Read / Download File - Hillbrook | Expatriate Tax Solutions

Nummer 2
Februari 2014
van de vakantiewoning via een vakantiepark
heeft dan ook tot gevolg dat de verhuur is belast met 19% Duitse omzetbelasting.
Kleine ondernemersregeling
De Duitse kleine ondernemersregeling kan
worden toegepast indien een ondernemer
minder dan € 17.500 omzet ontvangt. Deze
regeling kan alleen worden toegepast als de
ondernemer inwoner is van Duitsland.4 Door
de toepassing van deze regeling is geen omzetbelasting verschuldigd maar kan tevens
geen omzetbelasting als voorbelasting worden afgetrokken.
De Nederlandse eigenaar is in de regel geen
inwoner van Duitsland. Het gevolg is dat er
omzetbelasting verschuldigd is en de voorbelasting kan worden afgetrokken.
Verkoop
De verkoop van een vakantiewoning heeft
ook voor de omzetbelasting bepaalde gevolgen. Op het moment dat de vakantiewoning
binnen 10 jaar na de datum van aanschaf
wordt verkocht, dient de omzetbelasting die
op het moment van aankoop van de woning
als voorbelasting is afgetrokken te worden gecorrigeerd. De omzetbelasting dient tijdsevenredig te worden gecorrigeerd met het aantal
jaren dat de vakantiewoning korter dan 10
jaar in eigendom is geweest. Dit is niet het
geval indien de woning aan een ondernemer
voor de omzetbelasting wordt verkocht, op
deze gaan alle rechten en verplichtingen over.
Ook indien de woning niet feitelijk wordt verkocht, maar er volgens de Duitse wet op de
omzetbelasting sprake is van een sfeerovergang waardoor de eigenaar niet meer als on-
Pagina 5
dernemer kwalificeert, kan de eigenaar te maken krijgen met een correctie op de in aftrek
gebrachte omzetbelasting.
Conclusie
Een vakantiewoning bij onze oosterburen
brengt een andere systematiek van belastingheffing met zich mee. Zoals in dit artikel beschreven, heeft de keuze van de manier van
verhuur ingrijpende fiscale gevolgen. Hierdoor kan het netto rendement anders uitpakken dan vooraf gedacht.
Om verrassingen te voorkomen is het van belang om de gevolgen van bepaalde keuzes
vooraf in kaart te brengen. Raadpleeg daarom
altijd tijdig een specialist.
Tot slot wil ik opmerken dat dit artikel slechts
een uiteenzetting van de Duitse inkomstenbelasting en omzetbelasting bevat. Ook kan er
mogelijk sprake zijn van de heffing van overdrachtsbelasting, grondbelasting en belasting
voor een tweede woning. De gevolgen die
deze belastingen eventueel met zich meebrengen zijn in dit artikel niet behandeld.
Auteur: mr. Arne ter Beek werkzaam als internationaal belastingadviseur bij Heisterborg International
([email protected])
Noten
1. CPB, 14 maart 2013: daling reële woningprijzen kan oplopen tot 36 procent.
2. BMF-Schreiben 8. Oktober 2004 - IV C 8 - S 2411 - 4/04.
3. Een belastingheffing om de gelijkheid tussen Oost- en
West-Duitsland te herstellen.
4. In HvJ 26.10.2010 - C- 97/09, BFH/NV 2010 s. 2380 Nr. 12
is bepaald dat er sprake is van een gerechtvaardigde
belemmering van het vrij verkeer van diensten.
FISCAAL
De 30% regeling vanaf 2012 (deel 2)
14-017
Welke werknemer komt wanneer in aanmerking en voor hoe lang?
1. Toetsing aan de vereiste specifieke deskundigheid
In het vorige nummer van ‘Over de Grens’
plaatsten we een praktisch stroomschema
over de 30%-regeling. Bij het stroomschema
hoort een uitgebreide toelichting, met praktische aandachtspunten. In het vorige nummer
stond deel 1. In deel 1 stond de volgorde van
toetsing in het schema en het overgangsrecht.
