van de stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s
-
Andere leden van de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie: Tele-Onthaal, Awel,
Cavaria, mutualiteiten, Departement Onderwijs en Vorming, Domus Medica
Output en kwaliteitscriteria
-
De planmatigheid bij ondersteuning van de implementatie van methodieken en
materialen
-
De beschikbaarheid en bekendheid van methodieken en materialen voor de
doelgroepen
-
De mate van samenwerking met VIGeZ, de Logo’s en de VVGG bij de ondersteuning
van de implementatie van methodieken en materialen
-
De mate waarin methodieken en materialen gebruikt worden door de doelgroepen
108
Indicatoren:
-
verslaggeving bekendmaking methodieken en materialen op studiedagen,
overlegmomenten, publicaties, website
-
presentaties op Vlaamse, nationale en internationale fora
-
verslaggeving vragen en antwoord via helpdesk
Beschikbare expertise
Het CPZ heeft ruime expertise met betrekking tot deskundigheidsbevordering en kan
belangrijke ondersteuning bieden. Zowel CPZ als EZO hebben ervaring met het
implementeren van methodieken. Het VESP zal ook nauw samenwerken met belangrijke
partners op het domein van suïcidepreventie zoals Werkgroep Verder, Zorg voor
Suïcidepogers en CGG-SP, welke elk een sterke expertise hebben ten aanzien van
implementatie van wetenschappelijk onderbouwde methodieken ter preventie van
zelfdoding.
109
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 4
110
RESULTAATSGEBIED 4: IN OVERLEG MET HET AGENTSCHAP EN IN AFSTEMMING MET DE
VLAAMSE WERKGROEP SUÏCIDEPREVENTIE, INHOUDELIJK OF ORGANISATORISCH
COÖRDINEREN VAN ASPECTEN VAN HET VLAAMS ACTIEPLAN SUÏCIDEPREVENTIE, ZOALS
HET COÖRDINEREN VAN DE REGISTRATIEMETHODEN EN HET OMGAAN MET
REGISTRATIEGEGEVENS, HET COÖRDINEREN VAN DE EVALUATIE, DE COMMUNICATIE
OVER HET ACTIEPLAN, EN HET BEWAKEN VAN DE RANDVOORWAARDEN BIJ HET VLAAMS
ACTIEPLAN SUÏCIDEPREVENTIE ZOALS HET FACETTENBELEID
4.1. Het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de
relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
ACTIVTEIT 4.1.1. VESP inventariseert continu strategieën, acties,
methodieken, materialen en relevante organisaties m.b.t. de uitvoering
van het Vlaams actieplan suïcidepreventie
4.2. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering
ACTIVITEIT 4.2.1. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en
rapportering
4.3. Het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten
aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal
gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij
wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese
vergelijkende studies
ACTIVITEIT 4.3.1 Opvolgen, verzamelen en vergelijken van
epidemiologische informatie
111
4.4. Het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het
Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke
gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de
behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder
ACTIVITEIT 4.4.1 De wetenschappelijke evaluatie van het Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie
4.5. Het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan
ACTIVITEIT 4.5.1. VESP draagt bij aan de uitwerking van een communicatieplan
rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie
ACTIVITEIT 4.5.2. VESP streeft er naar dat in de communicatie rond zelfdoding
en de acties van het Vlaams actieplan suïcidepreventie te stroomlijnen zodat
de eenheid van het actieplan bewaard wordt
4.6. Het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan
ACTIVITEIT 4.6.1. VESP bewaakt de uitvoering van het communicatieplan
4.7. Het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en
het facettenbeleid in het bijzonder.
ACTIVITEIT 4.7.1. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘vermaatschappelijking’
ACTIVITEIT 4.7.2. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘locoregionale verankering en implementatie’
ACTIVITEIT 4.7.3. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘wetenschappelijke onderbouw’
112
ACTIVITEIT 4.7.4. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘duurzaamheid’
ACTIVITEIT 4.7.5. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘innovatieve technologieën’
ACTIVITEIT 4.7.6. VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde
‘facettenbeleid’
113
4.1. Het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de
relevante organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
ACTIVTEIT 4.1.1.
VESP inventariseert continu strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante
organisaties m.b.t. de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie
Wat
Er bestaan, zowel in binnen- als in buitenland, reeds heel wat initiatieven, strategieën,
acties, methodieken, materialen en organisaties die mogelijk effectief zijn in het kader van
suïcidepreventie. Het is dan ook belangrijk een zicht te hebben op wat er reeds bestaat, en
ook bij te blijven in nieuwe ontwikkelingen en inzichten.
VESP zorgt voor een continue inventarisatie van strategieën, acties, methodieken,
materialen en relevante organisaties. Het legt hiervoor contacten met de relevante
organisaties en bouwt verder op de inspanningen die in dit verband reeds gebeurden.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Vlaamse overheid, organisaties, publiek
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu, van bij aanvang partnerorganisatie
Hoe
VESP volgt de (wetenschappelijke) literatuur op in verband met strategieën en activiteiten in
binnen- en buitenland. Daarnaast legt het contacten met relevante organisaties en
instellingen.
114
VESP inventariseert bestaande acties, methodieken, materialen en organisaties die
beschikbaar zijn zowel in Vlaanderen als in het buitenland. Er wordt bovendien een
kwaliteitskader ontwikkeld om de veelheid aan activiteiten te kunnen indelen, en het
onderscheid te kunnen maken tussen effectieve, veelbelovende en niet-effectieve
methodieken. Voor het ontwikkelen van een kwaliteitskader rond de bevordering van
geestelijke gezondheid wordt een beroep gedaan op de reeds beschikbare expertise van
VIGeZ. Daarnaast wordt voor het inventariseren ook verder gebouwd op wat er in dit
verband reeds gebeurde, bv. binnen de opdrachten van de provinciale locoregionale
samenwerkingsverbanden.
In functie van de uitbouw van bepaalde strategieën in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
zal ook een inventarisatie gebeuren. Dit is bijvoorbeeld het geval voor volgende strategieën:
-
Strategie 1.2: ondersteunen van ouderschapsvaardigheden
-
Strategie 1.3: bevorderen van sociale aansluiting
Voor deze, en eventueel toekomstige andere strategieën, zal VESP een inventaris maken van
de reeds bestaande initiatieven en de beschikbare evidentie voor deze initiatieven (in het
kader van suïcidepreventie). Op basis van deze inventaris zal VESP advies kunnen formuleren
in verband met eventuele extra noden en te ontwikkelen materialen of methodieken.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met VIGeZ o.a. in verband met het opstellen van een kwaliteitskader voor
activiteiten inzake geestelijke gezondheidsbevordering.
Samenwerking met de locoregionale netwerken in functie van het verkrijgen van een zicht
op de bestaande initiatieven in de verschillende provincies.
Samenwerking met relevante actoren in functie van inventarisatie van bestaande
initiatieven in functie van de uitbouw van nog te realiseren activiteiten.
Output en kwaliteitscriteria
Kwaliteitskader voor het indelen van bestaande strategieën, acties, materialen,
methodieken zowel rond geestelijke gezondheidsbevordering als rond de preventie van
zelfdoding.
Overzicht van strategieën, acties, materialen, methodieken en relevante organisaties is
beschikbaar en wordt up to date gehouden.
Overzicht van relevante organisaties.
115
Voorafgaand aan het adviseren rond nieuwe methodieken in het kader van het Vlaams
actieplan suïcidepreventie wordt een inventaris gemaakt van reeds bestaande methodieken
binnen de betreffende strategie en de effectiviteit van deze methodieken.
Indicator: up to date inventaris van alle acties, strategieën, materialen en methodieken en
van de relevante organisaties
Beschikbare expertise
Binnen de partnerorganisatie is expertise aanwezig in verband met het inventariseren van
strategieën, acties, methodieken, materialen en relevante organisaties, onder andere op
basis van de ervaringen die de beide betrokken organisaties opdeden in het kader van het
consortium dat instond voor de voorbereiding van de gezondheidsconferentie
suïcidepreventie in 2011.
116
4.2. Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering
ACTIVITEIT 4.2.1.
Het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering
Wat
Het VESP draagt bij tot de ontwikkeling van richtlijnen welke uniforme gegevensverwerking
en rapportering bevorderen van activiteiten, projecten en methodieken die binnen het VAS
ontwikkeld en geïmplementeerd worden.
Het VESP streeft ernaar dat alle partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie op een
zo gelijk mogelijk wijze gegevens verwerken en rapporteren en dat de verschillen tussen de
partners van het Vlaams Actieplan in gegevensverwerking en rapportering zo klein mogelijk
gemaakt worden.
Wie
EZO
Doelgroep
Alle relevante partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu, van bij aanvang partnerorganisatie
Hoe
Het VESP ontwikkelt richtlijnen ter bevordering van de uniforme gegevensverwerking en
rapportering van activiteiten, projecten en methodieken binnen het VAS. Het VESP gaat na
aan welke criteria gegevensverwerking en rapportering minimaal moet voldoen. Op basis
van de vooropgestelde criteria wordt een voorstel tot uniformisering van
gegevensverwerking en rapportage gedaan aan het VAZG en de verschillende partners
(bijvoorbeeld welke uniforme epidemiologische gegevens ivm suïcidaal gedrag kunnen
gebruikt worden, welke uniforme definities kunnen gebruikt worden, …).
117
Het VESP zal bijsturen wanneer belangrijke afwijkingen en verschillen worden vastgesteld in
de gegevensverwerking en rapportage door partners van het Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie.
Het VESP bewaakt de wetenschappelijke onderbouwing in gegevensverwerking en
rapportage. Het is hierbij belangrijk dat de verschillende partners op elkaar afstemmen en
zoveel mogelijk een gemeenschappelijk wetenschappelijk onderbouwd model hanteren,
welke zal bijdragen aan een grotere uniformiteit.
Samenwerkingsvereisten
Het VESP zal hiervoor samenwerken met het VAZG, het kabinet en alle relevante partners
van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie.
Output en kwaliteitscriteria
-
Criteria opstellen waaraan gegevensverwerking en rapportage moeten voldoen
-
Bij het opstellen van de criteria wordt de wetenschappelijke onderbouwing zoveel
mogelijk bewaakt
-
Het VESP informeert de relevante partners van het VAS over de richtlijnen en
criteria en registreert deze activiteiten in een jaarverslag
-
Een zo groot mogelijke uniformiteit in gegevensverwerking en rapportage door de
relevante partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie welke kan worden
vastgesteld in jaarverslagen, (onderzoeks)rapporten, folders, etc.
-
Een gemeenschappelijk wetenschappelijk model wordt gehanteerd door de partners
van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Indicator:
-
rapport met criteria gegevensverwerking en rapportage
-
jaarverslag met overzicht activiteiten mbt het informeren over de richtlijnen en
criteria
Beschikbare expertise
Het EZO heeft ruime expertise in wetenschappelijke onderbouwing, gegevensverwerking en
rapportage.
118
4.3. Het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten
aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal
gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij
wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese
vergelijkende studies
ACTIVITEIT 4.3.1
Opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie
Wat
Het VESP verbindt er zich toe alle epidemiologische informatie ten aanzien van suïcidale
gedachten, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder en van geestelijke
gezondheidsproblemen in het algemeen in Vlaanderen op te volgen en te verzamelen.
Bijkomend worden nationale, Europese en internationale epidemiologische gegevens ten
aanzien van suïcidaal gedrag en geestelijke gezondheidsproblemen verzamelt en gebruikt
voor vergelijking met de Vlaamse gegevens. Het VESP moet een expertisecentrum zijn
waarbij iedereen terecht kan voor het opvragen van epidemiologische informatie.
Wie
EZO
Doelgroep
Het is de taak van het VESP om deze epidemiologische gegevens te verspreiden onder alle
belangrijke partners en open te stellen voor alle andere doelgroepen zoals ondermeer de
media, hulpverleners, studenten en het algemeen publiek.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu, van bij aanvang partnerorganisatie
119
Hoe
Het VESP verzamelt informatie ten aanzien van suïcidale gedachten, suïcidepogingen en
sterfte door zelfdoding in het bijzonder en van geestelijke gezondheidsproblemen in het
algemeen in Vlaanderen. VESP vergelijkt de Vlaamse gegevens met nationale gegevens en
met Europese en internationale epidemiologische gegevens zoals:
-
WHO gegevens omtrent suïcide, suïcidepogingen
-
Specifieke Europese expertisecentra met gelijkaardige methodologie inzake de
registratie van suïcidepogingen zoals Centre for Suicide Research, Oxford en
National Suicide Research Foundation, Ierland
Bij het verzamelen van epidemiologische data ten aanzien van geestelijke
gezondheidsproblemen en suïcidaal gedrag heeft het VESP bijzondere aandacht voor
kenmerken zoals socio-demografische en economische kenmerken, en geografische
spreiding, en zal het VESP zoveel mogelijk de epidemiologische informatie volgens deze
kenmerken verzamelen. Op basis hiervan kan het VESP continu waakzaam blijven voor
verhoogde risicogroepen en bevolkingsgroepen die bijzondere aandacht vragen en dit
melden aan de overheid.