In dit nummer volgt deel 2 In dit deel komt
de 30%-regeling aan de orde, zoals die geldt
voor ingekomen werknemers vanaf 1 januari 2012. Onderdelen van deel 2 zijn ook van
belang voor ingekomen werknemers die gebruikmaken van het overgangsrecht.
Toetsing bij aanvraag op 150 kilometerzone,
salarisnormen en kortingsregeling
Bij aanvraag van de 30%-regeling wordt eerst
getoetst of werknemer bij aanvang van de
tewerkstelling in Nederland in aanmerking
komt voor de 30%-regeling. Getoetst wordt of
de werknemer voldoet aan de 150 kilometerzone-eis (minimaal 16 uit laatste 24 maanden
niet binnen 150 kilometer van de Nederlandse
grens gewoond) en of de kortingsregeling van
toepassing is: de looptijd van maximaal 8 jaar
kan worden verminderd voor perioden van
eerdere tewerkstelling in Nederland of voor
perioden van eerder verblijf in Nederland. In-
Pagina 6
dien perioden meer dan 25 jaar voorafgaand
aan de tewerkstelling zijn geëindigd, worden
deze perioden niet in aanmerking genomen.
Perioden van onder de 6 weken per jaar in totaal voor vakantie, familiebezoek of andere
persoonlijke omstandigheden worden hierbij
niet in aanmerking genomen.
Bij aanvraag van de 30%-regeling wordt tevens op het loon getoetst en dit is inclusief
vaste looncomponenten zoals vakantiegeld en
een 13e maand en exclusief variabele loonelementen zoals een variabele bonus. De looncomponenten worden veelal vastgelegd in het
arbeidscontract.
Indien de overeengekomen looncomponenten in het arbeidscontract voor de betreffende werknemer voldoende zijn (en ook
aan de 150 kilometerzone-eis wordt voldaan
en aan de kortingsregeling wordt voldaan),
dan wordt de 30%-regeling in principe voor
8 jaar afgegeven minus een korting voor eerdere tewerkstelling of verblijf in Nederland.
Dit, onder de voorwaarde dat aan werknemer aan de voor hem geldende salarisnormen
blijft voldoen (permanente toetsing). Voordat
de permanente toetsing in meer detail wordt
besproken, wordt eerst ingegaan op 2 vragen
en antwoorden die worden behandeld in het
2013 V&A Besluit over de toetsing bij aanvang
van de tewerkstelling.
In V&A 27 wordt aandacht besteed aan een
werknemer die een tweede dienstbetrekking
accepteert nadat hij al een paar maanden in
Nederland een eerste tewerkstelling heeft
geaccepteerd. Als antwoord wordt gegeven
dat hij niet uit het buitenland is geworven. De
uitzonderingsbepaling dat de 30%-regeling
kan blijven gelden indien een werknemer tijdens de looptijd een andere werkgever krijgt
mits de periode tussen het einde van de tewerkstelling door de oude werkgever en de
totstandkoming van de arbeidsovereenkomst
met de nieuwe werkgever niet langer is dan
3 maanden, is hier kennelijk niet van toepassing. De uitzonderingsbepaling zou naar mijn
mening wel van toepassing dienen te zijn als
daadwerkelijk een bepaald tijdspercentage bij
de eerste werkgever wordt opgegeven en de
werknemer voor dat tijdspercentage aan de
slag gaat bij de tweede werkgever.
In V&A 28 wordt aandacht besteed aan een
werknemer die door 2 werkgevers uit het
buitenland wordt aangeworven waarbij hij
voor de ene dienstbetrekking wel voor de
30%-regeling kan kwalificeren (omdat voor
die dienstbetrekking als wetenschappelijk
onderzoeker geen salarisnorm geldt) en voor
de andere dienstbetrekking niet voor de
30%-regeling kan kwalificeren (niet genoeg
Nummer 2
Februari 2014
loon bij werkgever 1 en 2 gezamenlijk). In
het antwoord wordt gesteld dat ‘per inhoudingsplichtige moet beoordeeld worden of de
werknemer specifieke deskundigheid bezit’.