Het VESP blijft op continue basis de wetenschappelijke literatuur raadplegen inzake
kwaliteitsvol epidemiologisch onderzoek en state of the art methodieken inzake de
epidemiologie van suïcidaal gedrag. Tevens overlegt het VESP op regelmatige basis met
andere Europese expertisecentra mbt het epidemiologisch onderzoek naar suïcidaal gedrag.
Indien onduidelijkheden in epidemiologische gegevens vanuit andere registratiesystemen in
Vlaanderen of vanuit nationale bronnen worden opgemerkt, verbindt het VESP er zich toe
uit te zoeken op basis van welke methodologie deze gegevens werden verzameld en waar de
mogelijke verschillen te vinden zijn. Deze informatie dient door het VESP ook gemeld te
worden aan de desbetreffende registratiebron(-nen).
Samenwerkings- en kwaliteitsvereisten
Het VESP ontwikkelt bij aanvang criteria waaraan de epidemiologische informatie en
gegevensbronnen moeten voldoen (zoals methodologische voorwaarden voor kwaliteitsvol
epidemiologisch onderzoek; definiëring suïcidepoging,…).
120
Het VESP verzamelt de Vlaamse epidemiologische data ten aanzien van suïcidale gedachten,
suïcidepogingen en suïcide en geestelijke gezondheidsproblemen waarbij de
epidemiologische onderbouwde en erkende informatiesystemen, die voldoen aan de
hiervoor gemelde ontwikkelde criteria, die in Vlaanderen voorhanden zijn, worden gebruikt.
Volgende informatiesystemen kunnen hiervoor gebruikt worden:
-
Registratie overlijdens door zelfdoding in Vlaanderen; Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid
-
Registratie suïcidepogingen Vlaanderen: Eenheid voor Zelfmoordonderzoek
-
Registratie suïcidepogingen regio Gent, als onderdeel van Europees onderzoek,
waardoor Europese vergelijking mogelijk is: Eenheid voor Zelfmoordonderzoek
-
Registratie Zelfbeschadigend gedrag bij jongeren: Studie Jongeren en Gezondheid,
als onderdeel van de Europese HBSC-studie, Vakgroep Maatschappelijke
Gezondheidkunde, UGent
-
Gegevens afkomstig van de huisartsenpeilpraktijken omtrent suïcidepogingen en
suïcides; Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie
-
Registratie suïcidale oproepen Zelfmoordlijn, Centrum ter Preventie van Zelfdoding
-
Gegevens afkomstig van de Gezondheidsenquête omtrent suïcidale gedachten,
suïcidepogingen en geestelijke gezondheidsproblemen; Wetenschappelijk Instituut
Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie
-
Andere partnerorganisaties zoals VAD voor gegevens omtrent alcohol en drugs,…
Output, kwaliteitscriteria en indicatoren
-
In Jaar 1 worden de criteria vastgelegd waaraan kwaliteitsvol epidemiologisch
onderzoek inzake suïcidaal gedrag en geestelijke gezondheidsproblemen inzake
suïcidaal gedrag moet voldoen, alsook welke gegevensbronnen in Vlaanderen, maar
ook nationaal en internationaal hieraan voldoen.
-
Jaar 1 – Jaar 5: Jaarlijks rapport met een overzicht van de Vlaamse epidemiologische
gegevens inzake suïcidale gedachten en gedrag verzameld vanuit alle belangrijke
informatiebronnen en conform de kwaliteitscriteria. In dit rapport worden de
Vlaamse gegevens vergeleken met Europese en internationale gegevens.
-
Jaar 1 – Jaar 5: Verspreiding van dit rapport naar alle belangrijke partners
-
Jaar 1 – Jaar 5: Via een nieuwsbrief wordt deze informatie ook verspreid worden
naar het bredere werkveld
121
-
Jaar 1 – Jaar 5: Via de website van het VESP (en/of de portaalsite) kan de
belangrijkste epidemiologische informatie kenbaar gemaakt worden voor bredere
doelgroepen, media en de algemene bevolking.
Beschikbare expertise
Als geen ander centrum in Vlaanderen beschikt de EZO over kennis en expertise op het vlak
van de epidemiologie van suïcidaal gedrag. Zo beschikt de EZO op wereldvlak, na Oxford,
over de tweede grootste dataset inzake suïcidepogingen in Vlaanderen: sinds 1986 wordt
het voorkomen van suïcidepogingen gemeten en wordt onderzoek gedaan naar
sociodemografische en klinische risicofactoren. Sinds een aantal jaren wordt onderzoek
gedaan met het Instrument voor Psychosociale Evaluatie en Opvang, een door de EZO
ontworpen evaluatie- en onderzoeksinstrument voor suïcidepogers op de spoedopnames
van algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Zo ontstond in Vlaanderen een regionale
monitoring van niet-fataal suïcidaal gedrag, i.e. na Ierland de tweede regio in de wereld
waar epidemiologisch onderzoek op dit niveau gebeurd. Op Europees vlak wordt
epidemiologisch onderzoek gedaan naar suïcidepogingen in de WHO/EURO en NICE-SP
netwerken, terwijl zelf-beschadigend gedrag bij jongeren in de algemene bevolking wordt
onderzocht in het CASE-netwerk (voor een beschrijving van de netwerken zie deel 2
‘beknopte beschrijving van de organisatie’). Epidemiologsich onderzoek naar suïcide bij
jongeren werd uitgevoerd door middel van psychologisch autopsie onderzoek. De vele
wetenschappelijke publicaties in internationale peer-reviewed tijdschriften weerspiegelen
het wetenschappelijk niveau van het epidemiologisch onderzoek.
122
4.4. Het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het
Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke
gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de
behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder
ACTIVITEIT 4.4.1
De wetenschappelijke evaluatie van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Wat
De evaluatie van de effecten van suïcidepreventieprogramma’s kent vele obstakels. Deze
obstakels zijn van methodologische en organisatorische aard. Een voorbeeld van een
methodologisch probleem is de grootte van de onderzoeksgroepen bij de studie van de
effecten van een interventie op het aantal suïcides. Op organisatorisch vlak valt het op dat
bij de evaluatie van veel suïcidepreventieprogramma’s post hoc de afwezigheid van premetingen wordt vastgesteld. Het huidig samenwerkingsverband ziet de bewaking van de
wetenschappelijke evaluatie van preventieve activiteiten als een primaire opdracht van een
Expertisecentrum Suïcidepreventie in Vlaanderen. Om de link te leggen tussen acties en
strategieën enerzijds en het wetenschappelijk onderzoek anderzijds en om de
wetenschappelijke onderbouw te kunnen garanderen, is er nood aan een centrale
aansturing. Een Expertisecentrum Suïcidepreventie kan methodieken ontwikkelen en
beschikbare informatie inzake strategieën ter evaluatie van preventiestrategieën bundelen
en doorgeven aan belangrijke derden die op het terrein het tweede Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie moeten implementeren. Het Expertisecentrum kan ook de evaluatie van de
acties en de strategieën opvolgen.
Uitgangspositie is dat ALLE activiteiten in het kader van de implementatie van het Vlaams
Actieplan Suïcidepreventie op hun effect onderzocht moeten worden. Dit betekent dat voor
ALLE activiteiten een pre- en post-meting moet gebeuren. Dit geldt voor trainingen of
vormingen in het kader van deskundigheidsbevordering en acties gericht op de algemene
bevolking evenzeer als bijvoorbeeld interventiestudies waarbij suïcidale personen betrokken
zijn. Ook realisaties zoals de portaalsite moeten aan regelmatige meting van
doeltreffendheid en satisfactie onderworpen worden. Bij sommige effectstudies zal de
goedkeuring van een ethische commissie noodzakelijk zijn. Het Expertisecentrum stelt haar
123
kennis en ervaring op dit vlak ten dienste van een ieder die betrokken is bij de
implementatie.
Wie
EZO
Doelgroep
Alle uitvoerders van het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
Bij de voorwaarde van evaluatie van implementatie hoort de beschikbaarheid van
indicatoren of uitkomstkarakteristieken. Voor de evaluatie van suïcidepreventie-strategieën
bestaat een aantal mogelijke indicatoren, zoals ondermeer
-
vermindering in het voorkomen van suïcide, zoals gedefinieerd in de zesde Vlaamse
gezondheidsdoelstelling
-
vermindering in het voorkomen van suïcidepogingen
-
vermindering in het voorkomen van suïcidale gedachten
-
toename van kennis over geestelijke gezondheid(-sproblemen) en de mogelijkheden
van behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen
-
toename van hulpzoekgedrag
-
toename van psychosociale beschermende factoren en afname van psychosociale
risicofactoren
-
verbetering in kwaliteit en kwantiteit van berichtgeving over suïcide in de media
-
beschikbaarheid en toegankelijkheid van dodelijke middelen, gebruikt bij suïcidaal
gedrag, en toegankelijkheid van suicide hot spots
-
attitudes, kennis, angst, zelfvertrouwen, vroege herkenning, vaardigheden in
risicobepaling en omgaan met suïcidale mensen
124
-
kwalitatieve feedback van gebruikers van voorzieningen, i.e. geestelijke
gezondheidszorg, internet faciliteiten zoals crisishulp en e-mental health
Samenwerkingsvereisten
Deze activiteit behelst een samenwerking tussen het VESP en alle uitvoerders van het
tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Output en kwaliteitscriteria
Beschikbaarheid van eenduidig gedefinieerde uitkomstvariabelen en evaluatiecriteria per
activiteit; de mate waarin kritische evaluatie met gebruikmaking van ter beschikking
gestelde evaluatiecriteria bij de implementatie van preventiestrategieën en –activiteiten
plaats vindt is een kwaliteitscriterium.
Indicator: voor de verschillende strategieën en acties van het VAS worden indicatoren en
evaluatiemethodes beschreven.
Beschikbare expertise
De EZO beschikt over zeer ruime ervaring op het vlak van methodologie, wetenschappelijke
evaluatie en implementatie van preventieve strategieën op universeel, specifiek en
geïndiceerd niveau.
125
4.5. Het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan
ACTIVITEIT 4.5.1.
VESP draagt bij aan de uitwerking van een communicatieplan rond het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
Wat
Communicatie rond de (preventie van) zelfdoding is geen eenvoudige materie. Enerzijds
moet dit met de nodige voorzichtigheid gebeuren, wil men geen drempelverlagend effect
teweeg brengen. Anderzijds kan een goede communicatie een belangrijke preventieve
meerwaarde hebben. Het is dus belangrijk dat elke communicatie rond dit thema doordacht
gebeurd.
VESP zal mee het initiatief nemen om een wetenschappelijk onderbouwd communicatieplan
uit te bouwen rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie en de acties die hierin kaderen.
Hierbij wordt zowel stilgestaan bij reactieve communicatie naar aanleiding van een crisis,
proactieve communicatie naar aanleiding van een initiatief dat kadert binnen het Vlaams
actieplan suïcidepreventie, communicatie op vraag van de media en het reageren naar
aanleiding van een publicatie in de pers rond zelfdoding, waarbij de mediarichtlijnen
geschonden werden. Bijzondere aandacht gaat in het communicatieplan gaat naar de
bevordering van geestelijke gezondheid en het geven van positieve boodschappen.
Voor de uitwerking en de opvolging van het communicatieplan wordt in elk geval
samengewerkt met Werkgroep Verder en de Vlaamse overheid. Het Vlaams actieplan
suïcidepreventie voorziet bovendien in de oprichting van een taskforce communicatie. VESP
neemt mee het initiatief om deze taskforce op te richten, een taskforce die mee instaat voor
de opmaak en de opvolging van het communicatieplan.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse
overheid
Waar
Vlaanderen
126
Wanneer
Eerste jaar: oprichting taskforce communicatie, opmaak communicatieplan
2014 – 2018: opvolging communicatieplan, bijsturing naar aanleiding van concrete situaties
Continu: bij de opmaak van de implementatieplannen van de verschillende materialen en
methodieken wordt ook steeds een luik communicatie voorzien. Dit luik is afgestemd op het
globale communicatieplan rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
Hoe
Er is een taskforce communicatie, die mee instaat voor de opmaak van het
communicatieplan en de opvolging ervan. In de taskforce zetelen die organisaties die
regelmatig in contact komen met de media in het kader van de preventie van zelfdoding en
geestelijke gezondheidsbevordering, en vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid.