Permanente toetsing op salarisnormen
In de 2012 30%-regeling geldt vanaf aanvang
tewerkstelling een zogenoemde ‘permanente
toetsing’ en is de tussentijdse toetsing na 60
maanden van de 2001 30%-regeling afgeschaft. Dat betekent dat indien de ingekomen
werknemer niet langer specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, de looptijd
wordt verminderd tot op het moment waarop
deze situatie zich voordoet. De ingekomen
werknemer dient dus permanent aan de salarisnormen te voldoen.
Dit wordt beoordeeld op jaarbasis zodat (volgens de toelichting bij de wetgeving) ook
personen die in de loop van het jaar in Nederland komen werken, kunnen voldoen aan
het looncriterium. Andersom kan het ook zo
zijn dat juist door toetsing aan dit jaarloon,
de werknemer de 30%-regeling kan verliezen.
Dit kan gebeuren als de omstandigheden na
de aanvang van een (eerste) tewerkstelling in
Nederland wijzigen. In het 2013 V&A Besluit
worden de volgende voorbeelden gegeven.
In V&A 26 komt een werknemer in eerste instantie wel in aanmerking voor de 30%-regeling (genoeg loon) maar als hij parttime gaat
werken en getoetst wordt aan het jaarloon
niet meer. Dit omdat hij onder het vereiste
jaarloon komt met als gevolg dat de werknemer de 30%-regeling verliest met terugwerkende kracht tot aan het begin van het jaar
(mits hij toen ook al tewerk was gesteld).
In V&A 29 wordt een werknemer 30 jaar gedurende het jaar waarin hij tewerk is gesteld.
Indien deze werknemer een jonge master is en
dus voor hem de verlaagde salarisnorm gold
tot en met de maand dat hij 30 werd (omdat
hij een ‘jonge master’ is) dan geldt voor hem
de verhoogde salarisnorm vanaf de maand volgend op de maand waarin de werknemer 30
jaar werd. In het antwoord wordt vervolgens
een voorbeeld gegeven hoe deze omrekening
werkt. Van belang is hierbij dat opgebouwd
vakantiegeld en een 13e maand mogen worden meegeteld voor de berekening om aan de
vereiste salarisnorm(en) te mogen voldoen.
In V&A 30 wordt de vraag gesteld hoe moet
worden getoetst aan het looncriterium als
zich in de loop van het kalenderjaar een wijziging voordoet. In het antwoord wordt vermeld dat het loon over het resterende deel
van het kalenderjaar dan wordt omgerekend
op jaarbasis.
Nummer 2
Februari 2014
Uit de antwoorden van deze vragen komt niet
echt naar voren wat de consequenties zijn indien het overeengekomen loon (100%-deel)
per abuis onder de voor die werknemer geldende salarisnorm wordt verlaagd terwijl het
overeengekomen loon wel hoger is dan deze
salarisnorm. Een voorbeeld: een werknemer
blijkt toch geen jonge master te zijn. Zijn overeengekomen loon van € 40.000 is tot 28.000
(70%) verlaagd (ervan uitgaand dat dit immers boven de lage salarisnorm van € 27.653
zou zijn) in plaats van tot € 36.378.
In dit geval stelt de Belastingdienst zich wellicht op het standpunt dat de salarisnorm van
€ 36.378 niet wordt gehaald en dat daarom de
30%-regeling ten onrechte is toegepast en de
werknemer de 30%-regeling heeft verloren.
Dit, omdat niet permanent aan de salarisnorm
is voldaan. Echter, het overeengekomen loon
(het 100% deel of 40.000 in het voorbeeld) is
wel hoger dan de geldende salarisnorm van
€ 36.378. De Belastingdienst heeft voor 2012
aangegeven dat er in dit soort gevallen correcties kunnen worden gemaakt, zodat de werknemer en werkgever ook de regeling kunnen
blijven toepassen.
Voor 2013 en volgende jaren is het op dit moment nog niet helemaal duidelijk of en onder
welke voorwaarden de 30%-regeling nog kan
worden toegepast indien blijkt dat werknemer
(per abuis) een fiscaal loon heeft genoten, dat
onder de voor die werknemer geldende salarisnorm ligt (maar het overeengekomen loon
wel hoger is dan de voor die werknemer geldende salarisnorm). Werkgever en werknemer
zouden daarom er goed aan doen om in een
arbeidsovereenkomst of in een addendum bij
die arbeidsovereenkomst op te nemen dat de
verlaging van het loon niet kan leiden tot een
lager fiscaal loon dan in het uitvoeringsbesluit
loonbelasting voor die werknemer is bepaald.