Er is een duidelijk communicatieplan dat door alle actoren binnen het Vlaams actieplan
suïcidepreventie gevolgd wordt: het communicatieplan omschrijft duidelijk de
doelstellingen, de doelgroepen en de boodschappen die gegeven worden.
In het communicatieplan wordt zowel aandacht besteed aan proactieve communicatie
vanuit de actoren betrokken bij het Vlaams actieplan suïcidepreventie als aan reactieve
communicatie naar aanleiding van crisissituaties. Het communicatieplan wordt geëvalueerd
en indien nodig bijgestuurd naar aanleiding van de concrete toepassing van het plan.
Bij de planning van de implementatie van de verschillende acties wordt steeds een luik
communicatie voorzien. Hierbij wordt voor de verschillende doelgroepen bepaald wie op
welk moment geïnformeerd moet worden en welke boodschappen centraal staan (o.a.
rekening houdend met de wetenschappelijke evidence in verband met de communicatie
rond de preventie van zelfdoding gericht op de verschillende doelgroepen). Organisaties en
actoren die reeds in contact staan met de beoogde doelgroepen worden actief betrokken bij
de planning van de communicatie naar deze doelgroepen.
Samenwerkingsvereisten
Rond de uitwerking van een communicatieplan worden in elk geval
samenwerkingsafspraken gemaakt met Werkgroep Verder, dat in Vlaanderen instaat voor
de opmaak en opvolging van de mediarichtlijnen inzake de preventie van zelfdoding.
In de taskforce communicatie zetelen die organisaties die geregeld te maken krijgen met
communicatie rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie (media) en de Vlaamse overheid.
127
In functie van de implementatie van de specifieke methodieken wordt inzake communicatie
samengewerkt met de betrokken organisaties, en met die organisaties die ervaring hebben
met communicatie ten aanzien van de beoogde doelgroep(en).
Output en kwaliteitscriteria
Taskforce communicatie:
-
Er is een taskforce communicatie die mee instaat voor de opmaak van het
communicatieplan en voor de opvolging van de implementatie ervan.
-
Er is duidelijkheid rond de doelstelling van, de taken en de leden van de taskforce
-
De taskforce communicatie komt minstens 2 keer per jaar samen
Communicatieplan:
-
Er is een duidelijk communicatieplan
-
Er is binnen het communicatieplan aandacht voor geestelijke
gezondheidsbevordering en positieve beeldvorming
-
VESP brengt de noden rond ondersteuning in verband met communicatie bij de
verschillende actoren in kaart
-
Er is een stappenplan voor proactieve communicatie rond de activiteiten die
kaderen in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
-
Mate waarin de betrokken actoren binnen het VAS dit stappenplan volgen bij
communicatie rond één van de activiteiten - zie ook resultaatsgebied 4.6
-
Er zijn afspraken rond reactieve communicatie (bv. n.a.v. een crisis): wie neemt het
voortouw, welke boodschappen worden gegeven
-
Mate waarin betrokkenen op de hoogte zijn van de afspraken die gelden wanneer ze
naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis gecontacteerd worden door de pers
en deze afspraken ook volgen – zie ook resultaatsgebied 4.6
-
Implementatieplannen van de acties bevatten een luik communicatie dat afgestemd
is op het globale communicatieplan van het actieplan (continu)
-
Mate waarin de keuzes rond communicatie naar de verschillende doelgroepen
wetenschappelijk onderbouwd zijn (continu)
-
Mate waarin relevante actoren op de hoogte en betrokken zijn bij de communicatie
naar de doelgroepen (continu)
Indicatoren:
-
Taskforce communicatie
128
-
Communicatieplan
-
stappenplan proactieve communicatie
Beschikbare expertise
Binnen het VESP is er heel wat expertise en ervaring in verband met de communicatie over
de preventie van zelfdoding ten aanzien van de verschillende doelgroepen, het grote publiek
en de media. Deze expertise situeert zich niet alleen in het vertalen van wetenschappelijke
kennis inzake de preventie van zelfdoding in begrijpelijke en concrete informatie, het geven
van duiding naar aanleiding van concrete situaties maar ook op het vlak van de meest
recente wetenschappelijke inzichten inzake communicatie en de preventie van zelfdoding.
129
ACTIVITEIT 4.5.2.
VESP streeft er naar dat in de communicatie rond zelfdoding en de acties van het Vlaams
actieplan suïcidepreventie te stroomlijnen zodat de eenheid van het actieplan bewaard
wordt
Wat
Het Vlaams actieplan suïcidepreventie omvat een veelheid aan strategieën en activiteiten.
Het feit dat op verschillende niveaus aan suïcidepreventie gewerkt wordt, is één van de
sterktes van het plan. Een integrale benadering van de preventie van zelfdoding (gericht op
zowel universele, selectieve en geïndiceerde preventie, en met aandacht voor de
specificiteit en de noden van de verschillende doelgroepen) blijkt dan ook noodzakelijk.
Om de eenheid van de verschillende activiteiten binnen het actieplan zowel voor
intermediairen als voor het publiek duidelijk te maken, is het dan ook belangrijk dat
communicatie over activiteiten steeds binnen het actieplan gekaderd worden. VESP zorgt in
dit verband voor de nodige onderbouwing en informatie, en kijkt mee toe op de toepassing
van het communicatieplan.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse
overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Eerste jaar: opmaak communicatieplan in samenspraak met de taskforce communicatie
Eerte jaar: opmaak infofiche Vlaams actieplan suïcidepreventie in samenwerking met
Vlaams overheid
2014-2018: opvolging toepassing communicatieplan, evaluatie en bijsturing gebruikte
instrumenten
130
Hoe
Er zijn duidelijke richtlijnen voor communicatie rond een activiteit die kadert in het Vlaams
actieplan suïcidepreventie (communicatieplan). Deze richtlijnen worden toegepast door alle
betrokkenen.
Acties worden duidelijk gekaderd binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Hiertoe
wordt een fiche ontwikkeld die bij elke communicatie wordt toegevoegd. In de fiche is niet
alleen aandacht voor de inhoud van het actieplan, het feit dat dit een integraal plan is, een
aantal cijfergegevens, een aantal mythes rond zelfdoding (bv. inzake de complexiteit).
De partnerorganisatie geeft advies aan de verschillende organisaties in verband met goede
preventieve communicatie rond de preventie van zelfdoding. Hierbij wordt ook duidelijk de
link gemaakt naar geestelijke gezondheidsbevordering en beschermende factoren. Ook de
mediarichtlijnen krijgen in dit verband een centrale plaats. Hiervoor wordt een beroep
gedaan op de expertise die hieromtrent reeds door Werkgroep Verder werd ontwikkeld.
Samenwerkingsvereisten
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met Werkgroep Verder, dat als organisatie
met terreinwerking reeds instaat voor de opmaak en opvolging van de mediarichtlijnen en
hieromtrent reeds heel wat expertise ontwikkelde.
Ook met de leden van de stuurgroep, de taskforce communicatie, de Vlaamse werkgroep
suïcidepreventie, de Vlaamse overheid en andere mogelijke betrokkenen worden afspraken
gemaakt.
In de mate van het mogelijke worden afspraken gemaakt met de media.
Output en kwaliteitscriteria
Er zijn duidelijke richtlijnen voor communicatie rond een activiteit die kadert in het Vlaams
actieplan suïcidepreventie (communicatieplan)
Indicatoren:
-
Er is een fiche met richtlijnen voor alle mogelijke betrokkenen met tips en
handvatten rond communicatie in verband met het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
-
De mate waarin de richtlijnen opgevolgd worden, wordt geëvalueerd
Er is een infofiche rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie dat door alle betrokkenen
gebruikt wordt bij communicatie naar de media
-
Er is een duidelijke infofiche rond het Vlaams actieplan suïcidepreventie
131
-
De mate waarin deze fiche deel uitmaakt van de communicatie rond de
verschillende acties wordt continu geëvalueerd
-
De mate waarin activiteiten ook door externen gekoppeld worden aan het Vlaams
actieplan suïcidepreventie wordt onderzocht in het kader van de evaluatie van de
verschillende activiteiten
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat ervaring en expertise in verband met de
communicatie rond de (preventie van) zelfdoding, niet alleen door communicatie met de
media, maar ook bijvoorbeeld door het geven van advies aan scenaristen, auteurs,
initiatiefnemers van lokale projecten, … Door de sterke wetenschappelijke basis waarop de
partnerorganisatie haar werking stoelt, is binnen de partnerorganisatie ook de kennis
aanwezig rond de mogelijkheden, kansen, valkuilen en gevaren in verband met
communicatie rond zelfdoding.
132
4.6. Het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan
ACTIVITEIT 4.6.1.
VESP bewaakt de uitvoering van het communicatieplan
Wat
Een communicatieplan heeft enkel zin als het ook opgevolgd en uitgevoerd wordt door alle
betrokkenen. VESP ondersteunt de organisaties in hun communicatie inzake het Vlaams
actieplan suïcidepreventie en de activiteiten die hierin kaderen. Het staat in voor de
opvolging van de toepassing van het communicatieplan en stuurt bij indien blijkt dat
bepaalde afspraken niet werkbaar zijn, of indien nieuwe wetenschappelijke inzichten dit
vereisen.
Wie
CPZ
Doelgroep
Media, andere organisaties, publiek (gericht op verschillende doelgroepen), Vlaamse
overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2014-2018: opvolging toepassing communicatieplan, evaluatie en bijsturing gebruikte
instrumenten
Hoe
VESP ondersteunt organisaties in het communiceren rond hun activiteiten die kaderen
binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie. Daarnaast reageert VESP ook, indien relevant,
op bepaalde maatschappelijke discussies rond de preventie van zelfdoding en geestelijke
gezondheidsbevordering.
VESP kijkt, samen met Werkgroep Verder, toe op de toepassing van de mediarichtlijnen en
signaleert eventuele inbreuken aan Werkgroep Verder. Daarnaast wordt samen met
133
Werkgroep Verder, en eventueel andere relevante actoren, bekeken of er nood is aan
Vlaams onderzoek rond de toepassing van de mediarichtlijnen.
VESP evalueert op geregelde tijdstippen het communicatieplan en stuurt bij indien nodig, na
overleg met de taskforce communicatie.
Samenwerkingsvereisten
Er zijn afspraken met Werkgroep Verder rond de uitvoering van het communicatieplan en in
het bijzonder rond de rol van ‘mediawatch’ die Werkgroep Verder inneemt
(mediarichtlijnen). VESP ondersteunt en adviseert Werkgroep Verder in verband met de
handhaving van de mediarichtlijnen.
Output en kwaliteitscriteria
Er zijn afspraken met Werkgroep Verder rond het doorgeven van schendingen van de
mediarichtlijnen en de wijze van opvolging. Er wordt onderzoek gevoerd rond de
handhaving van de mediarichtlijnen (in overleg met Werkgroep Verder).
De verschillende betrokken actoren kunnen bij VESP terecht voor advies in verband met
communicatie rond activiteiten die kaderen binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
VESP neemt, samen met of na overleg met andere relevante actoren en de Vlaamse
overheid, het initiatief om te reageren op bepaalde communicaties en neemt deel aan het
publieke debat rond de preventie van zelfdoding en de inhoud van het actieplan.
Indicatoren: - jaarlijks overzicht initiatieven ter bewaking van het communicatieplan
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat ervaring en expertise in verband met de
communicatie rond de (preventie van) zelfdoding, niet alleen door communicatie met de
media, maar ook bijvoorbeeld door het geven van advies aan scenaristen, auteurs,
initiatiefnemers van lokale projecten, … Door de sterke wetenschappelijke basis waarop de
partnerorganisatie haar werking stoelt, is binnen de partnerorganisatie ook de kennis
aanwezig rond de mogelijkheden, kansen, valkuilen en gevaren in verband met
communicatie rond zelfdoding.
134
4.7. Het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en
het facettenbeleid in het bijzonder.
Activiteit 4.7.1.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’
Wat
De bevordering van de geestelijke gezondheid, de preventie van zelfdoding en de uitvoering
van het Vlaams actieplan suïcidepreventie mogen niet louter een zaak van specialisten zijn.
Het is belangrijk dat ook de maatschappij betrokken wordt binnen de verschillende acties:
dat er voldoende aandacht is voor de bevordering van geestelijke gezondheid en
taboedoorbrekend werken inzake geestelijke gezondheidszorg, dat de samenleving mee
haar verantwoordelijkheid opneemt het detecteren van en gepast reageren op uitingen van
suïcidaliteit, dat de zorg voor mensen die aan zelfdoding denken of een poging deden zich
niet enkel in gespecialiseerde voorzieningen afspeelt.
In de uitwerking van de strategieën van het Vlaams actieplan suïcidepreventie en de hierbij
horende activiteiten werd reeds aandacht besteed aan de vermaatschappelijking van de
zorg. Het is cruciaal in de uitwerking en implementatie van de activiteiten deze
vermaatschappelijking ook in de praktijk te brengen.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
De volledige bevolking, met bijzondere aandacht voor die doelgroepen die niet gemakkelijk
bereikt worden met initiatieven, zoals kansarmen, kwetsbare groepen, …
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
135
VESP heeft aandacht voor de verschillende niveaus van suïcidepreventie in het bijzonder
universele preventie. Geestelijke gezondheidsbevordering en het doorbreken van het taboe
rond geestelijke gezondheidszorg zijn in dit verband belangrijke aandachtspunten.
VESP zoekt in de uitwerking van de verschillende resultaatsgebieden en activiteiten binnen
het Vlaams actieplan suïcidepreventie aansluiting met de 1ste lijnszorg: er is bijzondere
aandacht voor de mogelijke rol van de huisartsen, de Centra voor Algemeen Welzijnswerk,
de Wijkgezondheidscentra, lokale dienstencentra, OCMW’s, … in de uitwerking van de
opdrachten. Ook met de projecten art. 107 worden linken gelegd, bv. in het kader van
ketenzorg. Er is bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen en groepen die moeilijker
bereikt worden met ‘klassieke’ interventies.
VESP waakt erover dat suïcidepreventie niet geprofileerd wordt als een zaak van enkel
specialisten, maar als een probleem van de volledige samenleving. Er is bijzondere aandacht
voor de rol die de samenleving kan innemen in verband met de preventie van zelfdoding, bv.
in verband met het doorbreken van het taboe op geestelijke gezondheidsproblemen, het
bevorderen van de geestelijke gezondheid, het alert zijn op signalen van suïcidaliteit, het
ondersteunen van bepaalde risicogroepen, … Ook het inzetten van vrijwilligers bij bepaalde
activiteiten (bv. laagdrempelige telezorg, ondersteuningsgroepen voor ouderen, …) kan in
dit kader een belangrijke meerwaarde vormen.
Samenwerkingsvereisten
Er wordt samenwerking gezocht met organisaties uit de 1ste lijn en organisaties die reeds
ervaring hebben met het bereiken van kwetsbare groepen, zoals kansarmen, alleenstaande
ouderen, …
Er wordt gezorgd voor een vertegenwoordiging vanuit de 1ste lijn in de stuurgroep die de
partnerorganisatie mee stuurt.
Output en kwaliteitscriteria
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘vermaatschappelijking’: in de
voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen.
Indicatoren voor vermaatschappelijking zijn:
-
De mate waarin ook kwetsbare doelgroepen bereikt worden met de interventie
-
De inzet van vrijwilligers, mantelzorgers, helpers uit de eigen omgeving, …
136
-
De mate van aandacht voor geestelijke gezondheidsbevordering en
taboedoorbreking rond geestelijke gezondheidszorg
-
De betrokkenheid van de 1ste lijnszorg bij de initiatieven
-
De koppeling die voorzien wordt tussen de verschillende initiatieven (ketenzorg)
Beschikbare expertise
Binnen de partnerorganisatie is heel wat expertise aanwezig in verband met het appelleren
van de maatschappij wat betreft haar rol in suïcidepreventie. De werkwijze die door de
Zelfmoordlijn gehanteerd wordt, is hierbij het voorbeeld bij uitstek: niet alleen werkt deze
uitsluitend met vrijwilligers (die hierdoor ook een maatschappelijke rol gaan innemen inzake
suïcidepreventie), ook doet de Zelfmoordlijn duidelijk een beroep op de kracht van de
omgeving van mensen die aan zelfdoding denken in de preventie van zelfdoding.
137
Activiteit 4.7.2.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en
implementatie’
Wat
Een belangrijke voorwaarde voor het doorgedreven implementeren van het Vlaams
actieplan suïcidepreventie en voor duurzaamheid van de gekozen acties, is lokale en
regionale verankering van deze methodieken.
Om het Vlaams actieplan suïcidepreventie ook op lokaal niveau geïmplementeerd te krijgen,
is het belangrijk dat samen met de actoren in de regio’s materialen en methodieken
ontwikkeld en geïmplementeerd worden. In het kader van het eerste Vlaams actieplan
suïcidepreventie werden in dit verband de locoregionale netwerken opgericht, bestaand uit
de Logo’s en de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (suïcidepreventiewerkingen).
Locoregionaal verankeren en implementeren is cruciaal om het Vlaams actieplan
suïcidepreventie in heel Vlaanderen te implementeren. Bij de uitwerking van de materialen
en methodieken zal het essentieel zijn rekening te houden met de verwachtingen en noden
die lokaal gesignaleerd worden. Bij de opmaak van de plannen rond implementatie zullen de
locoregionale netwerken bovendien cruciaal zijn in het zichtbaar maken van de activiteiten
op locoregionaal niveau, maar ook in het koppelen van de verschillende activiteiten aan het
geheel van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
VESP zal bij de uitwerking en uitvoering van haar activiteiten waken over de locoregionale
verankering en implementatie van de verschillende onderdelen.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroepen
Locoregionale netwerken, organisaties die lokaal werken, bevolking
Waar
Vlaanderen, rekening houdend met de eigenheid en specificiteit met bepaalde regio’s
Wanneer
Continu
138
Hoe
Om van in de opstartfase rekening te houden met de locoregionale verankering wordt een
vertegenwoordiger van de locoregionale netwerken opgenomen in de stuurgroep die VESP
begeleidt. Daarnaast zijn ook de Logo’s vertegenwoordigd in de stuurgroep.
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de CGG suïcidepreventiewerking, de
Logo’s en eventueel andere organisaties met een locoregionale werking.
VESP stelt haar kennis en expertise ter beschikking van de locoregionale netwerken in de
provincies.
Samenwerkingsvereisten
Een vertegenwoordiger van de locoregionale werkingen zetelt in de stuurgroep, net zoals
een vertegenwoordiger van de Logo’s en een vertegenwoordiger van de CGG
suïcidepreventiewerking.
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de locoregionale werkingen, zowel op het
vlak van wat de locoregionale werkingen van de partnerorganisatie verwachten als op het
vlak van hoe de partnerorganisatie in haar werking rekening kan en moet houden met de
locoregionale verschillen.
Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met lokale en regionale organisaties, in
functie van de uitwerking en implementatie van de verschillende methodieken en
materialen.
Output en kwaliteitscriteria
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘locoregionale verankering en
implementatie’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen.
Indicatoren voor locoregionale verankering en implementatie:
-
De mate waarin bij de uitwerking van materialen en methodieken rekening
gehouden wordt met de noden en verwachtingen op locoregionaal niveau
-
De mate waarin materialen en methodieken ook locoregionaal bruikbaar zijn en
ingezet worden
-
De bekendheid van de materialen en methodieken op lokaal niveau
-
De feedback van de locoregionale actoren in verband met de bruikbaarheid en
inzetbaarheid van de materialen en methodieken
139
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie onderhoudt reeds contacten met de locoregionale netwerken in de
provincies. Daarnaast engageerden zowel de CGG suïcidepreventiewerking als de Logo’s (die
samen de locoregionale netwerken uitmaken) zich om een plaats in te nemen in de
stuurgroep van de partnerorganisatie. Daarnaast hebben ook de organisaties binnen de
partnerorganisatie in het verleden reeds ervaring opgedaan in het uitrollen van
methodieken en materialen over Vlaanderen, in samenwerking met de locoregionale
structuren.
140
Activiteit 4.7.3.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw,
methodiekontwikkeling en evaluatie’
Wat
Wetenschappelijk onderzoek is een belangrijke randvoorwaarde in het Vlaams actieplan
suïcidepreventie. VESP ondersteunt het belang en de noodzaak van deze randvoorwaarde
ten volle. Naast onderzoek rond methodieken en evaluatie van methodieken, bleek er ook
een nood aan psychologisch autopsieonderzoek, onderzoek naar de oorzaken,
omstandigheden en risicofactoren van suïcide in Vlaanderen. Ook onderzoek naar het effect
van campagnes op hulpzoekend gedrag en onderzoek m.b.t. signaalherkenning worden in
dit verband in het Vlaams actieplan suïcidepreventie vermeld. VESP ziet het als haar taak om
advies te formuleren rond te voeren onderzoek in Vlaanderen, en onderzoek te voorzien in
de uitwerking van de verschillende activiteiten, methodieken en materialen. Ook streeft
VESP er naar dat de uitvoering en implementatie van het Vlaams actieplan suïcidepreventie
continu geëvalueerd worden, en dit van bij de opstart van het tweede actieplan.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroepen
Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van
methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking
Waar
Vlaanderen
Indien geopteerd wordt voor het werken met een pilot (bv. in kader van
methodiekontwikkeling) kan onderzoek zich beperken tot de betreffende pilootregio.
Wanneer
-
Onderzoek naar methodiekontwikkeling en in verband met de evaluatie van de
verschillende activiteiten: te concretiseren in het tijdspad en implementatieplan van
de verschillende methodieken en materialen (zie resultaatsgebied 2 en 3)
141
-
Advies in verband met te verrichten onderzoek: opstart en verkenning van de noden
in dit verband in 2014
-
Continu
Hoe
Wetenschappelijke onderbouwing van de activiteiten en methodieken is één van de
hoekstenen van deze partnerorganisatie. Bij uitwerking van de methodieken zal ook steeds
gepleit worden voor het wetenschappelijk onderbouwen van de methodieken, maar ook
voor het opzetten van een pre- en post-evaluatie. In het Vlaams actieplan suïcidepreventie
werd bij de selectie van de verschillende activiteiten reeds rekening gehouden met de
evidence die over bepaalde methodieken beschikbaar is. VESP zal in de uitvoering van haar
taken ook adviseren in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de
methodieken in Vlaanderen.
VESP adviseert de Vlaamse overheid bovendien ook over het opzetten van onderzoek dat de
inzichten op (de preventie van) zelfdoding kan verbeteren, zoals psychologisch
autopsieonderzoek naar de oorzaken, omstandigheden en risicofactoren van suïcide in
Vlaanderen.
Samenwerkingsvereisten
Alle betrokkenen staan open voor wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling
en evaluatie.
Output en kwaliteitsvereisten
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘wetenschappelijke onderbouw,
methodiekontwikkeling en evaluatie’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze
randvoorwaarde opgenomen.
Aan de overheid wordt op geregelde basis advies gegeven over de noden in verband met
onderzoek, en dit zowel naar aanleiding van eventuele vragen van de overheid, als op eigen
initiatief van de partnerorganisatie.
Indicatoren voor wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie:
-
Mate waarin de keuze voor methodieken en materialen wetenschappelijk
onderbouwd is en gestaafd kan worden met onderzoeksresultaten.
-
Mate waarin pre- en postevaluatie voorzien wordt in de uitwerking van de
verschillende activiteiten.
142
-
Er wordt tijdens de duur van de beheersovereenkomst van de partnerorganisatie
meer onderzoek verricht naar suïcide in Vlaanderen, zowel door de
partnerorganisatie als door andere relevante actoren.
-
Elke organisatie die instaat voor een deel van het Vlaams actieplan suïcidepreventie
is bereid mee te werken aan onderzoek.
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie stond aan de wieg van heel wat onderzoek rond suïcidaliteit en de
preventie van zelfdoding in Vlaanderen. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek beschikt over
decennialange ervaring in het voeren van wetenschappelijk onderzoek naar zelfdoding. Ook
het Centrum ter Preventie van Zelfdoding initieerde in het verleden al heel wat onderzoek
rond het thema en baseert haar methodiekontwikkeling en –bijsturing continu op
wetenschappelijke inzichten.
143
Activiteit 4.7.4.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde ‘duurzaamheid in beleid en
geïntegreerd werken’
Wat
De preventie van zelfdoding kan slechts effectief zijn indien er werk gemaakt wordt van
duurzaam beleid. Zogenaamde ‘one shot’ initiatieven hebben weinig of geen zin. Zowel op
het niveau van het beleid als op het niveau van de activiteiten zal er voldoende aandacht
moeten zijn voor de lange termijn planning. VESP zal bij het geven van advies aan de
Vlaamse overheid rond bepaalde acties en initiatieven steeds rekening houden met de
haalbaarheid van de uitvoering, lange termijn vooruitzichten en planning.