In V&A 18 van het 2013 Besluit wordt aangegeven op welke wijze een beloning kan worden vastgesteld of gewijzigd, zodat naast het
loon een gericht vrijgestelde vergoeding voor
extraterritoriale kosten wordt genoten.
2. Gepromoveerden
Zoals in het stroomschema is te zien hebben
de gepromoveerden een aparte status. Een
werknemer die is gepromoveerd én binnen
een jaar na het behalen van zijn titel met de
aanvang van zijn tewerkstelling start hoeft
niet uit het buitenland aangeworven te zijn.
Hij mag dus in Nederland of in het 150 kilometerzonegebied promoveren en dan binnen
een jaar in Nederland een tewerkstelling hebben. Hierbij mag hij echter niet vóórdat hij zijn
promotie startte in het 150 kilometergebied
hebben gewoond (meer dan 16 maanden gerekend 24 maanden voor start promotie) an-
Pagina 7
ders is de 30%-regeling niet van toepassing.
In het geval dat hij echter niet voordat hij zijn
promotie startte in het 150 kilometergebied
heeft gewoond dan dient getoetst te worden
of de werknemer een gekwalificeerd wetenschapper of arts in opleiding is enzovoorts
(dat wil zeggen dat het schema vanaf dat hokje moet worden gevolgd).
3. Verschillende groepen van werknemers verschillende salarisnormen
Er zijn verschillende categorieën van werknemers te onderscheiden waarvoor verschillende
salarisnormen gelden.
Wetenschappers en artsen in opleiding
Voor deze categorie geldt geen salarisnorm.
Het moet dan gaan om een werknemer:
t die in het kader van wetenschappelijk onderzoek of wetenschappelijk onderwijs in
Nederland tewerk wordt gesteld bij een
onderzoeksinstelling (als bedoeld in artikel
1.11, onderdelen a of b, van het Vreemdelingenbesluit 2000), of
t die in Nederland wordt tewerkgesteld
als arts in opleiding tot specialist aan een
door de Medisch Specialisten Registratie
Commissie, de Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut.
Het zal niet verbazen dat veel van de hierboven genoemde wetenschappers en artsen
in opleiding die in beginsel in aanmerking
komen voor de 30%-regeling, werken bij ziekenhuizen en universiteiten. Echter, niet alle
universiteiten en ziekenhuizen realiseren zich
dit waardoor vele wetenschappers en artsen
in opleiding die wel zouden kwalificeren, de
2012 30%-regeling niet toepassen. Hierdoor
bestaat het risico dat juist deze groep van
werknemers Nederland weer verlaat indien
voor hen de 30%-regeling niet wordt aangevraagd.
Met het rapport ‘Hoofdkantoren aan de Top
- Actie agenda ter versterking van het vestigingsklimaat’ van 17 juni 2011 (noot 4) is juist
een lans gebroken voor onder andere deze
‘buitenlandse toppers’. En ook de politiek lijkt
dit rapport uiteindelijk goed te hebben opgepikt door op het laatste moment van het
wetgevingsproces nog met een salarisnorm
van nihil te komen voor gekwalificeerde wetenschappers en gekwalificeerde artsen in opleiding terwijl in eerste instantie slechts een
verlaagde salarisnorm voor alleen ‘jonge promovendi/gepromoveerden’ werd voorgesteld.
Echter, door onbekendheid met de 30%-regeling wordt door deze groep van werknemers
en hun werkgevers de 30%-regeling (nog)
niet vaak benut.
Pagina 8
Nummer 2
Februari 2014
Nummer 2
Februari 2014
Het stroomschema 30%-regeling kan wellicht
een bijdrage leveren aan meer bekendheid
van de mogelijkheid om de 30%-regeling voor
deze specifieke groep van werknemers aan te
vragen, zelfs indien deze werknemers een relatief laag salaris genieten.