Daarnaast is het ook de bedoeling dat de verschillende interventies, strategieën, activiteiten,
organisaties, … op geïntegreerde wijze werken. Er moeten links gemaakt worden tussen de
verschillende initiatieven, het aanbod op de verschillende preventieniveaus moet duidelijk
zichtbaar zijn, …
Wie
CPZ en EZO
Doelgroepen
Organisaties met terreinwerking, Logo’s, locoregionale netwerken, ontwikkelaars van
methodieken en materialen, specifieke risicogroepen, bevolking, Vlaamse overheid
Waar
Vlaanderen, regio’s in Vlaanderen
Wanneer
Continu, met bijzondere aandacht op het moment van implementatie van nieuwe
methodieken
Hoe
Bij de ontwikkeling van nieuwe materialen en methodieken wordt er gewerkt aan de hand
van een lange termijn planning, gericht op het duurzaam implementeren. Van in het begin
144
wordt rekening gehouden met de haalbaarheid, de beschikbaarheid en integratie van
methodieken in organisaties en structuren, …
Het Vlaams actieplan suïcidepreventie 2012 – 2020 vertrekt van een geïntegreerde visie op
de preventie van zelfdoding: van universele preventie over selectieve tot geïndiceerde
preventie. Het steeds opnieuw linken van de verschillende initiatieven aan de verschillende
strategieën en kaderen binnen het geheel van het Vlaams actieplan is in dit verband
essentieel.
De partnerorganisatie zal bij de implementatie van de verschillende strategieën steeds
aandacht besteden aan geïntegreerd werken. Voor de beoogde doelgroepen moeten de
nieuwe interventies duidelijk zijn, maar ook gelinkt kunnen worden aan andere al bestaande
initiatieven. De actie rond ketenzorg, maar ook die rond de centrale toegangspoort rond
suïcidepreventie zijn hier voorbeelden van. Ook binnen andere strategieën en doelgroepen
staat geïntegreerd werken voor VESP centraal.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met alle betrokkenen binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie en ook
met andere organisaties die zich richten op bepaalde beoogde risico- en kwetsbare groepen.
In functie van ‘duurzaamheid van beleid’ is ook een goede samenwerking met de Vlaamse
overheid cruciaal.
Output en kwaliteitscriteria
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘duurzaamheid in beleid en
geïntegreerd werken’: in de voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde
opgenomen.
Indicatoren voor duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken:
-
Mate waarin de activiteiten met elkaar gelinkt worden, niet alleen in theorie maar
ook in praktijk, niet alleen door de aanbieders maar ook door de gebruikers (zie ook
realisatie activiteit ketenzorg).
-
Mate waarin bestaande en nieuwe activiteiten op lange termijn een kans op slagen
en voortbestaan hebben.
-
Mate van integratie van nieuwe initiatieven met reeds bestaande initiatieven.
145
Beschikbare expertise
Ook voor VESP staan duurzaamheid in het beleid en geïntegreerd werken centraal in de
uitwerking van materialen en methodieken. De partnerorganisatie beschikt over ervaring in
het opmaken van langetermijnplannen en het duurzaam implementeren van methodieken
en materialen. Ook geïntegreerd werken wordt door VESP hoog in het vaandel gedragen.
Door de vele contacten die de partnerorganisatie op het werkveld heeft, zal het ook
mogelijk zijn de verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een
sterke integratie.
146
Activiteit 4.7.5.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde aandacht voor innovatieve
technologieën
Wat
De laatste jaren maakte de informatie- en communicatietechnologie een enorme evolutie
door, ook op het vlak van hulpverlening en preventie. Zowel de Eenheid voor
Zelfmoordonderzoek (Europees project Euregenas) als het Centrum ter Preventie van
Zelfdoding (Preventie 2.0) ontwikkelden de laatste jaren heel wat expertise op het vlak van
innovatieve technologieën. Binnen VESP is het de bedoeling deze expertise verder uit te
breiden en linken te leggen met ervaringen en opportuniteiten die zich binnen andere
domeinen van de zorg voordoen, bv. in verband met de creatie van het elektronisch
patiëntendossier, de uitbouw van e-mental health tools, …
Het inbedden van innovatieve technologieën in de activiteiten van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie kan niet alleen nieuwe mogelijkheden genereren, bv. op het vlak van
optimalisatie van bepaalde zaken, het (kosten)effectiever maken van bestaande
methodieken, of het gerichter bereiken van bepaalde subdoelgroepen, innovatieve
technologieën zoals bepaalde online tools kunnen ook doelgroepen bereiken die via andere
methodieken niet bereikt worden, maar die wel een hoog risico op suïcidaal gedrag
vertonen. Ook in het kader van geestelijke gezondheidsbevordering bieden de innovatieve
technologieën tal van mogelijkheden (bv. e- mental health).
VESP wil de mogelijkheden die de innovatieve technologieën bieden op het vlak van
geestelijke gezondheidsbevordering en de preventie van zelfdoding integreren in de
strategieën, activiteiten, methodieken en materialen, zonder evenwel blind te zijn door
mogelijke beperkingen of valkuilen die deze technologieën met zich mee kunnen brengen.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroepen
Vlaamse bevolking
Ontwikkelaars van methodieken en materialen
Vlaamse overheid
147
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Voor de verschillende materialen en methodieken zal dit onderdeel geconcretiseerd worden
in de planning van de individuele methodieken
Hoe
VESP zal de Vlaamse overheid adviseren in verband met de mogelijkheden rond het inzetten
van innovatieve technologieën in het kader van haar opdrachten, maar zal evengoed advies
geven over de mogelijke valkuilen, ethische bezwaren en mogelijke juridische knelpunten in
verband met innovatieve technologieën en suïcidepreventie.
VESP verdiept zich verder in de mogelijkheden van innovatieve technologieën in het kader
van haar opdrachten en de strategieën van het Vlaams actieplan, door op de hoogte te
blijven van wetenschappelijke ontwikkelingen en onderzoek in dit verband, door het
inventariseren van buitenlandse voorbeelden, door het leggen van contacten met
initiatiefnemers en overlegplatforms die in dit verband in Vlaanderen al heel wat expertise
ontwikkelden.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met alle betrokkenen binnen de uitvoering van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
Er worden contacten gelegd met experten op het vlak van innovatieve technologieën. Ook
samenwerking met ontwikkelaars van dit soort technologieën zal essentieel zijn om zicht te
krijgen op de mogelijkheden van deze technologieën. Indien nodig worden zij ad hoc als
expert aan de stuurgroep toegevoegd.
Output en kwaliteitscriteria
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘innovatieve technologieën’: in de
voorstellen is steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen.
Een aantal activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds gestoeld
op innovatieve technologieën: de serious game, een aantal modules binnen de portaalsite.
148
Naast het realiseren van deze activiteiten is het ook de bedoeling ook in de andere
activiteiten aandacht te hebben voor de mogelijke inzet van innovatieve technologieën.
Indicatoren innovatieve technologieën:
-
Er is een duidelijk zicht op de mogelijkheden en beperkingen van innovatieve
technologieën in het kader van de bevordering van geestelijke gezondheid en de
preventie van zelfdoding
-
Mate waarin in de uitbouw van nieuwe materialen en methodieken voorzien wordt
in de inschakeling van innovatieve technologieën
-
Realisatie van de strategieën die expliciet een beroep doen op de innovatieve
technologieën
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over expertise rond het inzetten van innovatieve
technologieën in het kader van suïcidepreventie, o.a. door de initiatieven in het kader van
preventie 2.0 (CPZ) en de werkzaamheden binnen het Europees project Euregenas (EZO).
Daarnaast zijn er vanuit de partnerorganisatie al heel wat bestaande linken en
samenwerkingen met experten in verband met innovatieve technologieën in Vlaanderen
(bv. OHUP, SUBTLE, AMICA, TETRA-projecten, …).
149
Activiteit 4.7.6.
VESP bewaakt de uitvoering van de randvoorwaarde facettenbeleid
Wat
De verschillende strategieën en activiteiten binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie en
ruimer de preventie van zelfdoding in het algemeen moeten niet louter een aandachtspunt
zijn vanuit de preventieve gezondheidszorg. Suïcidepreventie overstijgt dit domein, en een
integrale aanpak van de zelfdodingsproblematiek in Vlaanderen vereist de samenwerking
met heel wat andere beleidsdomeinen.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroepen
Onderwijs, werk, wonen, jeugd, armoedebestrijding, gezondheidszorg, economie, …
Waar
Vlaanderen – België
Wanneer
Continu
Hoe
VESP zal bij de uitwerking van de materialen en methodieken, en de opmaak van de hierbij
horende implementatieplannen steeds aandacht hebben voor de andere relevante
beleidsdomeinen die betrokken moeten worden. VESP zal in dit verband niet alleen
voorstellen formuleren, maar zal de Vlaamse overheid ook adviseren over de te betrekken
beleidsdomeinen en de mogelijke rol die deze kunnen spelen binnen elk van de activiteiten.
Daarnaast zal VESP in haar stuurgroep, en zeker naar aanleiding van de uitwerking van
bepaalde strategieën, experten opnemen vanuit andere beleidsdomeinen, die advies
kunnen geven rond het betrekken van andere domeinen. VESP streeft ernaar zowel op
operationeel als op beleidsniveau te werken aan het facettenbeleid. Op operationeel niveau
zal dit gebeuren door organisaties en instanties van buiten de preventieve gezondheidszorg
te betrekken bij de verschillende activiteiten.
150
Samenwerkingsvereisten
In functie van de realisatie van het facettenbeleid zal de samenwerking met de Vlaamse
overheid cruciaal zijn. Daarnaast zal het ook belangrijk zijn linken te leggen met de federale
overheid.
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met actoren uit andere beleidsdomeinen, in
functie van de realisatie van de verschillende opdrachten.
Output en kwaliteitscriteria
In de uitwerking van de materialen en methodieken en de implementatie van deze
methodieken is er aandacht voor de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’: in de voorstellen is
steeds een luik rond deze randvoorwaarde opgenomen.
Indicatoren facettenbeleid:
-
Mate waarin andere actoren en beleidsdomeinen dan de preventieve
gezondheidszorg betrokken worden in de verschillende opdrachten van de
partnerorganisatie
-
Mate waarin het advies dat aan de Vlaamse overheid wordt gegeven rekening houdt
met de realisatie van de randvoorwaarde ‘facettenbeleid’
-
Mate waarin ook binnen andere beleidsdomeinen aandacht is voor de preventie van
zelfdoding en de bevordering van geestelijk gezondheid
Beschikbare expertise
Binnen de partnerorganisatie zijn reeds contacten met verschillende andere
beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg, zoals het welzijnswerk, het
onderwijs, de bedrijfswereld, het jeugdwerk, … De partnerorganisatie erkent dan ook ten
volle het belang van het betrekken van de verschillende beleidsdomeinen bij de uitvoering
van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
151
4.1. Beleidsplan
Doelgroepenbeleid door de partnerorganisatie
152
Doelgroepenbeleid door de partnerorganisatie
Binnen de uitwerking van haar opdrachten zal VESP bijzondere aandacht hebben voor een
aantal doelgroepen, die een verhoogde kwetsbaarheid hebben om suïcidaal gedrag te
ontwikkelen. Het gaat hierbij om volgende groepen: personen met een psychiatrische
stoornis, nabestaanden, de omgeving van suïcidale personen, bepaalde leeftijdscategorieën
zoals ouderen, mannen 35 – 45 jaar en jongeren, gedetineerden, kansarmen, holebi’s en
transgenders. Deze groepen worden aangevuld met land- en tuinbouwers, mensen met een
beperking, vluchtelingen en asielzoekers, groepen waarvan tijdens de voorbereiding van de
gezondheidsconferentie bleek dat ervaringsdeskundigen en experten ook deze als
kwetsbare groepen inzake suïcidaliteit bestempelen. (cfr. Rapport ter voorbereiding van de
gezondheidsconferentie suïcidepreventie – 17 december 2011)
Bij de uitwerking , implementatie en evaluatie van de nieuwe methodieken zal aandacht zijn
voor bovenstaande kwetsbare doelgroepen. Indien mogelijk en relevant zal een aangepaste
methodiek ontwikkeld worden die zich specifiek richt op deze kwestbare groepen.
Daarnaast worden een aantal interventies ontwikkeld die zich specifiek richten op bepaalde
doelgroepen.
153
Resultaatsgebied
Activititeit
Doelgroepen van deze activiteit
Aandacht voor specifieke
doelgroepen
De organisatie van een duidelijk
aanspreekpunt voor informatie,
documentatie en advies over de
bevordering van geestelijke
gezondheid en de preventie van
zelfdoding
Elke potentieel geïnteresseerde: de
Vlaamse bevolking, studenten,
nabestaanden, mensen uit de
omgeving van mensen die aan
zelfdoding denken, professionelen,
media, organisaties, …
Er is bijzondere aandacht voor de
bekendmaking van dit
aanspreekpunt bij organisaties die
met zgn. kwetsbare doelgroepen
werken.
Het aanbieden van informatie,
documentatie en advies over de
bevordering van geestelijke
gezondheid en de preventie van
zelfdoding zowel op vraag als op
eigen initiatief van VESP
Elke potentieel geïnteresseerde: de
Vlaamse bevolking, studenten,
nabestaanden, mensen uit de
omgeving van mensen die aan
zelfdoding denken, professionelen,
media, organisaties, …
Bij het aanbieden van informatie
heeft VESP bijzondere aandac ht
voor de zgn. kwetsbare
doelgroepen.
VESP biedt proactief informatie aan
aan die doelgroepen die een
kwetsbare status hebben.
Informatie wordt op maat van de
aanvrager en de doelgroep
aangereikt.
1.2.
Het adviseren van andere
ontwikkelaars van methodieken,
gericht op de bevordering van
geestelijke gezondheid en / of de
preventie van zelfdoding
Het aanbieden van informatie en
advies aan andere ontwikkelaars van
methodieken, gericht op de
bevordering van geestelijke
gezondheid en/of de preventie van
zelfdoding
Andere ontwikkelaars van
methodieken/relevante partners
Bij het advies aan ontwikkelaars van
methodieken wordt aandacht
besteed aan de kwetsbare
doelgroepen en de mate waarin zij
bereikt kunnen worden door deze
methodieken.
1.3.
Het op vraag van de Vlaamse
overheid deelnemen aan
werkgroepen en vergaderingen
De partnerorganisatie VESP neemt
deel aan werkgroepen en
vergaderingen
Vlaamse overheid, partners,
organisaties
Resultaatsgebied 1
1.1.
Het aanbieden van
informatie, documentatie en advies
over de bevordering van geestelijke
gezondheid en de preventie van
zelfdoding
1.4.
Het adviseren van de
Vlaamse overheid over de registratie
en evaluatie van en onderzoek naar
suïcidaal gedrag in het algemeen, en
over de continue aanpassing en
verbetering van registratiesystemen
en uitwisselingsplatforms in het
bijzonder
VESP geeft advies aan de Vlaamse
overheid over de registratie en
evaluatie van en onderzoek naar
suïcidaal gedrag in het algemeen, en
over de continue aanpassing en
verbetering van registratiesystemen
en uitwisselingsplatforms in het
bijzonder
De Vlaamse overheid
1.5.
Het adviseren van de
Vlaamse overheid over de
concretisering van de
randvoorwaarden, genoemd in het
Vlaams actieplan suïcidepreventie
VESP geeft advies aan de Vlaamse
overheid in verband met de
concretisering van de
randvoorwaarden genoemd in het
Vlaams actieplan suïcidepreventie
De Vlaamse overheid
M.n. in het kader van
vermaatschappelijking geeft VESP
advies rond het bereiken van alle
doelgroepen in de samenleving, in
het bijzonder die doelgroepen die als
kwetsbare of risicogroepen gelden in
verband het ontwikkelen van
suïcidaal gedrag.
Inventarisatie en opvolging van
bestaande initiatieven,
ondersteunen van en afstemmen
met uitvoerders van deze
activiteiten, adviseren in verband
met hiaten en mogelijkheden voor
nieuwe initiatieven rond geestelijke
gezondheidsbevordering
De algemene Vlaamse bevolking
Er is bij de ontwikkeling van
methodieken en materialen
bijzondere aandacht voor bepaalde
doelgroepen zoals kansarmen en
mensen die een hoger risico hebben
op het ontwikkelen van
gezondheidsproblemen, aangezien
zij vaak buiten de scope van
universele interventies vallen.
Inventarisatie van reeds bestaande
initiatieven in Vlaanderen met als
Voorbereiding van acties ten
behoeve van ouders van kinderen en
Hierbij wordt bijzondere aandacht
besteed aan ouders die tot de
Resultaatsgebied 2
2.1.
Ontwikkeling van
methodieken en materialen voor de
bevordering van geestelijke
gezondheid of het ontwikkelen van
dergelijke methodieken door derden
wetenschappelijk en
methodologisch ondersteunen
155
2.2.
Ontwikkelen van
methodieken en materialen voor de
preventie van zelfdoding met
inbegrip van de behandeling van
suïcidaliteit of het ontwikkelen van
doel de bevordering van
ondersteuningsvaardigheden bij
ouders
jongeren ten einde hun
ondersteuningsvaardigheden te
vergroten.
kwetsbare doelgroepen behoren:
kansarme ouders, ouders met
psychische problemen, …
Inventarisatie van reeds bestaande
initiatieven in Vlaanderen met als
doel de de bevordering van sociale
aansluiting en uitwerking van
methodiek ‘persoonlijke
toekomstplanning’ en
ondersteunende materialen voor
pilot studie van de versterking van
het sociaal kapitaal in de lokale
gemeenschap door vorming van
netwerkgroepen rond de oudere
d.m.v. het inzetten van
gekwailificeerde vrijwilligers
Alleenstaande ouderen 75+
Deze activiteit richt zich specifiek op
een risicogroep inzake zelfdoding.
De methodiek wordt dan ook
uitgewerkt op maat van deze
doelgroep.
In een samenwerkingsverband met
de VVGG suïcidepreventie
integreren in bestaande initiatieven
gericht op doorbreken van stigma
inzake geestelijke gezondheid en op
verbetering van hulpzoekgedrag
De Vlaamse algemene bevolking via
bestaande initiatieven gericht op
taboe en stigma ten aanzien van
geestelijke gezondheidsproblemen
en hun behandeling.
Bijzondere aandacht voor kwetsbare
doelgroepen, die niet makkelijk te
bereiken zijn met dit soort
interventies.
Indien nodig worden specifieke
materialen en methodieken gericht
op kwetsbare doelgroepen
ontwikkeld.
Inventarisatie en opvolging van
bestaande initiatieven,
ondersteunen van en afstemmen
met uitvoerders van deze
activiteiten, adviseren in verband
Organisaties die reeds initiatieven
ontwikkelden in verband met de
preventie van zelfdoding, de
organisaties met terreinwerking, de
verschillende actoren binnen het
Bijzondere aandacht voor die
groepen die een verhoogde
kwetsbaarheid of risico hebben op
suïcidaal gedrag.
156
dergelijke methodieken door derden
wetenschappelijk en
methodologisch ondersteunen
met hiaten en mogelijkheden voor
nieuwe initiatieven rond geestelijke
gezondheidsbevordering
Vlaams actieplan suïcidepreventie,
de Vlaamse bevolking
Ontwikkeling van planning,
methodologie en materialen voor
de studie van de effecten van een
‘serious game‘, alsook de
ontwikkeling van een
implementatieplan
Depressieve jongeren (12 – 19 jaar)
Deze activiteit richt zich specifiek op
een risicogroep / kwetsbare groep
inzake zelfdoding. De methodiek
wordt dan ook op maat van deze
doelgroep uitgewerkt.
Er is bijzondere aandacht bij de
implementatie van de methodiek
voor het bereiken van die
depressieve jongeren die nog
moeilijker bereikbaar zijn bv.
kansarme jongeren.
Ontwikkeling van planning,
methodologie en materialen voor
pilootstudies naar de effecten van
nieuwe behandelvormen voor
suïcidale personen, i.e. MBCT en
toekomstgerichte training.
Voorbereiding van implementatie
van nieuwe behandelvormen voor
suïcidale personen, i.e. MBCT en
toekomstgerichte training, met
inbegrip van training van begeleiders
van groepen
Suïcidale Vlamingen
Deze activiteit bevindt zich binnen
de geïndiceerde preventie en richt
zich dus per definitie op een
hoogrisicogroep inzake suïcide.
Er is bijzondere aandacht bij de
implementatie van de methodiek
voor het bereiken van suïcidale
Vlamingen die die nog moeiljker
bereikbaar zijn.
Multidisciplinaire richtlijn: planning,
voorbereiden van ontwikkeling en
implementatie, ondersteuning en
De doelgroep voor deze
multidisciplinaire richtlijn betreft
vooral de hulpverlening, met name
Er is bijzondere aandacht voor de
bekendmaking van de
multidisciplinaire richtlijn onder die
157
wetenschappelijke bewaking bij
proces van ontwikkeling en
implementatie
psychiaters, psychologen,
huisartsen, spoedartsen,
verpleegkundigen,…
hulpverleners die met kwetsbare
doelgroepen of risicogroepen
werken.
Uitwerken van een kwalitatief model
van ketenzorg: planning,
voorbereiden van ontwikkeling en
implementatie, ondersteuning en
wetenschappelijke bewaking bij
proces van ontwikkeling en
implementatie
Alle zorgverstrekkers betrokken bij
de zorg voor mensen met suïcidale
gedachten en/of gedrag:
spoeddiensten, eerste, tweede en
derde lijn
Er is bijzondere aandacht voor het
uitwerken van een kwalitatief model
van ketenzorg onder die
zorgverstrekkers die met kwetsbare
doelgroepen of risicogroepen
werken, en die nog moeilijker de
weg vinden naar gepaste
hulpverlening.
2.3.
Het uitwerken van een
Het uitwerken van een planning met
planning met tijdspad van te
tijdspad van te ontwikkelen
ontwikkelen methodieken, waarin
methodieken
onder ander zijn opgenomen: de
portaalsite en de reeds in het
actieplan opgenomen activiteiten:
de multidisciplinaire richtlijnen, zoals
bedoeld in strategie 5, het zorgen
voor de bevordering van sociale
aansluiting, zoals bedoeld in
strategie 1c, het ontwikkelen van
een Vlaamse serious game voor de
preventie van depressie bij jongeren,
zoals bedoeld onder strategie 2 en
de pilootprojecten zoals bedoeld in
strategie 4.
Alle partners van het Vlaams
actieplan suïcidepreventie
158
Resultaatsgebied 3
3.1. Het aan de hand van het
implementatieplan ondersteunen
van de implementatie van
methodieken en materialen, ten
aanzien van de bevordering van de
geestelijke gezondheid
Partners inzake geestelijke
gezondheidsbevordering zijnde
VIGeZ, Logo’s, VVGG
Bij de implementatie van de
methodieken inzake geestelijke
gezondheidsbevordering is
bijzondere aandacht voor het
bereiken van de kwetsbare
doelgroepen. Organisaties die reeds
met deze doelgroepen werken,
worden betrokken bij de uitwerking
van het implementatieplan, en de
implementatie.
3.2. Het aan de hand van het
implementatieplan ondersteunen
van de implementatie van
methodieken en materialen, ten
aanzien van de preventie van
zelfdoding, met inbegrip van de
behandeling van suïcidaliteit
Belangrijke partners inzake de
preventie van zelfdoding;
De organisaties met
terreinwerking: Werkgroep Verder,
Zorg voor Suïcidepogers, (CPZ)
CGG-SP, FDGG, Zorgnet
Andere leden van de
stuurgroep: VVGG, VIGeZ, de Logo’s
Andere leden van de
Vlaamse Werkgroep
Suïcidepreventie: Tele-Onthaal,
Awel, Cavaria, mutualiteiten,
Departement Onderwijs en Vorming,
Domus Medica
Bij de implementatie van de
methodieken inzake de preventie
van zelfdoding is bijzondere
aandacht voor het bereiken van de
kwetsbate doelgroepen.
Organisaties die reeds met deze
doelgroepen werken worden
betrokken bij de uitwerking van het
implementatieplan, en de
implementatie.
Ook andere partners en
stakeholders die te maken hebben
met de suïcidale personen:
159
-
Algemene ziekenhuizen
Psychiatrische ziekenhuizen
PAAZ
Tele-Onthaal
CAW
Scholen
…
Resultaatsgebied 4
4.1.
Het inventariseren van
strategieën, acties, methodieken en
materialen en de relevante
organisaties m.b.t. de uitvoering van
het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
VESP inventariseert continu
strategieën, acties, methodieken,
materialen en relevante organisaties
m.b.t. de uitvoering van het Vlaams
actieplan suïcidepreventie
Vlaamse overheid, organisaties,
publiek
Bij de inventarisatie is er bijzondere
aandacht voor strategieën, acties,
methodieken en materialen die zich
specifiek richten op de kwetsbare
groepen.
4.2.
Het bevorderen van de
uniforme gegevensverwerking en
rapportering
Het bevorderen van de uniforme
gegevensverwerking en rapportering
Alle relevante partners van het
Vlaams actieplan suïcidepreventie
In de gegevensverwerking worden
indicatoren in verband met
kwetsbare doelgroepen opgenomen.
4.3.
Het opvolgen, verzamelen
en vergelijken van epidemiologische
informatie ten aanzien van
geestelijke gezondheidsproblemen
in het algemeen en suïcidaal gedrag,
suïcidepogingen en sterfte door
zelfdoding in het bijzonder. Hierbij
wordt een beroep gedaan op
Vlaamse cijfers, nationale gegevens
en Europese vergelijkende studies
Opvolgen, verzamelen en vergelijken
van epidemiologische informatie
Het is de taak van het VESP om deze
epidemiologische gegevens te
verspreiden onder alle belangrijke
partners en open te stellen voor alle
andere doelgroepen zoals
ondermeer de media, hulpverleners,
studenten en het algemeen publiek.