Jonge masters
Onder een jonge master wordt verstaan een
werknemer met een master titel behaald aan
een instelling voor wetenschappelijk onderwijs die op moment van tewerkstelling in Nederland de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft
bereikt. Voor deze werknemers geldt een
verlaagde salarisnorm van € 27.653 (2014). In
V&A 31 van het 2013 Besluit wordt een voorbeeld gegeven van een werknemer die een
mastertitel heeft gehaald dat vergelijkbaar is
met een Nederlandse HBO-instelling. Omdat
de buitenlandse instelling niet als instelling
voor wetenschappelijk onderwijs wordt gezien, kwalificeert de werknemer niet als een
‘jonge master’. Voor deze werknemer geldt de
algemene salarisnorm.
Overigens toetst de Belastingdienst actief of
de jonge masters wel gebruik mogen maken
van de verlaagde salarisnorm. Deze toetsing
vindt veelal plaats nadat de 30%-regeling al is
toegekend door de Belastingdienst. Het probleem kan zich dus voordoen dat de 30%-regeling (deels) ten onrechte is toegepast met
alle gevolgen van dien. Bij twijfel of een jonge
master in aanmerking komt voor de verlaagde
salarisnorm verdient het daarom aanbeveling
om de buitenlandse mastertitel door een erkend bureau te laten goedkeuren en direct bij
de aanvraag van de 30%-regeling het bewijs
hiervan te overleggen.
Pagina 9
specifieke deskundigheid aanwezig is. Dit is
juist gedaan om het grijze gebied af te schaffen dat toetsing op onderlinge samenhang
van beloningsniveau, relevante werkervaring
en niveau van opleiding met zich meebracht
onder de 2001 30%-regeling. En onder de
2001 30%-regeling moest ook nog aan het
schaarste-criterium worden voldaan. Je zou
misschien verwachten dat in de 2012 30%-regeling gemakshalve het schaarste-criterium
zou worden afgeschaft. Echter de staatssecretaris heeft het nog niet aangedurfd in de 2012
30%-regeling. Hij merkt op in de toelichting
bij de wetgeving:
‘Het doel van het schaarste-criterium is om in
specifieke gevallen waarin wordt voldaan aan
het looncriterium maar geen sprake lijkt te
zijn van een op de Nederlandse arbeidsmarkt
schaarse werknemer, voor de toegang tot de
30%-regeling op schaarste te kunnen toetsen.
Dit speelt met name bij sectoren waarin vrijwel alle werknemers in een specifieke functie
meer verdienen dan het looncriterium. Het
looncriterium is dan geen onderscheidend criterium.’
Vooralsnog worden op dit moment slechts
nog profvoetballers aan het schaarste-criterium getoetst. Het moge duidelijk zijn dat in
potentie de groep veel groter is dan profvoetballers, bijvoorbeeld medische specialisten,
topmanagers, topaccountants piloten, etc.
Het looncriterium is bij hen ook niet onderscheidend te noemen. Indien dan uit bepaalde
gegevens zou blijken dat deze werknemers
niet meer schaars zijn, dan zouden zij allemaal
kunnen vrezen dat de 30%-regeling ophoudt
te bestaan.
Algemene salarisnorm
De algemene salarisnorm bedraagt € 36.378
(2014). Deze norm geldt voor werknemers die
niet een jonge master zijn of een gekwalificeerde wetenschapper dan wel gekwalificeerde arts in opleiding.
In het schema is dit risico vorm gegeven door
de rode hokjes aan het einde van het schema
waarin is opgenomen dat de 30%-regeling
niet van toepassing is voor speciale groepen indien de specifieke deskundigheid niet
schaars is.1
4. Schaarste
Hierboven is duidelijk geworden dat ook in de
2012 30%-regeling er tal van aparte regels en
uitzonderingen van toepassing zijn.
Echter in de 2012 30%-regeling wordt met
name op salarisnormen getoetst of de vereiste
Auteur: Henk Amorison – Hillbrook Expatriate Tax
Solutions ([email protected])
Noot
1. H.L. Amorison - Beloning en Belasting - Themanummer
‘De 2012 30%-regeling’ van 27 september 2012.