Bij het verzamelen van de
epidemiologische informatie wordt
ook informatie verzameld in verband
met de epidemiologie van
geestelijke gezondheidsproblemen
en suïcidaal gedrag bij de kwetsbare
en risicogroepen.
4.4.
De wetenschappelijke evaluatie van
Alle uitvoerders van het tweede
Bij de evaluatie van het actieplan is
Het uitbouwen of beheren
160
van een evaluatiemethode en
indicatoren voor het Vlaams
Actieplan Suïcidepreventie in het
algemeen en van geestelijke
gezondheidsbevordering en
preventie van zelfdoding, met
inbegrip van de behandeling van
suïcidaliteit, in het bijzonder
het Vlaams actieplan
suïcidepreventie
Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
bijzondere aandacht voor het bereik
van de kwetsbare groepen en
risicogroepen met de verschillende
activiteiten.
4.5.
Het bijdragen aan de
uitwerking van een
communicatieplan
VESP draagt bij aan de uitwerking
van een communicatieplan rond het
Vlaams actieplan suïcidepreventie
Media, andere organisaties, publiek
(gericht op verschillende
doelgroepen), Vlaamse overheid
In de uitwerking van het
communicatieplan is aandacht voor
de communicatie naar bepaalde
specifieke doelgroepen. Bij de
planning en uitwerking van
communicatie van de verschillende
activiteiten wordt steeds stilgestaan
bij de doelgroepen die men wenst te
bereiken, en de manier waarop deze
doelgroepen bereikt kunnen
worden.
VESP streeft er naar dat in de
communicatie rond zelfdoding en de
acties van het Vlaams actieplan
suïcidepreventie te stroomlijnen
zodat de eenheid van het actieplan
bewaard wordt
Media, andere organisaties, publiek
(gericht op verschillende
doelgroepen), Vlaamse overheid
Er is aandacht voor de communicatie
naar en over bepaalde specifieke
doelgroepen.
VESP bewaakt de uitvoering van het
communicatieplan
Media, andere organisaties, publiek
(gericht op verschillende
doelgroepen), Vlaamse overheid
Er is aandacht voor de communicatie
naar en over bepaalde specifieke
doelgroepen.
4.6.
Het bewaken van de
uitvoering van het
communicatieplan
161
4.7.
Het bewaken van de
uitvoering van de randvoorwaarden
bij het actieplan en het
facettenbeleid in het bijzonder.
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde
‘vermaatschappelijking’
De volledige bevolking
Bijzondere aandacht voor die
doelgroepen die niet gemakkelijk
bereikt worden met initiatieven,
zoals kansarmen, kwetsbare
groepen, …
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde ‘locoregionale
verankering en implementatie’
Locoregionale netwerken,
organisaties die lokaal werken,
bevolking
Er wordt gestimuleerd dat er ook op
locoregionaal niveau contacten zijn
met die organisaties en actoren die
in contact staan met de kwetsbare
en risicogroepen.
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde ‘wetenschappelijke
onderbouw’
Organisaties met terreinwerking,
Logo’s, locoregionale netwerken,
ontwikkelaars van methodieken en
materialen, specifieke risicogroepen,
bevolking
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde ‘duurzaamheid’
Organisaties met terreinwerking,
Logo’s, locoregionale netwerken,
ontwikkelaars van methodieken en
materialen, specifieke risicogroepen,
bevolking, Vlaamse overheid
Ook kwetsbare groepen en
risicogroepen zijn gebaat bij de
duurzaamheid van de activiteiten.
Regelmatige herhaling en promotie
van de verschillende activiteiten zijn
in dit verband erg belangrijk.
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde ‘innovatieve
technologieën’
Vlaamse bevolking
Ontwikkelaars van methodieken en
materialen
Vlaamse overheid
Er is bij de ontwikkeling van de
innovatieve technologieën aandacht
voor het bereiken van de
verschillende doelgroepen: het
inzetten van innovatieve
technologieën kan ertoe leiden dat
bepaalde kwetsbare groepen
162
makkelijker bereikt worden,
anderzijds kunnen dit soort
technologieën ervoor zorgen dat
bepaalde groepen uit de boot vallen.
VESP houdt hiermee rekening in
haar uitwerking van methodieken en
advies.
VESP bewaakt de uitvoering van de
randvoorwaarde ‘facettenbeleid’
Onderwijs, werk, wonen, jeugd,
armoedebestrijding,
gezondheidszorg, economie, …
163
Een doorgedreven facettenbeleid
kan er mee voor zorgen dat
bijzondere doelgroepen beter
bereikt worden door de activiteiten
binnen het Vlaams actieplan
suïcidepreventie.
4.1. Beleidsplan
Overzicht samenwerking
De samenwerking met de Terreinorganisaties en andere actoren binnen het Vlaams
Actieplan Suïcidepreventie
In functie van een optimale uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie zal
continue samenwerking tussen het VESP en de terreinorganisaties en andere belangrijke
partners cruciaal zijn.
Deze samenwerking zal zich vertalen in twee richtingen:
-
Enerzijds zal het VESP als kennis-en expertisecentrum de toegangspoort zijn voor de
Terreinorganisaties en andere partners tot wetenschappelijk onderbouwde
betrouwbare informatie en haar kennis en ervaring ten dienste stellen bij
methodiekontwikkeling en implementatie
-
Anderzijds beschouwt het VESP de Terreinorganisaties en andere partners als
belangrijke expertisecentra inzake specifieke gebieden van de geestelijke
gezondheidsbevordering en de suïcidepreventie en zal hun specifieke kennis en
ervaring belangrijk zijn in functie van methodiekontwikkeling en implementatie
Zoals beschreven in het organogram en in de algemene procedure onder resultaatsgebied 2
(methodiekontwikkeling) wil het VESP gebruik maken van een stuurgroep waarin de
Terreinorganisaties en andere relevante uitvoerders van het Vlaams Actieplan
Suïcidepreventie zetelen. Deze stuurgroep zal een belangrijke rol spelen in het aanleveren
van input voor de methodiekontwikkeling en implementatie maar zal tevens globaal een
regelmatige en kritische beoorderling van de uitvoering van de activiteiten en doelstellingen
leveren.
In functie van een optimale uitvoering van bepaalde resultaatsgebieden zullen ook andere
actoren moeten betrokken worden zoals 1ste lijnorganisaties, ziekenfondsen, onderwijs,…
Hieronder wordt een schematisch overzicht geboden van de nodige
samenwerkingsverbanden met de Terreinorganisaties en andere actoren binnen het Vlaams
Actieplan Suïcidepreventie volgens de verschillende resultaatsgebieden.
Resultaatsgebied 1
Resultaatsgebied 2
Resultaatsgebied 3
Resultaatsgebied 4
Activiteit 1.1.1: aanspreekpunt
Algemene procedure
Activiteit 3.1.: ondersteuning
Activiteit 4.1.1: inventarisatie
informatie, documentatie en advies
methodiekontwikkeling
implementatie methodieken tav
strategieën, methodieken mbt
geestelijke gezondheidsbevordering
uitvoering VAS
Bij gespecialiseerde vragen of vragen Stuurgroep:
die de inhoud vd opdrachten van
-
Terreinorganisaties:
-
VIGeZ
-
VIGeZ
Werkgroep Verder, Zorg
-
Logo’s
-
Locoregionale netwerken
Terreinorganisaties:
voor Suïcidepogers,
-
VVGG
Werkgroep Verder, Zorg
(Centrum ter Preventie van
voor Suïcidpogers, (Centrum
Zelfdoding)
Terreinorganisaties omvatten:
-
ter Preventie van
-
CGG-SP
Zelfdoding)
-
FDGG
-
VIGeZ
-
Zorgnet
-
VVGG
-
VVGG
-
ViGeZ
-
Logo’s
Activiteit 1.1.2.: aanbieden van
Activiteit 2.1.1.: inventariseren en
Activiteit 3.2.: ondersteuning
Activiteit 4.3.1.: opvolgen,
informatie, documentatie en advies
opvolgen bestaande initiatieven,
implementatie methodieken tav
verzamelen en vergelijken van
Voor vragen naar informatie
afstemmen, adviseren rond hiaten
preventie zelfdoding
epidemiologische informatie
waarover andere organisaties meer
(geestelijke gezondheids-
-
Stuurgroep VESP
-
VAZG
expertise beschikken:
bevordering)
-
Vlaamse Werkgroep
-
(Eenheid voor
-
VIGeZ
Afstemming met VIGeZ, Logo’s,
Suïcidepreventie
-
Logo’s
VVGG, andere actoren rond
-
WIV
-
VVGG
geestelijke gezondheidsbevordering
-
VAD
-
HBSC-studie UGent
Terreinorganisaties: Werkgroep
Zelfmoordonderzoek)
Verder, Zorg voor Suïcidepogers,
(Centrum ter Preventie van
Zelfdoding)
Activiteit 1.5.: adviseren Vlaamse
Activiteit 2.1.2.: bevordering
overheid inzake de
ondersteuningsvaardigheden
randvoorwaarden
ouders: inventarisatie initiatieven
-
communicatieplan
-
-
Projecten art.107
-
VIGeZ
-
1ste lijnorganisaties
-
Ziekenfondsen
-
Locoregionale
-
Jeugdhulpverlening
samenwerking
-
Integrale jeugdhulpverlening
-
Logo’s
-
Onderwijs
-
CGG-SP
-
Activiteit 4.5.1.: uitwerking
Werkgroep Verder
Activiteit 2.1.3: bevorderen sociale
Activiteit 4.5.2.: stroomlijnen
aansluiting ouderen
communicatie
-
Plan vzw
167
-
Werkgroep Verder
-
Andere leden stuurgroep
VESP
Activiteit 2.1.4.: hulp zoeken
Activiteit 4.6.: bewaken uitvoering
aanmoedigen en stigma doorbreken:
communicatieplan
integratie suïcidepreventie
-
-
Werkgroep Verder
VVGG
Activiteit 2.2.1.: inventariseren en
Activiteit 4.7.1.: randvoorwaarde
opvolgen bestaande initiatieven,
vermaatschappelijking
afstemmen, adviseren rond hiaten
-
(preventie zelfdoding)
-
Terreinorganisaties
-
CGG SP
-
FDGG
-
Zorgnet
1ste lijnorganisaties met
focus op kansarme groepen
Activiteit 2.2.2.: ontwikkeling
Activiteit 4.7.2.: randvoorwaarde
methodiek Serious Game
locoregionale verankering en
-
Ontwikkelaars SPARX
-
Vlaamse ontwikkelaars
implementatie
-
CGG-SP
-
Locoregionale werking
Activiteit 2.2.3.: ontwikkeling
Activiteit 4.7.6.: randvoorwaarde
methodiek behandelvormen
facettenbeleid
168
suïcidaliteit
-
FDGG
-
Zorgnet Vlaanderen
-
CGG-SP
-
Logo’s
-
VU Amsterdam
-
Activiteit 2.2.4.: multidisciplinaire
-
richtlijn
-
Trimbos
-
Zorg Suïcidepogers
-
Werkgroep Verder
Activiteit 2.2.5.: kwalitatief model
-
ketenzorg
-
Zorg voor Suïcidepogers
-
Projecten art. 107
169
Vlaamse overheid
4.2. Meerjarenbegroting
4.2 MEERJARENBEGROTING
PERSONEELSKOST
Ugent
Coördinator
0,4 VTE
Preventiemanager
0,5 VTE
Wetensch. Ondersteuning 0,5 VTE
Administratief
0,5 VTE
Totaal personeelskost Ugent
Overhead 10%
CPZ
Directeur
Stafmedewerker
Totaal personeelskost CPZ
0,2 VTE
0,8 VTE
WERKINGSKOSTEN
Ugent (2/3)
Vergaderingen en overleg
Lidmaatschappen
Publicaties en drukwerk
Documentatie
Congressen en studiedagen
Organisatie studiedagen
Bureaubenodigdheden
Totaal werkingskosten Ugent
Overhead 10%
CPZ (1/3)
Vergaderingen en overleg
Lidmaatschappen
Publicaties en drukwerk
Website
Documentatie
Congressen en studiedagen
Organisatie studiedagen
Bureaubenodigdheden
Totaal werkingskost CPZ
RESERVEVORMING
TOTAAL BUDGET
jaar 1
1/10/13 - 31/12/14
jaar 2
2015
jaar 3
2016
jaar 4
2017
jaar 5
1/1/18-30/9/18
43.303,05
40.461,38
38.295,44
29.357,50
151.417,36
15.141,74
35.335,29
33.016,48
31.249,08
23.955,72
123.556,57
12.355,66
36.041,99
33.676,81
31.874,06
24.434,83
126.027,70
12.602,77
36.762,83
34.350,35
32.511,54
24.923,53
128.548,25
12.854,83
28.123,57
26.278,02
24.871,33
19.066,50
98.339,41
9.833,94
18.750,00
68.000,00
86.750,00
15.300,00
55.488,00
70.788,00
15.606,00
56.597,76
72.203,76
15.918,12
57.729,72
73.647,84
12.177,36
44.163,23
56.340,59
3.041,79
416,79
3.125,00
1.500,00
4.166,79
2.433,43
333,43
2.500,00
733,43
3.333,43
2.500,00
3.333,43
15.167,15
1.516,72
2.433,43
333,43
2.500,00
733,43
3.333,43
2.433,43
333,43
2.500,00
733,43
3.333,43
2.500,00
3.333,43
15.167,15
1.516,72
1.825,07
250,07
1.875,00
550,07
2.500,07
912,50
125,00
1.875,00
1.500,00
275,00
1.250,00
6.000,00
18.250,36
1.825,04
1.520,84
208,34
3.125,00
4.000,00
750,00
2.083,34
3.333,43
12.667,15
1.266,72
2.500,07
9.500,36
950,04
1.216,67
166,67
2.500,00
2.000,00
366,67
1.666,67
3.000,00
14.687,51
1.216,67
166,67
2.500,00
2.000,00
366,67
1.666,67
2.500,00
1.666,67
12.083,35
1.666,67
9.583,35
1.216,67
166,67
2.500,00
2.000,00
366,67
1.666,67
2.500,00
1.666,67
12.083,35
20.000,00
0,00
0,00
0,00
0,00
308.072,01
235.467,44
234.351,44
243.818,13
182.151,86
1.250,00
7.187,51
VESP voorziet geen andere inkomsten in het kader van de uitvoering van de opdrachten
binnen deze oproep.
Visie op reservevorming
VESP voorziet tijdens het eerste werkingsjaar (1/10/2013 – 31/12/2014) een reserve van
20.000 euro aan te leggen. Deze reserve zal gedurende de 4 daaropvolgende werkingsjaren
aangewend worden om de werking te versterken, en dit in functie van de noden die zich
aandienen. Hierbij wordt in elk geval gedacht aan extra investeringen nodig voor de
uitvoering van de verschillende opdrachten, mogelijks nieuwe of veranderende prioriteiten
die een extra financiële stimulans vereisen, publicaties, de organisatie van studiedagen, het
financieren van de verschillende overlegmomenten, ...
Bij de concretisering van de jaarplannen zal jaarlijks beschreven worden hoe deze reserve
aangewend zal worden.
Deel 5: Voorstel van jaarplan met bijhorende begroting voor het eerste werkingsjaar
5.1. Voorstel van jaarplan
5.2. Begroting voor het eerste werkingsjaar
173
Overzicht planning jaar 1 Beheersovereenkomst Preventie Zelfdoding
Coördinatie
Q1 (Okt ’13-Dec ’13)
aanstellen personeel
afspraken
overlegstructuur
overheid
samenstellen
stuurgroep
opmaak
samenwerkingsafsprak
en
stuurgroep
vergadering 1
dagelijks bestuur
vergadering 1,2
Q2 (Jan ’14-Maart ’14)
Q3 (April ’14-Jun ’14)
Q4 (Jul ’14-Sept ’14)
Q5 (Okt ’14-Dec ’14)
stuurgroep vergadering 2
dagelijks bestuur vergadering
3,4
stuurgroep vergadering 3
dagelijks bestuur
vergadering 5,6
stuurgroep vergadering
4
dagelijks bestuur
vergadering 7,8
stuurgroep vergadering
5
dagelijks bestuur
vergadering 9,10
Q1
Q2
Q3
Q4
Q5
voorbereiding deelname
15ESSSB
deelname relevante
studiedagen
VVGG congress
15th European
Symposium (Tallinn)
deelname relevante
studiedagen
Resultaatsgebied 1
1.1 informatie,
documentatie en
advies
Congresdeeln
ame
deelname relevante
studiedagen
deelname relevante
studiedagen
voorbereiding deelname
World Suicide
Prevention
Day
voorbereiden materialen
distributie materialen
actieve participatie
Persbericht
Internationale
Dag van de
overleg (VVGG e.a.)
voorbereiding participatie
actieve participatie
174
Geestelijke
Gezondheid
Documentatie
Website
Nieuwsbrief
Media
Helpdesk
(telefonisch /
electronisch)
1.2 adviseren van
ontwikkelaars
1.3 deelname aan
werkgroepen
1.4 adviseren van
Vlaamse overheid
inzake registratie,
evaluatie, onderzoek
1.5 adviseren van
Vlaamse overheid
inzake concretisering
van randvoorwaarden
inventarisatie +
communicatie
beschikbare
documentatie
ontwikkeling
ontwikkeling en
verspreiding
opvolging en I.N.
reactie
ontwikkeling
op vraag/proactief
overleg
deelname vergadering
WG SP
deelname vergadering
WG PIZS
op vraag deelname
inventarisatie
onderzoek, registratie,
informeren en
adviseren overheid
update
update
Update
Update
update
ontwikkeling en verspreiding
Update
ontwikkeling en
verspreiding
Update
ontwikkeling en
verspreiding
opvolging en I.N. reactie
opvolging en I.N. reactie
opvolging en I.N. reactie
update
ontwikkeling en
verspreiding
opvolging en I.N.
reactie
communicatie
opvolging + oplijsting FAQ
op vraag/proactief overleg
deelname vergadering WG
SP
deelname vergadering WG
PIZS
op vraag deelname
opvolging onderzoek,
registratie,…
informeren en adviseren
overheid
op vraag/proactief overleg
deelname vergadering
WG SP
deelname vergadering
WG PIZS
op vraag deelname
opvolging onderzoek,
registratie,…
informeren en adviseren
overhead
opvolging + oplijsting
FAQ
op vraag/proactief
overleg
deelname vergadering
WG SP
deelname vergadering
WG PIZS
op vraag deelname
opvolging onderzoek,
registratie,…
informeren en adviseren
overhead
opvolging + oplijsting
FAQ
op vraag/proactief
overleg
deelname vergadering
WG SP
deelname vergadering
WG PIZS
op vraag deelname
opvolging onderzoek,
registratie,…
informeren en
adviseren overheid
opvolging concretisering
randvoorwaarden
informeren en adviseren
overheid
opvolging concretisering
randvoorwaarden
informeren en adviseren
overhead
opvolging concretisering
randvoorwaarden
informeren en adviseren
overhead
opvolging
concretisering
randvoorwaarden
informeren en
adviseren overheid
175
Resultaatsgebied 2
2.1 methodieken en
materialen bevordering
GG
2.2 methodieken en
materialen preventie
zelfdoding
(zie ook 2.3. uitwerken
planning)
Q1
Q2
Q3
Q4
Q5
samenwerkingsverban
d VVGG
samenwerkingsverban
d VIGeZ
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband VVGG
samenwerkingsverband VIGeZ
inventarisatie recente
wetenschappelijke
literatuur en evidentie
opvolging literatuur en
evidentie
ontwikkeling planning
methodieken
opvolging literatuur en
evidentie
ontwikkeling planning
methodieken
opvolging literatuur en
evidentie
ontwikkeling planning
methodieken
procesbegeleiding
multidisciplinaire richtlijn
opvolging literatuur en
evidentie
ontwikkeling planning
methodieken
procesbegeleiding
multidisciplinaire
richtlijn
module helpotheek en
infotheek
module zelfhulp
module consultdesk
professionelen
module crisishulp
module helpotheek en
infotheek
module zelfhulp
module consultdesk
professionelen
module crisishulp
procesbegeleiding
uitvoering
procesbegeleiding
uitvoering
ontwikkeling planning,
methodieken
voorbereiding
pilootstudie
2.3 uitwerken van
planning
portaalsite
multidisciplinaire
richtlijn
module helpotheek en
infotheek
module helpotheek en
infotheek
module consultdesk
professionelen
module crisishulp
module consultdesk
professionelen
module crisishulp
module helpotheek en
infotheek
module zelfhulp
module consultdesk
professionelen
module crisishulp
ontwikkeling planning,
methodologie
voorbereiding
behandeling
suïcidale personen
176
Q1
Resultaatsgebied 3
3.1. Ondersteuning
implementatie tav GGbevordering
3.2. Ondersteuning
implementatie tav
suïcidepreventie
ontwikkeling
implementatieplan
portaalsite
Q2
Q3
Q4
Q5
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband
Logo's
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband
Logo's
samenwerkingsverband
VVGG
samenwerkingsverband
VIGeZ
samenwerkingsverband
Logo's
samenwerkingsverband VVGG
samenwerkingsverband VIGeZ
samenwerkingsverband Logo's
overleg partners VAS
Inventarisatie noden
ondersteuning
deskundigheidsbevordering
(DKB)
overleg partners VAS
overleg partners VAS
overleg partners VAS
Ondersteuning DKB
Ondersteuning DKB
ondersteuning
implementatieplan
poster
Ondersteuning DKB
ondersteuning
implementatieplan
poster
ondersteuning
implementatie poster
177
Q1
Q2
Q3
inventarisatie acties,
strategieën mbt VAS
inventarisatie acties,
strategieën mbt VAS
ontwikkeling richtlijnen
uniforme
gegevensverwerking/rapp
ortage
Q4
Q
inventarisatie acties,
strategieën
mbt VAS
inventarisatie acties,
strategieën
mbt VAS
bevorderen uniforme
gegevensverwerking
en rapportage adhv de
richtlijnen
verzamelen en
opvolgen
epidemiologische
informatie
jaarrapport
opvolgen evaluatie
Resultaatsgebied 4
4.1. Inventariseren
mbt VAS
4.2. bevorderen van
uniforme
gegevensverwerking
en rapportage
4.3. opvolgen
epidemiologische
informatie
ontwikkeling criteria
kwaliteitsvolle
epidemiologische
informatie
4.4. evaluatie VAS
4.5. bijdragen
uitwerking
communicatieplan
4.6. uitvoering
communicatieplan
4.7. bewaken
randvoorwaarden
verzamelen en opvolgen
epidemiologische informatie
ontwikkeling indicatoren en
uitkomstvariabelen
ontwikkeling plan
oprichten taskforce
bewaken
wetenschappelijke
onderbouw
bewaken wetenschappelijke
onderbouw, duurzaamheid,
facettenbeleid
1ste contacten ifv
vermaatschappelijking
samenwerkingsafspraken
locoregionale netwerken
verzamelen en opvolgen
epidemiologische
informatie
bespreking richtlijnen
partners VAS en
overheid
verzamelen en opvolgen
epidemiologische
informatie
jaarrapport
opvolgen evaluatie
opmaak infofiche VAS
ontwikkeling plan
bewaken
wetenschappelijke
onderbouw,
duurzaamheid,
facettenbeleid
178
uitvoering en opvolging
bewaken
wetenschappelijke
onderbouw,
duurzaamheid,
facettenbeleid
uitvoering en
opvolging
bewaken
wetenschappelijke
onderbouw,
duurzaamheid,
facettenbeleid
5.2. Begroting jaar 1 (1/10/2013 – 31/12/2014) beheersovereenkomst
jaar 1
1/10/13 - 31/12/14
PERSONEELSKOST
Ugent
Coördinator
0,4 VTE
Preventiemanager
0,5 VTE
Wetensch. Ondersteuning 0,5 VTE
Administratief
0,5 VTE
Totaal personeelskost Ugent
Overhead 10%
CPZ
Directeur
Stafmedewerker
Totaal personeelskost CPZ
0,2 VTE
0,8 VTE
WERKINGSKOSTEN
Ugent (2/3)
Vergaderingen en overleg
Lidmaatschappen
Publicaties en drukwerk
Documentatie
Congressen en studiedagen
Organisatie studiedagen
Bureaubenodigdheden
Totaal werkingskosten Ugent
Overhead 10%
43.303,05
40.461,38
38.295,44
29.357,50
151.417,36
15.141,74
18.750,00
68.000,00
86.750,00
3.041,79
416,79
3.125,00
1.500,00
4.166,79
6.000,00
18.250,36
1.825,04
CPZ (1/3)
Vergaderingen en overleg
Lidmaatschappen
Publicaties en drukwerk
Website
Documentatie
Congressen en studiedagen
Organisatie studiedagen
Bureaubenodigdheden
Totaal werkingskost CPZ
3.000,00
14.687,51
RESERVEVORMING
20.000,00
TOTAAL BUDGET
1.520,84
208,34
3.125,00
4.000,00
750,00
2.083,34
308.072,01
179